Plan: | Parapluplan standplaatsen en evenementen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0489.PARAPLUPLAN01-VI01 |
Het te koop aanbieden van goederen zoals vis, snacks, bloemen en oliebollen vanaf een vaste standplaats in de openbare ruimte is in Nederland een niet meer weg te denken activiteit. Maar ook evenementen verlevendigen de stad en voorzien in een consumentenbehoefte. Het uitgangspunt van de gemeente is ruimte bieden aan deze ondernemers en evenementen. Echter stelt het college wel regels aan deze vorm van ambulante handel en evenementen en stelt de gevraagde locatie, wanneer deze voldoet aan de criteria, tegen een vergoeding beschikbaar. Deze gemeentelijke tussenkomst is noodzakelijk omdat een standplaats of evenement overlast of onveilig verkeersgedrag kan veroorzaken, het straatbeeld kan ontsieren of het lokale voorzieningenniveau kan aantasten. Dit parapluplan biedt het planologische kader (criteria met betrekking tot locatie) voor het mogelijk maken van planologisch relevante evenementen en standplaatsen.
Standplaatsen
Voor het innemen van een standplaats is een vergunning van het college van burgemeester en wethouders nodig. De regels hiervoor zijn vastgelegd in de Algemene plaatselijke verordening Barendrecht 2012 (hierna APV). De vergunning wordt onder andere geweigerd indien de standplaats in strijd is met het bestemmingsplan. Om een beter juridisch kader te bieden is voorliggend parapluplan voor standplaatsen opgesteld.
Voor de gronden die in beheer zijn bij het Natuur- en Recreatieschap IJsselmonde (NRIJ) is de Algemene Verordening van het NRIJ van toepassing. Het innemen van een standplaats verloopt via het NRIJ. Het NRIJ - en niet het college van burgemeester en wethouders - verzorgt dan ook de vergunningverlening voor standplaatsen in deze gebieden. In figuur 1 is verbeeld om welke gebieden het gaat. In bijlage 1 is de Algemene Verordening opgenomen. Hieruit blijkt welke gebruiksvoorwaarden voor de NRIJ gebieden gelden.
Figuur 1. Gebieden in beheer bij het NRIJ (groen gearceerd)
Evenementen
Voor het organiseren van evenementen is een vergunning van de burgemeester nodig. De gemeente Barendrecht heeft een Evenementenhandboek, waarin voorwaarden zijn opgenomen voor het houden van een evenement. De locaties waar evenementen kunnen worden gehouden zijn echter ruimtelijk niet vastgelegd. Voorliggend parapluplan biedt een juridisch kader voor de locaties van de planologisch relevante evenementen. Het gaat daarbij niet om eenmalige evenementen die geen of maar een beperkte planologische relevantie hebben, maar om (jaarlijks) terugkerende meerdaagse evenementen, zoals een kermis.
Juridisch-planologische regeling
Het juridisch-planologisch regelen van standplaatsen en evenementen heeft betrekking op vrijwel het hele gemeentelijke grondgebied en heeft daarmee betrekking op meerdere bestemmingsplannen. In verband hiermee is dit paraplubestemmingsplan opgesteld, welke betrekking heeft op alle bestemmingsplannen waarin verwerking van het standplaatsen- en evenementenbeleid wenselijk is.
Doel parapluplan
Onderhavig parapluplan bepaalt waar, welke evenementen mogen plaatsvinden en standplaatsen zijn toegestaan. Op grond van de APV dient voor elk evenement of standplaats nog wel vergunning te worden aangevraagd.
Dit parapluplan zorgt voor vergroting van rechtszekerheid (voor omwonenden en ondernemers/organisatoren) door het aanwijzen van enkele locaties als standplaats en/of evenemententerrein.
Deze parapluherziening heeft betrekking op het gehele grondgebied van de gemeente Barendrecht, maar richt zich specifiek op de volgende bestemmingsplannen:
De herziening van de betreffende bestemmingsplannen is vervat in dit parapluplan met bijbehorende regels en verbeelding. Op deze wijze worden de standplaatsen en evenementen juridisch-planologisch gereguleerd waaraan getoetst kan worden in het ruimtelijk ordeningspoor.
In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op het relevante beleidskader. In hoofdstuk 3 worden de milieuaspecten behandeld, waarna in hoofdstuk 4 de juridische plantoelichting wordt beschreven. Afsluitend een hoofdstuk omtrent de uitvoerbaarheid.
Voor onderhavig parapluplan is geen relevant rijks-, provinciaal of regionaal beleid van toepassing. De relevante gemeentelijke beleidsnota's zijn in onderstaande paragrafen beschreven.
De gemeente Barendrecht heeft in de APV een aantal artikelen opgenomen waarin regels ten aanzien van standplaatsen zijn verwoord. Uit evaluatie is gebleken dat het huidige beleid voor verbetering vatbaar is. Hiertoe is de 'Beleidsnotitie standplaatsen Gemeente Barendrecht' (september 2012) opgesteld. Deze beleidsnotitie is nog niet vastgesteld. De in deze beleidsnotitie geformuleerde regels en criteria zijn van toepassing op nieuwe aanvragen voor standplaatsvergunningen.
Onder het beleid valt iedere standplaats als bedoeld in de artikelen 5.16 tot en met 5.19 van de APV, met uitzondering van de weekmarkten op het Binnenhof en op het Havenhoofd. Deze vallen namelijk onder het marktbeleid.
De gemeente streeft naar regulering van standplaatsen om wildgroei te voorkomen, maar wenst ondernemers ook graag ruimte te bieden. De gemeente wenst ondernemers ook de mogelijkheid te bieden op een aantal locaties een nieuwe standplaats in te richten.
Standplaatsen kunnen goed functioneren nabij winkelcentra, langs doorgaande routes met stopmogelijkheden of op plaatsen waar veel mensen wonen en/of werken. Aanvragen voor vergunningen buiten deze locaties worden in principe afgewezen.
In de beleidsnotitie is een opsomming opgenomen van alle door de gemeente vastgestelde standplaatslocaties (uitgezonderd de seizoensstandplaatsen, hierover meer in paragraaf 2.1.5) en de gehanteerde toetsingscriteria. Meer gedetailleerde informatie over de locaties wordt opgenomen in de vergunningen.
Een vergunning voor een standplaats op particuliere terreinen wordt niet verleend (uitgezonderd de bedrijventerreinen). De reden hiervoor, mede gebaseerd op de weigeringsgronden uit de APV, is het beperken van overlast in de woonwijken.
Een uitzondering op het beleid voor vastgestelde standplaatsen wordt gevormd door seizoensplaatsen. Dit beleid wijkt af ten opzichte van locatie en vergunningduur. Daarnaast is ook de productkeuze beperkt. Bij seizoensplaatsen kan worden gedacht aan oliebollen en kerstbomen. Het college van burgemeester en wethouders beschouwt seizoengebonden producten als niet weekmarkt gebonden. De verkoop van alle productgroepen die als groep niet seizoengebonden zijn, zal voorbehouden blijven aan de weekmarkt en de vaste standplaatsen. Een voorbeeld hiervan zijn bijvoorbeeld spruitjes. Dit zijn wel seizoenproducten maar de verkoop hiervan vindt niet plaats op een seizoensstandplaats. Zij vallen namelijk onder de productgroep groente die van oudsher op de weekmarkt wordt verkocht.
Gezien de aanwezigheid van de diverse woonwinkels op Reijerwaard en Cornelisland, komen er regelmatig aanvragen voor standplaatsen op deze locaties. Daarom worden op alle bedrijventerreinen binnen Barendrecht standplaatsen toegestaan. Dit parapluplan maakt standplaatsen planologisch mogelijk.
Op 29 juni 2012 is de Notitie evenementenbeleid 2009 in werking getreden. Het doel van deze beleidsnota is het stellen van kaders of spelregels waarbinnen evenementen kunnen plaatsvinden en welke evenementen de gemeente wenst te faciliteren en ondersteunen. Zoals in iedere gemeente vinden er binnen de gemeente Barendrecht jaarlijks festiviteiten plaats die onder de noemer evenement vallen. Jaarlijks worden er ongeveer 250 aanvragen ingediend voor een 'evenement'. Het merendeel betreft vaste en kleine festiviteiten, zoals de buurtbarbecues, rommelmarkten, loop-, skate- en wielerronden, optochten, braderieën en dergelijke. Daarnaast worden er jaarlijks terugkerende en incidenteel grootschalige festiviteiten georganiseerd, zoals 4 en 5 mei, de Roparun, de wielerronde en de veteranendag. Initiatieven komen niet alleen vanuit de Barendrechtse bevolking, maar ook vanuit de gemeenteraad of de gemeente.
Voorliggend parapluplan biedt een ruimtelijk kader voor de ruimtelijk relevante evenementen. Een evenement wordt in dit parapluplan gedefinieerd als: 'een (jaarlijks) terugkerende meerdaagse gebeurtenis, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur'.
In de volgende paragrafen worden de milieuaspecten samenhangend met de standplaatsen en evenementen behandeld.
Binnen de gemeente worden verschillende standplaats- en evenementenlocaties mogelijk gemaakt. Onderstaand is per locatie aandacht besteed aan de bereikbaarheid per auto en het parkeren. Voor de evenementenlocaties is tevens de bereikbaarheid per openbaar vervoer bekeken.
Standplaatslocaties
Binnenhof
De standplaats is mogelijk op/nabij het parkeerterrein. Dit terrein wordt ontsloten vanaf de Binnenlandse Baan en de Rijnstraat waardoor de bereikbaarheid vanuit de wijk goed is. De bezoekers van de standplaats zullen gebruik maken van de parkeerplaatsen op het terrein zelf.
Havenhoofd
De locatie Havenhoofd kent voor het autoverkeer een mindere bereikbaarheid doordat de locatie gelegen is langs een weg met eenrichtingsverkeer. Tevens is weinig parkeerruimte in de directe nabijheid van de locatie, wel kan gebruik worden gemaakt van de parkeerplaatsen van het nabijgelegen winkelcentrum Carnisseveste. Gezien de ligging van de locatie is het echter de verwachting dat de meeste bezoekers te voet of per fiets naar de standplaats zullen gaan.
Winkelcentrum Carnisseveste
De belangrijkste ontsluitingsweg vanaf het winkelcentrum is de Portlandse Baan, een gebiedsontsluitinsgweg. Hierdoor heeft de standplaats een goede bereikbaarheid. Bezoekers van de standplaats maken gebruik van de parkeerplaatsen van het winkelcentrum, vaak zal dit ook een combinatiebezoek betreffen.
Muziekplein
De standplaats op het Muziekplein wordt ontsloten vanaf de Harplaan, waardoor de bereikbaarheid vanuit de wijk goed is. Bezoekers kunnen op het parkeerterrein van de diverse winkels parkeren.
Het Vlak
De standplaats bij het Vlak wordt via 't Vlak en het Onderlangs ontsloten op de Binnenlandse Baan. De locatie kent een mindere bereikbaarheid doordat 't Vlak en het Onderlangs wegen zijn met eenrichtingsverkeer. Bezoekers kunnen gebruik maken van de parkeerplaatsen van de winkels.
Vaanpark 2 t/m 4
Via de wegen op het bedrijventerrein wordt Vaanpark 2 t/m 4 ontsloten naar de Carnisserbaan, een belangrijke gebiedsontsluitinsgweg binnen Barendrecht, welke verbinding geeft met de verschillende wijken van Barendrecht. Binnen het gebied waar de standplaatsen mogelijk zijn is voldoende ruimte om te parkeren in de openbare ruimte.
Bedrijventerrein Reijerwaard
Via de wegen op het bedrijventerrein wordt aangesloten op de IJsselmondse Randweg. Deze gebiedsontsluitinsgweg verbindt Rotterdam met Barendrecht. Op het bedrijventerrein is voldoende ruimte om te parkeren in de openbare ruimte.
Bedrijventerrein Cornelisland
Net als het bedrijventerrein Reijerwaard ontsluit dit terrein op de IJsselmondse Randweg, een belangrijke gebiedsontsluitinsgweg. Het parkeren bij de standplaats(en) zal plaats vinden in de openbare ruimte.
Bedrijventerrein Bijdorp
Dit bedrijventerrein ontsluit vanaf de Henry Dunantlaan. Deze gebiedsontsluitinsgweg, onderdeel van de rondweg, geeft verbinding met de verschillende wijken van Barendrecht. Op het terrein is voldoende ruimte om te parkeren.
Velo terrein
Het terrein wordt ontsloten vanaf de Achterzeedijk, waardoor de bereikbaarheid goed is. Ook is op het terrein voldoende ruimte om te parkeren.
Bedrijventerrein Oost
Dit bedrijventerrein heeft een goede ontsluiting op de Dierensteinweg, Veren Ambachtseweg, Boezemweg en Tuindersweg, belangrijke gebiedsontsluitinsgwegen welke onderdeel uitmaken van de rondweg binnen Barendrecht. Binnen het gebied waar de standplaatsen mogelijk zijn is voldoende ruimte om te parkeren in de openbare ruimte.
Carnisserpark
De locatie wordt ontsloten vanaf de Vrijenburgweg, de verbindingsweg tussen Rotterdam en Barendrecht. De Vrijenburgerweg geeft aansluiting op de Carnisserbaan, welke onderdeel uitmaakt van de rondweg Barendrecht. Parkeren dient plaats te vinden direct nabij de standplaats, hier is voldoende ruimte.
Station
Het station wordt goed ontsloten vanaf zowel de Stationsweg aan de westzijde als het Zuideinde aan de oostzijde. Parkeren vind plaats op het parkeerterrein bij het station.
NRIJ-locaties
De standplaatsen zijn mogelijk binnen de recreatiegebieden ten noorden van de A15. Deze gebieden worden ontsloten vanaf de Chairloisse Lagedijk, Vrijenburgweg, Maeterlinckweg, Achterweg en Kooiwalbos. Binnen de gebieden zelf lopen alleen fiets- en wandelpaden. Langs de genoemde wegen liggen kleine parkeerterreinen zodat nabij de gebieden geparkeerd kan worden.
Eveneens zijn standplaatsen mogelijk binnen de recreatiegebieden langs de Oude Maas zowel ten westen als ten oosten van de A29. De recreatiegebieden kennen een goede bereikbaarheid doordat zij zijn gelegen langs de Koedood, Achterzeedijk en Randweg. Ook hier zijn kleine parkeerterreinen nabij de gebieden gelegen.
Binnen het recreatiegebied Wevershoek langs de Waal zijn standplaatsen mogelijk. Dit gebied wordt ontsloten vanaf de Noldijk, waar ook het kleine parkeerterrein aan gelegen is.
Conclusie met betrekking tot standplaatslocaties
De meeste standplaatslocaties hebben een goede bereikbaarheid waardoor het autoverkeer gemakkelijk van en naar de locaties kan rijden. Bij het Havenhoofd en 't Vlak is de bereikbaarheid minder gelet op het eenrichtingsverkeer. Bij alle locaties is voldoende ruimte om (in de nabijheid) te parkeren.
Evenementenlocaties
Carnisserpark
Het evenemententerrein is gelegen langs de Carnisser Baan, een gebiedsontsluitinsgweg welke onderdeel uitmaakt van de rondweg Barendrecht. Hierdoor is de bereikbaarheid voor het autoverkeer goed. In de directe nabijheid van de locaties komt geen openbaar vervoer. Op de terreinen is wel voldoende ruimte om te parkeren.
Binnenhof
De locatie heeft een goede bereikbaarheid vanuit de wijk, vanaf de Binnenlandse Baan wordt vrij direct naar gebiedsontsluitinsgwegen ontsloten. Vanwege de ligging in de wijk en de afstand tot uitvalswegen, is de locatie minder geschikt voor grotere evenementen. In de nabijheid van de locatie is langs de Binnenlandse Baan een bushalte gelegen waar bussen halteren in de richtingen Rotterdam, Heinenoord en Barendrecht. De evenementenlocatie ligt op het parkeerterrein waardoor parkeren een aandachtspunt is. Gelet op de structuur van de omgeving is de verwachting dat kan worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid in de nabije omgeving.
Riederpark
Dit terrein wordt nagenoeg direct ontsloten op de Portlandse Baan, een gebiedsontsluitinsgweg waardoor de bereikbaarheid goed is. Ter hoogte van de locatie is langs de Portlandse Baan een bushalte gelegen, waar bussen halteren in de richtingen Barendrecht en Rotterdam Zuidplein. Er is genoeg ruimte om het parkeren op het terrein te faciliteren.
Kleine Duiker
De evenementenlocatie heeft een goede bereikbaarheid per auto door ligging langs de Kilweg en Leedeweg. De Kilweg heeft een directe aansluiting op de A29. In de nabijheid (langs de 3e Barendrechtseweg) halteren bussen in de richtingen Barendrecht, Heinenoord en Rotterdam Zuidplein. Parkeren dient op het terrein gefaciliteerd te worden, hier is voldoende ruimte voor.
Doormanplein
De locatie heeft een goede bereikbaarheid vanuit de wijk, vanaf de Dorpsstraat wordt via de Schaatsbaan naar de gebiedsontsluitinsgwegen 1e en 2e Barendrechtseweg ontsloten. Vanwege de ligging in de wijk en de afstand tot uitvalswegen, is de locatie minder geschikt voor grotere evenementen. In de nabijheid van de locatie is geen openbaar vervoer aanwezig. De evenementenlocatie ligt op het parkeerterrein waardoor parkeren een aandachtspunt is. Gelet op de structuur van de omgeving is de verwachting dat kan worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid in de nabije omgeving.
Conclusie met betrekking tot evenementenlocaties
De evenementenlocaties Binnenhof en Doormanplein hebben een mindere bereikbaarheid voor grotere evenementen doordat deze locaties niet direct langs uitvalswegen zijn gelegen. Ook ontbreekt het openbaar vervoer bij de locatie Doormanplein. Aangezien de evenementen op het bestaande parkeerterrein plaats vinden is parkeren bij deze locaties een aandachtspunt. Deze locaties zijn dan ook meer geschikt voor evenementen waarbij bezoekers lopend of met de fiets komen. De overige locaties zijn wel geschikt voor grotere evenementen door hun goede bereikbaarheid en de mogelijkheid tot parkeren.
Beleid en normstelling
De gemeente Barendrecht heeft geluidsbeleid (Nadere regels geluidsplafond voor openbare inrichtingen en meldingsplichtige evenementen) opgesteld in het belang van het beperken en voorkomen van geluidsoverlast. Op basis van dit beleid is beschreven welk geluidsplafond binnen de gemeente Barendrecht aanvaardbaar wordt geacht voor een goed woon- en leefklimaat bij evenementen en evenemententerreinen.
De belangrijkste regels uit het beleid die van toepassing zijn op voorliggende plan zijn:
Onderzoek en conclusie
Bij een aanvraag voor een evenement wordt akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek worden getoetst aan de uitgangspunten van het vastgestelde geluidsbeleid. Met behulp van deze toetsing wordt voorkomen dat door het evenement onaanvaardbare geluidhinder ontstaat. Voor voorliggende plan is dan ook geen geluidsonderzoek noodzakelijk. Het aspect geluid staat de aanwijzing van de evenemententerreinen niet in de weg
Beleid en Normstelling
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.
Onderzoek en conclusie
Het bepalen of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstig gebruik van de bodem is alleen noodzakelijk in situaties waarin personen structureel en langdurig ter plaatse verblijven of aanwezig zijn. Op een evenemententerrein of standplaats wordt niet structureel langdurig verbleven. Een evenemententerrein of standplaats is eveneens geen risicovolle activiteit voor de bodem. Daarnaast wordt de bodem niet geroerd ter plaatse van het evenemententerrein of de standplaats. Een bodemonderzoek is in dit kader dan ook niet noodzakelijk.
Beleid en Normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.
Tabel 3.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | toetsing van | Grenswaarde | geldig |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 60 µg/m³ | 2010 tot en met 2014 |
jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 2015 | |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
NIBM
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Onderzoek en conclusie
Met dit parapluplan worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit. Zowel de evenementen als de standplaatsen zijn slechts tijdelijk aanwezig, waardoor een eventuele verkeersaantrekkende werking en daarmee een invloed op de luchtkwaliteit ook tijdelijk is. Het effect op de luchtkwaliteit bedraagt in geen geval meer dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarden voor PM10 en NO2. Er is daarom geen aanleiding tot het uitvoeren van een luchtkwaliteitsonderzoek. Het aspect luchtkwaliteit staat de vaststelling van het parapluplan niet in de weg.
Beleid en normstelling
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan.
Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
In de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water en (spoor)wegen opgenomen. Op basis van de circulaire is voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten in nieuwe situaties geldt een richtwaarde van 10-6 per jaar. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Wel kan de verantwoordingsplicht voor het GR nog buiten deze 200 m strekken.
Vooruitlopend op de vaststelling van het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid is de circulaire per 1 januari 2010 gewijzigd. Met deze wijziging zijn de veiligheidsafstanden en plasbrandaandachtsgebieden (PAG) uit het Basisnet Wegen en Basisnet Water opgenomen in de circulaire.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. In dat besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering.
Onderzoek
Binnen de gemeente Barendrecht zijn verschillende risicobronnen aanwezig. Hieronder wordt per deelgebied besproken of de locatie binnen de PR 10-6 risicocontour, het PAG of het invloedsgebied van een risicovol object is gelegen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen enerzijds de standplaatslocaties en anderzijds de evenementenlocaties, omdat beide soorten locaties verschillend van invloed zijn op de externe veiligheid.
Standplaatslocaties
Binnen de gemeente worden verschillende standplaatslocaties mogelijk gemaakt. Het gaat hierbij om de locaties Binnenhof, Cornelisland, Havenhoofd, Reijerwaard, Bijdorp, Vaanpark 2 t/m 4, Velo terrein, Bedrijventerrein Oost, Winkelcentrum Carnisseveste, het Vlak, Muziekplein, Carnisserpark, het Station en de NRIJ-locaties ten noorden van de A15, de recreatiegebieden langs de Oude Maas zowel ten westen als ten oosten van de A29 en het recreatiegebied Wevershoek. De volgende locaties waar standplaatsen worden mogelijk gemaakt, zijn niet in de omgeving van risicovolle objecten gelegen:
Het aspect externe veiligheid vormt voor deze locaties dan ook geen belemmeringen.
Bij de locaties Vaanpark 2 t/m 4, Reijerwaard, Bijdorp, Velo terrein, Bedrijventerrein Oost, Carnisserpark, het Station en de NRIJ-locaties ten noorden van de A15, de recreatiegebieden langs de Oude Maas zowel ten westen als ten oosten van de A29 en het recreatiegebied Wevershoek liggen wel risicovolle objecten in de omgeving. Omdat bij de standplaatslocaties over het algemeen een relatief beperkt aantal mensen aanwezig zal zijn, speelt het groepsrisico bij deze locaties geen rol. Uitsluitend de PR 10-6 risicocontouren en de plasbrandaandachtsgebieden (PAG) vormen mogelijk belemmeringen voor de standplaatslocaties.
Vaanpark 2 t/m 4
Direct ten oosten van het Vaanpark ligt de Rijksweg A29 (wegvak Z88; Knooppunt Vaanplein - afrit 21). De PR 10-6 risicocontour is niet buiten de weg gelegen. Volgens het Basisnet Weg is er wel sprake van een plasbrandaandachtsgebied van 30 m. De locatie ligt op circa 50 m vanaf de weg en valt hiermee buiten het PAG en de PR 10-6 contour. De weg vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde standplaatslocaties.
Langs en door Vaanpark 2 t/m 4 lopen verschillende buisleidingen. De hoge druk aardgasleidingen A-517, A-559 en A-559-07 hebben geen PR 10-6 contour en vormen geen belemmering voor de beoogde standplaatslocaties binnen Vaanpark 2 t/m 4. De aardgascondensaatleiding, NAM 415101, parallel aan de A29 heeft een PR 10-6 contour van 13 m. Deze contour ligt buiten de standplaatslocaties van Vaanpark 2 t/m 4.
Buiten Vaanpark 2 t/m 4 zijn verschillende inrichtingen gelegen die een PR 10-6 contour hebben. Voor geen van deze inrichtingen geldt dat de PR 10-6 contour over de standplaatslocaties Vaanpark 2 t/m 4 loopt.
Bedrijventerrein Reijerwaard
Ten zuiden van het Bedrijventerrein Reijerwaard ligt de rijkweg A15 (wegvak Z74; knooppunt Vaanplein - knooppunt Ridderkerk Noord). De PR 10-6 risicocontour is 71 m gerekend vanaf het midden van de weg en er is een PAG van 30 m aanwezig. De locatie ligt op circa 75 m vanaf de weg. Dit is buiten het PAG en de PR 10-6 contour. De aanwezigheid van de weg vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde standplaatslocatie.
Bijdorp
Ook de locatie Bijdorp ligt in de omgeving van de rijksweg A15. De PR 10-6 contour van de A15 bij deze locatie is 80 m, gerekend vanuit het midden van de weg. De standplaatslocatie ligt buiten deze PR 10-6 contour. Het PAG van de A15 is 30 m en valt binnen de PR 10-6 contour.
Binnen de standplaatslocatie zijn daarnaast tevens de hoofdtransport aardgasleidingen A-517 en A-599 gelegen. Hierbij is geen sprake van een PR 10-6 risicocontour of PAG. De aanwezigheid van de weg en leidingen vormen dan ook geen belemmering voor de beoogde standplaatslocatie.
Velo terrein
Ten zuiden van het Velo terrein ligt de Oude Maas. Volgens het Basisnet Water behoort de Oude Maas tot de rode vaarwegen. Bij rode vaarwegen ligt de PR 10-6 risicocontour op het water en kan groeien tot de oeverlijn. Het PAG is 40 m landwaarts vanaf de waterlijn gelegen. De standplaatslocatie is op ruim 40 m vanaf de waterlijn gelegen. De ligging aan de Oude Maas vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Bedrijventerrein Oost
Binnen het Bedrijventerrein Oost zijn verschillende risicovolle inrichtingen gelegen waarbij een PR 10-6 risicocontour aanwezig is. Het gaat hierbij om Hage international BV, benzineservicestation Berkman Barendrecht Beheer BV, The Greenery Vastgoed BV en Lehnkering Logistics BV. Voor geen van deze inrichtingen geldt dat de PR 10-6 contour over de standplaatslocaties loopt.
De standplaatslocaties die mogelijk worden gemaakt, liggen verder niet binnen de PR-contour of PAG van de omliggende leidingen, rijksweg A15 en het spoor.
Carnisserpark
Ook de locatie Carnisserpark is gelegen in de omgeving van de rijksweg A15. De PR 10-6 risicocontour van de weg is bij deze locatie ook 80 m, gerekend vanaf het midden van de weg. Tevens is sprake van een PAG van 30 m. De standplaatslocatie ligt buiten deze contouren.
Ten zuiden van de locatie zijn tevens twee hoofdtransport aardgasleidingen gelegen. Beide aardgasleidingen hebben een PR 10-6 contour van 0 m. De aanwezigheid van de weg en leidingen vormen dan ook geen belemmering voor de beoogde standplaatslocatie.
Station
Over de spoorlijn vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Volgens het Basisnet Spoor is de PR 10-6 risicocontour 28 m. Daarnaast is sprake van een PAG van 30 m. De standplaatslocaties liggen direct naast de spoorlijn en bovenop de tunnelbak. De locatie ligt dan ook binnen de PR 10-6 contour en het PAG. De stationslocatie is echter een uitzonderlijke locatie. De spoorlijn bij Barendrecht is ter hoogte van het station gelegen in een tunnelbak. Bij een eventueel incident zullen gevaarlijke stoffen binnen deze bak blijven. Door deze bijzondere situatie zal feitelijk geen sprake zijn van een PR 10-6 risicocontour en PAG. Daarom wordt het aanvaardbaar geacht om bij deze locatie direct langs het spoor en bovenop de tunnelbak standplaatslocaties mogelijk te maken.
NRIJ-locaties
De noordelijke NRIJ-locaties zijn gelegen in de omgeving van de rijkswegen A15 en A29 en een deel van de Betuweroute. De PR 10-6 risicocontour van de A15 is bij deze locaties 80 m, gerekend vanaf het midden van de weg. Tevens is sprake van een PAG van 30 m. De PR 10-6 risicocontour van de A29 is niet buiten de weg gelegen. Volgens het Basisnet Weg is er wel sprake van een PAG van 30 m. Voor de spoorlijn geldt een veiligheidszone van 16 m en een PAG van 30 m.
Binnen de PR 10-6 risicocontouren en de plasbrandaandachtsgebieden wordt de plaatsing van standplaatsen niet mogelijk gemaakt.
De zuidelijke NRIJ-locaties zijn gelegen in de omgeving van de rijksweg A29, de Oude Maas en meerdere transportleidingen. De afstand van de standplaatslocaties die mogelijk worden gemaakt tot de rijksweg is circa 60 m. Dit is buiten het PAG van 30 m. De aanwezigheid van de rijksweg vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde standplaatslocaties.
Volgens het Basisnet Water behoort de Oude Maas tot de zogenoemde 'rode vaarwegen'. Bij rode vaarwegen ligt de PR 10-6 risicocontour op het water en kan groeien tot de oeverlijn. Het PAG ligt tot 40 m landwaarts gemeten vanaf de waterlijn. De standplaatslocatie worden uitsluitend buiten het PAG mogelijk gemaakt. De ligging aan de Oude Maas vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
De transportleidingen gelegen in de omgeving van de beoogde standplaatslocaties hebben over het algemeen een PR 10-6 risicocontour die niet buiten de leidingen is gelegen. Uitsluitend de leiding loodrecht op de Oude Maas heeft een PR 10-6 contour van 25 m. Binnen de PR 10-6 risicocontour worden de standplaatslocaties niet mogelijk gemaakt. Ook de leidingen vormen dus geen belemmering voor de beoogde standplaatslocaties.
Het recreatiegebied Wevershoek is gelegen in de omgeving van de spoorlijn ten zuiden van het station Barendrecht en de Oude Maas. Volgens het Basisnet Spoor is de PR 10-6 risicocontour van de spoorlijn 28 m en is sprake van een PAG van 30 m. De standplaatslocaties worden op circa 80 m vanaf de spoorlijn mogelijk gemaakt. De spoorlijn vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde locaties.
Voor de Oude Maas dient ook hier rekening gehouden te worden met het PAG van 40 m. De standplaatslocaties worden uitsluitend buiten het PAG mogelijk gemaakt. De ligging aan de Oude Maas vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Evenementenlocaties
Binnen de gemeente worden tevens evenementenlocaties mogelijk gemaakt. Het gaat hierbij om de locaties Carnisserpark, Binnenhof, Riederpark, Kleine Duiker en het Doormanplein. Met uitzondering van het Carnisserpark en de Kleinde Duiker zijn de overige evenementenlocaties niet in de omgeving van risicovolle objecten gelegen.
Carnisserpark
Carnisserpark ligt in de omgeving van de rijksweg A15, hoofdtransport aardgasleidingen en het spoor.
De rijksweg A15 (wegvak Z73: afrit 19 Rotterdam Charlois - knooppunt Vaanplein) heeft ter hoogte van de locatie een PR 10-6 risicocontour van 80 m. Tevens is sprake van een PAG van 30 m. De beoogde locatie ligt op circa 140 m vanaf de weg. Dit is buiten de PR 10-6 contour en het PAG. Volgens het Basisnet Weg vindt er in de huidige situatie geen overschrijding van 0,1 maal de oriënterende waarde van het groepsrisico plaats. Gelet op de ruime afstand tot de rijksweg en de omvang van de ontwikkeling, het mogelijk maken van een beperkt aantal evenementen, heeft de ontwikkeling een zeer beperkte invloed op de hoogte van het groepsrisico. Het groepsrisico zal door de ontwikkeling in geen geval de oriënterende waarde overschrijden.
Ten zuiden van de evenementenlocatie liggen tevens twee hoofdtransport aardgasleidingen. Beide aardgasleidingen hebben een PR 10-6 contour van 0 m. De evenementenlocatie ligt wel binnen de invloedsgebieden van de leidingen. De oriënterende waarde van het groepsrisico van beide leidingen wordt niet overschreden. De GR overschrijdingsfactor van de aardgastransportleiding A-559 is 0,28 en voor de leiding A-517 is de GR overschrijdingsfactor 0,37. Gelet op de beperkte omvang van de evenementenlocatie heeft deze een zeer beperkte invloed op de hoogte van het groepsrisico. Het groepsrisico zal door dit parapluplan in geen geval de oriënterende waarde overschrijden.
Ten noorden van de evenementenlocatie is tevens een deel van de Betuweroute gelegen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Uit het Basisnet Spoor blijkt dat bij de Betuweroute ter hoogte van de evenementenlocatie sprake is van een veiligheidszone van 16 m en een plasbrandaandachtsgebied van 30 m. De veiligheidszone, waarbuiten het plaatsgebonden risico niet meer dan PR 10-6 mag bedragen, en het PAG reiken in geen geval tot in de evenementenlocatie. Ter hoogte van de locaties wordt daarom voldaan aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico vanwege de Betuweroute.
Over het invloedsgebied voor het groepsrisico of de hoogte van het groepsrisico zijn nog geen gegevens opgenomen in het Basisnet. Uit de bijlagen bij de brief van de Minister (15 augustus 2011) blijkt enkel dat het groepsrisico ter hoogte van de locaties minder dan 0,1 maal de oriënterende waarde bedraagt. Op grond van het conceptontwerp Besluit Transportroutes Externe Veiligheid hoeft in situaties waarin het groepsrisico minder dan 0,1 maal de oriënterende waarde bedraagt geen groepsrisicoberekening te worden uitgevoerd. Gelet op de ruime afstand tot de Betuweroute (250 m) en de beperkte omvang van de evenementenlocatie hebben deze een zeer beperkte invloed op de hoogte van het groepsrisico. Het groepsrisico zal door dit parapluplan in geen geval de oriënterende waarde overschrijden.
Door de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR) is een kwetsbaarheidszonemodel opgesteld. De evenementenlocatie in Carnisserpark is aan dit model getoetst. Evenemententerreinen dienen volgens dit model getoetst te worden aan het worst case scenario voor toxische evenementen. De VRR vindt evenemententerreinen binnen de 100% letaliteitscontour van een toxisch scenario ongewenst. Het evenemententerrein ligt buiten de 100% letaliteitscontour van zowel de rijksweg A15 als het spoor. Voor de aardgasleidingen is geen sprake van een toxisch scenario.
Kleine Duiker
Ten noorden van de Kleine Duiker ligt een natgasleiding. Het VRR advies gaat uit van de 100% letaliteit voor het worstcase scenario waarbij een afstand geldt van 30 meter van de natgasleiding.
De evenementen locatie Kleine Duiker ligt buiten deze afstand.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het plan ten behoeve van de standplaats- en evenementenlocaties voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid.
Beleid en Normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).
Onderzoek en conclusie
Binnen het plangebied worden standplaatsen en evenementenlocaties mogelijk gemaakt. Deze activiteiten worden niet genoemd in de VNG-uitgave.
De standplaatsen en evenementen worden met name mogelijk gemaakt op reeds bestaande bedrijventerreinen en locaties voor evenementen. Om overlast van de bedrijven op omliggende woningen te voorkomen is reeds een milieuzonering toegepast, waardoor woningen niet direct aansluitend aan de bedrijventerreinen voorkomen. Hierdoor is de invloed van de ontwikkelingen op het woon- en leefklimaat van de omliggende woningen beperkt.
Ook in de directe omgeving van woningen, met name in het centrum en ter plaatse van het station- en winkelgebied worden standplaatsen en evenementenlocaties mogelijk gemaakt. Bij deze locaties liggen woningen over het algemeen dichterbij. Door de aanwezigheid van verschillende functies als wonen, kleinschalige bedrijvigheid en winkels is sprake van een gemengd gebied met verhoogd achtergrondgeluid.
Door het feit dat het karakter van de standplaatsen en evenementen tijdelijk is en geen sprake is van een verslechtering van de bestaande situatie, zal de invloed op het woon- en leefklimaat ter plaatse van omliggende woningen beperkt zijn. Dit wordt tevens bereikt doordat uitsluitend standplaatsen en evenementen mogelijk worden gemaakt die qua aard en schaal passen bij het karakter van de gemeente Barendrecht. Het aspect milieuzonering staat de vaststelling van het parapluplan dan ook niet in de weg.
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Flora- en faunawet (Ffw), de Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur de vaststelling van het parapluplan niet in de weg staan.
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS).
Soortenbescherming
Het onderhavige plan voorziet in het toekennen van standplaatsen- en evenementenlocaties. Hiervoor zullen geen gebouwen worden gesloopt of beplanting worden verwijderd. De toekenning van standplaatsen en evenemententerreinen zal dan ook geen invloed hebben op de aanwezige flora en fauna. Echter geldt er wel een 'algemene zorgplicht' welke in de Ffw (artikel 2) als volgt is omschreven:
Conclusie
De vaststelling van het parapluplan heeft geen invloed op de flora en fauna.
Waterbeheer en watertoets
Over een ruimtelijk planvoornemen dient in een vroeg stadium overleg te voeren gevoerd met de waterbeheerder. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Hollandse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal:
Waterschapsbeleid
In het Waterbeheerplan 2009-2015 staat hoe Hollandse Delta het waterbeheer in het werkgebied in de komende jaren wil uitvoeren. Daarbij gaat het om betaalbaar waterbeheer met evenwichtige aandacht voor veiligheid, waterkwaliteit, waterkwantiteit, duurzaamheid en om het watersysteem als onderdeel van de ruimtelijke inrichting van ons land. Het Waterbeheerplan beschrijft de uitgangspunten voor het beheer, de ontwikkelingen die de komende jaren verwacht worden en de belangrijkste keuzen die het waterschap moet maken. Daarnaast geeft het Waterbeheerplan een overzicht van maatregelen en kosten. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan.
Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater. Dit vermindert de vuiluitworp uit het gemengde rioolstelsel en verlaagt de belasting van de afvalwaterzuivering. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 500 m² of meer moet voor de versnelde afstroom van hemelwater een vergunning worden aangevraagd in het kader van de Keur. Voor een toename aan verhard oppervlak moet 10% van deze toename worden gecompenseerd in de vorm van open water binnen het peilgebied waarin de verharding toeneemt.
Huidige situatie
Algemeen
Dit parapluplan bestaat uit verschillende locaties in Barendrecht. De bodem in het plangebied bestaat uit zeekleigrond. In het plangebied is er sprake van grondwatertrap V. Dat wil zegen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand op minder dan 0,4 m beneden maaiveld ligt en dat de gemiddelde laagste grondwatertrap op meer dan 1,2 m beneden maaiveld is gelegen.
Waterkwantiteit
Binnen het plangebied liggen verschillende watergangen. Het gaat hierbij om hoofdwatergangen en overig water. Rondom de watergangen zijn beschermingszones gelegen. Binnen deze zones gelden beperkingen voor bouwen en aanleggen om onderhoud aan de watergangen mogelijk te houden.
Veiligheid en waterkeringen
Plaatselijk zijn binnen het plangebied regionale waterkeringen met de kern- en beschermingszone gelegen.
Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied is aangesloten op een gescheiden rioolstelsel.
Toekomstige situatie
Algemeen
Dit parapluplan voorziet uitsluitend in het aanwijzen van standplaatsen- en evenementenlocaties. In het kader van dit parapluplan vinden dan ook geen werkzaamheden plaats.
Conclusie
Vaststelling van dit parapluplan heeft geen gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse van de standplaatsen en evenemententerreinen.
Beleidskader
De gemeente Barendrecht heeft op 23 maart 2009 een archeologisch beleid en beleidsinstrumenten vastgesteld, waaronder de Archeologische Waardenkaart Barendrecht. Hiermee is een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen gewaarborgd. Dit beleid sluit aan op en komt mede voort uit het rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het “Verdrag van Malta” is ontwikkeld en dat sinds 1 september 2007 van kracht is via de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Doel van het archeologisch beleid is (1) te zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem; (2) te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is; (3) te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden.
Onderzoek en conclusie
Dit parapluplan brengt geen werken of werkzaamheden met zich mee die invloed hebben op de archeologische- en cultuurhistorische waarden. De gronden worden niet geroerd. Nader onderzoek naar de archeologische- en cultuurhistorische waarden is hierdoor niet noodzakelijk.
Wettelijke vereisten
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) bindende afspraken waarmee bij het maken van plannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi. De wettelijke vereisten vormen de leidraad bij deze nieuwe regeling voor het plangebied.
Regeling
Met deze parapluherziening worden verschillende bestemmingen aangevuld. Om de standplaatsen en evenementen juridisch-planologisch te reguleren zijn aanduidingen op de verbeelding van de verschillende bestemmingsplannen toegevoegd. In de planregels zijn vervolgens regels toegevoegd waarin de gewenste functies en gebruik gereguleerd worden.
Deze parapluherziening voorziet niet in uit te voeren werken of werkzaamheden. De parapluherziening is daarmee economisch uitvoerbaar. Nader onderzoek op grond van artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening is daarom niet nodig.
In het kader van het vooroverleg is het plan toegezonden aan de provincie Zuid-Holland en de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR). De provincie heeft hierbij aangegeven geen specifiek beleid op standplaatsen en evenemententerreinen te voeren. Geconcludeerd kan worden dat er geen provinciale belangen worden geschaad. De opmerkingen van de VRR zijn verwerkt in de toelichting van het ontwerp-parapluplan.
Het ontwerp 'Parapluplan standplaatsen en evenementen' heeft gedurende van 16 januari t/m 27 februari 2014 ter inzage gelegen waarbij een ieder in de gelegenheid is gesteld een zienswijze in te dienen. Gedurende deze termijn zijn geen zienswijzen ontvangen.
Het bestemmingsplan is na de ontwerpfase aan de hand van enkele ambtshalve opmerkingen aangepast. Dit betreft verduidelijking in de toelichting van de NRIJ gebieden en de positie van de NRIJ bij vergunningverlening. Daarnaast is de locatie van de Kleine Duiker aan de noordzijde iets verkleind vanwege de nabij gelegen gasleiding.