Het provinciale en regionale beleid voorziet niet in de wijze waarop de oppervlakten van opstallen opgemeten moeten worden. Omdat ook de Ermelose bestemmingsplannen geen eenduidige regeling kent, wordt het onderstaande als algemeen beleid ingevoerd.
De opstallen die onder deze structuurvisie meetellen als (voormalige) agrarische bedrijfsbebouwing moeten minimaal vijf jaar in gebruik zijn geweest ten behoeve van agrarische activiteiten en moeten op een legale wijze zijn gerealiseerd. Alleen de planologische mogelijkheid om een (agrarisch) opstal te realiseren, is derhalve onvoldoende.
Indien de boerderij bewaard blijft, blijft deze buiten de inmeting. Indien de boerderij niet gerenoveerd wordt of kan worden, en derhalve wordt gesloopt, mag deze oppervlakte worden meegenomen bij het berekenen van de totale oppervlakte.
De oppervlakte wordt berekend aan de hand van een inmeting op locatie. Dakoverstekken en andere overkappingen mogen bij de bepaling van de oppervlakte worden meegenomen.
Het functieveranderingsbeleid gaat er van uit dat alle (voormalige) agrarische opstallen worden gesloopt, met uitzondering van de boerderij en karakteristieke, waardevolle panden.
Karakteristieke gebouwen kunnen een belangrijke meerwaarde vormen voor een functieverandering. Om te voorkomen dat karakteristieke opstallen worden gesloopt, kan aangegeven worden dat deze gebouwen karakteristiek zijn en behouden moeten worden.
Onder karakteristieke bebouwing wordt veelal bebouwing van voor 1950 verstaan. Deze bebouwing is meestal (cultuur)historisch en architectonisch waardevol (ouderdom, kenmerkendheid, authentieke materialen zoals baksteen, hout en riet). Bij bebouwing van na 1950 is meestal minder aandacht geweest voor vormgeving, detaillering en materiaalgebruik. Bovendien is de grootte van deze stallen vaak niet meer in verhouding met de oude oorspronkelijke boerderij. Sloop van stallen die karakteristiek zijn is ongewenst.
Indien er sprake is van een monument, is de beschrijving van het monument het vertrekpunt en de basis voor de herinrichting van het erf.
Kleine opstallen die kenmerkend zijn voor het erf zijn veelal het behouden waard. Het verdient dan ook de absolute voorkeur om deze kleinere gebouwen niet te slopen maar te hergebruiken als bijgebouw. Het gaat om bijvoorbeeld om kleine typerende gebouwtjes zoals bakhuisjes , aardappelkelders en kippenhokken. Maar ook om kapschuren en andere bijgebouwen die binnen de plannen hergebruikt kunnen worden en bijdragen aan het vormen van een informeel boerenerf. Of het betreffende bouwwerk ook daadwerkelijk het behouden waard is, is ter beoordeling van de gemeente.