Gemeente:
Helmond
Plannaam:
BP Buitengebied Helmond
Status:
Geconsolideerde versie
IDN naam:
NL.IMRO.0794.0000BP080198-5000

Artikel 5 Agrarisch - Glastuinbouw

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Glastuinbouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. de uitoefening van een glastuinbouwbedrijf, met dien verstande dat per bestemmingsvlak niet meer dan 1 bedrijf is toegestaan;

  2. bed & breakfast;

  3. een kleinschalig kampeerterrein;

  4. stalling van caravans, campers en boten in bestaande bebouwing;

  5. landschappelijke inpassing;

  6. de waterhuishouding;

met daarbijbehorende:

  1. gebouwen;

  2. bouwwerken, geen gebouw zijnde;

  3. andere-werken;

  4. tuinen;

  5. erven;

  6. ontsluitingspaden;

  7. voorzieningen;

  8. teeltgronden.

 

5.2 Bouwregels

Op de voor 'Agrarisch - Glastuinbouw' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

 

5.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  1. een gebouw mag niet worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing';

  2. de goothoogte mag niet meer dan 5 m bedragen, met uitzondering van kassen waarvoor de goothoogte maximaal 9 m mag bedragen;

  3. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen;

  4. de dakhelling mag niet minder dan 15 º bedragen, met dien verstande dat ten behoeve van verbindingsgebouwen voor een oppervlakte van ten hoogste 100 m2 de dakhelling 0° mag bedragen;

  5. voor gebouwen ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein geldt dat:

  6. de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 100 m2 mag bedragen; de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.

 

5.2.2 Bedrijfswoningen

Voor een bedrijfswoning gelden bovendien de volgende regels:

  1. per bestemmingsvlak mag ten hoogste één bestaande bedrijfswoning aanwezig zijn, met dien verstande dat:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het op de plankaart aangegeven aantal bedrijfswoningen is toegestaan;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;

  1. de inhoud mag niet meer dan 750 m³ bedragen;

  2. de dakhelling mag niet minder dan 35° bedragen.

 

5.2.3 Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning

Voor aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden bovendien de volgende regels:

  1. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 80 m2;

  2. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;

  3. de bouwhoogte mag niet meer dan 6 m bedragen.

 

5.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van een erfafscheiding, gelegen tussen de weg en het dichtst bij de weg gelegen gebouw, niet meer dan 1 m mag bedragen;

  2. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 5 m bedragen.

 

5.2.5 Afwijkende maatvoering

In afwijking van het bepaalde in 5.2.1 5.2.1 5.2.2 en 5.2.3 geldt dat indien een afwijkende maatvoering aanwezig is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan:

  1. deze hogere goothoogte, hogere bouwhoogte, grotere oppervlakte en/of grotere inhoud als maximum mag worden gehanteerd voor dat gebouw en, voor zover het goothoogten en bouwhoogten betreft, voor uitbreidingen van dat gebouw;

  2. deze geringere dakhelling als minimum mag worden gehanteerd voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw.

 

5.3 Nadere eisen

 

5.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. het beginsel van bebouwingsconcentratie;

  2. het bebouwingsbeeld;

  3. de landschappelijke inpassing;

  4. de milieusituatie;

  5. de verkeersveiligheid;

  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

5.3.2 Procedure

Voor een besluit tot het stellen van nadere eisen geldt de in 40.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

5.4 Afwijken van de bouwregels

 

5.4.1 Omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. 5.2 aanhef en toestaan dat wordt gebouwd ten behoeve van een functie waarvoor wordt afgeweken van de gebruiksregels is of wordt verleend, mits dit in overeenstemming is met de bij de afwijkingsmogelijkheid genoemde voorwaarden;

  2. 5.2.1onder b ten behoeve van een hogere goothoogte, indien dat voor de bedrijfsvoering noodzakelijk of dringend gewenst is, hetgeen door de aanvrager aannemelijk dient te worden gemaakt, mits de goothoogte niet meer bedraagt dan 8 m en de hogere goothoogte ter plaatse uit een oogpunt van bebouwingsbeeld aanvaardbaar is;

  3. 5.2.1onder c ten behoeve van een hogere bouwhoogte, indien dat voor de bedrijfsvoering noodzakelijk of dringend gewenst is, hetgeen door de aanvrager aannemelijk dient te worden gemaakt, mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 12 m en de hogere bouwhoogte ter plaatse uit een oogpunt van bebouwingsbeeld aanvaardbaar is;

  4. 5.2.1onder d ten behoeve van een afwijkende dakvorm, anders dan een platte dakafdekking, mits dit ter plaatse uit een oogpunt van bebouwingsbeeld aanvaardbaar is.

 

5.4.2 Afwegingskader

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van de bouwregels vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  1. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;

  2. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;

  3. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond.

 

5.5 Specifieke gebruiksregels

 

5.5.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, alsmede het gebruiken of laten gebruiken van gebouwen voor permanente of tijdelijke bewoning en direct daarmee verband houdende voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte, sanitair en kook- en wasgelegenheid, een en ander anders dan toegestaan als kleinschalig kampeerterrein;

  2. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale glastuinbouwbedrijfsvoering.

 

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

5.6.1 Omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. 1.102 en toestaan dat tijdelijke werknemers tijdelijk worden gehuisvest in de bedrijfswoning dan wel toestaan dat de toekomstig rustende boer of een toezichthouder wordt gehuisvest in de bedrijfswoning, mits sprake blijft van één woning, hetgeen kan blijken uit het feit dat de woning niet meer dan één voordeur en één huisnummer heeft;

  2. 5.1 en de volgende nevenactiviteiten toestaan binnen de bestaande gebouwen:

  1. recreatieve en toeristische voorzieningen die qua schaal en omvang passen bij de locatie;

  2. natuur- en landschapsbeheer;

  3. natuur- en landschapseducatie;

  4. agrarisch dienstverlenende bedrijven;

  5. statische binnenopslag;

mits:

  • het in opzet en ontwikkelingsperspectief gaat om een kleinschalige activiteit met in beginsel slechts enkele werknemers;

  • de oppervlakte aan gebouwen die voor de activiteit wordt aangewend niet meer bedraagt dan 400 m2, tenzij het statische binnenopslag betreft, in welk geval de aan te wenden oppervlakte niet meer bedraagt dan 1.000 m2;

  • geen buitenopslag plaatsvindt;

  • de gebiedswaarden substantieel worden versterkt conform een ingediend inpassingsplan, door het aanleggen van landschaps- of natuurlijke elementen, het aanbrengen van beeldkwaliteit en/of herstel van cultuurhistorische elementen aangebouwen en/of omgeving;

  • landschappelijke inpassing plaatsvindt op basis van een ingediend beplantingsplan;

  1. 5.5.1 onder a ten behoeve van mantelzorg in een aanbouw of bijgebouw, mits:

  1. de zorgbehoefte objectief is aangetoond;

  2. mantelzorg plaatsvindt op een oppervlakte van maximaal 75 m2;

  3. de aanbouw dan wel het bijgebouw een ruimtelijke eenheid vormt met de woning;

  4. de tijdelijkheid van de situatie verzekerd is;

  1. 5.5.1 onder a ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers in bestaande bedrijfsgebouwen, mits:

  1. een dergelijke huisvesting noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van het bedrijf;

  2. voldoende structurele voorzieningen voor tijdelijke huisvesting elders ontbreken;

  3. de huisvesting uitsluitend werknemers betreft, die alleen binnen het bedrijf, waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;

  4. de huisvesting niet langer dan zes maanden per kalenderjaar bedraagt;

  5. de huisvesting plaatsvindt in bestaande bedrijfsgebouwen, waarvan de oppervlakte die voor de huisvesting wordt aangewend niet meer bedraagt dan 120 m2;

  6. voorzien is in een doelmatige landschappelijke inpassing;

  7. geen sprake is van zelfstandige woningen.

 

5.6.2 Afwegingskader

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning warbij wordt afgeweken van de gebruiksregels vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  1. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;

  2. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;

  3. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond.

 

5.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

5.7.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen:

  1. de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw' wijzigen in de bestemming 'Wonen' en in de aansluitende gebiedsbestemming, na beëindiging van het glastuinbouwbedrijf, waarbij geldt dat:

  1. slechts één woning is toegestaan, welke uitsluitend is toegestaan in de voormalige bedrijfswoning en het daaraan aangebouwde voormalige bedrijfsgedeelte;

  2. in afwijking van het bepaalde onder 1 zijn twee woningen toegestaan in de gezamenlijke bouwmassa van de voormalige bedrijfswoning en het daaraan aangebouwde voormalige bedrijfsgedeelte, indien dit pand cultuurhistorisch waardevol is en het toestaan van een tweede woning in het pand noodzakelijk is met het oog op de instandhouding van het pand;

  1. de bestemming 'Agrarisch-Glastuinbouw' wijzigen in een andere bestemming ten behoeve van:

  1. recreatieve en toeristische voorzieningen die qua schaal en omvang passen bij de locatie;

  2. natuur- en landschapsbeheer;

  3. natuur- en landschapseducatie;

  4. agrarisch dienstverlenende bedrijven;

  5. statische binnenopslag;

mits:

  • het in opzet en ontwikkelingsperspectief gaat om een kleinschalige activiteit met in beginsel slechts enkele werknemers;

  • de oppervlakte aan gebouwen die voor de activiteit wordt aangewend niet meer bedraagt dan 400 m2, tenzij het statische binnenopslag betreft, in welk geval de aan te wenden oppervlakte niet meer bedraagt dan 1.000 m2;

  • overtollige gebouwen worden gesloopt, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen;

  • geen buitenopslag plaatsvindt;

  • de gebiedswaarden substantieel worden versterkt conform een ingediend inpassingsplan, door het aanleggen van landschaps- of natuurlijke elementen, het aanbrengen van beeldkwaliteit en/of herstel van cultuurhistorische elementen aangebouwen en/of omgeving;

  • landschappelijke inpassing plaatsvindt op basis van een ingediend beplantingsplan;

  1. de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw' wijzigen in de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' of de bestemming 'Agrarisch - Kwekerij' ten behoeve van een reëel bedrijf, indien en voor zover het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming 'Agrarisch'.

 

5.7.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  1. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;

  2. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;

  3. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond.

 

5.7.3 Procedure

Voor een besluit tot wijziging geldt de in 40.2 vermelde voorbereidingsprocedure.