direct naar inhoud van Toelichting
Plan: TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22h Lange Voort 18
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0141.TAM00009-BP21

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Voorliggend plan betreft een woningbouwontwikkeling voor één woning in de dorpsrand van Bornerbroek. De initiatiefnemer is voornemens een woning met bijbehorende bouwwerken te realiseren op het agarisch perceel nabij de Lange Voort 18, te Bornerbroek. Dit moet mogelijk gemaakt worden door de rood voor rood regeling van de gemeente Almelo toe te passen.

Op twee locaties (Oude Wierdenseweg 13 in Almelo en Bolscher Landen 30 in Bornerbroek) zal daarvoor in totaal minimaal 850 m2 agrarische bebouwing gesloopt worden, zodat de sloopmeters kunnen worden ingezet voor een woonrecht aan de Lange Voort in Bornerborek. De nieuw te realiseren woning op de bouwlocatie te Lange Voort 18 is gericht op levensloopbestendig woonruimte nabij familie van de initiatiefnemer.

De agrarische activiteiten aan de Oude Wierdenseweg in Almelo en Bolscher Landen 30 worden in afgeslankte vorm doorgezet. Het voorliggend plan voorziet in een planologisch-juridisch kader voor de ontwikkeling en toont de evenwichtige toedeling van functies aan locaties aan.

1.2 De bij het plan behorende stukken

Het "TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22h Lange Voort 18" bestaat uit de volgende stukken:

  • a. toelichting
  • b. regels;
  • c. bijlagen bij de toelichting;
  • d. bijlagen bij de regels.

Op de verbeelding zijn de functies van de in het plan begrepen gronden aangegeven. In de regels zijn voorschriften opgenomen die noodzakelijk worden geacht voor een juiste ontwikkeling en beheer van het plangebied. De toelichting vergezelt het plan. Hierin zijn de aan het plan ten grondslag liggende uitgangspunten en onderzoeken weergegeven.

1.3 Ligging van de plangebieden

De plangebieden Lange Voort 18, Oude Wierdenseweg 13 en Bolscher Landen 30 zijn gelegen in de gemeente Almelo. Op de topografische kaart (Afbeelding 1.1) is een overzicht weergegeven van de drie plangebieden. De begrenzing van de plangebieden is zichtbaar op de digitale verbeelding en komt overeen met de huidig erven, de gewenste ontwikkeling van de erven en de landschappelijke investeringen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.TAM00009-BP21_0001.png"

Afbeelding 1.1: Overzichtskaart van de 3 locaties in de gemeente Almelo (bron: ArcGIS)

Lange Voort 18 Bornerbroek

De bouwlocatie Lange Voort 18 ligt ten westen van Bornerbroek en staat kadastraal bekend als sectie O, perceel nummer 186 in de gemeente 'Ambt Almelo'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.TAM00009-BP21_0002.png"

Afbeelding 1.2: Weergave kadastrale perceel Lange Voort 18 op luchtfoto (bron: KadastraleKaart)

Oude Wierdenseweg 13 Almelo

De slooplocatie Oude Wierdenseweg 13 is gelegen ten westen van de kern Almelo. De planlocatie staat kadastraal bekend als sectie I, nummer 1673 in de gemeente 'Ambt Almelo'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.TAM00009-BP21_0003.png"

Afbeelding 1.3: Weergave kadastrale perceel Oude Wierdenseweg 13 op luchtfoto (bron: KadastraleKaart)

Bolscher Landen 30 Bornerbroek

De slooplocatie Bolscher Landen 30 is gelegen ten zuidoosten van de kern Bornerbroek naast de rijksweg A1. De planlocatie staat kadastraal bekend als sectie O, perceelnummer 637, 'Ambt Almelo'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.TAM00009-BP21_0004.png"

Afbeelding 1.4: Weergave kadastrale perceel Bolscher Landen 30 op luchtfoto (bron: KadastraleKaart)

1.4 Huidige planologische situatie

1.4.1 Aanleiding

Voor de plangebieden gelden op dit moment de volgende plannen in het omgevingsplan van rechtswege:

  • Buitengebied Almelo, vastgesteld 26 september 2012
  • Westelijke Groene Long, vastgesteld 20 juni 2013
  • Buitengebied correctieve herziening, vastgesteld 13 september 2017;
  • Parapluherziening Parkeren, vastgesteld 5 juni 2018;
  • Parapluherziening Wonen, vastgesteld 23 maart 2020;
  • Parapluherziening algemene afwijkingen, vastgesteld 20 december 2022.

De geldende planologische kaders ter plaatse zijn 'Buitengebied Almelo', 'Buitengebied correctieve herziening' en 'Westelijke Groene Long'. In navolging hiervan hebben ook enkele parapluplanherzieningen plaatsgevonden voor wonen, parkeren en algemene afwijkingen. De parapluplannen hebben ondergeschikte wijzigingen aangebracht en worden daarom niet verder beschouwd in deze paragraaf. Onderstaand wordt nader ingegaan op het geldend planologisch regime ter plaatse.

1.4.2 Planologisch kader en strijdigheid

Lange Voort 18

In het geldend planologisch kader 'Buitengebied Almelo' geldt op de locatie achter Lange Voort 18 de functie 'Agrarisch', zie onderstaande afbeelding. Een woning is binnen de functie 'Agrarisch' in het omgevingsplan van rechtswege niet toegestaan. Daarom is een aanpassing van het geldend planologisch kader noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.TAM00009-BP21_0005.png"

Afbeelding 1.5: Planologisch kader, planlocatie Lange Voort rood aangegeven (bron: ruimtelijkeplannen)

Oude Wierdenseweg 13

Op de locatie aan de Oude Wierdenseweg 13 is de functie 'Agrarisch met waarden' van toepassing. Daarnaast wordt de locatie aangeduid met 'intensieve veehouderij', 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - houtopstanden' en 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied'. Tevens is er een bouwvlak aanwezig. Met de voorliggende ontwikkeling wordt er vrijkomende agrarische bebouwing gesloopt, waarna de aanduiding 'intensieve veehouderij' niet meer van toepassing zal zijn op de planlocatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.TAM00009-BP21_0006.png"

Afbeelding 1.6: Planologisch kader, planlocatie Oude Wierdenseweg rood aangegeven (bron: ruimtelijkeplannen)

Bolscher Landen 30

De slooplocatie te Bolscher Landen 30 wordt tevens aangeduid met 'Agrarisch met waarden'. Daarnaast zijn de aanduidingen 'Waarde - Archeologische verwachting middelhoog', 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - hoogteverschillen' en 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - houtopstanden' van toepassing. Tot slotte is er eveneens een bouwvlak aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.TAM00009-BP21_0007.png"

Afbeelding 1.7: Planologisch kader, planlocatie Bolscher Landen rood aangegeven (bron: ruimtelijkeplannen)

1.5 Leeswijzer

De plantoelichting geeft een toelichting op het TAM-omgevingsplan, maar maakt geen deel uit van het juridisch plan. De plantoelichting bevat achtereenvolgens de volgende hoofdstukken:

Hoofdstuk 1 Inleiding

Hoofdstuk 2 Uitgangspunten en planbeschrijving

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Hoofdstuk 4 Milieu-aspecten

Hoofdstuk 5 Waterparagraaf

Hoofdstuk 7 Juridisch bestuurlijke aspecten

Hoofdstuk 8 Economische uitvoerbaarheid

Hoofdstuk 9 Participatie, Vooroverleg en Zienswijzen

In hoofdstuk 1 wordt ingegaan op de onderdelen waaruit dit plan bestaat, de ligging en begrenzing van het plangebied en het huidig planologisch kader dat nu geldt. Hieruit blijkt het kader waarbinnen dit plan is opgesteld.

In het tweede hoofdstuk wordt de huidige situatie van het gebied beschreven, tevens wordt een planbeschrijving met de nieuwe, gewenste situatie toegelicht. Dit wordt aangevuld met het beleid dat, voor zover van toepassing voor het plangebied, op rijks, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau is opgesteld (hoofdstuk 3). In hoofdstuk 4 wordt de milieusituatie, inclusief het aspect fysieke veiligheid, besproken. Hoofdstuk 5 beschrijft het onderdeel water.

In hoofdstuk 6 staat hoe de uitgangspunten voor het plan zijn vertaald in de juridisch bindende plantekst en verbeelding.

In hoofdstuk 7 staat de financiële verantwoording van het plan en hoofdstuk 8 geeft de wijze van en resultaten omtrent het overleg met de omgeving en andere overheden weer.

Hoofdstuk 2 Uitgangspunten en planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

2.1.1 Landschappelijke en bebouwingsopzet

Lange Voort 18

De planlocatie is gelegen ten westen van de kern Bornerbroek. Op de hieronder afgebeelde overzichtskaart is het plangebied nader aangeduid, waarbij inzicht wordt gegeven in de ligging ten opzichte van de omliggende gebieden.

Uit de historische analyse is af te leiden dat de planlocatie vroeger in heidegebied lag. De locatie is omgeven door het kampenlandschap dat functioneel verbonden was met het heidegebied. In de directe omgeving van de planlocatie zijn duidelijke kenmerken van het kampenlandschap terug te vinden. De planlocatie ligt in een dichte 'kamer' die wordt gevormd door robuuste houtopstanden in een grillig patroon.

Het naastgelegen erf aan de Lange Voort 18 is rond 2005 ontstaan, met een woning en bijgebouw. In dezelfde tijd zijn ook de houtopstanden aan de noordoost zijde van de woning gerealiseerd. De ontsluiting vindt plaats vanaf de Lange Voort aan de zuidoost zijde van het erf.

In de nieuwe erfsituatie zal een nieuwe woning met bijgebouw worden gerealiseerd achter de Lange Voort 18, met de ontsluiting vanaf de Pepershaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.TAM00009-BP21_0008.png"

Afbeelding 2.1: ligging plangebied ten opzichte van het omliggende gebied (bron: ArcGIS)

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.TAM00009-BP21_0009.png"

Afbeelding 2.2: Luchtfoto plangebied (bron: Topotijdreis)

Om de woning te realiseren wordt er gebruik gemaakt van in totaal 850 sloopmeters van twee locaties, namelijk de Oude Wierdenseweg 13 en Bolscher landen 30, beide eveneens in gemeente Almelo.

Oude Wierdenseweg 13

Op de slooplocatie te Oude Wierdenseweg 13 in Almelo is het agrarisch erf gelegen. Met de voorliggende ontwikkelingen is het voornemen om twee schuren en een mestsilo te slopen op deze locatie, samen is het een oppervlakte van 703 m2. Na de sloop is worden agrarische activiteiten afgeslankt voortgezet.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.TAM00009-BP21_0010.png"

Afbeelding 2.3: Ligging plangebied ten opzichte van het omliggende gebied (bron: ArcGIS)

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.TAM00009-BP21_0011.png"

Afbeelding 2.4: Luchtfoto van slooplocatie Oude Wierdenseweg (bron: Topotijdreis)

Bolscher Landen 30

Aan de Bolscher Landen 30 is met de voorliggende plannen het voornemen om vrijkomende agrarische bebouwing te slopen met een oppervlakte van 147 m2. Na de sloop worden de agrarische activiteiten in afgeslankte vorm voortgezet.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.TAM00009-BP21_0012.png"

Afbeelding 2.5: Ligging plangebied ten opzichte van het omliggende gebied (bron: ArcGIS)

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.TAM00009-BP21_0013.png"

Afbeelding 2.6: Luchtfoto van slooplocatie Bolscher Landen (bron: Topotijdreis)

2.1.2 Verkeersstructuur

Lange Voort 18

De planlocatie achter de Lange Voort 18 wordt met de voorgenomen ontwikkeling ontsloten op de Pepershaar. Het bestaande woonerf aan de Lange Voort 18 is ontsloten op de Lange Voort, nabij een kruispunt met de Pepershaar. Het gaat beide om 60 km/u wegen.

Oude Wierdenseweg 13

De planlocatie aan de Oude Wierdenseweg 13 is ontsloten op de Oude Wierdenseweg. Het betreft een weg met een maximum snelheid van 60 km/u.

Bolscher Landen 30

De planlocatie Bolscher Landen 30 is ontsloten op de Doodsdwarsweg, het gaat om een 60 km/u weg die parallel loopt aan de A1.

2.2 Ruimtelijke uitstraling en inpassing in de omgeving

De voorliggende plannen voorzien in de realisatie van een woning met bijgebouw op een gedeelte van een perceel naast Lange Voort 18.

Achter de Lange Voort 18 in Bornerbroek zal een compensatiewoning worden gerealiseerd. De bestaande woning is georiënteerd op de Lange Voort. Echter is er geen ruimte om dit erf verder uit te breiden zonder de connectie met het hoofdgebouw te verliezen. Het erf zit ingesloten tussen houtopstanden aan de noordkant, de Lange Voort aan de zuid-oost kant en de Pepershaar aan de zuidkant. Dit betekent dat het realiseren van een nieuw woonerf alleen in noordwestelijke richting mogelijk is. Met het realiseren van het erf kan ook de ruimtelijke kwaliteit worden verbeterd. De bestaande houtopstanden kunnen doorgetrokken worden, wat de herkenbaarheid van het landschap met gesloten kamers benadrukt. De nieuwe bebouwing zal aansluiten op de bestaande bebouwing, waardoor het een logisch ensemble vormt. De ontsluiting van de nieuwe woning zal plaatvinden vanaf de Pepershaar. De nieuw te bouwen woning is gesitueerd aan de straatkant (A in afbeelding 2.7). Daarnaast zal een bijgebouw (B) gerealiseerd worden die een duidelijke verbinding heeft met de woning. Het erf ligt in de jonge heide ontginning dat functioneel verbonden was aan het omliggende kampenlandschap. Om de gesloten kamers die kenmerkend zijn in dit landschap te benadrukken, worden de bestaande houtopstanden versterkt (E) en volgens de structuur aangevuld (F). Ook wordt er een boom verplaatst (D) om de ruimtelijke kwaliteit te versterken met de inpassing van het nieuwe erf.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.TAM00009-BP21_0014.png"

Afbeelding 2.7: Situatietekening Lange Voort 18 (bron: N+L landschapsontwerpers)

Oude Wierdenseweg 13

Er worden meerdere agrarische opstallen, inclusief een mestsilo, (C in afbeelding 2.8) gesloopt. In totaal gaat het op deze locatie om 703 m2. Daarnaast wordt nog een deel van de erfverharding en de kuilvoerplaten (D) verwijderd. In de toekomst blijft er sprake van agrarische activiteiten in afgeslankte vorm. Het is daarom geen optie om hier een compensatiewoning te realiseren. Het erf kenmerkt zich door bestaande houtopstanden (E), een robuuste bomenlaan (J) langs de oprit en een grote solitaire erfboom (I). Door de gesloopte bebouwing, mestsilo en kuilvoerplaten wordt de schaal van het erf kleiner en meer passend bij het karakter van het kampenlandschap. Het erf is en blijft goed verankerd in het groene raamwerk. Daarom is er gekozen om geen nieuwe groenstructuren aan te leggen, maar te focussen op behoud van bestaande houtopstanden (E).

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.TAM00009-BP21_0015.png"

Afbeelding 2.8: Situatietekening Oude Wierdenseweg 13 (bron: N+L landschapsontwerpers)

Bolscher Landen 30

Aan deze locatie wordt een opstal gesloopt met een oppervlakte van 147 m2. Dit is aangegeven op afbeelding 2.9. Samen met de te slopen bebouwing van de Oude Wierdenseweg 13 is het totale sloopoppervlakte 850m2, waarmee er aan de Lange Voort 18 een nieuwe woning kan worden gerealiseerd van maximaal 750 m3. Na de sloop aan de Bolscher Landen worden hier de agrarische activiteiten hobbymatig voortgezet.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.TAM00009-BP21_0016.png"

Afbeelding 2.9: Situatietekening Bolscher Landen 30 (bron: N+L landschapsontwerpers)

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het rijks-, provinciaal-, regionaal- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo kunnen in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes worden gemaakt. Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld.

In wat voor Nederland willen we graag leven in 2050

Als alle wensen naast elkaar worden gelegd, ontstaat het volgende beeld. Het kabinet wil een land:

  • dat gezond en klimaatbestendig is, met schone lucht, schoon water en een schone bodem en veel ruimte voor groen en water;
  • met een uitstekend functionerende economie, die duurzaam en circulair is. Nauw verbonden met onze buurlanden en de rest van de wereld, als onderdeel van de internationale gemeenschap;
  • waar het goed wonen en werken is. Met aangename en vitale steden en dorpen, en een productief en aantrekkelijk platteland;
  • met uitstekende bereikbaarheid, waar iedereen snel en gemakkelijk van A naar B komt, met zo min mogelijk schadelijke uitstoot en overlast;
  • waar we voldoende ruimte hebben om te kunnen bewegen, ontspannen en tot onszelf te komen; zowel in de stad als daarbuiten.
  • dat veilig is en ons beschermt tegen overstromingen en andere gevaren;
  • waar een goede balans is tussen gebouwde omgeving en open landschap, tussen natuur en cultuur, tussen land en water;
  • dat openstaat voor verandering, en waar de kracht van zijn traditie, cultuur en identiteit wordt weerspiegeld in de inrichting van de leefomgeving.

Nationale belangen

Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit zijn de 'nationale belangen'. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem-verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de medeoverheden.

De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.

Keuzes

Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Die komen samen in vier prioriteiten:

  • Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • Duurzaam economisch groeipotentieel;
  • Sterke en gezonde steden en regio's;
  • Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.


De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven vanuit de NOVI is combinaties te maken en win-win situaties te creëren. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:

  • Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies: In het verleden is scheiding van functies vaak te rigide gehanteerd. Met de NOVI wordt gezocht naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van de ruimte;
  • Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal: wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling, tussen concurrentiekracht en leefbaarheid, verschilt van gebied tot gebied. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere;
  • Afwentelen wordt voorkomen: het is van belang dat de leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie van inwoners zonder dat dit ten koste gaat van die van toekomstige generaties.


Beoordeling van het plan:

Dit plan heeft betrekking op een project waarbij geen nationale belangen in het geding zijn en waarbij geen sprake is van enige belemmering met betrekking tot de prioriteiten zoals verwoord in de NOVI. Juist kan het plan een bijdrage leveren aan de toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied, omdat een voormalig agrarisch gebied wordt omgevormd naar regulier woonerf met behoud van de landschappelijke identiteit.

Geconstateerd is dat een woning achter de Lange Voort 18 in Bornerbroek een logische functie betreft. Bij het uitwerken van het plan zijn de kenmerken en identiteit van het gebied centraal gesteld, hierbij wordt onder meer verwezen naar het ruimtelijk kwaliteitsplan in Bijlage 1 bij de toelichting en de toetsing aan het provinciaal en gemeentelijk beleid in dit verdere hoofdstuk. Geconcludeerd wordt dat de NOVI geen belemmering vormt voor de in dit plan opgenomen ontwikkeling.

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

De ladder voor duurzame verstedelijking is een instructieregel voor zorgvuldig ruimtegebruik van de fysieke leefomgeving en het tegengaan van leegstand van gebouwen. De instructieregel in artikel 5.129g Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) verplicht om bij een wijziging van het omgevingsplan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, rekening te houden met de behoefte aan de voorgenomen nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Artikel 5.129g, tweede lid, Bkl behelst een motiveringseis en vraagt om explicitering van gemaakte keuzes. Voor het maken en onderbouwen van die keuzes is zo nodig, op grond van artikel 3:2 Algemene wet bestuursrecht (Awb), onderzoek geboden waarbij de nodige kennis wordt vergaard omtrent de behoefte aan de in het project voorziene nieuwe stedelijke ontwikkeling. Met de uitkomsten daarvan dient in het omgevingsplan rekening te worden gehouden. Het bestuursorgaan heeft bij de toepassing van deze instructieregel beoordelingsvrijheid. Andere belangen dan het belang dat wordt gediend met de instructieregel kunnen de doorslag geven.

Inhoud en strekking van de instructieregel komen overeen met de laddertoets die vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet gold op basis van artikel 3.1.6 lid 3 Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Met artikel 5.129g, tweede lid, Bkl is geen wijziging beoogd ten opzicht van artikel 3.1.6 lid 2 Bro.

Artikel 5.129g, tweede lid, Bkl is geen blauwdruk voor een optimale ruimtelijke inpassing van alle nieuwe ontwikkelingen, maar bewerkstelligt dat de wens om in een nieuwe stedelijke ontwikkeling te voorzien aan de hand van het toetsingskader van dit artikellid nadrukkelijk wordt gemotiveerd en afgewogen met oog voor de ontwikkelingsbehoefte van een gebied en met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en de ontwikkeling van de omgeving waarin het gebied ligt. Deze bepaling schrijft geen vooraf bepaald resultaat voor, omdat het optimale resultaat moet worden beoordeeld door het bevoegd gezag dat de regionale en lokale omstandigheden kent en de verantwoordelijkheid draagt voor de ruimtelijke afweging met betrekking tot die ontwikkeling (uitspraken van 23 april 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1421 (Hengelo) en van 28 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2579 (Eindhoven).

Uit artikel 5.129g, eerste lid, Bkl volgt dat de laddertoets in ieder geval van toepassing is op een stedelijk ontwikkeling of uitbreiding van o.a. bedrijventerrein, een woningbouwlocatie, kantoren, een detailhandelsvoorziening. De opsomming in het eerste lid is niet limitatief, ook andere dan de genoemde ontwikkelingen kunnen zich als een stedelijke ontwikkeling kwalificeren. Voorts geldt dat een stedelijke ontwikkeling voldoende substantieel dient te zijn om als nieuwe stedelijke ontwikkeling te worden aangemerkt. Of aan dit criterium wordt voldaan is in sterke mate afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval.

Stedelijke ontwikkeling

Op basis van jurisprudentie blijkt dat de vraag of sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang (toename van bebouwing of ruimtegebruik) van die ontwikkeling, in relatie tot de omgeving. Uit afdelingsjurisprudentie blijkt dat voor het realiseren van woningen geldt, dat woningbouwlocaties vanaf twaalf woningen worden beoordeeld als zijnde een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' die ladderplichtig is. Hieronder worden deze uitspraken weergegeven:

  • 11 woningen geen nieuwe stedelijke ontwikkeling (ABRvS 16 september 2015; ECLI:NL:RVS:2015:2921)
  • 12 woningen wel een nieuwe stedelijke ontwikkeling (ABRvS 25 maart 2015; ECLI:NL:RVS:2015:953).

In voorliggend geval wordt er een woonerf gerealiseerd achter Lange Voort 18, waar conform de rood voor rood regeling een compensatiewoning gebouwd mag worden. De ontwikkeling blijft ruim onder de 12 woningen, de grens waarbij sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Een nadere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is dan ook niet noodzakelijk.

Voor de Oude Wierdenseweg en Bolscher Landen geldt dat er enkel sprake is van sloop. Voor deze locaties is er dus ook geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Een toetsing aan de ladder kan daarmee verder achterwege blijven.

3.1.3 Conclusie toetsing rijksbeleid

Geconcludeerd wordt dat er geen sprake is van strijd met het rijksbeleid.

3.2 Provinciaal beleid Overijssel

Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Overijssel

De omgevingsvisie is het overkoepelende provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving in Overijssel. De opgaven en kansen waar de provincie Overijssel voor staat, zijn vertaald in centrale beleidsambities voor negen beleidsthema's. De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden.

Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is. Er wordt nadrukkelijk gestuurd op ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid. Uitgangspunt is dat verstedelijking en economische activiteiten gebundeld worden ten behoeve van een optimale benutting van bestaand bebouwd gebied.

Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan en/of passend is binnen de ambities van de provincie Overijssel, wordt het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel gebruikt. In dit uitvoeringsmodel staan de volgende stappen centraal:

  • 1. Of - generieke beleidskeuzes (themagerichte artikelen met criteria waaraan (bestemmings)plannen dienen te voldoen)
  • 2. Waar - ontwikkelingsperspectieven
  • 3. Hoe - gebiedskenmerken (conform lagenbenadering: natuurlijke laag, agrarische laag, stedelijke laag)


Doorwerking plan:

In voorliggende geval zijn in het kader van de generieke beleidskeuzes de volgende artikelen relevant:

  • artikel 4.4 (Principe van concentratie)
  • artikel 4.5 (Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik)
  • artikel 4.6 (toekomstbestendigheid)
  • artikel 4.9 (Ruimtelijke kwaliteit)
  • artikel 4.11 (kwaliteitsimpuls groene omgeving)
  • artikel 4.14 (woonafspraken)

Onderstaand worden de beleidskeuzes benoemd en beoordeeld op welke wijze in het plan hiermee rekening is gehouden.


Artikel 4.4, lid 1: Principe van concentratie

In omgevingsplannen worden alleen de ontwikkeling van woningbouw, bedrijventerrein, stedelijke voorzieningen, met bijbehorende infrastructuur en groenvoorzieningen mogelijk gemaakt als die voorzien in een lokale behoefte of in de behoefte van bijzondere doelgroepen.

Beoordeling van het plan:

In dit geval is sprake van een ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt op gronden die momenteel in gebruik zijn als agrarische gronden. Aan de Lange Voort 18 mag een woning gebouwd worden conform de rood voor rood regeling. Aan de Oude Wierdenseweg 13 en Bolscher Landen 30 wordt landschapsontsierende bebouwing gesloopt. Daardoor is er sprake van een een relatieve afname aan bebouwing en een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Daarmee is sprake van een lokale behoefte en een goede invulling aan het principe van concentratie.


Artikel 4.5, lid 1: Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik

  • 1. Omgevingsplannen maken alleen extra ruimtebeslag voor stedelijke functies in de Groene Omgeving mogelijk aansluitend op bestaand bebouwd gebied en als aannemelijk gemaakt is dat:
    • a. er voor deze opgave in redelijkheid geen ruimte beschikbaar is binnen het bestaande bebouwd gebied;
    • b. de ruimte binnen het bestaand bebouwd gebied ook niet geschikt te maken is door herstructurering en transformatie; en mogelijkheden voor meervoudig ruimtegebruik binnen het bestaand bebouwd gebied optimaal zijn benut.
  • 2. Omgevingsplannen voorzien alleen in nieuwe ontwikkelingen in de Groene Omgeving die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen, als aannemelijk gemaakt is dat:
    • a. (her)benutten van bestaande bebouwing in de Groene Omgeving in redelijkheid niet mogelijk is; en
    • b. mogelijkheden voor combinatie van functies op bestaande erven optimaal zijn benut.

Beoordeling van het plan:

De locatie ligt buiten bestaand stedelijk gebied. Er is sprake van een herontwikkeling, waarbij op huidige agrarische gronden op basis van rood voor rood een compensatiewoning wordt gebouwd. Er is daarom sprake van nieuwbouw op een logische locatie aansluitend bij bestaande bebouwing.

De ontwikkeling wordt zorgvuldig ruimtelijk en landschappelijk ingepast. Er is hiermee sprake van een zorgvuldig ruimtegebruik passend binnen dit artikel van de omgevingsverordening.

Artikel 4.6: Toekomstbestendigheid

In omgevingsplannen worden alleen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt, anders dan voor tijdelijk gebruik, waarvan aannemelijk is dat die toekomstbestendig zijn en dus:

  • e. de mogelijkheden van toekomstige generaties om in hun behoeften te voorzien niet in gevaar brengen;
  • f. duurzaam en evenwichtig bijdragen aan het welzijn van mensen, economische welvaart en het beheer van natuurlijke voorraden; en
  • g. ook op lange termijn toegevoegde waarde hebben.

Beoordeling van het plan:

De voorgenomen ontwikkeling voorziet in de realisatie van een woning aan de Lange Voort 18 conform de rood voor rood regeling. Aan de Oude Wierdenseweg 13 en Bolscher Landen 30 wordt er landschapsontsierende bebouwing gesloopt. Daardoor is er meer ruimte in de groene omgeving om bijvoorbeeld hemelwater op te vangen.

Er is op dit moment sprake van een hoge woningbehoefte, met name voor starters en senioren. De woning geeft hiermee invulling aan lokale behoefte en de ontwikkeling levert hieraan op lange termijn een bijdrage.

Daarnaast worden de groenstructuren versterkt met de landschappelijke inpassing. Dit draagt bij aan de toekomstbestendigheid van de planlocatie. Gesteld kan worden dat de ontwikkeling voldoet aan artikel 4.6.


Artikel 4.9: Ruimtelijke kwaliteit

omgevingsplannen bevatten een onderbouwing waaruit blijkt dat nieuwe ontwikkelingen bijdragen aan ruimtelijke kwaliteit waarin:

  • a. het uitvoeringsmodel (OF-, WAAR- en HOE-benadering) uit de omgevingsvisie Overijssel wordt toegepast;
  • b. wordt gemotiveerd dat de nieuwe ontwikkeling past binnen het ontwikkelingsperspectief dat volgens de omgevingsvisie Overijssel van toepassing is voor het gebied; en
  • c. inzichtelijk gemaakt wordt hoe de vier-lagenbenadering van het uitvoeringsmodel is toegepast en de catalogus Gebiedskenmerken (Bijlage VII) is gebruikt bij de ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling.

Beoordeling van het plan:

Voor het plangebied is een ruimtelijk kwaliteitsplan opgesteld dat gebaseerd is op de toegekende gebiedskenmerken. De gebiedskenmerken worden later in deze paragraaf afzonderlijk behandeld en getoetst. Hiermee wordt voldaan aan artikel 4.9.

Artikel 4.11: Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving

In dit artikel wordt een generieke mogelijkheid geboden om onder voorwaarden nieuwe ontwikkelingen toe te staan in de Groene Omgeving als daarvoor sociaaleconomische of maatschappelijke redenen zijn. Deze regeling wordt 'Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving' genoemd, omdat van deze nieuwe ontwikkelingen wordt verwacht dat ze een extra impuls opleveren voor investeringen in de ruimtelijke kwaliteit in de omgeving.

Beoordeling van het plan:

Het voorliggende plan leidt tot een kwaliteitsimpuls in de groene omgeving (buitengebied) van de gemeente Almelo. Deze meerwaarde vertaalt zich in:

  • Sloop van 850 m2 aan landschapsontsierende bebouwing aan de Oude Wierdenseweg en Bolscher Landen;
  • Het landschappelijk inpassen van het nieuwe erf

In het onderhavig geval betreft het de realisatie van een nieuw woonerf conform een rood voor rood regeling. Dit is in Bijlage 1 nader uitgewerkt en akkoord bevonden door de gemeente Almelo. Met inachtneming van dit ruimtelijk kwaliteitsplan wordt voldaan aan artikel 4.11.

Artikel 4.14: Woonafspraken (lid 1)

Omgevingsplannen staan alleen toe dat nieuwe woningen worden gerealiseerd als de bouw van deze woningen past binnen de geldende woonafspraken, zoals deze zijn gemaakt door de regio en vastgelegd in bestuurlijke afspraken tussen provincie en gemeenten.

Beoordeling van het plan:

Voorliggende ontwikkeling betreft de realisatie van één compensatiewoning op basis van de rood voor rood-regeling. Door de sloop van landschapsontsierende bebouwing wordt het recht voor een extra wooneenheid verkregen. De woning voldoet aan de kwalitatieve behoefte en wordt gebouwd voor de lokale behoefte in de gemeente Almelo. Zoals uit paragraaf 3.4.3 blijkt is er in de gemeente Almelo ruimte voor het toevoegen van extra woningen. Gelet op het vorenstaande wordt geconcludeerd dat voorliggend bestemmingsplan in overeenstemming is met artikel 4.14 uit de Omgevingsverordening Overijssel.


Ontwikkelingsperspectieven (waar)

Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van ontwikkelperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. De ontwikkelingsperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven. De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend en bieden de nodige flexibiliteit voor de toekomst.

Lange Voort 18

Voor het voorliggende plan aan de Lange Voort 18 is het ontwikkelingsperspectief 'Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap' van toepassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.TAM00009-BP21_0017.png" Afbeelding 3.1: ontwikkelingsperspectief, plangebied Lange Voort rood aangekruist (Bron: overijssel.tercera-ro.nl)

Van de ruimtelijke kwaliteitsambities staat in dit ontwikkelingsperspectief de ambitie Voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen voorop. Daarnaast gelden - net als voor alle andere ontwikkelingsperspectieven - de ruimtelijke kwaliteitsambities:

  • zichtbaar en beleefbaar mooi landschap;
  • sterke ruimtelijke identiteiten als merken voor Overijssel;
  • continu en beleefbaar watersysteem.

De ontwikkeling van de woonfunctie binnen dit ontwikkelingsperspectief is mogelijk met de landschappelijke inpassing. Het realiseren van een woonerf op agrarische grond is een passende activiteit in het mixlandschap. De ontwikkeling doet geen afbreuk aan het agrarisch cultuurlandschap door een goede landschappelijke inpassing van de plannen. Bovendien worden omliggende functies niet geschaad in de mogelijkheden.

Oude Wierdenseweg 13

Op de locatie aan de Oude Wierdenseweg 13 zijn de ontwikkelingsperspectieven 'Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap' en 'Stads- en dorpsrandgebieden' van toepassing.
afbeelding "i_NL.IMRO.0141.TAM00009-BP21_0018.png"

Afbeelding 3.2: ontwikkelingsperspectief, plangebied Oude Wierdenseweg rood aangekruist (Bron: overijssel.tercera-ro.nl)

De extensivering van het agrarisch erf binnen dit ontwikkelingsperspectief is mogelijk. Het voornemen is om twee schuren en een mestsilo te slopen op deze locatie. Na de sloop is worden agrarische activiteiten afgeslankt voortgezet. Deze ontwikkeling is een passende activiteit in het mixlandschap. De ontwikkeling doet geen afbreuk aan het agrarisch cultuurlandschap, aangezien er geen kenmerkende structuren worden verwijderd. Bovendien worden omliggende functies niet geschaad in de mogelijkheden.

Bolscher Landen 30

Op de locatie aan de Bolscher Landen is het ontwikkelingsperspectief 'Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap' van toepassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.TAM00009-BP21_0019.png"

Afbeelding 3.3: ontwikkelingsperspectief, plangebied Bolscher Landen rood aangekruist (Bron: overijssel.tercera-ro.nl)

De extensivering van het agrarisch erf is binnen dit ontwikkelingsperspectief mogelijk. Voorliggende plannen het voornemen om vrijkomende agrarische bebouwing te slopen met een oppervlakte van 147 m2. Na de sloop worden de agrarische activiteiten afgeslankt voortgezet. De ontwikkeling doet geen afbreuk aan het agrarisch cultuurlandschap, aangezien er geen kenmerkende structuren worden verwijderd. Bovendien worden omliggende functies niet geschaad in de mogelijkheden.


Gebiedskenmerken (hoe)

Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. De kwaliteitsopgaven en -voorwaarden op basis van gebiedskenmerken kunnen te maken hebben met landschappelijke -inpassing, infrastructuur,- milieuaspecten, bodemaspecten, cultuurhistorie, toeristische en recreatieve aantrekkingskracht, natuur, water, etc. De gebiedskenmerken zijn over het algemeen richtinggevend of inspirerend.

De provincie onderscheidt de volgende vier lagen:

  • 1. Natuurlijke laag.
  • 2. Laag van het agrarisch cultuurlandschap.
  • 3. Stedelijke laag.
  • 4. Laag van de beleving.


Natuurlijke laag

De natuurlijke laag is aanvankelijk ontstaan zonder toedoen van de mens door onder andere invloeden van abiotische processen als de ijstijden, de wind en water. Alle planlocaties zijn gelegen in het gebied van dekzandvlakten en -ruggen op de overgang naar beekdal met natte laagtes. De beekdalen voerden van vroeger uit het water af van de hogere delen. Tegenwoordig kennen de beekdalen nog steeds deze functie, maar door betere afwateringstechnieken zijn de beken en sloten deels rechtgetrokken. De dekzandvlaktes en ruggen liggen hoger in het gebied, op de dekzandkopjes en ruggen werden dan ook de boerderijen gesticht, zodat deze geen last van water kregen. De dekzandkopjes en ruggen waren uitermate geschikt voor het verbouwen van gewassen. De locaties zijn relatief vlak (geworden). In de jaren zijn hoogteverschillen gedeeltelijk geërodeerd door de wind en verminderd door de schaalvergroting in de landbouw.

Lange Voort 18

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.TAM00009-BP21_0020.png"

Afbeelding 3.4: Uitsnede van natuurlijke laag, plangebied Lange Voort 18 rood aangekruist (Bron: overijssel.tercera-ro.nl)

Oude Wierdenseweg 13

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.TAM00009-BP21_0021.png"

Afbeelding 3.5: Uitsnede van natuurlijke laag, plangebied Oude Wierdenseweg 13 rood aangekruist (Bron: overijssel.tercera-ro.nl)

Bolscher Landen 30

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.TAM00009-BP21_0022.png"

Afbeelding 3.6: Uitsnede van natuurlijke laag, plangebied Bolscher Landen 30 rood aangekruist (Bron: overijssel.tercera-ro.nl)

Laag van cultuurlandschap

Door menselijk ingrijpen in de natuurlijke omstandigheden ontstaat er een (agrarisch) cultuurlandschap. Het landschap werd functioneel ingericht waarbij men nooit heeft nagedacht over de schoonheid ervan. Nu waarderen wij juist de ingrepen van destijds. De eerste nederzettingen in Nederland werden gesticht op de rand van de hogere stuwwallen en dekzandruggen naar de overgang met de lagere gronden. De akkers op de hogere gronden werden intensief gebruikt en bemest met heideplaggen uit het voormalige potstal systeem. De heideplaggen kwamen van de grootschalige open heidecomplexen die pas laat zijn ontgonnen door - in eerste instantie - gebrek aan kennis.

Lange Voort 18

Het plangebied is aangeduid als 'Maten en flierenlandschap'. Uit de landschapsanalyse blijkt echter dat de planlocatie vroeger in heidegebied lag dat in de jaren '30 ontgonnen is. De functionele en rechtlijnige verkaveling die destijds ontstond is op korte afstand van de planlocatie ook te herkennen. Er is duidelijk een wegenpatroon te herkennen vanuit Bornerbroek naar het omliggende gebied, waaronder het gebied aan de Lange Voort. Het heidegebied was functioneel verbonden aan het kampenlandschap dat daar omheen was gelegen. Het plangebied kent de karakteristieken van het kampenlandschap, zoals de robuuste houtopstanden in de vorm van houtsingels en houtwallen. Deze vinden we ook terug rondom de planlocatie. De kampen ontstonden op kleine dekzandkopjes en werden gebruikt als akkers. Bij zowel het essen- als het kampenlandschap is er vaak sprake van grillige wegenpatronen met een aaneenschakeling van landschapselementen rondom de kampen of essen en verspreid liggende erven. Op de planlocatie is robuuste beplanting terug te vinden, waardoor het perceel aan de noordzijde van het erf wordt omzoomd. Hierdoor ontstaat een besloten landschappelijke 'kamer'.

De ontwikkeling op de planlocatie moet bijdragen aan de herkenning van het landschap. De mate van herstel is afhankelijk van meerdere factoren. In beginsel moet ervoor gezorgd worden dat het bestaande behouden blijft en dat erven op een juiste manier ingepast zijn en blijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.TAM00009-BP21_0023.png"

Afbeelding 3.7: Uitsnede van laag van het agrarisch cultuurlandschap, plangebied Lange Voort 18 rood aangekruist (Bron: overijssel.tercera-ro.nl)

Oude Wierdenseweg 13

De locatie Oude Wierdenseweg 13 is aangeduid als 'oude hoevenlandschap'. Het kampen en essenlandschap liggen altijd op de overgang naar het matenlandschap en/ of naar de heideontginning. Van vroeger uit waren deze functioneel met elkaar verbonden. Op de hoger gelegen essen en kampen werden gewassen verbouwd en in het beekdallandschap lagen de gras- en hooilanden. De heidevelden werden benut voor heideplaggen in het potstalsysteem. De plaggen werden, vermengd met mest, uitgereden op de kampen en essen. Naarmate de tijd vorderde werden deze gronden steeds verder opgehoogd, wat nu te zien is door de kenmerkende bolling.

De ontwikkeling moet bijdragen aan de herkenning van het desbetreffende landschap. In dit geval moet vooral worden ingezet op behoud en waar mogelijk herstel van oorspronkelijke beplantingsstructuren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.TAM00009-BP21_0024.png"

Afbeelding 3.8: Uitsnede van laag van het agrarisch cultuurlandschap, plangebied Oude Wierdenseweg rood aangekruist (Bron: overijssel.tercera-ro.nl)

Bolscher Landen 30

De locatie Bolscher Landen 30 is tevens aangeduid als 'oude hoevenlandschap'. Het kampen en essenlandschap liggen altijd op de overgang naar het matenlandschap en/ of naar de heideontginning. Van vroeger uit waren deze functioneel met elkaar verbonden. Op de hoger gelegen essen en kampen werden gewassen verbouwd en in het beekdallandschap lagen de gras- en hooilanden. De heidevelden werden benut voor heideplaggen in het potstalsysteem. De plaggen werden, vermengd met mest, uitgereden op de kampen en essen. Naarmate de tijd vorderde werden deze gronden steeds verder opgehoogd, wat nu te zien is door de kenmerkende bolling.

De ontwikkeling moet bijdragen aan de herkenning van het desbetreffende landschap. In dit geval moet vooral worden ingezet op behoud en waar mogelijk herstel van oorspronkelijke beplantingsstructuren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.TAM00009-BP21_0025.png"

Afbeelding 3.9: Uitsnede van laag van het agrarisch cultuurlandschap, plangebied Bolscher Landen 30 rood aangekruist (Bron: overijssel.tercera-ro.nl)


Laag van de beleving

Lange Voort 18 en Bolscher Landen 30

Voor de plangebieden Lange Voort 18 en Bolscher Landen geldt geen actieve laag binnen de laag van de beleving. Derhalve zijn deze plangebieden niet verder opgenomen in de laag van de beleving.

Oude Wierdenseweg 13

Het plangebied Oude Wierdenseweg 13 valt onder 'Stads- en dorpsrandgebieden' binnen deze laag. De stads- en dorpsrand is een overgangsgebied. Hier is sprake van 2 elkaar overlappende invloedssferen. De randen zijn bepalend voor de identiteit van zowel de steden- en dorpen als het landschap eromheen.

In deze gebieden komen veel opgaven en belangen samen zoals dorps- en stadsuitbreidingen, infra structuur, landbouw, landschapsontwikkeling, water en natuur.

De ontwikkeling aan de Oude Wierdenseweg 13 past binnen de benoemde kenmerken van 'Stads- en dorpsrandgebieden'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.TAM00009-BP21_0026.png"

Afbeelding 3.10: Uitsnede van de laag van de beleving, plangebied Oude Wierdenseweg rood aangekruist (Bron: overijssel.tercera-ro.nl)

Stedelijke laag

De ontwikkeling valt niet binnen de stedelijke laag. Derhalve is deze laag niet verder opgenomen.


Conclusie

Het in Bijlage 1 opgenomen ruimtelijk kwaliteitsplan is gebaseerd om de toegekende ontwikkelingsperspectieven en gebiedskenmerken. Met inachtneming hiervan wordt geconcludeerd dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten planologische wijziging volledig in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.

3.3 Regionaal beleid

3.3.1 Regionale Woonvisie Twente 2015-2025

De regionale woonvisie geeft de gezamenlijke uitgangspunten van provincie, gemeenten en corporaties weer: woonafspraken en woonkeuzes op lokaal niveau zijn hiermee in lijn. In 2015 is deze visie vertaald in concrete Woonafspraken tussen provincie en gemeenten, op het niveau van functionerende woningmarkten. De provincie Overijssel heeft met gemeenten nieuwe afspraken vastgelegd over wonen voor de periode 2016-2020 (hierna: woonafspraken). De woonafspraken helpen om te zorgen voor gerichte en wederzijdse inzet van provincie en gemeenten ten aanzien van de woningmarkt. De overeenkomst zijn op 29 januari 2016 door de provincie en gemeenten in Twente ondertekend.

De kern van de visie bestaat uit de verwachting dat Twente vanaf circa 2015 niet verder zal groeien qua inwoners, en vanaf circa 2035 ook niet meer qua huishoudens. Dus 'wonen' gebeurt in de toekomst vooral in de woningen, steden, dorpen en buitengebieden die er nu al zijn. Daarom richt de visie zich op het bestaande bebouwde gebied. Naast sloop en vervangende nieuwbouw vindt renovatie plaats om bestaand vastgoed weer toekomstgeschikt te maken.

De netto uitbreidingsopgave in Twente is dus een fractie van de kwalitatieve opgave in de bestaande woningvoorraad. Dit leidt tot de volgende speerpunten van beleid:

  • Voldoende en gevarieerd aanbod: gemeenten bouwen voor lokale behoefte conform de natuurlijke huishoudensgroei;
  • Kwaliteit boven kwantiteit: leefbare, duurzame en toekomstbestendige wijken met goede voorzieningen op het gebied van wonen, welzijn en zorg;
  • Vernieuwing en inbreiding boven uitbreiding: nieuwe uitbreidingslocaties zijn nauwelijks meer aan de orde. Nieuwbouw vindt conform de Ladder zoveel mogelijk plaats op transformatie- en inbreidingslocaties om onaantrekkelijke woongebieden een kwaliteitsimpuls te geven, te investeren in transformatie en kwalitatieve woningtekorten terug te dringen;
  • Regionale samenwerking: de regionale woonvisie geeft richting aan het gezamenlijke woonbeleid van gemeente en corporaties in de komende jaren. De provincie voelt zich gecommitteerd aan de inhoud van de visie en is op onderdelen partner in de aanpak.

In het Regionaal Woning Programmering Twente (geactualiseerde versie april 2017) zijn afspraken vastgelegd waarin gemeenten in Twente zich moeten houden. Zo zijn vraag en aanbod voor de regio in kaart gebracht op basis van dezelfde uitgangspunten en afspraken gemaakt over programmering en afstemming van woonplannen.

Afgesproken is dat gemeenten woningbouwplannen binnen stedelijk gebied waarbij tenminste 25 woningen worden gerealiseerd, afstemmen met gemeenten in de regio. Er is sprake van regionale afstemming indien de gemeenten de mogelijkheid geboden is om mee te denken over het woonplan. Bij het vastleggen van de woonafspraken is geconstateerd dat de woningmarkten in Twente overwegend lokaal zijn.

In de gemeente Almelo is sprake van een kwantitatieve actuele behoefte van 1.765 - 2.090 woningen voor de periode 2017 t/m 2026. Hiertoe is, door de vraag op basis van actuele huishoudensprognose te confronteren met het aanbod in harde plannen (directe bouwtitels, uitwerkingsplichten en wijzigingsbevoegdheden), sprake van het onderstaande:

  • Woningvraag voor gemeente Almelo bedraagt 1.765 - 2.090 woningen.
  • Aanbod in harde plannen goed voor 1.775 woningen.
  • De resterende actuele behoefte die hieruit volgt is 315 woningen.

Beoordeling van de plannen:

Als gevolg van het voorliggende plan wordt één extra woning op basis van rood voor rood mogelijk gemaakt. In de woonvisie wordt benoemd dat er behoefte is aan woningen, met name starterswoningen en seniorenwoningen. Met de woning wordt er derhalve invulling gegeven aan de woonvisie. Op basis van de actuele behoefte passen de plannen goed in dit kader.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Omgevingsivisie voor de ideale gemeente Almelo 2020-2040

De Omgevingsvisie is vastgesteld op 29 september 2020 door de gemeenteraad van de gemeente Almelo. In de Omgevingsvisie staat hoe de omgeving binnen de gemeente Almelo zich tot nu toe heeft gevormd en wat de visie is voor de toekomst. Het is een onderdeel van de Omgevingswet die op 1 januari 2024 wordt ingevoerd.

Voor de Omgevingsvisie is de gemeente Almelo verdeeld in vier gebieden: het buitengebied, de bedrijventerreinen, de wijken & dorpen en de binnenstad. Daarnaast zijn er onderwerpen die voor alle gebieden hetzelfde zijn, die los van de gebiedsindeling, in algemeenheid zijn beschreven.

Het plangebied ligt in het 'buitengebied' van Almelo, waardoor de visie voor dit onderwerp het meest relevant is.

Buitengebied

Ontwikkelingen in het buitengebied moeten passen bij de Almelose maat en schaal. Ze tasten de bestaande natuur niet aan en gaan goed samen met de (agrarische) bedrijvigheid. Hieronder staan enkele doelen voor het buitengebied opgesomd;

  • het versterken van het buitengebied door de ruimtelijke kwaliteit en biodiversiteit te verbeteren;
  • duurzame doelen stellen en bewust boeren. In het kader hiervan is er onder meer ruimte voor rood-voor-rood trajecten om leegstand en verval te voorkomen;
  • het toevoegen van woningen gebeurt enkel als dat echt nodig is en een meerwaarde heeft. Voorbeelden van gewenste ontwikkelingen zijn bijzondere woonvormen als een knarrenhof of tiny houses en het toevoegen van een tweede woning op het erf;

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling voorziet in de herontwikkeling van een bestaand erf waarbij op basis van rood voor rood één compensatiewoning wordt toegevoegd aan de Lange Voort 18 te Bornerbroek. Rood voor rood is benoemd als gewenste ontwikkeling in de visie, waarmee het plan aansluit op de Omgevingsvisie.

Met de voorgenomen ontwikkeling wordt ingezet op een aanzienlijke verbetering van de ruimtelijke kwaliteit door de sloop van de landschapsontsierende bebouwing aan de Oude Wierdenseweg 13 en Bolscher Landen 30 en de landschappelijke inpassing van het plangebied. Er wordt daarmee bijgedragen aan het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit en het vitaal houden van het buitengebied van Almelo.

De voorgenomen ontwikkeling is in overeenstemming met de Omgevingsvisie van de gemeente Almelo.

3.4.2 Beleidsnotitie Rood voor Rood 2025

Het gemeentelijk beleid 'Rood voor rood 2025' van de gemeente Almelo is een actualisatie van hoofdstuk 3 van de beleidsnotitie 'her- en nevengebruik, VAB en Rood voor Rood' van 19 november 2007'. Dit beleid is gebaseerd op het provinciale uitvoeringskader van de Rood voor Rood regeling, dat met invoering van de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving daarin is ondergebracht.

Het Rood voor Rood beleid faciliteert het slopen van overtollige voormalig agrarische bebouwing (VAB) door bouwrecht voor een compensatiewoning aan te bieden om de sloopkosten te dekken. De compensatiewoning kan alleen aan bod komen wanneer de VAB die gesloopt wordt legaal en landschapsontsierend is. Illegale bouwwerken en karakteristieke bouwwerken komen niet in aanmerking voor de Rood voor Rood regeling.

Samenvatting notitie 2007

Voor de gemeente Almelo geldt als uitgangspunt dat bij de toepassing van Rood voor Rood niet alleen getracht wordt om te komen tot de sloop van ontsierende bebouwing, maar tevens tot een concentratie van burgerwoningen in het landelijk gebied. Achterliggend doel is om te voorkomen dat de ontwikkeling van agrarische bedrijven wordt gehinderd door de toevoeging van woningen. Indien er geen sprake is van een belemmering, is het uitgangspunt dat de compensatiewoning wordt gerealiseerd op de slooplocatie.

De kern van deze regeling is dat minimaal 850 m2 aan landschapsontsierende bebouwing gesloopt moet worden. Hiervoor in de plaats mag een woning gebouwd worden van maximaal 750 m3 en bijbehorend bouwwerk van 100 m2. De voorwaarden van het beleid zijn doorvertaald in het bestemmingsplan 'Buitengebied Almelo' en de correctieve herziening uit 2017 dat ter plaatse geldt.

Samenvatting 2025

Ten opzichte van 2007 is de algemene doelstelling van het Rood voor Rood beleid niet veranderd. Het doel is de verbetering en behouden van de ruimtelijke kwaliteit, dat wil zeggen: ‘het resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processen dat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is’.

Sinds 2010 is de context echter wel sterk veranderd. Er stoppen steeds meer agrarische bedrijven waardoor mogelijk meer landschapsontsierende bebouwing vrijkomt. Het doel van het Rood voor Rood beleid is het opruimen van deze bebouwing. Deze actualisatie van het Rood voor Rood beleid biedt meer mogelijkheden voor het opruimen van deze bebouwing. Zoals het mogelijk maken van andersoortige woningen en meer woningen.

Het nieuwe beleid van 2025 biedt onder voorwaarden meer ruimte aan het bouwen van meerdere kleinere woningen. Omdat het niet wenselijk is om veel nieuwe woningen aan het buitengebied toe te voegen wordt gekeken naar het gebruiken van de randen van bestaande stedelijke gebieden als alternatieve locatie om meerdere betaalbare woningen te bouwen. Wanneer de Rood voor Rood rechten niet worden gebruikt op het erf waar VAB gesloopt wordt, mag men het Rood voor Rood recht elders gebruiken, dat worden schuifrechten genoemd.

Voorwaarden voor toepassing Rood voor Rood beleid

Sloopvoorwaarden: Om in aanmerking te komen voor een bouwtitel, moet minimaal 850 m2 aan landschapsontsierende bebouwing worden gesloopt waarbij:

  • De bebouwing geen toegevoegde waarde meer heeft voor het landschap. Hierbij vallen karakteristieke en monumentale gebouwen af om te slopen.
  • Alle bebouwing die niet wordt hergebruikt gesloopt moet worden.
  • Alle bebouwing met asbest gesaneerd moet worden. Wanneer er geen nieuw gebruik voor deze bebouwing komt, moet het volledig gesloopt worden.
  • Het agrarisch bedrijf moet ophouden en de verleende milieuvergunningen moeten worden ingetrokken, tenzij het om afschalen van het bedrijf gaat.
  • De sloopmeters moeten uit Almelo komen. Sloopmeters uit andere omliggende gemeenten kunnen niet worden gebruikt. Dit ter voorkoming dat elders gesloopt wordt en in Almelo meer verstening ontstaat.
  • In Almelo kan binnen de gemeente gezocht worden naar extra sloopmeters (schuifrechten) en deze mogen toegevoegd worden aan de te slopen meters van een initiatief. Hiermee is het niet nodig dat de te slopen vierkante meters op één en hetzelfde perceel worden verwijderd.

Compensatie sloopkosten: Als compensatie van de sloopkosten mogen met in achtneming van de voorwaarden compensatie ter plekke of elders, het kostenverhaal en de landschappelijke inpassing één of meer compensatiewoningen gebouwd worden waarbij:

  • De woning(en) in principe bij bestaand stedelijk gebied worden gerealiseerd om verspreide verstedelijking tegen te gaan, of een woning/woongebouw mag op eigen erf. Bij een woongebouw kan gedacht worden aan bijvoorbeeld een schuurwoning met twee wooneenheden tot maximaal 850 m³. Zie “voorwaarden compensatie ter plekke of elders” hieronder.
  • Het uitgangspunt is: hoe meer er gesloopt wordt, hoe meer er teruggebouwd mag worden. Hierbij gaan we uit van drie opties, waarbij altijd minimaal 850 m2 bouwoppervlak gesloopt moet worden.
    • 1. Optie 1: Sloop minimaal 850m²: Als compensatie voor deze vierkante meters sloopoppervlak mag er één compensatiewoning met maximaal 750m³ aan inhoud gebouwd worden.
    • 2. Optie 2: Sloop 950-1150m²: Als compensatie voor deze vierkante meters sloopoppervlak mogen er twee compensatiewoningen gebouwd worden met een gezamenlijk inhoud van maximaal 850m³ (bijvoorbeeld twee woningen van elk 425m³).
    • 3. Optie 3: Sloop 1150m² of meer: Als compensatie voor deze vierkante meters sloopoppervlak mogen er drie compensatiewoningen gebouwd worden met een gezamenlijke inhoud van maximaal 1000m³. (Bijvoorbeeld twee woningen van 300m³ en één woning van 400m³). De bebouwing mag ook één grondgebonden woongebouw met één of meerdere compensatiewoningen op het voormalige agrarische erf worden. Dit woongebouw mag maximaal 1000m³ zijn. (zie tabel 1 sloopbouwverhouding)
  • De bouw van een bepaalde woninginhoud wel een sloopverplichting met zich mee brengt, maar de sloop van een bepaald oppervlak geen bouwverplichting.
  • Bij de te realiseren woningen mag maximaal in totaal 150m² schuuroppervlak bijgebouwd worden, ongeacht de hoeveelheid compensatiewoningen. (bij drie compensatiewoningen bedraagt de maximale schuuroppervlak dus 50m² per woning)

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.TAM00009-BP21_0027.png"

Voorwaarden compensatie ter plekke of elders: De ruimtelijke kwaliteit dient duurzaam gegarandeerd te worden waarbij:

  • Bestaande agrarische bedrijven niet in de knel mogen komen door nieuwe woningbouwinitiatieven op het platteland. Daarom wordt allereerst beoordeeld of nabijgelegen agrarische bedrijven niet worden belemmerd in hun agrarische bedrijfsvoerings- en groeimogelijkheden door de realisatie van een compensatiewoning.
  • Er moet aangetoond worden dat de gewenste ontwikkeling geen milieukundige belemmeringen veroorzaakt voor de omgeving.
  • De karakteristiek voor boerenerven is gebouwen met een typisch Twentse bouwstijl of schuren die deel uitmaken van een beeldbepalend ensemble. Bij nieuwbouw van de compensatiewoning moet dit beeld zo veel mogelijk worden benaderd.
  • Bij de te realiseren woningen moet voldoende parkeergelegenheid voor alle bewoners van het erf gerealiseerd worden, conform het gemeentelijk parkeerbeleid.
  • Bij voorkeur blijft het erf één centrale toegang ter ontsluiting te houden.
  • Het initiatief uitgewerkt dient te worden in een inrichtingsplan. Hier staat beschreven op welke manier wordt bijgedragen aan de ruimtelijke kwaliteit van het gebied. Verder wordt aandacht besteed aan de verdeling van eigendom en parkeergelegenheid op het erf, alsook de ontsluiting.
  • Indien er sprake is van belemmering van agrarische bedrijven of als de locatie is gelegen in het landbouwontwikkelingsgebied, dient de compensatiewoning aan de rand van bestaand stedelijk gebied gebouwd te worden, om zo verspreide verstedelijking en belemmering van bestaande landbouwfuncties te voorkomen.
  • Daarnaast wordt vanuit landschappelijk oogpunt beoordeeld of de compensatiewoning op de slooplocatie neergezet kan worden, of toch de voorkeur uitgaat naar een andere plek. Dit alles om de landschapscontouren en kenmerken van het buitengebied van de gemeente Almelo te versterken.

Landschappelijke inpassing: De nieuw te bouwen woning(en) moeten bijdragen aan de verbetering van het landschap binnen de gemeente Almelo. Dit houdt in dat:

  • Elke woning wordt ontworpen en gesitueerd met respect voor het omliggende landschap, waarbij groene elementen worden toegevoegd om de gebiedskenmerken van de omgeving te versterken. Bij voorkeur wordt/worden de woningen gerealiseerd aansluitend op bestaande bebouwing en stedelijke/landschappelijke structuren.
  • Een landschappelijk inpassingsplan verplicht is en wordt beoordeeld door een kwaliteitsteam van de gemeente.
  • Het kwaliteitsteam van de gemeente bestaat uit ten minste een planoloog, stedenbouwkundig ontwerpen en landschapsarchitect. Het kwaliteitsteam bekijkt het initiatief integraal en beoordeelt het op de landschappelijke inpassing en kwaliteit.

Beoordeling van de plannen

Met de ontwikkeling wordt er voldaan aan de rood voor rood regeling zoals in het oorspronkelijke beleid en bovengenoemde actualisatie.

Sloopvoorwaarden:

Om één woning te realiseren achter Lange Voort 18 voorziet de ontwikkeling in 850 m2 sloop aan de Oude Wierdenseweg 13 en Bolscher Landen 30. Het gaat om landschapsontsierende bebouwing binnen de gemeente Almelo. Hiermee wordt er voldaan aan de sloopvoorwaarden.

Daarnaast is het noodzakelijk dat, indien er op de slooplocatie geen compensatiewoning kan worden gerealiseerd, deze bij bestaande bebouwing gerealiseerd worden. Hieraan voldoet het plan ook. Het agrarische bedrijf aan de Oude Wierdenseweg 13 wordt niet langer benut voor intensieve veeteelt, maar gaat in afgeslankte vorm verder. Omdat hier sprake is van ontmenging van het agrarisch bedrijf in een extensiveringsgebied, kunnen deze sloopmeters worden ingezet voor het toepassen van rood voor rood.

Compensatie sloopkosten

De woning wordt gerealiseerd op eigen perceel, naast een bestaand woonerf. Aangezien er 850m2 wordt gesloopt, mag er één compensatiewoning worden gebouwd van maximaal 750 m3. Het bijgebouw mag maximaal 150 m2 worden, hier is in de voorliggende plannen rekening mee gehouden. Daarmee wordt er voldaan aan de voorwaarden rondom compensatie sloopkosten.

Voorwaarden compensatie ter plekke of elders

Met de ontwikkelingen worden zowel geen belemmeringen veroorzaakt voor naastgelegen agrarische bedrijven als geen milieukundige belemmeringen voor de omgeving. Hier wordt nader aan getoetst in Hoofdstuk 4. De nieuwe gebouwen worden landschappelijk ingepast, met dit plan is er rekening gehouden met parkeergelegenheid op het eigen erf en is er één centrale toegang ter ontsluiting. Er wordt voldaan aan de voorwaarden van de compensatie ter plekke of elders.

Landschappelijke inpassing

De voorgenomen realisatie van een woning met bijgebouw wordt landschappelijk ingepast. Er wordt een nieuw erf gecreëerd dit passend is bij de gebiedskenmerken. Met de ontwikkeling worden er groene elementen in de vorm van houtopstanden aangeplant, daardoor worden de landschappelijke structuren versterkt.

3.4.3 Woonvisie Almelo 2020-2030

De woonvisie van de gemeente Almelo gaat over wonen in Almelo en de vele onderwerpen die daarmee samenhangen, zoals demografische ontwikkelingen, de bevolkingssamenstelling, de zorgvraag omtrent wonen, de kwaliteit van de woningvoorraad en verduurzaming. Met de visie wordt 15 jaar vooruit gekeken. Op basis van de prognose, historische en huidige woonsituatie zijn de belangrijkste ambities bepaald.

Almelo wil een sterke centrumgemeente zijn en blijven, met een regiofunctie voor Noordwest-Twente. Om dat op woongebied te realiseren zijn drie grote ambities geformuleerd. De gemeente streeft naar:

  • 1. Een flexibele woningvoorraad
  • De verwachte groei van de gemeente mogelijk maken en alvast voorbereid zijn op de (op termijn) te verwachten krimp.
  • Onderscheidende nieuwbouw realiseren en een aantrekkelijke vestigingsplaats zijn voor jongeren en jonge gezinnen.
  • Inbreiding verkiezen boven uitbreiding.
  • Een vitale, aantrekkelijke binnenstad creëren.
  • De kernen Aadorp en Bornerbroek de ruimte geven om aan de vraag naar nieuwbouw tegemoet te komen.
  • 2. Een evenwichtige en gevarieerde woningvoorraad
  • Het aandeel koop- en huurwoningen meer in evenwicht brengen, en de sociale woningbouw beter over onze (en omliggende) gemeente(n) verdelen.
  • De woonvoorzieningen voor kwetsbare groepen beter over onze (en omliggende) gemeenten verdelen.
  • 3. Een toekomstbestendige en duurzame woningvoorraad
  • Zorgen dat (oudere) inwoners een fijne woonomgeving krijgen/behouden, in nabijheid van anderen en met voorzieningen binnen bereik.
  • Bestaande en nieuwe woningen levensloopgeschikt maken
  • Een betaalbare en duurzame energievoorziening bereikbaar maken voor iedereen en bestaande woningen voor 2050 aardgasvrij maken.

De woningvoorraad kan tot 2035 nog met ruim 1.600 woningen groeien en die groei zal vooral bestaan uit koopwoningen (onderstaande afbeelding). In dit segment is er meer vraag naar eengezinswoningen dan naar meergezinswoningen (nietgrondgebonden/appartementen).In de huursector is het de opgave om meergezinswoningen toe te voegen. Per saldo neemt het sociale huursegment in omvang af.

Opgemerkt wordt dat deze gemeentelijke Woonvisie (nog) niet is aangepast aan de bijgestelde ambitie zoals vastgelegd in de Regionale Woonagenda Twente. Daarin zijn immers afspraken gemaakt dat binnen de gemeente Almelo tot 2030 in een woningbehoefte van meer dan 2.000 woningen extra zal voorzien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.TAM00009-BP21_0028.png"

Afbeelding 3.3: Ontwikkeling woningbehoefte naar eigendom en woningtype, Almelo (2018-2035)

Inbreiding verkiezen boven uitbreiding

Bij de uitbreiding van de woningvoorraad wordt de aanwezige ruimte in het bestaande bebouwde gebied benut. Het is belangrijk om niet te bouwen voor leegstand dus de vraag is welke woningen toegevoegd worden en waar. Hierbij wordt uitgegaan van inbreiding boven uitbreiding. Het is een kwestie van prioriteren; toevoegen gaat hier niet (alleen) over nieuwbouw, maar over transformatie, herstructurering en verduurzaming.

Toetsing aan Woonvisie Almelo

De gemeente Almelo richt zich op een flexibele, evenwichtige, gevarieerde, toekomstbestendige en duurzame woningvoorraad. De realisatie van een woning via de rood voor rood regeling sluit aan op deze beleidslijnen uit de woonvisie. Met de ontwikkeling is sprake van transformatie in het buitengebied. Dat past bij de keuze voor een vitaal buitengebied.

3.4.4 Conclusie toetsing gemeentelijk beleid

Geconcludeerd wordt dat de gewenste ontwikkeling in overeenstemming is met het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Milieu-aspecten

4.1 Bedrijven en andere activiteiten

Om een leefbare woonomgeving te waarborgen worden de ruimtelijk relevante milieu-invloeden van bedrijfsmatige activiteiten, in relatie tot de omgeving, beschreven. Vanuit deze doelstelling ligt in de woongebieden het accent op wonen en worden bedrijfsmatige activiteiten geweerd of ontmoedigd. Andersom ligt het accent in gebieden waar bedrijvigheid is toegestaan op activiteiten en wordt wonen niet direct toegestaan. Functiemenging van detailhandel en wonen, kan gewenst zijn voor zover deze niet leidt tot een onleefbare situatie en deze bedrijvigheid direct is gerelateerd aan de woonomgeving (bv. buurtsuper, schoolgebouw).

4.1.1 Wijze van beoordelen

De invloed van de aanwezige bedrijven en de mogelijke potentiële milieubelasting van toegestane bedrijven op het plangebied zijn beoordeeld. Hierbij zijn de milieuvergunningen en daaruit voortkomende rechten, de normstellingen uit AMvB’s en de VNG-brochure “Activiteiten en milieuzonering” (versie 2024) als indicatie gehanteerd. Vervolgens is gekeken naar de milieuhygiënische effecten van deze bedrijvigheid op het plan. De bevindingen staan in de volgende paragrafen.

4.1.2 Externe zonering

De publicatie “Activiteiten en milieuzonering” van de VNG is gebruikt als indicatie voor afstanden tussen activiteiten en de ontwikkeling.

4.1.2.1 Milieubelastende activiteiten in de directe omgeving

De activiteiten in en rond het plangebied zijn geïnventariseerd vanwege mogelijke milieubelasting op de planlocatie. Hierbij gaat het alleen om de Lange Voort 18, aangezien op andere locaties er geen sprake is van een milieugevoelige activiteit en de bedrijven afslanken. Voor de Oude Wierdenseweg en Bolscher Landen geldt dat er geen sprake is van nieuwe milieubelastende activiteiten. Aan de Oude Wierdenseweg wordt namelijk wel beperkt jongvee gehouden, maar dit is reeds toegestaan.

Lange Voort 18 Bornerbroek

Aan de Pepershaar 2a is een bedrijf gelegen voor containerverhuur, sloopwerken, grondwerken en puinbreken. Het bedrijf is op 200 m afstand gelegen van de planlocatie. De werkzaamheden worden in dit geval geschaard onder 'algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o. <=500 m2. De VNG handreiking uit 2024 geeft voor deze activiteit een indicatieve benodigde afstand van 30 m voor geluid en 30 m voor geur. De 200 meter afstand valt hier ruimboven. Geconcludeerd kan worden dat het betreffende bedrijf geen belemmering vormt voor de betreffende ontwikkeling.

Overige milieubelastende activiteiten liggen op nog grotere afstand van het plangebied. Er wordt daarom voldaan aan een goede ruimtelijke ordening voor dit onderdeel.

Andersom levert het gebruik 'wonen' geen milieubelasting op voor de omgeving.

4.2 Omgevingsveiligheid

4.2.1 Algemeen

BOp basis van paragraaf 5.1.2 van het Bkl houdt het bevoegd gezag bij het evenwichtig toedelen van functies aan locaties rekening met het waarborgen van de veiligheid. In dit hoofdstuk komt aan de orde op welke wijze bij dit wijzigingsbesluit de veiligheid gewaarborgd wordt. Gedoeld wordt op het waarborgen van de veiligheid ter voorkoming van een branden, rampen of crises. In bijlage VII van het Bkl zijn activiteiten aangewezen als risicobronnen. Deze risicobronnen zijn van belang voor de regels over het plaatsgebonden risico en aandachtsgebieden. Het betreft de volgende activiteiten:

  • Activiteiten met gevaarlijke stoffen bij bedrijven. Dit zijn verschillende milieubelastende activiteiten uit het Besluit activiteiten leefomgeving;
  • Het basisnet vervoer gevaarlijke stoffen (weg, water en spoor);
  • Buisleidingen met gevaarlijke stoffen die zijn aangewezen als milieubelastende activiteit in het Besluit activiteiten leefomgeving;
  • Windturbines die zijn aangewezen als milieubelastende activiteit in het Besluit activiteit leefomgeving.

Daarnaast staan in het Bkl ook instructieregels voor de volgende risicobronnen die zijn aangewezen als milieubelastende activiteit in het Besluit activiteiten leefomgeving:

  • Opslaan, bewerken en herverpakken van vuurwerk (afdeling 5.1.2.4 Bkl);
  • Opslaan en bewerken van ontplofbare stoffen voor civiel gebruik (afdeling 5.1.2.5 Bkl);
  • Exploiteren van een IPPC-installatie voor het maken van explosieven (afdeling 5.1.2.5 Bkl);
  • Opslaan en bewerken van ontplofbare stoffen voor militair gebruik (afdeling 5.1.2.5 Bkl).

Het werken met aandachtsgebieden voor externe veiligheidsrisico's is een nieuwe manier van omgaan met het groepsrisico (artikel 5.12 t/m 5.15 Bkl). Een aandachtsgebied geldt van rechtswege. Deze worden vastgelegd in het Register Externe Veiligheid en zijn digitaal raadpleegbaar. Voor het project moet binnen deze aandachtsgebieden rekening worden gehouden met het groepsrisico. Hier wordt aan voldaan door in het aandachtsgebied geen beperkt kwetsbare, kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen toe te laten en ook geen beperkt kwetsbare en kwetsbare locaties. Deze gebouwen en locaties zijn wel toelaatbaar als er daarvoor extra maatregelen worden genomen. Dat dient te geschieden met voorschriftengebieden.

Voor een project dient in principe een aandachtsgebied als voorschriftengebied te worden aangewezen als er met het project kwetsbare gebouwen worden toegestaan. In een voorschriftengebieden gelden de extra bouweisen van paragraaf 4.2.14 Besluit bouwwerken leefomgeving (hierna: Bbl).

4.2.2 Risicobronnen in het plangebied

Er is geen sprake van risicobronnen in het plangebied. Het plangebied betreft een woonlocatie en kent geen risicovolle inrichting.

4.2.3 Risicobronnen in de omgeving

Onderstaand is een weergave geven van de risico's in de omgeving van de plangebieden.

Lange Voort 18

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.TAM00009-BP21_0029.png"

afbeelding 4.1: uitsnede risicokaart rondom plangebied Lange Voort 18 (bron: Atlas leefomgeving)

Bovenstaande afbeelding toont een uitsnede van de risicokaart. Uit de kaart volgt dat zich op minstens 438 m van het plangebied de dichtstbijzijnde risicobron bevindt. Het betreft een opslagtank voor propaan. Deze onderlinge afstand is dermate groot dat deze risicobron geen belemmering vormt voor het planvoornemen.

Binnen het plangebied is reeds een woning aanwezig. Als gevolg van de plannen wordt één woning toegevoegd binnen het plangebied. Daarmee is er een zeer kleine toename van de bevolkingsdichtheid in het gebied. Deze nieuwe woning wordt daarnaastverder van de risicobronnen gesitueerd (noordoostzijde erf). Het plangebied blijft ruim buiten de plaatsgebonden risicocontouren en heeft een beperkte invloed op een toename van het groepsrisico. Het aspect externe veiligheid is daarmee geen belemmering voor het initiatief.

Oude Wierdenseweg 13

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.TAM00009-BP21_0030.png"

afbeelding 4.2: uitsnede risicokaart rondom plangebied Oude Wierdenseweg 13(bron: Atlas Leefomgeving)

Bovenstaande afbeelding toont een uitsnede van de risicokaart. Uit de kaart volgt dat zich op minstens 233 m van het plangebied de dichtstbijzijnde risicobron bevindt. Het betreft een gasleiding. Deze onderlinge afstand is dermate groot dat deze risicobron geen belemmering vormt voor het planvoornemen.

Bolscher Landen 30

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.TAM00009-BP21_0031.png"

afbeelding 4.3: uitsnede risicokaart rondom plangebied Bolscher Landen (bron: Atlas Leefomgeving)

Bovenstaande afbeelding toont een uitsnede van de risicokaart. Uit de kaart volgt dat het plangebied is gelegen in een risicogebied. Het betreft een aandachtsgebied voor het wegverkeer. Met de voorgenomen ontwikkeling wordt er op dit erf landschapsontsierende bebouwing gesloopt. Hiermee is er geen verdere verandering voor de locatie en levert de nieuwe situatie geen nieuwe belemmeringen op.

4.3 Luchtkwaliteit

De hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen staan beschreven in de instructieregels opgenomen in het Bkl. Ter bescherming van de gezondheid zijn voor het aspect luchtkwaliteit instructieregels opgenomen in paragraaf 5.1.4.1 Bkl. Volgens deze regels gelden zogeheten omgevingswaarden voor onder andere de in de buitenlucht voorkomende stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10). Een activiteit is toelaatbaar als aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • het project leidt per saldo niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • het project draagt alleen niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging.

De beoordeling van de luchtkwaliteit vindt niet overal plaats. Voor een activiteit die niet in betekende mate (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging, is geen toetsing aan de rijksomgevingswaarden voor stikstofdioxide en fijnstof nodig. Uit artikel 5.53 en 5.54 Bkl volgt dat een project niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit als de toename van de concentratie NO2 en PM10 niet hoger is dan 1,2 ug/m3. Dat is 3% van de omgevingswaarde voor de jaargemiddelde concentraties.

Er zijn twee mogelijkheden om aannemelijk te maken dat een project binnen de NIBM-grens blijft:

  • 1. Motiveren dat het project binnen de getalsmatige grenzen van een aangewezen categorie blijft. Onder deze 'standaardgevallen NIBM' vallen kantoren, woonwijken en het telen van gewassen. Dit moet wel onder een bepaalde omvang blijven conform artikel 5.54 Bkl. Valt een project binnen de genoemde categorie, maar niet binnen de gestelde grenzen? Het is dan mogelijk om alsnog via detailberekeningen aannemelijk te maken dat de 3%-grens niet wordt overschreden.
  • 2. Op een andere manier aannemelijk maken dat een project de 3%-grens niet overschrijdt. Veelal kan een kwalitatieve berekening met de NIBM-tool op een eenvoudige en snelle manier inzichtelijk maken of een project in betekende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Wanneer deze tool aangeeft dat er sprake is van een betekende mate, dan zijn aanvullende detailberekeningen nodig.


Beoordeling van de plannen:

Het voorliggend plan voorziet in de bouw van een compensatiewoning achter de Lange Voort 18. Gekeken is wat de effecten van verkeersbewegingen vanuit een extra vrijstaande woning binnen het plangebied bijdraagt. Zie onderstaand de NIBM-tool voor de verkeersbewegingen vanuit het plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.TAM00009-BP21_0032.png"

Afbeelding 4.4: NIBM-tool worst-case berekening vanwege de ontwikkeling (bron: infomil.nl)

De NIBM-tool laat zien dat er geen sprake is van gevolgen voor de luchtkwaliteit. De gevolgen van het plan op de luchtkwaliteit is daarmee 'niet in betekende mate'.

Conclusie

Het voorliggende plan draagt niet bij aan een onevenredige verslechtering van de luchtkwaliteit.

4.4 Geur

In het omgevingsplan moet rekening worden gehouden met geur door activiteiten op geurgevoelige gebouwen. Dit volgt uit artikel 5.92 lid 1 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Rekening houden met geur werkt twee kanten op:

  • bij het mogelijk maken van het verrichten van activiteiten in de buurt van gevoelige gebouwen;
  • bij het toelaten van geurgevoelige gebouwen in de buurt van bestaande geurveroorzakende bedrijven.

Er moet dus overwogen worden wat de beste locatie is voor een geurveroorzakende activiteit. Of de beste locatie voor een geurgevoelig gebouw.

De geur van een activiteit op een geurgevoelig gebouw moet aanvaardbaar zijn (artikel 5.92 lid 2 Bkl). Dit betekent dat beoordeeld moet worden of waarden, afstanden en gebruiksregels in het omgevingsplan leiden tot een aanvaardbaar hinderniveau. De gemeente heeft beleidsvrijheid om te bepalen welke mate van geurhinder aanvaardbaar is.

Beoordeling van de plannen:

Er wordt een nieuwe woning gerealiseerd binnen het plangebied. Daarmee geniet de nieuwe woning bescherming ten opzichte van omliggende agrarische bedrijven, andersom moeten de bedrijven beschermt worden in de gebruiksmogelijkheden.

Op basis hiervan moet de vaste afstand van 30 meter tussen beide objecten gerespecteerd worden. Er is zoals in paragraaf 4.1 al behandeld sprake van minimaal 137 meter afstand tussen het bouwvlak van het naastgelegen agrarisch bedrijf en het plangebied. Hiermee wordt (ruim) voldaan aan de benodigde afstanden vanuit het Bklj. In de verdere omgeving van het plangebied bevinden zich, binnen een straal van 300 meter, geen inrichtingen die beoordeeld moeten worden.

Gelet op vorenstaande is er ter plaatse van de nieuwe woning sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en omgekeerd worden agrarische bedrijven niet belemmerd in de bedrijfsvoering. Tevens treedt er geen belemmering op voor overige omliggende agrarische bedrijven.

Conclusie

Het aspect geur vormt geen belemmering voor in dit plan besloten ontwikkeling.

4.5 Geluid

Veel activiteiten in de fysieke leefomgeving hebben te maken met geluid; ze veroorzaken geluid(hinder) of worden eraan blootgesteld. Daarom worden er regels gesteld aan geluid. Deze regels gaan over het beheersen van geluid door wegen, spoorwegen en industrieterreinen enerzijds en de bescherming van geluidgevoelige gebouwen en locaties anderzijds. In deze paragraaf komt aan de orde op welke wijze bij de activiteit rekening wordt gehouden met het aspect geluid.

Geluid door activiteiten

In het Bkl onder paragraaf 5.1.4.2.1 zijn regels voor het aspect geluid opgenomen die gelden voor milieubelastende activiteiten die geluid voortbrengen. Deze instructieregels zijn van toepassing op het moment dat een omgevingsplan of omgevingsvergunning op een locatie een geluidbelastende activiteit of een geluidgevoelig gebouw planologisch mogelijk maakt. Daarmee gelden de instructieregels zowel bij het toestaan van de activiteit, als bij het toestaan van geluidgevoelige gebouwen in de nabijheid van de activiteit.

Met uitzondering van het geluid van woonactiviteiten, zijn de instructieregels van deze paragraaf van toepassing op het geluid van alle denkbare activiteiten. Het gaat hierbij niet alleen om geluid van bedrijven en/of instellingen, maar bijvoorbeeld ook geluid afkomstig van locaties waar openbare voorzieningen zijn voorzien, zoals groen of speeltuinen. De instructieregels zijn ook van toepassing op geluid afkomstig van een locatie waar woningen met een bedrijf aan huis zijn toegelaten. Dat betekent dat het geluid dat afkomstig is van het wonen niet wordt beoordeeld, maar het geluid van de bedrijfsmatige activiteiten wel.

De instructieregels zijn niet van toepassing op tijdelijk gebouwen (minder dan 10 jaar) en op geluid afkomstig van doorgaand verkeer op wegen en spoorwegen.

Geluid door wegen, spoorwegen en industrieterreinen

Paragraaf 5.1.4.2a van het Bkl gaat over het toelaten van een nieuw geluidgevoelig gebouw bij wegen, spoorwegen en industrieterreinen alsook het geluid veroorzaakt door wegen, spoorwegen en industrieterreinen op geluidgevoelige gebouwen gelegen binnen een geluidaandachtsgebied. Onder geluidgevoelige gebouwen wordt verstaan:

  • woningen;
  • Onderwijsgebouwen (behoudens voorzieningen zoals een gymnastieklokaal);
  • Ziekenhuizen en verpleeghuizen en daarmee gelijk te stellen voorzieningen zoals verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken, medische kleuterdagverblijven, etc.

Een geluidaandachtsgebied is een locatie langs een weg, spoorweg of rond een industrieterrein waarbinnen het geluid hoger kan zijn dan de standaardwaarde zoals opgenomen in de tabel in art. 5.78t van het Bkl. Een nieuw geluidgevoelig gebouw kan zonder meer worden toegelaten als het geluid niet hoger is dan de standaardwaarden zoals opgenomen in onderstaande tabel:

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.TAM00009-BP21_0033.png"
Afbeelding 4.5: standaarwaarden (bron: art. 5.78T van het Bkl)

Er zal bij de voorbereiding van een omgevingsplan of omgevingsvergunning, onderzoek moeten worden gedaan naar de geluidbelasting op de gevels van geluidgevoelige objecten, wanneer deze zich binnen het geluidaandachtsgebied van een industrieterrein, wegen en/of spoorwegen bevinden.

Beoordeling van de plannen:

Lange Voort 18

De nieuwe woning ligt op kleine afstand van de nabijgelegen weg. Derhalve is er een geluidsonderzoek uitgevoerd, het rapport is bijgevoegd als Bijlage 3. Onderstaand zijn de conclusies te lezen.

Door Munsterhuis Geluidsadvies is een akoestisch onderzoek betreffende het bepalen van het geluid op de gevel ter plaatse van de te bouwen woning gelegen aan de Lange Voort 18 te Bornerbroek, gemeente Almelo. Het onderzoek is noodzakelijk inzake de ruimtelijke procedure.

Initiatiefnemer heeft het voornemen om aan de Lange Voort 18 te Bornerbroek een woning te realiseren. Het onderzoek richt zich op de bepaling van het geluid op de gevel ten gevolge van de Enterseweg, Lange Voort, Pepershaar en de Weersweg. Het geluid op de gevel is vastgesteld door middel van het meet-en rekenvoorschrift, zoals beschreven in de Omgevingsregeling.

Uit het onderhavig onderzoek kunnen de volgende conclusies worden getrokken.

  • Uit de resultaten blijkt dat de standaardwaarde van 53 dB ten gevolge van de geluidbronsoort gemeentelijke wegen niet wordt overschreden ter plaatse van de woning. Het hoogste geluid op de gevel bedraagt 49 dB;
  • Uit de berekeningen blijkt dat het gezamenlijke geluid op de gevel de 53 dB niet overschrijdt ter plaatse van de woning. Daarmee wordt voor de geplande woning voldaan aan het maximaal toelaatbare binnenniveau uit het Besluit bouwwerken leefomgeving. Extra geluidwerende voorzieningen zijn niet noodzakelijk.

Voor wat betreft industrielawaai wordt geconstateerd dat het dichtstbijzijnde milieubelastende activiteit gelegen is op 200 m afstand. Zoals is benoemd in 4.1, gaat het om een bedrijf dat valt onder positiewaarde 1 voor geluid. Dit geeft een overeenkomende minimale afstand van 30 meter. De 200 meter valt hier ruim boven, het bedrijf levert dus geen belemmering voor de realisatie van de woning.

Oude Wierdenseweg 13 en Bolscher Landen 30

Voor de slooplocaties geldt dat er geen sprake is van een milieugevoelige activiteit of een nieuwe milieubelastende activ iteit. Derhalve is verdere toetsing aan geluidsaspecten niet relevant.

Met inachtneming van het voorgaande blijft sprake van een goede ruimtelijke ordening voor het aspect geluid.

4.6 Bodemkwaliteit

Ter bescherming van de gezondheid en het milieu zijn voor het aspect bodem instructieregels in het Bkl opgenomen. De inhoud van deze regels is via het Aanvullingsbesluit bodem Omgevingswet (AbO) opgenomen in paragraaf 5.1.4.5 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Het AbO bepaalt voor welke activiteiten kan worden volstaan met een melding. Er worden drie basisvormen van bodemgebruik onderscheiden: landbouw/natuur, wonen en industrie. De kaders die de Omgevingswet voor deze vormen van gebruik stelt, zijn gebaseerd op de risicogrenswaarden die voor de betreffende situaties zijn afgeleid.

De algemene doelstelling van het bodembeleid is het waarborgen van de gebruikswaarde van de bodem en het faciliteren van het duurzaam gebruik van de functionele eigenschappen van de bodem, door:

  • het beschermen van de bodem tegen nieuwe verontreinigen en aantastingen;
  • een evenwichtige toedeling van functies aan locaties, rekening houdend met de kwaliteiten van de bodem;
  • het duurzaam en doelmatig beheren van de resterende historische verontreinigingen en aantastingen.

Artikel 5.89i Bkl bepaalt dat waarden voor de toelaatbare kwaliteit van de bodem voor het bouwen van een bodemgevoelig gebouw op een bodemgevoelige locatie, opgenomen worden in het definitieve omgevingsplan. Deze waarden kunnen per gebied of per gebruiksfunctie verschillen. Bij een overschrijding van een vastgestelde waarde (zie art. 5.89i Bkl) is het bouwen van een bodemgevoelig gebouw alleen toegelaten als de in het omgevingsplan voorgeschreven sanerende of andere beschermende maatregelen worden getroffen (art. 5.89K Bkl, art. IIIa onder 2 AbO).

Daarnaast zijn er specifieke regels over bodem opgenomen in het AbO en het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal):

  • Regels over nazorg van de bodem na saneren op grond van het Bal, het omgevingsplan, een omgevingsvergunning of een maatwerkvoorschrift (artikel IIIa, paragraaf 2.3.6a.2 AbO);
  • Regels over graven in de bodem (paragraaf 3.2.21 AbO en 3.2.22 Bal);
  • Regels over activiteiten op een locatie met historische bodemverontreiniging zonder onaanvaardbaar risico (paragraaf 2.3.6a.4 AbO).

Bij wijzigingen van activiteiten geldt dat de bodem geschikt moet zijn voor het beoogde gebruik. Dit kan betekenen dat een onderzoek moet worden verricht naar de bodem- en grondwaterkwaliteit.

Op basis van paragraaf 5.1.4.5 uit het Besluit kwaliteit leefomgeving en artikel 22.2 uit het Besluit activiteiten leefomgeving dient in planvorming rekening gehouden te worden met de bodemkwaliteit in relatie tot de gewenste functies. Onder bepaalde omstandigheden kan het oprichten van gebouwen pas plaatsvinden als de bodem geschikt is (of geschikt is gemaakt) voor het beoogde doel. Om die reden dient bij veel nieuwbouwactiviteiten de bodemkwaliteit door middel van onderzoek te worden vastgesteld.

Beoordeling van de plannen:

BODEMONDERZOEKEN slooplocaties?

Lange Voort 18

Op een locatie gelegen aan de Lange Voort 18 te Bornerbroek, kadastraal bekend gemeente: Ambt-Almelo, Sectie: O, nummer(s): 186 is op 27 juni 2025 een verkennend bodemonderzoek conform NEN5740 uitgevoerd.

De locatie bestaat uit een perceel landbouwgrond aan de Lange Voort 18 in het buitengebied van Bornerbroek. Initiatiefnemer is voornemens ter plaatse van de onderzoekslocatie een woning met bijgebouw te realiseren.

De onderzoekslocatie kan op basis van het vooronderzoek als onverdacht worden beschouwd met betrekking tot de chemische parameters alsmede asbest.

Verkennend bodemonderzoek NEN5740

Ter plaatse van de onderzoekslocatie zijn boringen uitgevoerd ten behoeve van een bodemonderzoek conform de NEN5740.

Gehele locatie

In de bovengrondmengmonsters en in het ondergrondmengmonster zijn geen verhogingen aangetroffen. In het grondwatermonster is een lichte verhogingen barium aangetroffen.

Algemeen

Op basis van onderhavig onderzoek wordt een nader bodemonderzoek voor deze locatie niet noodzakelijk geacht. De waarde voor nader bodemonderzoek (index >0,5) wordt niet overschreden.

De onderzoekslocatie wordt vanuit milieuhygienisch oogpunt geschikt geacht voor het beoogde gebruik.

4.7 Ecologie

Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Sinds 1 januari 2017 is het wettelijk kader ten aanzien van gebieds- en soortenbescherming vastgelegd in de Wet natuurbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland. Soortenbescherming gaat uit van de bescherming van dier- en plantensoorten. Onderstaand wordt op deze aspecten ingegaan voor wat betreft de plannen.

Beoordeling van de plannen:

QUICKSCAN

Stikstof

Volgens de advieslijn van de Omgevingsdienst Twente zijn er per bouwactiviteit minimaal vereiste afstanden opgenomen. In dit geval valt de ontwikkeling onder 'bouw vrijstaande woning 750 m2 + schuur 200m2 op perceel van 1.500 m2 inclusief bouwrijp maken en verharding'. Deze situatie geeft een minimale afstand van 800 meter tot een Natura2000 gebied. Zoals is weergegeven op de afbeelding, is de afstand 8,2 kilometer, en valt daarmee ruim boven de minimale 800 meter.

Geconcludeerd kan worden dat de voorgenomen plannen geen problemen leveren betreft stikstof.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.TAM00009-BP21_0034.png"

Afbeelding 4.4: Afstand van planlocatie tot Natura 2000 (Bron: Natuurbank Overijssel)

4.8 Archeologie

De gemeente Almelo beschikt over een archeologische waardenkaart. Uitsneden van de gemeentelijke archeologische waardenkaart voor het plangebied zijn opgenomen in afbeeldingen 4.6, 4.7 en 4.8.

Lange Voort 18

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.TAM00009-BP21_0035.png"

Afbeelding 4.6: Archeologische verwachtingenkaart gemeente Almelo, planlocatie Lange Voort aangegeven met zwart (bron: Gemeente Almelo)

Op de weergegeven Archeologische Waardenkaart van de gemeente Almelo heeft het plangebied een lage archeologische verwachting. In dit geval geldt dat archeologisch onderzoek nodig is bij bodemingrepen dieper dan 40 cm en meer dan 50.000 m².

Nieuwe bodemingrepen blijven als gevolg van de ontwikkeling ruim beneden de 50.000 m2, daardoor kan archeologisch onderzoek achterwege worden gelaten. Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de uitvoering van de plannen.

Oude Wierdenseweg 13

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.TAM00009-BP21_0036.png" Afbeelding 4.7: Archeologische verwachtingenkaart gemeente Almelo, planlocatie Oude Wierdenseweg aangegeven met zwart (bron: Gemeente Almelo)

Op de weergegeven Archeologische Waardenkaart van de gemeente Almelo heeft de slooplocatie een lage archeologische verwachting. In dit geval geldt dat archeologisch onderzoek nodig is bij bodemingrepen dieper dan 40 cm en meer dan 50.000 m².

De bodemingrepen voor de sloop blijven ruim beneden de 50.000 m2, daardoor kan archeologisch onderzoek achterwege worden gelaten. Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de uitvoering van de plannen.

Bolscher Landen 30

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.TAM00009-BP21_0037.png"

Afbeelding 4.8: Archeologische verwachtingenkaart gemeente Almelo, planlocatie Bolscher Landen aangegeven met zwart (bron: Gemeente Almelo)

Op de weergegeven Archeologische Waardenkaart van de gemeente Almelo heeft het plangebied een middelhoge archeologische verwachting. In dit geval geldt dat archeologisch onderzoek nodig is bij bodemingrepen dieper dan 40 cm en meer dan 5.000 m².

Voor het grootste deel van het erf en de locatie waar nieuwe bebouwing komt geldt dat de bodem reeds is geroerd. Nieuwe bodemingrepen blijven daarnaast ruim beneden de 5.000 m2, daardoor kan archeologisch onderzoek achterwege worden gelaten. Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de uitvoering van de plannen.

Conclusie

Op de planlocaties worden de oppervlaktes en dieptes in voorliggend geval niet overschreden. Een archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk.

Hoofdstuk 5 Waterparagraaf

5.1 Vigerend beleid

5.1.1 Europees beleid

De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden en is bedoeld om in alle Europese wateren de waterkwaliteit chemisch en ecologisch verder te verbeteren. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren (waaronder estuaria worden verstaan), kustwateren en grondwater. Streefdatum voor het bereiken van gewenste waterkwaliteit is 2015. Eventueel kan er, mits goed onderbouwd, uitstel (derogatie) verleend worden tot uiteindelijk 2027. Voor het uitwerken van de doelstellingen worden er op (deel)stroomgebied plannen opgesteld. In deze (deel)stroomgebiedbeheersplannen staan de ambities en maatregelen beschreven voor de verschillende (deel)stroomgebieden. Met name de ecologische ambities worden op het niveau van de deelstroomgebieden bepaald.

5.1.2 Rijksbeleid

De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden en is bedoeld om in alle Europese wateren de waterkwaliteit chemisch en ecologisch verder te verbeteren. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren (waaronder estuaria worden verstaan), kustwateren en grondwater. Voor het uitwerken van de doelstellingen worden er op (deel)stroomgebied plannen opgesteld. In deze (deel)stroomgebiedbeheersplannen staan de ambities en maatregelen beschreven voor de verschillende (deel)stroomgebieden. Met name de ecologische ambities worden op het niveau van de deelstroomgebieden bepaald.

5.1.3 Provinciaal beleid

In de Omgevingsvisie Overijssel wordt ruim aandacht besteed aan de wateraspecten. De ambities zijn, naast de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water, gericht op de verbetering van de kwaliteit van de kleinere wateren, de veiligheid, de grondwaterbescherming, bestrijding van wateroverlast, de kwantiteit en kwaliteit van grond- en oppervlakte water en waterbeleving zowel in de groene ruimte als stedelijk gebied.

5.1.4 Beleid waterschap Vechtstromen

Het Waterschap Vechtstromen heeft de beleidskaders van rijk en provincie nader uitgewerkt in het Waterbeheerplan een Watervisie en een waterbeheerprogramma.

De belangrijkste ruimtelijk relevante thema's zijn waterveiligheid, klimaatbestendigheid omgeving en ruimte voor waterberging. Daarnaast is de Keur van Waterschap Vechtstromen een belangrijk regel stellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.

In het Waterbeheerplan is aangegeven hoe het waterschap zijn taken de komende jaren (2022-2027) wil uitvoeren. In het plan zijn doelen en maatregelen gesteld voor de thema's waterveiligheid, voldoende water, schoon water en het zuiveren van afvalwater. Deze zijn gericht op het:

voorkomen of beperken van overstromingen, wateroverlast en droogte;

beschermen en verbeteren van de kwaliteit van het oppervlaktewater en grondwater en het zorgen voor een goed functionerend regionaal watersysteem.

het effectief en efficiënt behandelen van afvalwater in de afvalwaterzuiveringsinstallaties.

Het waterbeheerprogramma 2022-2027 is op 15 december 2021 vastgesteld. Het waterbeheerprogramma gaat in op alle aspecten van het watersysteembeheer (met uitzondering van het rioleringsbeheer en de drinkwaterzorg).

Het waterbeheerprogramma volgt inhoudelijk op de Watervisie 2050, die op 14 april 2021 is vastgesteld. Het waterbeheerprogramma beschrijft welke maatregelen Vechtstromen wil nemen in de planperiode 2022-2027 om te werken aan de ambities uit de Watervisie. Daarbij kan gaan om zowel nieuw beleid als staand beleid en maatregelen. Voor het nieuwe beleid, dat nog niet is vastgesteld door dagelijks en/of algemeen bestuur en waarbij het participatieproces nog niet voltooid is, heeft het waterbeheerprogramma een agenderende functie.

5.1.5 Waterbeleid gemeente
5.1.5.1 Almelose Klimaatadaptatie Strategie (AKAS)

Sinds 2018 het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie van kracht. Hierin hebben Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten met elkaar afgesproken dat ons land van af 2050 klimaatrobuust en waterbestendig is ingericht. De verschillende overheden werken hiervoor met elkaar samen in zogenaamde werkregio’s. Voor de gemeente Almelo is dit Twents waternet (TWN).

Het Deltaprogramma werkt volgens een aantal stappen:

  • WETEN: we brengen de effecten en kwetsbaarheden in beeld
  • WILLEN: we gaan met de stad in gesprek om de gezamenlijke ambitie te bepalen
  • WERKEN: we stellen een agenda op met concrete acties die Almelo klimaatrobuust maken

De stappen zijn vertaald in 7 ambities:

    • a. Kwetsbaarheden in beeld brengen
    • b. Risicodialoog voeren en strategie opstellen
    • c. Uitvoeringsagenda opstellen
    • d. Meekoppelkansen benutten
    • e. Stimuleren en faciliteren
    • f. Reguleren en borgen
    • g. Handelen bij calamiteiten

In het AKAS zijn de ambities gekoppeld aan de klimaattrends en zoveel mogelijk uitgewerkt in kwalitatieve en getalsmatige uitgangspunten voor nieuwbouw, openbare ruimte en privaat terrein. Het AKAS beperkt zich tot de klimaattrends wateroverlast (inclusief overstromen van beken en kanalen), hitte en droogte.

Wateroverlast:

Uitgangspunt bij wateroverlast is dat bij extreme regenval hoofd- en gebiedsontsluitingswegen toegankelijk voor hulpdiensten blijven. Ter voorkoming van overlast bij extreme regenval zijn uitgangspunten voor te nemen maatregelen opgesteld.

  • Voor nieuw aan te leggen hoofd- en gebiedsontsluitingswegen geldt dat de waterdiepte (waterplassen op straat) gemiddeld over de breedte van de weg niet groter mag zijn dan 10 cm bij een bui van respectievelijk 70mm (hoofdwegen) en 45mm (gebiedsontsluitingswegen) in één uur.
    Voor bestaande hoofd- en gebiedsontsluitingswegen (inclusief tunnels) met kans op een waterdiepte van meer dan 25 cm bij een bui is het uitgangspunt dat deze voor 2030 worden aangepakt. Voor bestaande hoofd- en gebiedsontsluitingswegen met minder dan 25 cm maar meer dan 10 cm waterdiepte geldt dat de gemeente bij herinrichting streeft de duur van water op straat bij een bui van 45 mm in één uur te beperken tot maximaal 2 uur, voor private wegen geldt een waterdiepte van meer dan 10 cm bij een bui van 70mm of 45mm in één uur.
  • Voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen en nutsvoorzieningen geldt dat het vloerpeil minimaal 30 cm boven het wegpeil dient te liggen. Voor stedelijke in- en uitbreidingen geldt bovendien dat water binnen het plangebied op doelmatige wijze geborgen moet worden (40 mm (uitbreidingslocaties) of 20 mm (inbreidingslocaties)). De wijze waarop is ter goedkeuring door de gemeente.
  • Bij de herinrichting van de openbare ruimte streeft de gemeente ernaar dat een bui van 70 mm in één uur, door een gebied/wijk verwerkt kan worden zonder dat er nieuwe onacceptabele situaties ontstaan. De gemeente hanteert hierbij de volgorde: water vasthouden op locatie, berging in het gebied en indien nodig afvoeren. Voor de riolering kan eventueel worden uitgegaan van een afvoercapaciteit van 20 mm per uur; de overige waterberging moet in het gebied worden gecreëerd. Eigenaren van bestaande percelen worden gestimuleerd af te koppelen en hun tuin te ontstenen / vergroenen.
  • Om overlast van grondwater bij nieuwbouw tegen te gaan geldt een vloerhoogte van minimaal 100 cm en straatpeil van 80 cm ten opzichte van de GHG (Gemiddelde Hoogste Grondwaterstand). Voor gebieden in de openbare ruimte waar structureel sprake is van grondwateroverlast neemt de gemeente maatregelen indien dat doelmatig is.
    Voor bestaande bouw geldt een vloerhoogte van minimaal 90 cm en straatpeil van 70 cm ten opzichte van de GHG (Gemiddelde Hoogste Grondwaterstand). Eigenaren van privaat terrein zijn zelf verantwoordelijk voor het voorkomen of beperken van schade door grondwater.

Hitte en droogte

Ten aanzien van hitte en droogte heeft de gemeente de ambitie uitgesproken dat de hitte impact in 2050 niet erger is dan in 2020 en droogte niet mag leiden tot onomkeerbare schade aan openbaar groen en natuur.

  • Om die reden wordt bij nieuwbouwontwikkeling en herinrichting gestreefd naar een zodanige inrichting van het gebied dat er voldoende koelteplekken en schaduw is. Bij het beheer en onderhoud van wegen wordt onderzocht op welke manier de opwarming van verharding kan worden teruggedrongen. Inwoners, bedrijven en instellingen zijn zelf verantwoordelijk maatregelen te treffen om schade en gezondheidsimpact van hitte in gebouwen en op privaat terrein te beperken, door het toevoegen van groen, warmte werend of verkoelend dak, schaduw en koele plekken.
  • Ter voorkoming van droogte wordt bij nieuwbouw het gebied neerslag bergend en afvoer vertragend ingericht. Zodanig dat bij droogte bomen, groen, (dak)tuinen of andere voorzieningen van water uit het plangebied worden voorzien. Oppervlaktewater wordt zo ingericht dat droogval zoveel als mogelijk voorkomen kan worden en circulatie mogelijk is. Bij de herinrichting van de openbare ruimte in de bestaande stad treft de gemeente maatregelen om de gevolgen van droogte structureel te beperken. Op privaat terrein zijn eigenaren zelf verantwoordelijk voor het droogtebestendig maken van hun groen of voor het beperken van de gevolgen.

5.1.5.2 Programma Water en Riolering –De verbindende kracht van water (2022-2026).

Met de invoering van de Omgevingswet vervalt de verplichting van het opstellen van een (verbreed) Gemeentelijk RioleringsPlan (vGRP). In plaats daarvan kunnen gemeenten een (vrijwillig) Programma opstellen. Met dit Programma Water en Riolering sorteren we voor op komst van de Omgevingswet. In het Programma Water en Riolering –De verbindende kracht van water (2022-2026) worden de ambities en doelstellingen zoals verwoord in de Almelose Omgevingsvisie en de Klimaatadaptatiestrategie (AKAS) uitgewerkt tot maatregelen.

Met het programma wordt voorgesorteerd op een meer integrale aanpak en maken we gerichter keuzes om nog doelmatiger en efficiënter te kunnen werken. Hiermee houden we ons watersysteem ondanks extra kosten en de uitdagingen die klimaatverandering met zich meebrengt haalbaar en betaalbaar.Met ons watersysteem streven we daarom naar het integreren van de vier waterstromen:

  • stedelijk afvalwater
  • hemelwater (regenwater)
  • grondwater
  • oppervlaktewater

Deze watertaken corresponderen met de drie zorgplichten van de gemeente. Oppervlaktewater zien we als integraal onderdeel van het stedelijk water. De gemeentelijke zorgplichten voor afvalwater, hemelwater en grondwater zijn momenteel opgenomen in de Wet Milieubeheer en de Waterwet. Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet is dit opgenomen in artikel 2.16 Ow (lid1a).

De maatregelen voor de komende planperiode zijn bepaald door de huidige situatie te toetsen aan de normen die volgen uit de doelstellingen. Maatregelen betreffen onderzoeks-, borgings-en fysieke maatregelen en zijn gericht op het meer datagedreven, gebiedsgericht en samen met de stad inrichten, onderhouden en vervangen van het watersysteem. Datagedreven, gebiedsgericht en samen met de stad vormen dan ook de drie pijlers van onze werkwijze.

5.2 Watertoets

Een belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).

Watertoetsproces

In dit kader van de (verplichte) watertoets is het van belang om in de planvormingsfase na te denken over de waterhuishoudkundige aspecten op de locatie. Een eerste stap hierin is het doorlopen van de digitale watertoets. Met behulp hiervan kan worden bepaald welke wateraspecten er spelen en welke procedure op basis hiervan moet worden doorlopen.

Lange Voort 18

Op 4-6-2025 zijn de vragen van de watertoets doorlopen. Het resultaat van de watertoets is de korte en de normale procedure. Het waterschap heeft hiervoor het volgende advies gegeven: De ruimtelijke relevante wateraspecten van dit plan zijn gering en/of tijdelijk van aard. Waterschap Vechtstromen heeft geen bezwaar tegen dit plan. Het aanvraagformulier van de digitale watertoets zijn opgenomen in Bijlage 4.

Gezien de beperkte omvang van de ontwikkeling kan het hemelwater opgevangen blijven worden in omliggende grond. Daarnaast worden er nieuwe groene elementen toegevoegd, waardoor het water beter kan worden opgevangen.

Oude Wierdenseweg 13

Op 26-8-2025 zijn de vragen van de watertoets doorlopen. De ruimtelijke relevante wateraspecten van dit plan zijn gering en/of tijdelijk van aard. Waterschap Vechtstromen heeft geen bezwaar tegen dit plan. De standaard waterparagraaf voldoet voor dit plan. Dit is tevens opgenomen als Bijlage 5.

Bolscher Landen 30

Op 26-8-2025 zijn de vragen van de watertoets doorlopen. De ruimtelijke relevante wateraspecten van dit plan zijn gering en/of tijdelijk van aard. Waterschap Vechtstromen heeft geen bezwaar tegen dit plan. De standaard waterparagraaf voldoet voor dit plan. Dit is tevens opgenomen als Bijlage 6.

Met inachtneming van bovenstaand advies/aanbeveling gaat het waterschap akkoord met het plan.

5.3 Conclusie

In het plan wordt rekening gehouden met wateradvies van het waterschap.

Met inachtneming van advies en de uitkomsten van het waterhuishoudkundige plan heeft de ontwikkeling ons inziens geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

 

Hoofdstuk 6 Juridische toelichting

6.1 Wijziging omgevingsplan

6.1.1 Omgevingsplan van rechtswege

Op 1 januari 2024 is het omgevingsplan van rechtswege ontstaan. Dit omgevingsplan bestaat uit alle ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen en wijzigingsplannen, en uit de Bruidsschat die de gemeente van het Rijk heeft ontvangen. In deze Bruidsschat zitten onder meer regels voor milieubelastende activiteiten en bouwactiviteiten. Ook twee bodemkaarten en de hogere waarde besluiten maken deel uit van het omgevingsplan van rechtswege. Gemeenten krijgen tot 1 januari 2032 de tijd om het omgevingsplan van rechtswege en andere regels over de fysieke leefomgeving om te zetten naar een nieuw omgevingsplan. Op grond van artikel 2.4 en 22.6 van de Omgevingswet kan de gemeenteraad het omgevingsplan van rechtswege (laten) wijzigen.

6.1.2 Toepassing TAM-IMRO

De Omgevingswet integreert wetgeving en regels voor ruimte, wonen, infrastructuur, milieu, natuur en water. Het DSO ondersteunt bij de uitvoering van de wet en bestaat uit lokale systemen van overheden en de landelijke voorziening (DSO-LV), zoals Regels op de kaart en het Omgevingsloket. Er zijn tijdelijke alternatieve maatregelen (TAMs) ontwikkeld voor organisaties die nog geen gebruik kunnen maken van lokale of landelijke onderdelen van het DSO. Een van deze TAMs is TAM-IMRO. Bij TAM-IMRO wordt het omgevingsplan gewijzigd via de - onder de Wet ruimtelijke ordening gebruikte - IMRO-standaard (Informatiemodel Ruimtelijke Ordening) en de voorziening ruimtelijkeplannen.nl.

Het gebruik van TAM-IMRO is toegestaan tot en met 31 december 2025. Als het ontwerp van een TAM-IMRO omgevingsplan uiterlijk 31 december 2025 ter inzage is gelegd, mag het ook na deze datum worden afgemaakt met TAM-IMRO. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Klimaat geeft aan dat TAM-IMRO plannen uiterlijk voor 1 januari 2032 moeten worden omgezet naar de nieuwe Standaard officiële publicaties (STOP) met de bijbehorende Toepassingsprofielen omgevingsdocumenten (TPOD).

De Vereniging Nederlandse Gemeente (VNG) gaat uit van twee varianten van een TAM-IMRO omgevingsplan: de Basisvariant en de Crisis- en herstelwet-variant. Voorliggend TAM-IMRO omgevingsplan is opgezet volgens de Basisvariant. Deze blijft qua vorm en inhoud zo dicht mogelijk bij een bestemmingsplan. Daarbij wordt uiteraard wel aan alle eisen van de Omgevingswet en bijbehorende AMvB's voldaan.

6.1.3 Werkingsgebied

De regels in dit TAM-IMRO omgevingsplan zijn van toepassing op de locaties Lange Voort 18 in Bornerbroek, Oude Wiersenseweg 13 Almelo en Bolscher Landen 30 in Bornerbroek waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0141.TAM00009-BP21 zoals vastgelegd op https://www.ruimtelijkeplannen.nl. In Hoofdstuk 1 is een overzichtskaart van het werkingsgebied c.q. de planlocatie opgenomen.

6.2 Artikelsgewijze toelichting

Preambule

De preambule is direct zichtbaar boven de regels. In de preambule staat dat het TAM-IMRO omgevingsplan gelezen moet worden als hoofdstuk en de artikelen als paragrafen van dat hoofdstuk. Dit om onduidelijkheden met het omgevingsplan van rechtswege te voorkomen.


HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS

In dit artikel is een verwijzing opgenomen naar de geldende begrippen voor het TAM-IMRO omgevingsplan.

Artikel 2 Meet- en rekenbepalingen

Het omgevingsplan van rechtswege bevat in artikel 22.24 al meetbepalingen. In dit artikel zijn alleen meet- en rekenbepalingen opgenomen die specifiek gelden voor het TAM-IMRO omgevingsplan.

Artikel 4 Toepassingsbereik

In de toepassingsbereikbepaling wordt in het eerste lid bepaald dat de ruimtelijke plannen uit het tijdelijk deel van het omgevingsplan niet van toepassing zijn op de locatie waarvoor het TAM-IMRO omgevingsplan is opgesteld.

In het tweede lid is bepaald dat de regels uit de Bruidsschat niet van toepassing zijn, als deze regels in strijd zijn met de regels uit het TAM-IMRO omgevingsplan.

In het derde lid worden de regels uit het TAM-IMRO omgevingsplan gekoppeld aan de bijbehorende verbeelding.

HOOFDSTUK 2 FUNCTIES EN ACTIVITEITEN

De functies:

- Artikel 5 Agrarisch

- Artikel 6 Agrarisch met waarden

- Artikel 7 Wonen

- Artikel 8 Waarde - Archeologische verwachting middelhoog

- Artikel 9 Gebiedsaanduiding: reconstructiewetzone - verwevingsgebied

zijn overgenomen uit het omgevingsplan van rechtswege. De betreffende functies vallen binnen het plangebied vanwege een voorwaardelijke verplichting voor de landschappelijke investeringen of omdat deze liggen op het (een deel van) het bouw- of functievlak. Inhoudelijk worden bebouwingsmogelijkheden van gebouwen uitgesloten of toegekend voor zover nodig.


HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

In dit artikel is aangegeven dat grond die één keer in beschouwing is genomen voor het toestaan van gebouwen, niet een tweede keer mag meetellen voor de toelaatbaarheid van andere gebouwen, als die grond inmiddels tot een ander bouwperceel is gaan behoren.

Artikel 11 Planologische gebruiksactiviteiten

In dit artikel zijn regels voor functies opgenomen die gelden voor het gehele werkingsgebied. In het omgevingsplan geldt dat als er geen regels voor een activiteit zijn opgenomen, deze activiteit zonder meer mag worden uitgevoerd en er geen beperkingen voor die activiteit op grond van het omgevingsplan gelden. Het gebruik van gronden of bouwwerken in strijd met het TAM-IMRO omgevingsplan moet nadrukkelijk vergunningplichtig worden gemaakt of verboden. In dit geval is gekozen voor een algemeen gebruiksverbod. Aanvullend gelden enkele specifieke gebruiksverboden.

13.1 Parkeren

In artikel 11 zijn regels voor parkeren opgenomen, waarbij als uitgangspunt geldt dat op eigen erf in voldoende mate is voorzien in de benodigde parkeerruimte.

Artikel 13 Overige regels

Het omgevingsplan van rechtswege bevat in artikel 22.5.2 al aanvraagvereisten. Deze zijn van overeenkomstige toepassing verklaart op een omgevingsvergunning die voortkomen uit dit TAM-IMRO omgevingsplan.

HOOFDSTUK 4 OVERGANGSREGELS

Artikel 14 Overgangsrecht 

In dit artikel zijn de regels voor het overgangsrecht opgenomen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen bouwwerken, functioneel gebruik en overige activiteiten.

 

Hoofdstuk 7 Juridisch bestuurlijke aspecten

In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de planregels. Zo wordt een toelichting gegeven op het juridische systeem en op alle afzonderlijke bestemmingen.

7.1 Inleiding

Het bestemmingsplan TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22h Lange Voort 18 bestaat uit een verbeelding (plankaart), planregels en deze plantoelichting. De verbeelding en planregels vormen tezamen het juridische deel van het bestemmingsplan. Deze vormen het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van gronden en bebouwing. In de regels worden de mogelijkheden in artikelen vastgelegd. Op de verbeelding worden de bestemmingen, bouw- en gebruiksmogelijkheden per locatie aangeduid. Het bestemmingsplan is opgesteld in aansluiting op de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012. In dit hoofdstuk zal de juridische systematiek van het bestemmingsplan worden toegelicht. Ook wordt een beschrijving per bestemming en een toelichting op de algemene bepalingen en de overgangs- en slotbepalingen gegeven.

7.2 Juridische systematiek

In dit plan wordt uitgegaan van positieve bestemmingen, waarbij de ontwikkeling van nieuwbouw of verbouw mogelijk is nadat burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning hebben verleend. De omgevingsvergunning kan alleen worden verleend wanneer het bouwplan in overeenstemming is met het bestemmingsplan. Ook moet het gebruik van het gebouw of de gronden mogelijk zijn volgens de planregels en de verbeelding.

Planregels

De planregels zijn ondergebracht in een viertal hoofdstukken:

  • Inleidende regels: bevat een aantal bepalingen die van belang zijn voor een juiste interpretatie en toepassing van de planregels in de overige hoofdstukken;
  • Bestemmingsregels: bevat de regels omtrent de diverse bestemmingen waarin bouw- en gebruiks(on)mogelijkheden zijn opgenomen;
  • Algemene regels: bevat algemeen geldende regels met betrekking tot gebruik en afwijkingen;
  • Overgangs- en slotregels: bevat overgangsregels en de titel van het plan.

De hoofdstukindeling van de regels ziet er als volgt uit:

Hoofdstuk 1: "Inleidende regels", bevat de volgende artikelen:

  • Begrippen;
  • Wijze van meten.

Hoofdstuk 2: "Functieregels", bevat de bestemmingen, die per artikel (indien van toepassing) het volgende stramien hebben:

  • Bestemmingsomschrijving;
  • Bouwregels;
  • Nadere eisen;
  • Afwijken van de bouwregels;
  • Specifieke gebruiksregels;
  • Afwijken van de gebruiksregels;
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk;
  • Wijzigingsbevoegdheid.

Hoofdstuk 3: "Algemene regels", bevat de volgende artikelen:

  • Antidubbeltelregel;
  • Algemene gebruiksregels;
  • Algemene aanduidingsregels;
  • Algemene afwijkingsregels;
  • Algemene procedureregels.

Hoofdstuk 4: "Overgangs- en slotregels", bevat de volgende artikelen:

  • Overgangsrecht;
  • Slotregel.

De bestemmingsomschrijving is de centrale bepaling van elke bestemming. In deze bestemmingsomschrijving worden limitatief de functies genoemd, die binnen de bestemming zijn toegestaan. De bouwregels zijn direct gerelateerd aan de bestemmingsomschrijving. Ook het gebruik van de grond en bebouwing is gekoppeld aan de bestemmingsomschrijving. De afwijkingsregels en nadere eisen geven burgemeester en wethouders de bevoegdheid om onder voorwaarden bij een omgevingsvergunning af te wijken van een specifieke regel.

Verbeelding

Op de verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Een aantal elementen op de verbeelding heeft juridisch gezien geen enkele betekenis en is uitsluitend op de analoge verbeelding aangegeven ten behoeve van de leesbaarheid van die verbeelding, zoals kadastrale lijnen, topografische symbolen en huisnummers.

Flexibiliteit binnen het bestemmingsplan

Binnen het bestemmingsplan zijn de volgende instrumenten aanwezig ten behoeve van de benodigde flexibiliteit:

  • een omgevingsvergunning om af te wijken van specifieke regels. Het gaat hier om geringe afwijkingen van het bestemmingsplan. Deze afwijkingsmogelijkheid biedt voor burgemeester en wethouders de mogelijkheid een afweging te maken van de noodzaak ten opzichte van het stedenbouwkundig en/of milieuhygiënisch belang;
  • nadere eisen: ten aanzien van enkele in de regels genoemde bouwmogelijkheden zijn burgemeester en wethouders bevoegd tot het stellen van nadere eisen inzake de situering van gebouwen, de profilering van wegen, het aantal parkeerplaatsen en afstanden van gebouwen ten opzichte van elkaar en de openbare ruimte.

Of en onder welke voorwaarden van deze mogelijkheden gebruik kan worden gemaakt, staat in het bestemmingsplan omschreven.

7.3 Beschrijving per bestemming

7.3.1 Bestemmingsregels

Hierna volgt een korte beschrijving van deze bestemmingen.

Agrarisch

Gronden met de bestemming Agrarisch zijn bestemd voor agrarisch gebruik, groenvoorzieningen en de versterking van landschapswaarden. Ook is extensieve dagrecreatie toegestaan. Er mogen geen gebouwen worden gebouwd. Deze bestemming is opgenomen voor de gronden waarop in de nieuwe situatie landschapsmaatregelen beoogd zijn.


Wonen

Gronden met een bestemming Wonen bestemd voor wonen in woningen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep. In de regels en verbeelding zijn vervolgens bepalingen opgenomen omtrent de maximale bouwhoogten, de maximaal aaneen te bouwen woningen en de afstand tot de perceelsgrenzen voor zowel de hoofdbebouwing als bijbehorende bouwwerken. In voorliggend geval zijn aanvullingen in de regels opgenomen inzake de inpandige bijgebouwen die beoogd zijn in dit plan. Dit is namelijk niet zonder meer mogelijk binnen de standaard regels. Ook zijn bepalingen opgenomen voor het maximaal toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken.

Binnen de woonbestemming is bij recht een aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit toegestaan. Het betreft hier een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn en die op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie. Hier zijn echter wel regels aan verbonden. Deze regels zijn gericht op het voorkomen van hinder en overlast van deze activiteiten.

Waarde - Archeologische verwachtingswaarde

De voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.

7.3.2 Overige regels

Inleidende regels / begrippen

Dit artikel bevat de definities van begrippen die in dit bestemmingsplan worden gebruikt. Daardoor wordt vermeden dat verschillende interpretaties van begrippen tot verschillen van mening over de regelgeving zouden kunnen leiden. De begripsbepalingen zijn op alfabetische volgorde weergegeven.

Inleidende regels / wijze van meten

In dit artikel is geregeld op welke manier moet worden gemeten.

Anti-dubbeltelregel

Door middel van dit artikel wordt voorkomen dat grond, die betrokken is geweest bij het toestaan van een bouwplan, bij de beoordeling van een later bouwplan wederom betrokken is.

Algemene gebruiksregel

Voor de redactie van de gebruiksregel is een algemene formulering aangehouden. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. Dit brengt met zich mee dat de doeleindenomschrijving van de te onderscheiden bestemming helder en duidelijk moet zijn.

Algemene afwijkingsregel

In dit artikel zijn een aantal voorwaarden opgenomen die het mogelijk maken het plan op ondergeschikte punten aan te passen. Dit evenwel met het voorbehoud dat de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad. Ook kleine afwijkingen (tot 10%) van de in de regels opgenomen maten kunnen opgrond van dit artikel mogelijk worden gemaakt. Tevens kunnen krachtens dit artikel kleine bouwwerken ten dienste van nutsbedrijven worden toegestaan. Ook de realisatie van erkers bij woningen wordt middels deze bepaling mogelijk gemaakt, alsmede het wijzigen van gebruik van gebouwen (al dan niet bij woningen) ten behoeve van kinderopvang.

Algemene procedureregels

Hierin zijn de procedurebepalingen opgenomen ten aanzien van het stellen van nadere eisen.

Algemene overige regels

In de algemene regels wordt ten aanzien van het parkeren geregeld dat parkeervoorzieningen in voldoende mate op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen wordt aansluiting gezocht bij de parkeerkencijfers van het CROW.

Het benodigde aantal parkeerplaatsen kan worden berekend op basis van parkeerkencijfers of wordt bepaald in parkeernormen. Parkeerkencijfers zijn op de praktijk gebaseerde cijfers. Parkeernormen geven het aantal beleidsmatig vastgestelde parkeerplaatsen bij een bedrijf of voorziening aan. Bij het gebruik van parkeerkencijfers moet rekening worden gehouden met de bereikbaarheid van de locatie, de specifieke kenmerken van de functie, de mobiliteitskenmerken van de gebruikers van het gebouw en met het gemeentelijk beleid. Hierbij wordt gezocht naar een evenwicht tussen zoveel mogelijk tegemoetkomen aan de parkeervraag en de optimale combinatie van leefbaarheid en bereikbaarheid.

Daarnaast is het eveneens van belang dat de parkeerruimte van voldoende omvang is. Een parkeerruimte moet wel zijn afgestemd op gangbare personenauto's.

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de hoofdregel dat parkeervoorzieningen in voldoende mate op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd, mits op andere wijze in de parkeerbehoefte wordt voorzien en de situering van de parkeerplaatsen het ruimtelijk beeld van de omgeving, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig aantast.

Eenzelfde soort redenatie gaat op voor het laden en lossen van goederen.

Overgangsrecht

In dit artikel wordt geregeld dat bouwwerken mogen worden behouden of gebruik mag worden voortgezet vanaf het moment dat het plan rechtskracht heeft verkregen, ondanks dat de bebouwing of het gebruik niet (langer) overeenkomt met de regels die in het bestemmingsplan van kracht zijn.

Slotregel

Dit wordt ook wel de citeerbepaling genoemd. Hierin wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan genoemd is.

Hoofdstuk 8 Economische uitvoerbaarheid

In dit hoofdstuk wordt de economische uitvoerbaarheid beschreven. Indien het bestemmingsplan voorziet in de uitvoering van werken door de gemeente moet de financieel-economische uitvoerbaarheid hiervan worden aangetoond. Omdat het bestemmingsplan conserverend van karakter is en niet gericht op de uitvoering van nieuwe ontwikkelingen, zijn er geen financiële gevolgen te verwachten. Een toets op de financieel/economische haalbaarheid is derhalve niet van toepassing. Ook is geen exploitatieplan of een overeenkomst anderzijds noodzakelijk om kosten te verhalen.

Hoofdstuk 9 Participatie, Vooroverleg en Zienswijzen

9.1 Vooroverleg

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het concept-ontwerp van het bestemmingsplan aan de volgende instanties toegezonden:

  • 1. Rijk
  • 2. Provincie Overijssel;
  • 3. Waterschap Vechtstromen.

Rijk: In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.

Provincie Overijssel: De provincie Overijssel heeft in april 2023 een uitzonderingslijst gepubliceerd van categorieën bestemmingsplannen en projectbesluiten waarvoor vooroverleg wel of niet noodzakelijk is. De realisatie van een woning en de aanpassing van de functie valt niet onder de uitzonderingenlijst. Derhalve dient de gemeente een kennisgevingsformulier te sturen aan de provincie, waarop de provincie zal reageren. Hiermee wordt voldaan aan het vooroverleg.

Reactie Waterschap Vechtstromen: Er heeft afstemming plaatsgevonden met de gebiedsadviseur van het waterschap plaatsgevonden. Het besprokene is verwerkt in de waterparagraaf. Daarnaast heeft er in het kader van de watertoets een digitale watertoets plaatsgevonden via de website www.dewatertoets.nl. De uitkomsten van deze watertoets hebben geleid tot de 'normale procedure'. Het waterschap geeft een positief wateradvies. De beantwoording van de vragen heeft er niet toe geleid dat er nader overleg met het waterschap moet worden gevoerd.

9.2 Participatie

PARTICIPATIE INVULLEN

Lange Voort

Oude Wierdenseweg

9.3 Zienswijzen

Het ontwerpwijzigingsplan TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22h Lange Voort 18 en de bijbehorende stukken hebben met ingang van ... tot en met ... ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen kenbaar gemaakt.