direct naar inhoud van Regels
Plan: TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22h Lange Voort 18
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0141.TAM00009-BP21

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Preambule

Dit plan beoogt een rood voor rood ontwikkeling te realiseren aan de Lange Voort in Bornerbroek.

Juridisch is het plan een nieuw hoofdstuk in het omgevingsplan van de gemeente Almelo.

De in dit omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als afdelingen van hoofdstuk 22h van het omgevingsplan van de gemeente Almelo.

In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer 22h gelezen worden.

In de kop van de bijlagen bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord 'Bijlage', na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage 22h gelezen worden.

Artikel 1 Begripsbepaling

Voor de toepassing van dit TAM-omgevingsplan gelden de volgende begripsbepalingen:


Begripsbepalingen die zijn opgenomen in bijlage II van het omgevingsplan, bijlage I van het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, Bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling zijn van toepassing op dit hoofdstuk.

1.1 Toepassing omgevingsplan

artikel 1.1 van het Omgevingsbesluit, artikel 1.1 van het Besluit kwaliteit leefomgeving, artikel 1.1 van het Besluit activiteiten leefomgeving en artikel 1.1 van het Besluit bouwwerken leefomgeving zijn van overeenkomstige toepassing op dit omgevingsplan, tenzij hierna daarvan is afgeweken.

Artikel 2 Meet- en rekenbepalingen

2.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing ter plaatse van de locatie 'Meet- en rekenbepalingen' en geldt als aanvulling op of in afwijking van het bepaalde in artikel 22.24 van het plan.

2.2 Meet- en rekenbepalingen

Voor dit TAM-omgevingsplan gelden de volgende meet- en rekenbepalingen:

2.2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2.2 de inhoud van een bouwwerk

tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2.4 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.2.5 peil

voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;

in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit TAM-omgevingsplan.

Artikel 3 Aanvraagvereisten

De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2 van het plan, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit TAM-omgevingsplan.

Artikel 4 Toepassingsbereik

  • 1. De besluiten op grond van artikel 22.1, onder a, van Omgevingswet zijn niet van toepassing voor zover het gaat over regels opgenomen in een besluit als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder b, g, h, i of m, van de Invoeringswet Omgevingswet op de locatie, bedoeld in het derde lid.
  • 2. De regels in afdeling 22.2, met uitzondering van paragraaf 22.2.7.3, en de regels in afdeling 22.3 zijn niet van toepassing op de locatie, bedoeld in het derde lid, voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit hoofdstuk.
  • 3. De regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de locatie Lange voort ongenummerd in Bornerbroek, Oude Wierdenseweg 13 in Almelo en Bolscher Landen 30 in Bornerbroek, waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0141.TAM00009-BP21 zoals vastgelegd op https://www.ruimtelijkeplannen.nl/.

Hoofdstuk 2 Functieregels

Artikel 5 Agrarisch

5.1 Functieomschrijving

De voor ´Agrarisch´ aangewezen gronden zijn bedoeld voor:

  • a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf, met dien verstande dat de uitoefening van:
    • 1. zelfstandige niet-grondgebonden agrarische bedrijven niet is toegestaan;
  • b. het bestaande aantal bedrijfswoning(en);
  • c. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van landschappelijke en/of natuurwaarden ter plaatse van de aanduidingen:
    • 1. 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - hoogteverschillen' hoogteverschillen;
    • 2. 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - houtopstanden' houtopstanden;
    • 3. 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - openheid' openheid;
    • 4. 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - waterhuishouding' waterhuishouding;
  • d. maximaal één paardenbak binnen het bouwvlak;
  • e. bed & breakfast (bestaande uit maximaal vier slaapkamers en één gemeenschappelijke huiskamer met een maximale oppervlakte van 30 m2 per kamer) binnen de bestaande hoofdgebouwen en/of karakteristieke bijbehorende bouwwerken;
  • f. wegen en paden;
  • g. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • h. extensieve dagrecreatie;
  • i. teeltondersteunende voorzieningen binnen het bouwvlak, met dien verstande dat boogkassen met een bouwhoogte van maximaal 1,20 meter uitsluitend zijn toegestaan in de periode van oktober tot en met april;
  • j. boomteelt is niet toegestaan ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - hoogteverschillen';

met bijbehorende gebouwen, overige bouwwerken, ontsluitingsvoorzieningen, parkeervoorzieningen binnen het bouwvlak, groenvoorzieningen, tuinen en erven en de bestaande nutsvoorzieningen.

5.2 Beoordelingsregels
5.2.1 Toepassingsbereik
  • a. In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 gelden de in artikel 5.2 opgenomen beoordelingsregels
5.2.2 Gebouwen en overkappingen

Binnen deze functie mogen bedrijfsgebouwen, kassen en bedrijfswoningen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de goothoogte van
    • 1. bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 6 m;
    • 2. bedrijfswoningen bedraagt maximaal 5 m;
  • c. de bouwhoogte van
    • 1. bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 10 m;
    • 2. bedrijfswoningen bedraagt maximaal 9 m;
  • d. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m3;
  • e. de dakhelling van bedrijfsgebouwen bedraagt minimaal 20°;
  • f. de afstand tot de eigendomsgrens mag niet minder dan 5 meter bedragen;
5.2.3 Kassen

Kassen mogen binnen deze bestemming niet worden gebouwd.

5.2.4 Bijbehorende bouwwerken

Binnen deze functie mogen bijbehorende bouwwerken ten dienste van deze functie worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per bedrijfswoning bedraagt maximaal 100 m2, met dien verstande dat vervangende nieuwbouw van bijbehorende bouwwerken maximaal 250 m2 van de bestaande oppervlakte mag betreffen;;
  • b. de goothoogte bedraagt:
    • 1. bij een inpandige bedrijfswoning maximaal 3 m;
    • 2. bij een niet-inpandige bedrijfswoning maximaal 3 m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning +0,25 m;
  • c. de bouwhoogte bedraagt:
    • 1. bij een inpandige bedrijfswoning maximaal 6 m;
    • 2. bij een niet-inpandige bedrijfswoning maximaal de bouwhoogte van de bedrijfswoning - 2 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m.
5.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze functie mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. sleufsilo's, silo's, hooibergen, windmolens en mestopslagplaatsen mogen niet buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van silo's, hooibergen en windmolens bedraagt maximaal 15 m;
  • c. de bouwhoogte sleufsilo's en mestopslagplaatsen bedraagt maximaal 4 m;
  • d. de oppervlakte van een paardenbak bedraagt maximaal 1.000 m2 ;
  • e. de bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van de paardenbak binnen het bouwvlak bedraagt maximaal 6 m;
  • f. de bouwhoogte bedraagt in overige gevallen maximaal 3 m.

5.3 Specifieke functieregels
5.3.1 Bed & breakfast

Het gebruik van ruimten ten behoeve van een bed & breakfast wordt als een gebruik overeenkomstig de functie aangemerkt, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de hoofdfunctie als bedoeld in artikel 5.1 onder a en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteit bestaat uit maximaal vier slaapkamers met een maximale oppervlakte van 30 m2 per kamer;
  • b. er is maximaal één gemeenschappelijke huiskamer;
  • c. de activiteit moet binnen het bestaande hoofdgebouw of karakteristieke vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden uitgeoefend.
5.3.2 Teeltondersteunende voorzieningen

Teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bouwhoogte van boogkassen mag niet meer bedragen dan 1,20 m;
  • b. boogkassen zijn uitsluitend toegestaan in de periode van oktober tot en met april.
5.4 Omgevingsplanactiviteit
5.4.1 Inwoning

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de bedrijfswoning/plattelandswoning te gebruiken voor meer dan één huishouden ten behoeve van inwoninguitsluitend ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:

  • a. inwoning is toegestaan in maximaal één woning per bouwvlak;
  • b. de inhoud van de woning mag worden uitgebreid tot maximaal 1.000 m³;
  • c. het vloeroppervlak van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van mantelzorg maximaal 75 m² mag bedragen;
  • d. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

4.5.4 Teeltondersteunende voorzieningen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.4.2 voor het bouwen van teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak uitsluitend gedurende de periode 1 september tot en met 30 april, mits:

de voorzieningen aansluitend aan het bouwvlak worden gebouwd;

de gezamenlijke oppervlakte per bedrijf maximaal 500 m2 bedraagt;

de bouwhoogte maximaal 1,20 m bedraagt.

4.5.5 Nevenactiviteiten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1 voor het toelaten van bij het agrarisch bedrijf behorende en daaraan ondergeschikte nevenactiviteiten met bijbehorende voorzieningen, mits:

het de vestiging van een bedrijf betreft als bedoeld in de categorieën 1 en 2 van de in Bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten, dan wel bedrijven die voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaken daaraan gelijk kunnen worden gesteld, met dien verstande dat het milieu niet extra mag worden belast ten opzichte van de milieubelasting van het agrarische bedrijf;

er geen sprake is van detailhandel anders dan verkoop van ter plaatse geproduceerde artikelen;

maximaal 30% van de oppervlakte van de bestaande en met vergunning gebouwde bedrijfsbebouwing, die minimaal drie jaar in agrarisch gebruik zijn geweest, hiervoor wordt gebruikt en geen nieuwbouw ten behoeve hiervan plaatsvindt;

opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;

er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;

voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;

geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functiesen waarden;

geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

Biomassavergistingsinstallaties


Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1 voor het toestaan van een nevenactiviteit bij het agrarisch bedrijf in de vorm van een biomassavergistingsinstallatie, mits:

de vergistingsinstallatie landschappelijk wordt ingepast;

gebouwen ten behoeve van de vergistingsinstallatie binnen het bouwvlak worden gebouwd;

ter voorkoming van een onevenredige verkeersaantrekkende werking aan de omgevingsvergunning voorschriften worden verbonden waarin is opgenomen in welke mate biomassa van derden mag worden verwerkt en in welke mate het digestaat mag worden geleverd aan derden;

geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;

geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.


4.5.6 Recreatieve nevenactiviteiten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1 voor het toestaan van bij het agrarisch bedrijf behorende en daaraan ondergeschikte recreatieve nevenactiviteiten, uitsluitend binnen het bouwvlak, in de vorm van:

vakantieappartementen, mits:

gerealiseerd in de bestaande en met vergunning gebouwde bedrijfsbebouwing, die minimaal drie jaar in agrarisch gebruik zijn geweest;

maximaal drie appartementen worden gerealiseerd met een woonoppervlak van maximaal 150 m2 per woning of appartement;

er een inpassingsplan wordt overlegd;

voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;

opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;

geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;

geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;

kleinschalige extensieve dagrecreatie met bijbehorende terrasvoorziening, mits:

maximaal 450 m2 van de bedrijfsvloeroppervlakte van bestaande en met vergunning gebouwde bedrijfsbebouwing, die minimaal drie jaar in agrarisch gebruik is geweest, wordt gebruikt;

maximaal 250 m2 van de buitenruimte intensief ten behoeve van de kleinschalige extensieve dagrecreatie met bijbehorende terrasvoorziening wordt gebruikt en de overige gronden slechts extensief;

er een inpassingsplan wordt overlegd;

voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;

opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;

er geen aanpassing of verharding van de infrastructuur buiten het bouwvlak noodzakelijk is;

geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;

geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;

groepsaccommodatie, mits:

maximaal 1.000 m2 van de bedrijfsvloeroppervlakte van de bestaande en met vergunning gebouwde bedrijfsbebouwing, die minimaal drie jaar in agrarisch gebruik is geweest, wordt gebruikt;

er een inpassingsplan wordt overlegd;

voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;

opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;

er geen aanpassing of verharding van de infrastructuur buiten het bouwvlak noodzakelijk is;

geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;

geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;

trekkershutten, mits:

maximaal drie trekkershutten met een maximale oppervlakte van 18 m2 ieder voor maximaal vijf personen per hut worden opgericht;

opgericht binnen het bouwvlak met een maximale afstand van 50 m tot overige gebouwen;

er een inpassingsplan wordt overlegd;

voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;

opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;

geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;

geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;

kleinschalig kamperen, mits:

maximaal 25 kampeermiddelen per bedrijf worden opgericht;

het kampeerterrein binnen dan wel direct aansluitend aan het bouwvlak wordt gesitueerd;

buiten de periode van 1 april tot en met 30 september geen kampeermiddelen op het terrein aanwezig zijn;

maximaal 75 m2 aan bebouwing wordt opgericht ten behoeve van sanitaire voorzieningen binnen het bouwvlak;

er een inpassingsplan wordt overlegd;

voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;

er geen aanpassing of verharding van de infrastructuur buiten het bouwvlak noodzakelijk is;

geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;

geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.


4.5.7 Stapeling van afwijkingen uit artikel 4.5.6

Bij een combinatie van een afwijking voor trekkershutten en een afwijking voor kleinschalig kamperen, wordt het aantal trekkershutten in mindering gebracht op het aantal toegestane kampeermiddelen.

5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. op alle gronden:
    • 1. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen, groter dan 100 m2;
    • 2. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • b. op gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - hoogteverschillen': het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden;
  • c. op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - houtopstanden': het vellen en rooien van houtopstanden;
5.5.2 Uitzondering

Het bepaalde in 5.5.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;
  • c. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die worden uitgevoerd binnen het bouwvlak.
5.5.3 Beoordelingsregels

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de leiding en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

Artikel 6 Agrarisch met waarden

6.1 Functieomschrijving

De voor ´Agrarisch met waarden´ aangeduide gronden zijn bedoeld voor:

  • a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf, met dien verstande dat de uitoefening van:
    • 1. zelfstandige niet-grondgebonden agrarische bedrijven niet is toegestaan;
  • b. de bestaande bedrijfswoning(en);
  • c. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van houtopstanden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden- houtopstanden';
  • d. maximaal één paardenbak binnen het bouwvlak;
  • e. bed & breakfast;
  • f. wegen en paden;
  • g. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
  • h. extensieve dagrecreatie;
  • i. teeltondersteunende voorzieningen;
  • j. het hobbymatig houden van vee;


met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ontsluitingsvoorzieningen, parkeervoorzieningen binnen het bouwvlak, groenvoorzieningen, tuinen en erven en bestaande nutsvoorzieningen.

6.2 Beoordelingsregels
6.2.1 Toepassingsbereik
  • a. In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 gelden de in artikel 6.2 opgenomen beoordelingsregels
6.2.2 Gebouwen en overkappingen

Binnen deze functie mogen bedrijfsgebouwen, kassen en bedrijfswoningen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de goothoogte van
    • 1. bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 6 m;
    • 2. bedrijfswoningen bedraagt maximaal 5 m;
  • c. de bouwhoogte van
    • 1. bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 10 m;
    • 2. bedrijfswoningen bedraagt maximaal 9 m;
  • d. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m3;
  • e. de dakhelling van bedrijfsgebouwen bedraagt minimaal 20°;
  • f. de afstand tot de eigendomsgrens mag niet minder dan 5 meter bedragen;
6.2.3 Kassen

Kassen mogen binnen deze bestemming niet worden gebouwd.

6.2.4 Bijbehorende bouwwerken

Binnen deze functie mogen bijbehorende bouwwerken ten dienste van deze functie worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal de oppervlakte zoals aangegeven met 'maximum oppervlakte (m2)';
  • b. de goothoogte bedraagt:
    • 1. bij een inpandige bedrijfswoning maximaal 3 m;
    • 2. bij een niet-inpandige bedrijfswoning maximaal 3 m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning +0,25 m;
  • c. de bouwhoogte bedraagt:
    • 1. bij een inpandige bedrijfswoning maximaal 6 m;
    • 2. bij een niet-inpandige bedrijfswoning maximaal de bouwhoogte van de bedrijfswoning - 2 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m.
6.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze functie mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. sleufsilo's, silo's, hooibergen, windmolens en mestopslagplaatsen mogen niet buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van silo's, hooibergen en windmolens bedraagt maximaal 15 m;
  • c. de bouwhoogte sleufsilo's en mestopslagplaatsen bedraagt maximaal 4 m;
  • d. de oppervlakte van een paardenbak bedraagt maximaal 1.000 m2 ;
  • e. de bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van de paardenbak binnen het bouwvlak bedraagt maximaal 6 m;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak bedraagt maximaal 3 m;
  • g. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak bedraagt maximaal 3 m.
6.3 Specifieke functieregels
6.3.1 Bed & breakfast

Het gebruik van ruimten ten behoeve van een bed & breakfast wordt als een gebruik overeenkomstig de functie aangemerkt, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de hoofdfunctie als bedoeld in artikel 6.1 onder a en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteit bestaat uit maximaal vier slaapkamers met een maximale oppervlakte van 30 m2 per kamer;
  • b. er is maximaal één gemeenschappelijke huiskamer;
  • c. de activiteit moet binnen het bestaande hoofdgebouw of karakteristieke vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden uitgeoefend.
6.3.2 Teeltondersteunende voorzieningen

Teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bouwhoogte van boogkassen mag niet meer bedragen dan 1,20 m;
  • b. boogkassen zijn uitsluitend toegestaan in de periode van oktober tot en met april.
6.4 Omgevingsplanactiviteit
6.4.1 Inwoning

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de bedrijfswoning/plattelandswoning te gebruiken voor meer dan één huishouden ten behoeve van inwoninguitsluitend ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:

  • a. inwoning is toegestaan in maximaal één woning per bouwvlak;
  • b. de inhoud van de woning mag worden uitgebreid tot maximaal 1.000 m³;
  • c. het vloeroppervlak van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van mantelzorg maximaal 75 m² mag bedragen;
  • d. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

4.5.4 Teeltondersteunende voorzieningen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.4.2 voor het bouwen van teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak uitsluitend gedurende de periode 1 september tot en met 30 april, mits:

de voorzieningen aansluitend aan het bouwvlak worden gebouwd;

de gezamenlijke oppervlakte per bedrijf maximaal 500 m2 bedraagt;

de bouwhoogte maximaal 1,20 m bedraagt.

4.5.5 Nevenactiviteiten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1 voor het toelaten van bij het agrarisch bedrijf behorende en daaraan ondergeschikte nevenactiviteiten met bijbehorende voorzieningen, mits:

het de vestiging van een bedrijf betreft als bedoeld in de categorieën 1 en 2 van de in Bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten, dan wel bedrijven die voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaken daaraan gelijk kunnen worden gesteld, met dien verstande dat het milieu niet extra mag worden belast ten opzichte van de milieubelasting van het agrarische bedrijf;

er geen sprake is van detailhandel anders dan verkoop van ter plaatse geproduceerde artikelen;

maximaal 30% van de oppervlakte van de bestaande en met vergunning gebouwde bedrijfsbebouwing, die minimaal drie jaar in agrarisch gebruik zijn geweest, hiervoor wordt gebruikt en geen nieuwbouw ten behoeve hiervan plaatsvindt;

opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;

er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;

voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;

geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functiesen waarden;

geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.


4.5.6 Recreatieve nevenactiviteiten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1 voor het toestaan van bij het agrarisch bedrijf behorende en daaraan ondergeschikte recreatieve nevenactiviteiten, uitsluitend binnen het bouwvlak, in de vorm van:

vakantieappartementen, mits:

gerealiseerd in de bestaande en met vergunning gebouwde bedrijfsbebouwing, die minimaal drie jaar in agrarisch gebruik zijn geweest;

maximaal drie appartementen worden gerealiseerd met een woonoppervlak van maximaal 150 m2 per woning of appartement;

er een inpassingsplan wordt overlegd;

voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;

opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;

geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;

geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;

kleinschalige extensieve dagrecreatie met bijbehorende terrasvoorziening, mits:

maximaal 450 m2 van de bedrijfsvloeroppervlakte van bestaande en met vergunning gebouwde bedrijfsbebouwing, die minimaal drie jaar in agrarisch gebruik is geweest, wordt gebruikt;

maximaal 250 m2 van de buitenruimte intensief ten behoeve van de kleinschalige extensieve dagrecreatie met bijbehorende terrasvoorziening wordt gebruikt en de overige gronden slechts extensief;

er een inpassingsplan wordt overlegd;

voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;

opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;

er geen aanpassing of verharding van de infrastructuur buiten het bouwvlak noodzakelijk is;

geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;

geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;

groepsaccommodatie, mits:

maximaal 1.000 m2 van de bedrijfsvloeroppervlakte van de bestaande en met vergunning gebouwde bedrijfsbebouwing, die minimaal drie jaar in agrarisch gebruik is geweest, wordt gebruikt;

er een inpassingsplan wordt overlegd;

voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;

opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;

er geen aanpassing of verharding van de infrastructuur buiten het bouwvlak noodzakelijk is;

geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;

geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;

trekkershutten, mits:

maximaal drie trekkershutten met een maximale oppervlakte van 18 m2 ieder voor maximaal vijf personen per hut worden opgericht;

opgericht binnen het bouwvlak met een maximale afstand van 50 m tot overige gebouwen;

er een inpassingsplan wordt overlegd;

voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;

opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;

geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;

geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;

kleinschalig kamperen, mits:

maximaal 25 kampeermiddelen per bedrijf worden opgericht;

het kampeerterrein binnen dan wel direct aansluitend aan het bouwvlak wordt gesitueerd;

buiten de periode van 1 april tot en met 30 september geen kampeermiddelen op het terrein aanwezig zijn;

maximaal 75 m2 aan bebouwing wordt opgericht ten behoeve van sanitaire voorzieningen binnen het bouwvlak;

er een inpassingsplan wordt overlegd;

voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;

er geen aanpassing of verharding van de infrastructuur buiten het bouwvlak noodzakelijk is;

geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;

geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.


4.5.7 Stapeling van afwijkingen uit artikel 4.5.6

Bij een combinatie van een afwijking voor trekkershutten en een afwijking voor kleinschalig kamperen, wordt het aantal trekkershutten in mindering gebracht op het aantal toegestane kampeermiddelen.

6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte van de aan te brengen verharding 100 m2 of meer bedraagt;
  • b. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • e. op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - houtopstanden': het kappen en/of rooien van houtopstanden.
6.5.2 Uitzondering

Het bepaalde in 6.5.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;
  • c. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die worden uitgevoerd binnen het bouwvlak.
6.5.3 Beoordelingsregels

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en/of natuurwaarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

Artikel 7 Wonen

7.1 Functieomschrijving

De voor 'Wonen' aangeduide gronden zijn bedoeld voor:

  • a. één woning, met dien verstande dat:
    • 1. inwoning binnen de bestaande woning is toegestaan;
  • b. aan huis verbonden beroepen met dien verstande dat de oppervlakte ten behoeve van deze functie maximaal 25% van de vloeroppervlakte van de gebouwen bedraagt tot een maximum van 50 m2;
  • c. bed & breakfast (bestaande uit maximaal vier slaapkamers en één gemeenschappelijke huiskamer met een maximale oppervlakte van 30 m2 per kamer) binnen het bestaande hoofdgebouw;
  • d. maximaal één paardenbak;
  • e. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;

met bijbehorende gebouwen, bijbehorende bouwwerken, overige bouwwerken, groenvoorzieningen, verhardingen, tuinafscheidingen en overige bijbehorende voorzieningen.

7.2 Beoordelingsregels
7.2.1 Toepassingsbereik

In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 gelden de in artikel 7.2 opgenomen beoordelingsregels

7.2.2 Hoofdgebouwen

Binnen deze functie mogen hoofdgebouwen ten dienste van de functie worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. goothoogte maximaal 5 m;
  • b. bouwhoogte maximaal 10 m;
  • c. inhoud van de woning maximaal 750 m3;
  • d. Binnen deze functie mogen hoofdgebouwen danwel gebouwen ten dienste van deze functie worden gebouwd, met in achtneming dat de gebruiksoppervlakte van woningen, als bedoeld in NEN 2580, minimaal 75m² bedraagt.
7.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Binnen deze functie mogen bijbehorende bouwwerken ten dienste van deze functie worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. afstand tot het hoofdgebouw maximaal 25 m;
  • b. gezamenlijke oppervlakte maximaal 150 m2 per woning;
  • c. goothoogte maximaal 3 m dan wel:de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw +0,25 m;
  • d. bouwhoogte maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw -2 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6,5 m.
7.2.4 Overige bouwwerken (bouwwerken, geen gebouwen zijnde)

Binnen deze functie mogen overige bouwwerken ten dienste van deze functie worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 2 m;
  • c. de bouwhoogte bedraag in de overige gevallen maximaal 2 m;
  • d. de oppervlakte van een paardenbak maximaal 1.000 m2.
7.2.5 Herbouw woning

Herbouw van een woning is uitsluitend toegestaan op de bestaande locatie binnen het functievlak met inachtneming van het bepaalde in artikel 7.2.2.

7.3 Specifieke functieregels
7.3.1 Strijdig gebruik

Het is verboden de in deze functie begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten gebruiken voor een doel of op een wijze strijdig met deze functie. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van zelfstandige bewoning;
  • b. bewoning van een woning door meer dan één huishouden;
  • c. het splitsen van een woning in meerdere woningen;
  • d. het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 7.1 opgenomen functieomschrijving zonder een waterberging van minimaal 20 mm/per m2 verhard oppervlakte.
7.3.2 Voorwaardelijke verplichting 1 - landschappelijke inpassing

Tot een met de functie strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 7.1 opgenomen functieomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 2 opgenomen erfinrichtingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 7.1 opgenomen functieomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen twee jaar na het onherroepelijk worden van het omgevingsplan geheel uitvoering is gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 2 opgenomen Erfinrichtingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.

7.4 Omgevingsplanactiviteit
7.4.1 Vergroting oppervlakte bijbehorende bouwwerken bij sloop

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.2.3 onder b ten behoeve van het toestaan van een gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken van maximaal 250 m², met dien verstande dat:

  • c. uitbreiding van de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken uitsluitend is toegestaan in geval van sloop van bestaande bijbehorende bouwwerken gelegen op gronden binnen de functies Agrarisch of Agrarisch met waarden, voor zover gelegen buiten het bouwvlak;
  • d. de uitbreiding van de toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken 100% van de oppervlakte van de gesloopte bijbehorende bouwwerken bedraagt, met een maximum van 150 m²;
  • e. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • f. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

7.4.2 Inwoning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.1 onder a voor het gebruik van een woning dan wel de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken voor inwoning, uitsluitend ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:

  • a. de inhoud van de woning mag worden uitgebreid tot maximaal 1.000 m³;
  • b. het vloeroppervlak van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van mantelzorg maximaal 75 m² mag bedragen;
  • c. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
  • d. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing.
7.4.3 Bed & breakfast

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.1 voor het toestaan van bed & breakfast in bestaande bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:

  • a. bed & breakfast mag bestaan uit maximaal vier slaapkamers en één gemeenschappelijke huiskamer met een maximale oppervlakte van 30 m2 per kamer;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

Artikel 8 Waarde - Archeologische verwachting middelhoog

8.1 Functieomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting middelhoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende functie(s), mede aangewezen voor de bescherming van archeologische waarden.

8.2 Beoordelingsregels
8.2.1 Gebouwen

In afwijking van het bepaalde bij de andere functies mogen geen gebouwen worden gebouwd.

8.2.2 Overige bouwwerken

In afwijking van het bepaalde bij de andere functies mogen geen overige bouwwerken worden gebouwd.

8.3 Omgevingsplanactiviteit
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.2 ten aanzien van het bouwen van bouwwerken en toestaan dat op of in deze gronden een bij de andere functie toelaatbaar bouwwerk wordt gebouwd, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
  • b. Een omgevingsvergunning, zoals in lid a bedoeld, is niet vereist, indien:
    • 1. Op basis van een aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;
    • 2. Het bouwplan betrekking heeft op wijziging of vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;
    • 3. Het nieuw te bebouwen oppervlak kleiner is dan 5000 m² en minder diep steekt dan 0,40 meter.
  • c. Alvorens Burgemeester en Wethouders beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning winnen zij advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Verbod
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. grondwerkzaamheden dieper dan 0,40 meter en met een oppervlakte groter dan 5000 m², waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen), woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, het aanleggen van straten, parkeerplaatsen en overige infrastructuur alsmede het (ver)graven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
    • 2. het verlagen van het waterpeil;
    • 3. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
    • 4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    • 5. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en andere detectieapparatuur) gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten.
  • b. De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

8.4.2 Uitzonderingen op het verbod

Het verbod, zoals in 8.4.1 bedoeld, is niet van toepassing, indien:

  • a. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • b. op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;
  • c. de werken en werkzaamheden:
    • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
    • 3. de werken en werkzaamheden op aanvullend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.

Artikel 9 Gebiedsaanduiding: reconstructiewetzone - verwevingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding 'Reconstructiewetzone - verwevingsgebied' zijn specifieke regels van toepassing die zijn opgenomen bij:

  • Agrarisch;
  • Agrarisch met waarden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die in aanmerking genomen moet worden bij een verleende omgevingsvergunning voor een
omgevingsplanactiviteit voor het bouwen mag, behoudens intrekking van die omgevingsvergunning,
niet nog eens bij de verlening van een nieuwe omgevingsvergunning voor een
omgevingsplanactiviteit voor het bouwen in aanmerking worden genomen.

Artikel 11 Planologische gebruiksactiviteiten

11.1 Verboden gebruik

Met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties is het verboden gronden of bouwwerken te gebruiken anders dan overeenkomstig de aan die locatie toegedeelde functies en activiteiten. Hieronder wordt in ieder geval gerekend:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de functie gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de functie gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. een gebruik van gronden en opstallen ten behoeve van horeca, prostitutie en/of als seksinrichting;
  • d. met betrekking tot de functies 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden', 'Bos', 'Recreatie', 'Recreatie - Verblijfsrecreatie', 'Wonen' en 'Wonen - Villa': een gebruik van recreatiewoningen, vakantieappartementen, trekkershutten, groepsaccommodaties, bed & breakfastaccommodaties, stacaravans of enige andere recreatieobjecten ten behoeve van permanente bewoning.

Artikel 12 Algemene beoordelingsregels

12.1 Omgevingsplanactiviteit

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
  • b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  • c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken wordt vergroot tot maximaal 10 m en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m, met dien verstande dat wanneer hoger wordt gebouwd dan 30 m advies moet worden verkregen van het ministerie van defensie;
  • d. van de regels en de bouw toestaan van niet voor bewoning bestemde gebouwen met een inhoud van ten hoogste 50 m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 4 m ten dienste van het openbaar nut, zoals schakelhuisjes, wachthuisjes, transformatorhuisjes, telefooncellen, alsmede andere bouwwerken, zoals muurtjes, standbeelden en lichtmasten; gasdrukmeetstations en verkooppunten voor motorbrandstoffen uitgezonderd.
12.2 Afwegingskader

Een afwijking als bedoeld in artikel 12.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 13 Overige regels

13.1 Parkeren
  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en/of het wijzigen van de functie van gebouwen en/of gronden wordt slechts verleend indien bij de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat gelet op de omvang of de functie van het gebouw en/of gronden in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor het parkeren of stallen van motorvoertuigen in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Hierbij gelden de parkeernormen, zoals vastgelegd in de vastgestelde beleidsnota Parkeerbeleidsplan Gemeente Almelo 'Parkeren Optimaliseren 2013-2018' en de beleidsregel 'Parkeernormen Almelo', zoals door het college vastgesteld op 11 december 2018. Indien deze beleidsregel gedurende de planperiode wordt gewijzigd (herzien, aangevuld of nader uitgewerkt), treedt diens rechtsopvolger hiervoor in de plaats.
  • b. De ruimte voor het parkeren van de motorvoertuigen moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare motorvoertuigen.
    • 1. De afmetingen van bedoelde parkeerruimte voor personenauto's bedragen:
      • bij haaks parkeren: minimaal 5 meter lang en minimaal 2,5 meter breed.
      • bij langs parkeren: minimaal 5,5 meter lang en minimaal 2,0 meter breed.
13.2 Laden en lossen

Indien het beoogde gebruik van een bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, wordt een omgevingsvergunning voor het bouwen uitsluitend verleend indien aan of in dat bouwwerk dan wel op het onbebouwde terrein bij het bouwwerk voldoende wordt voorzien in die behoefte.

13.3 Berging, vasthouden en afvoeren van water
  • a. Hemelwater afkomstig van bebouwing en overig verhard oppervlak op een bouwperceel dient op het bij die bebouwing en overig verhard oppervlak behorende onbebouwde en onverharde terrein te worden geborgen of geïnfiltreerd in de bodem. Als voorwaarde geldt hierbij een waterberging van minimaal :
    • 1. 20 mm waterberging per m2 bestaand verhard opervlak en
    • 2. 40 mm waterberging per m2 nieuw verhard oppervlak.
  • b. Het bepaalde onder a is niet van toepassing voor bouwpercelen met bestaande bebouwing en terreinverharding, waar op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan reeds op een andere wijze uitvoering wordt gegeven aan het bergen of infiltreren van hemelwater dat van die bestaande bebouwing en terreinverharding afkomstig is.
  • c. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder b en alsnog het bepaalde onder a geheel of gedeeltelijk van toepassing verklaren indien door gebruikmaking van de daartoe in dit plan opgenomen mogelijkheden het bebouwde en verharde oppervlak wordt vergroot.
13.4 Afwijkingsregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 13.1 en 13.2:
    • 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    • 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeerruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
  • b. De vergunning als bedoeld in lid 13.4 lid a. kan slechts verleend worden, indien:
    • 1. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast; en
    • 2. de parkeersituatie in de openbare ruimte niet onevenredig wordt aangetast.
13.5 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken met een parkeerbehoefte dan wel een behoefte aan ruimte voor het laden en lossen van goederen zonder dat hierin in voldoende mate is voorzien overeenkomstig het gestelde onder deartikelen 13.1 en 13.2 .

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het omgevingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
14.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van lid 14.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 14.1 met maximaal 10%.

14.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 14.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het omgevingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

14.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het omgevingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 14.4 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

14.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 14.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

14.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 14.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende omgevingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.