Plan: | BUKO Infrasupport |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0489.BPBTW20190001-ON01 |
Buko Infrasupport is specialist op het gebied van tijdelijke verkeerssituaties en zorgt bij onderhoud en calamiteiten voor goede doorstroming en veiligheid. Daarmee levert zij een bijdrage aan de verkeersveiligheid voor weggebruikers en wegwerkers in Nederland. Buko werkt momenteel vanuit verschillende locaties in Rhoon. Het bedrijf is op zoek naar een locatie voor een verplaatsing naar een nieuwe vestiging waar ze haar bedrijfsvoering kan concentreren op één locatie. De locaties in Rhoon komen daarmee te vervallen. Voor de bedrijfsvoering is het van groot belang dat de vestiging zich op een locatie bevindt die goed bereikbaar is zodat binnen gestelde eisen uitgerukt kan worden. Het aantal locaties is daarmee beperkt. Het bedrijventerrein Vaanpark voldoet aan deze eisen is daarmee een passende locatie.
Langs de Carnisserbaan ligt het perceel aan de Bergen, met kadastraal nummer 9053, al jaren braak. Dit perceel biedt de ruimte voor de gewenste kantoor en bedrijfsruimte en hiermee kan een nieuw gezicht worden gerealiseerd op deze locatie.
De realisatie van de bedrijfsbebouwing is niet mogelijk binnen de aangewezen bouwvlakken in het vigerende bestemmingsplan 'Vaanpark'. De bouwhoogte voldoet wel aan het bestemmingsplan. Om het bouwplan te kunnen realiseren is een gedeeltelijke afwijking van het bestemmingsplan nodig.
Voor het planvoornemen is een principeverzoek opgesteld om een eerste quickscan te geven omtrent de haalbaarheid van het plan. De gemeente heeft in beginsel positief besloten over dit principeverzoek.
Om het bouwplan planologisch mogelijk te maken moet een omgevingsvergunning aangevraagd worden op grond van artikel 2.12 lid 1, sub a onder 3o Wabo (buitenplanse afwijking). Deze aanvraag dient vergezeld te gaan van een ruimtelijke onderbouwing. Voorliggend document bevat deze onderbouwing. De omgevingsvergunning zal in twee fases worden aangevraagd. Deze onderbouwing is ten behoeve van de eerste fase: beoordeling ruimtelijke en welstandtechnische aspecten. Na akkoord wordt de omgevingsvergunning voor de tweede fase ingediend, waarin zal worden getoetst aan de bouwtechnische aspecten.
Het plangebied is onderdeel van het bedrijventerrein Vaanpark in Barendrecht en betreft perceel met nummer 9053 (sectie B, gemeente Barendrecht). Het plangebied grenst aan:
Afbeelding ligging plangebied
Het vigerende bestemmingsplan is ‘Vaanpark’ vastgesteld op 2 april 2013. Het plangebied heeft de bestemming ‘Bedrijf’ een dubbelbestemming ‘Waarde-Archeologie-3’ en een specifieke bouwaanduiding ‘’representatieve zone’’. Binnen de bestemming 'Bedrijf' zijn groothandelsbedrijven, perifere detailhandel en bedrijven in de milieucategorieën 1 t/m 3.2 toegestaan.
Binnen de bestemming ‘Bedrijf’ mogen gebouwen ten dienste van de bestemming worden gebouwd waarbij de gebouwen uitsluitend binnen het aangewezen bouwvlak gerealiseerd mogen worden. Ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'representatieve zone' mogen uitsluitend niet-zelfstandige kantoren, kantoren en showrooms worden gebouwd, waarbij de representatieve gevel gericht is naar de zijde van de Carnisserbaan. De niet-zelfstandig kantoren mogen ten hoogste 50% van het bedrijfskavel bedragen met een maximum van 2.000m2. Voor de hoeken van het gebied aan de Bergen geldt een maximum goothoogte van 14,1 meter en voor de overige delen een maximum goothoogte van 10,7 meter.
BUKO Infrasupport is een bedrijf in permanente en tijdelijke verkeersvoorzieningen. Het bouwplan voorziet in de realisatie van een bedrijfshal met kantoor, buitenterrein en parkeerterrein, vergelijkbaar met het in deze zone gerealiseerde Senior Aerospace Bosman.
De beoogde bebouwing past qua hoogte in het vigerende bestemmingsplan en zorgt voor een representatieve uitstraling, maar past niet binnen de 3 specifieke bouwvlakken op de locatie. Om de nieuwbouw voor het bedrijf mogelijk te maken wordt middel van een uitgebreide omgevingsvergunning afgeweken van het geldende bestemmingsplan.
Verder geldt ter plaatse van het plangebied de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie – 3’. Archeologisch onderzoek is nodig indien de werkzaamheden dieper reiken dan 80 cm beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte groter dan 200 m2. beslaan. Ten behoeve van de realisatie van de nieuwbouw dient archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Het archeologisch onderzoek wordt nader toegelicht in paragraaf 4.8.
Conclusie
Een bestemmingsplanwijziging is nodig voor het verruimen van de bouwvlakken. Deze bestemmingswijziging wordt mogelijk gemaakt door buitenplans af te wijken middels een omgevingsvergunning .
Afbeelding uitsnede vigerend bestemmingsplan
In Hoofdstuk 2 wordt de huidige en toekomstige situatie beschreven. In Hoofdstuk 3 wordt het relevante beleid toegelicht en in Hoofdstuk 4 worden de onderzoeken en beoordelingen van omgevingsaspecten beschreven. Tot slot wordt in Hoofdstuk 5 de uitvoerbaarheid van het plan toegelicht.
De locatie die beoogd is voor de nieuwbouw van Buko Infrasupport ligt op het meest noordelijke eiland in Vaanpark Barendrecht direct aan de Carnisserbaan. Het bedrijventerrein Vaanpark is een grootschalige bedrijfslocatie langs de A29 in Barendrecht die bij de ontwikkeling van Carnisselanden is gerealiseerd. Het merendeel van Vaanpark is al geruime tijd geleden gerealiseerd.
Het plangebied is één van de laatste braakliggende kavels in Vaanpark, die nu eindelijk met de komst van Buko ingevuld kan worden. Het beslaat grofweg de noordelijke helft van één van de eilanden langs de Carnisserbaan en wordt ontsloten vanaf Bergen. Het eiland is onderdeel van een grotere structuur van vrijliggende eilanden met daarop bedrijven in de representatieve zone ten oosten van de Carnisserbaan. Op het zuidelijke deel van het eiland is reeds het hoofdkantoor van Senior Aerospace Bosman gerealiseerd.
Afbeelding zicht op plangebied vanaf rotonde Carnisserbaan/Bergen
Afbeelding Zicht op plangebied vanaf hoek Bergen/Gdansk
Groen en water
Rondom het eiland ligt een watergang, die middels duikers verbonden is met een grotere waterstructuur in de omgeving. Langs de watergang liggen groenstroken met op een aantal plekken beplanting in de vorm van solitaire bomen, heesters en riet. De oevers aan de zijde van het plangebied zijn natuurlijk en op sommige plekken is het talud heel flauw. Het perceel zelf ligt tot op heden braak en is enkel begroeid met gras dat regelmatig gemaaid wordt.
Infrastructuur
De locatie ligt ten oosten van de Carnisserbaan, de belangrijke toegangsweg voor de wijk Carnisselande. Direct aan de noordwesthoek van het perceel ligt een rotonde vanaf waar dit deel van Vaanpark bereikbaar is. Aan de noord- en oostkant van het eiland liggen doorgaande wegen (Gdansk en Bergen) die de verbinding maken, onder de A29 door, naar de rest van Barendrecht. De locatie is enkel bereikbaar vanaf de Bergen, aan de oostzijde van het perceel.
De afstand van de locatie tot doorgaande uitvalswegen is essentieel voor het functioneren van Buko omdat zij prestatieafspraken hebben met de regio over aanrijtijden in geval van calamiteiten op de weg. Via de Carnisserbaan is richting het zuiden de A29 bereikbaar en via de noordzijde de A15. Ook via de Bergen is de A29 bereikbaar en via deze route eventueel langs de noordzijde van Barendrecht ook de A15 bij het knooppunt Ridderkerk. Vanaf daar is ook de A16 eenvoudig te breiken. Een strategische locatie dus waarmee Buko kan voldoen aan haar afspraken.
Aan alle zijden van de locatie lopen doorgaande fietsroutes in oost-west richting. De locatie is daarmee bereikbaar per fiets en ook met openbaar vervoer. De positie van de fietspaden aan de overzijde van de wegen, ten opzichte van de locatie zorgt ervoor dat er geen conflicten zijn met in- en uitrijdend verkeer richting de locatie..
Het plangebied ligt op een prominente hoek aan de rotonde van de Carnisserbaan. Hiermee komt de nieuwbouw ook duidelijk in het zicht. Vanaf de noordzijde komend is het gebouw zichtbaar tussen de bestaande bomen door die aan deze zijde de rotonde begeleiden. Vanaf de zuidzijde ligt juit het gebouw op de voorgrond en vormen de bomen het decor. Ook vanaf de Gdansk is dit hoekaccent goed zichtbaar.
Door de ligging met rondom openbare wegen is het van belang dat een ontwikkeling op het perceel een verzorgde uitstraling heeft naar alle wegen, waarbij met name de noordwestelijke hoek van het perceel (aan de rotonde) bijzondere aandacht verdient.
Afbeelding bestaande situatie
Entree
De gezamenlijke entree tot het eiland ligt aan de oostzijde vanaf Bergen. Via deze entree worden alle percelen op het eiland ontsloten. Direct ten noorden van de entree staat een nutsgebouw dat mogelijk ruimtelijk ingepast kan worden in de ontwikkeling.
Omgeving
Vaanpark ligt ingeklemd tussen de A29 en de Carnisserbaan en vormt een buffer tussen snelweg en woongebied. Hier liggen functies zoals bedrijven, perifere detailhandel, het zwembad, turnhal, ambulancepost en kantoren. Allen grote volumes met diverse uitstraling. Aan de westzijde van het plangebied, aan de overzijde van de Carnisserbaan, begint het woongebied van Carnisselande. Langs de Carnisserbaan liggen brede groene bermen. De bebouwing bestaat voornamelijk uit grondgebonden woningen. Uitzondering daarop is het appartementengebouw aan de overzijde van de rotonde. De Carnisseweg aan de noordzijde van de locatie is een historisch lint met voornamelijk vrijstaande en enkele geschakelde woningen. Vanwege de nabijheid van deze en, planologisch, nog mogelijke bedrijfswoningen is onderzocht of het initiatief geen geluidsoverlast veroorzaakt. Dit wordt nader toegelicht in paragraaf 4.2.
Conclusie
Het plangebied ligt op een eiland dat onderdeel uitmaakt van een grotere structuur van vrijliggende eilanden met bedrijven met een representatieve uitstraling langs de Carnisserbaan. De maat van de geplande bebouwing en functie sluit aan op de grote schaal van omliggende volumes.
Aan drie zijden is het eiland omgeven door doorgaande wegen. Hieruit komt ook de intentie uit het bestemmingsplan voort om hier representatieve bebouwing te ontwikkelen. Bebouwing dient dus een goed verzorgde uitstraling te hebben. Met name de noordhoek bij de rotonde vraagt om een zorgvuldig ontworpen accent. De noordwest hoek en de hoek bij de entree van het eiland vragen eveneens om een zorgvuldige uitstraling, maar van een ‘lagere orde’. In paragraaf 2.2 wordt de nieuwe bebouwing beschreven en aangetoond dat voldoet aan representatieve uitstraling.
De nieuwbouw van het bedrijf bestaat uit een bedrijfshal met kantoorruimte en een buitenopslag. Buko plaatst tijdelijk verkeersvoorzieningen bij weg/infrawerkzaamheden of evenementen. Werkzaamheden op het terrein bestaan uit het beplakken/beletteren van borden, het verwijderen van de belettering en het monteren van de borden op palen. Op de locatie staan alle producten opgeslagen (binnen en buiten), waar ook de accugebonden producten worden opgeladen. Op het buitenterrein worden daarnaast alle producten gereed gezet om busjes (met aanhanger) van productie te voorzien. Buko is een calamiteitendienst en dus 24/7 actief, maar het merendeel van de werkzaamheden vindt gedurende de dag plaats.
Het bedrijf draagt zorg voor een verzorgde hoogwaardige uitstraling aan de buitenzijden van haar terrein zodat hier sprake is van een representatieve uitstraling. Daarbij wordt rekening gehouden met een representatief accent bij de rotonde van de Carnisserbaan (noordwest hoek van het plangebied) in de vorm van het kantoor.
Accent op de hoek Carnisserbaan-Gdansk. Beeld is een suggestie
Toelichting nieuwe situatie
Het kantoor is de meest representatieve en levendige functie en wordt daarom als accent geplaatst aan de rotonde. Het gebouw vormt door de massa van 2 bouwlagen een opvallende hoek. Ook de kantoorruimte in de bedrijfsloods worden geplaatst aan de Carnisserbaan zodat daar een ‘gezicht’ naar de weg wordt gemaakt. De bedrijfloods en kantoor krijgen een hoogwaardige uitstraling.
Aan de oostzijde van het perceel is het buitenterrein geplaatst. In principe volstaat een eenvoudige erfscheiding in de vorm van een hekwerk. Omdat hier echter een representatieve uitstraling gewenst is, wordt gekozen voor een gebouwde erfscheiding met een integrale kwalitatieve en groene uitstraling langs Gdansk en Bergen. Zo wordt het gebied zorgvuldig afgeschermd en draagt bij aan biodiversiteit in het gebied. Ter plaatse van de hoek Gdansk-Bergen en bij de entree wordt ook een kleinschalige accentuering gemaakt.
Samen met het kantoor en bedrijfsloods ontstaat een ontworpen eenheid waarbinnen verschillende functies afleesbaar zijn.
Afbeelding gebouw in zijn context
Profielen ter illustratie nieuwe massa in de omgeving
Parkeren
In de parkeernormen gemeente Barendrecht 2018 is bepaald dat de parkeerkencijfers en de daarbij aangegeven uitgangspunten zoals aangegeven in de CROW publicatie 'Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom (ASVV)' vast te stellen als parkeernorm voor de gemeente Barendrecht. Deze parkeerkencijfers dienen gehanteerd te worden bij het bepalen van de parkeerbehoefte van een ontwikkeling. De parkeerbehoefte van BUKO is onderbouwd in paragraaf 4.4 Verkeer en parkeren.
Parkeren gebeurt in heel Vaanpark op eigen terrein op maaiveld. Slechts op enkele plaatsen is ook sprake van een parkeergarage. Zo staat bij Senior Aerospace het parkeren vol in het zicht en ook bij de Praxis, tegenover de locatie, is het parkeren op maaiveld voor de deur opgelost.
Om een representatief beeld te krijgen aan de Carnisserbaan is de entree van de nieuwbouw aan deze zijde geplaatst. Parkeren is daarmee ook wenselijk aan deze zijde.
Vanaf de Carnisserbaan wordt het parkeren zo veel mogelijk uit het zicht gehouden. Om die reden is gekozen het parkeren achter/naast de hal te plaatsen, aansluitend op het parkeren van Senior Aerospace Bosman BV. Aan de zijde van de Carnisserbaan vereist de gemeente dat het parkeren wordt afgeschermd met groene hagen en eventueel aanvullend daarop beplanting en bomen. Zo ontstaat een aangenaam beeld en ook hier een bijdrage aan de biodiversiteit. Hiermee versmelt het terrein met zijn omgeving. Door het toepassen van halfverharding in rijbanen of parkeerplaatsen wordt daarbij de hoeveelheid verharding beperkt. In de onderstaande afbeeldingen is een impressie gegeven van de terreininrichting met betrekking tot parkeren.
afbeelding voorstel inrichting buitenruimte
afbeelding voorstel inrichting buitenruimte met parkeren achter hagen
Accent aan Carnisserbaan
Het ontwerp van het gebouw sluit aan bij de randvoorwaarden voor bebouwing in de representatieve zone: Het kantoordeel is de blikvanger van het plangebied direct gelegen aan de rotonde. Het gebouw is modern en representatief, vormt een accent op de hoek en maakt gebruik van materialen met een moderne uitstraling. Zo ontstaat een representatieve gevel op de belangrijkste plek op het perceel; de hoek Carnisserbaan/Gdansk.
Bij de uitwerking van alle gebouwde onderdelen zal er aandacht zijn voor energiebeperking, duurzame energie-opwekking en duurzame en zo mogelijk circulaire materialisering. Dit aspect wordt toegelicht in paragraaf 3.3.
Afbeelding situatie nieuwbouw Buko Infrasupport
Duurzame erfscheiding
Het buitenterrein wordt deels afgeschermd met de bebouwing van de hal/kantoor en deels door een gebouwde erfscheiding. De gebouwde erfscheiding zorgt ervoor dat de middelen van Buko Infrasupport, zoals verkeersborden, hekken en pijlwagens, uit het zicht worden gehouden. Daarbij beperkt het geluid naar de omgeving.
De erfscheiding sluit aan op de bebouwing van de hal en het kantoor. Hierdoor is er geen sprake van een eventueel geluidlek.
Omdat Buko zich ook richt op duurzaamheid wil zij de erfscheiding langs de Gdansk en Bergen uitvoeren als groene gevel met een gemengde beplanting. Zo draagt de gevel bij aan de biodiversiteit in een gebied waar die onder spanning staat. In de uitwerking kan de soort beplanting afgestemd worden op de oriëntatie van de gevel. Voor de dakranden en in het hoofdgebouw kan onderzocht worden of nestgelegenheden gerealiseerd kunnen worden. Buko streeft naar een natuurinclusief gebouw en haar directe omgeving. Door een hoogwaardig vormgegeven erfscheiding rondom het buitenterrein van Buko wordt aan alle zijden een representatieve uitstraling bereikt.
Structuurvisie Infrastructuur en ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en ruimte geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. Deze structuurvisie regelt geen specifieke zaken op provinciaal of lokaal niveau. De verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal laat het Rijk over aan de provincies. De structuurvisie wordt daarom niet nader toegelicht.
Besluit ruimtelijke ordening
In artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna Bro) de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen die bij het mogelijk maken van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in acht moet worden genomen en die is opgenomen in de Omgevingsverordening Zuid-Holland.
Artikel 3.1.6 schrijft voor de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Een uitbreiding van een bedrijfsgebouw met 400 m2 wordt niet gezien als een nieuwe stedelijke ontwikkeling (ABRvS 23 april 2014; ECLI:NL:RVS:2014:1442). Ten opzichte van de bestaande bebouwingsmogelijkheden voor een bedrijf nemen de bebouwingsmogelijkheden in de nieuwe situatie toe met meer dan 400 m2. Er is daarom sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling waarvoor de laddertoets doorlopen moet worden.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Bestaand stedelijk gebied
Het plangebied in het bestaand stedelijk gebied van Barendrecht.
Behoefte
BUKO infrasupport heeft 8 vestigingen: Assen, Beverwijk, Den Haag, Eindhoven, Ochten, Rhoon, Utrecht en Zwolle. De vestiging Rhoon is vanaf eind jaren 90 verder ontplooit als belangrijke thuisbasis om Rotterdam en omstreken optimaal te bedienen. Naast (calamiteit)contracten met gemeentes en de centrale stad is Buko afhankelijk van goede infrastructuur om de klanten in de regio goed te kunnen bedienen. Door de groei in de afgelopen decennia is het bedrijf in Rhoon verspreid over 4 locaties. Door het samen voegen van deze locaties in Barendrecht ontstaat een compacte organisatie die zich kan voorbereiden op de toekomst.
De nieuwe huisvesting in Barendrecht vervangt volledig de oude locaties. Deze locaties in Rhoon worden na het uithuizen van Buko infrasupport verkocht/verhuurd aan derde. Alle werkzaamheden om het gebied Zuid/west Nederland in infrasupport te bedienen gaan hoofdzakelijk vanuit Barendrecht plaatsvinden.
Conclusie
De realisatie van BUKO Infrasupport is een stedelijke ontwikkeling passend op de locatie en in het gebied. Daarbij worden hier meerdere vestigingen gebundeld waardoor sprake is van efficiënt grondgebruik.
Het provinciaal beleid is vastgelegd in het Omgevingsbeleid bestaande uit de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening, vastgesteld op 20 april 2019.
Omgevingsvisie Zuid-Holland
Op 1 april 2019 is de Omgevingsvisie Zuid-Holland vastgesteld. De provincie streeft naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede leefomgevingskwaliteit. In de Omgevingsvisie wordt hier richting aan gegeven, door het maken van samenhangende beleidskeuzen.
Stedelijke ontwikkelingen binnen bestaand stads- en dorpsgebied
In lijn met de maatschappelijke behoefte zet de provincie in op het beter benutten van het bestaand stads- en dorpsgebied. Beter benutten van de bebouwde ruimte krijgt ruimtelijk invulling door verdichting, herstructurering en binnenstedelijke transformatie. Indien een gemeente een ruimtelijke ontwikkeling wil realiseren, wordt de Ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen. De Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen in nationale wet- en regelgeving. Toepassing is van provinciaal belang, daarom is in de verordening een verwijzing opgenomen naar de Rijksladder.
Uitgangspunt van de Ladder is dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte en in beginsel in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Het doel is een zorgvuldig gebruik van de ruimte. De provincie wil bevorderen dat de ladder op (sub)regionaal niveau wordt toegepast en dat samenwerkende gemeenten een gezamenlijk beeld ontwikkelen van de ontwikkelmogelijkheden binnen en buiten bestaand stads- en dorpsgebied. De gemeenten stemmen de geplande opgave met behulp van actuele regionale visies voor in ieder geval wonen en kantoren af met andere gemeenten in de regio. De ladder in relatie tot het planvoornemen is nader toegelicht in subparagraaf 3.1. Uit deze toets volgt dat het plan voldoet aan de ladder.
Afbeelding uitsnede kaart Omgevingsvisie - stedelijke ontwikkelingen binnen bestaand stads- en dorpsgebied
Met betrekking tot bedrijventerreinen streeft de provincie naar een kwantitatief en kwalitatief evenwicht in vraag en aanbod van bedrijventerreinen op regionaal en bovenregionaal schaalniveau. Daarbij wordt ingezet op beter benutten en duurzaam functioneren van bestaande bedrijventerrein en op het behoud van voldoende ruimte voor bedrijven in hogere milieucategorieën en watergebonden bedrijven.
Omgevingsverordening Zuid-Holland
Relevant voor het planvoornemen zijn de regels ten aanzien van stedelijke ontwikkeling binnen bestaand stads- en dorpsgebied, bedrijventerreinen en ruimtelijke kwaliteit. Dit wordt onderstaand nader toegelicht.
Bedrijven (artikel 6.12)
Relevant voor het plan is sub 1. In het vigerende bestemmingsplan zijn geen watergebonden bedrijven toegestaan. De aanvraag omgevingsvergunning heeft uitsluitend betrekking op een afwijking van de bouwregels. Het plan past qua functie binnen de vigerende bestemming 'Bedrijf'. Het plan is op dit onderdeel niet in strijd met de Omgevingsverordening.
Ruimtelijke kwaliteit (artikel 6.9)
Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:
Uit de kwaliteitskaart van de provincie Zuid-Holland blijkt dat het plangebied deel uitmaakt van de laag 'Steden en dorpen'. De richtpunten voor deze kwaliteitslaag zijn
De realisatie van het plan is passend binnen de omgeving van het bedrijventerrein Vaanpark. De ontwikkeling draagt bij aan het behoud van de identiteit van dit bedrijventerrein door de realisatie van een nieuw bedrijf en de invulling van een braakliggende bedrijfskavel.
Relevant voor het planvoornemen is het laatst genoemde richtpunt. Het plan wordt gerealiseerd aan de rand van het bedrijventerrein Vaanpark. Zoals toegelicht in hoofdstuk 2 draagt het plan zorg voor een verzorgde hoogwaardige uitstraling aan de buitenzijden van haar terrein zodat hier sprake is van een representatieve uitstraling.
Het planvoornemen is passend binnen de bestaand gebiedsidentiteit, steden en dorpen.
Stedelijke ontwikkeling (artikel 6.10)
Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:
In paragraaf 3.1 en 3.2 is de ladderonderbouwing toegelicht. Uit deze onderbouwing volgt dat het planvoornemen een stedelijke ontwikkeling betreft en uit deze toets volgt dat het plan voldoet aan de ladder.
Gemeentelijke visies
Strategische visie
In januari 2018 is de strategische visie ‘’Samen Bouwen aan Barendrecht Van Goed naar ...’’ vastgesteld. De visie wordt als toetsingskader gebruikt voor te maken keuzes op verschillende beleidsterreinen.
Met betrekking tot onderhavige ontwikkeling is het beleidsterrein ‘Werken’ van belang. Hierover staat in de visie de volgende vraag centraal: ‘Wat staat ons de komende tijd te doen met betrekking tot de economie?’
De focus van de gemeente zal de komende periode gericht zijn op het veranderen van de traditionele economie naar een circulaire, digitale economie met andere vormen van ondernemerschap, waarbij plaats en tijd onafhankelijk werken nog belangrijker wordt.
Daarnaast moet de gemeente een nog beter vestigingsklimaat krijgen. De ambitie of lange termijnstrategie sluit aan bij de Roadmap Next Economy van de Metropoolregio. Hiervoor samen in de Metropoolregio Rotterdam Den Haag gewerkt aan de volgende punten:
Daarnaast wijst de gemeente op de gevaren van digitalisering. Digitalisering levert middelen om economische groei te creëren, maar leidt tevens tot hefItige wereldwijde concurrentie. Digitalisering maakt sector overschrijdende en wereldwijde distributie van gegevens mogelijk en ook de optimalisatie van processen. Als lokale overheid ziet de gemeente het als haar taak een om ondernemers te informeren en ondersteunen op het gebied van nieuwe vormen criminaliteit.
Structuurvisie
Zowel de regio als de gemeente hebben het uitgangspunt dat Barendrecht zich niet substantieel meer zal uitbreiden. Hiermee wordt de focus verlegd naar het verder verbeteren van de leefbaarheid van woonwijken en centrumgebieden en het aanpakken van bestaande bedrijventerreinen. Dit beperkt de druk op de ruimte enigszins. Het blijft echter belangrijk een zorgvuldige afweging te maken voor welke functie(s) de nog beschikbare ruimte wordt ingezet.
Bedrijventerreinen
Barendrecht beschikt over een aantal grote en kleine bedrijventerreinen. Grote bedrijventerreinen zijn Barendrecht-Oost en Vaanpark. Voor een optimale bedrijfsvoering is de bereikbaarheid van bedrijven van belang. Bedrijventerreinen moeten dan ook zoveel mogelijk direct op de snelwegen of hoofdwegen aanhaken. Uitgangspunt is dan ook in om fileproblemen op te lossen. Verder stuurt Barendrecht zoveel mogelijk aan op het vestiging van bedrijven die weinig milieubelastend zijn en duurzaam ondernemen. Bedrijven die veel verkeersbewegingen genereren blijven geconcentreerd aan de oostkant van de gemeente.
Conclusie visies
Door de vestiging van Buko infrasupport laat de gemeente zien dat het een aantrekkelijke vestigingsklimaat is voor bedrijven. Daarnaast wordt het bestaande bedrijventerrein ‘Vaanpark’ verder ingevuld.
Duurzaamheid
Schetsplan duurzaam energiebeleid (2015)
Op 13 oktober 2015 is door de gemeenteraad het Schetsplan Duurzaam energiebeleid aangenomen. Dit Schetsplan is een routekaart naar CO2-neutraliteit in Barendrecht, conform de ambities van het college zoals vastgelegd in het collegeprogramma. De gemeente Barendrecht heeft de ambitie om in 2030 CO2-neutraal te zijn. Het duurzaam energiebeleid van de gemeente Barendrecht heeft vier pijlers, te weten:
Klimaatopgave Barendrecht 2019
Het bovengenoemde schetsplan Duurzaam Energiebeleid 2015-2030 moet geactualiseerd worden. Daarom is in 2019 de klimaatopgave vastgesteld door het college. Eén van de meest in het oog springende ontwikkelingen is het gezamenlijk met 23 gemeenten in de regio opstellen van de Regionale Energie Strategie (RES). In deze RES wordt het energielandschap in 2050 vorm gegeven en is basis voor de uiteindelijke route die ook de afzonderlijke gemeenten gaan nemen.
Op lokaal niveau is in het oorspronkelijke schetsplan een hoger ambitieniveau geschetst, CO2 neutraal in 2030. Gebleken is dat dit ambitieniveau vrijwel onmogelijk te bereiken is, tenzij de gemeente als overheid fors gaan ingrijpen en dwingende maatregelen gaan voorschrijven wat nadrukkelijk niet in lijn met de gemeentelijke leidende principes is. Belangrijker is het om een continue afnemende vraag naar energie te realiseren, waarbij optimaal gebruik is gemaakt van de voorhanden zijnde oplossingen.
Om de klimaatopgave vorm te kunnen geven onderscheid de gemeente een achttal sub-onderwerpen, waarbij de eerste vier onderwerpen zich met name richten op energie, te weten:
BUKO en duurzaamheid
BUKO Infrasupport doet al jaren veel aan duurzaamheid en CO2- reductie. BUKO Infrasupport is sinds 2015 gecertificeerd voor de CO2 Prestatieladder, niveau 3 en daarnaast aangesloten bij Nederland CO2 Neutraal.
De CO2 Prestatieladder stimuleert het reduceren van de CO2-uitstoot en wordt geintegreerd in de organisatie. BUKO Infrasupport zal blijven streven naar een verbetering van de milieuprestaties en de CO2 reductie. Motto van BUKO is: 'Samen onderweg naar een duurzame toekomst'. Hiervoor heeft BUKO een CO2 reductieplan opgesteld en wordt het bijgehouden in jaarverslagen. Doelstellingen van het reductieplan zijn:
Waar kwaliteit en duurzaamheid hoog op de ladder staan als ambitie, waarbij het werkhuis volledig dient te voldoet aan de eisen vandaag de dag. De vestiging in Barendrecht ligt in lijn zoals Buko werkt, kwalitatief en duurzaam in een bijna energie neutrale huisvesting in combinatie met duurzame producten, waarbij hout en groene uitstraling tot uiting komen in en rond het kantoorgebouw. Daarnaast zal greenparking in combinatie met elektrische laadpunten worden geïntegreerd in de hoofdentree van het gebouw en dient transparantie te ontstaan gerelateerd aan de bedrijfsvoering binnen Buko infrasupport. Buko investeert in haar personeel en de benodigde materieel/materiaal. Daarbij word de inzet van de benodigde voertuigen iedere 5 jaar vervangen voor de nieuwste motoren die voldoen aan de hoge milieu eisen. Daarnaast wordt bedrijfskleding hergebruikt. Oude bedrijfskleding wordt niet meer weggegooid, maar hiervan worden nieuwe producten gemaakt. De kleding wordt eerst gereinigd en dan worden er broeken, jassen en laptoptassen van gemaakt.
Conclusie
BUKO is bewust bezig met duurzaamheid en CO2-reductie en integreert dat in haar organisatie. Dit uit zich ook in de nieuwbouw, zoals beschreven in paragraaf 2.2. Hiermee voldoet BUKO aan het beleid van de gemeente.
Welstand
In de nota welstandsbeleid gemeente Barendrecht (2012) is het gemeentelijk welstandsbeleid opgenomen. In dit beleid is Barendrecht verdeeld in welstandsgebieden. Per gebied zijn specifieke criteria opgenomen.
Het plangebied ligt in gebied 25 Bedrijventerrein Vaanpark I, II, III en IV.
Welstandsniveau
Het gebied is ingedeeld in welstandsniveau 2 (regulier welstandsgebied).
Welstandscriteria
ligging in de omgeving
massa en vorm van het gebouw
detaillering, kleur en materiaal
De bouwtekeningen worden door de Welstandscommissie getoetst aan de geldende welstandscriteria.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet worden beoordeeld of bedrijven in de omgeving worden belemmerd door de ontwikkeling en of er ter plaatse van gevoelige functies, zoals wonen, sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Voor de beoordeling is gebruik gemaakt van de Handreiking Bedrijven en milieuzonering (VNG, editie 2009). Per milieucategorie geldt een minimaal gewenste afstand, de richtafstand. Deze richtafstand geldt tussen enerzijds de grens van de bestemming die bedrijven (of andere milieubelastende functies) toelaat en anderzijds als uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunningsvrij bouwen mogelijk is. De in de handreiking opgenomen afstanden zijn indicatief en kunnen per gebiedstype, waarin de ontwikkeling zal plaatsvinden, verschillen. Hierbij is het uitgangspunt dat deze afstanden gemotiveerd worden toegepast.
De richtafstanden zijn afhankelijk van het omgevingstype waarbinnen het plangebied ligt. De VNG-handreiking gaat uit van de omgevingstypes rustige woonwijk/rustig buitengebied of gemengd gebied.
Beoordeling
Voor de beoordeling of er wordt voldaan aan de richtafstand is uitgegaan van het omgevingstype 'gemengd gebied'. In de directe omgeving van het plangebied komen bestemmingen 'Bedrijf' en bestemmingen 'Gemengd' voor. Daarnaast ligt het plangebied aan de drukke ontsluitingsweg Carnisserbaan.
Er is gemeten vanaf de grens van het bestemmingsvlak van de milieubelastende functie tot aan de gevels van nabijgelegen gevoelige bestemmingen.
Ten gevolge van de realisatie van het plan veranderd alleen de omvang en situering van de bouwvlakken. De grens van het bestemmingsvlak 'Bedrijf' blijft gelijk. Zoals toegelicht in paragraaf 1.3 past het plan qua functie binnen het toegestane gebruik in het bestemmingsplan 'Vaanpark'.
In de nieuwe situatie komt de bedrijfsbestemming niet dichter bij de bestaande woningen te liggen en/of wordt een bedrijf gevestigd met een hogere milieucategorie dan reeds is toegestaan in het vigerende bestemmingsplan. De maximaal van toepassing zijnde richtafstand bedraagt 50 meter. De afstand van de grens van het terrein tot de dichtstbijzijnde, geplande, (bedrijfs)woonbebouwing is ongeveer 50 meter.
Conclusie
Het plan kan gezien vanuit dit aspect gerealiseerd worden.
Bij de beoordeling of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening moet worden getoetst, of er geen sprake is van onevenredige geluidshinder op de omgeving. Hiervoor is de VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering (editie 2009) gehanteerd.
Buko is een bedrijf met een richtafstand van maximaal 100 meter. De omgeving kent tal van verschllende bedrijfsfuncties en grootschalige detailhandel en woningen. De locatie is daarom te beschouwen als 'gemengd gebied' overeenkomstig de VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering. De richtafstand kan daarmee met een stap worden verminderd van 100 meter naar 50 meter.
De afstand van de grens van het terrein tot de dichtstbijzijnde (geplande) woonbebouwing is ongeveer 50 meter. Het gaat om een geplande woning aan de Carnisseweg, een woning met bedrijfsgedeelten.
De geldende richtwaarden voor gemengd gebied zijn:
- 50 dB(A) langtijdgemiddeld beoordelingsniveau;
- 70 dB(A) maximale geluidniveau en
- 50 dB(A) ten gevolge van de verkeersaantrekkende werking.
Op basis van richtafstanden voldoet het plan en is geen nader onderzoek noodzakelijk. Voor de zorgvuldigheid is door Buro DB toch een nader akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het rapport is als Bijlage 1 bijgevoegd.
Onderzoek
De richtwaarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en het maximale geluidniveau komen overeen met de waarden uit het Activiteitenbesluit, waaraan is getoetst in het akoestisch onderzoek van BuroDB.
De geluidbelasting is het hoogst op de geprojecteerde woning 1, met een langtijdgemiddeld beoordelingsniveau van 46 dB(A) etmaalwaarde, waarbij de nachtperiode bepalend is. Overdag wordt het geluid bepaald door de werkzaamheden in de werkplaats. In de avond- en nachtperiode zijn de verkeersbewegingen op het terrein bepalend. Het maximale geluidniveau bedraagt maximaal 58 dB(A). Dit wordt veroorzaakt door het klepperen van de lepels van de heftruck en het gooien van het materiaal in de aanhanger. De verkeersaantrekkende werking (indirecte hinder) bedraagt op de geplande woning 1 ten hoogste 50 dB(A). Ook hier geldt dat de nachtperiode bepalend is.
Er wordt aan alle richtwaarden voor gemengd gebied voldaan.
Conclusie
Gesteld wordt dat het plan, vanuit het oogpunt van geluid, zonder verdere maatregelen gerealiseerd kan worden.
Om eventuele overlast verder te voorkomen zal een scherm van circa 3 meter hoogte worden toegevoegd rondom de buitenopslag. In de geluidcontourenkaart van DCMR is de invloed hiervan getoetst in aanvulling op het rapport van BuroDB.
Voor het milieuaspect externe veiligheid zijn een aantal bronnen van belang, namelijk het vervoer van gevaarlijke stoffen via de weg, het spoor of het water, het transport door ondergrondse leidingen en de opslag van gevaarlijke stoffen. Het Externe veiligheidsbeleid heeft betrekking op het gebruik, productie, opslag en transport van gevaarlijke stoffen. De overheid stelt grenzen aan de risico's van inrichtingen met gevaarlijke stoffen. Die grenzen zijn vertaald in een norm voor het plaatsgebonden risico (PR), een oriëntatiewaarde en verantwoordingsplicht voor het groepsrisico (GR).
Bij externe veiligheid gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de opslag, productie of het transport van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Er worden in dit kader twee normstellingen gehanteerd, te weten:
Beoordeling
Aan de hand van de risicokaart is beoordeeld welke risicobronnen in de omgeving van het plangebied aanwezig zijn. De volgende risicobronnen zijn relevant voor het planvoornemen:
Afbeelding uitsnede risicokaart, risicobronnen ten opzichte van het plangebied (oranje ingekleurd)
Aardgastransportleiding
Parallel aan de A29, ten westen ervan, ligt een aardgastransportleiding met een diameter van 18 inch en een druk van 80 bar. Voor deze leiding geldt, conform het Handboek buisleidingen, een inventarisatieafstand van 260 m. Daarbinnen moet bij nieuwe ontwikkelingen onderzoek worden gedaan naar de invloed op de hoogte van het groepsrisico. Het plangebied ligt op een afstand van 286 meter. Nader onderzoek naar de aardgastransportleiding is niet nodig
Transportroutes van gevaarlijke stoffen
De rijksweg A29 ligt op een voldoende veilige afstand tot de bebouwing in het plangebied. De individuele risicocontour van 10-6 van de rijksweg ligt op nul meter van de weg. Het invloedsgebied van de rijksweg bedraagt 200 meter. In verband met vervoer van benzine en LPG naar tankstations in Barendrecht en Heerjansdam is voor de rijksweg een Plasbrandaandachtsgebied (PAG) van 30 meter vastgesteld. Het plangebied ligt op een afstand van 325 meter en daarmee buiten de risicocontour.
Conclusie
Het plan kan gezien vanuit aspect externe veiligheid worden gerealiseerd.
Door Buro DB is een verkeersonderzoek uitgevoerd. Het rapport is als Bijlage 1 bijgesloten.
Verkeer
De verkeersgeneratie van de locatie in de huidige situatie is nihil. Voor de nieuwe situatie is de verkeersaantrekkende werking van de nieuw vestiging van BUKO vastgesteld op basis van daarvoor beschikbare kencijfers uit de publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' en de publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren' van het CROW en op basis van ervaringscijfers van BUKO Infrasupport van filialen elders in Nederland.
Een vestiging van BUKO Infrasupport is qua type bedrijf te vergelijken met een transportbedrijf. Het bedrijf is bezoekersextensief maar is qua werkzaamheden gemengd arbeidsintensief- en extensief. Bij het vaststellen van de verkeersgeneratie is daarom uitgegaan van maximale kencijfers van het bedrijfstype arbeids- en bezoekersextensief. De ligging van de planlocatie volgens de definities van het CROW is 'Rest bebouwde kom' in een 'Sterk stedelijke omgeving' (stedelijkheidsgraad 2). De gemiddelde verkeersaantrekkende werking van een bedrijf bedraagt maximaal 5,3 autoritten per 100 m2 bvo per etmaal genereert.
De bruto omvang van de nieuwe vestiging (winkel, magazijn en buitenverkoop) bedraagt ongeveer 5.800 m2. De verkeersaantrekkende werking op een maatgevende gemiddelde dag wordt daarmee bepaald op (5.800/100 * 5,3 =) circa 308 autoritten per etmaal.
Uit het onderzoek volgt dat het plan met haar verkeer aantrekkende werking geen negatieve gevolgen voor de verkeerssituatie rondom de planlocatie. Dat geldt zowel op wegvakniveau (Bergen, Gdansk,Carnisserbaan) als op kruispuntniveau (aansluiting op de Bergen). De, als gevolg van het plan, verwachte verkeerstoename aan autoverkeer ten opzichte van de huidige situatie is relatief gering. Negatieve gevolgen voor de bereikbaarheid en verkeersveiligheid zijn dan ook niet te verwachten. Vanuit het aspect verkeer kan het plan zonder aanvullende verkeersmaatregelen worden gerealiseerd.
Parkeren
De parkeerbehoefte van het plan is berekend op basis van de beschikbare CROW-normen. De de kencijfers zijn afgeleid van het bedrijfstype ‘Bezoekersextensief, arbeidsextensief’. In tabel 1 zijn de parkeerkencijfers van dit bedrijfstype weergegeven. Uitgegaan is van de 'Rest bebouwde kom' in een 'Sterk stedelijke omgeving' (stedelijkheidsgraad 2).
Tabel 1
Uit het tabel volgt een gemiddeld parkeerkencijfer van 0,95 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo bedrijfsruimte. Het maximale parkeerkencijfer (worst case-situatie) is 1,2 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo.
Op basis van het gehanteerde parkeerkencijfers heeft het plan een parkeerbehoefte volgens de berekening in tabel 2.
Tabel 2
Uit tabel 2 volgt dat het plan een parkeerbehoefte heeft van 56 parkeerplaatsen in een gemiddelde situatie. In de maximale situatie is de parkeerbehoefte 70 parkeerplaatsen.
afbeelding schetsontwerp voor de situatie met hierin parkeerplaatsen ingetekend
In het plan voor de nieuwbouw van de vestiging van BUKO Infrasupport in Barendrecht zijn in totaal 61 parkeerplaatsen opgenomen. Het betreft 50 parkeerplaatsen voor personenauto's en 11 grote parkeerplaatsen voor bestelbussen en dergelijke. Al deze parkeerplaatsen zijn gesitueerd op eigen terrein. Parkeerplaatsen worden omzoomd door hagen waarmee een ook een groen beeld aan de binnenzijde van het gebied ontstaat.
Met het aantal van 61 parkeerplaatsen voorziet het plan in voldoende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers van het bedrijf op eigen terrein.
Bij de beoordeling is naar twee aspecten van de luchtkwaliteit gekeken. Enerzijds de toets van de concentraties luchtverontreiniging als gevolg van de extra verkeersbewegingen door het plan. Anderzijds de beoordeling van de (totale) concentraties stoffen ter plaatse van het plangebied. Hiermee is getoetst aan de gelende grenswaarden uit de Wet Milieubeheer.
Het plan omvat de realisatie van nieuwe bedrijfsbebouwing voor het bedrijf Buko. Uit het uitgevoerde verkeersonderzoek volgt dat door het plan er een hoeveelheid van circa 308 autoritten per etmaal wordt gegenereerd. Dit verkeer maakt gebruik van de Bergen, Gdanks en Carnisserbaan.
Met behulp van de NIBM-tool van het Kenniscentrum Infomil is op globale wijze beoordeeld of met deze verwachte verkeerstoename er sprake is van een al dan niet in betekenende mate bijdrage van het plan aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. In onderstaande afbeelding is de berekening gepresenteerd. Bij de berekening is uitgegaan van een hoog percentage vrachtverkeer van 2%. Dit wordt gezien als een worst case-situatie.
Afbeelding NIBM tool berkening
Uit de berekeningen met de NIBM-rekentool blijkt, dat de toename van de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10 ruim lager zijn dan de toegestane NIBM-norm van 1,2 ug/m3. Daardoor is de realisatie van het plan aan te merken als een project die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Toetsing aan de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit is niet aan de orde.
Om inzicht te geven in de mate van blootstelling aan luchtverontreiniging als gevolg van het plan zijn de concentraties uit de digitale monitoringstool, die behoort bij het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) bekeken. Uit de monitoringstool (2018) blijkt dat de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) ter plaatse van de dichtstbij gelegen doorgaande wegen, Bergen, Gdanks, Carnisserbaan, nergens meer bedragen dan grenswaarden 40 ug/m3. De concentratie NO2 bedraagt maximaal 26,7 ug/m3 en concentratie PM10 bedraagt maximaal 20,2 ug/m3. De fijnstof (PM2,5) concentraties zijn nergens hoger dan 12,4 ug/m3 (grenswaarde 25 ug/m3). Het aantal overschrijdingsdagen van de 24 uurgemiddelde concentratie is maximaal 7,9 waardoor het maximum van 35 dagen eveneens niet wordt overschreden.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit is beoordeeld en levert geen belemmeringen op voor de planontwikkeling. Daarnaast denkt BUKO graag mee over voorzieningen in en rond het nieuwe bedrijfspand die de biodiversiteit verhogen. Zo wordt er een groenwand geplaatst en een groene erfafscheiding aan de noord- en westzijde. Ook de halfverharding van parkeerplaatsen biedt een betere waterafvoer en een groener karakter.
In het kader van de Wet natuurbescherming is een quickscan flora en fauna uitgevoerd. De quickscan is als Bijlage 3 toegevoegd. De conclusies van het rapport wordt hieronder beschreven.
Gebiedsbescherming
Er zijn geen negatieve effecten, dan wel significant negatieve effecten te verwachten van het project op enig nabijgelegen Natura 2000-gebied. Stikstofgevoelige habitattypen bevinden zich in het Natura 2000-gebied 'Biesbosch' (op meer dan 16 kilometer afstand) en uit berekening blijkt dat negatieve effecten door stikstofdepostie van dit project niet is te verwachten
Voor de onderbouwing hiervan is een stikstofdepositieberekening uitgevoerd. Dit onderzoek wordt beschreven in paragraaf 4.7.
Het plangebied ligt buiten de grenzen van Natuurnetwerk Nederland, waardoor er geen effecten op de kernkwaliteiten van het gebied zijn. Het afwegingskader EHS hoeft niet te worden doorlopen.
Soortbescherming
De Wet natuurbescherming is gericht op het duurzaam in stand houden van soorten in hun natuurlijk leefgebied. Niet alleen de instandhouding van verblijfplaatsen is van belang, maar ook de instandhouding van het leefgebied. Te allen tijde dient men de zorgplicht in acht te nemen. Deze zorgplicht houdt in dat nadelige gevolgen voor flora en fauna zoveel mogelijk moet worden voorkomen. De zorgplicht geldt voor alle planten en dieren, beschermd of niet. Tabel 6 geeft een overzicht van de maatregelen per soortgroep.
Grondgebonden zoogdieren
De voorgenomen werkzaamheden zullen geen negatief effect opleveren voor grondgebonden zoogdieren. Voortplantingsplaatsen, vaste rust- of verblijfplaatsen en (functionele) leefomgeving van beschermde grondgebonden zoogdieren zijn in het plangebied niet aanwezig. Een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming is niet nodig.
Vleermuizen
Binnen de bouwlocatie zijn geen gebouwen of bomen aanwezig, waardoor verblijfplaatsen van vleermuizen kunnen worden uitgesloten. Langs de rand van het plangebied staan wel enkele bomen. Hiervan was niet zeker of ze (deels) gekapt gaan worden. Deze zijn daarom gecheckt op holten en mogelijk andere verblijfplaatsen. Deze zijn niet aanwezig.
Het naastgelegen gebouw van Senior Aerospace Bosman BV is niet geschikt voor vleermuizen. Het is te glad en zonder geschikte ruimten voor vleermuizen. Negatieve effecten door de bouw op vleermuisverblijfplaatsen zijn daarom uit te sluiten.
Het plangebied is geen essentieel foerageergebied of onderdeel van een essentiële vliegroute voor vleermuizen. Een ontheffing in het kader Wet natuurbescherming is niet nodig.
Vogels
Bebouwing of bomen zijn binnen het plangebied zelf niet aanwezig, waardoor jaarrond beschermde nesten van vogels niet aanwezig kunnen zijn. Op de rand van het plangebied en nabij de rotonde staan bomen. Ook is er een rietkraag aan beide kanten van de watergang. Hierin kunnen in het broedseizoen vogels broeden. Verder is er een kleine kans op vogelsoorten die in grasland broeden, zoals graspieper. Indien er actieve nesten zijn van (algemene) vogels mogen deze niet worden aangetast. Van belang is het daarom om riet en bomen te verwijderen buiten het broedseizoen en een check uit te voeren op mogelijk broedende vogels in het ruige gras/riet indien men in het broedseizoen daar aan de slag wil. In de bomen rondom het plangebied waren geen (grote) jaarrond beschermde nesten aanwezig in januari 2020, wel een houtduivennest. Indien men geen nesten verstoord of vernield is een ontheffing in het kader Wet natuurbescherming niet nodig.
Reptielen, amfibieën en vissen
Beschermde reptielen en amfibieën komen in de regio niet voor en worden in het plangebied niet verwacht. Geschikt habitat om te rusten, zich voort te planten of te overwinteren is voor beschermde vis grote modderkruiper in-/ rond het plangebied aanwezig. De soort wordt in Barendrecht echter niet aangetroffen, maar theoretisch is er een verbinding met water waar de soort wel voorkomt, net buiten Barendrecht. De werkzaamheden zullen echter weinig tot geen effect hebben op rust-, voortplantings- of overwinteringsplaatsen van deze soort, omdat aan de watergang nauwelijks wordt gewerkt. Een ontheffing in het kader Wet natuurbescherming is niet nodig.
Flora
In het plangebied zijn geen beschermde planten waargenomen of te verwachten. Een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming is niet nodig.
Ongewervelden
In het plangebied worden geen beschermde ongewervelden verwacht. Een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming is niet nodig.
Houtopstanden
Er worden voor de ontwikkeling geen gemeentelijke bomen gekapt. Meld- en herplantplicht is hierbij dus niet van toepassing.
De bestaande bomen bij de rotonde staan buiten het plangebied en blijven behouden.
Conclusie
Het aspect flora en fauna is beoordeeld en levert geen belemmeringen op voor de planontwikkeling. Buko Infrasupport wil graag denken over en meewerken aan voorzieningen in en rond het nieuwe bedrijfspand die de biodiversiteit verhogen. Zo wordt er een groenwand geplaatst en een groene erfafscheiding aan de noord- en westzijde. Ook de halfverharding van parkeerplaatsen biedt een betere waterafvoer en een groener karakter.
Voor het aspect stikstof is een stikstofdepositieberekening uitgevoerd. De memo is als Bijlage 4 toegevoegd.
Onderzoek
Verspreid in Nederland liggen 118 Natura 2000-gebieden met overbelaste stikstofgevoelige habitattypen en leefgebieden van (dier)soorten (hierna: ‘habitattypen’). Te veel stikstof is slecht voor de natuur. Voor activiteiten waarbij stikstof vrijkomt moet daarom worden onderzocht wat de effecten zijn op de beschermde Natura 2000-gebieden.
Doel van dit onderzoek is bepalen wat de bijdrage van het plan aan stikstofdepositie op omliggende Natura 2000-gebieden is. Vervolgens is bepaald of deze resultaten leiden tot mogelijk significant negatieve effecten op Natura 2000-gebieden en of een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming noodzakelijk is.
Conclusie
De berekening van de stikstofdepositie op de nabijgelegen Natura 2000-gebieden is uitgevoerd met behulp van AERIUS calculator. De calculator rekent op basis van het Operationele Prioritaire Stoffen model (OPS) van het RIVM.
Uit de berekeningen blijkt voor dat voor zowel de realisatiefase van de bedrijfsbebouwing en het toekomstig gebruik daarvan het volgende:
'Er zijn geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/j'
Derhalve vormt het aspect stikstof geen belemmering voor de planontwikkeling.
Voor het aspect archeologie heeft Archeologie Rotterdam (BOOR) een Programma van Eisen (PvE) opgesteld. Dit PvE is als Bijlage 5 toegevoegd.
Uit het advies van Archeologie Rotterdam (BOOR) volgt dat op grond van het gemeentelijke beleid, de archeologische verwachting van het gebied, alsmede de bodemverstorende aard van de werkzaamheden die in het kader van de toekomstige ontwikkeling van het plangebied zullen worden uitgevoerd, een verkennend inventariserend veldonderzoek noodzakelijk is. Dit onderzoek richt zich op de eventuele aanwezigheid van archeologische waarden uit het Neolithicum/Bronstijd, IJzertijd, Romeinse tijd en Late Middeleeuwen.
Ter plaatse van het plangebied is een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd. Het rapport is als Bijlage 6 bijgevoegd.
Conclusie
Uit het archeologisch vooronderzoek blijkt dat er sprake is van een laatmiddeleeuws overstromingsdeken een veenpakket, die beide onder natte omstandigheden zijn gevormd. Vanaf een diepte tussen 3,06 en 3,71 m -Mv (3,58 – 3,89 m -NAP) is Hollandveen aanwezig. Het veen is niet veraard en de top is, gezien de abrupte bovengrens, (deels) geërodeerd door laatmiddeleeuwse overstromingen. Het overstromingsdek is zeer waarschijnlijk vanaf 1373-1375 gevormd (het Riederwaarddek; Afzettingen van Duinkerke III). De top ervan bevindt zich op een diepte tussen 0,39 en 0,75 m -Mv (tussen 0,93 en 1,29 m -NAP). In vijf van de acht boringen is een bouwvoor aanwezig in de top van deze afzettingen (onder een modern verstorings- en puinpakket) en er is tevens sprake van bodemvorming (roestvorming en rijping). Op basis van deze bodemvorming heeft het dek wel enige tijd aan het oppervlak gelegen, toen het gebied deel uitmaakte van de Binnenlandse Polder (vanaf circa 1555). Er is echter op basis van historisch-topografisch kaartmateriaal geen sprake van bebouwing of bewoning in de Nieuwe Tijd. Gezien het ontbreken van oever- of crevasse-afzettingen kan de archeologische verwachting in het plangebied naar beneden worden bijgesteld. Er worden binnen 4 m -Mv geen archeologische resten verwacht.
Advies
In het plangebied bestaat het voornemen een bedrijfspand te realiseren. Omdat de planvorming nog in een vroeg stadium is, is er geen exacte inschatting te maken van de toekomstige bodemverstoringen als gevolg van deze ontwikkeling. Aangezien op basis van het booronderzoek echter geen sprake is van een archeologisch relevant niveau binnen 4 m -Mv, is er geen bezwaar tegen de uitvoering van de voorgenomen werkzaamheden. Wij adviseren het terrein vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkelingen.
Mochten onverhoopt toch archeologische resten worden aangetroffen dan wordt opdrachtgever en aannemer(s) er wel op gewezen dat het wettelijk verplicht is deze bij de bevoegde overheid (de gemeente Barendrecht) te melden.
Bovenstaande vormt een advies. Op grond van de resultaten van het rapport en het advies zal de bevoegde overheid een besluit nemen over de daadwerkelijke omgang met eventueel aanwezige archeologische waarden binnen het plangebied.
Ter plaatse van het plangebied zijn 2 bodemonderzoeken uitgevoerd, 1 voor het westelijk deel van het plangebied en 1 voor het oostelijk deel van het plangebied. De rapporten zijn als Bijlage 7 en Bijlage 8 bijgevoegd.
Onderzoek en conclusie oostelijk deel plangebied
Dit gedeelte van het plangebied is gebruikt voor tijdelijke opslag van bouwmaterialen voor een wegenbouwproject. Door middel van het bodemonderzoek is vastgesteld of het terrein mogelijk verontreinigd is geraakt als gevolg van deze opslag.
Op basis van de resultaten van het verkennend bodemonderzoek is de conclusie dat de opslag van bouwmaterialen op de onderzoekslocatie niet heeft geleid tot bodemverontreiniging.
Onderzoek en conclusie westelijk deel plangebied
In verband met de aangetoonde gehalten PAK in de grond en in verband met de concentraties barium en naftaleen in het grondwater wordt de onderzoekshypothese van onverdacht terrein verworpen.
Deze resultaten komen deels overeen met de verwachte bodemkwaliteitsgegevens uit de bodemkwaliteitskaart en de historische informatie.
Uit een indicatieve toetsing van de aangetoonde gehalten in de grond is er sprake van grond met een hergebruiksklasse ‘Wonen’.
Conclusie
Op het perceel wordt een bedrijf gerealiseerd, waardoor het plan gezien vanuit dit aspect kan worden gerealiseerd.
Verder is het Besluit bodemkwaliteit van toepassing. Indien er bij werkzaamheden grond vrijkomt die niet op de locatie kan worden hergebruikt, zijn de regels van het Besluit bodemkwaliteit, het "Tijdelijk handelingskader voor hergebruik van PFAS-houdende grond en baggerspecie (d.d. 29 november 2019) of de regionale bodemkwaliteitskaart van toepassing. Bij afvoer van grond naar elders is mogelijk een partijkeuring noodza-kelijk waarbij ook het gehalte PFAS dient te worden bepaald.
Het plangebied ligt in het beheersgebied van waterschap Hollandse Delta.
Waterschapsbeleid
In het Waterbeheerprogramma (WBP, 2016-2021) staan de doelen van het waterschap Hollandse Delta voor de taken waterveiligheid (dijken en duinen), voldoende water, schoon water en de waterketen (transport en zuivering van afvalwater). Ook wordt aangegeven welk beleid gevoerd wordt en wat het waterschap in de planperiode wil doen om de doelen te bereiken.
Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater.
Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 500 m2 of meer in stedelijk gebied of 1.500 m2 of meer in landelijk gebied dient een vergunning aangevraagd te worden in het kader van de Keur. De versnelde afvoer als gevolg van de toename aan verharding moet volledig worden gecompenseerd door het aanbrengen van een gelijkwaardige vervangende voorziening (compensatieplicht), met een oppervlakte van 10% van de toename van verharding. Het waterschap geeft in volgorde de voorkeur aan de volgende gelijkwaardige voorzieningen:
Beoordeling
Waterkwantiteit
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Waterbeheer
In de Keur is geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen.
Watergangen en regionale waterkering
Het plangebied ligt niet binnen de beschermingszone van een regionale waterkering of nabij een regionale waterkering.
Het plangebied grenst aan de noord- en westkant aan een watergang categorie overig. Deze watergang is in onderhoud bij de gemeente en heeft een beschermingszone van 1 meter.
Het plangebied grenst aan de oostkant aan een watergang categorie hoofdwatergang. Deze watergang is in onderhoud bij het waterschap en heeft een beschermingszone van 3,5 meter.
Er vinden mogelijk werken of werkzaamheden (realisatie bebouwing en het buitenterrein) plaats binnen de beschermingszone van de aangerekende watergangen. Deze beschermingszones kennen een beperking in het gebruik van de grond. Op deze strook mogen bijvoorbeeld uitsluitend bebouwing, kabels en leidingen of diep wortelende beplanting worden aangebracht na goedkeuring van het Waterschap. Het Waterschap kent hiertoe een keurvergunningenstelsel Voor het planvoornemen wordt een watervergunning aangevraagd om de werken en werkzaamheden binnen de beschermingszones te mogen uitvoeren.
Afbeelding bestaande watergangen - uitsnede legger wateren en kunstwerken
Om onderhoud en beheer ook in de toekomst te garanderen worden bovenstaande profielen aangehouden in de nieuwe situatie. Profiel 1 betreft de hoofdwatergang langs de Bergen. Hier wordt de verplichte onderhoudstrook van 3,5 meter aangehouden. Langs de overige zijden kan worden volstaan met een strook van 1 meter conform richtlijnen.
Langs de Carnisserbaan en deels langs de Gdansk zijn door de gemeente natuurlijke oevers aangelegd die in de bestaande vorm behouden blijven.
Watercompensatie
Vooraf aan de start van de ontwikkeling van de “Vinex-locatie” Carnisselande werd het watersysteem op hoofdlijnen al vastgelegd in de deelstudie “Water” als onderdeel van het Milieu-Effect Rapport voor de Vinex-locatie Midden-IJsselmonde. Nadere uitwerking van de deelstudie heeft geleid tot een raamplan voor de waterhuishouding, waarover consensus verkregen werd met de verschillende waterbeheerders (waaronder het Waterschap IJsselmonde en het Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden, tegenwoordig Waterschap Hollandse Delta).
In het vigerend bestemmingsplan 'Vaanpark' is de waterhuishouding en watercompenstatie omschreven. Bij de ontwikkeling van de bedrijventerreinen binnen de Vaanparken is voorzien in bergend vermogen van het oppervlaktewater. Hierbij werd voldaan aan de uitgangspunten van het “Raamplan Watersysteem Vinex Midden-IJsselmonde”, waardoor het overtollige regenwater in eerste instantie kan worden vastgehouden en geborgen.
Als gevolg van de functie van het plangebied is relatief veel verhard oppervlak aanwezig. Het wateroppervlak werd hierop afgestemd. Bij de bepaling van de benodigde hoeveelheid open water in het totale peilgebied werd rekening gehouden met het functioneel gebruik en de bijbehorende verhardingspercentages. Het overstromingsrisico bij hevige regenval is gering, omdat ten minste werd voldaan aan de normen vanuit de NBW, waarbij geen inundatie mag voorkomen bij een herhalingstijd van 1:100 jaar. Dit gebied kent dan ook geen wateropgave.
Overtollig water wordt via stuwen gelegen aan de oost- en zuidzijde van het plangebied vertraagd afgevoerd op de polderhoofdwatergang langs de A29. Deze watergang valt bij Vaanpark II, III en IV nog net binnen het plangebied. Na de kruising met de Middeldijk loopt deze watergang langs de Middeldijk en de Carnisser Baan om via de zuidzijde van de Gaatkensplas te eindigen bij het poldergemaal Breeman. Van hier vindt lozing op de Oude Maas plaats. Met circulatiegemalen gelegen buiten het bestemmingsplangebied vindt suppletie van water vanuit de Gaatkensplas plaats en wordt spoeling van het totale watersysteem mogelijk gemaakt. De waterpartijen zijn onderling met duikers van voldoende afmetingen met elkaar verbonden, zodat de mogelijkheden van af-/aanvoer en verversing van het water gegarandeerd zijn.
Binnen de Vinex-locatie wordt waar mogelijk regenwater afgevoerd naar de singels, zodat de afvoer naar de rioolwaterzuiveringsinrichting (RWZI) beperkt blijft en het gebiedseigen water zoveel mogelijk wordt vastgehouden. Zo worden de dakvlakken van de bedrijfsgebouwen waar mogelijk direct op het open water aangesloten. Kwaliteitsdoelstellingen aan het open water blijven hierbij een bepalende afweging.
Het oppervlaktewater heeft naast bovenbeschreven functies ook nog een aantal andere functies. Zo wordt het aangewend als een secundaire bluswatervoorziening en kan het benut worden als recreatiewater voor hengelsporters. De noord/zuid ligging van de watergangen biedt hiernaast ook gelegenheid tot ecologische uitwisseling tussen de dijklinten van de Middeldijk en de Voordijk.
Overleg waterschap en gemeente
Op 11 maart is een overleg geweest tussen adviseurs initiatiefnemer, de architect en het waterschap. Het waterschap heeft aangegeven dat een watervergunning aangevraagd dient te worden. De watervergunning wordt aangevraagd.
Besproken is dat in de waterberging is voorzien in Vaanpark. De gemeente heeft daartoe een memo toegezonden, waarin wordt geconcludeerd dat met de aanleg van de waterstructuur in Vaanpark, geen watercompensatie benodigd is voor ontwikkelingen in Vaanpark. De memo is als bijlage Bijlage 9 toegevoegd.
In het vigerende bestemmingsplan is geen verplichting opgenomen tot het beperken van verharding of het compenseren van verharding in de vorm van waterberging op eigen terrein. Verwezen wordt hierbij naar de terreinen van bijvoorbeeld de IKEA, Praxis en Karwei waar ook sprake is van volledige verharding. Uitgegaan mag dus worden van een verharding van 100% van het terrein zonder verdere compensatie. In het kader van duurzaamheid zal in de uitwerking wel onderzocht worden hoe de hoeveelheid verharding tot een minimum beperkt kan worden door onder andere het niet onnodig verharden en het toepassen van halfopen verharding waar mogelijk.
In het overleg is ook gesproken over onderhoud van watergangen. Aangegeven is dat er enkel langs de Bergen sprake is van een hoofdwatergang waarlangs een onderhoudstrook van 3,5 meter aangehouden dient te worden. Langs de overige watergangen volstaat een onderhoudstrook van 1 meter. Deze afmetingen zijn overgenomen in het plan, zie ook voorgaande profielen.
Conclusie
De werkzaamheden in het plangebied vinden mogelijk plaats binnen de beschermingszone van een watergang. Toestemming van het waterschap is nodig om deze werkzaamheden te kunnen uitvoeren. Deze toestemming wordt gevraagd door middel van een aanvraag van een watervergunning.
Er is geen watercompensatie benodigd. Bij de ontwikkelingen van het Vaanpark is door de aanleg van de waterstructuur al rekening gehouden met de watercompensatie voor heel Vaanpark en daarmee ook voor het plangebied.
Onderhoud en beheer wordt gegarandeerd door het aanhouden van de verplichte onderhoudstroken.
Vooroverleg
De waterparagaaf wordt is in het kader van het wettelijk vooroverleg voorgelegd aan het waterschap. Het waterschap heeft in haar mail van 12 juni 2020 het volgende advies, dossiernummer VTH2020-3142, afgegegeven;
Advies
Voor activiteiten waarbij werkzaamheden in en nabij het watersysteem worden uitgevoerd, en waarbij mogelijk een toename van verhard oppervlak plaatsvind van meer dan 500 m2, is toestemming nodig van het waterschap en moet er in dit geval een watervergunning worden aangevraagd.
Er wordt gesteld dat in het verleden met het waterschap afspraken zijn gemaakt met betrekking tot de toename verharding en dat de compensatieplicht in dit geval niet vereist is. Bij het aanvragen van de watervergunning zal hiervan melding moeten worden gemaakt en documentatie die dit bevestigd moeten worden aangeleverd.
Geconcludeerd mag worden dat water daarmee geen belemmering voor de ontwikkeling is.
Algemeen
De gemeente heeft verzocht om het aspect licht mee te nemen in de plantoelichting. Voor lichthinder zijn er in het Activiteitebesluit regels opgenomen enkel met betrekking tot assimilatiebelichtig in kassen en verlichting op sportterreinen. Daarnaast is een Richtlijn Lichthinder, maar deze heeft geen wettelijke basis, maar kan gebruikt worden als onderbouwing.
Omdat lichthinder een zeer locatie gebonden probleem is, vraagt dit om lokaal maatwerk. Voor de vaststelling of er sprake is van hinder is geen universele definitie van het begrip 'lichthinder' beschikbaar. Wel kunnen de 'Algemene Richtlijnen betreffende lichthinder' van de
Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde (NSVV) als uitgangspunt worden gehanteerd.
Conform afdeling 2.1 artikel 2.1 van het Activiteitenbesluit geldt een zorgplicht voor bedrijven:
'Degene die een inrichting drijft en weet of redelijkerwijs had kunnen weten dat door het in werking zijn dan wel het al dan niet tijdelijk buiten werking stellen van de inrichting nadelige gevolgen voor het milieu ontstaan of kunnen ontstaan, die niet of onvoldoende worden voorkomen of beperkt door naleving van de bij of krachtens dit besluit gestelde regels, voorkomt die gevolgen of beperkt die voor zover voorkomen niet mogelijk is en voor zover dit
redelijkerwijs van hem kan worden gevergd.
Onder het voorkomen of beperken van het ontstaan van nadelige gevolgen voor het milieu als bedoeld in het eerste lid wordt o.a. verstaan: het voorkomen dan wel voor zover dat niet mogelijk is het tot een aanvaardbaar niveau beperken van lichthinder.'
De NSVV, de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde, heeft door de Commissie
Lichthinder een "Algemene richtlijn betreffende lichthinder" laten omschrijven. Met betrekking tot reclameverlichting is dit gepubliceerd in deel 4. Tevens is voor deze situatie deel 5 (Openbare verlichting) van toepassing. De definitie van lichthinder is volgens de NSVV:
"Het ten gevolge van een buitenverlichtingsinstallatie ontstaan van ongewenste visuele
neveneffecten, bij meer dan een nader bepaald percentage van personen, buiten de groep
van personen waarvoor de verlichtingsinstallatie oorspronkelijk bestemd is." De richtlijnen geven criteria voor het bepalen van lichthinder op mensen die in de omgeving
verblijven.
Aanduiden gebiedstype
Conform de NSVV praktijkdocumenten zijn enkel de volgende omschrijvingen gegeven.
Gezien het plangebied kan het volgende worden gesteld.
Ten westen en ten noorden van het plangebied zijn bestaande woningen en enkele geprojecteerde woningen aanwezig. De woningen grenzen aan de Carnisserbaan en Carnisserweg. Op deze wegen is verlichting aanwezig. Dit gebied kan derhalve worden aangemerkt als E3.
De zuidzijde en oostzijde grenst aan het bedrijventerrein 'Vaanpark'. Dit gebied kan derhalve worden aangemerkt als E4.
Aanduiden welke normen van toepassing zijn
De NSVV hanteert de term grenswaarden om aan te geven wat de maximale waarden zijn
voor de relevante zone. Voor de grenswaarden wordt gebruik gemaakt van twee grootheden:
samen dat op een verticaal vlak valt.
Verder worden de grenswaarden gegeven volgens de richtlijn voor
openbare verlichting. Daarnaast worden tevens de grenswaarden volgens
de richtlijn voor reclameverlichting gegeven.
Tabel grenswaarden reclameverlichting
Beleid gemeente
Gemeente Barendrecht heeft aanvullende richtlijnen voor LED-schermen op de Nota Welstandbeleid Barendrecht vastgesteld.
Ambitie van de gemeente
Een deel van de bedrijventerreinen van Barendrecht ligt prominent ten opzichte van de A15 en A29. Andere bedrijventerreinen liggen langs hoofd- en randwegen. Aan bebouwing en terreinen die in het zicht liggen van de hoofdwegen worden hogere kwaliteitseisen gesteld dan aan de binnengebieden van de bedrijventerreinen. De gebouwen zijn niet altijd met de representatieve zijde gekeerd naar de A15 of A29, maar over het algemeen wel naar de belangrijkste ontsluitingsweg. Ook de terreininrichting draagt bij aan de ruimtelijke kwaliteit van bedrijventerreinen. Gelet op de attentiewaarde van reclame zal deze over het algemeen gericht zijn op de snel-, hoofd- en randwegen. Bij hoofd- en randwegen is er vaak sprake van dat er aan de ene kant een bedrijventerrein ligt en aan de andere zijde een woonwijk. In die gevallen zal er ten aanzien van reclames in de vorm van LED-schermen minder mogelijk zijn. LED-schermen in woonwijken zijn niet toegestaan. Uitzondering daarbinnen kan worden gemaakt voor gebouwen met een maatschappelijke functie.
Reclames met behulp van LED-schermen worden, naast de al bestaande richtlijnen, getoetst aan het beleid van de gemeente, welke als volgt luidt:
Verlichting BUKO
Naamsvermelding
Aan de verschillende zijden van het terrein zal een naamsvermelding van BUKO infrasupport komen. De lichtuitstraling hiervan zal zeer beperkt zijn. Er worden geen neonletter en andere vormen van reclame met sterke lichtuitstraling gebruikt.
De gevelreclame (BUKO letters + infrassupport) zal worden aangelicht of worden uitgevoerd in doosletters met bijvoorbeeld contourverlichting erachter. Hiermee is voor omwonenden geen sprake van hinder.
In de omgevingsvergunning voor de bouw zal worden aangetoond dat wordt gehouden aan de eisen van de richtlijn en eisen van de gemeente, zodat de geprojecteerde woningen aan de Carnisseweg en de bestaande woningen aan de Carnisserbaan geen lichthinder ondervinden.
Binnenterrein
Aan de zuidzijde wordt het buitenterrein gerealiseerd, daar zal verlichting komen. Alle verlichting hier zal naar binnen gericht zijn zodat geen hinderlijke uitstraling richting de omgeving, met name richting de (bedrijfs)woningen. Daarbij wordt terughoudend gebruik gemaakt van verlichting en wordt de verlichting uitgedaan of gedimd als er geen werkzaamheden aan de gang zijn.
Bij de verdere uitwerking van het plan en de omgevingsvergunning voor de bouw wordt rekening gehouden met de waarden zoals in de vorige paragraaf aangenomen.
Plannen en activiteiten kunnen nadelige gevolgen hebben voor het milieu. In hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en in het Besluit milieueffectrapportage is geregeld dat in zulke gevallen een milieueffectrapport moet worden opgesteld. Er is een m.e.r.-plicht voor plannen (planMER) en een m.e.r.-plicht voor besluiten. Een plan is m.e.r.-plichtig als het plan kaders stelt voor m.e.r.-plichtige activiteiten. Een bestemmingplan (of wijzigingsplan) kan plan m.e.r.-plichtig zijn. Daarnaast kan een plan ook m.e.r.-plichtig zijn als er een concreet (bouw)plan ter uitvoering ligt.
Het Besluit m.e.r. bestaat uit een hoofddeel en vier bijlagen. De vier bijlagen staan aangeduid als de onderdelen A, B, C en D:
Onderdeel A bevat de omschrijving van diverse begrippen die in het Besluit m.e.r. genoemd worden.
Onderdeel B is reeds vervallen.
Onderdeel C bevat activiteiten, plannen en besluiten waarvoor het doorlopen van een m.e.r. verplicht is.
Onderdeel D bevat activiteiten, plannen en besluiten waarvoor het maken van een m.e.r.-beoordeling verplicht is.
De artikelen 7.16 tot en met 7.20a van de Wet milieubeheer zijn voor alle in het Besluit m.e.r. genoemde activiteiten van de D-lijst van toepassing. Het maakt daarvoor niet uit of het een activiteit onder of boven de D-drempel betreft. Voorafgaand aan de vergunningaanvraag of de ruimtelijke procedure dient een aparte beslissing te worden genomen dat geen MER nodig is. Voor de initiatiefnemer geldt dat hij moet melden dat er sprake is van een vormvrije m.e.r.-beoordeling en er geldt dat hij hiervoor informatie moet aanleveren. Het bevoegd gezag moet vervolgens een formeel besluit nemen dat de initiatiefnemer bij zijn vergunningaanvraag moet voegen.
De procedure is uitsluitend van toepassing op projecten die voorkomen in het Besluit m.e.r.. Indien kan worden aangetoond dat het project geen onderdeel uitmaakt van onderdeel C of D van het Besluit m.e.r., dan is de procedure niet van toepassing.
Beoordeling
In de bijlage van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het de ruimtelijke onderbouwing plan-m.e.r.-plichtig (onderdelen C en D), project-m.e.r.-plichtig (onderdeel C) of m.e.r.-beoordelingsplichtig (onderdeel D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. In de bijlage van het Besluit m.e.r. is in categorie D (11.2), de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject opgenomen. De drempelwaarde voor een formele m.e.r.-beoordeling in het Besluit m.e.r. ligt op:
Kenmerken van het project
Het planvoornemen betreft de realisatie van bedrijfsbebouwing aan de Bergen in Barendrecht. De omvang van het project in relatie tot de drempelwaarden in lijst D is relatief klein.
Plaats van het project
Het plangebied ligt aan de Bergen te Barendrecht. Het plangebied ligt nabij een Natura 2000-gebied. In paragraaf 4.6 en 4.7 is onderbouwd dat het onderdeel gebiedsbescherming van Wet natuurbescherming niet van toepassing is op het bouwplan.
Het plangebied ligt niet of nabij een Natuur Netwerk Nederland gebied. Ook ligt het plangebied niet binnen de beschermingszone van een waterkering.
Kenmerken potentiële effecten
Uit de overige beoordelingen en onderzoeken van de omgevingsaspecten in Hoofdstuk 4 blijkt dat er geen belemmeringen zijn voor de realisatie van het bouwplan.
Het plangebied ligt binnen de beschermingszones van de aangrezende watergangen. Een watervergunning dient te worden aangevraagd.
Conclusie
Op basis van de voorgaande vormvrije m.e.r.-beoordeling wordt geconcludeerd, gelet op de aard en relatieve omvang van het project, de plaats hiervan en de kenmerken van de potentiële
effecten, dat er geen negatieve milieugevolgen aan de orde zijn. Daarmee hoeft er geen
m.e.r.-procedure te worden doorlopen.
Het bouwplan wordt mogelijk gemaakt met een omgevingsvergunning buitenplans afwijken van het bestemmingsplan. Er wordt afgeweken van en van de bouwregels (bouwen buiten het bouwvlak). Ten behoeve van deze afwijking is voorliggende ruimtelijke onderbouwing opgesteld als zijnde motivatiedocument.
Op grond van artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de gemeente verplicht bij een procedure waarin bouwplannen zijn opgenomen als aangewezen in artikel 6.12 Wro juncto artikel 6.12 Besluit ruimtelijke ordening, een exploitatieplan vast te stellen. Geen exploitatieplan hoeft te worden vastgesteld als het verhalen van kosten anderszins verzekerd is, bijvoorbeeld doordat een anterieure overeenkomst is gesloten met de initiatiefnemer.
In artikel 3.1.6 sub i van het Besluit ruimtelijke ordening is vastgesteld dat inzicht gegeven moet worden over de uitvoerbaarheid van het plan. De ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt met het bouwplan moet (economisch) uitvoerbaar zijn en kunnen worden gerealiseerd.
De realisatie van het bouwplan komt geheel voor rekening en risico van de initiatiefnemer. Er zijn geen gemeentelijke investeringen mee gemoeid. Dit is vastgelegd in de anterieure overeenkomst. Het kostenverhaal is hierin geregeld. De kosten zijn hierdoor anderszins verzekerd. Er hoeft dan ook geen exploitatieplan te worden vastgesteld. Bij de verlening van de vergunning besluit het bevoegd gezag geen exploitatieplan vast te stellen zoals geregeld in artikel 6.12 lid 2 van de Wet ruimtelijke ordening, omdat de plankosten anderszins verzekerd zijn. Een planschadeovereenkomst maakt deel uit van de anterieure overeenkomst.
Participatie
BUKO wil graag de omwonenden meenemen in hun ontwikkelingen. In december 2019 is daarom een inloopavond georganiseerd, waar de omwonende zijn geinformeerd. De omwonenden gaven schriftelijk aan positief te staan tegenover de ontwikkeling. Des te meer omdat er nu een lagere bebouwing zal komen dan nu is toegestaan op grond van het vigerende bestemmingsplan. De omwonenden zullen verder in het proces worden meegenomen voordat de definitieve realisatie plaatsvind.
Zienswijze
De ontwerp omgevingsvergunning met ruimtelijke onderbouwing wordt ter visie gelegd. Gedurende deze periode liggen de stukken tevens ter visie op het gemeentehuis en kunnen door een ieder zienswijzen worden ingediend.
Eventueel ontvangen zienswijzen worden samengevat en beantwoord in een nota zienswijzen. De nota wordt toegelicht in deze paragraaf.
Op basis van voorgaande ruimtelijke onderbouwing wordt gesteld dat het bouwplan voorziet in de behoefte aan een nieuwe locatie en bedrijfsbebouwing voor het bedrijf Buko Infrasupport in Barendrecht. Het plangebied is geschikt voor de realisatie van het plan door de ligging op het bedrijventerrein Vaanpark en aangrenzend aan een bestaande ontsluitingsweg die aantakt op de Bergen.
De realisatie van het plan wordt ruimtelijk en milieuhygiënisch aanvaardbaar geacht.
Geconcludeerd wordt dat het bouwplan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke
ordening.