Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan "Buitengebied Helmond" van de gemeente Helmond;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0794.0000BP080198 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen;
1.3 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt hieronder begrepen) en/of het houden van dieren, niet zijnde: een glastuinbouwbedrijf, champignonkwekerij, een witlofkwekerij, een boomkwekerij, een bloembollenteeltbedrijf, een gebruiksgerichte paardenhouderij, een viskwekerij en een wormkwekerij;
1.7 agrarisch dienstverlenend bedrijf
een niet-industriëel bedrijf voor productie of levering van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven, respectievelijk voor ver- of bewerking, op- of overslag, vervoer of verhandeling van agrarische producten;
1.8 ambachtelijk bedrijf
bedrijf waarbij het accent ligt op het in handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsmede het verkopen en/of leveren van goederen, die verband houden met het ambacht als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming;
1.9 andere-werken
werken, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid;
1.10 Archeologisch advies
advies door een organisatie die werkt conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);
1.11 Archeologische begeleiding
begeleiding uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);
1.12 archeologisch monument
terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 is aangewezen als beschermd archeologisch monument;
1.13 archeologisch onderzoek
inventariserend veldonderzoek uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);
1.14 archeologisch onderzoeksgebied
gebied waar naar verwachting behoudenswaardige archeologische waarden voorkomen maar waar deze nog niet zijn vastgesteld;
1.15 archeologische opgraving
opgraving uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie waarbij de archeologische waarden worden veiliggesteld;
1.16 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten;
1.17 archeologisch waardevol gebied
gebied met behoudenswaardige archeologische waarden;
1.18 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde;
1.19 bebouwingspercentage
de bebouwde oppervlakte van de gebouwen uitgedrukt in procenten van de totale oppervlakte van nader aangegeven gronden;
1.20 bed & breakfast
een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, waarbij sprake is van maximaal 8 overnachtingsplaatsen. Onder een bed & breakfastvoorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur;
1.21 bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
1.22 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.23 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.24 beroepsuitoefening aan huis
de uitoefening van een beroep, niet zijnde een vrij beroep, in de woning waarin de beroepsuitoefenaar woont, zoals bijvoorbeeld een horlogemaker, een fotograaf, een kleermaker, met uitzondering van een kapper;
1.25 bestaand
aanwezig op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan;
1.26 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.27 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.28 Bevi-inrichting
inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.29 bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat zowel qua afmetingen als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.30 boomkwekerij
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van beplantingsgewassen zoals bos- en haagplantsoen, laan- en parkbomen, vruchtbomen, rozenstruiken en sierconiferen, een en ander in de vorm van vollegrondsteelt dan wel containerteelt;
1.31 bos
een met bomen begroeid terrein, een bosgroeiplaats en/of een bosbodem;
1.32 bosbodem
de bodem met bodemleven en waterbufferend vermogen die in de loop van de tijd ontstaat door bosbegroeiing;
1.33 bosgroeiplaats
de fysieke ruimte waar bos voorkomt of ontwikkeld wordt met bijbehorende kwaliteiten van bodemleven, watersysteem en microklimaat;
1.34 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.35 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.36 bouwlaag
de begane grond of een verdieping van een gebouw; hieronder niet begrepen een onderbouw, kelder, zolderverdieping of vliering;
1.37 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. Indien en voorzover twee bouwpercelen middels de aanduiding 'relatie' met elkaar zijn verbonden worden deze aangemerkt als één bouwperceel;
1.38 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
1.39 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde zijn toegelaten;
1.40 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.41 brutovloeroppervlak
de totale oppervlakte van de bouwlagen met inbegrip van de daartoe behorende magazijnruimte en overige dienstruimten;
1.42 containerteelt
het kweken van planten/boompjes in potten op een geslotenbed-ondergrond of een openbed-ondergrond met drainage;
1.43 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
1.44 dak
iedere bovenbeïndiging van een gebouw;
1.45 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop en het bedrijfsmatig te koop aanbieden op internet), het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; een en ander voor zover dat niet onder horeca valt;
1.46 discotheek
een gebouw, waarin de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het bieden van gelegenheid tot dansen op mechanische en/of levende muziek en het serveren van al dan niet alcoholhoudende dranken;
1.47 ecologische waarden
de aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de samenhang van dieren en planten en hun leefomgeving en/of tussen dieren en planten onderling;
1.48 extensiveringsgebied
gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat wonen of natuur, waar uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van in ieder geval intensieve veehouderij onmogelijk is, zoals dat gedeelte op de op de plankaart is aangeduid als extensiveringsgebied;
1.49 extensieve recreatie
die vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving zoals wandelen en fietsen en die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang;
1.50 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.51 gebruiksgerichte paardenhouderij
een bedrijf waar de nadruk ligt op het africhten van paarden dan wel het bieden van verblijf aan paarden (bijvoorbeeld paardenpensions), niet zijnde een manege;
1.52 glastuinbouwbedrijf
het bedrijfsmatig telen van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen, tunnels of daaraan verwante constructies met een hoogte van 1 m of meer;
1.53 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering
een agrarische bedrijfsvoering die geheel dan wel grotendeels afhankelijk is van de groeikracht van de bodem waarop het bedrijf wordt uitgeoefend;
1.54 groothandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of afleveren van goederen aan wederverkopers, instellingen dan wel personen ter aanwending in een andere onderneming of instelling;
1.55 hogere grenswaarde
een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, dan wel het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
1.56 hoofdgebouw
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.57 horeca I
een bedrijf dat zich uitsluitend of in overwegende mate richt op het verstrekken van consumpties voor gebruik ter plaatse alsmede een bedrijf dat uitsluitend of in overwegende mate gericht is op het verschaffen van logies. Hieronder worden in ieder geval begrepen een restaurant, cafetaria, lunchroom, snackbar en een hotel.
1.58 horeca II
een bedrijf als omschreven onder horeca I en tevens een bedrijf dat zich uitsluitend of in overwegende mate richt op het bieden van spel, dans, vermaak en ontmoeting in combinatie met het verstrekken van consumpties voor gebruik ter plaatse, een en ander met uitzondering van een speelautomatenhal. Hieronder worden in ieder geval verstaan een discotheek, nachtclub, bioscoop, zalencentrum en een kegelbaan.
1.59 houtteelt
de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de melding en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet;
1.60 intensieve veehouderij
intensieve veehouderij: een agrarisch bedrijf of een deel daarvan met ten minste 250 m2 bedrijfsvloeroppervlak dat wordt gebruikt voor veehouderij volgens de Wet milieubeheer, met uitzondering van bedrijven of delen daarvan:
-
waar melkrundvee, schapen of paarden worden gehouden; onder melkrundvee wordt begrepen melkvee met bijbehorend vrouwelijk jongvee dat overwegend wordt gehouden voor de melkproductie, met inbegrip van dieren die in de mestperiode worden gemolken, tijdens de lactatie worden gemest dan wel zijn drooggezet en worden afgemest en vrouwelijk vleesvee ouder dan 2 jaar met bijbehorend vrouwelijk jongvee, dat op een met melkvee vergelijkbare manier wordt gehouden voor de vleesproductie en het voortbrengen en zogen van kalveren;
-
waar dieren biologisch worden gehouden overeenkomstig de krachtens artikel 2 Landbouwkwaliteitswet gestelde regels;
-
waar dieren uitsluitend of in hoofdzaak worden gehouden ten behoeve van natuurbeheer;
1.61 kampeermiddel
een tent, tentwagen, een kampeerauto of een caravan, niet zijnde een stacaravan of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde waarvoor ingevolge artikel 40 van de Woningwet een bouwvergunning is vereist, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.62 kap
afdekking van een gebouw met een dakhelling van tenminste 15° en ten hoogste 75°;
1.63 kas
een gebouw, waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde omstandigheden. Hieronder worden mede begrepen schuurkassen en permanente tunnel- of boogkassen met een bouwhoogte van meer dan 1,5 m;
1.64 kleinschalig kampeerterrein
een kampeerterrein voor niet meer dan 10 kampeermiddelen gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
1.65 landbouwontwikkelingsgebied
gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat landbouw dat geheel of gedeeltelijk voorziet in de mogelijkheden tot uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van intensieve veehouderij zoals dat gedeelte op de plankaart is aangeduid als landbouwontwikkelingsgebied;
1.66 landschappelijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur en het menselijk grondgebruik;
1.67 maaiveld
het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;
1.68 maatschappelijke voorzieningen
openbaar bestuur, dienstverlening van overheidswege, godsdienstuitoefening, verenigingsleven, onderwijs, volksgezondheid en culturele of daarmee gelijk te stellen doeleinden, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.69 manege
een bedrijf waar de activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit het geven van instructies in diverse disciplines aan derden met gebruik van paarden in eigendom van het bedrijf of aan derden met eigen paarden, al dan niet gecombineerd met het bieden van huisvesting aan die paarden;
1.70 nadere eis
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;
1.71 natuurlijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige, ecologische en/of biologische elementen, voorkomend in dat gebied, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;
1.72 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;
1.73 omgevingsvergunning
een vergunning als bedoeld in de wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.74 onderbouw
een bouwlaag, afgedekt door een vloer, die geheel of gedeeltelijk is gelegen beneden peil;
1.75 overkapping
een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een slechts van boven afgesloten of afgedekte ruimte van lichte constructie zonder eigen wanden;
1.76 peil
-
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
-
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
-
indien in of op het water wordt gebouwd:het plaatselijke verschil ten opzichte van Nieuw Amsterdams Peil of de hoogte van het terrein ter plaatse van de meest nabij gelegen locatie waar het water grenst aan het vaste land;
1.77 plankaart
-
de digitale verbeelding van het bestemmingsplan ;
-
de verbeelding op papier van het bestemmingsplan , bestaande uit de kaart met ID-plannummer NL.IMRO.0794.0000BP080198, bladen 1 tot en met 5.
1.78 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.79 productgerichte paardenhouderij
een paardenhouderij waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten, trainen en verhandelen van paarden;
1.80 recreatief medegebruik
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
1.81 recreatieve bewoning
de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend-en/of verblijfsrecreatie;
1.82 re??el agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf dat nu of op redelijke termijn voldoende werk en inkomen kan opleveren voor één (gedeeltelijke) arbeidskracht die in duurzaam (neven)beroep aan het bedrijf verbonden is;
1.83 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.84 sportkantine
een verblijfslocatie waarin de verstrekking van drank- en etenswaren gericht is op gebruikers van de sportvoorziening;
1.85 Staat van Bedrijfsactiviteiten
de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt;
1.86 stacaravan
een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, dat mede gelet op de afmetingen kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen, ook over grotere afstanden, als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen, en dat dient voor (recreatief) (nacht)verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben;
1.87 teeltondersteunende kas
een teeltondersteunende voorziening, bestaande uit een bedrijfsgebouw, waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden. Hieronder worden mede begrepen schuurkassen en permanente tunnel- of boogkassen met een bouwhoogte van meer dan 1,5 m;
1.88 teeltondersteunende voorziening
ondersteunende voorziening, die een onderdeel is van de totale bedrijfsvoering van een vollegrondstuinbouwbedrijf of boomkwekerij, die gebruikt wordt om de bedrijfsvoering te optimaliseren. Door de voorziening vindt de productie onder meer gecontroleerde omstandigheden plaats, waardoor gezorgd kan worden voor een verbetering van de productkwaliteit en/of arbeidsomstandigheden, teeltvervroeging of - verlating en/of het terugdringen van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffengebruik;
1.89 tijdelijke afdekfolies en/of lage tunnels
afdekfolies en/of tunnels van lichtdoorlatend materiaal met een hoogte van maximaal 1,5 m die dienen ter ondersteuning van de vollegrondstuinbouw of boomkwekerij en gedurende maximaal zes maanden per jaar (afhankelijk van de teelt) worden aangebracht;
1.90 tijdelijke huisvesting tijdelijke werknemers
het huisvesten van werknemers, die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn om naar de aard kortdurend werk te verrichten, voor zover noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering;
1.91 tijdelijke teeltondersteunende voorziening
een teeltondersteunende voorziening die gedurende maximaal zes maanden per jaar (afhankelijk van de teelt) aanwezig is;
1.92 tuincentrum
detailhandel met een al dan niet geheel overdekt verkoopvloeroppervlak waarop artikelen voor de inrichting en het onderhoud van tuinen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen worden aangeboden, zoals tuingereedschap, tuinmeubelen en tuingrond;
1.93 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.94 verkoopvloeroppervlak
de oppervlakte van elke besloten, voor het publiek toegankelijke ruimte, inclusief etalage, bestemd en gebruikt voor het leveren van roerende goederen die niet ter plaatse geconsumeerd en/of gebruikt worden;
1.95 verwevingsgebied
gedeelte van een reconstructiegebied ingericht op verweving van landbouw, wonen en natuur, waar hervestiging of uitbreiding van de intensieve veehouderij mogelijk is, mits de ruimtelijke kwaliteit of functies van het gebied zich daar niet tegen verzetten, zoals dat gedeelte op de plankaart is aangeduid als verwevingsgebied;
1.96 volkstuin
een perceel grond dat zich niet in de onmiddellijke nabijheid van de woning van de gebruiker bevindt, waarop de gebruiker gewassen teelt voor eigen gebruik;
1.97 volkstuincomplex
een terrein met een oppervlakte van tenminste 10 are waarop zich twee of meer volkstuinen bevinden;
1.98 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;
1.99 vrij beroep
een beroep, uitgeoefend op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied;
1.100 Wgh-inrichting
een inrichting als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;
1.101 wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
1.102 woning
een gebouw, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;
1.103 woonhuis
een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat;
1.104 zolder
de bovenste ruimte in een gebouw onmiddellijk onder de kap.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Gebouwen en bouwwerken
2.1.1 De afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelgrens:
De kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens van het bouwperceel.
2.1.2 De bouwhoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.1.3 De breedte van een gebouw:
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren.
2.1.4 De dakhelling:
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.1.5 De goothoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.1.6 De hoogte van een windturbine:
Vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.1.7 De inhoud van een bouwwerk:
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.1.8 De oppervlakte van een bouwwerk:
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
2.3 Maatvoering
Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:
-
voor lengten in meters (m);
-
voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
-
voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
-
voor verhoudingen in procenten (%);
-
voor hoeken/hellingen in graden (º).
2.4 Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.
|