direct naar inhoud van Toelichting
Plan: 2e herziening bestemmingsplan Buitengebied gemeente Dalfsen, Meeleweg 47
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0148.BgemDlfshz2-vs01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de aanleiding voor de bestemmingsplanherziening en de ligging en begrenzing van het plangebied aangegeven. Verder is aangegeven welk bestemmingsplan er nu geldt.

1.1 Algemeen

De “2e herziening bestemmingsplan Buitengebied gemeente Dalfsen, Meeleweg 47” is een gedeeltelijke herziening van het bestemmingsplan “Buitengebied gemeente Dalfsen” dat is vastgesteld op 24 juni 2013. In deze herziening wordt via de Rood voor Rood regeling een woonbestemming toegekend aan het perceel Meeleweg 47 in Nieuwleusen. Eén van de bestaande voormalige agrarische schuren dient als compensatiewoning. Twee schuren behoudt men voor het hobbymatig houden van paarden. 1.252 m² aan landschapsontsierende bebouwing wordt gesaneerd.

Met dit plan komt er binnen een bestemmingsvlak Wonen een bouwvlak van circa 900 m2 waarop twee woningen zijn toegestaan; de compensatiewoning (voormalige schuur) en de voormalige bedrijfswoning. De overige omliggende agrarische gronden behouden hun agrarische bestemming.

De eigenaar wil op redelijk korte termijn zorgactiviteiten in combinatie met paarden verrichten. Dit past binnen het beleid voor vrijkomende agrarische bebouwing. Het gaat namelijk om een kleinschalige vervolgfunctie, maar de plannen zijn nu nog onvoldoende geconcretiseerd om direct mee te nemen in de bestemmingsregeling. Daarom is er via een afwijkingsregeling in dit plan in voorzien.

Ligging van het perceel

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.BgemDlfshz2-vs01_0001.png"

bron: Giskit viewer 2005 gemeente Dalfsen

1.2 Aanleiding

Eigenaren van het perceel Meeleweg 47 in Nieuwleusen wilden graag een woonbestemming op de voormalige agrarische schuur op dit perceel om de bewoning van de schuur planologisch mogelijk maken. Dit is alleen mogelijk met toepassing van het Rood voor Rood regeling. Hiervoor wordt onder andere 1.252 m² aan landschapontsierende bebouwing verwijderd.

1.3 De bij het plan behorende stukken

De 2e herziening bestemmingsplan Buitengebied gemeente Dalfsen, Meeleweg 47 bestaat uit de volgende stukken:

  • a. Toelichting;
  • b. Verbeelding (NL.IMRO.0148.BgemDlfshz2-vs01);
  • c. Regels.

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Europees

2.1.1 Kaderrichtlijn Water

De Kaderrichtlijn Water (KRW), is een Europese richtlijn. Deze richtlijn is bedoeld om de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater in Europa op goed niveau te houden en te krijgen. Het doel is om in 2015 een goede ecologische en chemische toestand voor alle oppervlaktewateren te hebben en een goede chemische en kwantitatieve toestand voor alle grondwateren. Voor grondwater betekent dit onder meer dat er geen directe lozingen mogen plaatsvinden en de toename van chemische verontreiniging moet worden voorkomen.

Het grondgebied van de gemeente Dalfsen behoort tot het stroomgebied van de Rijn, deelgebied Rijn-Oost. Voor dit deelgebied is in 2009 het stroomgebiedsbeheerplan vastgesteld.

2.1.2 Vogel- en Habitatrichtlijn

Natura 2000 is een netwerk van beschermde natuurgebieden, dat door de lidstaten van de Europese Unie wordt opgezet. Door Natura 2000-netwerk worden de gebieden (natuurlijke habitatten) en de wilde flora en fauna op het Europese grondgebied van de lidstaten beschermd. Natura 2000 wordt op zijn beurt weer gevormd door de Vogelrichtlijn (1979) en de Habitatrichtlijn (1992). Deze richtlijnen richten zich op de (directe) bescherming van soorten en op de instandhouding van hun leefgebieden en andere natuurlijke habitatten. Sinds 1 oktober 2005 vallen de Natura 2000-gebieden samen met de beschermde natuurmonumenten (voorheen (staats)natuurmonumenten) onder de Natuurbeschermingswet 1998. Daarnaast is het soortenbeleid uit de Vogel- en Habitatrichtlijn vertaald in de Flora- en faunawet.

2.2 Nationaal

2.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Sinds 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) in werking. De SVIR heeft verschillende nota's vervangen, zoals de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit. Ook zijn met het SVIR de ruimtelijke doelen en uitspraken vervallen die waren benoemd in de Agenda Landschap, Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.

In de SVIR is aangegeven dat voor een aanpak die Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig maakt, het roer om moet in het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid. Er is nu te vaak sprake van bestuurlijke drukte, ingewikkelde regelgeving of een sectorale blik met negatieve gevolgen voor de ontwikkeling van Nederland. Om dit te kunnen veranderen, brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat (burgers en bedrijven), laat het meer over aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij…') en komt de gebruiker centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op dertien nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken ('je gaat er over of niet').

Buiten deze dertien belangen hebben gemeenten en provincies beleidsvrijheid. Tevens werkt het Rijk aan eenvoudigere regelgeving. Daarbij verwacht het Rijk dat gemeenten en provincies zich ook inzetten voor meer eenvoud en verdere integratie op het gebied van ruimtelijke regelgeving. Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk.

Het dertiende nationale belang zoals genoemd in de SVIR is relevant voor deze ontwikkeling. Het dertiende belang is de zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Hieraan voldoet dit bestemmingsplan.

2.2.2 Nationaal Waterplan

De Vierde Nota Waterhuishouding is op 22 december 2009 vervangen door het Nationaal Waterplan. Dit is de nieuwe planvorm op Rijksniveau op basis van de nieuwe Waterwet. Het Nationaal Waterplan vervangt alle voorgaande Nota's Waterhuishouding, waarbij veel van het ingezette beleid uit deze nota's wordt voortgezet. Het Nationaal Waterplan heeft de status van een structuurvisie voor de ruimtelijke aspecten op basis van de Wet ruimtelijke ordening. Het Nationaal Waterplan beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Er komen nieuwe normen op basis van overstromingskansen die per dijkringgebied zullen worden vastgesteld.

2.2.3 Waterbeleid 21e eeuw

Met het Waterbeleid 21e eeuw wordt ingespeeld op toekomstige ontwikkelingen
die hogere eisen stellen aan het waterbeheer. Het gaat hierbij om onder andere de klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelrijzing. Het Waterbeleid 21e eeuw heeft twee principes voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd, te weten de tritsen:

- vasthouden, bergen en afvoeren;
- schoonhouden, scheiden en zuiveren.

De trits vasthouden, bergen en afvoeren houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren, wordt het water afgevoerd. Bij de trits schoonhouden, scheiden en zuiveren gaat het erom dat het water zoveel mogelijk wordt schoongehouden. Daarna worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.

2.2.4 Natuurbeschermingswet 1998

Sinds 1 oktober 2005 is de Natuurbeschermingswet 1998 in werking. Deze wet bundelt de gebiedsbescherming van nationaal begrensde natuurgebieden. Hierin zijn de bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn verwerkt. Onder deze wet worden drie typen gebieden aangewezen en beschermd: Natura 2000-gebieden, staatsnatuurmonumenten en beschermde natuurmonumenten en wetlands.

2.2.5 Ecologische Hoofdstructuur

De Natuurbeschermingswet 1998 is de basis voor het nationale Natuurbeleidsplan waarin de Ecologische Hoofdstructuur is geregeld. Delen van het plangebied zijn aangewezen als behorende tot de Ecologische Hoofdstructuur. De Ecologische Hoofdstructuur een samenhangend netwerk gaan vormen van in (inter)nationaal opzicht belangrijke, duurzaam te behouden ecosystemen. De Ecologische Hoofdstructuur is op provinciaal niveau nader uitgewerkt en begrensd.

2.2.6 Flora- en faunawet

Sinds 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking. Het soortenbeleid uit de Vogelrichtlijn van 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992 van de Europese Unie is hiermee in de nationale wetgeving verwerkt. Achter de Flora- en faunawet staat het idee van de zorgplicht voor in het wild levende beschermde dieren en planten en hun leefomgeving. Beschermde soorten worden opgesomd in de 'lijsten beschermde inheemse planten- en diersoorten'. De Algemene Maatregel van Bestuur ex artikel 75 van de Flora- en faunawet van 23 februari 2005, kent een driedeling voor het beschermingsniveau van planten- en diersoorten (licht beschermd, middelzwaar beschermd en streng beschermd).

2.3 Provinciaal beleid

2.3.1 Omgevingsvisie en verordening Provincie Overijssel

De Omgevingsvisie richt zich op ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid. Ruimtelijke kwaliteit wordt gerealiseerd door naast bescherming vooral in te zetten op het verbinden van bestaande gebiedskwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. Bestaande kwaliteiten worden beschermd en versterkt en nieuwe kwaliteiten worden toegevoegd. Duurzaamheid wordt gerealiseerd door een transparante en evenwichtige afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities. In de volgende hoofdstukken is te lezen dat de plannen waar dit bestemmingsplan betrekking op heeft aansluiten bij de Omgevingsvisie.

In de Omgevingsvisie zijn gebiedskenmerken verwoord. Deze gebiedskenmerken zijn uitgewerkt in de Catalogus Gebiedskenmerken. De Omgevingsverordening verankert dat nieuwe ontwikkelingen bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit in overeenstemming met de gebiedskenmerken. Verder moet in het bestemmingsplan onderbouwd worden dat de nieuwe ontwikkeling past binnen het ontwikkelingsperspectief dat ook in de Omgevingsvisie is opgenomen. In de Catalogus zijn daarbij voooral de normerende en richtinggevende uitspraken van belang.

2.3.2 Meeleweg 47
2.3.2.1 Ontwikkelingsperspectief

Het perceel Meeleweg 47 heeft het ontwikkelingsperspectief "dorpen en kernen als veelzijdige leefmilieus, woonwijken". Voor een duidelijke weergave zie onderstaande figuur.

Kaart: Ontwikkelingsperspectief

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.BgemDlfshz2-vs01_0002.png"

Dorpen en kernen hebben een aantal eigen karakteristieken, waardoor ze de ambitie van een breed spectrum aan woon- en werk- en mixmilieus completeren. De eigenheid kan versterkt worden door de karakteristieke opbouw trouw te blijven en de verbinding met het omliggende landschap of historische structuren expliciet te maken, zoals esdorp, hoevenzwerm, wegdorp, ontginningslint en kanaaldorp. Volgens dit ontwikkelingsperspectief is er ruimte voor herstructurering, inbreiding en transformatie naar diverse woon-, werk- en gemengde stadsmilieus.

De herziening voldoet aan het ontwikkelingsperspectief. Het erf wordt getransformeerd van een agrarisch erf naar een woonerf. Verder wordt de verbinding met het landschap versterkt doordat conform het advies van het Oversticht zichtlijnen van de weg naar het landschap worden hersteld.

2.3.2.2 Gebiedskenmerken

Op het plangebied zijn vier lagen van toepassing; de natuurlijke laag, de stedelijke laag, de laag van het agrarisch cultuurgebied en de lust en leisurelaag. Hieronder worden de ontwikkelingen nader toegespitst op deze vier lagen.

2.3.2.2.1 Natuurlijke laag

Zoals zichtbaar op onderstaand figuur ligt het erf op kaart met kaartnummer 09295046 in de natuurlijke laag binnen de "beekdalen en natte laagtes".

Kaart: Natuurlijke laag

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.BgemDlfshz2-vs01_0003.png"

Het Overijsselse zandlandschap is van oorsprong nat. In de laagtes van het zandgebied verzamelde zich het water. Hier ontwikkelden moerassen en broekbossen, waar het water in de loop van het seizoen geleidelijk uit weg sijpelde naar de lager gelegen delen, naar de beken en rivieren.

De ambitie is de beekdalen als functionele en ruimtelijke dragende structuren van het landschap betekenis te geven. Ruimte voor water, continuïteit van het systeem zijn leidend. Tevens is het de ambitie om afwenteling van wateroverlast op stroomafwaarts gelegen gebieden te voorkomen door het beeksysteem als eenheid te beschouwen en het vasthouden van water te bevorderen.

De norm is om beekdalen en laagtes een beschermende bestemmingsregeling te geven gericht op instandhouding van het watersysteem, de waterkwaliteit en indien het bestaande gebruik dat toelaat natuurlijke dynamiek. Als ontwikkelingen plaatsvinden in of in de directe omgeving van beekdalen en natte laagten, dan moeten deze bijdragen aan extra ruimte voor het stromend water en het vasthouden van water. Daarvan is nu echter geen sprake.

2.3.2.2.2 Stedelijke laag

Zoals zichtbaar op onderstaand figuur ligt het erf op kaart met kaartnummer 09295046 in de stedelijke laag binnen de "bebouwing: woonwijken 1955-nu".

Kaart: stedelijke laag

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.BgemDlfshz2-vs01_0004.png"

Als ontwikkelingen plaatsvinden de naoorlogse woonwijken, dan voegt nieuwe bebouwing zich in de aard, maat en het karakter van het grotere geheel (patroon van o.a. wooneenheden en parken), maar is als onderdeel daarvan wel herkenbaar. De groenstructuur is onderdeel van het wijkontwerp. Nieuwe functies voor markante gebouwen zoals leegkomende kerken dragen bij aan behoud van het karakter van de van de wijk. Herstructurering van de wijk borduurt voort op de bestaande kwaliteiten van de bebouwing en het stedenbouwkundig ontwerp en verwijst naar de voormalige natuurlijke laag en die van het agrarisch cultuurlandschap door bijvoorbeeld nog resterende sloten- en beplantingspatronen te benutten danwel te herintroduceren.

Van voornoemde ontwikkelingen is in dit plan geen sprake.

2.3.2.2.3 Laag van het agrarisch cultuurlandschap

Zoals zichtbaar op onderstaand figuur ligt het perceel Meeleweg 47 op kaart met kaartnummer 09295047 in de laag van het agrarisch cultuurlandschap binnen het "Agrarisch cultuurlandschap: veenkoloniaal landschap".

Kaart: Laag van het agrarische cultuurlandschap

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.BgemDlfshz2-vs01_0005.png"

Grootschalig open landschappen met een lineaire bebouwings-, verkavelings- en ontwateringsstructuur. Ontstaan door grootschalige ontginning van de hoogveengebieden voor de turfwinning.

Een ontwateringsstelsel van kanalen en wijken is typerend voor dit landschap. Vanuit nieuwe linten en kanaaldorpen werd het hoogveen ontgonnen. Het vergraven landschap werd vervolgens als akkerbouwgebied in gebruik genomen. Inmiddels heeft de melkveehouderij ook in grote delen zijn intrede gedaan. Kanaaldorp als karakteristiek dorpstype met het kanaal als centrale open(bare) ruimte en drager van de bebouwing.

Het Overijssels veenkoloniaal landschap is deel van een groter geheel dat zich uitstrekt over Groningen en Drenthe. Het is mede gevormd door de vestiging van ontginners en boeren uit andere regio’s. In de boerderijbouw is dit herkenbaar: typisch Groningse boerderijen staan naast Overijsselse.

Het veenkoloniaal landschap krijgt een beschermende bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van de grote open ruimtes, de vergezichten en het contrast tussen deze ruimtes en bestaande verdichte zones (bebouwing en beplanting). De bestemmingsregeling binnen de bestemming van dit plan sluit daarbij aan. Binnen de bestemming Agrarisch en Wonen is daarvoor een regeling opgenomen waarbij een omgevingsvergunning nog is voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. Binnen de opsomming van activiteiten worden kappen van bomen en beplanting alsmede het aanbrengen ervan genoemd.

Het bestaande stelsel van kanalen en waterlopen, wegen en bebouwingslinten blijft of wordt daarbij weer gezichtsbepalend en is de plaats waar eventuele ontwikkelingen plaatsvinden. In dit plan is er sprake van een ontwikkeling aan het bebouwingslint.

Als ontwikkelingen plaatsvinden in het veenkoloniaal landschap, dan dragen deze bij aan behoud en versterking van bijzondere architectuur, watererfgoed (sluizen,bruggen e.d.), de bijzondere villa’s (buitens, herenboerderijen), de linten door het landschap en de open ruimtes.

In overeenstemming met het advies van het Oversticht is een erfinrichtingsplan opgesteld. De bestaande kwaliteiten van het landschap en het erf worden hierin behouden en versterkt. In de planregels van het bestemmingsplan is een beschermende regeling opgenomen voor de vergezichten.

2.3.2.2.4 Lust en leisurelaag

Zoals zichtbaar op onderstaand figuur ligt het perceel Meeleweg 47 op kaart met kaartnummer 09295049 in de lust- en leisurelaag in het gebied waar donkerte centraal staat.

Kaart 5. Lust- en leisurelaag

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.BgemDlfshz2-vs01_0006.png"

Relevant deel Lust- en leisurelaag

Donkerte is een te koesteren kwaliteit. De ambitie is de huidige 'donkere' gebieden, minimaal zo donker te houden, maar bij ontwikkelingen ze liever nog wat donkerder te maken. Dit betekent op praktisch niveau terughoudend zijn met verlichting van wegen, bedrijventerreinen en dergelijke en verkennen waar deze 's nachts uit kan of anders lichtbronnen selectiever richten. Structureel is het vrijwaren van donkere gebieden van verhoging van de dynamiek het perspectief. De ambitie is het rustige en onthaaste karakter te behouden, zodat passages van autosnelwegen en regionale wegen niet leiden tot stedelijke ontwikkeling aan eventuele op- en afritten. Bundeling van stedelijke functies en infrastructuur in de 'lichte' gebieden.

De Catalogus doet een richtinggevende uitspraak In de donkere gebieden alleen minimaal noodzakelijke toepassing van kunstlicht. Dit vereist het selectief inzetten en 'richten' van kunstlicht. Veel aandacht voor vermijden van onnodig kunstlicht bij ontwikkelingen in het buitengebied.

In het onderhavige plan wordt niet voorzien in kunstlicht. Zodoende is het plan dan ook in overeenstemming met voornoemde richtinggevende uitspraak.

2.3.3 Generiek beleid Omgevingsverordening

De Omgevingsvisie introduceert de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving. Ontwikkelingen in de Groene omgeving gaan hierdoor samen met een impuls in kwaliteit. Bestemmingsplannen voor de groene omgeving kunnen – met in voorzien in nieuwvestiging en grootschalige uitbreidingen van bestaande functies in de groene omgeving, alleen als hier sociaaleconomische en/of maatschappelijke redenen voor zijn én er aangetoond is dat het verlies aan ecologisch en/of landschappelijk waarden in voldoende mate wordt gecompenseerd door investeringen ter versterking van ruimtelijke kwaliteit in de omgeving. Doordat de functie wijzigt van het perceel moet er een kwaliteitimpuls worden gerealiseerd. Nu de functie passend is binnen het gebied, de bebouwing niet toeneemt en landschapsontsierende bebouwing wordt gesloopt kan worden volstaan met een basisinvestering; namelijk het landschappelijk inpassen van de functie op het perceel. Verder geldt volgens de Omgevingsverordening het principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik. De ontwikkeling vindt plaats op een bestaande locatie. De oppervlakte van bebouwing neemt niet toe, maar juist sterk af. Het Oversticht heeft geadviseerd over de landschappelijke inpassing van het erf. Op basis van dit advies worden de plannen uitgevoerd. Hiermee neemt de ruimtelijke kwaliteit toe.

2.4 Gemeentelijk beleid

2.4.1 Geldend bestemmingsplan

De locatie ligt binnen het plangebied waarvoor op 24 juni 2013 het bestemmingsplan “Buitengebied gemeente Dalfsen” is vastgesteld. De herziening borduurt voort op de in het plan opgenomen toelichting en regels. De digitale verbeelding wordt herzien zoals zichtbaar is op de bij deze herziening behorende digitale verbeelding.

2.4.2 Structuurvisie Buitengebied Gemeente Dalfsen
2.4.2.1 Algemeen

De gemeente Dalfsen heeft een structuurvisie voor het Buitengebied opgesteld. Het doel van deze structuurvisie is om een integraal beleidskader te krijgen voor diverse ontwikkelingen in het buitengebied. Voor zover ontwikkelingen voorspelbaar en te sturen zijn, zijn deze opgenomen in dit bestemmingsplan. Er zijn alleen ook ontwikkelingen die niet op voorhand kunnen worden bedacht. Om voor deze initiatieven een goede afweging te kunnen maken is de structuurvisie Buitengebied opgesteld. De ontwikkelingsrichting: economische, sociale en ecologische duurzaamheid is onderverdeeld in de acht landschapstypen die in het plangebied aanwezig zijn.

In de structuurvisie wordt 20 jaar vooruitgekeken, de focus ligt op 2030. Wat betreft de vervulling van het beleid kiest de gemeente voor de benadering kwaliteit door maatwerk.

Dalfsen is een plattelandsgemeente bij uitstek. In de richting van 2030 spreekt de gemeente de ambitie uit, die eerder al eens verwoord is in de (inmiddels vervallen) Plattelandsvisie: de gemeente streeft naar een landelijk gebied waar het goed werken en wonen is, waar de plattelandseconomie voldoende perspectief heeft op een duurzaam voortbestaan en waar de landschappelijke kwaliteiten zo hoog zijn dat het gebied ook voor de langere termijn een belangrijke recreatieve aantrekkingskracht heeft ontwikkeld.

2.4.2.2 Meeleweg 47

Het perceel Meeleweg 47 ligt volgens de kaart van de Structuurvisie Buitengebied Dalfsen in het "Landschap van de Veenontginningen".

Het veenontginningsgebied rond Nieuwleusen vormt een waardevol agrarisch productiegebied. De gemeente zet in op een versterking en uitbreiding van de economische functie van het gebied. Uitbreiding van de woonfunctie ligt dan ook niet voor de hand. De bestaande woningen worden wel gerespecteerd.
In het kader van het VAB-beleid (inclusief Rood voor rood) kunnen wel nieuwe woningen worden gerealiseerd. Daarbij zal de gemeente wel afstemming zoeken met omringende functies om te voorkomen dat de landbouwkundige functie van het gebied wordt beperkt. Van beperking van agrarische bedrijven is geen sprake. De plannen zijn ook afgestemd met het naburige agrarische bedrijf en vormen geen belemmering voor dit bedrijf.

2.4.3 Landschapsontwikkelingsplan

In het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) is een visie op het landschap in het buitengebied van Dalfsen uitgewerkt in wensen en projecten. Het LOP is een gemeentedekkende visie op de landschappelijke ontwikkeling van zeven verschillende deelgebieden. In het LOP is per deelgebied een beschrijving van het landschap gegeven. Onderstaand het relevante deel uit het LOP over het gebied Veenontginningen waar het perceel Meeleweg 47 in ligt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.BgemDlfshz2-vs01_0007.png"

Er is een erfinrichtingsplan opgesteld op basis van het advies van het Oversticht. Het plan voldoet aan het LOP. Ook is een beschermende bestemmingsregeling opgenomen voor karakteristieken van het landschap, zoals doorkijken en kavelgrensbeplanting.

2.4.4 Rood voor Rood beleid

Het hoofddoel van de beleidsregels Rood voor Rood met gesloten beurs in de gemeente Dalfsen is het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied. In ruil voor het slopen van een totaal van 850 m² aan landschapsontsierende voormalig agrarische bedrijfsbebouwing kan onder voorwaarden één (of meer) bouwkavel(s) voor een woning worden toegekend.

De aanvraag voldoet aan de minimumeis van 850 m². In totaal wordt er 1.252 m² landschapsontsierende voormalig agrarische bedrijfsbebouwing gesloopt. Het uitgangspunt van het Rood voor Rood beleid is terugbouwen op de locatie waar het meest gesloopt wordt. Nu is er geen sprake van een nieuw te bouwen compensatiewoning, maar krijgt de al in gebruik genomen schuur een woonbestemming.

Twee schuren blijven staan voor het hobbymatig houden van paarden. Het Oversticht heeft hierover positief geadviseerd.

De oppervlakte van de ondergrond en tuin van de compensatiewoning bedraagt 906 m2 en als zodanig is deze oppervlakte minder dan de normoppervlakte van 1.000 m2. De waarde van de kavel wordt beïnvloed door de ligging ervan direct naast/tegen een toegangsweg enerzijds en anderzijds de nabije ligging van de bedrijfswoning Meeleweg 47. In een taxatierapport van Spans makelaardij en aan de hand van een referentie object achter Meeleweg 47 is de waarde van de bouwbestemming, als bouwrijpe bouwgrond, bepaald op € 120.000,- Daarvan afgeleid is de waarde van het bouwrecht. De waarde van de ondergrond is nu € 11.325,-. Dit betekent dat de waarde van de nieuwe kavel verrekend € 108.675,- is.

De normatieve sloopkostenvergoeding is € 31.300,--. De gecorrigeerde vervangingswaarde van de bedrijfsgebouwen is € 44.400,--. Er moet daarom een bedrag van € 32.975,-- in ruimtelijke kwaliteit geïnvesteerd worden. Er wordt in totaal € 33.053,- geïnvesteerd conform het advies van het Oversticht. De plannen voldoen daarmee aan het Rood voor Rood beleid. De berekening en investering maken onderdeel uit van het Rood voor Roodplan Rood voor Rood plan met bijlagen.

2.4.5 Externe veiligheidsbeleid
2.4.5.1 Wat is externe veiligheid?

Externe veiligheid gaat over veiligheid van bedrijven en bedrijfsmatige activiteiten en de risico's die zij vormen voor hun omgeving. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan LPG-tankstations. Bewoners en werknemers, recreanten en publiek lopen risico's bij het betreden van het publieke domein en gebouwen. Thema's als brandveiligheid en milieurisico's zijn de laatste jaren sterk onder de aandacht gekomen, mede naar aanleiding van de tragische gebeurtenissen in Enschede en Volendam.

Bij externe veiligheid spelen twee termen een grote rol: plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico is 'de kans, dat zich op een bepaalde plaats over een periode van één jaar een dodelijk ongeluk voordoet, als direct gevolg van een incident met gevaarlijke stoffen, als zich op die plaats 24 uur per dag en onbeschermd een persoon zou bevinden.' Het is hierbij niet van belang of zich op die plaats daadwerkelijk een persoon bevindt. Het plaatsgebonden risico is een abstracte grootheid. Personen die daadwerkelijk op die plaats zouden verblijven, lopen dat risico. De norm voor het plaatsgebonden risico in Nederland is in beginsel een kans van 1 op de miljoen per jaar (ofwel 10-6 per jaar).

Groepsrisico geeft de kans aan dat in één keer een groep personen die zich in de omgeving van een risicosituatie bevindt, overlijdt vanwege een ongeval met gevaarlijke stoffen. Met de grootheid groepsrisico is getracht een maat voor maatschappelijke ontwrichting te creëren. Bij het groepsrisico gaat het om de werkelijk aanwezige bevolking in de omgeving van een activiteit met gevaarlijke stoffen en de spreiding van de bevolking in dat gebied.

2.4.5.2 Externe veiligheidsbeleid

Op landelijk niveau is afgesproken dat iedere gemeente zijn eigen externe veiligheidsbeleid dient te voeren. Daartoe heeft de gemeenteraad op 26 maart 2012 het Externe veiligheidsbeleid gemeente Dalfsen 2011-2014 vastgesteld.

Geen toename risico's binnen de kern

In het externe veiligheidsbeleid van de gemeente Dalfsen is uiteengezet op welke wijze met het aspect externe veiligheid dient te worden omgegaan in ruimtelijke plannen en in milieuvergunningen. In ruimtelijke zin is in het beleid onderscheid gemaakt in verschillende gebiedstypen binnen de gemeente. Zo is er onderscheid gemaakt in woongebieden, bedrijventerreinen, recreatiegebieden en het overige gebied van de gemeente. Daarnaast is onderscheid gemaakt in bestaande en nieuwe situaties. In het kort komt het erop neer dat in woongebieden geen nieuwe risicobronnen worden geïntroduceerd en dat op bedrijventerreinen een nieuwe risicobron kan worden geïntroduceerd indien de veiligheidscontour binnen de eigen inrichtingsgrens blijft. Dit betekent dat de bestaande risicobronnen wel mogen blijven, totdat de risicovolle activiteiten op die plek worden gestaakt.


Aanvaardbaarheid groepsrisico ter beoordeling bestuur

Ten aanzien van het groepsrisico is in dit document aangegeven dat het bestuur van de gemeente hierin een belangrijke rol vervult. Het bestuur van de gemeente Dalfsen dient namelijk te verantwoorden of een bepaalde situatie aanvaardbaar wordt geacht. Een beslissing op het wel of niet aanvaardbaar zijn van een bepaald risico is in de regel niet eenvoudig, in verband met de verschillende belangen die hierin spelen. Naast het veiligheidsbelang speelt vanzelfsprekend ook een economische belangenafweging.

2.4.5.3 Meeleweg 47

Dit plan beoogt de agrarische bestemming te veranderen in deels wonen en deels agrarisch te houden. Dit betekent dat er geen risicobron wordt toegevoegd en daardoor de ontwikkeling binnen het beleid past.

Hoofdstuk 3 Onderzoek

3.1 Beschrijving van de huidige situatie

3.1.1 Huidige situatie Meeleweg 47

Het plangebied Meeleweg 47 ligt ten noordwesten van Nieuwleusen. De regels van het bestemmingsplan “Buitengebied gemeente Dalfsen" zijn van toepassing. Het perceel heeft de bestemming "Agrarisch".

De locatie Meeleweg ligt op de overgang van het bedrijventerrein van Nieuwleusen naar het agrarische gebied, het veenontginningslandschap. Kenmerkend is de opstrekkende verkaveling van (e|zen)singels aan de zijden van de percelen, de boerderijen gericht op de weg, gebouwen veelal haaks geplaatst ten op zichte van de weg. De boerderij is gericht op de weg. Boerderij en bijgebouwen dragen geen streekeigen kenmerken, doch de erfstructuur en de begrenzingen van het erf hebben een agrarische karakteristiek: transparant, streekeigenbeplanting, een indeling in een voor- en achtererf. De grote damwandschuur en de stenen kapschuur blijven behouden. Deze volumes zijn niet als landschapsontsierend aan te merken. De damwandschuur is in goede staat van onderhoud. Hergebruik is duurzaam. Door de nieuwe erfinvulling met een fruitgaard zal de grote damwandschuur zich blijvend voegen in het erfensemble. Ook de singelbeplanting aan de zijden van het erf draagt hieraan bij.

1.252 m² aan landschapsontsierende bebouwing wordt gesaneerd. Om dit mogelijk te maken wordt de agrarische bestemming verwijderd en krijgt het perceel gedeeltelijk een woonbestemming. Het grasland behoudt de bestemming Agrarisch. Binnen de bestemmingsvlak Wonen ligt een bouwvlak van circa 900 m2 waarop twee woningen zijn toegestaan; de compensatiewoning (voormalige schuur) en de voormalige bedrijfswoning.

3.2 Onderzoeken

Voor de beoordeling wordt gekeken naar de mate waarin belangen van de bewoners en/of eigenaren van de aangrenzende gronden door de uitwerking kunnen worden geschaad. Gekeken wordt hierbij naar de archeologie, bodem, duurzaamheid, natuur en landschap, externe veiligheid, geluid, luchtkwaliteit het Politiekeurmerk, de verkeerssituatie en water.

3.2.1 Archeologie
3.2.1.1 Algemeen

Begin 1992 ondertekende Nederland het Verdrag van Valletta/Malta. Daarmee heeft de zorg voor het archeologisch erfgoed een stevigere plaats gekregen in het proces van de ruimtelijke planvorming. Uitgangspunten van het verdrag zijn het vroegtijdig betrekken van archeologische belangen in de planvorming, het behoud van archeologische waarden en de introductie van het zogenaamde “veroorzakerprincipe”. Dit principe houdt in dat degene die de ingreep pleegt financieel verantwoordelijk is voor behoudsmaatregelen of een behoorlijk onderzoek van eventueel aanwezige archeologische waarden.

Bij het opstellen en uitvoeren van ruimtelijke plannen wordt rekening gehouden met zowel de bekende als de te verwachten archeologische waarden. Voor de bekende waarden kan de beleidskaart behorende bij het Archeologisch beleidsplan gemeente Dalfsen worden geraadpleegd. Het Archeologische beleidsplan en de bijbehorende kaart zijn in 2012 geëvalueerd. De resultaten van de evaluatie zijn te vinden in de Notitie Evaluatie archeologiebeleid 2012 Gemeente Dalfsen. In deze Notitie worden wijzigingen aangebracht in het beleidsplan van 2008 en de bijbehorende kaart. Om te kunnen beoordelen wat de bekende waarden zijn en waarmee er rekening moet worden gehouden met planvorming en feitelijke werkzaamheden moeten het Archeologische beleidsplan van 2008 en de Notitie Evaluatie archeologiebeleid 2012 in samenhang gelezen worden.

Het archeologiebeleid van de gemeente Dalfsen is via dubbelbestemmingen ook verwerkt in het bestemmingsplan Buitengebied Dalfsen.

3.2.1.2 Meeleweg 47

Het perceel ligt niet in een archeologisch waardevol- of onderzoeksgebied. Er is overigens geen sprake van het roeren van ongeroerde grond. Nader onderzoek is daarom ook niet nodig.

3.2.2 Bodem

Door Eco Reest is er een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd voor het plangebied met als rapportagedatum 25 februari 2014. De conclusies zijn:
Gezien de aard en de concentraties van de aangetoonde parameters in relatie tot de
bestemming wonen van het terrein, concluderen wij dat verhoogde risico's voor de volksgezondheid en/of het milieu op basis van de aangetoonde milieuhygiënische
bodemkwaliteit, niet te verwachten zijn. De resultaten van het onderzoek vormen dan ook geen aanleiding tot nader onderzoek en zijn geen milieuhygiënische belemmering in relatie tot de woonbestemming van het terrein.

3.2.3 Duurzaamheid

De gemeente Dalfsen zet in op een "duurzaam Dalfsen", met als doelstelling een CO2-neutrale gemeente in 2025.

Duurzaamheid betekent letterlijk: geschikt om lang te bestaan.

Het begrip wordt ook wel omschreven als een situatie waarbij voorzien wordt in de behoefte van de huidige generatie zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien.

Er zijn drie verschijningsvormen van duurzaamheid te onderscheiden:

  • 1. ecologische duurzaamheid als het gaat om ecologische waarden;
  • 2. economische duurzaamheid als het gaat om een zo efficiënt mogelijke productie en;
  • 3. sociale duurzaamheid als het gaat om de leefkwaliteit van de mens. Hiermee worden zaken als sociale veiligheid en een schone woonomgeving bedoeld.

Voor ruimtelijke maatregelen in de vorm van bestemmingsplannen, projectbesluiten en vrijstellingen zijn in beginsel alle drie verschijningsvormen van duurzaamheid relevant. De uiteindelijke keuze is een ruimtelijke afweging die op basis van bestuurlijke afwegingen wordt bepaald.

De gemeente Dalfsen heeft een convenant afgesloten met de provincie Overijssel. In dit convenant is een aantal overwegingen en uitgangspunten benoemd. De provincie Overijssel en de gemeente Dalfsen willen de duurzaamheidsgedachte uitdragen in de samenleving. De ambitie van de provincie Overijssel is gericht op een groene, duurzaam schone provincie. "Duurzaamheid" is met "ruimtelijke kwaliteit" de groene draad in de provinciale omgevingsvisie.

De speerpunten die worden genoemd "Investeren in duurzaam Overijssel" sluiten naadloos aan bij de gemeentelijke doelstellingen. Het gaat daarbij met name om de volgende speerpunten:

  • energie en klimaat;
  • veilige en gezonde leefomgeving;
  • duurzaam ondernemen;
  • biodiversiteit en integrale gebied- en plattelandsontwikkeling;
  • innoveren in duurzaamheid;
  • voorlichting en educatie.

Met de toepassing van het Rood voor Rood beleid wordt bijgedragen aan duurzame ontwikkeling van het buitengebied, doordat bebouwing zonder vervolgfunctie wordt gesloopt, en bebouwing met vervolgfunctie wordt hergebruikt en er in ruimtelijke kwaliteit geïnvesteerd wordt.

3.2.4 Ecologie

Ter bescherming van ecologische waarden moet er bij ruimtelijke ingrepen een afweging worden gemaakt volgens de Vogel- en Habitatrichtlijn en de Flora- en faunawet.

Met de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden levert Nederland een bijdrage aan een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. De Vogelrichtlijn is gericht op het beschermen van de in het wild levende vogelsoorten en op de instandhouding van de habitatten die het leefmilieu voor deze soorten vormen. De Habitatrichtlijn is gericht op het in stand houden van natuurlijke en halfnatuurlijke habitatten en bescherming van wilde flora en fauna.

In de Flora- en faunawet wordt het volgende gesteld: “eenieder neemt voldoende zorg in acht voor de in het wilde levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving”. Dit betekent dat onderzocht moet worden of door de plannen bedreigende situaties ontstaan in de leefomgeving van, in of direct rond het gebied voorkomende flora en fauna. Het gaat hierbij om het effect van de beoogde ingreep op het natuurlijke milieu. De aard van de ingreep speelt daarbij een belangrijke rol.

Op 20 januari 2014 is het rapport Verkennend onderzoek Flora- en faunawet ter plaatse van Meeleweg 47a in Nieuwleusen afgerond.

3.2.4.1 Flora

Tijdens het veldbezoek zijn algemene tuinplanten waargenomen. De vegetatie ter plaatse kan gekarakteriseerd worden als cultivarvegetatie. Op de dakbedekking en de muren hebben zich mossen en algen gevestigd. Het betreffen algemene soorten waaronder kussentjesmos en
citroenmos. Langs de woning staan een rij zomereiken.
Er zijn geen beschermde plantensoorten aangetroffen, deze worden gelet op de aard van de locatie niet verwacht.

3.2.4.2 Vogels

Tijdens het veldbezoek zijn binnen de onderzoekslocatie de soorten Pimpelmees en Turkse tortel waargenomen. Deze soorten verblijven in bosschages en zijn geen bewoners van gebouwen. De ruimte tussen de dakplaten en de golfplaten is toegankelijk voor vogels. De dakplaten zijn voorzien van folie en er zijn geen panlatten. Hierdoor achten wij het dak ongeschikt als nestplaats voor holenbroeders als mussen en spreeuwen. Tijdens de veldinspectie zijn ook geen sporen van nesten, mest en geen mussen en spreeuwen waargenomen.

Aan de eiken naast de woning zijn enkele nestkasten gehangen. Er zijn tijdens de veldinspectie geen in- of uitvliegende vogels geconstateerd. De inspectie heeft echter plaatsgevonden buiten het broedseizoen.

3.2.4.3 Zoogdieren: vleermuizen

De te slopen schuur heeft geen potentie voor verblijfplaatsen van vleermuizen. De schuur is naadloos afgewerkt en er zijn geen open stootvoegen in de gevel aangebracht. Hierdoor is het pand niet toegankelijk voor vleermuizen.

3.2.4.4 Zoogdieren: overige soorten

Tijdens het veldbezoek zijn geen sporen aangetroffen van grondgebonden zoogdieren. Mogelijk is er ter plaatse sprake van enkele muizen. Overige soorten worden in het pand niet verwacht.
De eventueel verwachte muizen zijn opgenomen in bijlage 4, tabel 1, van de Flora- en faunawet en vallen onder de ‘Algemeen vrijgestelde beschermde soorten’. Dit houdt in dat in het kader van de Flora- en faunawet geen vrijstelling noodzakelijk is voor het uitvoeren van de voorgenomen werkzaamheden.

3.2.4.5 Amfibieën en Reptielen

Tijdens het veldbezoek zijn geen amfibieën waargenomen. Wel kunnen er verblijfplaatsen aanwezig zijn op het terrein voor algemene amfibieënsoorten zoals de gewone pad (Bufo bufo) en de bruine kikker (Rana temporaria). Het gaat hier vooral om het groen langs het gebouw. In de omgeving van de onderzoekslocatie is geschikt leefgebied aanwezig voor deze algemene amfibieënsoorten.

Door de herontwikkeling van het onderzoeksterrein zal de functionaliteit van het leefgebied voor amfibieën niet wordt aangetast. Tevens dient opgemerkt te worden dat door de mobiliteit van deze soorten het niet aannemelijk is dat er individuen zullen worden gedood gedurende de werkzaamheden.

Er zijn tijdens het veldbezoek geen reptielen gevonden op de onderzoekslocatie. Gezien de ecologische waarden van de onderzoeksterreinen en de directe omgeving zullen de onderzoekslocaties geen cruciale rol spelen voor de instandhouding van de, indien aanwezige plaatselijke reptielenpopulaties.

3.2.4.6 Dagvlinders

Door het ontbreken van sleutelfactoren zoals waardplanten speelt onderhavig
onderzoeksterrein geen cruciale voor plaatselijke vlinderpopulaties.

3.2.4.7 Vissen en libellen

Omdat er op het onderzoeksterrein geen permanent watervoerende elementen aanwezig zijn, kan de aanwezigheid van vissen en libellen worden uitgesloten.

Tijdens het veldbezoek zijn geen algemene diersoorten uit de overige soortgroepen aangetroffen. Zeldzame, beschermde of Rode Lijstsoorten zijn niet aangetroffen tijdens het veldbezoek. Belangrijke reden hiervoor is dat ter plaatse geen geschikt habitat (meer) aanwezig is voor deze soorten.

De conclusie van de rapportage voor beschermde soorten is dat uit het literatuuronderzoek en het veldbezoek er zijn geen aanwijzingen naar voren zijn gekomen dat de onderzoekslocatie een cruciale rol vervuld aangaande het leefgebied van beschermde soorten

3.2.5 Externe veiligheid
3.2.5.1 Beoogde ontwikkeling

In deze herziening wordt via de Rood voor Rood regeling een extra woonbestemming toegekend aan het perceel Meeleweg 47 in Nieuwleusen. Eén van de bestaande voormalige agrarische schuren dient als compensatiewoning.

3.2.5.2 Inrichtingen

In de gemeente Dalfsen zijn 5 bedrijven aanwezig waar gevaarlijke stoffen zijn opgeslagen en die in meer of minder mate een belemmering opleveren voor hun omgeving. Het betreft inrichtingen die onder het Bevi vallen. Het onderstaande overzicht geeft de Bevi-inrichtingen weer.

  • Autobedrijf Lindeboom, Vossersteeg 99 in Dalfsen
  • Tankstation Rondweg in Dalfsen
  • Garage Ten Have, Weerdhuisweg 11 in Lemelerveld
  • Tankstation Westdal, Westeinde 92 in Nieuwleusen
  • Tankstation Oosterveen, Burgemeester Backxlaan 204 in Nieuwleusen

Autobedrijf Lindeboom, garage Ten Have en tankstation Westdal hebben de volgende PR10-6 contouren: LPG vulpunt 45 meter, LPG reservoir 25 meter, LPG afleverzuil 15 meter. Bij Westdal en Ten Have zijn er bestaande woningen binnen de 45 meter zone.

De afstand tussen het plangebied en de dichtstbijzijnde inrichting is 2,5 kilometer. Dit is ruim buiten de risicozonering van een van deze inrichtingen.

3.2.5.3 Vervoer van gevaarlijke stoffen

Weg

Het Rijk is op dit moment bezig met het opstellen van nieuwe wetgeving rond transportroutes; het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev). Deze wetgeving met het daarbij behorende Basisnetten wegen, spoor en water gaat de huidige Circulaire rnvgs vervangen en treedt binnenkort in werking. In het navolgende onderzoek zijn al de bepalingen uit de nieuwe documenten in acht gehouden.

Binnen de gemeente Dalfsen vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats voor de verlading van gevaarlijke stoffen binnen bedrijven, waar met gevaarlijke stoffen wordt gewerkt. Binnen de gemeente zijn 3 doorgaande routes waarop gevaarlijke stoffen vervoerd worden. Het betreffen:

  • N340 vanaf de gemeentegrens met Zwolle tot aan de gemeentegrens met Ommen;
  • N35 vanaf de gemeentegrens met Zwolle tot aan de gemeentegrens met Raalte;
  • N348 vanaf de gemeentegrens met Ommen tot aan de gemeentegrens met Raalte.
  • Net buiten de gemeente ligt de A28 waarop ook gevaarlijke stoffen vervoerd wordt.

De routering is afgestemd op de gemeenten binnen de regio. Voornamelijk voor de bevoorrading van de LPG-tankstations zijn er ontheffingsroutes ingesteld. Gezien het gering aantal LPG wegtransporten dat plaatsvindt binnen de gemeente, wordt het plaatsgebonden risico PR 10-6 nergens overschreden.

Verder geldt dat het invloedsgebied binnen 200 meter van elke zijde van de route gevaarlijke stoffen ligt. Dit betekent dat als buiten deze zone ontwikkelingen gepland zijn er geen berekeningen nodig zijn.

Het plangebied ligt op circa 3,5 kilometer van de dichtstbijzijnde route van gevaarlijke stoffen (A28) en daarmee ruim buiten de hiervoor genoemde zones. Externe Veiligheid in het kader van vervoer gevaarlijke stoffen over de weg speelt geen rol.

Spoor

Volgens de “Marktverwachting vervoer gevaarlijks stoffen per spoor” (ProRail Spoorontwikkeling, 26 september 2007) vindt in de gemeente Dalfsen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over het spoor. Het betreft:

  • Baanvak Zwolle-Meppel (brandbare gassen en zeer brandbare vloeistoffen);
  • Baanvak Zwolle-Ommen (zeer brandbare vloeistoffen).

Met het inwerking treden van het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) zal voor beide baanvakken een plasbrandaandachtsgebied van 30 meter gaan gelden.

Op zowel de spoorverbinding Zwolle – Ommen als op de spoorverbinding Zwolle-Meppel worden gevaarlijke stoffen vervoerd. In verband met het vervoer van gevaarlijke stoffen via het spoor, moet rekening gehouden worden met een buffer van 200 m aan weerszijden van de tracés. Mocht de gemeente willen bouwen in deze bufferzone dan moet hiermee rekening worden gehouden. Rekening houden met de effecten, bestaat uit een verantwoording van de keuze om in dat gebied te gaan bouwen.

Aan weerszijden van het spoor ligt tevens een plasbrandaandachtsgebied (PAG) van 30 m. Binnen deze zone, mogen geen nieuwe objecten komen ten behoeve van minder zelfredzame personen. Als de gemeente mee wil werken aan ontwikkelingen in een PAG, dan moet er rekening worden gehouden met de effecten van een plasbrand. In het Btev is beschreven aan welke voorwaarden het bouwen in een PAG moet voldoen.

De afstand van het plangebied tot de dichtsbijzijnde spoorlijn Zwolle-Meppel is 1,6 kilometer. Dit is ruim buiten de hiervoor genoemde risicozones van de spoorlijn. Externe Veiligheid in het kader van vervoer gevaarlijke stoffen over het spoor speelt geen rol.

3.2.5.4 Buisleidingen

Verder vindt in de gemeente vervoer van aardgas plaats door buisleidingen. Vanaf 2011 geldt het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen (Bevb). Dalfsen ligt vlakbij het gasdistributieknooppunt Vilsteren in de gemeente Ommen. Door de gemeente Dalfsen lopen daardoor meerdere grote ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen van de Gasunie. Vanuit Vilsteren liggen naar het zuiden van Nederland zes grote leidingen naast elkaar. Deze doorkruizen de gemeentegrens ten oosten van Lemelerveld ter hoogte van de Ommerweg. Daarnaast liggen nog twee leidingen dichter bij de kern Lemelerveld ten westen van de Ommerweg. Ook liggen er twee leidingen oost-west door de gemeente ten zuiden van Hoonhorst. Ten slotte liggen er twee leidingen langs het spoor vanuit het noorden om af te buigen naar Nieuwleusen.

Plaatsgebonden risico (PR):

De PR 10-6 contour van deze Ieidingen Iiggen nagenoeg op de leidingen. Tot van 4 of 5 meter afhankelijk van de grootte en druk van de leidingen mogen geen gebouwen worden opgericht. Hierdoor zullen ook geen nieuwe kwetsbare objecten worden toegelaten met onderhavig bestemmingsplan binnen deze contour. Dit betekent dat het plaatsgebonden risico geen belemmering vormt voor dit bestemmingsplan.

De dichtstbijzijnde aardgastransportleiding ligt op circa 700 meter van het plangebied. Het invloedsgebied van deze leiding ligt op 80 meter aan weerzijde van de leiding. Dit betekent dat er geen nader onderzoek naar het groepsrisico nodig is, omdat het plangebied ver buiten het invloedsgebied van de leiding ligt. Externe Veiligheid in het kader van de vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen speelt dan ook geen rol.

Alle risicobronnen en hun veiligheidszones, inclusief de zone waarover de Veiligheidsregio toch graag advies over willen uitbrengen, is een kaart weergegeven. In deze gemeentelijke risicokaart heeft het plangebied een groene kleur. Dit betekent inderdaad dat externe veiligheid geen rol speelt, omdat het plangebied buiten een zone voor externe veiligheid ligt.

3.2.6 Geluid

Akoestisch onderzoek is niet nodig omdat volgens de kaart Milieumodel Geluidhinder en Luchtverontreiniging het perceel niet in een geluidzone ligt met een geluidsniveau hoger dan 48 dB.

3.2.7 Luchtkwaliteit

Sinds 15 november 2007 is het Besluit luchtkwaliteit 2005 komen te vervallen en staat de regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteit beschreven in de Wet milieubeheer, namelijk de Wet luchtkwaliteit. Het doel van deze wet is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. In deze wet zijn de richtlijnen van de Europese Unie geïmplementeerd. Voor Nederland geldt, dat alleen de verontreinigende stoffen zoals stikstofoxide en kleine zwevende deeltjes (PM10) van belang zijn. Bij de overige verontreinigde stoffen zijn in Nederland nauwelijks overschrijdingen gemeten.

In de Wet Milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende regelingen speelt het begrip "in betekenende mate" een belangrijke rol. In de algemene maatregel van bestuur "Niet in betekenende mate" (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM.

Het begrip "niet in betekenende mate" is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

Vooralsnog geldt dat:

  • voor woningbouwlocaties met minder dan 1.500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) of 3.000 woningen (in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling) geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden;
  • voor infrastructuur dat bij minder dan 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie) ook geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden;
  • voor kantoorlocaties is dat bij minder dan 100.000 m2 brutovloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, of 200.000 m2 brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.

Duidelijk is dat het onderhavige plan geen ontwikkelingen mogelijk maakt, waardoor de luchtkwaliteit in betekenende mate zal verslechteren. Er wordt daarom voldaan aan de Wet luchtkwaliteit.

Bijzondere aandacht verdient verder het op 16 januari 2009 in werking getreden Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen). Met deze amvb wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van rijks- en provinciale wegen beperkt. Daartoe voorziet het besluit in zones waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek nodig is: 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen (gemeten vanaf de rand van de weg). Waar in zo'n onderzoekszone de grenswaarden voor fijn stof of stikstofdioxide worden overschreden, mag het totaal aantal mensen dat hoort bij een gevoelige bestemming niet toenemen. Dit wordt bereikt door op zo'n plek de vestiging van bijvoorbeeld een school niet toe te staan. Is (dreigende) normoverschrijding niet aan de orde, dan is er ook geen bouwverbod voor gevoelige bestemmingen binnen de onderzoekszone. Wel moet in die situaties de locatiekeuze goed gemotiveerd worden; dat gebeurt in de context van de goede ruimtelijke ordening.

De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming: scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. In de context van dit besluit worden ziekenhuizen, woningen en sportaccommodaties dus niet als gevoelige bestemming gezien.

Het perceel ligt niet nabij een provinciale- of een rijksweg.

3.2.8 Politiekeurmerk

Het handboek Politiekeurmerk Veilig Wonen® bestaande bouw bestaat uit eisen verdeeld over drie categorieën:

• woning (W-eisen);

• complex (C-eisen);

• omgeving (O-eisen).

Aan elke categorie is een eisenpakket en een certificaat verbonden.

Wat is het Politiekeurmerk Veilig Wonen bestaande bouw?

Met het Politiekeurmerk Veilig Wonen® bestaande bouw, weten bewoners dat ze in een veilig huis in een veilige, leefbare wijk wonen. Woningen, gebouwen of wijken die aan de eisen van het keurmerk voldoen, ontvangen afzonderlijk een certificaat. De drie certificaten bij elkaar vormen het Politiekeurmerk Veilig Wonen® bestaande bouw.

Met een paar maatregelen en afspraken regelt het keurmerk veiligheid in en rond het huis. Hiervoor is het echter wel noodzakelijk dat veel partijen samenwerken. Het keurmerk gaat namelijk niet alleen om een goed slot op de deur. Het keurmerk gaat ook om goede straatverlichting en goed onderhouden groenvoorzieningen. Hiervoor is de gemeente verantwoordelijk.

Integraal veiligheidsinstrument

Het keurmerk is een integraal veiligheidsinstrument. Dat maakt het keurmerk zo bijzonder. Het is niet slechts een ‘middel’ tegen inbraken. Het is een instrument dat ook andere vormen van criminaliteit tegengaat, zoals fietsendiefstal en vandalisme. Daarnaast zorgt het keurmerk ervoor dat iemand op tijd wordt gewaarschuwd als er brand uitbreekt. En, aanpassingen in en rond de wijk en afspraken over het beheer van de buurt, zorgen ervoor dat mensen in een veilige, leefbare buurt wonen. Een buurt waar ze zich nauwelijks zorgen hoeven maken over criminaliteit en gevaarlijke situaties. Een keurmerkwijk is meer dan een wijk waar nauwelijks ingebroken wordt. Het is een wijk waarin bewoners, woningcorporaties, politie, bedrijven en gemeente samen zorgen voor een leefbare plek.

Verschil nieuwbouw - bestaande bouw

Het Politiekeurmerk Veilig Wonen® kent twee eisenpakketten: één voor de nieuwbouw en één voor bestaande wijken. Voor deze twee aandachtsgebieden is gekozen omdat in nieuwbouwgebieden alles nog mogelijk is. De wijk bestaat alleen op papier en ingrepen in woning of omgeving zijn eenvoudig te realiseren. Bij bestaande bouw is deze aanpak lastig. De inrichting van deze wijken is langer geleden bepaald: de wijk staat al jaren. Ingrepen zijn kostbaar. Daarnaast is de zeggenschap over de verantwoordelijkheid voor woning, complex, beheer en omgeving, versnipperd. Een bewoner heeft bijvoorbeeld wel iets te zeggen over zijn huis, maar lang niet altijd over zijn omgeving. Daar gaat de gemeente meestal over. Daarom is het werk in de bestaande bouw verdeeld over drie certificaten. Dit in tegenstelling tot in de nieuwbouw.

Certificaat Veilige Woning

Individuele woningen komen in aanmerking voor het certificaat Veilige Woning. Dit kunnen eengezinswoningen zijn, maar ook woningen die deel uitmaken van een appartementengebouw of flat. Voor individuele woningen geldt dat ‘de schil’ beveiligd moet zijn. Het gaat dan om voor, zij-, achtergevel en het dak. Het gaat zowel om dichte als om bewegende delen (ramen en deuren). Het gaat om de beveiliging van alle delen die toegang verschaffen tot de woning. Maar, het gaat ook om verlichting en een rookmelder. Bewoners die in bijzondere omstandigheden verkeren - de waarde van hun inboedel is hoog - kunnen ‘bovenop’ het certificaat Veilige Woning andere beveiligingsmaatregelen treffen zoals het aanleggen van een alarminstallatie. Verzekeringsmaatschappijen kunnen hierover informatie verstrekken.

3.2.9 Verkeerssituatie

De verkeerssituatie wordt niet gewijzigd. Men maakt gebruikt van de aanwezige ontsluiting. Verder is er geen sprake van een onevenredige toename van verkeersbewegingen.

3.2.10 Water
3.2.10.1 Watertoets

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht ruimtelijke plannen te 'toetsen op water'. Hiervoor is een procesinstrument, de zogenaamde Watertoets ontwikkeld, waarbij waterschap en initiatiefnemer onderlinge afstemming zoeken.

3.2.10.2 Relevant beleid

Er zijn veel beleidstukken over water vastgesteld. Zowel de provincie, waterschap als gemeente stelt waterbeleid vast. De belangrijkste kaders zijn de omgevingsverordening en –visie van de provincie, het Waterbeheerplan 2010-2015 van het Waterschap en het gemeentelijk rioleringsplan en waterplan van de gemeente Dalfsen.

3.2.10.3 Invloed op de waterhuishouding

Binnen het bestemmingsplan worden niet meer dan 10 wooneenheden/ geen wooneenheden gerealiseerd. Toename/afname van het verharde oppervlak bedraagt (niet) meer dan 1500 m2. Het plangebied bevindt zich niet binnen een beekdal (73 meter afstand), primair watergebied of een stedelijk watercorridor.

Bij nieuwe bouwwerken is de minimale ontwateringdiepte een belangrijk aandachtspunt. De minimale ontwateringdiepte is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en het maaiveld.

3.2.10.4 Meeleweg 47

In de onderstaande tabel is aangegeven welke waterhuishoudkundige aspecten relevant zijn.

Waterhuishoudkundig aspect   Relevantie   Toelichting
 
Veiligheid   Nee   Binnendijks gebied, dijkring 9  
Riolering en afvalwaterketen   Nee   Woningen aansluiten op een voorziening;
(IBA of aansluiting op het rioolstelsel).  
Wateroverlast (oppervlaktewater)   Ja   Hemelwater van verhard oppervlak moet ter plaatse van het plangebied vast worden gehouden en/ of geborgen worden.  
Grondwateroverlast   Nee   De locatie heeft grondwatertrap VI  
Grondwaterkwaliteit   N.v.t.   -  
Volksgezondheid   Nee   Geen risico's voor de volksgezondheid.  
Verdroging   Nee   Er is geen bedreiging voor karakteristieke grondwaterafhankelijke ecologische, cultuurhistorische of archeologische waarden.  
Natte natuur   Nee   Plangebied maakt geen deel uit van een ecologisch hoofdstructuur of verbindingszone.  
Inrichting/beheer en onderhoud   Ja   het plangebied grenst aan een hoofdwatergang. Op het plangebied is daarom de Keur van het waterschap Groot Salland van toepassing.  
Recreatie   N.v.t.   -  
Cultuurhistorie   N.v.t.   -  
3.2.10.5 Voorkeursbeleid hemel- en afvalwater

In de toekomstige situatie zal het hemelwater vertraagd worden afgevoerd volgens de trits 'vasthouden, bergen, afvoeren'. Dit betekent dat de voorkeur uit gaat naar een bovengrondse afvoer (al dan niet in combinatie met een bodempassage). Om wateroverlast te voorkomen moet een voorziening komen (infiltratie en/of berging) met als uitgangspunt een ontwerpeis van minimaal 20 mm per vierkante meter verhard oppervlak.

3.2.10.6 Watertoetsproces

De initiatiefnemer heeft het Waterschap Groot Salland geïnformeerd over het plan.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt aangegeven op welke wijze de binnen het plangebied voorkomende functies, zoals die in het voorgaande aan de orde zijn geweest, in het bestemmingsplan worden geregeld. Het betreft de uitgangspunten met betrekking tot de gewenste ruimtelijke structuur, de functionele structuur en de milieu-uitgangspunten. Ook wordt aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de bestemmingen.

4.2 Beschrijving gewenste situatie

Na herziening van het bestemmingsplan is op het perceel Meeleweg 47 de bestemming "Agrarisch" deels herzien in de bestemming "Wonen". Verder is de aanduiding "agrarisch bedrijf b" verwijderd. Binnen de woonbestemming is de aanduiding "bomenteelt" verwijderd, maar wordt de aanduiding "landschapselementen" gehandhaafd. Aan de woonbestemming wordt een bouwvlak toegevoegd met de aanduiding maximaal aantal wooneenheden van 2. Hierdoor is het mogelijk om de boerderij alsmede de bestaande schuur te bewonen.

Hoofdstuk 5 Toelichting op de regels

In dit hoofdstuk worden, voor zover nodig, de van het bestemmingsplan deel uitmakende regels nader toegelicht. De regels geven inhoud aan de op de digitale verbeelding aangegeven bestemmingen. Ze geven aan, waarvoor opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd mag worden.

Dit bestemmingsplan is een gedeeltelijke herziening van het bestemmingsplan “Buitengebied gemeente Dalfsen" dat is vastgesteld op 24 juni 2013.

Op de verbeelding hebben een deel van de gronden de bestemming Agrarisch met als toegestane functies: telen van gewassen, hobbymatig houden van graasdieren en knaagdieren, bestaande infrastructurele voorzieningen, de waterhuishouding, extensieve dagrecreatie en het behoud van natuur- en landschapswaarden". Hiermee blijft de agrarische bestemming voor een deel behouden, zonder dat er een (nieuw) agrarisch bedrijf zich kan vestigen.

De gronden op de kaart aangewezen voor “Wonen” zijn bestemd voor wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aanhuisverbonden beroep, bed & breakfast, de waterhuishouding, cultuurhistorische waarden, met daarbij behorende bebouwing, tuinen en erven.

Voor dit nieuwe bestemmingsplan is een erfinrichtingsplan voor de landschappelijke inpassing gemaakt. In de algemene regels bij strijdig gebruik is expliciet aangegeven dat het gebruik van de gebouwen binnen de bestemming wonen voor wonen in strijd is met dit bestemmingsplan als niet binnen 12 maanden na onherroepelijk worden van dit plan het erfinrichtingsplan is uitgevoerd en in stand gelaten.

Verder biedt dit plan via toepassing van een afwijking om de gewenste zorgfunctie met paarden mogelijk te maken.

Daarnaast worden de landschappelijke kwaliteiten van het veenkoloniale landschap beschermd door het opnemen van een vergunningstelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden. Hiermee wordt instandhouding van de grote open ruimtes, de vergezichten en het contrast tussen deze ruimtes en bestaande verdichte zones (bebouwing en beplanting) geregeld.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Als gevolg van artikel 3.1.6 van het Bro dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan een onderzoek te worden ingesteld naar de economische uitvoerbaarheid van het plan. Kosten worden verhaald via leges. Verder is een planschadeovereenkomst gesloten met initiatiefnemers. In artikel 6.2.1 van de Bro staan de aard van de bouwplannen waarvoor een exploitatieplan moet worden vastgesteld. Dit plan wordt niet in dit artikel genoemd. Omdat het hier het verbouwen van een gebouw die voor andere doeleinden in gebruik was naar woondoeleinden voor maar 1 woning is. In het artikel moeten voor functiewijziging van bestaande bebouwing in de nieuwe situatie sprake zijn van minimaal 10 woningen. Hierdoor is het niet nodig tegelijk met het vaststellen van het bestemmingsplan een exploitatieplan vast te stellen.

Hoofdstuk 7 Inspraak en overleg

Deze zogenaamde maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat het bestemmingsplan maatschappelijk draagvlak heeft. Het voorontwerp heeft van 3 april 2014 tot en met 30 april 2014 voor inspraak gedurende vier weken ter inzage gelegen. Hierop zijn geen reacties ingekomen.

7.1 Inspraak

Het voorontwerp 2e herziening bestemmingsplan Buitengebied gemeente Dalfsen, Meeleweg 47 heeft van 3 april 2014 tot en met 30 april 2014 ter inzage gelegen. Er zijn geen inspraakreacties ingediend. De herziening heeft als ontwerp ter inzage gelegen van 29 mei 2014 tot en met 9 juli 2014. Er zijn geen zienswijzen ingediend.

De overheidsdiensten zijn ook op de hoogte gebracht van de ontwerpfase. De provincie heeft op 3 juni 2014 aangegeven geen opmerkingen te hebben op het ontwerp. Waterschap Groot Salland heeft op 6 juni 2014 aangegeven dat in paragraaf 3.2.10 van de toelichting van het bestemmingsplan moet worden vermeld dat het plangebied grenst aan een hoofdwatergang van het waterschap en dat op het plangebied de Keur van toepassing is. Deze opmerking hebben wij verwerkt in de toelichting.

7.2 Overleg

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro is het voorontwerpbestemmingsplan "2e herziening bestemmingsplan Buitengebied gemeente Dalfsen, Meeleweg 47" aan de daartoe aangewezen instanties digitaal toegezonden. Er zijn twee reacties binnengekomen deze zijn hieronder kort samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien.

7.2.1 Provincie Overijssel

Op basis van artikel 3.1.1, lid 2 heeft de provincie de mogelijkheid om plannen aan te wijzen waarvoor geen vooroverleg is vereist. De provincie Overijssel heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt en een dergelijke lijst opgesteld. In deze lijst staat onder lid B sub 4 het volgende:

4. Agrarische bouwblokken, Rood voor Rood en VAB’s

Plannen/projectbesluiten voor uitbreiding van agrarische bouwblokken, Rood voor Rood en Vrijkomende Agrarische Bedrijfslocaties (VAB’s) mits passend in een gemeentelijk kwaliteitskader dat in lijn is met het Werkboek Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving en de Omgevingsvisie Overijssel 2009. Voor plannen en besluiten die (tevens) andere provinciale belangen raken (zoals EHS en verblijfsrecreatie) blijft vooroverleg noodzakelijk.

In dit geval is er sprake van Rood voor Rood regeling. Waarbij als compensatie van sloop van landschapsontsierende bebouwing een extra woonbestemming wordt toegekend. Dit past binnen de regels van de Rood voor Roodregeling. Voor dit plan is een advies van het ervenconsulent opgesteld en dit maakt onderdeel uit van dit plan. Daardoor voldoet dit plan ook aan de KGO en de Omgevingsvisie Overijssel 2009.

In verband hiermee wordt geconcludeerd dat het plan in overeenstemming is met het provinciaal beleid en past binnen de lijst van ruimtelijke plannen waarvoor geen vooroverleg is vereist. Daarom wordt het plan in het kader van vooroverleg niet voorgelegd aan de provincie Overijssel.

Op 18 april 2014 (Email - 15348) heeft de provincie gereageerd. Daarin is aangegeven dat het plan past binnen het gemeentelijk Rood voor Rood beleid. Het plan is niet in strijd met hun ruimtelijk beleid. Indien het plan ongewijzigd in procedure wordt gebracht zien zij vanuit het provinciale belang geen beletselen voor het verdere vervolg van de procedure.

7.2.2 Waterschap Groot Salland

Per brief van 15 april 2014 (IN/19525) heeft het waterschap Groot Salland gereageerd op het voorontwerpbestemmingsplan. Het plan vormt voor het waterschap geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.