Gemeente:
Helmond
Plannaam:
BP Buitengebied Helmond
Status:
Geconsolideerde versie
IDN naam:
NL.IMRO.0794.0000BP080198-5000

2 HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS

 

Artikel 3 Agrarisch

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. de grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;

  2. de uitoefening van het boomkwekerijbedrijf;

  3. het weiden van vee en het verbouwen van gewassen anders dan in het kader van de uitoefening van een agrarisch bedrijf, met dien verstande dat een volkstuincomplex niet is toegestaan;

  4. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarde van de gronden;

  5. infrastructurele voorzieningen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan;

  6. sloten en watergangen;

  7. extensieve recreatie;

met daarbijbehorende:

  1. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen;

  2. bouwwerken, geen gebouw zijnde;

  3. andere-werken;

  4. groenvoorzieningen;

  5. overige voorzieningen;

met dien verstande dat niet zijn toegestaan:

  1. voorzieningen ten behoeve van de opslag van mest;

  2. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden als paardrijbak.

 

3.2 Bouwregels

Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd, met uitzondering van:

  1. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen met een maximale bouwhoogte van 3 m;

  2. stallen en schuren die legaal aanwezig zijn op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan of die op dat moment gebouwd mogen worden, mogen worden gehandhaafd naar de omvang die zij op dat moment hadden.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan 1 m.

 

3.3 Nadere eisen

 

3.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. het bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  5. de landschappelijke waarde.

 

3.3.2 Procedure

Voor een besluit tot het stellen van nadere eisen geldt de in 40.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

3.4 Afwijken van de bouwregels

 

3.4.1 Omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2 en toestaan dat wordt gebouwd ten behoeve van overschrijding van het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' met bouwwerken, met dien verstande dat:

  1. dit noodzakelijk moet zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of ontwikkeling;

  2. situering van de bebouwing op het bestemmingsvlak van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' niet mogelijk is;

  3. de overschrijding niet meer mag bedragen dan 10% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf';

  4. het bouwwerk wordt gebouwd overeenkomstig de bouwregels van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'.

 

3.4.2 Afwegingskader

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van de bouwregels vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  1. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;

  2. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;

  3. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond.

 

3.4.3 Advies

Burgemeester en wethouders kunnen omtrent het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid schriftelijk advies inwinnen bij een agrarisch deskundige omtrent de vraag of de overschrijding van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' met het oog op een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of ontwikkeling noodzakelijk is.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

3.5.1 Omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1 onder g ten behoeve van nieuwe fiets-, wandel- of ruiterpaden.

3.5.2 Afwegingskader

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van de gebruiksregels vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  1. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;

  2. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad.

 

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden

 

3.6.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de in de tabel van Bijlage 1 genoemde werken of werkzaamheden uit te voeren, indien en voor zover bij de van toepassing zijnde bestemming en de betreffende werken of werkzaamheden een 'A' is vermeld.

3.6.2 Uitzonderingen op verbod

Het in 3.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op andere-werken en werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

3.6.3 Afwegingskader

Uitvoering van de genoemde werken en/of werkzaamheden is in strijd met de bestemming, indien daardoor dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen een onevenredige aantasting van de waarden van deze gronden kan plaatsvinden. Onder de waarden van deze gronden worden verstaan de landschappelijke waarden als bedoeld in 3.1.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

3.7.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch' wijzigen in de bestemming:

  1. 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' ten behoeve van verschuiving van het agrarisch bouwperceel, indien en voor zover:

  1. de gronden met de bestemming 'Agrarisch' grenzen aan gronden met de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' en de verschuiving plaatsvindt ten dienste van het op laatstgenoemde gronden gevestigde agrarische bedrijf;

  2. de totale oppervlakte met de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' niet toeneemt;

  3. de verschuiving niet plaatsvindt ten behoeve van een intensieve veehouderij;

  1. 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' ten behoeve van vergroting van het agrarisch bouwperceel, indien en voor zover:

  1. de gronden met de bestemming 'Agrarisch' grenzen aan gronden met de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' en de vergroting plaatsvindt ten dienste van het op laatstgenoemde gronden gevestigde agrarische bedrijf;

  2. de vergroting uit bedrijfseconomisch oogpunt noodzakelijk is, hetgeen moet blijken uit een in te dienen bedrijfsplan, waarin onder meer wordt onderbouwd waarom sloop en herbouw van bedrijfsgebouwen niet tot de mogelijkheden behoort; deze voorwaarde geldt niet indien de vergroting wordt ingegeven door concrete milieutechnische dan wel dierenwelzijnsmotieven en daardoor ter plaatse een betere ruimtelijke en milieukwaliteit wordt gerealiseerd;

  3. de vergroting niet plaatsvindt ten behoeve van intensieve veehouderij, tenzij uitbreiding van de bebouwing noodzakelijk is ten behoeve van dierenwelzijn en deze uitbreiding niet binnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' kan worden gerealiseerd, hetgeen door de aanvrager moet zijn aangetoond;

  4. de vergroting landschappelijk wordt ingepast, hetgeen moet blijken uit een in te dienen inrichtingsplan;

  5. de totale oppervlakte met de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' na wijziging niet meer bedraagt dan 1,5 hectare;

  6. 'Natuur', mits natuurontwikkeling plaatsvindt ter uitvoering van provinciaal natuurbeleid en mits het kansrijke eenheden betreft.

 

3.7.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  1. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;

  2. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;

  3. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;

  4. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de milieutechnische, de waterhuishoudkundige, de archeologische, de ecologische en de verkeerstechnische toelaatbaarheid.

 

3.7.3 Advies

Alvorens omtrent het toepassen van het bepaalde in 3.7.1 onder b te beslissen winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij:

  1. een agrarisch deskundige indien de vergroting van het agrarische bouwperceel wordt ingegeven door een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of ontwikkeling dan wel een milieudeskundige indien de vergroting wordt ingegeven door concrete milieutechnische dan wel dierenwelzijnsmotieven;

  2. een deskundige natuur en landschap omtrent de vraag of de vergroting afdoende landschappelijk wordt ingepast.

 

3.7.4 Procedure

Voor een besluit tot wijziging geldt de in 40.2 vermelde voorbereidingsprocedure.

 

Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch bedrijf

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:

  1. per bestemmingsvlak niet meer dan 1 agrarisch bedrijf is toegestaan;

  2. indien tussen bestemmingsvlakken de aanduiding 'relatie' is aangegeven, worden deze bestemmingsvlakken aangemerkt als 1 bestemmingsvlak;

  3. intensieve veehouderij uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', waarbij geldt dat de toegelaten oppervlakte ten behoeve van de intensieve veehouderij niet meer mag bedragen dan de bestaande oppervlakte;

  4. ter plaatse van de aanduiding

intensieve kwekerij' op het bestemmingsvlak aan:
  • de Heibergweg 5: een viskwekerij is toegestaan;

  • de Heikantseweg 22: een champignonkwekerij is toegestaan;

  • de Lieshoutseweg 72: een champignonkwekerij is toegestaan;

  • de Rijpelberg 5 en 10: een viskwekerij is toegestaan;

  1. bed & breakfast;

  2. een kleinschalig kampeerterrein;

  3. de verkoop van ter plaatse geproduceerde, agrarische producten, alsmede daaraan ondergeschikt, de verkoop van streekeigen producten, met dien verstande dat het bruto vloeroppervlak ten hoogste 10% van de totale bebouwingsoppervlakte mag bedragen tot een maximum van 100 m2;

  4. stalling van caravans, campers en boten in bestaande bebouwing;

  5. landschappelijke inpassing;

  6. de waterhuishouding;

met daarbijbehorende:

  1. gebouwen, waaronder begrepen teeltondersteunende kassen en teeltondersteunende voorzieningen tot een maximale oppervlakte van 5000 m2;

  2. sleufsilo's en kuilvoerplaten;

  3. mestfoliebassins met een oppervlakte van niet meer dan 500 m2;

  4. bouwwerken, geen gebouw zijnde;

  5. andere-werken;

  6. tuinen;

  7. erven;

  8. ontsluitingspaden;

  9. voorzieningen;

  10. agrarische gronden.

 

4.2 Bouwregels

Op de voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

 

4.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  1. een gebouw mag niet worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing';

  2. de goothoogte mag niet meer dan 5 m bedragen;

  3. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen;

  4. de dakhelling mag niet minder dan 15° bedragen, met dien verstande dat ten behoeve van verbindingsgebouwen voor een oppervlakte van ten hoogste 100 m2 de dakhelling 0° mag bedragen;

  5. voor bovengrondse mestopslagen geldt dat de inhoud niet meer dan 1.500 m3 mag bedragen bij een individuele mestopslag en niet meer dan 5.000 m3 mag bedragen bij een collectieve mestopslag voor niet meer dan 5 bedrijven;

  6. voor gebouwen ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein geldt dat:

  7. de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 100 m2 mag bedragen; de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.

 

4.2.2 Bedrijfswoningen

Voor een bedrijfswoning gelden bovendien de volgende regels:

  1. per bestemmingsvlak mag ten hoogste één bestaande bedrijfswoning aanwezig zijn, met dien verstande dat:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het op de plankaart aangegeven aantal bedrijfswoningen is toegestaan ;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;

  1. de inhoud niet meer dan 750 m³ mag bedragen ;

  2. de dakhelling niet minder dan 35° mag bedragen.

 

4.2.3 Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden bovendien de volgende regels:

  1. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer dan 80 m2 bedragen;

  2. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;

  3. de bouwhoogte mag niet meer dan 6 m bedragen.

 

 

4.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van voedersilo's en luchtwassers mag niet meer bedragen dan 15 m;

  2. de bouwhoogte van erafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van een erfafscheiding, gelegen tussen de weg en het dichtst bij de weg gelegen gebouw, niet meer dan 1 m mag bedragen;

  3. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 10 m bedragen.

 

4.2.5 Afwijkende maatvoering

In afwijking van het bepaalde in 4.2.1 4.2.1 4.2.2 en 4.2.3 geldt dat indien een afwijkende maatvoering aanwezig is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan:

  1. deze hogere goothoogte, hogere bouwhoogte, grotere oppervlakte en/of grotere inhoud als maximum mag worden gehanteerd voor dat gebouw en, voor zover het goothoogten en bouwhoogten betreft, voor uitbreidingen van dat gebouw;

  2. deze geringere dakhelling als minimum mag worden gehanteerd voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw.

 

4.3 Nadere eisen

 

4.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing en kleinschalige kampeerterreinen ten behoeve van:

  1. het beginsel van bebouwingsconcentratie;

  2. de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;

  3. het bebouwingsbeeld;

  4. de landschappelijke inpassing;

  5. de milieusituatie;

  6. de verkeersveiligheid;

  7. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

4.3.2 Procedure

Voor een besluit tot het stellen van nadere eisen geldt de in 40.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

4.4 Afwijken van de bouwregels

 

4.4.1 Omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. 4.2 aanhef en toestaan dat wordt gebouwd ten behoeve van een functie waarvoor wordt afgeweken van de gebruiksregels, mits dit in overeenstemming is met de bij de afwijkingsmogelijkheid genoemde voorwaarden;

  2. 4.2.1 onder b ten behoeve van een hogere goothoogte, indien dat voor de bedrijfsvoering noodzakelijk of dringend gewenst is, hetgeen door de aanvrager aannemelijk dient te worden gemaakt, mits de goothoogte niet meer bedraagt dan 8 m en de hogere goothoogte ter plaatse uit een oogpunt van bebouwingsbeeld aanvaardbaar is;

  3. 4.2.1onder c ten behoeve van een hogere bouwhoogte, indien dat voor de bedrijfsvoering noodzakelijk of dringend gewenst is, hetgeen door de aanvrager aannemelijk dient te worden gemaakt, mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 12 m en de hogere bouwhoogte ter plaatse uit een oogpunt van bebouwingsbeeld aanvaardbaar is;

  4. 4.2.1onder d ten behoeve van een afwijkende dakvorm, anders dan een platte dakafdekking, mits dit ter plaatse uit een oogpunt van bebouwingsbeeld aanvaardbaar is;

  5. 4.2.4onder c ten behoeve van mestvergistingsinstallaties met een bouwhoogte van niet meer dan 8 m, mits bij omgevingsvergunning wordt afgeweken van het bepaalde in 4.5.1 onder c.

 

4.4.2 Afwegingskader

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van de bouwregels vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  1. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;

  2. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;

  3. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond.

 

4.5 Specifieke gebruiksregels

 

4.5.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, alsmede het gebruiken of laten gebruiken van gebouwen voor permanente of tijdelijke bewoning en direct daarmee verband houdende voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte, sanitair en kook- en wasgelegenheid, een en ander anders dan toegestaan als kleinschalig kampeerterrein;

  2. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering;

  3. het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie

 

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

4.6.1 Omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.1 voor:

a. het toestaan dat tijdelijke werknemers tijdelijk worden gehuisvest in de bedrijfswoning dan wel toestaan dat de toekomstig rustende boer of een toezichthouder wordt gehuisvest in de bedrijfswoning, mits sprake blijft van één woning, hetgeen kan blijken uit het feit dat de woning niet meer dan één voordeur en één huisnummer heeft ;

b. het toestaan van de volgende nevenactiviteiten binnen bestaande gebouwen::

1. recreatieve en toeristische voorzieningen die qua schaal en omvang passen bij de locatie;

2. natuur- en landschapsbeheer;

  1. natuur- en landschapseducatie;

  2. agrarisch-technische hulpbedrijven en agrarisch verwante functies;;

  3. statische binnenopslag;

mits:

  • het in opzet en ontwikkelingsperspectief gaat om een kleinschalige activiteit met in beginsel slechts enkele werknemers;

  • de oppervlakte aan gebouwen die voor de activiteit wordt aangewend niet meer bedraagt dan 400 m2, tenzij het statische binnenopslag betreft, in welk geval de aan te wenden oppervlakte niet meer bedraagt dan 1.000 m2;

  • geen buitenopslag plaatsvindt;

  • de gebiedswaarden substantieel worden versterkt conform een ingediend inpassingsplan, door het aanleggen van landschaps- of natuurlijke elementen, het aanbrengen van beeldkwaliteit en/of herstel van cultuurhistorische elementen aangebouwen en/of omgeving;

  • landschappelijke inpassing plaatsvindt op basis van een ingediend beplantingsplan;

 

c. 4.5.1 het toestaan van mantelzorg in een aanbouw of bijgebouw, mits:

1. de zorgbehoefte objectief is aangetoond;

2. mantelzorg plaatsvindt op een oppervlakte van maximaal 75 m2;

3. de aanbouw dan wel het bijgebouw een ruimtelijke eenheid vormt met de woning;

4. de tijdelijkheid van de situatie verzekerd is;

 

 

d. het toestaan van de tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers in bestaande bedrijfsgebouwen, mits:

1. een dergelijke huisvesting noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van het bedrijf;

2. voldoende structurele voorzieningen voor tijdelijke huisvesting elders ontbreken;

3. de huisvesting uitsluitend werknemers betreft, die alleen binnen het bedrijf, waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;

4. de huisvesting niet langer dan zes maanden per kalenderjaar bedraagt;

5. de huisvesting plaatsvindt in bestaande bedrijfsgebouwen, waarvan de oppervlakte die voor de huisvesting wordt aangewend niet meer bedraagt dan 120 m2;

6. voorzien is in een doelmatige landschappelijke inpassing;

7. geen sprake is van zelfstandige woningen;

 

e. het toestaan van het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie, indien sprake is van een van de volgende wijzen van mestvergisting in een installatie met een capaciteit van minder dan 25.000 kg per dag, met dien verstande dat:

1. het bedrijf verwerkt in hoofdzaak eigen geproduceerde mest en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe; de co-vergiste mest wordt op tot het bedrijf behorende gronden gebruikt of naar derden afgevoerd;

2. het bedrijf verwerkt aangevoerde mest geproduceerd door derden en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe; de co-vergiste mest wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt.

 

4.6.2 Afwegingskader

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  1. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;

  2. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;

  3. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond.

 

4.6.3 Advies

Burgemeester en wethouders kunnen omtrent het al dan niet verlenen van een omgevingsvergunning schriftelijk advies inwinnen bij een agrarisch deskundige omtrent de vraag of de huisvesting noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van het bedrijf.

 

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

4.7.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen:

  1. de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' wijzigen in de bestemming 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden - Landschap' of 'Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap', ten behoeve van de verschuiving van het bestemmingsvlak van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' als bedoeld in 3.7.1 onder a, 8.7.1 onder a of 9.7.1 onder a;

  2. de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' wijzigen in de bestemming 'Wonen' en in de aansluitende gebiedsbestemming, na beëindiging van het agrarische bedrijf, waarbij geldt dat:

  1. slechts één woning is toegestaan, welke uitsluitend is toegestaan in de voormalige bedrijfswoning en het daaraan aangebouwde voormalige bedrijfsgedeelte;

  2. in afwijking van het bepaalde onder 1 zijn twee woningen toegestaan in de gezamenlijke bouwmassa van de voormalige bedrijfswoning en het daaraan aangebouwde voormalige bedrijfsgedeelte, indien dit pand cultuurhistorisch waardevol is en het toestaan van een tweede woning in het pand noodzakelijk is met het oog op de instandhouding van het pand, mits de aanwezige voormalige bedrijfsgebouwen worden gesloopt, waarbij geldt dat in totaal een oppervlakte van 120 m2 aan bijgebouwen mag resteren;

  1. de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' wijzigen in een andere bestemming ten behoeve van:

  1. recreatieve en toeristische voorzieningen die qua schaal en omvang passen bij de locatie;

  2. natuur- en landschapsbeheer;

  3. natuur- en landschapseducatie;

  4. agrarisch dienstverlenende bedrijven;

  5. statische binnenopslag;

mits:

  • het in opzet en ontwikkelingsperspectief gaat om een kleinschalige activiteit met in beginsel slechts enkele werknemers;

  • de oppervlakte aan gebouwen die voor de activiteit wordt aangewend niet meer bedraagt dan 400 m2, tenzij het statische binnenopslag betreft, in welk geval de aan te wenden oppervlakte niet meer bedraagt dan 1.000 m2;

  • overtollige gebouwen worden gesloopt, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen;

  • geen buitenopslag plaatsvindt;

  • de gebiedswaarden substantieel worden versterkt conform een ingediend inpassingsplan, door het aanleggen van landschaps- of natuurlijke elementen, het aanbrengen van beeldkwaliteit en/of herstel van cultuurhistorische elementen aan gebouwen en/of omgeving;

  • landschappelijke inpassing plaatsvindt op basis van een ingediend beplantingsplan;het geen locatie betreft die geschikt is voor blijvend agrarisch gebruik;

  • het geen locatie betreft waar sloop heeft plaatsgevonden in het kader van de Ruimte-voor-ruimteregeling;

  1. de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' wijzigen in de bestemming 'Agrarisch - Kwekerij' ten behoeve van een reëel boomkwekerijbedrijf, indien en voor zover het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming 'Agrarisch';

  2. de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' wijzigen in de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderij' ten behoeve van een gebruiksgerichte paardenhouderij, mits:

  1. het geen locatie betreft waar sloop heeft plaatsgevonden in het kader van Ruimte-voor-ruimteregeling;

  2. er geen publieks- of verkeersaantrekkende voorzieningen worden gebouwd en/of aangelegd;

  1. burgemeester en wethouders kunnen bij wijziging de aanduiding 'intensieve veehouderij' verwijderen na beëindiging van de intensieve veehouderij.

 

4.7.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  1. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;

  2. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;

  3. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond.

 

4.7.3 Procedure

Voor een besluit tot wijziging geldt de in 40.2 vermelde voorbereidingsprocedure.

 

Artikel 5 Agrarisch - Glastuinbouw

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Glastuinbouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. de uitoefening van een glastuinbouwbedrijf, met dien verstande dat per bestemmingsvlak niet meer dan 1 bedrijf is toegestaan;

  2. bed & breakfast;

  3. een kleinschalig kampeerterrein;

  4. stalling van caravans, campers en boten in bestaande bebouwing;

  5. landschappelijke inpassing;

  6. de waterhuishouding;

met daarbijbehorende:

  1. gebouwen;

  2. bouwwerken, geen gebouw zijnde;

  3. andere-werken;

  4. tuinen;

  5. erven;

  6. ontsluitingspaden;

  7. voorzieningen;

  8. teeltgronden.

 

5.2 Bouwregels

Op de voor 'Agrarisch - Glastuinbouw' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

 

5.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  1. een gebouw mag niet worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing';

  2. de goothoogte mag niet meer dan 5 m bedragen, met uitzondering van kassen waarvoor de goothoogte maximaal 9 m mag bedragen;

  3. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen;

  4. de dakhelling mag niet minder dan 15 º bedragen, met dien verstande dat ten behoeve van verbindingsgebouwen voor een oppervlakte van ten hoogste 100 m2 de dakhelling 0° mag bedragen;

  5. voor gebouwen ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein geldt dat:

  6. de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 100 m2 mag bedragen; de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.

 

5.2.2 Bedrijfswoningen

Voor een bedrijfswoning gelden bovendien de volgende regels:

  1. per bestemmingsvlak mag ten hoogste één bestaande bedrijfswoning aanwezig zijn, met dien verstande dat:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het op de plankaart aangegeven aantal bedrijfswoningen is toegestaan;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;

  1. de inhoud mag niet meer dan 750 m³ bedragen;

  2. de dakhelling mag niet minder dan 35° bedragen.

 

5.2.3 Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning

Voor aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden bovendien de volgende regels:

  1. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 80 m2;

  2. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;

  3. de bouwhoogte mag niet meer dan 6 m bedragen.

 

5.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van een erfafscheiding, gelegen tussen de weg en het dichtst bij de weg gelegen gebouw, niet meer dan 1 m mag bedragen;

  2. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 5 m bedragen.

 

5.2.5 Afwijkende maatvoering

In afwijking van het bepaalde in 5.2.1 5.2.1 5.2.2 en 5.2.3 geldt dat indien een afwijkende maatvoering aanwezig is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan:

  1. deze hogere goothoogte, hogere bouwhoogte, grotere oppervlakte en/of grotere inhoud als maximum mag worden gehanteerd voor dat gebouw en, voor zover het goothoogten en bouwhoogten betreft, voor uitbreidingen van dat gebouw;

  2. deze geringere dakhelling als minimum mag worden gehanteerd voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw.

 

5.3 Nadere eisen

 

5.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. het beginsel van bebouwingsconcentratie;

  2. het bebouwingsbeeld;

  3. de landschappelijke inpassing;

  4. de milieusituatie;

  5. de verkeersveiligheid;

  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

5.3.2 Procedure

Voor een besluit tot het stellen van nadere eisen geldt de in 40.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

5.4 Afwijken van de bouwregels

 

5.4.1 Omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. 5.2 aanhef en toestaan dat wordt gebouwd ten behoeve van een functie waarvoor wordt afgeweken van de gebruiksregels is of wordt verleend, mits dit in overeenstemming is met de bij de afwijkingsmogelijkheid genoemde voorwaarden;

  2. 5.2.1onder b ten behoeve van een hogere goothoogte, indien dat voor de bedrijfsvoering noodzakelijk of dringend gewenst is, hetgeen door de aanvrager aannemelijk dient te worden gemaakt, mits de goothoogte niet meer bedraagt dan 8 m en de hogere goothoogte ter plaatse uit een oogpunt van bebouwingsbeeld aanvaardbaar is;

  3. 5.2.1onder c ten behoeve van een hogere bouwhoogte, indien dat voor de bedrijfsvoering noodzakelijk of dringend gewenst is, hetgeen door de aanvrager aannemelijk dient te worden gemaakt, mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 12 m en de hogere bouwhoogte ter plaatse uit een oogpunt van bebouwingsbeeld aanvaardbaar is;

  4. 5.2.1onder d ten behoeve van een afwijkende dakvorm, anders dan een platte dakafdekking, mits dit ter plaatse uit een oogpunt van bebouwingsbeeld aanvaardbaar is.

 

5.4.2 Afwegingskader

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van de bouwregels vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  1. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;

  2. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;

  3. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond.

 

5.5 Specifieke gebruiksregels

 

5.5.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, alsmede het gebruiken of laten gebruiken van gebouwen voor permanente of tijdelijke bewoning en direct daarmee verband houdende voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte, sanitair en kook- en wasgelegenheid, een en ander anders dan toegestaan als kleinschalig kampeerterrein;

  2. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale glastuinbouwbedrijfsvoering.

 

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

5.6.1 Omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. 1.102 en toestaan dat tijdelijke werknemers tijdelijk worden gehuisvest in de bedrijfswoning dan wel toestaan dat de toekomstig rustende boer of een toezichthouder wordt gehuisvest in de bedrijfswoning, mits sprake blijft van één woning, hetgeen kan blijken uit het feit dat de woning niet meer dan één voordeur en één huisnummer heeft;

  2. 5.1 en de volgende nevenactiviteiten toestaan binnen de bestaande gebouwen:

  1. recreatieve en toeristische voorzieningen die qua schaal en omvang passen bij de locatie;

  2. natuur- en landschapsbeheer;

  3. natuur- en landschapseducatie;

  4. agrarisch dienstverlenende bedrijven;

  5. statische binnenopslag;

mits:

  • het in opzet en ontwikkelingsperspectief gaat om een kleinschalige activiteit met in beginsel slechts enkele werknemers;

  • de oppervlakte aan gebouwen die voor de activiteit wordt aangewend niet meer bedraagt dan 400 m2, tenzij het statische binnenopslag betreft, in welk geval de aan te wenden oppervlakte niet meer bedraagt dan 1.000 m2;

  • geen buitenopslag plaatsvindt;

  • de gebiedswaarden substantieel worden versterkt conform een ingediend inpassingsplan, door het aanleggen van landschaps- of natuurlijke elementen, het aanbrengen van beeldkwaliteit en/of herstel van cultuurhistorische elementen aangebouwen en/of omgeving;

  • landschappelijke inpassing plaatsvindt op basis van een ingediend beplantingsplan;

  1. 5.5.1 onder a ten behoeve van mantelzorg in een aanbouw of bijgebouw, mits:

  1. de zorgbehoefte objectief is aangetoond;

  2. mantelzorg plaatsvindt op een oppervlakte van maximaal 75 m2;

  3. de aanbouw dan wel het bijgebouw een ruimtelijke eenheid vormt met de woning;

  4. de tijdelijkheid van de situatie verzekerd is;

  1. 5.5.1 onder a ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers in bestaande bedrijfsgebouwen, mits:

  1. een dergelijke huisvesting noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van het bedrijf;

  2. voldoende structurele voorzieningen voor tijdelijke huisvesting elders ontbreken;

  3. de huisvesting uitsluitend werknemers betreft, die alleen binnen het bedrijf, waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;

  4. de huisvesting niet langer dan zes maanden per kalenderjaar bedraagt;

  5. de huisvesting plaatsvindt in bestaande bedrijfsgebouwen, waarvan de oppervlakte die voor de huisvesting wordt aangewend niet meer bedraagt dan 120 m2;

  6. voorzien is in een doelmatige landschappelijke inpassing;

  7. geen sprake is van zelfstandige woningen.

 

5.6.2 Afwegingskader

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning warbij wordt afgeweken van de gebruiksregels vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  1. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;

  2. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;

  3. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond.

 

5.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

5.7.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen:

  1. de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw' wijzigen in de bestemming 'Wonen' en in de aansluitende gebiedsbestemming, na beëindiging van het glastuinbouwbedrijf, waarbij geldt dat:

  1. slechts één woning is toegestaan, welke uitsluitend is toegestaan in de voormalige bedrijfswoning en het daaraan aangebouwde voormalige bedrijfsgedeelte;

  2. in afwijking van het bepaalde onder 1 zijn twee woningen toegestaan in de gezamenlijke bouwmassa van de voormalige bedrijfswoning en het daaraan aangebouwde voormalige bedrijfsgedeelte, indien dit pand cultuurhistorisch waardevol is en het toestaan van een tweede woning in het pand noodzakelijk is met het oog op de instandhouding van het pand;

  1. de bestemming 'Agrarisch-Glastuinbouw' wijzigen in een andere bestemming ten behoeve van:

  1. recreatieve en toeristische voorzieningen die qua schaal en omvang passen bij de locatie;

  2. natuur- en landschapsbeheer;

  3. natuur- en landschapseducatie;

  4. agrarisch dienstverlenende bedrijven;

  5. statische binnenopslag;

mits:

  • het in opzet en ontwikkelingsperspectief gaat om een kleinschalige activiteit met in beginsel slechts enkele werknemers;

  • de oppervlakte aan gebouwen die voor de activiteit wordt aangewend niet meer bedraagt dan 400 m2, tenzij het statische binnenopslag betreft, in welk geval de aan te wenden oppervlakte niet meer bedraagt dan 1.000 m2;

  • overtollige gebouwen worden gesloopt, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen;

  • geen buitenopslag plaatsvindt;

  • de gebiedswaarden substantieel worden versterkt conform een ingediend inpassingsplan, door het aanleggen van landschaps- of natuurlijke elementen, het aanbrengen van beeldkwaliteit en/of herstel van cultuurhistorische elementen aangebouwen en/of omgeving;

  • landschappelijke inpassing plaatsvindt op basis van een ingediend beplantingsplan;

  1. de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw' wijzigen in de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' of de bestemming 'Agrarisch - Kwekerij' ten behoeve van een reëel bedrijf, indien en voor zover het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming 'Agrarisch'.

 

5.7.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  1. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;

  2. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;

  3. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond.

 

5.7.3 Procedure

Voor een besluit tot wijziging geldt de in 40.2 vermelde voorbereidingsprocedure.

 

Artikel 6 Agrarisch - Kwekerij

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Kwekerij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. de uitoefening van een boomkwekerijbedrijf;

  2. bed & breakfast;

  3. een kleinschalig kampeerterrein;

  4. stalling van caravans, campers en boten in bestaande bebouwing;

  5. landschappelijke inpassing;

  6. de waterhuishouding;

met daarbijbehorende:

  1. gebouwen, waaronder begrepen teeltondersteunende kassen en teeltondersteunende voorzieningen tot een maximum van 5000 m2 , doch uitsluitend binnen de agrarische hoofdstructuur(AHS);

  2. bouwwerken, geen gebouw zijnde;

  3. andere-werken;

  4. tuinen;

  5. erven;

  6. ontsluitingspaden;

  7. voorzieningen;

  8. teeltgronden.

 

6.2 Bouwregels

Op de voor 'Agrarisch - Kwekerij' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

 

6.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  1. een gebouw mag niet worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing';

  2. de goothoogte mag niet meer dan 5 m bedragen;

  3. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen;

  4. de dakhelling mag niet minder dan 15° bedragen, met dien verstande dat ten behoeve van verbindingsgebouwen voor een oppervlakte van ten hoogste 100 m2 de dakhelling 0° mag bedragen;

  5. voor gebouwen ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein geldt dat:

  1. de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 100 m2 mag bedragen;

  2. de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.

 

6.2.2 Bedrijfswoningen

Voor een bedrijfswoning gelden bovendien de volgende regels:

  1. per bestemmingsvlak mag niet meer dan 1 bedrijfswoning aanwezig zijn;

  2. de inhoud mag niet meer dan 750 m³ bedragen;

  3. de dakhelling mag niet minder dan 35° bedragen.

 

6.2.3 Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning

Voor aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden bovendien de volgende regels:

  1. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 80 m2;

  2. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;

  3. de bouwhoogte mag niet meer dan 6 m bedragen.

 

6.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van een erfafscheiding, gelegen tussen de weg en het dichtst bij de weg gelegen gebouw, niet meer dan 1 m mag bedragen;

  2. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 5 m bedragen.

 

6.2.5 Afwijkende maatvoering

In afwijking van het bepaalde in 6.2.16.2.1 6.2.2 en 6.2.3 6.2.4eldt dat indien een afwijkende maatvoering aanwezig is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan:

  1. deze hogere goothoogte, hogere bouwhoogte, grotere oppervlakte en/of grotere inhoud als maximum mag worden gehanteerd voor dat gebouw en, voor zover het goothoogten en bouwhoogten betreft, voor uitbreidingen van dat gebouw;

  2. deze geringere dakhelling als minimum mag worden gehanteerd voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw.

 

6.3 Nadere eisen

 

6.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. het beginsel van bebouwingsconcentratie;

  2. het bebouwingsbeeld;

  3. de landschappelijke inpassing;

  4. de milieusituatie;

  5. de verkeersveiligheid;

  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

6.3.2 Procedure

Voor een besluit tot het stellen van nadere eisen geldt de in 40.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

6.4 Afwijken van de bouwregels

 

6.4.1 Omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. 6.2aanhef en toestaan dat wordt gebouwd ten behoeve van een functie waarvoor wordt afgeweken van de gebruiksregels, mits dit in overeenstemming is met de bij de afwijkingsmogelijkheid genoemde voorwaarden;

  2. 6.2.1onder b ten behoeve van een hogere goothoogte, indien dat voor de bedrijfsvoering noodzakelijk of dringend gewenst is, hetgeen door de aanvrager aannemelijk dient te worden gemaakt, mits de goothoogte niet meer bedraagt dan 8 m en de hogere goothoogte ter plaatse uit een oogpunt van bebouwingsbeeld aanvaardbaar is;

  3. 6.2.1onder c ten behoeve van een hogere bouwhoogte, indien dat voor de bedrijfsvoering noodzakelijk of dringend gewenst is, hetgeen door de aanvrager aannemelijk dient te worden gemaakt, mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 12 m en de hogere bouwhoogte ter plaatse uit een oogpunt van bebouwingsbeeld aanvaardbaar is;

  4. 6.2.1onder d ten behoeve van een afwijkende dakvorm, anders dan een platte dakafdekking, mits dit ter plaatse uit een oogpunt van bebouwingsbeeld aanvaardbaar is.

 

6.4.2 Afwegingskader

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van de bouwregels vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  1. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;

  2. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;

  3. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond.

 

6.5 Specifieke gebruiksregels

 

6.5.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, alsmede het gebruiken of laten gebruiken van gebouwen voor permanente of tijdelijke bewoning en direct daarmee verband houdende voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte, sanitair en kook- en wasgelegenheid, een en ander anders dan toegestaan als kleinschalig kampeerterrein;

  2. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale glastuinbouwbedrijfsvoering.

 

6.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

6.6.1 Omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. 1.102 en toestaan dat tijdelijke werknemers tijdelijk worden gehuisvest in de bedrijfswoning dan wel toestaan dat de toekomstig rustende boer of een toezichthouder wordt gehuisvest in de bedrijfswoning, mits sprake blijft van één woning, hetgeen kan blijken uit het feit dat de woning niet meer dan één voordeur en één huisnummer heeft;

  2. 6.1 en de volgende nevenactiviteiten toestaan binnen de bestaande gebouwen:

  1. recreatieve en toeristische voorzieningen die qua schaal en omvang passen bij de locatie;

  2. natuur- en landschapsbeheer;

  3. natuur- en landschapseducatie;

  4. agrarisch dienstverlenende bedrijven;

  5. statische binnenopslag;

mits:

  • het in opzet en ontwikkelingsperspectief gaat om een kleinschalige activiteit met in beginsel slechts enkele werknemers;

  • de oppervlakte aan gebouwen die voor de activiteit wordt aangewend niet meer bedraagt dan 400 m2, tenzij het statische binnenopslag betreft, in welk geval de aan te wenden oppervlakte niet meer bedraagt dan 1.000 m2;

  • geen buitenopslag plaatsvindt;

  • de gebiedswaarden substantieel worden versterkt conform een ingediend inpassingsplan, door het aanleggen van landschaps- of natuurlijke elementen, het aanbrengen van beeldkwaliteit en/of herstel van cultuurhistorische elementen aangebouwen en/of omgeving;

  • landschappelijke inpassing plaatsvindt op basis van een ingediend beplantingsplan;

  1. 6.5.1 onder a ten behoeve van mantelzorg in een aanbouw of bijgebouw, mits:

  1. de zorgbehoefte objectief is aangetoond;

  2. mantelzorg plaatsvindt op een oppervlakte van maximaal 75 m2;

  3. de aanbouw dan wel het bijgebouw een ruimtelijke eenheid vormt met de woning;

  4. de tijdelijkheid van de situatie verzekerd is;

  1. 6.5.1 onder a ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers in bestaande bedrijfsgebouwen, mits:

  1. een dergelijke huisvesting noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van het bedrijf;

  2. voldoende structurele voorzieningen voor tijdelijke huisvesting elders ontbreken;

  3. de huisvesting uitsluitend werknemers betreft, die alleen binnen het bedrijf, waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;

  4. de huisvesting niet langer dan zes maanden per kalenderjaar bedraagt;

  5. de huisvesting plaatsvindt in bestaande bedrijfsgebouwen, waarvan de oppervlakte die voor de huisvesting wordt aangewend niet meer bedraagt dan 120 m2;

  6. voorzien is in een doelmatige landschappelijke inpassing;

  7. geen sprake is van zelfstandige woningen.

 

6.6.2 Afwegingskader

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van de gebruiksregels vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  1. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;

  2. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;

  3. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond.

 

6.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

6.7.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen:

  1. de bestemming 'Agrarisch - Kwekerij' wijzigen in de bestemming 'Wonen' en in de aansluitende gebiedsbestemming, na beëindiging van het kwekerijbedrijf, waarbij geldt dat:

  1. slechts één woning is toegestaan, welke uitsluitend is toegestaan in de voormalige bedrijfswoning en het daaraan aangebouwde voormalige bedrijfsgedeelte;

  2. in afwijking van het bepaalde onder 1 zijn twee woningen toegestaan in de gezamenlijke bouwmassa van de voormalige bedrijfswoning en het daaraan aangebouwde voormalige bedrijfsgedeelte, indien dit pand cultuurhistorisch waardevol is en het toestaan van een tweede woning in het pand noodzakelijk is met het oog op de instandhouding van het pand;

  1. de bestemming 'Agrarisch - Kwekerij' wijzigen in een andere bestemming ten behoeve van:

  1. recreatieve en toeristische voorzieningen die qua schaal en omvang passen bij de locatie;

  2. natuur- en landschapsbeheer;

  3. natuur- en landschapseducatie;

  4. agrarisch dienstverlenende bedrijven;

  5. statische binnenopslag;

mits:

  • het in opzet en ontwikkelingsperspectief gaat om een kleinschalige activiteit met in beginsel slechts enkele werknemers;

  • de oppervlakte aan gebouwen die voor de activiteit wordt aangewend niet meer bedraagt dan 400 m2, tenzij het statische binnenopslag betreft, in welk geval de aan te wenden oppervlakte niet meer bedraagt dan 1.000 m2;

  • overtollige gebouwen worden gesloopt, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen;

  • geen buitenopslag plaatsvindt;

  • de gebiedswaarden substantieel worden versterkt conform een ingediend inpassingsplan, door het aanleggen van landschaps- of natuurlijke elementen, het aanbrengen van beeldkwaliteit en/of herstel van cultuurhistorische elementen aangebouwen en/of omgeving;

  • landschappelijke inpassing plaatsvindt op basis van een ingediend beplantingsplan;

  • de bestemming 'Agrarisch - Kwekerij' wijzigen in de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' ten behoeve van een reëel bedrijf, indien en voor zover het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming 'Agrarisch'.

 

6.7.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  1. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;

  2. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;

  3. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond.

 

6.7.3 Procedure

Voor een besluit tot wijziging geldt de in 40.2 vermelde voorbereidingsprocedure.

 

Artikel 7 Agrarisch - Paardenhouderij

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Paardenhouderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. de uitoefening van een gebruiksgerichte paardenhouderij (geen manege), waaronder begrepen de stalling van pensionpaarden, dan wel een combinatie van een gebruiksgerichte en een productgerichte paardenhouderij, met dien verstande dat per bestemmingsvlak niet meer dan 1 paardenhouderij is toegestaan;

  2. een kleinschalig kampeerterrein;

  3. bed & breakfast ;

  4. stalling van caravans, campers en boten in bestaande bebouwing;

  5. landschappelijke inpassing;

  6. de waterhuishouding;

met daarbijbehorende:

  1. gebouwen;

  2. bouwwerken, geen gebouw zijnde;

  3. buitenrijbakken;

  4. tuinen;

  5. erven;

  6. ontsluitingspaden;

  7. voorzieningen;

  8. agrarische gronden.

 

7.2 Bouwregels

Op de voor 'Agrarisch - Paardenhouderij' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

 

7.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  1. een gebouw mag niet worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing';

  2. de goothoogte mag niet meer dan 5 m bedragen, tenzij ter plaatse anders aangeduid;

  3. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen, tenzij ter plaatse anders aangeduid;

  4. de dakhelling mag niet minder dan 15 º bedragen, met dien verstande dat ten behoeve van verbindingsgebouwen voor een oppervlakte van ten hoogste 100 m2 de dakhelling 0° mag bedragen;

  5. per bestemmingsvlak mag niet meer dan één rijhal aanwezig zijn, waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 1.000 m2, tenzij ter plaatse een ander maximum bebouwd oppervlak is aangeduid.

 

7.2.2 Bedrijfswoningen

Voor een bedrijfswoning gelden bovendien de volgende regels:

  1. per bestemmingsvlak mag niet meer dan 1 bedrijfswoning aanwezig zijn, tenzij ter plaatse anders aangeduid;

  2. de inhoud mag niet meer dan 750 m³ bedragen;

  3. de dakhelling mag niet minder dan 35° bedragen.

 

7.2.3 Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning

Voor aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden bovendien de volgende regels:

  1. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 80 m2;

  2. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;

  3. de bouwhoogte mag niet meer dan 6 m bedragen.

 

7.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 10 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van een erfafscheiding, gelegen tussen de weg en het dichtst bij de weg gelegen gebouw, niet meer dan 1 m mag bedragen;

  3. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 5 m bedragen.

 

7.2.5 Afwijkende maatvoering

In afwijking van het bepaalde in 7.2.17.2.1 7.2.2, en 7.2.3 7.2.4geldt dat indien een afwijkende maatvoering aanwezig is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan:

  1. deze hogere goothoogte, hogere bouwhoogte, grotere oppervlakte en/of grotere inhoud als maximum mag worden gehanteerd voor dat gebouw en, voor zover het goothoogten en bouwhoogten betreft, voor uitbreidingen van dat gebouw;

  2. deze geringere dakhelling als minimum mag worden gehanteerd voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw.

 

7.3 Nadere eisen

 

7.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. het beginsel van bebouwingsconcentratie;

  2. het bebouwingsbeeld;

  3. de landschappelijke inpassing;

  4. de milieusituatie;

  5. de verkeersveiligheid;

  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

7.3.2 Procedure

Voor een besluit tot het stellen van nadere eisen geldt de in 40.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

7.4 Afwijken van de bouwregels

 

7.4.1 Omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. 7.2.1onder b ten behoeve van een hogere goothoogte, indien dat voor de bedrijfsvoering noodzakelijk of dringend gewenst is, hetgeen door de aanvrager aannemelijk dient te worden gemaakt, mits de goothoogte niet meer bedraagt dan 8 m en de hogere goothoogte ter plaatse uit een oogpunt van bebouwingsbeeld aanvaardbaar is;

  2. 7.2.1onder c ten behoeve van een hogere bouwhoogte, indien dat voor de bedrijfsvoering noodzakelijk of dringend gewenst is, hetgeen door de aanvrager aannemelijk dient te worden gemaakt, mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 12 m en de hogere bouwhoogte ter plaatse uit een oogpunt van bebouwingsbeeld aanvaardbaar is;

  3. 7.2.1 7.2.1onder d ten behoeve van een afwijkende dakvorm, anders dan een platte dakafdekking, mits dit ter plaatse uit een oogpunt van bebouwingsbeeld aanvaardbaar is.

 

7.4.2 Afwegingskader

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van de bouwregels vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  1. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;

  2. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;

  3. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond.

 

7.5 Specifieke gebruiksregels

 

7.5.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het aanleggen van verkeers- of publieksaantrekkende voorzieningen.

7.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

7.6.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen:

  1. de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderij' wijzigen in de bestemming 'Wonen' en in de aansluitende gebiedsbestemming, na beëindiging van de gebruiksgerichte paardenhouderij, waarbij geldt dat:

  1. slechts één woning is toegestaan, welke uitsluitend is toegestaan in de voormalige bedrijfswoning en het daaraan aangebouwde voormalige bedrijfsgedeelte;

  2. in afwijking van het bepaalde onder 1 zijn twee woningen toegestaan in de gezamenlijke bouwmassa van de voormalige bedrijfswoning en het daaraan aangebouwde voormalige bedrijfsgedeelte, indien dit pand cultuurhistorisch waardevol is en het toestaan van een tweede woning in het pand noodzakelijk is met het oog op de instandhouding van het pand;

  1. de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderij' wijzigen in een andere bestemming ten behoeve van:

  1. recreatieve en toeristische voorzieningen die qua schaal en omvang passen bij de locatie;

  2. natuur- en landschapsbeheer;

  3. natuur- en landschapseducatie;

  4. agrarisch dienstverlenende bedrijven;

  5. statische binnenopslag;

mits:

  • het in opzet en ontwikkelingsperspectief gaat om een kleinschalige activiteit met in beginsel slechts enkele werknemers;

  • de oppervlakte aan gebouwen die voor de activiteit wordt aangewend niet meer bedraagt dan 400 m2, tenzij het statische binnenopslag betreft, in welk geval de an te wenden oppervlakte niet meer bedraagt dan 1.000 m2;

  • overtollige gebouwen worden gesloopt, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen;

  • geen buitenopslag plaatsvindt;

  • de gebiedswaarden substantieel worden versterkt conform een ingediend inpassingsplan, door het aanleggen van landschaps- of natuurlijke elementen, het aanbrengen van beeldkwaliteit en/of herstel van cultuurhistorische elementen aangebouwen en/of omgeving;

  • landschappelijke inpassing plaatsvindt op basis van een ingediend beplantingsplan;

  1. de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderij' wijzigen in de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' of de bestemming 'Agrarisch - Kwekerij' ten behoeve van een reëel bedrijf, indien en voor zover het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming 'Agrarisch'.

 

7.6.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  1. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;

  2. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;

  3. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond.

7.6.3 Procedure

Voor een besluit tot wijziging geldt de in 40.2 vermelde voorbereidingsprocedure.

 

Artikel 8 Agrarisch met waarden - Landschap

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. de grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;

  2. de uitoefening van het boomkwekerijbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding bomenteelt;

  3. het weiden van vee en het verbouwen van gewassen, anders dan in het kader van de uitoefening van een agrarisch bedrijf, met dien verstande dat volkstuincomplexen niet zijn toegestaan;

  4. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de gronden;

  5. infrastructurele voorzieningen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan;

  6. sloten en watergangen;

  7. extensieve recreatie;

met daarbijbehorende:

  1. bouwwerken, geen gebouw zijnde;

  2. andere-werken;

  3. groenvoorzieningen;

  4. overige voorzieningen;

met dien verstande dat:

  1. voeropslag, waaronder begrepen kuilvoerplaten en sleufsilo's niet is toegestaan, tenzij bestaand ten tijde tervisielegging ontwerp bestemmingsplan;

  2. voorzieningen ten behoeve van de opslag van mest niet zijn toegestaan;

  3. teeltondersteunende voorzieningen niet zijn toegestaan, met dien verstande dat tijdelijke afdekfolies en/of lage tunnels zijn toegelaten indien daarvoor een aanlegvergunning is verleend;

  4. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden als paardrijbak niet is toegestaan.

 

8.2 Bouwregels

Op de voor 'Agrarisch met waarden - Landschap' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

8.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat stallen en schuren die legaal aanwezig zijn op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan of die op dat moment gebouwd mogen worden, mogen worden gehandhaafd naar de omvang die zij op dat moment hadden.

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1 m.

8.3 Nadere eisen

 

8.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. de landschappelijke waarde van de gronden;

  2. het bebouwingsbeeld;

  3. de milieusituatie;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  6. de landschappelijke waarde.

 

8.3.2 Procedure

Voor een besluit tot het stellen van nadere eisen geldt de in 40.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

8.4 Afwijken van de bouwregels

 

8.4.1 Omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2 en toestaan dat wordt gebouwd ten behoeve van overschrijding van het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' met bouwwerken, met dien verstande dat:

  1. dit noodzakelijk moet zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of ontwikkeling;

  2. situering van de bebouwing op het bestemmingsvlak van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' niet mogelijk is;

  3. de overschrijding niet meer mag bedragen dan 10% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf';

  4. het bouwwerk wordt gebouwd overeenkomstig de bouwregels van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'.

 

8.4.2 Afwegingskader

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van de bouwregels vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  1. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;

  2. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad.

  3. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond.

 

8.4.3 Advies

Burgemeester en wethouders kunnen omtrent het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid schriftelijk advies inwinnen bij een agrarisch deskundige omtrent de vraag of de overschrijding van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' met het oog op een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of ontwikkeling noodzakelijk is.

8.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

8.5.1 Omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.1 onder e ten behoeve van nieuwe fiets-, wandel- en ruiterpaden.

8.5.2 Afwegingskader

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van het bepaalde in 8.1 vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  1. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;

  2. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad.

 

8.6 Aanlegactiviteiten

 

8.6.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de in de Tabel van Bijlage 1 genoemde werken of werkzaamheden uit te voeren, indien en voor zover bij de van toepassing zijnde bestemming en de betreffende werken of werkzaamheden een 'A' is vermeld.

8.6.2 Uitzonderingen op verbod

Het in 8.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

8.6.3 Afwegingskader

Uitvoering van de genoemde werken en/of werkzaamheden is in strijd met de bestemming, indien daardoor dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen een onevenredige aantasting van de waarden van deze gronden kan plaatsvinden. Onder de waarden van deze gronden worden verstaan de landschappelijke waarden als bedoeld in 8.1.

8.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

8.7.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap' wijzigen in de bestemming:

  1. 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' ten behoeve van verschuiving van het agrarisch bouwperceel, indien en voor zover:

  1. de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap ' grenzen aan gronden met de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf ' en de verschuiving plaats vindt ten dienste van het op laatstgenoemde gronden gevestigde agrarische bedrijf;

  2. de totale oppervlakte met de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf ' niet toeneemt;

  3. de verschuiving niet plaatsvindt ten behoeve van een intensieve veehouderij;

  1. 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' ten behoeve van vergroting van het agrarisch bouwperceel, indien en voor zover:

  1. de gronden met de bestemming 'Agrarisch' grenzen aan gronden met de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' en de vergroting plaatsvindt ten dienste van het op laatstgenoemde gronden gevestigde agrarische bedrijf;

  2. de vergroting uit bedrijfseconomisch oogpunt noodzakelijk is, hetgeen moet blijken uit een in te dienen bedrijfsplan, waarin onder meer wordt onderbouwd waarom sloop en herbouw van bedrijfsgebouwen niet tot de mogelijkheden behoort; deze voorwaarde geldt niet indien de vergroting wordt ingegeven door concrete milieutechnische dan wel dierenwelzijnsmotieven en daardoor ter plaatse een betere ruimtelijke en milieukwaliteit wordt gerealiseerd;

  3. de vergroting niet plaats vindt ten behoeve van intensieve veehouderij, tenzij uitbreiding van de bebouwing noodzakelijk is ten behoeve van dierenwelzijn en deze uitbreiding niet binnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' kan worden gerealiseerd, hetgeen door de aanvrager moet zijn aangetoond;

  4. de vergroting landschappelijk wordt ingepast, hetgeen moet blijken uit een in te dienen inrichtingsplan;

  5. de totale oppervlakte met de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' na wijziging niet meer bedraagt dan 1,5 hectare;

  1. 'Natuur', mits natuurontwikkeling plaatsvindt ter uitvoering van provinciaal natuurbeleid en mits het kansrijke eenheden betreft.

 

8.7.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  1. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;

  2. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;

  3. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;

  4. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de milieutechnische, de waterhuishoudkundige, de archeologische, de ecologische en de verkeerstechnische toelaatbaarheid.

 

8.7.3 Advies

Alvorens omtrent het toepassen van het bepaalde in 8.7.1 onder b te beslissen winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij:

  1. een agrarisch deskundige indien de vergroting van het agrarische bouwperceel wordt ingegeven door een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of ontwikkeling dan wel een milieudeskundige indien de vergroting wordt ingegeven door concrete milieutechnische dan wel dierenwelzijnsmotieven;

  2. een deskundige natuur en landschap omtrent de vraag of de vergroting afdoende landschappelijk wordt ingepast.

 

8.7.4 Procedure

Voor een besluit tot wijziging geldt de in 40.2 vermelde voorbereidingsprocedure.

Artikel 9 Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. de grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;

  2. de uitoefening van het boomkwekerijbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bomenteelt';

  3. ter plaatse van de aanduiding 'differentiatievlak A' voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van een agrarisch bedrijf;

  4. het weiden van vee en het verbouwen van gewassen, anders dan in het kader van de uitoefening van een agrarisch bedrijf, met dien verstande dat volkstuincomplexen niet zijn toegestaan;

  5. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarde en van de natuurlijke waarde van de gronden, zoals die natuurlijke waarden tot uitdrukking komen in de met de biotopen samenhangende fauna;

  6. infrastructurele voorzieningen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan;

  7. sloten en watergangen;

  8. extensieve recreatie;

met daarbijbehorende:

  1. bouwwerken, geen gebouw zijnde;

  2. andere-werken;

  3. groenvoorzieningen;

  4. overige voorzieningen;

met dien verstande dat:

  1. voeropslag, waaronder begrepen kuilvoerplaten en sleufsilo's niet is toegestaan;

  2. voorzieningen ten behoeve van de opslag van mest niet zijn toegestaan;

  3. teeltondersteunende voorzieningen niet zijn toegestaan, met dien verstande dat tijdelijke afdekfolies en/of lage tunnels zijn toegelaten indien daarvoor een aanlegvergunning is verleend;

  4. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden als paardrijbak niet is toegestaan.

 

9.2 Bouwregels

Op de voor 'Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

9.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat stallen en schuren die legaal aanwezig zijn op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan of die op dat moment gebouwd mogen worden, mogen worden gehandhaafd naar de omvang die zij op dat moment hadden.

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1 m, met uitzondering van het ter plaatse aangeduide 'differentiatievlak A' waar de bouwhoogte 1,5 m mag bedragen.

9.3 Nadere eisen

 

9.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. de landschappelijke en/of natuurlijke waarde van de gronden;

  2. de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;

  3. het bebouwingsbeeld;

  4. de milieusituatie;

  5. de verkeersveiligheid;

  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

9.3.2 Procedure

Voor een besluit tot het stellen van nadere eisen geldt de in 40.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

9.4 Afwijken van de bouwregels

 

9.4.1 Omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning in afwijking van het bepaalde in 9.2 toestaan dat wordt gebouwd ten behoeve van overschrijding van het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' met bouwwerken, met dien verstande dat:

  1. dit noodzakelijk moet zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of ontwikkeling;

  2. situering van de bebouwing op het bestemmingsvlak van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' niet mogelijk is;

  3. de overschrijding niet meer mag bedragen dan 10% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf';

  4. het bouwwerk wordt gebouwd overeenkomstig de bouwregels van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'.

 

9.4.2 Afwegingskader

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning waarbij wordt afgewekenvan de bouwregels vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  1. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;

  2. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;

  3. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond.

 

9.4.3 Advies

Burgemeester en wethouders kunnen omtrent het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid schriftelijk advies inwinnen bij een agrarisch deskundige omtrent de vraag of de overschrijding van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' met het oog op een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of ontwikkeling noodzakelijk is.

9.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

9.5.1 Omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.1 onder g ten behoeve van nieuwe fiets-, wandel- of ruiterpaden.

9.5.2 Afwegingskader

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning waarbij wordt afgewekenvan het bepaalde in 9.1 vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  1. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;

  2. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad.

 

9.6 Aanlegactiviteiten

 

9.6.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de in de tabel van Bijlage 1 Tabel genoemde werken of werkzaamheden uit te voeren, indien en voor zover bij de van toepassing zijnde bestemming en de betreffende werken of werkzaamheden een 'A' is vermeld.

9.6.2 Uitzonderingen op verbod

Het in 9.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

9.6.3 Afwegingskader

Uitvoering van de genoemde werken en/of werkzaamheden is in strijd met de bestemming, indien daardoor dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen een onevenredige aantasting van de waarden van deze gronden kan plaatsvinden. Onder de waarden van deze gronden worden verstaan de landschappelijke en natuurlijke waarden als bedoeld in 9.1.

9.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

9.7.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap' wijzigen in de bestemming:

  1. 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' ten behoeve van verschuiving van het agrarisch bouwperceel, indien en voor zover:

  1. de gronden met de bestemming 'Agrarisch' grenzen aan gronden met de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' en de verschuiving plaats vindt ten dienste van het op laatstgenoemde gronden gevestigde agrarische bedrijf;

  2. de totale oppervlakte met de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' niet toeneemt;

  3. de verschuiving niet plaatsvindt ten behoeve van een intensieve veehouderij;

  1. 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' ten behoeve van vergroting van het agrarisch bouwperceel, indien en voor zover:

  1. de gronden met de bestemming 'Agrarisch' grenzen aan gronden met de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' en de vergroting plaatsvindt ten dienste van het op laatstgenoemde gronden gevestigde agrarische bedrijf;

  2. de vergroting uit bedrijfseconomisch oogpunt noodzakelijk is, hetgeen moet blijken uit een in te dienen bedrijfsplan, waarin onder meer wordt onderbouwd waarom sloop en herbouw van bedrijfsgebouwen niet tot de mogelijkheden behoort; deze voorwaarde geldt niet indien de vergroting wordt ingegeven door concrete milieutechnische dan wel dierenwelzijnsmotieven en daardoor ter plaatse een betere ruimtelijke en milieukwaliteit wordt gerealiseerd;

  3. de vergroting niet plaats vindt ten behoeve van intensieve veehouderij;

  4. de vergroting landschappelijk wordt ingepast, hetgeen moet blijken uit een in te dienen inrichtingsplan;

  5. de totale oppervlakte met de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' na wijziging niet meer bedraagt dan 1,5 hectare;

  1. 'Natuur', mits natuurontwikkeling plaatsvindt ter uitvoering van provinciaal natuurbeleid en mits het kansrijke eenheden betreft;

  2. 'Sport' ter plaatse van een als zodanig aangegeven aanduiding "wro-zone-wijzigingsgebied" binnen het bestemmingsvlak op bladnummer 1/5 ten behoeve van completering en afronding van natuurgebied resp. golfbaan, met dien verstande dat bedoelde wijzigingsbevoegdheid alleen mag worden toegepast indien de betrokken gronden langs minnelijke weg zijn verworven.

 

9.7.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  1. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;

  2. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;

  3. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;

  4. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de milieutechnische, de waterhuishoudkundige, de archeologische, de ecologische en de verkeerstechnische toelaatbaarheid.

 

9.7.3 Advies

Alvorens omtrent het toepassen van het bepaalde in 9.7 onder b te beslissen winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij:

  1. een agrarisch deskundige indien de vergroting van het agrarische bouwperceel wordt ingegeven door een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of ontwikkeling dan wel een milieudeskundige indien de vergroting wordt ingegeven door concrete milieutechnische dan wel dierenwelzijnsmotieven;

  2. een deskundige natuur en landschap omtrent de vraag of de vergroting afdoende landschappelijk wordt ingepast.

 

9.7.4 Procedure

Voor een besluit tot wijziging geldt de in 40.2 vermelde voorbereidingsprocedure.

 

Artikel 10 Bedrijf

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijfsactiviteiten in de categorieën 1 en 2 van de Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  2. op de bestemmingsvlakken, gelegen aan de volgende adressen, tevens voor de volgende bedrijfsactiviteiten:

adressen

bedrijfsactiviteiten

Heikantseweg 10 en 12

composteringsbedrijf / grondverzetbedrijf

Heikantseweg 16

groothandel compost en natuursteen

Hortsdijk 104/106/108

garagebedrijf

Kruisschotseweg 5

hoveniersbedrijf + boomkwekerij

Lungendonk 5

tricotagebedrijf en groothandel in huishoudelijke artikelen

Lungendonk 8

transportbedrijf

Lungendonk 9

schildersbedrijf

Peeleik 32

loonbedrijf

Rijpelberg 3-7

agrarisch dienstverlenend bedrijf

Rootakkers 55

agrarisch dienstverlenend bedrijf

Korte Venstraat 6

productiebedrijf

Korte Venstraat 8

autobedrijf

Korte Venstraat 12

loonbedrijf

 

  1. bed & breakfest, uitsluitend in de bedrijfswoning;

met daarbijbehorende:

  1. gebouwen;

  2. bouwwerken, geen gebouw zijnde;

  3. andere-werken;

  4. tuinen;

  5. erven;

  6. terreinen;

  7. ontsluitingspaden;

  8. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  9. groenvoorzieningen;

  10. parkeervoorzieningen;

met dien verstande dat:

  1. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan.

 

10.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

10.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  1. een gebouw mag niet worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing';

  2. de goothoogte mag niet meer dan 5 m bedragen;

  3. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen;

  4. de dakhelling mag niet minder dan 15° bedragen, met dien verstande dat ten behoeve van verbindingsgebouwen voor een oppervlakte van ten hoogste 100 m2 de dakhelling 0° mag bedragen;

  5. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen (inclusief de oppervlakte van de bedrijfswoning en de bij de bedrijfswoning behorende aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen) mag niet meer bedragen dan het bestaande oppervlak, met dien verstande dat:

  1. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van agrarisch dienstverlenende bedrijven vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van het plan eenmalig mag toenemen met 25%;

  2. de oppervlakte van gebouwen van overige bedrijven vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van het plan eenmalig mag toenemen met 15%.

 

10.2.2 Bedrijfswoningen

Voor een bedrijfswoning gelden bovendien de volgende regels:

  1. per bestemmingsvlak mag niet meer dan 1 bedrijfswoning aanwezig zijn, met dien verstande dat:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het op de plankaart aangegeven aantal bedrijfswoningen is toegestaan;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;

  1. de inhoud mag niet meer dan 750 m³ bedragen;

  2. de dakhelling mag niet minder dan 35° bedragen.

 

10.2.3 Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning

Voor aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden bovendien de volgende regels:

  1. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 60 m2;

  2. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;

  3. de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen.

 

10.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van een erfafscheiding, gelegen tussen de weg en het dichtst bij de weg gelegen gebouw, niet meer dan 1 m mag bedragen;

  2. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 5 m bedragen.

 

10.2.5 Afwijkende maatvoering

In afwijking van het bepaalde in 10.2.1, 10.2.2, 10.2.3, 10.2.4 geldt dat indien een afwijkende maatvoering aanwezig is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan:

  1. deze hogere goothoogte, hogere bouwhoogte, grotere oppervlakte en/of grotere inhoud als maximum mag worden gehanteerd voor dat bouwwerk en, voor zover het goothoogten en bouwhoogten betreft, voor uitbreidingen van dat bouwwerk;

  2. deze geringere dakhelling als minimum mag worden gehanteerd voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw.

 

10.3 Nadere eisen

 

10.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. het beginsel van bebouwingsconcentratie;

  2. het bebouwingsbeeld;

  3. de landschappelijke inpassing;

  4. de milieusituatie;

  5. de verkeersveiligheid;

  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

10.3.2 Procedure

Voor een besluit tot het stellen van nadere eisen geldt de in 40.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

10.4 Afwijken van de bouwregels

 

10.4.1 Omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. 10.2.1onder b ten behoeve van een hogere goothoogte, indien dat voor de bedrijfsvoering noodzakelijk of dringend gewenst is, hetgeen door de aanvrager aannemelijk dient te worden gemaakt, mits de goothoogte niet meer bedraagt dan 8 m en de hogere goothoogte ter plaatse uit een oogpunt van bebouwingsbeeld aanvaardbaar is;

  2. 10.2.1 onder c ten behoeve van een hogere bouwhoogte, indien dat voor de bedrijfsvoering noodzakelijk of dringend gewenst is, hetgeen door de aanvrager aannemelijk dient te worden gemaakt, mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 12 m en de hogere bouwhoogte ter plaatse uit een oogpunt van bebouwingsbeeld aanvaardbaar is;

  3. 10.2.2 onder d ten behoeve van een afwijkende dakvorm, anders dan een platte dakafdekking.

 

10.4.2 Afwegingskader

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van de bouwregels vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  1. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;

  2. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;

  3. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond.

 

10.5 Specifieke gebruiksregels

 

10.5.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen anders dan toegestaan als kleinschalig kampeerterrein;

  2. het gebruik van de gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale bedrijfsvoering.

 

10.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

10.6.1 Omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.1onder a en toestaan dat bedrijven worden toegelaten die niet zijn genoemd in Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten of die volgens de Staat van Bedrijfsactiviteiten van een hogere categorie zijn, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving gelijk kan worden gesteld met de reeds toegelaten categorie, met dien verstande dat:

  1. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;

  2. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;

  3. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan;

  4. horecabedrijven niet zijn toegestaan;

  5. het niet betreft een bedrijf genoemd in bijlage 10 onderdeel B van de Provinciale Milieuverordening (de zogenaamde zwarte-lijstinrichtingen), indien de woning is gelegen in de 25-jaarszone van het grondwaterbeschermingsgebied zoals deze is opgenomen in Bijlage 4 Grondwaterbeschermingsgebied.

 

10.6.2 Afwegingskader

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van de gebruiksregels vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  1. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;

  2. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;

  3. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond.

 

10.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

10.7.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en:

  1. de bestemming 'Bedrijf' wijzigen in de bestemming 'Wonen' en in de aansluitende gebiedsbestemming, na beëindiging van het bedrijf, waarbij geldt dat:

  1. slechts één woning is toegestaan, welke uitsluitend is toegestaan in de voormalige bedrijfswoning en het daaraan aangebouwde voormalige bedrijfsgedeelte;

  2. in afwijking van het bepaalde onder 1 zijn twee woningen toegestaan in de gezamenlijke bouwmassa van de voormalige bedrijfswoning en het daaraan aangebouwde voormalige bedrijfsgedeelte, indien dit pand cultuurhistorisch waardevol is en het toestaan van een tweede woning in het pand noodzakelijk is met het oog op de instandhouding van het pand;

  1. de bestemming 'Bedrijf' wijzigen in een andere bestemming ten behoeve van:

  1. recreatieve en toeristische voorzieningen die qua schaal en omvang passen bij de locatie;

  2. natuur- en landschapsbeheer;

  3. natuur- en landschapseducatie;

  4. agrarisch dienstverlenende bedrijven;

  5. statische binnenopslag;

mits:

  • het in opzet en ontwikkelingsperspectief gaat om een kleinschalige activiteit met in beginsel slechts enkele werknemers;

  • de oppervlakte aan gebouwen die voor de activiteit wordt aangewend niet meer bedraagt dan 400 m2, tenzij het statische binnenopslag betreft, in welk geval de aan te wenden oppervlakte niet meer bedraagt dan 1.000 m2;

  • overtollige gebouwen worden gesloopt, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen;

  • geen buitenopslag plaatsvindt;

  • de gebiedswaarden substantieel worden versterkt conform een ingediend inpassingsplan, door het aanleggen van landschaps- of natuurlijke elementen, het aanbrengen van beeldkwaliteit en/of herstel van cultuurhistorische elementen aangebouwen en/of omgeving;

  • landschappelijke inpassing plaatsvindt op basis van een ingediend inrichtings- en/of beplantingsplan.

 

10.7.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  1. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;

  2. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;

  3. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond.

 

10.7.3 Procedure

Voor een besluit tot wijziging geldt de in 40.2 vermelde voorbereidingsprocedure.

 

Artikel 11 Bedrijf - Nutsbedrijf

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. voor zover het bestemmingsvlak is gelegen aan de Scheidijk een waterwinbedrijf;

  2. voor zover het bestemmingsvlak is gelegen aan de Lungendonk een hoogspanningsverdeelstation;

met daarbijbehorende:

  1. gebouwen - een bedrijfswoning daaronder niet begrepen;

  2. bouwwerken, geen gebouw zijnde;

  3. erven;

  4. terreinen.

 

11.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijf - Nutsbedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

11.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  1. de goothoogte mag niet meer dan 5 m bedragen;

  2. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen;

  3. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen mag per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte, met dien verstande dat de oppervlakte vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van het plan eenmalig mag toenemen met 15%.

 

11.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt de volgende regel:

  1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m bedragen.

 

11.2.3 Afwijkende maatvoering

In afwijking van het bepaalde in 11.2.1 en 11.2.2 geldt dat indien een afwijkende maatvoering aanwezig is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan deze hogere goothoogte, hogere bouwhoogte en/of grotere oppervlakte als maximum mag worden gehanteerd voor dat bouwwerk en, voor zover het goothoogten en bouwhoogten betreft, voor uitbreidingen van dat bouwwerk.

11.3 Nadere eisen

 

11.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. het beginsel van bebouwingsconcentratie;

  2. het bebouwingsbeeld;

  3. de landschappelijke inpassing;

  4. de milieusituatie;

  5. de verkeersveiligheid;

  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

11.3.2 Procedure

Voor een besluit tot het stellen van nadere eisen geldt de in 40.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

11.4 Afwijken van de bouwregels

 

11.4.1 Omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. 11.2.1 onder a ten behoeve van een hogere goothoogte, indien dat voor de bedrijfsvoering noodzakelijk of dringend gewenst is, hetgeen door de aanvrager aannemelijk dient te worden gemaakt, mits de goothoogte niet meer bedraagt dan 8 m en de hogere goothoogte ter plaatse uit een oogpunt van bebouwingsbeeld aanvaardbaar is;

  2. 11.2.1 onder b ten behoeve van een hogere bouwhoogte, indien dat voor de bedrijfsvoering noodzakelijk of dringend gewenst is, hetgeen door de aanvrager aannemelijk dient te worden gemaakt, mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 12 m en de hogere bouwhoogte ter plaatse uit een oogpunt van bebouwingsbeeld aanvaardbaar is;

  3. 11.2.1 onder c ten behoeve van een afwijkende dakvorm, anders dan een platte dakafdekking.

 

11.4.2 Afwegingskader

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van de bouwregels vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  1. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;

  2. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;

  3. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond.

 

Artikel 12 Bedrijf - Nutsvoorziening

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatoren gasdrukregel- en meetstations en gemalen;

met daarbijbehorende:

  1. gebouwen - een bedrijfswoning daaronder niet begrepen;

  2. bouwwerken, geen gebouw zijnde;

  3. erven;

  4. terreinen.

 

12.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

12.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  1. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;

  2. de bouwhoogte mag niet meer dan 6 m bedragen.

  3. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte, met dien verstande dat de oppervlakte vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van het plan eenmalig mag toenemen met 15%.

 

12.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte mag niet meer dan 6 m bedragen.

 

12.2.3 Afwijkende maatvoering

In afwijking van het bepaalde in 12.2.1 en 12.2.2 geldt dat indien een afwijkende maatvoering aanwezig is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan deze hogere goothoogte, hogere bouwhoogte en/of grotere oppervlakte als maximum mag worden gehanteerd voor dat bouwwerk en voor zover het goothoogte en bouwhoogten betreft, voor uitbreidingen van dat bouwwerk.

12.3 Nadere eisen

 

12.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. het beginsel van bebouwingsconcentratie;

  2. het bebouwingsbeeld;

  3. de landschappelijke inpassing;

  4. de milieusituatie;

  5. de verkeersveiligheid;

  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

12.3.2 Procedure

Voor een besluit tot het stellen van nadere eisen geldt de in 40.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

 

Artikel 13 Detailhandel - Tuincentrum

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel - Tuincentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. de uitoefening van een glastuinbouwbedrijf;

  2. een tuincentrum, met dien verstande dat:

  1. de verkoop van zwembaden, dieren en dierbenodigdheden, speelgoed, kleding, agrarische machines, outdoorartikelen en sportartikelen niet is toegestaan;

  2. de benodigde parkeerruimte op eigen terrein aanwezig moet zijn overeenkomstig de norm van 30 parkeerplaatsen per 1.000 m2 brutovloeroppervlak;

met daarbijbehorende:

  1. gebouwen;

  2. bouwwerken, geen gebouw zijnde;

  3. tuinen;

  4. erven;

  5. terreinen;

  6. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  7. groenvoorzieningen;

  8. parkeervoorzieningen.

 

13.2 Bouwregels

Op de voor 'Detailhandel - Tuincentrum' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

13.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  1. een gebouw mag niet worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing';

  2. de goothoogte mag niet meer dan 4 m bedragen;

  3. de bouwhoogte mag niet meer dan 6,5 m bedragen;

  4. de dakhelling mag niet minder dan 15° bedragen, met dien verstande dat ten behoeve van verbindingsgebouwen voor een oppervlakte van ten hoogste 100 m2 de dakhelling 0° mag bedragen;

  5. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen (inclusief de oppervlakte van de bedrijfswoning en de bij de bedrijfswoning behorende aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen) mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte.

 

13.2.2 Bedrijfswoningen

Voor een bedrijfswoning gelden bovendien de volgende regels:

  1. per bestemmingsvlak mag niet meer dan 1 bedrijfswoning aanwezig zijn;

  2. de inhoud mag niet meer dan 750 m³ bedragen;

  3. de dakhelling mag niet minder dan 35° bedragen.

 

13.2.3 Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning

Voor aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden bovendien de volgende regels:

  1. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 60 m2;

  2. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;

  3. de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen.

 

13.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van een erfafscheiding, gelegen tussen de weg en het dichtst bij de weg gelegen gebouw, niet meer dan 1 m mag bedragen;

  2. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 5 m bedragen.

 

13.2.5 Afwijkende maatvoering

In afwijking van het bepaalde in 13.2.1, 13.2.2, 13.2.3 en 13.2.4geldt dat indien een afwijkende maatvoering aanwezig is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan:

  1. deze hogere goothoogte, hogere bouwhoogte, grotere oppervlakte en/of grotere inhoud als maximum mag worden gehanteerd voor dat bouwwerk en, voor zover het goothoogte en bouwhoogten betreft, voor uitbreidingen van dat bouwwerk;

  2. deze geringere dakhelling als minimum mag worden gehanteerd voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw.

 

13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. het beginsel van bebouwingsconcentratie;

  2. het bebouwingsbeeld;

  3. de landschappelijke inpassing;

  4. de milieusituatie;

  5. de verkeersveiligheid;

  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

13.3.1 Procedure

Voor een besluit tot het stellen van nadere eisen geldt de in 40.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

Artikel 14 Groen

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;

  2. de waterhuishouding;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' voor het behoud, de bescherming en het herstel van de cultuurhistorische waarden;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - hondendressuurterrein' voor een hondendressuurterrein;

met daarbijbehorende:

  1. bouwwerken, geen gebouw zijnde;

  2. andere-werken;

  3. paden en verhardingen;

  4. speelvoorzieningen;

  5. water;

  6. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  7. parkeervoorzieningen.

 

14.2 Bouwregels

Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

14.2.1 Bouwwerken geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;

  2. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 5 m bedragen.

 

14.2.2 Afwijkende maatvoering

In afwijking van het bepaalde in 14.2.1 geldt dat indien een hogere bouwhoogte aanwezig is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan deze hogere bouwhoogte als maximum mag worden gehanteerd voor dat bouwwerk en voor uitbreidingen van dat bouwwerk.

14.3 Nadere eisen

 

14.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de gronden;

  2. de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;

  3. de milieusituatie;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

14.3.2 Procedure

Voor een besluit tot het stellen van nadere eisen geldt de in 40.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

Artikel 15 Groen - Park

 

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Park' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. park met daarbijbehorende groenvoorzieningen;

  2. het behoud, de bescherming en het herstel van de cultuurhistorische waarden van het park, waaronder begrepen een grafeiland;

  3. wegen en paden;

  4. speelvoorzieningen;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - hertenkamp' voor een dierenpark;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning' voor een podium en/of tribune;

  7. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' voor het behoud, de bescherming en het herstel van de cultuurhistorische waarden;

  8. ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven' voor een schuttersgilde;

  9. ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' voor een bijenhal alsmede een clubgebouw ten dienste van een imkersvereniging;

met daarbijbehorende:

  1. bouwwerken, geen gebouw zijnde;

  2. andere-werken;

  3. paden en verhardingen;

  4. water;

  5. parkeervoorzieningen;

  6. waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

15.2 Bouwregels

Op de voor 'Groen - Park' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

15.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  1. een bijenhal mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';

  2. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen ten dienste van de kinderboerderij mag niet meer dan 250 m2 bedragen;

  3. de goothoogte van een gebouw ten dienste van de kinderboerderij en van de bijenhal mag niet meer dan 3 m bedragen;

  4. de bouwhoogte van een gebouw ten dienste van de kinderboerderij en van de bijenhal mag niet meer dan 6 m bedragen.

 

15.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;

  2. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 5 m bedragen.

 

15.2.3 Afwijkende maatvoering

In afwijking van het bepaalde in 15.2.1 en 15.2.2 geldt dat indien een afwijkende maatvoering aanwezig is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan deze hogere goothoogte, hogere bouwhoogte en/of grotere oppervlakte als maximum mag worden gehanteerd voor dat bouwwerk en, voor zover het goothoogten en bouwhoogten betreft, voor uitbreidingen van dat bouwwerk.

15.3 Nadere eisen

 

15.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de gronden;

  2. de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;

  3. het bebouwingsbeeld;

  4. de milieusituatie;

  5. de verkeersveiligheid;

  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  7. de sociale veiligheid;

  8. de externe veiligheid.

 

15.3.2 Procedure

Voor een besluit tot het stellen van nadere eisen geldt de in 40.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

15.4 Omgevingsvergunning voor de uitvoering van werken en werkzaamheden

 

15.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de in de tabel van Bijlage 1 genoemde werken of werkzaamheden uit te voeren, indien en voor zover bij de van toepassing zijnde bestemming en de betreffende werken of werkzaamheden een 'A' is vermeld.

15.4.2 Uitzonderingen op verbod

Het in 15.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  1. die het normale onderhoud betreffen;

  2. die reeds in uitvoering zijn danwel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

15.4.3 Afwegingskader

Uitvoering van de genoemde werken en/of werkzaamheden is in strijd met de bestemming, indien daardoor dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen een onevenredige aantasting van de waarden van deze gronden kan plaatsvinden. Onder de waarden van deze gronden worden verstaan de waarde van de gronden als groenvoorzieningen en park, alsmede de cultuurhistorische waarden van de gronden als bedoeld in 15.1

Artikel 16 Horeca

 

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. horeca I;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' voor het behoud, de bescherming en het herstel van de cultuurhistorische waarden;

met daarbijbehorende:

  1. gebouwen;

  2. bouwwerken, geen gebouw zijnde;

  3. andere-werken;

  4. tuinen;

  5. erven;

  6. terreinen;

  7. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  8. groenvoorzieningen;

  9. parkeervoorzieningen.

 

16.2 Bouwregels

Op de voor 'Horeca' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

16.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  1. de goothoogte mag niet meer dan 5 m bedragen;

  2. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen;

  3. de dakhelling mag niet minder dan 15° bedragen, met dien verstande dat ten behoeve van verbindingsgebouwen voor een oppervlakte van ten hoogste 100 m2 de dakhelling 0° mag bedragen;

  4. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen (inclusief de oppervlakte van de bedrijfswoning en de bij de bedrijfswoning behorende aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen) mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte, met dien verstande dat de oppervlakte vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van het plan eenmalig mag toenemen met 15%.

 

16.2.2 Bedrijfswoningen

Voor een bedrijfswoning gelden bovendien de volgende regels:

  1. per bestemmingsvlak mag niet meer dan 1 bedrijfswoning aanwezig zijn;

  2. de inhoud mag niet meer dan 750 m³ bedragen;

  3. de dakhelling mag niet minder dan 35° bedragen.

 

16.2.3 Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning

Voor aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden bovendien de volgende regels:

  1. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 60 m2;

  2. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;

  3. de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen.

 

16.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van een erfafscheiding, gelegen tussen de weg en het dichtst bij de weg gelegen gebouw, niet meer dan 1 m mag bedragen;

  2. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 5 m bedragen.

 

16.2.5 Te handhaven hoofdvorm

In aanvulling op en/of in afwijking van het bepaalde in 16.2.1, 16.2.2, 16.2.3 geldt voor de gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', dat de hoofdvorm van het gebouw met cultuurhistorische waarde, zoals die hoofdvorm bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan en zoals die tot uitdrukking komt in het grondvlak, de goothoogte, de bouwhoogte, de dakvorm en de nokrichting moet worden gehandhaafd, met dien verstande dat daarvan met ten hoogste 5% kan worden afgeweken; de dakhelling mag dienovereenkomstig worden aangepast.

16.2.6 Afwijkende maatvoering

In afwijking van het bepaalde in 16.2.1, 16.2.2, 16.2.3 en 16.2.4 geldt dat indien een afwijkende maatvoering aanwezig is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan:

  1. deze hogere goothoogte, hogere bouwhoogte, grotere oppervlakte en/of grotere inhoud als maximum mag worden gehanteerd voor dat bouwwerk en, voor zover het goothoogten en bouwhoogten betreft, voor uitbreidingen van dat bouwwerk;

  2. deze geringere dakhelling als minimum mag worden gehanteerd voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw.

 

16.3 Nadere eisen

 

16.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. het beginsel van bebouwingsconcentratie;

  2. het bebouwingsbeeld;

  3. de landschappelijke inpassing;

  4. de milieusituatie;

  5. de verkeersveiligheid;

  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  7. de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen.

 

16.3.2 Procedure

Voor een besluit tot het stellen van nadere eisen geldt de in 40.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

Artikel 17 Maatschappelijk

 

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. op volgende adressen voor de volgende maatschappelijke voorzieningen:

 

Bosselaan 2a/4/4

therapeutisch centrum en woonzorgcentrum

Binderen 2/4 en Convent 4/6

Kinderopvang en scouting

Oude Dierdonk 1

kinderopvang

Oude Torenstraat 41

kerktoren en scouting

  1. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' voor het behoud, de bescherming en het herstel van de cultuurhistorische waarden;

met daarbijbehorende:

  1. bouwwerken, geen gebouw zijnde;

  2. andere-werken;

  3. tuinen;

  4. erven;

  5. terreinen;

  6. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  7. groenvoorzieningen;

  8. parkeervoorzieningen.

 

17.2 Bouwregels

Op de voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

17.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  1. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m, met dien verstande dat de goothoogte van de kerktoren aan de Oude Torenstraat niet meer mag bedragen dan 30 m;

  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van de kerktoren aan de Oude Torenstraat niet meer mag bedragen dan 40 m;

  3. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen (inclusief de oppervlakte van een toegestane bedrijfswoning en de bij de bedrijfswoning behorende aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen) mag per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte, met dien verstande dat de oppervlakte vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van het plan eenmalig mag toenemen met 15%.

 

17.2.2 Bedrijfswoningen

Voor een bedrijfswoning gelden bovendien de volgende regels:

  1. uitsluitend op het bouwperceel Binderen 2/4 is een bedrijfswoning toegestaan;

  2. deze bedrijfswoning mag niet vrijstaand worden gebouwd;

  3. de inhoud mag niet meer dan 750 m³ bedragen.

 

17.2.3 Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning

Voor aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden bovendien de volgende regels:

  1. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 60 m2;

  2. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;

  3. de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen.

 

17.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;

  2. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 5 m bedragen.

 

17.3 Nadere eisen

 

17.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. het beginsel van bebouwingsconcentratie;

  2. de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;

  3. het bebouwingsbeeld;

  4. de landschappelijke inpassing;

  5. de milieusituatie;

  6. de verkeersveiligheid;

  7. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

17.3.2 Procedure

Voor een besluit tot het stellen van nadere eisen geldt de in 40.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

Artikel 18 Natuur

 

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bos en/of natuur, waarbij de natuurwaarden:

  1. in de beekdalen zijn gekoppeld aan de beken, natte schraalgraslanden en vochtige loofbossen, welke gebieden gekenmerkt worden door een hoge grondwaterstand en kwel;

  2. in de heideontginningslandschappen zijn gekoppeld aan heidegebieden en boscomplexen met plaatselijk heiderelicten en vennen;

  1. het behoud, de bescherming en/of de ontwikkeling van de natuurlijke waarde en de landschappelijke waarde van het gebied;

  2. agrarisch medegebruik;

  3. extensief recreatief en/of educatief medegebruik;

  4. infrastructurele voorzieningen, zoals deze bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan;

  5. sloten en waterbergingen zoals deze bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' voor het behoud, de bescherming en het herstel van de cultuurhistorische waarden;

  7. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - hondendressuurterrein' voor een hondendressuurterrein;

  8. ter plaatse van de aanduiding 'modelvliegtuigbaan' voor een modelvliegclub;

  9. ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' voor een bijenhal;

met daarbijbehorende;

  1. gebouwen;

  2. bouwwerken, geen gebouw zijnde;

  3. andere-werken;

  4. voorzieningen.

 

18.2 Bouwregels

Op de voor 'Natuur' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

18.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  1. een gebouw mag uitsluitend worden gerealiseerd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';

  2. ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mag uitsluitend een bijenhal worden gerealiseerd;

  3. de goothoogte van de bijenhal mag niet meer bedragen dan 3 m;

  4. de bouwhoogte van de bijenhal mag niet meer bedragen dan 6 m;

  5. op de bestaande recreatiewoningen die als zodanig zijn aangegeven met de nadere aanduiding rw is beperkt overgangsrecht van toepassing, met dien verstande dat deze niet mogen worden herbouwd, verbouwd, vernieuwd, veranderd of uitgebreid doch uitsluitend onderhouden. Behoudens onteigening overeenkomstig de wet en op voorwaarde dat de bestaande afwijking niet wordt vergroot, mogen deze bouwwerken worden herbouwd indien zij zijn verwoest door een calamiteit, mits de omgevingsvergunning binnen 6 maanden na de calamiteit is aangevraagd.

 

18.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt de volgende regel:

  1. de bouwhoogte mag niet meer dan 1,5 m bedragen.

 

18.2.3 Afwijkende maatvoering

In afwijking van het bepaalde in 18.2.2 geldt dat indien een hogere bouwhoogte aanwezig is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan deze hogere bouwhoogte als maximum mag worden gehanteerd voor dat bouwwerk en voor uitbreidingen van dat bouwwerk.

 

18.3 Afwijken van de gebruiksregels

 

18.3.1 Omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. 18.1 onder d ten behoeve van nieuwe fiets-, wandel- en ruiterpaden;

  2. 18.1 onder e ten behoeve van nieuwe waterbergingen, mits deze qua aard en schaal passen bij de bestemming.

 

18.3.2 Afwegingskader

Bij het afwijken van de gebruiksregels vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  1. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;

  2. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad.

 

18.4 Aanlegactiviteiten

 

18.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de in de tabel van Bijlage 1 Tabel genoemde werken of werkzaamheden uit te voeren, indien en voor zover bij de van toepassing zijnde bestemming en de betreffende werken of werkzaamheden een 'A' is vermeld.

18.4.2 Uitzonderingen op verbod

Het in artikel 18.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  1. die het normale onderhoud betreffen;

  2. die reeds in uitvoering zijn danwel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

  3. waarvoor een vergunning (te verlenen door de minister) is vereist krachtens de Natuurbeschermingswet;

  4. die worden uitgevoerd krachtens een op basis van de Natuurbeschermingswet 1998 vastgesteld beheersplan.

 

18.4.3 Afwegingskader

Uitvoering van de genoemde werken en/of werkzaamheden is in strijd met de bestemming, indien daardoor dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen een onevenredige aantasting van de waarden van deze gronden kan plaatsvinden. Onder de waarden van deze gronden worden verstaan de natuurlijke en landschappelijke waarde van de gronden als bedoeld in 18.1.

 

Artikel 19 Recreatie - Dagrecreatie

 

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een minigolfterrein;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' voor het behoud, de bescherming en het herstel van de cultuurhistorische waarden;

met daarbijbehorende:

  1. gebouwen;

  2. bouwwerken, geen gebouw zijnde;

  3. andere-werken;

  4. paden en verhardingen;

  5. water;

  6. parkeervoorzieningen;

  7. waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

19.2 Bouwregels

 

19.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  1. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;

  2. de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen;

  3. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte.

 

19.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van een erfafscheiding, gelegen tussen de weg en het dichtst bij de weg gelegen gebouw, niet meer dan 1 m mag bedragen;

  2. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 5 m bedragen.

 

19.3 Nadere eisen

 

19.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. het beginsel van bebouwingsconcentratie;

  2. de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;

  3. het bebouwingsbeeld;

  4. de landschappelijke inpassing;

  5. de milieusituatie;

  6. de verkeersveiligheid;

  7. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

19.3.2 Procedure

Voor een besluit tot het stellen van nadere eisen geldt de in 40.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

Artikel 20 Recreatie - Volkstuin

 

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een volkstuincomplex;

met daarbijbehorende:

  1. bouwwerken, geen gebouw zijnde;

  2. andere-werken;

  3. voorzieningen.

 

20.2 Bouwregels

Op de voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

20.2.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt de volgende regel:

  1. de bouwhoogte mag niet meer dan 2,5 m mag bedragen.

 

20.2.2 Afwijkende maatvoering

In afwijking van het bepaalde in 20.2.1 geldt dat indien een hogere bouwhoogte aanwezig is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan deze hogere bouwhoogte als maximum mag worden gehanteerd voor dat bouwwerk en voor uitbreidingen van dat bouwwerk.

20.3 Nadere eisen

 

20.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;

  3. de milieusituatie;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  6. de sociale veiligheid;

  7. de externe veiligheid.

 

20.3.2 Procedure

Voor een besluit tot het stellen van nadere eisen geldt de in 40.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

Artikel 21 Sport

 

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. sportactiviteiten (zoals tennis, voetbal, hockey, atletiek, golf) met uitzondering van gemotoriseerde sporten en sporten met dieren;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' voor een antennemast;

met daarbijbehorende:

  1. gebouwen zoals een sportkantine, kleedlokalen en tribunes, doch een bedrijfswoning daaronder niet begrepen;

  2. bouwwerken, geen gebouw zijnde;

  3. andere-werken;

  4. wegen;

  5. paden;

  6. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  7. groenvoorzieningen;

  8. parkeervoorzieningen.

 

21.2 Bouwregels

Op de voor 'Sport' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

21.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  1. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;

  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;

  3. de dakhelling mag niet minder bedragen dan 15º;

  4. de oppervlakte mag per gebouw niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte, met dien verstande dat de oppervlakte vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van het plan eenmalig mag toenemen met 15%.

 

21.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 10 m bedragen;

  3. de bouwhoogte van de antennemast mag niet meer dan 40 m bedragen;

  4. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 5 m bedragen.

 

21.2.3 Afwijkende maatvoering

In afwijking van het bepaalde in 21.2.1 en 21.2.2geldt dat indien een afwijkende maatvoering aanwezig is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan:

  1. deze hogere goothoogte en/of hogere bouwhoogte als maximum mag worden gehanteerd voor dat bouwwerk en voor uitbreidingen van dat bouwwerk;

  2. deze geringere dakhelling als minimum mag worden gehanteerd voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw.

 

21.3 Nadere eisen

 

21.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. het beginsel van bebouwingsconcentratie;

  2. het bebouwingsbeeld;

  3. de landschappelijke inpassing;

  4. de milieusituatie;

  5. de verkeersveiligheid;

  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

21.3.2 Procedure

Voor een besluit tot het stellen van nadere eisen geldt de in 40.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

21.4 Afwijken van de bouwregels

 

21.4.1 Omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in 21.2.1 onder d en toestaan dat de eenmalige uitbreidingsruimte van 15% per gebouw van meerdere gebouwen wordt toegerekend aan één gebouw, mits de totale uitbreidingsruimte niet toeneemt.

21.4.2 Afwegingskader

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van de bouwregels vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  1. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;

  2. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad.

 

 

 

 

Artikel 22 Verkeer

 

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen, straten en paden waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;

  2. parkeervoorzieningen;

  3. geluidwerende voorzieningen;

  4. al dan niet gelijkvloerse kruisingen met spoorwegen en water;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'sluis' voor een sluis;

met daarbijbehorende:

  1. bouwwerken, geen gebouw zijnde;

  2. andere-werken;

  3. water;

  4. waterhuishoudkundige voorzieningen en waterkeringen;

  5. groenvoorzieningen;

  6. parkeervoorzieningen.

 

22.2 Bouwregels

Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

22.2.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt de volgende regel:

  1. de bouwhoogte mag niet meer dan 8,5 m bedragen.

 

22.2.2 Afwijkende maatvoering

In afwijking van het bepaalde in 22.2.1 geldt dat indien een hogere bouwhoogte aanwezig is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan deze hogere bouwhoogte als maximum mag worden gehanteerd voor dat bouwwerk en uitbreidingen van dat bouwwerk.

22.3 Nadere eisen

 

22.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  5. de sociale veiligheid;

  6. de externe veiligheid.

 

22.3.2 Procedure

Voor een besluit tot het stellen van nadere eisen geldt de in 40.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

22.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het aanleggen van een weg, bestaande uit meer dan twee rijstroken.

22.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

22.5.1 Omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 22.4 en toestaan dat meer rijstroken worden aangelegd.

22.5.2 Afwegingskader

Een in 22.5 genoemde afwijking kan slechts worden verleend indien geen wezenlijke verslechtering van de geluidssituatie optreedt.

 

Artikel 23 Verkeer - Onverhard

 

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Onverhard' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. onverharde wegen;

met daarbijbehorende:

  1. bouwwerken, geen gebouw zijnde;

  2. andere-werken;

  3. al dan niet gelijkvloerse kruisingen met wegen en water;

  4. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. groenvoorzieningen.

 

23.2 Bouwregels

Op de voor 'Verkeer - Onverhard' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

23.2.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt de volgende regel:

  1. de bouwhoogte mag niet meer dan 8,5 m bedragen.

 

23.2.2 Afwijkende maatvoering

In afwijking van het bepaalde in 23.2.1 geldt dat indien een hogere bouwhoogte aanwezig is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan deze hogere bouwhoogte als maximum mag worden gehanteerd voor dat bouwwerk en uitbreidingen van dat bouwwerk.

23.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het verharden van de weg.

 

Artikel 24 Verkeer - Voet-/Fietspad

 

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Voet-/Fietspad' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. voet- en fietspaden;

met daarbijbehorende:

  1. bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals bruggen en faunapassages;

  2. andere-werken;

  3. al dan niet gelijkvloerse kruisingen met wegen en water;

  4. water;

  5. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  6. groenvoorzieningen;

waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van langzaam verkeer.

24.2 Bouwregels

Op de voor 'Verkeer - Voet-/Fietspad' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

24.2.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt de volgende regel:

  1. de bouwhoogte mag niet meer dan 8,5 m bedragen.

 

24.2.2 Afwijkende maatvoering

In afwijking van het bepaalde in 24.2.1 geldt dat indien een hogere bouwhoogte aanwezig is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan deze hogere bouwhoogte als maximum mag worden gehanteerd voor dat bouwwerk en uitbreidingen van dat bouwwerk.

24.3 Nadere eisen

 

24.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. het bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  5. de sociale veiligheid;

  6. de externe veiligheid.

 

24.3.2 Procedure

Voor een besluit tot het stellen van nadere eisen geldt de in 40.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

 

Artikel 25 Water

 

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. waterberging;

  2. waterhuishouding;

  3. waterlopen, waterwegen en/of vijvers;

  4. het behoud, de bescherming en/of de ontwikkeling van de natuurlijke en/of landschappelijke waarden;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'sluis' voor een sluis;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning' voor een podium en/of tribune;

met daarbijbehorende:

  1. bouwwerken, geen gebouw zijnde;

  2. andere-werken;

  3. kruisingen met (spoor)wegen; waaronder bruggen;

  4. dammen;

  5. duikers.

 

25.2 Bouwregels

Op de voor 'Water' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

25.2.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt de volgende regel:

de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen.

 

25.2.2 Afwijkende maatvoering

In afwijking van het bepaalde in 24.2.1 geldt dat indien een hogere bouwhoogte aanwezig is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan deze hogere bouwhoogte als maximum mag worden gehanteerd voor dat bouwwerk en uitbreidingen van dat bouwwerk.

25.3 Nadere eisen

 

25.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurlijke waarden van de gronden;

  2. de verkeersveiligheid;

  3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

25.3.2 Procedure

Voor een besluit tot het stellen van nadere eisen geldt de in 40.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

 

Artikel 26 Water - Waterkering

 

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Waterkering' aangewezen gronden zijn bestemd voor waterkeringen, met daarbijbehorende:

  1. bouwwerken, geen gebouw zijnde;

  2. andere-werken;

  3. voorzieningen.

 

26.2 Bouwregels

Op de voor 'Water - Waterkering' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

26.2.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt de volgende regel:

  1. de bouwhoogte mag niet meer dan 2 m bedragen.

 

26.3 Aanlegactiviteiten

 

26.3.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de in de tabel van Bijlage 1 genoemde werken of werkzaamheden uit te voeren, indien en voor zover bij de van toepassing zijnde bestemming en de betreffende werken of werkzaamheden een "A" is vermeld.

26.3.2 Uitzondering op verbod

Het in 26.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op andere-werken en werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

26.3.3 Afwegingskader

Uitvoering van de genoemde werken en/of werkzaamheden is in strijd met de bestemming, indien daardoor dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen een onevenredige aantasting van het waterkerend vermogen van de waterkeringen kan plaatsvinden.

26.3.4 Procedure

Alvorens op een aanvraag voor een aanlegvergunning te beslissen horen burgemeester en wethouders het ter plaatse bevoegde waterstaatsgezag.

Artikel 27 Wonen

 

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen, met dien verstande dat per bestemmingsvlak niet meer dan 1 woning is toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal woningen niet meer mag bedragen dan het op de verbeelding aangegeven aantal;

  2. het hobbymatig houden van dieren;

  3. stalling van caravans, campers en boten in bestaande bebouwing;

  4. bed & breakfast;

  5. landschappelijke inpassing;

  6. de waterhuishouding;

  7. ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning' voor een galerie;

  8. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf aan huis' voor een electrobedrijf;

met daarbijbehorende:

  1. gebouwen;

  2. bouwwerken, geen gebouw zijnde;

  3. andere-werken;

  4. buitenrijbakken, waarvoor geldt dat per bestemmingsvlak niet meer dan 1 paardrijbak aanwezig mag zijn;

  5. tuinen;

  6. erven.

 

27.2 Bouwregels

Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

 

27.2.1 Gebouwen

Een gebouw mag uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van het beginsel van bebouwingsconcentratie.

 

27.2.2 Hoofdgebouwen

Voor een hoofdgebouw gelden de volgende regels:

  1. een hoofdgebouw mag uitsluitend worden herbouwd op de plaats van het bestaande hoofdgebouw;

  2. per bestemmingsvlak mag niet meer dan 1 woning aanwezig zijn, tenzij ter plaatse de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' voorkomt, in welk geval het aantal woningen niet meer mag bedragen dan het op de plankaart aangegeven aantal;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden' mag het aantal aaneen te bouwen woningen niet meer bedragen dan het aangegeven aantal en mogen de aaneengebouwde woningen niet worden vervangen door vrijstaande woningen;

  4. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 5 m;

  5. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m;

  6. de dakhelling mag niet minder dan 35° bedragen, met dien verstande dat ten behoeve van verbindingsgebouwen voor een oppervlakte van ten hoogste 100 m2 de dakhelling 0° mag bedragen;

  7. de inhoud mag niet meer dan 750 m³ bedragen;

  8. het ondergrondse deel van een hoofdgebouw mag niet meer dan 1,5 bouwlaag diep zijn.

 

27.2.3 Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen

Voor aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  1. een aanbouw, uitbouw of bijgebouw mag niet worden gebouwd voor de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan;

  2. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 80 m2;

  3. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;

  4. de bouwhoogte mag niet meer dan 6 m bedragen.

 

27.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van een bouwwerk, gelegen tussen de weg en het dichtst bij de weg gelegen gebouw, niet meer dan 1 m mag bedragen.

 

27.2.5 Afwijkende maatvoering

In afwijking van het bepaalde in 27.2.2, 27.2.3 en geldt dat indien een afwijkende maatvoering aanwezig is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan:

  1. deze hogere goothoogte, hogere bouwhoogte en/of grotere inhoud (ook in geval van sloop en herbouw) als maximum mag worden gehanteerd voor dat bouwwerk en, voor zover het goothoogten en bouwhoogten betreft, voor uitbreidingen van dat bouwwerk;

  2. deze grotere oppervlakte per aanbouw, uitbouw of bijgebouw mag worden gehandhaafd op de plaats van de aanbouw, de uitbouw of het bijgebouw zoals dat/die bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan (ook in geval van herbouw op dezelfde plaats), maar niet mag worden herbouwd op een andere plaats;

  3. deze geringere dakhelling als minimum mag worden gehanteerd voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw.

 

27.3 Nadere eisen

 

27.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. het beginsel van bebouwingsconcentratie;

  2. het bebouwingsbeeld;

  3. de landschappelijke inpassing;

  4. de milieusituatie;

  5. de verkeersveiligheid;

  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  7. de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen.

 

27.3.2 Procedure

Voor een besluit tot het stellen van nadere eisen geldt de in 40.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

27.4 Afwijken van de bouwregels

 

27.4.1 Omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. 27.2 aanhef en toestaan dat wordt gebouwd ten behoeve van een functie waarvoor wordt afgeweken van de gebruiksregels, mits dit in overeenstemming is met de bij de afwijkingsmogelijkheid genoemde voorwaarden;

  2. 27.2.2 onder a en toestaan dat een hoofdgebouw wordt herbouwd met inachtneming van het bepaalde in artikel 35 (algemene bouwregels), mits dit leidt tot een stedenbouwkundige verbetering van de situatie;

  3. 27.2.2 onder f en een geringere dakhelling toestaan ten behoeve van een afwijkende dakvorm, anders dan een platte afdekking;

  4. 27.2.2 onder g en een grotere inhoud toestaan door het betrekken van een voormalig boerderijgedeelte bij de woning, in welk geval de inhoud van de woning niet meer mag bedragen dan de bouwmassa van de voormalige boerderij (voormalige bedrijfswoning met aangebouwd voormalig bedrijfsgedeelte), indien en voor zover het pand cultuurhistorisch waardevol is en het toestaan van het vergroten van de woning in het pand noodzakelijk is met het oog op de instandhouding van het pand;

  5. 27.2.2 onder g en een grotere inhoud toestaan indien sprake is van verhoging van bestaande beeldbepalende kwaliteiten in de omgeving;

  6. 27.2.3 onder b en toestaan dat een dierenverblijf wordt gebouwd met een oppervlakte van niet meer dan 25 m2, indien het perceel een oppervlakte heeft van tenminste 900 m2.

 

27.4.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  1. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;

  2. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;

  3. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond.

 

27.5 Specifieke gebruiksregels

 

27.5.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  1. bewoning van bijgebouwen;

  2. het bewonen van aanbouwen door een ander huishouden dan het huishouden dat het hoofdgebouw bewoont.

 

27.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

27.6.1 Omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 27.5.1 onder a en/of b ten behoeve van mantelzorg in een bijgebouw respectievelijk een aanbouw, mits:

  1. de zorgbehoefte objectief is aangetoond;

  2. mantelzorg plaatsvindt op een oppervlakte van maximaal 75 m2;

  3. in geval van een bijgebouw: het bijgebouw een ruimtelijke eenheid vormt met de woning;

  4. de tijdelijkheid van de situatie verzekerd is.

 

27.6.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  1. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;

  2. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;

  3. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond.

 

27.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

27.7.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en

  1. twee woningen toegestaan in de gezamenlijke bouwmassa van een voormalige bedrijfswoning en het daaraan aangebouwde voormalige bedrijfsgedeelte, indien dit pand cultuurhistorisch waardevol is en het toestaan van een tweede woning in het pand noodzakelijk is met het oog op de instandhouding van het pand;

  2. toestaan dat op een voormalige bedrijfslocatie de volgende activiteiten worden uitgeoefend:

  1. recreatieve en toeristische voorzieningen die qua schaal en omvang passen bij de locatie;

  2. natuur- en landschapsbeheer;

  3. natuur- en landschapseducatie;

  4. agrarisch dienstverlenende bedrijven;

  5. statische binnenopslag;

mits:

  • het in opzet en ontwikkelingsperspectief gaat om een kleinschalige activiteit met in beginsel slechts enkele werknemers;

  • de oppervlakte aan gebouwen die voor de activiteit wordt aangewend niet meer bedraagt dan 400 m2, tenzij het statische binnenopslag betreft, in welk geval de aan te wenden oppervlakte niet meer bedraagt dan 1.000 m2;

  • overtollige gebouwen worden gesloopt, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen;

  • geen buitenopslag plaatsvindt;

  • de gebiedswaarden substantieel worden versterkt conform een ingediend inpassingsplan, door het aanleggen van landschaps- of natuurlijke elementen, het aanbrengen van beeldkwaliteit en/of herstel van cultuurhistorische elementen aangebouwen en/of omgeving;

  • landschappelijke inpassing plaatsvindt op basis van een ingediend beplantingsplan.

 

27.7.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  1. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;

  2. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;

  3. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond.

 

27.7.3 Procedure

Voor een besluit tot wijziging geldt de in 40.2 vermelde voorbereidingsprocedure.

Artikel 28 Leiding

 

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. de bescherming van de in de strook gelegen leidingen;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding- gas', een ondergrondse hogedruk hoofdaardgastransportleiding met een belemmerde strook ter breedte van 5 meter;alsmede een ondergrondse hogedruk aardgastransportleiding met een belemmerde strook ter breedte van 4 meter, beide aan weerszijden van de hartlijn van de leiding.

  3. ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding', een bovengrondse hoogspanningsverbinding;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - riool', een stamriool;

met daarbijbehorende:

  1. leidingzone;

  2. veiligheidszone;

  3. gebouwen;

  4. bouwwerken, geen gebouw zijnde;

  5. andere-werken.

 

28.2 Bouwregels

Op de voor 'Leiding' aangewezen gronden mogen, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

28.2.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van een hoogspanningsmast mag niet meer dan 60 m bedragen;

  2. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen.

 

28.3 Afwijken van de bouwregels

 

28.3.1 Omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 28.2 en toestaan dat wordt gebouwd ten dienste van een andere daar voorkomende bestemming.

28.3.2 Afwegingskader

Een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van de bouwregels wordt slechts verleend indien en voorzover uit overleg met de leidingbeheerder blijkt dat daartegen geen bezwaar bestaat.

28.4 Aanlegactiviteiten

 

28.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de in de tabel van Bijlage 1 genoemde werken of werkzaamheden uit te voeren, indien en voor zover bij de van toepassing zijnde bestemming en de betreffende werken of werkzaamheden een 'A' is vermeld.

28.4.2 Uitzondering op verbod

Het in 28.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

28.4.3 Afwegingskader

Uitvoering van de genoemde werken en/of werkzaamheden is in strijd met de bestemming, indien het behoud van een veilige ligging van de leiding en de continuïteit van de functie van de leiding zijn gewaarborgd.

28.4.4 Procedure

Alvorens te beslissen over een aanvraag voor een omgevingsvergunningvoor het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden horen burgemeester en wethouders de betreffende leidingbeheerder(s).

28.5 Voorrangsbepaling

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

 

Artikel 29 Waarde - Archeologie

 

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden;

met daarbijbehorende:

  1. bouwwerken;

  2. voorzieningen.

 

29.2 bouwregels

Op de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden mag, in afwijking van hetgeen elders in de regels is bepaald, niet worden gebouwd, met uitzondering van:

  1. verbouwen en/of het plegen van vervangende nieuwbouw van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte en bouwdiepte van een gebouw niet wordt vergroot of ruimtelijk gewijzigd;

  2. bouwen van een bijgebouw of de uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw met maximaal 100 m2;

  3. bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,5 m ten opzichte van het maaiveld.

 

29.3 Afwijken van de bouwregels

 

29.3.1 Omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 29.2 voor het bouwen van bouwwerken ten dienste van de in 29.1 genoemde doeleinden dan wel ten dienste van een overige aan deze gronden toegekende bestemming, mits:

  1. met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat archeologische waarden daarmee niet onevenredig worden geschaad;

  2. in voldoende mate is gegarandeerd dat de middels archeologisch onderzoek vastgestelde archeologische waarden worden veiliggesteld door technische maatregelen of een archeologische opgraving;

  3. in voldoende mate vaststaat dat de grond ter plaatse is geroerd zodanig dat geen archeologische waarden meer aanwezig kunnen zijn.

 

29.4 Aanlegactiviteiten

 

29.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de in de tabel van Bijlage 1 genoemde werken of werkzaamheden uit te voeren, indien en voor zover bij de van toepassing zijnde bestemming en de betreffende werken of werkzaamheden een 'A' is vermeld, met inachtneming van de daarbij vermelde nuanceringen.

29.4.2 Uitzondering op verbod

Het in 29.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. ten dienste van het onderzoek naar het behoud, de bescherming en/of het herstel van archeologische waarden;

  2. die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, mits de gronden niet dieper dan 0,5 m worden geroerd;

  3. die reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

  4. waarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingswet.

 

29.4.3 Afwegingskader

De genoemde werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de aanwezige archeologische waarden ontstaat of kan ontstaan. Indien het niet mogelijk is de middels archeologisch onderzoek vastgestelde aanwezige archeologische waarden geheel of gedeeltelijk te behouden, wordt aan de aanlegvergunning het voorschrift verbonden dat voorafgaand aan het uitvoeren van de werken en/of werkzaamheden een archeologische opgraving zal plaatsvinden of dat een archeologische begeleiding zal plaatsvinden.

29.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

29.5.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' van de plankaart verwijderen, indien en voorzover met een archeologische onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn dan wel eventueel aanwezige archeologische waarden zijn behouden door een archeologische opgraving.

29.5.2 Procedure

Voor een besluit tot wijziging geldt de in 40.2 vermelde voorbereidingsprocedure.

Artikel 30 Waarde - Archeologische verwachtingswaarde hoog

 

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde hoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. het behoud, de bescherming en/of het herstel van de archeologische waarden;

met daarbijbehorende:

  1. bouwwerken;

  2. voorzieningen.

 

30.2 Bouwregels

Op de voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde hoog' aangewezen gronden mag, in afwijking van hetgeen elders in de regels is bepaald, niet worden gebouwd, met uitzondering van:

  1. verbouwen en/of het plegen van vervangende nieuwbouw van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte en bouwdiepte van een gebouw niet wordt vergroot of ruimtelijk gewijzigd;

  2. bouwen van een bijgebouw of de uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw met maximaal 100 m2;

  3. bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,5 m ten opzichte van het maaiveld.

 

30.3 Afwijken van de bouwregels

 

30.3.1 Omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 30.2 voor het bouwen van bouwwerken ten dienste van de in 30.1 genoemde doeleinden dan wel ten dienste van een overige aan deze gronden toegekende bestemming, mits:

  1. met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat archeologische waarden daarmee niet onevenredig worden geschaad;

  2. in voldoende mate is gegarandeerd dat de middels archeologisch onderzoek vastgestelde archeologische waarden worden veiliggesteld door technische maatregelen of een archeologische opgraving.

  3. in voldoende mate vaststaat dat de grond ter plaatse is geroerd zodanig dat geen archeologische waarden meer aanwezig kunnen zijn.

 

30.4 Aanlegactiviteiten

 

30.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de in de tabel van Bijlage 1 genoemde werken of werkzaamheden uit te voeren, indien en voor zover bij de van toepassing zijnde bestemming en de betreffende werken of werkzaamheden een 'A' is vermeld, met inachtneming van de daarbij vermelde nuanceringen.

30.4.2 Uitzondering op verbod

Het in 30.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. ten dienste van het onderzoek naar het behoud, de bescherming en/of het herstel van archeologische waarden;

  2. die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, mits de gronden niet dieper dan 0,5 m worden geroerd;

  3. die reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

  4. waarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingswet.

 

30.4.3 Afwegingskader

De genoemde werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de aanwezige archeologische waarden ontstaat of kan ontstaan. Indien het niet mogelijk is de middels archeologisch onderzoek vastgestelde aanwezige archeologische waarden geheel of gedeeltelijk te behouden, wordt aan de aanlegvergunning het voorschrift verbonden dat voorafgaand aan het uitvoeren van de werken en/of werkzaamheden een archeologische opgraving zal plaatsvinden of dat een archeologische begeleiding zal plaatsvinden.

30.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

30.5.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde hoog' van de plankaart verwijderen, indien en voorzover met een archeologische onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn dan wel eventueel aanwezige archeologische waarden zijn behouden door een archeologische opgraving.

30.5.2 Procedure

Voor een besluit tot wijziging geldt de in 40.2 vermelde voorbereidingsprocedure.

Artikel 31 Waarde - Archeologische verwachtingswaarde middelhoog

 

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde middelhoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. het behoud, de bescherming en/of het herstel van de archeologische waarden;

met daarbijbehorende:

  1. bouwwerken;

  2. voorzieningen.

 

31.2 Bouwregels

Op de voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde middelhoog' aangewezen gronden mag, in afwijking van hetgeen elders in de regels is bepaald, niet worden gebouwd, met uitzondering van:

  1. verbouwen en/of het plegen van vervangende nieuwbouw van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte en bouwdiepte van een gebouw niet wordt vergroot of ruimtelijk gewijzigd;

  2. bouwen van een bijgebouw of de uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw met maximaal 2.500 m2;

  3. bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,5 m ten opzichte van het maaiveld.

 

31.3 Afwijken van de bouwregels

 

31.3.1 Omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 31.2 voor het bouwen van bouwwerken ten dienste van de in 31.1 genoemde doeleinden dan wel ten dienste van een overige aan deze gronden toegekende bestemming, mits:

  1. met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat archeologische waarden daarmee niet onevenredig worden geschaad;

  2. in voldoende mate is gegarandeerd dat de middels archeologisch onderzoek vastgestelde archeologische waarden worden veiliggesteld door technische maatregelen of een archeologische opgraving;

  3. in voldoende mate vaststaat dat de grond ter plaatse is geroerd zodanig dat geen archeologische waarden meer aanwezig kunnen zijn.

 

31.4 Aanlegactiviteiten

 

31.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de tabel in Bijlage 1 genoemde werken of werkzaamheden uit te voeren, indien en voor zover bij de van toepassing zijnde bestemming en de betreffende werken of werkzaamheden een 'A' is vermeld, met inachtneming van de daarbij vermelde nuanceringen.

31.4.2 Uitzondering op verbod

Het in 31.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. ten dienste van het onderzoek naar het behoud, de bescherming en/of het herstel van archeologische waarden;

  2. die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, mits de gronden niet dieper dan 0,5 m worden geroerd;

  3. die reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

  4. waarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingswet.

 

31.4.3 Afwegingskader

De genoemde werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de aanwezige archeologische waarden ontstaat of kan ontstaan. Indien het niet mogelijk is de middels archeologisch onderzoek vastgestelde aanwezige archeologische waarden geheel of gedeeltelijk te behouden, wordt aan de aanlegvergunning het voorschrift verbonden dat voorafgaand aan het uitvoeren van de werken en/of werkzaamheden een archeologische opgraving zal plaatsvinden of dat een archeologische begeleiding zal plaatsvinden.

31.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

31.5.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde middelhoog' van de plankaart verwijderen, indien en voorzover met een archeologische onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn dan wel eventueel aanwezige archeologische waarden zijn behouden door een archeologische opgraving.

31.5.2 Procedure

Voor een besluit tot wijziging geldt de in 40.2 vermelde voorbereidingsprocedure.

Artikel 32 Waarde - Natuur

 

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Natuur' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende natuurlijke waarde en landschappelijke waarde.

32.2 Bouwregels

Op de voor 'Waarde - Natuur' aangewezen gronden:

  1. mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van andere bestemmingen, indien en voor zover de natuurlijke waarde van het gebied niet wordt aangetast;

  2. mogen bouwwerken ten dienste van de bestemming 'Waarde - Natuur' worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 2 m.

 

32.3 Aanlegactiviteiten

 

32.3.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de in de tabel in Bijlage 1 genoemde werken of werkzaamheden uit te voeren, indien en voor zover bij de van toepassing zijnde bestemming en de betreffende werken of werkzaamheden een 'A' is vermeld.

32.3.2 Uitzondering op het verbod

Het in 32.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op andere-werken en werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

32.3.3 Afwegingskader

Uitvoering van de genoemde werken en/of werkzaamheden is in strijd met de bestemming, indien daardoor dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen een onevenredige aantasting van de waarden van deze gronden kan plaatsvinden. Onder de waarden van deze gronden worden verstaan de landschappelijke waarden en de natuurlijke waarden als bedoeld in 32.1.

Artikel 33 Waterstaat - Waterbergingsgebied

 

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van het waterbergend vermogen van het gebied.

33.2 Bouwregels

Op de voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden:

  1. mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van andere bestemmingen, indien en voor zover het waterbergend vermogen van het gebied niet wordt aangetast;

  2. mogen bouwwerken ten dienste van de waterberging worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 2 m.

 

33.3 Aanlegactiviteiten

 

33.3.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de in de tabel in Bijlage 1 Tabel genoemde werken of werkzaamheden uit te voeren, indien en voor zover bij de van toepassing zijnde bestemming en de betreffende werken of werkzaamheden een 'A' is vermeld.

33.3.2 Uitzondering op verbod

Het in 33.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op andere-werken en werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

33.3.3 Afwegingskader

Uitvoering van de genoemde werken en/of werkzaamheden is in strijd met de bestemming, indien daardoor dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen een onevenredige aantasting van het waterbergend vermogen van deze gronden kan plaatsvinden.

33.3.4 Procedure

Alvorens op een aanvraag voor een aanlegvergunning te beslissen horen burgemeester en wethouders het ter plaatse bevoegde waterstaatsgezag.