direct naar inhoud van Motivering
Plan: TAM-omgevingsplan, hoofdstuk 22b, De Beek 77
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0233.TAMdebeek77-0301

Motivering

behorende bij het TAM-omgevingsplan, hoofdstuk 22b, De Beek 77

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Beek 77 in Ermelo is een bedrijfsmatige kalvermesterij aanwezig. Op dit perceel is nu een bedrijfswoning en agrarische bedrijfsbebouwing aanwezig. De eigenaar van het bedrijf wil graag gebruik maken van het functieveranderingsbeleid van de gemeente Ermelo. Het voornemen is om een vrijstaande woning en een twee-onder-een-kapwoning op het perceel te realiseren. Daarnaast zullen de huidige agrarische bedrijfsgebouwen gesloopt worden en de aanwezige bedrijfswoning wordt een burgerwoning Dit voornemen past niet in het omgevingsplan. Voor een verdere realisatie van het plan is een wijziging van het omgevingsplan nodig.

1.2 Ligging en begrenzing

De Beek 77 is gelegen in het oostelijke buitengebied van Ermelo. De kern van Ermelo is op circa 9 kilometer ten westen van het perceel gelegen. De kern van Speuld is op ongeveer 1 kilometer ten noordwesten van het perceel gelegen. Kadastraal staat het perceel bekend als gemeente Ermelo, sectie C, nummers 903 en 1083.

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.TAMdebeek77-0301_0001.png"

Ligging in omgeving

Het werkingsgebied van deze wijziging van het omgevingsplan wordt gevormd door het genoemde perceel.

1.3 Geldend omgevingsplan

Voor het werkingsgebied geldt het tijdelijke deel van het omgevingsplan van de gemeente Ermelo. Het tijdelijk deel wordt onder andere gevormd door het bestemmingsplan 'Buitengebied Agrarische Enclave en Speuld', vastgesteld door de gemeenteraad op 28 mei 2015, en het bestemmingsplan Parkeernormen, vastgesteld door de gemeenteraad op 8 juni 2017.

Voor de locatie geldt de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden'. Hiermee zijn deze gronden in hoofdzaak bestemd voor agrarische bedrijven met één bijbehorende bedrijfswoning.

Op de huidige bestemming van De Beek 77 rust de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - landschapswaarden 2'. Hiermee zijn deze gronden ook bestemd voor de bescherming en instandhouding van de ter plaatse voorkomende eigen landschapswaarden: openheid van het landschap. Daarnaast gelden ook de aanduidingen 'specifieke vorm van waarde - natuurwaarden 1 en 3'. Hiermee zijn deze gronden bestemd voor de bescherming en instandhouding van de ter plaatse voorkomende eigen natuurwaarden. Voor natuurwaarden 1 zijn dit botanische waarden en voor natuurwaarden 3 betreft het een hydrologisch beïnvloedingsgebied.

Verder is er een bouwvlak aangegeven. Gebouwen mogen uitsluitend hierbinnen gerealiseerd worden. Buiten het bouwvlak mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Voor bedrijfsgebouwen geldt een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 6 en 10 meter. Voor de bedrijfswoning is dit respectievelijk 4 en 8 meter, en tevens geldt een maximale inhoud van 750 m3 voor de bedrijfswoning. De gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning mag niet meer dan 100 m2 bedragen.

Verder gelden nog deels de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie H' en 'Waarde - Archeologie M'. Hiermee zijn deze gronden mede bestemd voor de bescherming van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.

Tot slot rusten op de locatie nog de aanduidingen 'overige zone - natuurrand', waarmee deze gronden bestemd zijn voor de bescherming van de natuurwaarden, en 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied', waarmee uitbreiding van veestallen wordt geregeld.

In het bestemmingsplan Parkeernormen zijn als het ware regels en normen voor parkeren toegevoegd aan diverse bestemmingsplannen binnen de gemeente. In het kort houden deze regels in dat bij het bouwen of aanpassen van gebouwen in voldoende parkeerruimte moet worden voorzien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.TAMdebeek77-0301_0002.jpg"

Uitsnede verbeelding

Het (tijdelijke deel) van het omgevingsplan maakt het initiatief niet mogelijk. Het omgevingsplan c.q. bestemmingsplan voorziet niet in het toevoegen van nieuwe woningen en het gebruik als burgerwoning. Het bestemmingsplan heeft verder geen relevante, toereikende wijzigingsbevoegdheid opgenomen om zowel te kunnen voorzien in drie nieuwe woningen en de functiewijziging naar een woonbestemming. Voor het initiatief is daarom een wijziging van het omgevingsplan nodig.

1.4 Leeswijzer

Deze motivering vangt in hoofdstuk 2 aan met een beschrijving van het plan. In het daaropvolgende hoofdstuk wordt het relevante beleidskader geschetst. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de omgevingsaspecten behandeld. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de juridische planbeschrijving. In hoofdstuk 6 en 7 wordt afgesloten met de (economische) uitvoerbaarheid en de procedure.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het initiatief

2.1 Omgeving

De locatie is gelegen ten oosten van de kern van Ermelo. Het landschap is voornamelijk te typeren als jonge heideontginningenlandschap. Dit landschapstype heeft een rationele verkaveling en wegenpatroon. De erven zijn grootschalig en rationeel opgebouwd. De (agrarische) erven liggen verspreid in het landschap en hebben relatief weinig erfbeplanting. Het grondgebruik is overwegend agrarisch. De agrarische erven staan verspreid in het landschap. Ten westen van de locatie is het uitgestrekte heidegebied Houtdorperveld aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.TAMdebeek77-0301_0003.jpg"

Luchtfoto omgeving

2.2 Locatie

De locatie is gelegen aan De Beek. Dit is een erftoegangsweg voor de erven aan De Beek. Aan beide kanten sluit De Beek aan op de Flevoweg. Dit is een provinciale weg (N302) die in het zuiden aansluit op de A1 en in het noorden op de A28 bij Harderwijk.

Binnen de locatie is bebouwing aanwezig. Aan de westkant van het bouwvlak is de bedrijfswoning aanwezig. Ten oosten daarvan is een grote schuur met mestkelders aanwezig. Rondom de bebouwing is een verhard erf aanwezig. Verder is een inrit vanaf De Beek aanwezig. Langs de perceelsgrenzen aan de zuid- en westzijde is beplanting aanwezig. Aan de voorzijde, in het midden bij de kadastrale grens, is een toegangsweg voor gezamenlijk gebruik met een wederzijdse erfdienstbaarheid. Ten noorden van de locatie is een agrarisch bestemd erf aanwezig, waar één plattelandswoning is toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.TAMdebeek77-0301_0004.jpg"

Luchtfoto locatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.TAMdebeek77-0301_0005.jpg"

Aanzicht vanaf de Flevoweg

2.3 Voornemen

Het voornemen is om het agrarische bedrijf op te heffen en de agrarische bedrijfsgebouwen te slopen. De initiatiefnemer wil gebruik maken van het functieveranderingsbeleid en daarmee een nieuwe vrijstaande woning en een tweekapper realiseren. De bestaande bedrijfswoning blijft gehandhaafd.

De gemeente Ermelo wil dat veranderingen in het buitengebied bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. De ervenconsulent van het Gelders Genootschap is gevraagd om onafhankelijk advies te geven over deze erftransformatie. Dit advies is opgenomen als Bijlage 1 bij deze toelichting. Uit dit advies zijn de volgende uitgangspunten en randvoorwaarden naar voren gekomen om tot de nieuwe inrichting van het perceel te komen:

  • a. De bestaande bedrijfswoning blijft behouden. Door de uitstraling en positie voor op het erf is dit het hoofdgebouw op het erf. Overige bebouwing op het erf is daar qua uitstraling aan ondergeschikt.
  • b. Rijwoningen, twee onder een kap. Deze staan evenwijdig aan de bestaande bebouwing op het erf zodat het aansluit bij de ontginningsgeschiedenis van het gebiedje. Het gebouw heeft een enkelvoudige hoofdvorm, één bouwlaag met gesloten kap en wordt uitgevoerd in gedempte kleuren en natuurlijke materialen. De berging is inpandig.
  • c. Op het oostelijk deel van het erf komt de vrijstaande woning, binnen het bouwvlak. Ook deze woning wordt uitgevoerd in een enkelvoudige hoofdvorm, één bouwlaag met gesloten kap en wordt uitgevoerd in gedempte kleuren en natuurlijke materialen. De berging is inpandig.
  • d. Als bijgebouw is een hooiberg mogelijk. Deze staat bij de boerderij. Bijgebouwen bij de nieuwe woningen zijn gezamenlijk of inpandig.
  • e. Alle woningen worden ontsloten via de bestaande pad aan de noordzijde van het erf. Langs het pad komt een streekeigen haag van beuk of haagbeuk ter hoogte van de boerderij en een boomsingel van eik ter hoogte van de nieuwe schuurwoningen.
  • f. Bestaande natuurzone tussen de Flevoweg en het erf.
  • g. De bestaande beplanting aan de zuidzijde het erf, ter hoogte van de boerderij bijft behouden.
  • h. Het perceel ligt aan de rand van het beekdal van de Staverdensche beek. Dit biedt mogelijkheden voor vernatting van het perceel door de bestaande sloot te versterken met natuurvriendelijke oevers en begeleidende streekeigen beplanting van knotwilgen en zwarte els. Zo ontstaat er een route met dekking voor de das en de verkaveling van het heideontginningslandschap wordt benadrukt.
  • i. Een streekeigen erfbosje van eiken met lijsterbes, veldesdoorn en boswilg of boomgaard creëert privacy en geeft de bebouwing een groen decor. Ook draagt het bij aan ecologische waarden. Hagen op het achtererf bestaat uit streekeigen soorten van beuk, haagbeuk, liguster of veldesdoorn.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0233.TAMdebeek77-0301_0006.jpg"

Schets uitwerking

Op het bestaande erf met het nieuwe woongebouw blijft het agrarische karakter behouden. De bestaande woning met siertuin staat centraal voor op het erf. Het woongebouw in schuurarchitectuur volgt dezelfde richting als de schuren in de omgeving en vormt zo met de bestaande bebouwing een geheel. De inrichting op het achtererf is functioneler en eenvoudiger. Door de beplanting op de kavelgrenzen te versterken ontstaat een groen decor voor de nieuwe woonfunctie.

Bijdrage pluspakket

Door het verdwijnen van de intensieve veehouderij en de landschappelijke inrichting van het erf wordt het jonge heideontginningslandschap en de ecologische waarden versterkt. De kavelgrensbeplanting draagt bij aan de verbetering voor het leefgebied van de das. De nieuwe woningen sluiten aan bij de gewenste beeldkwaliteit voor erven.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is vastgesteld op 11 september 2020. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken; te kiezen voor slimme combinaties van functies; uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. In totaal zijn er 21 nationale belangen gevormd, waaronder het bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving en het waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving.

Om ook daadwerkelijk uitvoering te geven aan de NOVI, is de Uitvoeringsagenda 2021-2024 opgesteld. Hierin zijn vier prioriteiten benoemd:

  • 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie.
  • 2. Duurzaam economisch groeipotentieel.
  • 3. Sterke en gezonde steden en regio's.
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

De NOVI is een permanent en aanpasbaar proces. Er wordt uitgegaan van een terugkerende cyclus van vier jaar. Jaarlijks, in het voorjaar, is er een nationale NOVI-conferentie over de voortgang van de uitvoering, nieuwe ontwikkelingen en inzichten. Ook wordt een tweejaarlijkse monitor uitgevoerd door het Planbureau voor de Leefomgeving. Elke vier jaar vindt een uitgebreide beleidsevaluatie plaats, evenals een onderzoek naar de mening van burgers en wordt de NOVI zo nodig aangepast.

Toetsing

Uit de NOVI volgen geen uitgangspunten en/of randvoorwaarden voor de herontwikkeling van het werkingsgebied. Met deze ontwikkeling zijn geen nationale belangen in het geding.

3.1.2 Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl)

In het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) staan regels over omgevingswaarden, instructieregels, beoordelingsregels en regels voor monitoring. Het Bkl geldt voor het Rijk en decentrale overheden. De instructieregels voor een omgevingsplan staan in hoofdstuk 5 beschreven. In afdeling 5.1 staan de instructieregels voor een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Een evenwichtige toedeling van functies aan locaties houdt in dat er een balans is tussen verschillende functies die locaties binnen een gebied kunnen vervullen. Deze regels houden meer in dan alleen het bestemmen in een bestemmingsplan. Denk bij een functie bijvoorbeeld aan een netwerkfunctie (kabels en leidingen) of waterbergende functie (milieu).

De instructieregels uit afdeling 5.1 gaan over:

  • waarborgen van de veiligheid (paragraaf 5.1.2)
  • beschermen van de waterbelangen (paragraaf 5.1.3)
  • beschermen van de gezondheid en van het milieu (paragraaf 5.1.4)
  • beschermen van landschappelijke of stedenbouwkundige waarden en cultureel erfgoed (paragraaf 5.1.5)
  • behoud van ruimte voor toekomstige functies (paragraaf 5.1.6)
  • behoeden van de staat en werking van infrastructuur of voorzieningen voor nadelige gevolgen van activiteiten (paragraaf 5.1.7)
  • bevorderen van de toegankelijkheid van de openbare buitenruimte voor personen (paragraaf 5.1.8)

Afdeling 5.2 bevat instructieregels over de uitoefening van taken voor de fysieke leefomgeving. Het gaat dan vooral om het voorkomen van belemmeringen van gebruik en beheer van spoorwegen en rijkswegen. Tot slot bevat afdeling 5.3 regels over ontheffing van instructieregels voor het omgevingsplan.

Toetsing

In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de instructieregels en wordt het initiatief getoetst.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Gelderland

Met de omgevingsvisie Gaaf Gelderland wil de provincie Gelderland in de toekomst gaaf houden. In deze omgevingsvisie wordt beschreven wat de provincie wil en moet veranderen en ontwikkelen om nu en in de toekomst prettig in de provincie te kunnen wonen, studeren en ontspannen. Samen met partners wordt elke dag gewerkt aan een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland. Er wordt gericht op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland. Aan de hand van 7 onderwerpen wordt hier richting aan gegeven:

  • Energietransitie: van fossielvrij naar duurzaam.
  • Klimaatadaptie: omgaan met veranderend weer.
  • Circulaire economie: sluiten van kringlopen.
  • Biodiversiteit: werken met de natuur.
  • Bereikbaarheid: duurzaam verbonden.
  • Economisch vestigingsklimaat: een krachtige, duurzame topregio.
  • Woon- en leefklimaat: dynamisch, divers en duurzaam.

Dit project voorziet in een functiewijziging en de realisatie van een nieuwe woningen. Hiervoor zijn geen specifieke uitgangspunten genoemd in de omgevingsvisie. Dit project is overeen c.q. niet in strijd met de Omgevingsvisie Gelderland.

3.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

In de Omgevingsverordening Gelderland zijn regels opgenomen die door gemeenten meegenomen moeten worden bij het opstellen van ruimtelijke plannen. Deze regels beschermen en waarborgen de belangen van de provincie. In de verordening zijn verschillende kaarten opgenomen. Hieronder worden de relevantie bepalingen voor de locatie besproken.

Artikel 5.5 (beschermen kwaliteit Gelders natuurnetwerk)

Voor zover een omgevingsplan van toepassing is op locaties in het Gelders natuurnetwerk, wordt een nieuwe activiteit of ontwikkeling alleen toegelaten als uit onderzoek blijkt dat die geen nadelige gevolgen kan hebben voor de oppervlakte, samenhang of kwaliteit van het Gelders natuurnetwerk als bedoeld in bijlage Kernkwaliteiten Gelders natuurnetwerk en Groene ontwikkelingszone.

De locatie ligt in het deelgebied Uddelermeer - Leuvenumse Beek. De kernkwaliteiten zijn daarvoor als volgt benoemd:

  • Zeer gevarieerd beekdal, natte parel op de droge Veluwe
  • Onderdeel van Nationaal Landschap Veluwe
  • Onderdeel van Natura 2000-gebied Veluwe met de bijbehorende habitats en soorten
  • Groot wild: m.n. edelherten, wilde zwijnen (agrarische enclave Garderen - Speuld - Elspeet - Uddel geen wilde zwijnen)
  • Dal van de Leuvenumse Beek, kwelgebieden met beekjes en broekgebieden, Uddelermeer en Bleeke Meer
  • Landgoederen Staverden en Leuvenum
  • Parel Hierdense beekdal/Staverden: uniek beek- en sprengencomplex met beekbegeleidende bossen, bosjes en houtwallen met hakhout. Natte bossen, bronvegetaties soortenrijke heide, schraalland en veenkernen; meest soortenrijke deel van de Veluwe; grotendeels natuurlijke beek
  • Leefgebied das
  • Leefgebied steenuil
  • Leefgebied kamsalamander
  • Kleinschalige afwisseling in het ontginningslandschap met bomen en singels
  • Cultuurhistorische waarden van o.m. grafheuvels, Hunnenschans, oude ontginningen en boerderijen,
  • Abiotiek: aardkundige waarden, kwel, bodem, grondwaterreservoir

De ontwikkelingsdoelen voor het Gelders Natuurnetwerk zijn als volgt:

  • Ontwikkeling beeklandschap met overgangen van droog-voedselarm naar nat-(matig) voedselrijk in bossen en open begroeiingen; terugdringing verdroging en vermesting
  • Ontwikkeling oud bos en bosranden en overgangen naar heide
  • Ontwikkeling natte heide met bijzondere plantensoorten en heikikker
  • Ontwikkeling schraallanden en veenkernen
  • Ontwikkeling biotopen voor reptielen
  • Ontwikkeling leefgebieden voor groot wild
  • Ontwikkeling uitwisseling met de omgeving en vermindering barrièrewerking N302
  • Ontwikkeling landgoederen en bijbehorende patronen
  • Ontwikkeling kleinschalige ontginningen met dicht patroon van singels en hakhout
  • Ontwikkeling cultuurhistorische patronen en beheersvormen

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.TAMdebeek77-0301_0007.jpg"

Begrenzing Gelders natuurnetwerk

Toetsing

Dit project voorziet enkel in de sloop van de agrarische bedrijfsgebouwen en drie nieuwe woningen daarvoor in de plaats. Dit heeft geen nadelige gevolgen voor de genoemde kernkwaliteiten.

In het kader van dit project is ecologisch onderzoek uitgevoerd (zie ook paragraaf 4.3). In dit onderzoek (Bijlage 6) zijn ook de de te verwachten effecten van de ontwikkeling op de kernkwaliteiten in beeld gebracht. Hieruit blijkt dat het plan leidt tot een versterking van de kernkwaliteiten.

Artikel 5.20 (beschermen Groene ontwikkelingszone)

  • 1. Voor zover een omgevingsplan van toepassing is op locaties binnen de Groene ontwikkelingszone, laat het een nieuwe activiteit of ontwikkeling alleen toe als uit onderzoek blijkt dat:
    • a. de kernkwaliteiten of ontwikkelingsdoelen, genoemd in bijlage Kernkwaliteiten Geld natuurnetwerk en Groene ontwikkelingszone, per saldo en naar rato van de ingreep worden versterkt; en
    • b. de samenhang niet verloren gaat.

De locatie ligt in het deelgebied Uddelermeer - Leuvenumse Beek. De kernkwaliteiten daarvoor zijn bij het vorige artikel benoemd.

De ontwikkelingsdoelen voor de Groene ontwikkelingszone zijn als volgt:

  • Ontwikkeling beeklandschap met overgangen van droog-voedselarm naar nat-(matig) voedselrijk in bossen en open begroeiingen
  • Ontwikkeling uitwisseling met de omgeving en vermindering barrièrewerking N302
  • Ontwikkeling extensief agrarisch beheer op de landgoederen
  • Ontwikkeling landgoederen en bijbehorende patronen
  • Ontwikkeling kleinschalige ontginningen met dicht patroon van singels en hakhout
  • Ontwikkeling cultuurhistorische patronen en beheersvormen

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.TAMdebeek77-0301_0008.jpg"

Begrenzing Groene ontwikkelingszone

Toetsing

Dit project voorziet in een kleinschalige ontwikkeling op de locatie De Beek 77: drie nieuwe woningen. Een volwaardig, in gebruik zijnde agrarisch bouwperceel met milieuvergunningen komt te vervallen, waarmee op zichzelf al een aanzienlijke verbetering van de kernkwaliteiten bereikt wordt. Door de afname van de bebouwing en verharding en een goede landschappelijke wordt een verbetering bereikt. De kernkwaliteit ‘kleinschalige afwisseling in het ontginningslandschap met bomen en singels’ wordt substantieel versterkt. De sloop en de landschappelijke inpassing zijn als voorwaardelijke verplichtingen verwerkt in de regels bij deze wijziging van het omgevingsplan. Door het ontbreken van waardevolle groenelementen in de bestaande situatie, het verwijderen van het agrarische bouwperceel in het werkingsgebied en de toevoeging van landschapselementen als een natuurvriendelijke oever, hagen en bomen, vindt op voorhand al een versterking van de Groene ontwikkelingszone plaats. In Bijlage 2 is de ingevulde rekentabel van de provincie bijgevoegd. Daaruit volgt een positief saldo.

Artikel 5.44 (beschermen landschap Gelderse streken: Veluwe)

Voor zover een omgevingsplan van toepassing is op locaties binnen de Gelderse streek Veluwe bij een nieuwe activiteit of ontwikkeling rekening gehouden met de voor die streek vastgestelde kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen van het landschap als bedoeld in bijlage Kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen landschap Gelderse streek Veluwe.

Voor deze streek zijn de volgende kernkwaliteiten en ontwikkelingsdoelen benoemd:

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.TAMdebeek77-0301_0009.jpg"

De genoemde kernkwaliteiten zijn specifiek op de locatie niet aanwezig. De nieuwe landschappelijke inpassing zal wel zorgen voor een aanzienlijke verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Dit project zal dan ook geen afbreuk doen aan de kernkwaliteiten van de Veluwe.

Artikel 5.64 (doorwerking regionale woonagenda)

  • 1. Een omgevingsplan laat nieuwe woningen alleen toe als die ontwikkeling past binnen de regionale woonagenda.
  • 2. Als een ontwikkeling niet past binnen de regionale woonagenda, kan een omgevingsplan vooruitlopend op de eerstvolgende actualisatie van de regionale woonagenda die ontwikkeling toch toelaten als:
    • a. de gemeentebesturen in de regio in de gelegenheid zijn gesteld een zienswijze daarover naar voren te brengen; en
    • b. Gedeputeerde Staten met deze ontwikkeling instemmen.

Toetsing

Dit project maakt de ontwikkeling mogelijk van 3 nieuwe woningen. In de in 2023 ondertekende regionale woondeal is het doel beschreven om in de regio Noord-Veluwe 12.700 woningen te bouwen tot en met 2030. 1.508 woningen daarvan worden gebouwd in Ermelo. Daarmee past dit project binnen de regionale afspraak.

Conclusie

Dit project is in overeenstemming met de omgevingsverordening van de provincie Gelderland.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Ermelo

De Omgevingsvisie Ermelo is vastgesteld door de gemeenteraad op 26 januari 2022. De omgevingsvisie geeft de ontwikkelingsrichting op hoofdlijnen van Ermelo op hoofdlijnen. De locatie is gelegen in het deelgebied 'Buitengebied west'. De relevante opgaven die rondom de locatie benoemd zijn, zijn als volgt:

  • Goede inpassing van woningbouwprojecten.
  • Koester het afwisselende waardevolle landschap. De druk op het gebied wordt steeds groter, denk aan woningbouw, grootschalige energieopwekking en recreatie-initiatieven. Het Ontwikkelingsperspectief Horst & Telgt vormt het kader voor ontwikkelingen.
  • Werken aan de verbetering van het landschap. Een voorbeeld is het versterken van groen rondom buurtschappen en erfbeplanting.

Verder is over wonen het volgende beschreven in de omgevingsvisie:

Ermelo werkt samen met de bewoners en partners aan leefbare, toekomstbestendige wijken. Met een aantrekkelijke, groene inrichting, waarmee bijgedragen wordt aan de klimaatadaptatie, een schone lucht en een beweeg- en speelvriendelijke omgeving. Ingezet wordt op duurzame, levensloopbestendige woningen voor alle leeftijds- en doelgroepen. We faciliteren en stimuleren de realisatie van voldoende woningen voor alle Ermeloërs. Nieuwbouw vindt in eerste instantie plaats via inbreiding en herontwikkeling, maar op termijn hebben we behoefte aan een nieuwe ontwikkelingsrichting buiten het bebouwde gebied. Het behoud en waar mogelijk versterken van onze groene identiteit en een gezonde leefomgeving, vraagt om een einde aan het alsmaar verder inbreiden.

Toetsing

Dit project voorziet in een vrijstaande woning en een twee-onder-een-kapwoning. In plaats daarvoor worden de huidige agrarische bedrijfsgebouwen gesloopt worden. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van het functieveranderingsbeleid. In paragraaf 3.3.2 wordt daar verder op ingegaan. De nieuwe woningen zijn landschappelijk goed in te passen. Daarnaast voorziet dit project in een invulling van de woningbehoefte.

Conclusie

Dit project is in overeenstemming met de Omgevingsvisie Ermelo.

3.3.2 Structuurvisie Functieverandering

De herrijkte Structuurvisie Functieverandering is vastgesteld door de gemeenteraad op 22 december 2021. Hierin beschrijft de gemeente haar visie over het agrarische landschap en functieverandering. Specifiek over functieverandering naar wonen beschrijft deze structuurvisie het volgende.

De locatie ligt in het Jonge Heideontginningenlandschap. Hiervoor zijn de ontwerpcriteria als volgt:

  • Maximaal 2 vrijstaande woningen (<750 m3).
  • Maximaal 4 rijwoningen.
  • Openhouden en verdichten aan de randen.
  • Architectuur afhankelijk van omliggende landgoed(architectuur).
  • Beplanting moet aansluiten bij omliggende landschap.

Voor twee-onder-één-kapwoningen geldt een minimale sloopopgave van 500 m2 voor de realisatie van 1 twee-onder-één-kapwoning, waarbij geldt dat de terugbouwmogelijkheid 45% bedraagt. Voor één vrijstaande woning van maximaal 750 m3 geldt een minimale sloopopgave van 800 m2.

Toetsing

Er wordt in totaal 1446 m2 bedrijfsbebouwing gesloopt, waarvan een deel al gesloopt is. Het voornemen is om een tweekapper (twee rijwoningen) en een vrijstaande woning te realiseren. De sloop van 800 m2 wordt gebruikt voor de vrijstaande woning. Daarmee blijft er 646 m2 over voor de tweekapper. Aangezien er een terugbouwmogelijkheid van 45% geldt, betekent dit dat de tweekapper, inclusief bijgebouwen, maximaal 290,7 m2 groot mag worden. Dat wordt vastgelegd in de regels van deze wijziging van het omgevingsplan. Daarmee voldoet het aan de maximale omvang volgens het functieveranderingsbeleid.

Conclusie

Dit project is in overeenstemming met de Structuurvisie Functieveranderingsbeleid.

3.3.3 Woonvisie Ermelo 2030

Sinds de laatste woonvisie uit 2015 zijn er veel ontwikkelingen geweest op de woningmarkt. Zo is de druk op de woningmarkt flink toegenomen en zijn de huizenprijzen gestegen. Hierdoor hebben veel huishoudens en met name starters en de ouderen moeite om geschikte en passende woonruimte te vinden. Om in te spelen op de veranderingen heeft het college een nieuwe woonvisie opgesteld.

Exclusief staat voor de woonomgeving die de gemeente Ermelo bieden; groen, gezond, een sterke sociale verbondenheid en zorgstructuur. Deze woonomgeving wil de gemeente toegankelijk houden voor iedereen. Dit betekent dat de gemeente zich gaat inspannen voor een gevarieerd woningaanbod voor jong en oud, kleine en grote huishoudens, lage, midden en hoge inkomens en voor mensen met een specifieke zorgvraag. Om de visie te realiseren zet de gemeente in op drie strategische woonopgaven:

  • Samen investeren in toekomstbestendige buurten en buurtschappen;
  • Woningbouwprogramma in balans;
  • Passend en betaalbaar wonen voor iedereen.

Nieuwbouw, herstructurering en transformatie zet de gemeente de komende jaren in voor alle doelgroepen. De gemeente heeft hierbij een programmering van nieuwbouwwoningen voor ogen waarin een goede balans is tussen de behoefte van de korte termijn en de lange termijn. Ook stimuleren ze bij elke nieuwbouwaanvraag de inzet op groen- en natuurinclusief bouwen. In Ermelo streeft de gemeente naar een woningvoorraad die zoveel mogelijk past bij de woonwensen, inkomens, levensfase en huishoudenssamenstelling van onze inwoners. Er is keuze voor iedereen, mede door een passend en betaalbaar woningaanbod. Hierbij zetten ze onder andere in op het vergroten van het aantal sociale huurwoningen.

Toetsing

Dit project voorziet in 3 nieuwe woningen, en daarnaast de omzetting van een bedrijfswoning naar een burgerwoning. Daarmee wordt een deel van de bestaande vraag ingevuld.

Conclusie

Dit project is in overeenstemming met de woonvisie.

3.3.4 Verordening sociale woningbouw

De verordening sociale woningbouw gemeente Ermelo 2019 is vastgesteld door de gemeenteraad op 21 maart 2019. In de Verordening sociale woningbouw gemeente Ermelo 2019 is vastgelegd dat de instandhoudingstermijn voor sociale huur, sociale koop en midden huurwoningen tenminste 10 jaar bedraagt. Ook is in de verordening bepaald voor welke doelgroepen deze woningsegmenten bedoeld zijn. Aan het al dan niet realiseren van voldoende sociale huur- en koopwoningen is in de verordening een vereveningsfonds gekoppeld.

Dit project voorziet in 3 nieuwe woningen. De woningen worden geen sociale woning. De verordening is echter niet van toepassing op agrarische functieveranderingen.

Conclusie

De verordening sociale woningbouw is niet van toepassing op dit project.

3.3.5 Landschapsontwikkelingsplan

Het buitengebied van Ermelo en Putten heeft bijzondere landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten. Deze kwaliteiten staan onder druk door de dynamiek in het buitengebied ten gevolge van verschillende processen en concrete ontwikkelingen die hun weerslag hebben op het landschap. De dynamiek biedt tevens kansen voor behoud van landschappelijke kwaliteiten en landschapsontwikkeling. De gemeente Ermelo wil het LOP gebruiken als input voor de nieuwe structuurvisie Ermelo. Het doel van de opstelling van het LOP is om in overleg met alle betrokkenen - bestuurders, beleidsmakers, bewoners en organisaties - tot een uitvoeringsgericht plan te komen voor behoud en verbetering van de kwaliteit van het landschap.

Op hoofdlijnen bestaat de visie uit het behoud en versterking van de kernkwaliteiten van de 4 hoofdzones. Op het Landschapsontwikkelingsplan is de locatie gelegen in de hoofdzone IIIIa: Veluwemassief droog. Hierover is het volgende beschreven:

Het droge westelijke deel van het Veluwemassief bestaat uit grote aaneengesloten bosgebieden en open heideterreinen en agrarische enclaves. We streven naar meer afwisseling in de bosgebieden om de ecologische waarde en de belevingswaarde te verhogen. Voor het Speulder- en Sprielderbos (malebossen) houdt dit in dat waar mogelijk meer cultuurhistorisch (gefaseerd) beheer wordt toegepast.

In de productiebossen worden meer open plekken gemaakt, onder meer langs paden. Hierdoor ontstaat meer variatie in begroeiing (o.a. heide, bosranden met zoom en mantelvegetatie). Daardoor ontstaan meer mogelijkheden voor migratie van soorten die aan heide (bijv. reptielen) of structuurrijke bosranden (bijv. vlinders) gebonden zijn en wordt de belevingswaarde vergroot. De waardevolle open eenheden van de agrarische enclaves Speuld, Houtdorp, Koudhoorn en Drie worden behouden en versterkt door de randen te accentueren en de beeldkwaliteit van de erven en dorpsranden te verbeteren.

De beleving van het Houtdorper- en Speulderveld vanuit het dorp Speuld wordt verbeterd door doorzichten te creëren. Belangrijk aandachtspunt daarbij is de beeldkwaliteit van Speuld vanaf de het Houtdorper- en Speulderveld. De toegankelijkheid voor recreanten wordt verbeterd door opstappunten en rustpunten te realiseren en door veilige oversteekplaatsen bij de provinciale wegen te realiseren.

Ter inbedding van de nieuwe ruimtelijke ontwikkeling wordt de landschapsstructuur als volgt versterkt:

  • Streekeigen haag
  • Versterken bestaande sloot met natuurvriendelijke oevers en begeleidende streekeigen beplanting.
  • De bosrand wordt zo nodig versterkt met streekeigen beplanting.
  • Een streekeigen erfbosje of boomgaard

Voor een nadere beschrijving van de landschappelijke inpassing wordt verwezen naar paragraaf 2.3.

Conclusie

Dit project is in overeenstemming met het landschapsontwikkelingsplan.

3.3.6 Groen- en natuurinclusief bouwen

Het groen in, op en aan gebouwen is van groot belang voor de leefbaarheid en voor het ecologisch functioneren van Ermelo. Daarnaast gaat het om een veel bredere opgave om meer groen in de woonomgeving toe te passen. Het behoud en ontwikkelen van groen is van groot belang voor bescherming en ontwikkeling van soorten en voor de biodiversiteit in Ermelo, voor een prettige leefomgeving, voor mogelijkheden voor natuurbeleving, voor welzijn en gezondheid en voor klimaatverbetering. Het begrip “groen- en natuurinclusief bouwen” wordt dus breed uitgelegd.

Bij projecten, waarbij de gemeente initiatiefnemer en/of ontwikkelaar is (bijv. bij tenderen), en bij wijzigingen van bestemmingsplannen wordt een verplicht puntensysteem gehanteerd hanteren. Naast woningbouwprojecten geldt dit puntensysteem ook voor andere projecten bijv. aanleg infrastructuur en bouw van andere gebouwen dan woningbouw. De essentie van het puntensysteem is dat de initiatiefnemer maatregelen neemt waarbij elke maatregel 1, 2 of 3 punten waard is. Afhankelijk van de omvang van het bouwproject wordt een verplicht aantal punten voorgeschreven.

Stappenplan

Stap 1 – bepalen omvang project

De eerste stap is het bepalen van de omvang van het project. Hoe groter de omvang, hoe meer maatregelen worden gevraagd. De projecten worden als volgt ingedeeld:

  • A. Kleinschalige projecten oppervlakte kleiner dan 500 m2.
  • B. Middelgrote projecten oppervlakte tussen de 500 m2 en 2.000 m2
  • C. Grootschalige projecten oppervlakte tussen 2.000 m2 en 10.000 m2.
  • D. Zeer grootschalige projecten oppervlakte groter dan 10.000 m2.

Stap 2 – het verplichte aantal te behalen punten:

  • A. Kleinschalige projecten oppervlakte kleiner dan 500 m2, 5 punten.
  • B. Middelgrote projecten oppervlakte tussen de 500 m2 en 2.000 m2, 11 punten.
  • C. Grootschalige projecten oppervlakte tussen 2.000 m2 en 10.000 m2, 16 punten.
  • D. Zeer grootschalige projecten oppervlakte groter dan 10.000 m2, 26 punten.

Toetsing

Dit project voorziet in een vrijstaande woning en twee-onder-één-kapwoning met bijgebouwen. De totale oppervlakte bedraagt circa 5.300 m2. Er moeten dus 16 punten behaald worden. De volgende maatregelen worden genomen:

  • Aanleg bomen 18 stuks (6 punten)
  • Aanleg 2 inheemse hagen (2 punten)
  • Aanleg bosje (2 punten)
  • Al het bestaande groen blijft behouden (3 punten)
  • Natuurvriendelijke over (2 punten)
  • Het maaibeleid houdt nadrukkelijk rekening met natuurwaarden (1 punt)

In totaal worden hiermee 16 punten behaald. Op het inrichtingsplan is dit visueel weergeven (zie paragraaf 2.3).

Conclusie

Dit project is in overeenstemming met het beleid voor groen- en natuurinclusief bouwen.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid en overige aspecten

4.1 Milieuaspecten

In deze paragraaf worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Ook is een paragraaf gewijd aan het al dan niet noodzakelijk zijn van een milieueffectrapportage of milieueffectbeoordeling.

4.1.1 Bodem

Ter bescherming van de gezondheid en het milieu zijn voor het aspect bodem instructieregels (paragraaf 5.1.4.5) in het Bkl opgenomen. Het Rijk stelt instructieregels aan gemeenten voor het toelaten van een bouwactiviteit op een bodemgevoelige locatie. De gemeente moet daarom regels voor het tegengaan van bouwen op verontreinigde bodem opnemen in het omgevingsplan. De gemeente zorgt ervoor dat nazorg en instandhouding van bodemmaatregelen na het saneren in het omgevingsplan komt. Het kan zowel gaan om een sanering die is uitgevoerd volgens paragraaf 4.121 van het Bal, een omgevingsplan, een omgevingsvergunning of een maatwerkvoorschrift. De gemeente neemt in het omgevingsplan een bodemfunctieklassenkaart op. Deze kaart geeft de bodemfunctieklassen van de landbodem van het gemeentelijk grondgebied weer. De bodemfunctieklasse beschrijft het gebruik van de bodem 3 klassen van bodemfuncties:

  • landbouw en natuur
  • wonen
  • industrie

Bij de aanwijzing van deze klassen wordt rekening gehouden met de functie die in het omgevingsplan aan die locatie is toegedeeld. Bijvoorbeeld: wonen met tuin komt in de bodemfunctieklasse wonen.

Het bevoegd gezag gebruikt de bodemfunctieklassen voor het vaststellen van de toepassingseisen voor de milieubelastende activiteit toepassen van grond en baggerspecie. De bodemfunctieklassen zijn nader uitgewerkt in de Regeling bodemkwaliteit. De maximale waarden van deze bodemfunctieklassen zijn medebepalend voor de vraag aan welke kwaliteit de toe te passen grond of baggerspecie moet voldoen. Dit volgt uit artikel 5.89p van het Bkl.

Voor dit project is door adviesbureau Hunneman Milieu-Advies een verkennend bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als Bijlage 3 bij deze motivering. Hierna worden de uitkomsten van dit onderzoek besproken.

Zintuiglijk zijn in de bovengrond sporen puin aangetroffen. Ter plaatse van de voormalige ondergrondse tank zijn tot 1,5 m-mv sporen puin waargenomen en is vanaf 1,5 tot 2,0 m-mv een zwakke oliewaterreactie waargenomen. In de bodem is zintuiglijk geen asbestverdacht materiaal aangetroffen. Analytisch is geen asbest aangetoond boven de 1/2 interventiewaarde.

In de vaste bodem zijn licht verhoogde gehalten aan PAK, PCB’s en/of minerale olie aangetoond. In het grondwater uit peilbuis M-01 zijn, met uitzondering van een sterk verhoogd gehalte aan minerale olie, en licht verhoogde gehalten aan barium en naftaleen, geen gehalten aangetoond boven de streefwaarden.

Het aangetoonde gehalte aan minerale olie overschrijdt de interventiewaarde, en hangt samen met de in 2013 aangetoonde en in 2017 nader onderzochte verontreiniging met minerale olie in de vaste bodem en in het grondwater. Het aangetoonde gehalte aan minerale olie in het grondwater ligt circa 25 % lager dan het gemeten gehalte in 2013.

Op basis van het nader onderzoek uit 2017 is de aangetroffen olieverontreiniging beperkt van omvang en bestaat op dit moment geen saneringsnoodzaak. Hunneman adviseert de aangetoonde verontreiniging op een “natuurlijk moment” te saneren, bijvoorbeeld nieuwbouw of herinrichting.

Op basis van de onderzoeksresultaten is de actuele bodemkwaliteit op het overige terrein afdoende vastgelegd en bestaan, buiten de aangetroffen olieverontreiniging, geen bezwaren voor de voorgenomen bestemmingswijziging van en nieuwbouw op de locatie.

Hunneman adviseert om bij ontwikkeling van de locatie te werken met een gesloten grondbalans. Indien grond vrijkomt en van de locatie wordt afgevoerd is het Besluit Bodemkwaliteit van toepassing (Bbk). Af te voeren grond dient eventueel AP-04 te worden ingekeurd, voor de bepaling van de definitieve afzetmogelijkheden.

Sanering

Inmiddels is de verontreiniging gesaneerd door Verhoeven Milieutechniek. Het evaluatierapport daarvan is opgenomen als Bijlage 4. Hierna worden de resultaten en conclusies daarvan besproken.

In de putwand (controlemonster CW03) ter plaatse van de bebouwing is een restverontverontreiniging achtergebleven. Civieltechnisch was het niet mogelijk om hier verder te ontgraven.

In controlemonster CW03, die is samengesteld van de restverontreiniging, is een sterk verhoogd gehalte voor minerale olie aangetoond. Het aangetoonde gehalte overschrijdt de terugsaneerwaarde (=interventiewaarde). In de overige controlemonsters zijn geen verhoogde gehalten voor minerale olie ten opzichte van de interventiewaarde aangetoond. De aangetoonde gehalten blijven dus beneden de terugsaneerwaarde (= interventiewaarde).

In de grondwatermonsters uit de controle peilbuis PB01 zijn tijdens de eerste en tweede bemonsteringsronde maximaal een licht verhoogde gehalte voor minerale olie aangetoond ten opzichte van de betreffende streefwaarde. De aangetoonde gehalten blijven dus beneden de terugsaneerwaarde (= interventiewaarde).

Op basis van de zintuiglijke waarnemingen van de milieukundig begeleider en de analyseresultaten van de controlemonsters wordt geconcludeerd dat de bodemverontreiniging met minerale olie voor zover als mogelijk en in voldoende mate is verwijderd. De sanering kan daarmee als voldoende afgerond worden beschouwd.

4.1.2 Activiteiten en milieuzonering

Onder de Omgevingswet is ook een goede afstemming nodig om hinder tussen woningen en bedrijven te voorkomen. Waar onder de Wet milieubeheer gesproken werd over milieubelastende 'inrichtingen', gaat het in de Omgevingswet over milieubelastende 'activiteiten'. Een 'milieubelastende activiteit' is een activiteit die nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken. Lozingsactiviteiten op oppervlaktewater of een zuiveringsinstallatie of wateronttrekking vallen hier niet onder.

Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden is het concept van de VNG-handreiking 'Activiteiten en milieuzonering' uit 2022 gebruikt. Deze nieuwe handreiking (verwacht eerste kwartaal 2024) is gebaseerd op de Omgevingswet en vervangt de publicaties Bedrijven en milieuzonering uit 2009 en Milieuzonering Nieuwe Stijl uit 2019.

Bij deze nieuwe uitgave zit ook een nieuwe tabel, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten zones met afstanden zijn aangegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft zones voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geluid en geur.

Dit project voorziet in nieuwe woningen. Daarmee is alleen sprake van inwaartse zonering.

Aan De Beek 73 is een schapen- en paardenhouderij gevestigd. Hiervoor geldt geluidzone 1 en geurzone 2. De grootste richtafstand bedraagt 50 meter. De afstand tot de projectlocatie bedraagt ruim 200 meter.

Ten zuiden van de locatie is een paardensport- en fokkerijorganisatie (KNHS) aanwezig aan De Beek 125. Dit komt het best overeen met 'paardenfokkerijen' uit de VNG-uitgave. Hiervoor geldt geluidzone 1 en geurzone 2, met een richtafstand van 50 meter. Dit bedrijf is op meer dan 600 meter ten zuiden van de locatie gelegen. Er wordt dus ruimschoots aan de richtafstand voldaan.

Tot slot grenst aan de locatie De Beek 75. Dat perceel ligt in hetzelfde bouwvlak als het werkingsgebied van deze omgevingsplanwijziging voor De Beek 77. Planologisch is daar alleen een plattelandswoning met bijbehorende bouwwerken toegestaan. Een agrarisch bedrijf is daar dus niet toegestaan.

Overige milieubelastende activiteiten zijn op ruimere afstand gelegen.

Conclusie

Milieuzoneringen vormen geen belemmering voor dit project. In de nieuwe situatie zal sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

4.1.3 Geluid

Op basis van het Besluit kwaliteit leefomgeving zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de planologische medewerking aan nieuwe ontwikkelingen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Er wordt onderscheid gemaakt tussen geluidbronnen met een basisgeluidemissie en geluidbronnen met een geluidproductieplafond als omgevingswaarde. De beoordeling van deze geluidbronnen bij gevoelige gebouwen ligt bij het bevoegd gezag.

Voor dit project is door adviesbureau AWG Geluidadvies een akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als Bijlage 5 bij deze motivering. Hierna worden de uitkomsten kort besproken.

De locatie is gelegen binnen het tijdelijke geluidaandachtsgebied van de provinciale weg N302 (Flevoweg). De provincies moeten een geluidproductieplafond (GPP) vaststellen voor de provinciale wegen. Totdat Gedeputeerde Staten de GPP’s vaststellen, wordt het geluid van provinciale wegen beoordeeld volgens het oude recht, de Wet geluidhinder (Art. 3.5 Aanvullingswet geluid). Dit geldt ook voor het toelaten van nieuwe geluidgevoelige gebouwen langs provinciale wegen. Daar moet geluid volgens de Omgevngswet in principe worden getoetst met gebruikmaking van geluidbrongegevens uit het geluidregister en die zijn er nog niet. Toepassing van oud recht betekent bijvoorbeeld ook dat het Reken- en meetvoorschrift 2012 van toepassing is en dat bij overschrijding van de voorkeursgrens- waarde hogere waarden verleend moeten worden.

Op basis van verkeersgegevens van de provincie Gelderland en de gemeente Ermelo is de maatgevende intensiteit bepaald voor peiljaar 2034. Deze bedraagt resp. 13.072 mvt/etmaal. Het wegdek bestaat uit DAB en de maximum snelheid bedraagt 80 km/uur.

De geluidbelasting op de gevels van de nieuwe woningen voldoen vanwege de provinciale weg vrijwel overal aan de voorkeursgrenswaarde van Lden=48 dB en incl. aftrek van 2 dB ex art. 110g Wgh. Alleen op de westgevel van de tweekapper is een geluidbelasting van Lden= 49 dB berekend. Daarvoor is dan een hogere grenswaarde nodig. Het bevoegd gezag wordt gevraagd deze vast te stellen.

Er zijn daarmee voor alle woningen geluidluwe gevels en een geluidluwe buitenruimte aanwezig. Het plan past binnen de randvoorwaarden van het gemeentelijke geluidbeleid.

De benodigde karakteristieke geluidwering van de gevels moet voor een binnenniveau van 33 dB voldoen aan de minimale eis uit het Bbl van Ga;k= 20 dB, incl. de ventilatie.

Wegverkeerslawaai staat de uitvoerbaarheid van dit project niet in de weg.

4.1.4 Luchtkwaliteit

In het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) zijn instructieregels opgenomen voor luchtkwaliteit. In paragraaf 5.1.4.1 Bkl zijn omgevingswaarden voor onder andere stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) opgenomen. Een activiteit is toelaatbaar als aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • het project leidt per saldo niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • het project draagt niet in betekenende mate (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging.

De Omgevingswet hanteert bij de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit het begrip 'aandachtsgebieden'. Aandachtsgebieden luchtkwaliteit zijn locaties met hoge concentraties stikstofdioxide (NO2) of fijnstof (PM10) en zijn benoemd in artikel 5.51, lid 2 van het Bkl. In het werkgebied van de Omgevingsdienst Veluwe liggen geen aandachtsgebieden. Ook grenst de gemeente Ermelo niet aan een aandachtsgebied van een andere gemeente, nóch doen zich specifiek benoemde situaties voor, waardoor geen verder onderzoek/nadere beschouwing nodig is.

Het aspect luchtkwaliteit vormt op zich geen belemmering voor het initiatief.

4.1.5 Externe veiligheid

De instructieregels voor externe veiligheid zijn opgenomen in paragraaf 5.1.2 van het Bkl. In bijlage VII van het Bkl zijn activiteiten aangewezen als risicobronnen. Deze risicobronnen zijn van belang voor de regels over het plaatsgebonden risico en de aandachtsgebieden. Het gaat om de volgende soorten activiteiten:

  • activiteiten met gevaarlijke stoffen bij bedrijven. Dit zijn verschillende milieubelastende activiteiten uit het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)
  • het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen (weg, water en spoor)
  • buisleidingen met gevaarlijke stoffen die zijn aangewezen als milieubelastende activiteit in het Bal
  • windturbines die zijn aangewezen als milieubelastende activiteit in het Bal

Kwetsbare gebouwen en locaties

In het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) staan 3 categorieën 'gebouwen en locaties' waarvoor de regels bescherming bieden: zeer kwetsbaar, kwetsbaar en beperkt kwetsbaar. De gemeente moet regels opnemen in het omgevingsplan om deze gebouwen en locaties te beschermen vanwege externe veiligheidsrisico's.

Plaatsgebonden risico

In het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) staan instructieregels over het plaatsgebonden risico voor het omgevingsplan. Gemeenten moeten in hun omgevingsplan een grenswaarde voor het plaatsgebonden risico in acht nemen. Dit is een grenswaarde van 1 op de 1.000.000 per jaar. Dit geldt voor zeer kwetsbare gebouwen en kwetsbare gebouwen en locaties. De waarden voor het plaatsgebonden risico worden ruimtelijk vertaald in afstanden tot gebouwen en locaties. (Zeer) kwetsbare gebouwen en kwetsbare locaties mogen niet binnen de PR-10-6-contour van een activiteit komen. In acht nemen van de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico betekent dat de gemeente alleen van de grenswaarde mag afwijken onder de voorwaarden die in het Bkl staan. Voor beperkt kwetsbare gebouwen en locaties moeten gemeenten rekening houden met een standaardwaarde voor het plaatsgebonden risico. De standaardwaarde is 1 op de 1.000.000 per jaar.

Aandachtsgebieden

Het werken met aandachtsgebieden voor externe veiligheidsrisico's is een nieuwe manier van omgaan met het groepsrisico. Aandachtsgebieden zijn gebieden die zichtbaar maken waar mensen binnenshuis, zonder aanvullende maatregelen, onvoldoende beschermd kunnen zijn tegen de gevolgen van ongevallen met gevaarlijke stoffen. Dat betekent dat zich binnen dat gebied bij een ongeval met gevaarlijke stoffen levensbedreigende gevaren voor personen in gebouwen kunnen voordoen. Ook al is de kans daarop klein. Het aandachtsgebied vormt een instrument om het gesprek over veiligheid en bescherming door het treffen van maatregelen te starten. Er is een onderscheid tussen drie soorten gevaren: warmtestraling (brand), overdruk (explosie) en concentratie giftige stoffen in de lucht (gifwolk). Daarmee zijn er ook drie typen aandachtsgebieden:

  • brandaandachtsgebied
  • explosieaandachtsgebied
  • gifwolkaandachtsgebied

De gemeente moet in het omgevingsplan binnen deze aandachtsgebieden rekening houden met het groepsrisico. Hierbij gaat het om de kans per jaar dat tien of meer personen overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen een aandachtsgebied. Dit staat in het eerste lid van artikel 5.15 van het Bkl.

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.TAMdebeek77-0301_0010.jpg"

Uitsnede risicokaart

Uit de risicokaart blijkt dat de locatie niet gelegen is binnen de invloedsfeer van risicovolle activiteiten uit het Besluit activiteiten leefomgeving. De locatie is niet gelegen in of nabij een aandachtsgebied. Wel ligt de locatie langs een transportas voor gevaarlijke stoffen. Het betreft de provinciale weg N302; de Flevoweg. In het geldende bestemmingsplan is het volgende beschreven over deze transportas:

Voor Ermelo is een onderzoek verricht naar de risicobronnen binnen de gemeente Ermelo. Voor de N302 blijkt dat bij ruimtelijke ontwikkelingen langs de N302 rekening gehouden moet worden met het groepsrisico. Daarbij geldt als criterium voor het niet hoeven uitvoeren van een nadere analyse een maximale bevolkingsdichtheid van 2236 p/ha uitgaande van eenzijdige bebouwing op een afstand van 200 meter van de weg. Ingeval van een grotere bevolkingsdichtheid of kortere afstand tot de transportas is een nadere analyse noodzakelijk.

Dit project voorziet niet in een ontwikkeling waarbij de bevolkingsdichtheid groter dan 2236 p/ha bedraagt. Externe veiligheidsrisico's staan de uitvoerbaarheid van dit project niet in de weg.

4.1.6 Milieueffectrapportage

Dit bestemmingsplan maakt geen activiteit mogelijk die is opgenomen in bijlage V bij het Omgevingsbesluit. De milieueffecten zijn onderzocht in deze paragraaf. Daaruit volgt geen aanleiding om tot een vormvrije m.e.r.-beoordeling over te gaan.

4.2 Archeologie, cultuurhistorie en monumenten

De gemeente moet bij het vaststellen van het omgevingsplan rekening houden met het belang van het behoud van cultureel erfgoed. Hieronder vallen ook bekende of aantoonbaar te verwachten archeologische monumenten. Dit staat in artikel 5.130 lid 1 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). De gemeente kan in het belang van archeologische monumentenzorg regels stellen in het omgevingsplan over archeologisch onderzoek.

Op basis van de gemeentelijke archeologische verwachtingskaart geldt voor de locatie deels een hoge verwachting. Hier is archeologische onderzoek nodig bij ingrepen groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm.

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.TAMdebeek77-0301_0011.jpg"

Uitsnede archeologische beleidskaart gemeente Ermelo

Dit project voorziet in drie nieuwe woningen. Daarmee wordt de ondergrens van 100 m2 overschreden. Hierom heeft afstemming plaatsgevonden met de regioarcheoloog. De regioarcheoloog heeft aangegeven dat een archeologisch onderzoek niet nodig is. De stallen zijn namelijk onderkelderd tot een diepte van 80-100 centimeter. De regioarcheoloog heeft aangegeven dat het, door de aanwezigheid van de kelders, onmogelijk is dat er nog intacte archeologische waarden te verwachten zijn.

Op de locatie zijn geen Rijksmonumenten of gemeentelijke monumenten aanwezig. Ook ligt de locatie niet binnen een beschermd dorps- of stadsgezicht.

4.3 Natuur

Per 1 januari 2024 is de Wet natuurbescherming opgegaan in de Omgevingswet. De Omgevingswet regelt het belang van natuur als onderdeel van de fysieke leefomgeving. De wet waarborgt het welzijn van de mens, verbetert de bescherming van natuurkwaliteiten en breidt deze zo nodig uit.

Voor dit project is door adviesbureau Baecx een natuurtoets uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als Bijlage 6. Hierna worden de uitkomsten van dit onderzoek besproken.

Soortenbescherming

Aan de hand van het vooronderzoek en het veldwerk concludeert Baecx dat in en rondom het plangebied geen beschermde flora of fauna is vastgesteld. Er is gekeken naar vogelnesten, vleermuisverblijfplaatsen -en foerageerroutes en andere beschermde soorten die mogelijk aanwezig zouden kunnen zijn, zijn aangetroffen of verblijven. Er is daarom geen ontheffing noodzakelijk. Een nader onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.

Gebiedsbescherming

De locatie behoort tot de Groene ontwikkelingszone, maar ligt buiten Natura 2000. De voorgenomen activiteiten hebben geen negatief effect op de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied in de omgeving van de locatie en tasten de kernkwaliteiten en omgevingscondities van de Groene ontwikkelingszone niet aan.

Stikstofdepositie-onderzoek

Voor dit project is en stikstofdepositie-onderzoek uitgevoerd. De berekeningen voor de aanlegfase en gebruiksfase zijn opgenomen als Bijlage 7 bij deze toelichting. Uit de berekeningen voor zowel de aanleg- als gebruiksfase volgen geen toenames hoger dan 0,00 mol/ha/jaar. Gezien het resultaat van de met Aerius uitgevoerde berekeningen, zijn geen negatieve effecten aan de orde door stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden. Het project is niet vergunningplichtig op grond van de Omgevingswet (Natura 2000-activiteit).

4.4 Verkeer en parkeren

De gemeente Ermelo heeft een nieuw parkeerbeleid vastgesteld op 30 juni 2016, het Parkeerbeleidsplan Ermelo. Op basis daarvan is een Nota Parkeernormen opgesteld. In de Nota Parkeernormen Ermelo zijn de parkeernormen benoemd per functie. Dit project voorziet in een nieuwe woonfunctie. Gezien de ligging in het buitengebied volgen de aan de houden parkeernormen voor het buitengebied.

De parkeernorm voor een twee-onder-een-kapwoning in het buitengebied is 2,2 parkeerplaatsen per woning. De norm voor een vrijstaande woning is 2,4 parkeerplaatsen. De totale parkeernorm komt daarmee neer op 6,8 parkeerplaatsen. Op de nieuwe erven is voldoende ruimte om in deze parkeerbehoefte te voorzien.

Wat betreft de verkeersgeneratie voorziet dit project in de drie nieuwe woningen. Op basis van CROW-publicatie 381 is een inschatting van de toename in de verkeersgeneratie te maken. Voor een twee-onder-een-kapwoning in het buitengebied is het maximale kengetal 8,2 verkeersbewegingen per etmaal. Voor een vrijstaande woning is dat 8,6 verkeersbewegingen per etmaal. Naar verwachting zal de verkeersgeneratie dus met afgerond 25 verkeersbewegingen per etmaal toenemen door de komst van de nieuwe woningen. Deze toename is gemakkelijk op te vangen binnen de bestaande capaciteit van de Flevoweg.

4.5 Waterparagraaf

Bij het vaststellen van omgevingsplannen moeten gemeenten rekening houden met waterbelangen. Met ingang van de Omgevingswet vervangt het begrip 'weging van het waterbelang' de term watertoets. De weging van het waterbelang geldt bij het vaststellen van het omgevingsplan. Dit volgt uit artikel 5.37 van het Bkl. Daarnaast kan de weging van het waterbelang ook nodig zijn bij andere instrumenten. De gemeente moet de opvattingen van de waterbeheerder betrekken bij het omgevingsplan. Dit geldt in het algemeen voor alle waterbelangen. Voorbeelden zijn:

  • watercompensatie in verband met toenemende verharding
  • bebouwing niet wenselijk in verband met waterwinning

Voor dit project is een digitale watertoets uitgevoerd. Het resultaat hiervan is opgenomen als Bijlage 9 Hieruit blijkt dat geen relevante waterschapsbelangen geraakt worden.

Waterberging

Met dit project neemt het totale verhardingsoppervlak op de locatie met ongeveer 900 m2 af van circa 1.350 m2 naar 450 m2. Compenserende maatregelen voor waterberging zijn daarom niet nodig.

Het hemelwater dat op de nieuwe gebouwen valt zal opgevangen en afgevoerd worden richting de omliggende gronden, waar het de bodem kan infiltreren.

Oppervlaktewater

Op de locatie en in de omgeving is geen grondwateroverlast bekend. Direct naast de locatie ligt een C-watergang. Dit project wijzigt niets aan die watergang.

Vuilwaterafvoer

De vuilwaterafvoer van de nieuwe woning zal aangesloten worden op het bestaande gemeentelijke rioleringssysteem.

Negatieve effecten op de waterhuishouding zijn niet aan de orde.

4.6 Economische uitvoerbaarheid

Economische uitvoerbaarheid

In deze motivering is onderbouwd dat deze wijziging van het omgevingsplan een evenwichtige toedeling van functies aan de locatie wordt bereikt en dat de toegekende functie binnen een redelijke termijn kunnen worden gerealiseerd. Zodoende kan aangenomen worden dat het project economisch uitvoerbaar is.

Kostenverhaal

Op grond van artikel 13.11 Omgevingswet is de gemeente verplicht kosten te verhalen, indien sprake is van een of meerdere aangewezen bouwactiviteiten uit artikel 8.13 van het Omgevingsbesluit. Dit houdt in dat de gemeenteraad kostenverhaalsregels dient vast te stellen in het omgevingsplan, tenzij middels onder andere een anterieure overeenkomst de kosten die het vanwege artikel 8.15 Omgevingsbesluit maakt, op andere wijze verzekerd zijn of vrijstelling wordt verleend voor de kosten in de gevallen genoemd in artikel 8.14 Omgevingsbesluit.

Met de initiatiefnemer wordt een overeenkomst gesloten. Hierin is geregeld dat alle kosten die samenhangen met het deze wijziging voor rekening komen van initiatiefnemer. Deze wijziging van het omgevingsplan heeft voor de gemeente geen financiële gevolgen.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

5.1 Wijziging omgevingsplan

5.1.1 Omgevingsplan van rechtswege

Op 1 januari 2024 is het omgevingsplan van rechtswege ontstaan. Dit omgevingsplan bestaat uit alle ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen en wijzigingsplannen, en uit de Bruidsschat die de gemeente van het Rijk heeft ontvangen. In de Bruidsschat zitten onder andere regels voor milieubelastende activiteiten en bouwactiviteiten. Ook twee bodemkaarten en de hogere waarde besluiten maken deel uit van het omgevingsplan van rechtswege. Gemeenten krijgen tot 1 januari 2032 de tijd om het omgevingsplan van rechtswege en andere regels over de fysieke leefomgeving om te zetten naar een nieuw omgevingsplan. Op grond van artikel 2.4 en 22.6 van de Omgevingswet kan de gemeenteraad het omgevingsplan van rechtswege (laten) wijzigen.

5.1.2 Toepassing TAM-IMRO

De Omgevingswet integreert wetgeving en regels voor ruimte, wonen, infrastructuur, milieu, natuur en water. Het DSO ondersteunt bij de uitvoering van de wet en bestaat uit lokale systemen van overheden en de landelijke voorziening (DSO-LV), zoals Regels op de kaart en het Omgevingsloket. Er zijn tijdelijke alternatieve maatregelen (TAMs) ontwikkeld voor organisaties die nog geen gebruik kunnen maken van lokale of landelijke onderdelen van het DSO. Een van deze TAMs is TAM-IMRO. Bij TAM-IMRO wordt het omgevingsplan gewijzigd via de - onder de Wet ruimtelijke ordening gebruikte - IMRO-standaard (Informatiemodel Ruimtelijke Ordening) en de voorziening ruimtelijkeplannen.nl.

Het gebruik van TAM-IMRO is toegestaan tot en met 31 december 2024. Als het ontwerp van een TAM-IMRO omgevingsplan uiterlijk 31 december 2024 ter inzage is gelegd, mag het ook na 1 januari 2025 worden afgemaakt met TAM-IMRO. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Klimaat geeft aan dat TAM-IMRO plannen uiterlijk voor 1 januari 2032 moeten worden omgezet naar de nieuwe Standaard officiële publicaties (STOP) met de bijbehorende Toepassingsprofielen omgevingsdocumenten (TPOD).

5.1.3 Werkingsgebied

De regels in dit TAM-IMRO omgevingsplan zijn van toepassing op de locatie De Beek 77, waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0233.TAMdebeek77-0301 zoals weergeven op https://www.ruimtelijkeplannen.nl.

5.1.4 Overzicht wijzigingen

Dit TAM-omgevingsplan wijzigt de volgende planregels van het omgevingsplan:

Aan de verbeelding wordt ter plaatse van het werkingsgebied nieuwe bouwvlakken en de functie wonen toegekend.

5.2 Artikelsgewijze toelichting functies

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden

Met artikel 3 is de functie Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden toegekend aan het werkingsgebied. Hiermee wordt voorzien in gronden naast de woonbestemming. Er is geen bouwvlak aangegeven, waarmee hier ook geen gebouwen toegestaan zijn.

Artikel 4 Wonen

Met artikel 4 is de functie Wonen toegekend aan het werkingsgebied. Hiermee wordt voorzien in de bestaande en nieuwe woningen op het perceel. De inhoud van een vrijstaande woning mag niet meer bedragen dan 750 m3. Voor een twee-onder-één-kapwoning bedraagt de maximale inhoud 550 m3 per woning. Voor een woning geldt een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 4 en 8 meter. Voor de bijbehorende bouwwerken geldt een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3 en 5 meter. De gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een twee-onder-een-kapwoning mag niet meer bedragen dan 75 m2. Voor een vrijstaande woning is dat 150 m2.

Hoofdstuk 6 Inspraak en overleg

6.1 Vooroverleg

Het concept van deze wijziging van het omgevingsplan is toegezonden worden aan de provincie Gelderland en het waterschap Vallei en Veluwe in het kader van kennisgeving en participatie volgens artikel 10.2 van het Omgevingsbesluit. Dit concept is niet toegezonden aan de Rijksoverheid, aangezien er geen nationale belangen in het geding zijn.

6.2 Voorontwerp

De ontwikkeling die dit project mogelijk maakt, heeft een beperkte invloed op zijn omgeving. Andere, bebouwde percelen zijn op ruime afstand gelegen. Daarom heeft geen voorontwerp van deze wijziging van het omgevingsplan voor inspraak ter inzage gelegen.

De buurtbewoners zijn geïnformeerd over het initiatief. Het gaat om de bewoners van de Beek 73, 75, 89 en 91. De reacties waren overwegend positief. Men gaf aan het een positieve ontwikkeling te vinden dat de stal gesloopt wordt en er nieuwe woningen voor in de plaats komen. Er zijn geen bezwaren geuit.

6.3 Ontwerp

Het ontwerp van deze wijziging van het omgevingsplan heeft van P.M. tot en met P.M. ter inzage gelegen. Toen zijn P.M. zienswijzen ingediend.