Plan: | Chw Omgevingsplan IJsseloord 2 |
---|---|
Status: | concept |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0202.815-0201 |
bij het bestemmingsplan
"Chw Omgevingsplan IJsseloord 2"
(plannummer: NL.IMRO.0202.815-0201)
Een omgevingsplan is een juridisch bindende regeling die iets zegt over welke functies (wonen, winkels, kantoor et cetera) in een bepaald gebied zijn toegestaan en wat de bouwmogelijkheden van die functies zijn zoals bouwgrenzen en bouwhoogtes.
Een plan bestaat uit een digitale verbeelding (plankaart) en regels en gaat vergezeld van een toelichting.
Op de verbeelding staat aangegeven welke functies waar zijn toegestaan en welke waarden in het gebied beschermd moeten worden. In de regels staat aangegeven wat er binnen een bepaalde functie mogelijk is en wat de (bouw)regels zijn. In deze toelichting geven we aan wat onze visie is voor het bedrijventerrein IJsseloord 2 en hoe de verschillende regels in dit omgevingsplan bijdragen aan het realiseren van die visie.
Het bestemmingsplan "Bedrijventerrein IJsseloord II" (goedgekeurd in 1996) is verouderd en voldoet niet aan de laatste IMRO-standaard.
De Omgevingswet komt eraan!
Op 1 januari 2024 treedt naar verwachting de Omgevingswet in werking. Deze wet verplicht ons om regelgeving voor de fysieke leefomgeving te bundelen in één omgevingsplan voor het gehele gemeentelijke grondgebied. Dit betekent dat we regels over bijvoorbeeld, bouwen, welstand, erfgoed, milieu, mobiliteit, duurzaamheid en grote delen van de Algemeen Plaatselijke Verordening (APV) moeten integreren in onze bestaande bestemmingsplannen. Naast onze eigen bepalingen moeten we regels die het Rijk overhevelt naar gemeenten, zoals bijvoorbeeld vergunningsvrij bouwen en delen van het Activiteitenbesluit, lokaal vertalen in het omgevingsplan. Met het omgevingsplan zorgen we er o.a. voor dat onze inwoners en ondernemers straks op eenvoudige en eenduidige wijze kunnen zien welke ontwikkelmogelijkheden er gelden op een perceel en voor welke activiteiten een vergunning nodig is.
Omdat de transitie naar het omgevingsplan een omvangrijke operatie is, willen we niet wachten tot 2023 maar starten we er nu al mee. In dit omgevingsplan is dan ook een deel van de regels over de fysieke leefomgeving samengevoegd. Dit kunnen we doen omdat het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties onze gemeente heeft aangewezen als experiment 'bestemmingsplan met verbrede reikwijdte' onder artikel 7g van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet.
De Omgevingswet komt eraan!
Op 1 juli 2023 treedt naar verwachting de Omgevingswet in werking. Deze wet verplicht ons om regelgeving voor de fysieke leefomgeving te bundelen in één omgevingsplan voor het gehele gemeentelijke grondgebied. Dit betekent dat we regels over bijvoorbeeld, bouwen, welstand, erfgoed, milieu, mobiliteit, duurzaamheid en grote delen van de Algemeen Plaatselijke Verordening (APV) moeten integreren in onze bestaande bestemmingsplannen. Naast onze eigen bepalingen moeten we regels die het Rijk overhevelt naar gemeenten, zoals bijvoorbeeld vergunningsvrij bouwen en delen van het Activiteitenbesluit, lokaal vertalen in het omgevingsplan. Met het omgevingsplan zorgen we er o.a. voor dat onze inwoners en ondernemers straks op eenvoudige en eenduidige wijze kunnen zien welke ontwikkelmogelijkheden er gelden op een perceel en voor welke activiteiten een vergunning nodig is.
Omdat de transitie naar het omgevingsplan een omvangrijke operatie is, willen we niet wachten tot 2023 maar starten we er nu al mee. In dit omgevingsplan is dan ook een deel van de regels over de fysieke leefomgeving samengevoegd. Dit kunnen we doen omdat het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties onze gemeente heeft aangewezen als experiment 'bestemmingsplan met verbrede reikwijdte' onder artikel 7g van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet.
Voorliggend plan is bruikbaar als omgevingsplan indien de Omgevingswet in werking treedt en voldoet ook aan de landelijke standaard regels voor het opstellen van ruimtelijke plannen en wordt (in tegenstelling tot het oude bestemmingsplan) digitaal beschikbaar gesteld aan eigenaren en gebruikers van het gebied.
We sluiten met dit plan aan bij het huidige handboek van de gemeente Arnhem voor omgevingsplannen zodat binnen de gemeente een eenduidig en helder juridisch-planologisch kader geldt.
De tweede aanleiding is dat er wensen zijn om de werklocatie multifunctioneler te maken. Mede hierdoor kan toekomstige leegstand worden voorkomen en kunnen de resterende kavels sneller worden ingevuld met een passende functie. Dit omgevingsplan speelt in op de gewenste ontwikkelingen in de richting van een duurzaam goed functionerend multifunctioneel businesspark. Meer informatie hierover is terug te vinden in hoofdstuk Onze visie op het plangebied.
Opgemerkt wordt dat naast het businesspark tevens een agrarisch bedrijfsperceel, een regulier bedrijfsperceel (tankstation), natuur en infrastructuur onderdeel uitmaken van het plangebied. Ten aanzien van deze functies wordt opgemerkt dat voorliggend omgevingsplan overwegend conserverend is. Inhoudende dat het plan ten aanzien van deze 'stedelijke' functies is gericht op het 'conserveren' of 'beheren' van de bestaande situatie in het plangebied, oftewel de bestaande functies en bebouwing(smogelijkheden) zijn in dit plan in beginsel overgenomen. Nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen ter plaatse worden in dit omgevingsplan dan ook niet mogelijk gemaakt. Gelet op het vorenstaande wordt in deze toelichting uitsluitend op de hiervoor genoemde functies ingegaan daar waar relevant bevonden.
Onderzoeken naar geluid, luchtkwaliteit, hinder, externe veiligheid, groen en ecologie, water, bodem, cultuurhistorie en archeologie zijn daarom niet vereist. In Hoofdstuk 2 Onze visie op het plangebied en Milieu- en omgevingsaspecten ) wordt kort ingegaan op de relevante milieu- en omgevingsaspecten en beleidsuitgangspunten.
Het plangebied ligt in de uiterste oostpunt van de gemeente Arnhem en wordt begrensd door de IJsseloordweg (Pleijroute) aan de noordzijde, de Rijksweg A12 en het Velperbroekcircuit aan de oostzijde, de IJsseldijk aan de zuidzijde en de spoorlijn Arnhem-Zevenaar met brugoprit aan de westzijde. De exacte begrenzing is op de verbeelding (plankaart) en afbeeding 1.1 weergegeven.
Het plangebied betreft een moderne werklocatie die zich uitstrekt circa twee kilometer langs de uiterwaarden van de IJssel. Opvallend in landschappelijk opzicht is de groene landschapsheuvel in het oosten van het plangebied waaromheen aantrekkelijke bedrijfskantoren zijn gesitueerd.
![]() |
Afbeelding 1.1: globale begrenzing plangebied, exacte begrenzing volgt uit de verbeelding. |
Het omgevingsplan Chw Omgevingsplan IJsseloord 2 is een algehele herziening van van het geldende plan "Bedrijventerrein IJsseloord II", voor zover van toepassing op dit plangebied. Dit bestemmingsplan is op 3 juni 1995 vastgesteld en op 19 februari 1996 goedgekeurd. De hierop van toepassing zijnde partiële herziening van 3 februari 1997 vervalt daarmee ook. de geldende plannen, voor zover van toepassing op dit plangebied. Onderstaand overzicht geeft weer welke bestemmingsplannen en verordeningen (deels) komen te vervallen. De daarop van toepassing zijnde partiële herzieningen vervallen ook. Bij elk plan is de datum van vaststelling weergegeven.
Bestemmingsplan | Datum van vaststelling | |
Bedrijventerrein IJsseloord 2 | 19 juni 1996 | |
Facetplan Groen en Bomen | 5 maart 2018 | |
Geluidszone industrieterrein Arnhem Noord | 27 maart 2018 | |
Facetplan parkeren | 30 mei 2018 | |
Facetplan woningsplitsing en verkamering | 28 oktober 2020 |
Het omgevingsplan 'Chw Omgevingsplan IJsseloord 2' is voornamelijk conserverend van aard. De toelichting van het omgevingsplan is derhalve kort en bondig. Hoofdstuk Onze visie op het plangebied bevat kort een samenvatting van onze visie voor het gebied en de ontwikkelingen die het plan mogelijk maakt. Vervolgens worden in hoofdstuk Hoofdstuk 4 Uitleg van de Regels artikelsgewijs de verschillende functies verantwoord. Ook bevat dit hoofdstuk de toelichting over handhaving en de exploitatie. Hoofdstuk 4 gaat tenslotte in op de procedurele aspecten van het omgevingsplan.
Er heeft zich de afgelopen jaren een aanzienlijk aantal bedrijven gevestigd in IJsseloord 2. Er is nog een gering aantal onbenutte kavels waar nog ontwikkeling plaats zal vinden. Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van de bestaande situatie en richt zich dan ook gedeeltelijk op het al gerealiseerde deel maar geeft ook een algemenere beschrijving van de uitgangspunten die ten grondslag liggen aan de uitstraling en opzet van het businesspark.
Het plangebied ligt voor een deel binnendijks en voor een deel buitendijks. Vóór de herontwikkeling naar businesspark had het gebied een recreatieve en agrarische functie. Het gebied werd gewaardeerd als groene uitloper van het buitengebied langs de IJssel. Als deel van de uiterwaarden konden natuur en landschap tot diep in het verstedelijkte gebied doordringen. In de laatste decennia van de vorige eeuw is het gebied veranderd. Gaten in de bodem, die waren ontstaan door kleiwinning, werden opgevuld met huisafval of bleven open als waterplassen. De bodem was op sommige plaatsen sterk verontreinigd en het gebied was voor een groot deel in particuliere handen. Rond 1990 was er een directe behoefte geconstateerd aan nieuwe hoogwaardige bedrijventerreinen binnen het gebied dat het Knooppunt Arnhem-Nijmegen (KAN) omvat. Door het terrein tot vestigingsplaats voor hoogwaardige bedrijven te ontwikkelen werd het economisch mogelijk de omvangrijke bodemverontreinigingen op te lossen, de groenfunctie voor het gebied te behouden en de rivieroever verder ecologisch in te richten. De ligging ten opzichte van weginfrastructuur en de directe verbindingen met de transportassen naar Duitsland maakten het terrein geschikt om een bijdrage te leveren aan de allure en wervingskracht van het stedelijk Knooppunt Arnhem-Nijmegen. Inmiddels vormt IJsseloord 2 met de functie van hoogwaardig businesspark een aantrekkelijke entree voor Arnhem.
Het businesspark IJsseloord 2 is gelegen in het oosten van Arnhem en grenst direct aan de uiterwaarden van de IJssel. Het gebied heeft een gestrekte vorm van bijna twee kilometer lang en verloopt in de breedte van 200 meter in het westen naar ongeveer 800 meter in het oosten. Aan de rand van het gebied loopt de Schaapdijk min of meer evenwijdig langs de rivier. Daarvandaan heeft men een wijds uitzicht over de uiterwaarden en het rivierenlandschap van de IJssel. Dominant voor de omgeving is de rijksweg A12 met het brug over de IJssel, de spoorbruggen in het westen en de landschapsheuvel op het terrein zelf.
In afbeelding 2.1 is een luchtfoto van de huidige situatie ter plaatse van het plangebied opgenomen.
![]() |
Afbeelding 2.1 Luchtfoto huidige situatie (bron: Giga 19 juli 2022). |
Businesspark IJsseloord 2 heeft een bruto oppervlak van ca. 57 hectare. Om het businesspark IJsseloord 2 tot een geïntegreerd onderdeel van Arnhem te maken alsook om het kwaliteitsniveau ervan te bepalen is voor het plangebied begin jaren '90 een stedenbouwkundige visie opgesteld. Daarnaast is er toen ook een beeldkwaliteitsplan gemaakt, waarbij een hoog kwaliteitsniveau is vastgelegd. Hiermee beschikken de betrokken partijen bij de uitwerking van plannen over een overeengekomen kwaliteitskader. Een supervisor is aangetrokken om het beeldkwaliteitsplan te bewaken.
De stedenbouwkundige visie op het totaalgebied luidt als volgt:
"De kwaliteit van het businesspark wordt in grote mate bepaald door de architectonische vormgeving van de bedrijfsgebouwen in combinatie met de kwaliteit van de inrichting van de open ruimte tussen de bebouwing. Zowel de private, semi-private als de publieke ruimten worden op elkaar afgestemd in karakter en kwaliteit."
Bij het maken van de stedenbouwkundige visie zijn de volgende elementen als ontwerp uitgangspunten genomen: de aansluiting op het Lange Water, de nabijheid van de IJssel en de Schaapdijk, het gridpatroon van de wijk Presikhaaf, het Velperbroekcircuit en de zichtlijnen op markante punten in de omgeving. Verder heeft de visie tot doel om één totaalomgeving voor het gebied te scheppen met een harmonie tussen landschap, ruimtelijkheid en bebouwing waarbij de bebouwing zich voegt in het groen, het water en de steenachtige openbare ruimten. Hierdoor krijgt het bedrijventerrein de herkenbare identiteit van een volwaardig businesspark.
De hoofdontsluiting van IJsseloord 2 is met een volledig kruispunt gekoppeld aan de IJsseloordweg/Pleyroute. Om de hoofdweg (Meander/Delta) van het businesspark zelf een uitnodigend karakter te geven wordt het beeld van de royale aanleg van het Lange Water voortgezet in het gebied IJsseloord 2. Deze hoofdweg bestaat uit twee rijstroken met aan één zijde een dubbelzijdige fietsstrook.
![]() |
Afbeelding 2.2 De hoofdweg van het businesspark |
De hoofdweg wordt (noordzijde) begeleid door een brede landschappelijke zone (groen en water) die het kantoorachtige deel van het businesspark van het bedrijfsmatige (logistieke en productie) deel scheidt. De hoofdweg maakt in de lengterichting een lus over het gehele terrein en biedt verderop een attractieve toegang tot de locatie die ten oosten van de landschapsheuvel ligt. Vanaf deze hoofdweg worden de kantoren en bedrijvenclusters ontsloten met secundaire straten (bedieningswegen). Deze secundaire straten vallen samen met de noord zuid gerichte zichtlijnen en worden begeleid met bomen.
![]() |
Afbeelding 2.3 Secundaire straten |
Daar waar de hoofdweg binnen het logistiek deel valt (zuidzijde) is de weg vormgegeven als een laan met aan weerszijden bomen.
![]() |
Afbeelding 2.4 Hoofdweg zuidzijde |
De kavels/ gebouwen zijn in het landschap veelvuldig geclusterd tot grotere “eenheden” en gegroepeerd rond gemeenschappelijke 'pleinachtige' ruimten, waarbij de clusters in het groen staan. In de richting van de oorspronkelijke kavelstructuur; loodrecht op de IJsseloordweg, de Schaapdijk en de hoofdweg op het terrein, zijn zichtlijnen aangebracht geaccentueerd door bomenrijen. De plaatsing van de gebouwen volgt deze hoofdopzet. Ten oosten van de landschapsheuvel zijn de kavels gegroepeerd in de vorm van een 'crescent' met tussen de gebouwen doorzichten begeleid door bomen.
![]() |
Afbeelding 2.5 Kavels ten oosten van de landschapsheuvel (in de vorm van een 'crescent') |
Wat betreft de vormgeving geldt het volgende: de gebouwen aan de hoofdweg zijn alzijdig vormgegeven dat wil zeggen zowel een voorkant naar de IJsseloordweg als naar de Meander en hebben geen achterkant in de negatieve betekenis van het woord. De gebouwen die in belangrijke zichtassen zijn gelegen moeten door hun vormgeving gaan dienen als herkenningspunten. De landschapsheuvel vormt de schakel naar het aan het Velperbroekcircuit grenzende oostelijk deel van het businesspark. De gebouwen gesitueerd aan de buitenrand van de heuvel zijn extravert en op het verkeersplein A12 gericht, de gebouwen aan de binnenzijde zijn introvert.
Op het gebied van beeldkwaliteit is het gebied ingedeeld in twee delen: de zichtlocaties vanaf de IJsseloordweg en het Velperbroekcircuit en het achterliggende gebied. Per gebied zijn in 'De Handleiding Architectuur en Kavelinrichting' uitgangspunten opgenomen op het gebied van beeldkwaliteit en architectuur. Er worden onder andere uitgangspunten gedefinieerd voor het ontwerp (kleur en materiaal keuze), voor reclame-uitingen en voor de inrichting van het openbaar gebied (soort verlichting en groenvoorzieningen). Voor het gebied langs de hoofdwegen (zichtlocaties) zijn de uitgangspunten strenger en wordt er gestuurd op modern klassieke typologie van bebouwing. In deze gebieden zijn gebouwen gerealiseerd die overwegend geschikt zijn voor kantoorachtig gebruik. In het achterliggende gebied is de bebouwing grootschaliger en bedrijfsmatiger. Hier zijn meer de typische bedrijfspanden opgericht met (soms) een klein geïntegreerd kantoor.
![]() |
![]() |
Afbeelding 2.6 Voorbeeld achterliggend gebied | Afbeelding 2.7 Voorbeeld zichtlocatie |
Het businesspark kent drie min of meer evenwijdige oost- west lopende landschappelijke zones; de zone langs de IJsseloordweg; de zone ten zuiden van de hoofdontsluiting Meander en de ecologische zone langs de Schaapdijk. Het buitendijks gebied ten zuiden van de Schaapsdijk heeft belangrijke natuurwaarden en betreft beschermd natuurgebied (Natura 2000 en Gelders Natuurnetwerk).
Een vierde zone, haaks erop, wordt gevormd door de groenzone waarin de landschapsheuvel is opgenomen en waarmee de ecologische verbinding tussen Presikhaaf en de IJssel tot stand is gebracht.
De groene landschapsheuvel, bestaande uit het gronddepot van geïsoleerd stortmateriaal, is reeds genoemd. Dit heeft de vorm van een plateau gekregen met daarop een strakke bolvorm. Er is een schone teeltlaag van circa 70 cm op aangebracht met een ecologische verantwoorde begroeiing die goed in de omgeving past en zorgt voor een inspirerend omgevingselement/ oriëntatiepunt vanaf de A12. Er is een pad over aangelegd zodat men de top kan bereiken.
![]() |
Afbeelding 2.8 Landschapsheuvel |
De uitvoering van de groenvoorziening op het totale terrein wordt in hoofdzaak gekenmerkt door de toepassing van verschillende boomsoorten, een variatie van lage struiken, hagen en grasperken. De groenstroken langs de openbare wegen zijn aangelegd als grasperken met een aanplant van bloembollen, eenjarige planten etc.
De centrale parkeerplaatsen worden enigszins aan het zicht onttrokken door een middelhoge haag en door een verdiepte aanleg ten opzichte van het omringende terrein. Voor de verdere inrichting van de centrale parkeervelden zijn de beplantingen en het materiaalgebruik voorgeschreven zodat over het gehele terrein uniformiteit bereikt wordt.
![]() |
Afbeelding 2.9 Inpassing parkeervoorziening |
De scheiding tussen de kavels en de openbare weg bestaat uit een groenstrook van minimaal 3 meter breed. Deze groenstrook wordt ook toegepast op de scheiding tussen de kavels onderling. Tussen de verschillende gebouwclusters in wordt de verkavelingsrichting geaccentueerd door lijnvormige structurele boombeplanting. Deze lijnen zijn vastgelegd binnen het totale groenplan. De overige ruimten op de kavels zelf worden ingericht in een tuinachtige sfeer.
Aan de zuidzijde van de interne hoofdontsluiting (Meander) bevindt zich een brede waterpartij (singel) met zachte oevers. Dit is gedaan om de parkachtige opzet te versterken en het beeld van het Lange Water door te trekken binnen IJsseloord 2. Een drietal bruggetjes over de singel is bedoeld om het zuidelijk deel van het businesspark te ontsluiten voor langzaam verkeer. Het water en de beplanting langs de IJsseloordweg/ Pleyroute zijn onderdeel van de beveiliging van het terrein maar hebben eveneens een ecologische functie: het water langs de IJsseloordweg is indertijd zelfs verbreed ten opzichte van de oorspronkelijke situatie; dit was nodig voor de terreinontwatering en het verkrijgen van meer ecologische mogelijkheden.
![]() |
Afbeelding 2.10 Waterpartij |
Over de Schaapdijk, die de zuidelijke begrenzing van het gebied vormt, loopt een fietsroute die in het westen en oosten met ongelijkvloerse kruisingen is aangesloten op het Arnhemse fietsnetwerk. De woonwijk Presikhaaf heeft een directe langzaamverkeersroute over het terrein naar de IJssel gekregen in de vorm van een fietserstunnel ter plaatse van de kruising IJsseloordweg - Over het Lange Water.
Het businesspark is aangesloten op het openbaar vervoer netwerk van Arnhem door middel van een busverbinding. Er is één route over het terrein.
In het geldende bestemmingsplan werden parkeernormen voorgeschreven op basis van zogenoemde B- en C- locaties. Voor de B-locaties is de norm 1 parkeerplaats per 125 m2 bedrijfsvloeroppervlak (bvo) en voor C-locaties is de norm 1 parkeerplaats per 50 m2 bvo. Het gebied was op basis hiervan ingedeeld waarbij er ook een aantal centrale parkeerplaatsen zijn aangelegd ten behoeve van de grotere kavels aan de zuidzijde van de Meander.
De visie op parkeren is ten opzichte van de situatie in 1995 gewijzigd en het locatiebeleid (A, B en C-locaties) is niet meer actueel en reëel. Bij nieuwe ontwikkelingen wordt qua parkeernormen aangesloten bij de Arnhemse normen die zijn opgenomen in de 'Beleidsregels Parkeren Arnhem 2022' Oftewel bij het aanvragen van een omgevingsvergunning dient te worden aangetoond dat voldaan wordt of kan worden aan de actuele parkeernormen.
Alle eigenaren zijn verplicht lid van de parkmanagementvereniging, genaamd de Coöperatieve Vereniging van Eigenaars IJsseloord 2 (CVvE). De CVvE heeft als belangrijkste taak het onderhoud en beheer van de (gemeenschappelijke) openbaar toegankelijke ruimte op het terrein en verleent daarnaast facultatief diensten aan de individuele eigenaren en gebruikers.
Er worden verschillende vormen van parkmanagement aangeboden. Zo is er een adviesgroep vervoersmanagement waarin diverse overheidsgroepen participeren om vervoersplannen voor bedrijven en werknemers op te stellen. Er is een parkmanagement organisatie opgezet waarin het beheer van het terrein is ondergebracht. Indien gewenst kunnen ook particuliere terreinen daarin worden betrokken. Het gaat hierbij onder meer om beheer van terreinverlichting, vuilophaaldiensten, gevelreiniging en beveiliging. Zodoende kunnen de bij de coöperatieve vereniging aangesloten eigenaren servicediensten en faciliteiten collectief inkopen of aanbesteden.
![]() |
Afbeelding 2.11 Parkmanagement |
Naast het businesspark zijn tevens enkele aangrenzende gronden in voorliggend omgevingsplan meegenomen. Deze gronden zijn overwegend ingericht met infrastructuur (A12 en Pleyroute) of als natuur (zijde IJssel). Daarnaast gaat het om een tweetal bebouwde percelen, te weten een agrarisch bedrijfsperceel aan de Schaapdijk 9 en een regulier bedrijfsperceel (tankstation met verkoop van LPG) aan de IJsseloordweg 15. Op het agrarisch bedrijfsperceel bevindt zich naast een grondgebonden veehouderij (melkkoeien) tevens een landwinkel met terras.
Het bedrijventerrein is geëvolueerd naar een businesspark met een hoogwaardige parkachtige inrichting, waarbij de terreininrichting rekening houdt met de omgevingskenmerken van de IJssel en de wijk Presikhaaf. De bebouwing staat in het groen en de uitgeefbare en niet uitgeefbare terreinen sluiten naadloos op elkaar aan. De inrichting van de openbare ruimte kan gekenschetst worden door zijn groene karakter en is afgestemd op recreatief gebruik en op ontwikkelingskansen voor de natuur waaronder ecologische profielen van de waterpartijen.
De afgelopen jaren is duidelijk geworden dat monofunctionele werkgebieden niet optimaal functioneren. Voor IJsseloord 2 betekent dit dat het gebied op langere termijn aantrekkelijk kan blijven/ beter zal functioneren (voorkomen van toekomstige leegstand en verloedering) als andere functies worden toegevoegd of toegestaan. Door het toelaten van andere functies wordt het gebied meer onderdeel van de stad en voor werknemers een aantrekkelijker werkgebied. Daarnaast zijn er initiatieven in de regio waarvoor IJsseloord 2 een geschikte locatie zou kunnen zijn vanwege de ligging (goed ontsloten), de nabijheid van Presikhaaf en de uiterwaarden en de goede bereikbaarheid per OV. Het nieuwe omgevingsplan maakt het mogelijk om één of meerdere van deze initiatieven te faciliteren.
Dat betekent dat in omgevingsplan naast de bedrijven, kantoren en één bouwmarkt ook nieuwe functies mogelijk worden gemaakt. Het gaat dan om:
In het volgende hoofdstukwordt ingegaan op de ruimtelijke en programmatische gevolgen van deze nieuwe functies.
Daarnaast zijn ook de bebouwingsmogelijkheden op aantal (beperkte) onderdelen gewijzigd. Voor de bouwhoogte treedt er een versimpeling op ten opzichte van het vorige omgevingsplan. Deze aanpassing is doorgevoerd omdat men in de praktijk niet uit de voeten kon met de verschillende combinaties bouwhoogtes/bebouwingspercentages zoals geformuleerd in het vigerende omgevingsplan. Per deelgebied zal er maar één maximale bouwhoogte gelden. Deze wijzigingen worden in paragraaf 2.6 Vergelijking met het geldende bestemmingsplan toegelicht.
In paragraaf 2.4 Ruimtelijke onderbouwing worden de ruimtelijke aspecten besproken en in paragraaf 2.5 Programmatische onderbouwing de programmatische aspecten. Bij de programmatische aspecten wordt tevens getoetst aan de Ladder Duurzame verstedelijking. In paragraaf 2.6 Vergelijking met het geldende bestemmingsplan worden de mogelijkheden die het geldende bestemmingsplan biedt vergeleken met de mogelijkheden in dit omgevingsplan.
In de stedenbouwkundige visie en het beeldkwaliteitsplan is het gebied IJsseloord 2 destijds opgedeeld in 5 deelgebieden die ieder een eigen identiteit kennen (zie kaartje). In dit hoofdstuk worden per deelgebied de ontwikkelingen en de wijzigingen ten opzichte van het bestaande totaalconcept voor het businesspark IJsseloord 2 beschreven.
![]() |
Afbeelding 4.1 Deelgebieden IJsseloord 2 |
Hieronder volgt per deelgebied de beschrijving:
Dit deelgebied vormt de entree tot het bedrijventerrein. In dit deelgebied is het de bedoeling dat het zicht naar de IJssel vanaf de kruising met de IJsseloordweg wordt beëindigd door middel van een open zichtlijn richting Schaapdijk. Ruimtelijk gezien zet het profiel van het Lange Water in Presikhaaf zich voort in een gebogen waterpartij en groene ruimte en wordt begeleid en begrensd door een cluster van gebouwen gegroepeerd rond een gemeenschappelijk plein, waarbinnen ook het parkeren opgelost kan worden. Aan de straatzijde dient de bebouwing zoveel mogelijk in de rooilijn te worden geplaatst.
Het thema van "gebouwen aan het Lange Water" wordt hier doorgezet door middel van gebouwen langs het water. Op die manier wordt de context van de omgeving geïntroduceerd in het bedrijventerrein.
Naast de bestaande huidige bedrijfscategorie III (inclusief automotive), bouwmarkt en het dierenziekenhuis wordt functioneel/ programmatisch voor dit deelgebied gedacht aan het toevoegen van horeca en een autogarage..
Het betreft hier uitsluitend een wijziging van de toegestane activiteiten. De visie op de bebouwing en de buitenruimte blijft hierbij ongewijzigd.
Dit deelgebied ligt opgesloten tussen de groenzone langs de IJsseloordweg en de groene landschappelijke zone die gelegen is langs de zuidzijde van de hoofdweg Meander. De clustering van gebouwen zet zich hier voort. Dit vergemakkelijkt de fasering omdat er per fase een op zichzelf staande omgeving gecreëerd wordt. Dit gebied is nu grotendeels ontwikkeld. De zichtas richting de groene landschapsheuvel is hier beëindigd door een poortgebouw (20 meter hoog) gelegen in deelgebied B2 dat door middel van zijn "landmarkfunctie" toegang biedt tot deelgebied C. Tegenover het gebied B2 is ook een hoger gebouw (30 meter) gerealiseerd dat ruimtelijk meewerkt aan de begeleiding van de zichtas richting gebied C. De clusters en de paviljoens ten zuiden van het benzinestation zijn zodanig vormgegeven dat ze een relatie en begeleiding vormen met zowel het groengebied langs de IJsseloordweg als de landschappelijke zone langs de hoofdweg.
Naast de bestaande functies bedrijven (tot en met huidge categorie III, inclusief automotive), kantoren en maatschappelijke functies wordt er vanuit functioneel en programmatisch oogpunt voor dit deelgebied toevoeging van horeca en detailhandel uitsluitend bij de entree van het plangebied, beoogd. De Louwman garage wordt juridisch verankerd in dit gebied.
Op B2 is reeds jeugdzorg gevestigd, er zijn daarom ter plaatse ook maatschappelijke organisaties toegestaan.
Dit deelgebied vormt het gezicht naar de A12. De gebogen bebouwing rond de landschapsheuvel vormt als het ware een buitenwand naar het Velperbroekcircuit. Inmiddels zijn bijna alle gerealiseerde gebouwen ongeveer 30 meter hoog en vormen zij samen de herkenning vanaf de A12. Tussen deze gebouwen zijn doorzichten opgenomen richting landschapsheuvel. De binnenwand van bebouwing (maximumbouwhoogte van 20 meter) wordt door middel van water en/of groen van de landschapsheuvel gescheiden.
Het groengebied dat van Presikhaaf tot aan de Schaapdijk via de landschapsheuvel loopt vormt een groene buffer die de bebouwing in dit deelgebied afschermt van de overige deelgebieden. Op de landschapsheuvel wordt een zonnepark gerealiseerd.
Voor dit deelgebied geldt voor de buitenrand dat bedrijven (tot en met huidige categorie III, inclusief automotive), kantoren en maatschappelijke functies zijn toegestaan. Voor de binnenrand geldt dat bedrijven zijn toegestaan tot en met huidige categorie IV.
In dit deelgebied vinden we een brede mix van bedrijven: van logistieke bedrijven tot productiebedrijven en bedrijven die zich richten op productontwikkeling. Dit deelgebied is ontwikkeld. Het heeft een meer introvert karakter gekregen, waarbij de stedenbouwkundige structuur een gridsysteem vormt, waarin bedrijfsmatige bedrijfsgebouwen om een gemeenschappelijk dienstenplein zijn gegroepeerd. De uitstraling van de bebouwing zal gezocht moeten worden in de beheersing en de eenvoud van de massa, de vorm, de kwaliteiten van materialen en de detaillering.
Bestemmingswegen, ondergeschikt aan de hoofdstructuur, worden begeleid door bomen en bieden toegang aan 'bedieningshoven" van de logistieke bebouwing. Opslag en parkeren worden hierdoor grotendeels aan het oog onttrokken. Voor dit deelgebied is bedrijvigheid toegestaan (voor huidige categorie III en deels huidige categorie IV aan de zijde van de Schaapsdijk).
Daarnaast wordt er voor dit deelgebied gedacht aan het toevoegen van de functies dienstverlening gesitueerd in de westzijde van dit deelgebied daar waar de zichtrelatie met de entree van het plangebied gelegd kan worden.
De landschapsheuvel is in feite geen apart deelgebied. In paragraaf wordt de groenstructuur besproken en komt ook de landschapsheuvel als belangrijk herkenningspunt aan de orde. Dit omgevingsplan maakt het aan de zuidzijde van de landschapsheuvel mogelijk om zonnecollectoren te plaatsen. Dit past binnen het gemeentelijke duurzaamheidsbeleid om het gebruik van groene energie te stimuleren.
In de SVIR is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Op 1 juli 2017 is de Ladder in het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd. Aanleiding voor de wijziging waren de in de praktijk gesignaleerde knelpunten bij de uitvoering van de Ladder en de wens om te komen tot een vereenvoudigd en geoptimaliseerd instrument.
Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij geldt een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt.
In deze paragraaf worden alle functies getoetst aan de ladder.
Het geldende omgevingsplan maakt op een (groot) deel van het terrein bedrijvigheid, kantoren en perifere detailhandel mogelijk.
Uit diverse uitspraken van de Raad van State volgt dat het voor de uitleg van het begrip 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' met name relevant is of een bepaalde functie voor het eerst planologisch mogelijk wordt gemaakt dan wel sprake is van een continuering van de bestaande planologische situatie. Uit een uitspraak van de Raad van State volgt - samengevat- dat onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de zin van de Ladder van duurzame verstedelijking niet wordt verstaan een bestemmingsplan dat voorziet in een conservering van geheel onbenutte bouw- en gebruiksmogelijkheden die realiseerbaar waren op grond van een bestemmingsplan dat is vastgesteld vóór inwerkingtreding van de Ladder voor duurzame verstedelijking (zie AbRvS, 6 augustus 2014, nr. 201206568/1/R1).
Voor wat betreft de functies bedrijven, kantoren en perifere detailhandel voorziet voorliggend omgevingsplan niet in een toevoeging van vierkante meters. Van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' is in dit geval dan ook geen sprake. Wel voorziet dit bestemmingsplan in het deprogrammeren van potentieel aanbod aan kantoren en perifere detailhandel op nog te bebouwen percelen. Dit vanwege het feit dat geconstateerd is dat de plancapaciteit aan kantoren en perifere detailhandel in regio Arnhem-Nijmegen de behoefte (fors) overschrijdt. Voorliggend omgevingsplan biedt nog ruimte aan maximaal 10.000 m² bvo extra kantoorruimte, in plaats van de nu nog toegestane 80.000 m² bvo. Wat betreft perifere detailhandel wordt uitsluitend de bestaande bouwmarkt planologisch ingepast.
Tot slot voorziet dit omgevingsplan in het actualiseren van de bedrijvenregeling en milieuzonering, ,welke afgestemd is op de laatste versie van VNG "Milieuzonering nieuwe stijl. Voor toepassing onder de Chw/Transitiewet op weg naar de Omgevingswet" uit 2019.
Om de werklocatie IJsseloord 2 multifunctioneler te maken en qua invulling beter te laten aansluiten bij de huidige behoeften, wordt het vigerende omgevingsplan aangepast. Door het verruimen van de mogelijkheden komt er ruimte voor alternatieve functies. De inzet op meer commerciële maatschappelijke functies sluit aan bij de toenemende behoefte en heeft de voorkeur op een regionaal goed te bereiken locatie in tegenstelling tot meer basale zorgvoorzieningen in de directe woonomgeving.
De combinatie van zorg en nachtverblijf is op de locatie IJsseloord 2 is niet toegestaan vanwege (externe) milieu- en veiligheidsaspecten.
De behoefte aan maatschappelijke functies sluit aan bij (landelijk en regionale) tendensen als de toenemende vergrijzing, een almaar groter beroep op de zorg, door aanzienlijke koopkracht ouderen een groter beroep op 'commerciële' maatschappelijke functies en geslaagde voorbeelden van clustering van dergelijke functies in een zogenaamde 'zorgboulevard'. Wat betreft functies gaat het onder meer om geneeskundige verzorging en verpleging zonder overnachting en medische, tandheelkundige en paramedische praktijken. De behoefte aan maatschappelijke functies is niet cijfermatig door onderzoek aangetoond.
Voor wat betreft de toetsing aan 'bestaand stedelijk gebied' wordt verwezen naar subparagraaf 2.5.4.
Het gaat hier om kleinschalige mogelijkheden ter ondersteuning van de werknemers op deze werklocatie. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om dienstverlenende bedrijven voor dagelijkse goederen (max. één bedrijf, tot 250 m²), een kiosk/lunchroom of soortgelijke voorziening (max. twee bedrijven, tot max. 250 m² per bedrijf).
De ondersteunende voorzieningen dragen tevens bij aan het meer mulitfunctionele karakter van de werklocatie. Het gaat om lokale en ondersteunende voorzieningen voor werklocatie IJsseloord 2 zonder regionale behoefte.
Voor wat betreft de toetsing aan 'bestaand stedelijk gebied' wordt verwezen naar subparagraaf 2.5.4.
De ruimtevraag moet bij voorkeur worden opgevangen in het bestaand stedelijk gebied. Op basis van gebiedsspecifieke situatie dient bepaald te worden wat wordt ervaren als stedelijk gebied.
In de Bro is in artikel 1.1.1 een definitie opgenomen voor bestaand stedelijk gebied. De betreffende definitie luidt: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.
IJsseloord 2 is nu nog een monofunctionele werklocatie, gedomineerd door kantoren en bedrijfsruimte. Aan het einde van de jaren 90 is deze locatie toegevoegd aan het bestaand stedelijk gebied. Destijds bedacht om te voorzien in de behoefte aan kantoor- en bedrijfsruimte. Betreffende gronden zijn op basis van het geldende bestemmingsplan voorzien van bestemmingen waarmee stedelijke functies mogelijk zijn gemaakt danwel kunnen worden gemaakt. Hiermee is sprake van bestaand stedelijk gebied.
Er wordt nog voldaan aan de voorwaarden die worden genoemd in de Ladder voor duurzame ontwikkeling.
Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing opgericht mag worden. Bij het opstellen van dit omgevingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden. De bestaande situatie is hierbij het uitgangspunt.
Het is noodzakelijk dat het omgevingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het omgevingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid. Het geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. Deze situatie kan gaandeweg de planperiode wijzigen, bijvoorbeeld door veranderd stedenbouwkundig inzicht en veranderingen in gebruik. Ook ruimtelijke ontwikkelingen en vernieuwing van o.a. ruimtelijk, economisch, verkeerskundig en milieubeleid dragen bij aan de veroudering van geldende bestemmingsplannen.
Het geldende bestemmingsplan vormt voor de basis voor het nieuwe omgevingsplan. Dat betekent dat de bebouwingsmogelijkheden, de openbare ruimte en de bestemming van de omliggende gebieden nauwelijks is gewijzigd. De functionele mogelijkheden op het bedrijventerrein worden wel gewijzigd. De basis blijft bestaan uit het mogelijk maken van bedrijven (in categorie 3 en 4). Daar bovenop maakt het omgevingsplan voor verschillende gebieden andere functies zoals kantoren mogelijk.
In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de wijzigingen tussen het geldende bestemmingsplan (IJsseloord II) en dit omgevingsplan. Er wordt eerst ingegaan op de functionele wijzigingen en vervolgens naar de wijzigingen van de bouwmogelijkheden.
Functioneel
Het geldende bestemmingsplan 'IJsseloord II' is op 3 juni 1995 vastgesteld en op 19 februari 1996 goedgekeurd en maakte de ontwikkeling van het terrein als bedrijventerrein mogelijk. De basis voor de indeling van het terrein was het locatiebeleid. Dit locatiebeleid is vertaald in het omgevingsplan en bestaat uit twee onderdelen: een mobiliteitsprofiel in combinatie met een bereikbaarheidsprofiel en het parkeerbeleid.
Toelichting locatiebeleid geldend bestemmingsplan IJsseloord II
Kern van het locatiebeleid was de afstemming van mobiliteitsprofielen van bedrijven op de bereikbaarheidsprofielen van locaties: het juiste bedrijf op de juiste plek!
Onder mobiliteitsprofiel van een bedrijf of voorziening werd verstaan het potentieel openbaar vervoergebruik van werknemers en bezoekers van dat bedrijf of die voorziening. Het mobiliteitsprofiel gaf daarmee tevens de reële auto-afhankelijkheid weer, die nodig is voor een doelmatige bedrijfsvoering.
Onder bereikbaarheidsprofiel van een locatie werd verstaan de bereikbaarheid van die locatie per openbaar vervoer en auto. Bovendien vormden ook de parkeermogelijkheden en de beperkingen daarvan (de beleidsmatige uitrusting) onderdeel van het bereikbaarheidsprofiel.
Er werden drie locatietypen onderscheiden:
In termen van het locatiebeleid was het beeld van IJsseloord 2 duidelijk, hoewel het niet tot de standaardtypen A, B of C behoorde. De locatie gaf invulling aan de opvattingen van het werkdocument "Geleiding van de mobiliteit door een locatiebeleid voor bedrijven en voorzieningen" waarin werd onderkend dat in praktijk verdere nuancering tussen de specifieke A, B en C categorieën mogelijk en vaak nodig was. In het geval van IJsseloord 2 kwam dit tot uitdrukking in de kwalificatie B*: een locatie met een gemengd B/C profiel.
Het locatiebeleid vond toepassing door de gedeelten van IJsseloord 2 die het dichtst bij de openbaar vervoervoorzieningen liggen te bestemmen voor bedrijven met een mobiliteitsprofiel B. De overige gedeelten, die verder van de openbaar vervoervoorzieningen verwijderd zijn, werden bestemd voor bedrijven met een C-profiel.
Het geldend bestemmingsplan bevat een regeling waarmee invulling is gegeven aan het locatiebeleid. De essentie van het locatiebeleid is dat het bereikbaarheidsprofiel van de bedrijfslocatie, het mobiliteitsprofiel van het bedrijf, het voorzieningenniveau van het openbaar vervoer en de omvang van de parkeervoorzieningen aan elkaar gekoppeld zijn. Voor IJsseloord 2 betekende dit dat het gemengde B/C karakter van de bedrijfslocatie ook m.b.t de laatste drie punten werd geoperationaliseerd en vertaald in de voorschriften (tegenwoordig regels) in het bestemmingsplan.
Op grond van het genoemde Werkdocument werd een overzicht gegeven van de bedrijfstypen die zich qua mobiliteitskenmerken lenen voor het B- resp. het C-locatiegedeelte van IJsseloord 2:
Deze indeling komt terug in de wijze van bestemmen. Het plangebied is in het geldende bestemmingsplan ingedeeld in vier bestemmingen waarbij onderscheid wordt gemaakt in:
Hiermee ontstonden er vier bedrijfsbestemmingen: BD-B-3 (bedrijf, b-locatie, categorie 3), BD-C-4 (bedrijf, b-locatie, categorie 4), BD-C-3 (bedrijf, c-locatie, categorie 3) en BD-C-4 (bedrijf, c-locatie, categorie 4).
In de loop der jaren is het locatiebeleid achterhaald en wordt heel anders omgegaan met de indeling van bedrijventerreinen en de daar bijbehorende parkeernorm. In dit omgevingsplan wordt het locatiebeleid dan ook losgelaten en geldt er voor de bedrijfsfuncties één bedrijvenlijst voor het hele plangebied.
Geldend Bestemmingsplan IJsseloord II | Omgevingsplan IJsseloord 2 2022 | Conclusie |
Bedrijven conform bijgevoegde bedrijvenlijst | Bedrijven toestaan op basis van milieueffecten. | Bedrijven zijn nog overal toegestaan. Een aantal bedrijven zijn expliciet uitgesloten. Deze bedrijven stonden niet op de eerdere bedrijvenlijst. |
Bouwmarkten waren op een deel van het terrein toegestaan (de bestuursrechter heeft in 2018 bepaald dat bouwmarkten volgens het bestemmingsplan niet mogelijk waren) | De bestaande bouwmarkt is met een functieaanduiding positief bestemd. | Het aantal en aantal vierkante meters zijn beperkt tot hetgeen aanwezig. |
Kantoren toegestaan door middel van opname in de bedrijvenlijst (niet als monofunctie) | Bestaande kantoorpanden zijn toegstaan. Hierbij is per kantoorpand een uitbreidingsmogelijk en voor de onbenutte kantoorpercelen ontwikkelingsruimte van 10.000 m2 bvo. | Deprogrammeren van plancapaciteit met circa 70.000 m2 bvo. Hiermee resteert qua ontwikkelingsruimte 10.000 m2 bvo ten opzichte van het bestaande aanbod. |
Eén hotel met een wijzigingsbevoegdheid | Wijzigingsbevoegdheid komen te vervallen. | Wijzigingsbevoegdheid komen te vervallen. |
Dienstverlening was alleen als ondergeschikte functie toegestaan | Toestaan van horeca van categorie 1 en van categorie 3. Detailhandel uitsluitend in dagelijkse goederen. | Beperkte functie met weinig oppervlak t.b.v. multifunctioneel businesspark. |
Maatschappelijke functies zijn niet toegestaan | Een beperkt aantal maatschappelijke functies zijn op een beperkt aantal percelen toegestaan. Waaronder ook het bestaande dierenziekenhuis. | Er zijn meer mogelijkheden voor maatschappelijke functies toegevoegd. |
Autogarage niet specifiek aangegeven. | Detailhandel in personenauto's op specifieke locaties toegestaan. | De huidige situatie is vastgelegd. |
Bebouwing
In het geldende bestemmingsplan waren de bebouwingsmogelijkheden heel specifiek mogelijk gemaakt. Per locatie was een formule opgenomen van maximumbouwhoogten gerelateerd aan het bebouwingspercentage.
In voorliggend omgevingsplan zijn bouwvlakken opgenomen die allemaal volledig mogen worden volgebouwd. Er moet op eigen terrein wel worden voldaan aan de parkeernorm.
Deelgebied | Hoogte en bebouwingspercentage volgens het geldend bestemmingsplan IJsseloord II | Hoogte in het nieuwe omgevingsplan |
A | 15 meter - 100% 18 meter - 20% |
20 meter - 100% |
B1 | 15 meter - 100% 30 meter - 20% en een deel: 30 meter - 100% |
20 meter - 100% 30 meter - één perceel |
B2 | 30 meter - 50 en 100% | 20 meter - 100% |
C | 7,5 meter - 100% 15 meter - 30% |
15 meter - 100% |
D | 15 meter - 100% 20 meter - 10% 30 meter - 10% |
30 meter - 100% (buitenring langs A12) 15 meter - 100% (binnenring langs landschapsheuvel) |
De SVIR schetst het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid van het rijk in het perspectief van 2028 en 2040. De SVIR markeert een trendbreuk waarbij sterk wordt ingezet op decentralisatie van het ruimtelijk beleid naar provincies en gemeenten. In de nationale ruimtelijke hoofdstructuur maakt Arnhem deel uit van één van de negen 'stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren'; expliciet wordt 'Health Valley' in en rond Arnhem-Nijmegen genoemd en 'mode en design' in Arnhem als onderdeel van de aanwezige topsector ' Creatieve industrie'. Een 'aantrekkelijk vestigingsklimaat in en een goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren' wordt in de SVIR gemarkeerd als een nationaal belang.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van bestemmingsplannen voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. Deze vorm van normstelling sluit aan op de vroegere planologische kernbeslissingen met concrete beleidsbeslissingen en beslissingen van wezenlijk belang die ook van betekenis waren voor de lagere overheden.
In de SVIR wordt een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau gegeven. In het SVIR wordt bepaald welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Barro bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken.
Het uitgangspunt van de Beleidslijn grote rivieren is het waarborgen van een veilige afvoer en berging van rivierwater onder normale en onder maatgevende hoogwaterstanden. Tevens geldt dat het bieden van mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen, binnen de randvoorwaarden die de veiligheid stelt, van belang is voor het behoud en de versterking van de ruimtelijke kwaliteit van het rivierbed. Voor de Beleidslijn grote rivieren gelden twee concrete doelstellingen:
In de SVIR is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Op 1 juli 2017 is de Ladder in het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd. Aanleiding voor de wijziging waren de in de praktijk gesignaleerde knelpunten bij de uitvoering van de Ladder en de wens om te komen tot een vereenvoudigd en geoptimaliseerd instrument.
Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij geldt een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte laat zich niet specifiek uit over dergelijke lokale ontwikkelingen. Het bedrijvenpark raakt geen rijksbelangen als opgenomen in de Barro. Wel is de A12 aangemerkt als 'Hoofdwegen en hoofdspoorwegen' en de IJssel en haar uiterwaarden als 'Grote rivieren'. Ten gevolge van het plan vinden er echter geen veranderingen plaats ten aanzien van de A12 en de IJssel. De waterhuishoudkundige belangen binnen het plangebied zijn middels de toegewezen bestemmingen, specifiek met de waarde 'Waarde - Waterkering', in voldoende mate beschermd. Resumerend wordt gesteld dat de voorgenomen ontwikkelingen geen rijksbelangen schaden zoals vastgelegd in het Barro.
Tot slot wordt in paragraaf 2.5 Programmatische onderbouwing de ontwikkeling getoetst aan de 'Ladder voor duurzame verstedelijking'. Hier wordt geconcludeerd dat het project in overeenstemming is met de ladder.
De provincie Gelderland heeft een integraal provinciaal beleidsplan, de Gelderse Omgevingsvisie Gaaf Gelderland. De Omgevingsvisie is op 19 december 2018 door Provinciale Staten van Gelderland vastgesteld en is op 1 maart 2019 in werking getreden.
In de Omgevingsvisie staat een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland centraal.
Met behulp van zeven ambities geeft de provincie hier richting aan. In voorliggend geval is met name ambitie 6 'Vestigingsklimaat: Een krachtige, duurzame topregio!' van belang. Hierna zijn de streefdoelen behorend bij deze ambitie opgenomen.
De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.
Dit omgevingsplan voorziet in een verruiming van de gebruiksmogelijkheden op het businesspark. Daarnaast is het plangebied gelegen in een intrekgebied (grondwaterwinning). In voorliggend geval zijn met name artikel 2.9, 2.10, 2.13 en 2.38 van belang.
Artikel 2.9 (nieuwe zelfstandige kantoren)
Artikel 2.10 (nieuw bedrijventerrein en uitbreiding van bestaand bedrijventerrein)
Artikel 2.13 (algemene instructieregel detailhandel op een perifere locatie)
Artikel 2.38 Instructieregel bestemmingsplan Intrekgebied
Een bestemmingsplan voor gronden binnen een Intrekgebied maakt de winning van fossiele energie niet mogelijk.
Algemeen
De gemeenten in de regio Arnhem Nijmegen hebben in het Regionaal Programma Werklocaties (RPW) afspraken gemaakt over bedrijventerreinen, kantoren en perifere detailhandel (PDV). PDV is detailhandel die moeilijk is in te passen in bestaande winkelgebieden vanwege de omvang en bevoorrading. Doel is om het huidige overaanbod aan werklocaties in de regio terug te dringen. Daardoor komt er weer balans in vraag en aanbod. Dit is een voorwaarde voor nieuwe uitgifte op meer geschikte locaties. Op 6 februari 2018 stelde het college van Gedeputeerde Staten (GS) van de provincie Gelderland het RPW vast. Samen met de regio werkte de provincie aan de uitvoering van de gemaakte afspraken.
Bedrijventerreinen
Uit het Bouwstenenrapport Bedrijventerreinen blijkt dat er te veel bedrijventerrein beschikbaar is (aanbod in onherroepelijke bestemmingsplannen). De vraag bedraagt naar schatting 219 ha, het aanbod is 367 ha, dus er is een overprogrammering van 148 ha. Dat betekent dat alle 19 gemeenten gezamenlijk 148 ha (peildatum april 2016) bedrijventerrein in portefeuille hebben waar op afzienbare termijn geen vraag naar is. Verder is geconstateerd dat ook kwalitatief vraag en aanbod niet op elkaar aansluiten, nieuwe gewenste ontwikkelingen zijn niet of nauwelijks mogelijk vanwege de eerder genoemde duurzaamheidsladder en gemeenten beconcurreren elkaar onderling. Daardoor kan de markt niet optimaal worden bediend. De regio wil sturen op het bereiken van een kwantitatief en kwalitatief evenwicht in vraag en aanbod van bedrijventerreinen. Hiervoor zal het nodig zijn om een aantal bedrijventerreinen (of delen daarvan) te schrappen, gelet op de nu bestaande overprogrammering in de
regio van circa 148 ha.
Uitgangspunt voor de lokale terreinen is dat alle gemeenten met een bestaand aanbod ruimte houden om de voorspelde vraag tot en met 2025 te kunnen laten landen. Het is belangrijk dat lokaal gebonden bedrijvigheid een plek kan hebben en houden binnen de gemeente.
Kantoren
Voor kantoren geldt een aantal belangrijke uitgangspunten/beslispunten. Die zijn in de beslispuntennotitie onderdeel kantoren (bijlage 3 van het RPW) verder en meer gedetailleerd uitgewerkt. Om te komen tot een kwantitatief en bovenal kwalitatief evenwicht
op de kantorenmarkt wordt ingezet op:
Een nee, tenzij beleid voor kleinschalige initiatieven met een duidelijk lokaal karakter.
Voor de locatie IJsseloord II is expliciet opgenomen dat de gemeente Arnhem streeft naar vermindering van kantoren op deze locatie. Op basis van het geldende bestemmingsplan bedraagt het onbebouwde kantooraanbod 80.000 m². De gemeente Arnhem streeft naar een kantooraanbod (ontwikkelingsruimte onbebouwde kavels) tussen de 5.000 – 10.000 m2 bvo.
Perifere detailhandel
Op basis van de probleemstelling en de geformuleerde uitgangspunten voor herprogrammering perifere detailhandel zijn er voorstellen gedaan om te komen tot herverdeling van de marktruimte in de regio. Dit is op detailniveau uitgewerkt in de beslispuntennotitie pdv.
Voor de locatie IJsseloord II is expliciet opgenomen dat de gemeente Arnhem streeft naar vermindering van perifere detailhandel met 26.000 m² bvo. Lokaal verzorgende perifere detailhandel buiten concentratiegebieden < 1.500 m2 bvo blijft mogelijk. Nieuwe initiatieven voor perifere detailhandel > 1.500 m2 na advies iod/iow bij voorkeur op concentratielocaties. Bestaande perifere detailhandelsvestigingen moeten vanuit bedrijfseconomische optiek kunnen uitbreiden. Als de uitbreidinggroter is dan 1.500 m2 bvo, dan zal het Intergemeentelijk Overleg Detailhandel advies uitbrengen aan het Portefeuillehoudersoverleg Economie.
Voorliggend omgevingsplan voorziet niet in het realiseren van een nieuw bedrijventerrein danwel het fysiek uitbreiden van een bestaand bedrijventerrein, uitsluitend de gebruiksmogelijkheden worden in beperkte mate verruimd teneinde te komen tot een multifunctioneel en duurzaam businesspark. Hiermee wordt de aantrekkingskracht en vestigingsklimaat van IJsseloord 2 verbetert, hetgeen aansluit bij de ambitie van provincie om te komen tot een krachtige duurzame topregio.
Het businesspark is niet opgenomen als zijnde project waar bedrijventerreinen gedeprogrammeerd moeten worden. Wel kent het geldende bestemmingsplan omvangrijke mogelijkheden ten aanzien van kantoren en perifere detailhandel. Geconstateerd is dat ten aanzien van deze functies op dit moment sprake is van een (fors) overaanbod. In regionaal verband is daarom afgesproken om het overaanbod terug te brengen door betreffende functies in bestemmingsplannen te deprogrammeren. Voor de gemaakte afspraken wordt verwezen naar subparagraaf 2.7.2.3. Middels voorliggend omgevingsplan wordt hier invulling aan gegeven.
Tot slot voorziet dit omgevingsplan niet in de planologische kaders om binnen het plangebied fossiele energie te winnen. Hiermee wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 2.38.
Geconcludeerd wordt dat het initiatief in overeenstemming is met het provinciaal beleid en de gemaakte regionale afspraken.
Algemeen
Het gebruik van de ruimte in een stad verandert voortdurend. De gemeentelijke structuurvisie is een belangrijk kader voor het beoordelen en entameren van ruimtelijke initiatieven en plannen in de stad. In december 2012 is de Structuurvisie Arnhem 2020 met doorkijk 2040 vastgesteld door de gemeenteraad.
De structuurvisie benoemt de belangrijkste principes voor het ruimtelijk ontwikkelingsperspectief van de stad en geeft een uitwerking van dit perspectief zowel naar een aantal thema's als naar gebieden in de stad, de zogenaamde 'koersgebieden'.
Het plangebied van dit omgevingsplan maakt deel uit van het koersgebied 'werklandschappen'.
Onder 'karakteristiek' wordt daarbij onder meer opgemerkt:
Het gebied grenst aan het Velperbroekcircuit, de IJssel en de Pleijroute. Het is een sterk in samenhang ontworpen openbaar terrein met een relatie tussen architectuur, stedenbouwkundige opzet en landschap. Het is een bedrijvenpark (parkmanagement) met bedrijfsruimtegebruikers en kantoorachtige bedrijven. De architectuur is hoogwaardig, vooral langs de hoofdstructuur, met individuele herkenbaarheid van bedrijfspanden. Het terrein heeft ook eigen parkmanagement-voorzieningen zoals een lunchroom, vergaderruimtes, etc.
Er is ruimte voor parkeercapaciteit op eigen terrein inclusief bezoekersparkeren naast centrale parkeerterreinen op diverse locaties.
Onder 'Ontwikkelingsrichting en opgaven' is aangegeven:
In het licht van “De stad als werkplaats” zal IJsseloord II een kwalitatief hoogstaande en representatieve bedrijfsomgeving blijven en plaats kunnen bieden aan grote en internationaal opererende bedrijven. Een deel daarvan bevindt zich in het cluster Energie- en Milieutechnologie, meer specifiek de Energie-sector. De inzet blijft gericht op een hoogwaardige uitstraling en ambitieuze duurzaamheidseisen. Een investering in zonnepanelen op de karakteristieke 'bult' op het terrein zou een wervend en duurzaam landmark voor het terrein neerzetten bij de stadsentree vanaf het Velperbroekcircuit.
Ruimte wordt geboden aan doorzetting van het groen-blauw casco van Presikhaaf naar de uiterwaarden.
Met voorliggend plan wordt invulling gegeven aan de wens om de werklocatie multifunctioneler te maken.
Mede hierdoor kan toekomstige leegstand voorkomen worden en kunnen de resterende kavels sneller worden ingevuld met een passende functie. Op basis van het geldende bestemmingsplan is er nog een ruime omvang aan kantoren en perifere detailhandel toegestaan. Geconstateerd is dat het beschikbare aanbod niet aansluit bij de actuele/verwachte behoefte. Voorliggend omgevingsplan voorziet in het deprogrammeren van deze functies, zodat vraag en aanbod weer in balans met elkaar worden gebracht.
In subparagraaf 2.7.2 is hier nader op ingegaan.
Dit omgevingsplan speelt dan ook in op de gewenste ontwikkelingen in de richting van een duurzaam goed functionerend multifunctioneel businesspark. Hiermee sluit het plan goed aan op de 'Ontwikkelingsrichting en opgaven' voor IJsseloord 2.
In de Nota Herijking Kantorenbeleid Arnhem 2008-2020 staat het herstel van het evenwicht in de kantorenmarkt centraal. Hiertoe wordt ingezet op hergebruik/transformatie van langdurig leegstaande kantorenpanden, alsmede het prioriteren, beperken en faseren van nieuwbouwplannen. Nieuw kantorenprogramma wordt beperkt tot een gelimiteerd aantal strategische locaties in het centrum van de stad (onder andere Arnhem Centraal). Ontwikkeling van kantoren buiten deze locaties is in principe ongewenst.
Dit omgevingsplan voorziet niet in nieuwe kantoorfuncties binnen het plangebied, maar voorziet juist in het deprogrammeren van deze functie vanwege het (forse) overaanbod. Hiermee wordt de balans tussen de ontwikkelingsruimte voor nieuwe kantoren en de daadwerkelijke behoefte teruggebracht. Geconcludeerd wordt dat het voornemen in overeenstemming is met het kantorenbeleid.
Met de Detailhandelsvisie Arnhem 2016 - 2021 is het beleid voor detailhandel geactualiseerd. Centraal in de nota staat hoe het beste bijgedragen kan worden aan het versterken van een evenwichtige en duurzame detailhandelsstructuur met hoogwaardige, gevarieerde en uitgebreide detailhandelsvoorzieningen voor de (boven-) regionale consument. De belangrijkste uitgangspunten uit de detailhandelsvisie zijn als volgt:
Perifere detailhandel op bedrijventerreinen
Op dit moment zijn er al veel detailhandelsvestigingen op bedrijventerreinen. De vestiging was in het verleden mogelijk door een specifieke functie voor detailhandel toe te voegen aan het pand. Dit betekent dat wanneer het betreffende bedrijf vertrekt er alleen eenzelfde type detailhandel voor in de plaats kan komen, of een andersoortig bedrijf dat op een bedrijventerrein past. Detailhandel is dus niet zonder meer toegestaan op bedrijventerreinen.
Verdere uitbreiding van perifere detailhandel op bedrijventerreinen wordt buiten de bestaande vestigingslocaties in principe niet toegestaan.
Detailhanden in personenauto's
Dit omgevingsplan voorziet niet in nieuwe detailhandelsfuncties binnen het plangebied, maar voorziet juist in het deprogrammeren van deze functie vanwege het (forse) overaanbod. Hiermee wordt de balans tussen de ontwikkelingsruimte voor nieuwe perifere detailhandel teruggebracht tot de huidige omvang.
Geconcludeerd wordt dat het voornemen in overeenstemming is met de detailhandelsvisie.
Op 13 juli 2015 heeft de gemeenteraad van Arnhem de nieuwe welstandsnota vastgesteld. Arnhem is een aantrekkelijke stad om te wonen en te verblijven. Het uiterlijk van de stad draagt daar aan bij. De gemeente wil dat zo houden.
De gemeente wil dat nieuwe bouwwerken in zijn algemeenheid passen in hun omgeving. De bestaande stad is dus het referentie- en inspiratiekader. Voor de meest voorkomende bouwwerken zijn verder in deze nota gebiedsgerichte criteria opgenomen. Deze criteria zijn per gebied (‘géén toets’, ‘lichte toets’ en ‘zware toets’) anders.
Voor grootschalige (her)ontwikkelingen is een aparte werkwijze voor de totstandkoming van plannen opgenomen. Bij dergelijke complexe opgaves is het noodzakelijk om de kwaliteitsbewaking goed te organiseren. Kwaliteitsteams zijn daarvoor een gewaardeerd middel. Complexe plannen worden vaak over een langere periode tot stand gebracht en gerealiseerd. Deze langere termijnen vereisen een flexibele houding ten opzichte van (de invulling van) de opgave. Door het proces rondom kwaliteit te organiseren en niet de criteria vooraf vast te leggen wordt in deze opgaven maximaal de ruimte geboden voor creativiteit terwijl goed wordt toegezien op de kwaliteit van de plannen voor de stad. Door de inbreng van een kwaliteitsteam kan de regievoering op de kwaliteit van plannen en de samenhang tussen de deelprojecten en de samenhang met de omgeving /openbare ruimte gewaarborgd worden.
De ontwikkeling van IJsseloord 2 betrof een grootschalige transformatie, waarvoor de projectgewijze aanpak gold. Voor het gebied is dan ook een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Per gebied zijn in 'De Handleiding Architectuur en Kavelinrichting' uitgangspunten opgenomen op het gebied van beeldkwaliteit en architectuur. Het beeldkwaliteitsplan blijft voor dit gebied van kracht en vormt voor het team welstand en monumenten (TWM) en een supervisor bij omgevingsvergunningaanvragen het kader voor wat betreft welstandscriteria.
Het beeldkwaliteitsplan wordt opnieuw vastgesteld.
Rijks- en provinciaal beleid
Rijks- en provinciaal verkeersbeleid is gericht op het realiseren van een robuust en samenhangend mobiliteitssysteem, met keuzemogelijkheden en voldoende capaciteit om te zorgen voor een goede (regionale) bereikbaarheid en om de groei van de mobiliteit op de middellange (2028) en lange (2040) termijn op te vangen.
Gemeentelijke beleid
De gemeente Arnhem heeft haar verkeersbeleid op hoofdlijnen verwoord in de Structuurvisie Arnhem 2020-2040 (vastgesteld 2012). Voor mobiliteit biedt het structuurplan een ruimtelijk ontwikkelingsperspectief. Arnhem streeft naar een duurzame bereikbaarheid in een aantrekkelijke en veilige stad. Vooral in de bestaande stad geldt daarbij het principe: eerst de bestaande verkeersruimte beter benutten en pas daarna zoeken naar mogelijkheden tot uitbreiding van de (auto)verkeersruimte. De inzet van slim ruimtegebruik, voor versterking van fiets en openbaar vervoer, aangevuld met spitsmijdende maatregelen moet Arnhem de komende jaren bereikbaar houden. De duurzaamheidsdoelstellingen van het onderhavige plangebied versterken het belang van optimale bereikbaarheid voor duurzame vervoerswijze, met een beperkte milieubelasting: de voetganger, de fiets en het openbaar vervoer. Vanwege de ligging van het plangebied ten opzichte van de binnenstad en centrale voorzieningen in Arnhem ligt hierbij in dit geval het primaat bij de fiets.
De fietser heeft vooral behoefte aan een samenhangend fietsnetwerk, directe verbindingen, veiligheid, comfort, snelheid en stallingsvoorzieningen. Om nieuwe fietsers te verleiden wordt vooral ingezet op de aanleg van nieuwe verbindingen met een gegarandeerde korte reistijd naar belangrijke bestemmingen. De opkomst van de elektrische fiets draagt bij aan meer fietsgebruik.
Voor het onderdeel parkeren gelden de Beleidsregels Parkeren van de gemeente Arnhem (Beleidsregels voor toepassing van artikel 2.5.30 van de Bouwverordening gemeente Arnhem 2003; 12 december 2011).
Toetsing van het initiatief aan het verkeersbeleid
Binnen het plangebied zijn delen van de A12 en de Pleijroute gelegen, evenals een belangrijke fietsroute die over de Schaapdijk loopt. Voorliggend plan voorziet niet in fysieke ingrepen ter plaatse. Daarnaast brengt de verruiming van de gebruiksmogelijkheden, ten opzichte van de huidige toegestane functies op basis van het geldende bestemmingsplan, geen onevenredige verkeersdruk of parkeerbehoefte met zich mee. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar hoofdstuk Hoofdstuk 2 Onze visie op het plangebied van deze toelichting. Hier wordt geconcludeerd dat het plan past in het verkeersbeleid en er geen effecten worden verwacht die strijdig zijn met het rijks- en provinciaal beleid.
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. In dit hoofdstuk worden de verschillende milieu- en omgevingsaspecten onderbouwd.
Wet geluidhinder
De Wet geluidhinder heeft tot doel de mens te beschermen tegen geluidhinder. Dit is in de wet uitgewerkt in een normenstelsel voor de toelaatbare geluidbelasting in de woonomgeving. Alleen planologisch nieuwe situaties worden getoetst aan de wet. Daarbij moet er akoestisch onderzoek plaatsvinden naar de gevolgen daarvan voor geluidgevoelige objecten. Naast woningen zijn er nog een aantal andere geluidgevoelige objecten aangewezen zoals scholen en zorginstellingen.
In de wet staan regels voor weg- en railverkeerslawaai en voor gezoneerde industrieterreinen. De wet werkt verder met zones: dit zijn aandachtsgebieden rond geluidbronnen waarbinnen regels en normen gelden om de negatieve gevolgen van geluidhinder te beperken.
Het wettelijk normenstelsel kent voorts voorkeurswaarden en grenswaarden. Als de geluidbelasting beneden de voorkeurswaarde blijft dan zijn er wettelijk geen belemmeringen voor nieuwe geluidgevoelige situaties. Bij een geluidbelasting tussen de voorkeurswaarde en de grenswaarde moet er een gemotiveerd besluit genomen worden om nieuwe geluidgevoelige ontwikkelingen mogelijk te maken (hogere waarde).
Voor het verlenen van een hogere waarde is de nota 'uitvoeringsbeleid hogere grenswaarde' van de gemeente Arnhem van toepassing.
Beleidsplan Geluid
Het beleidsplan Geluid heeft tot doel geluidsnormen voor nieuwe situaties af te stemmen op de aard en de functie van een gebied. Hierdoor kan beter rekening gehouden worden met ontwikkelingen en verwachting van de gebruikers van een gebied. In het centrum en dichtbij goed openbaar vervoer wil de gemeente Arnhem veel functies mogelijk maken. Als gebieden intensiever gebruikt worden neemt de kans op geluidhinder ook toe. Andere gebieden zoals de parken worden juist gewaardeerd om hun relatieve rust. Deze uitgangspunten hebben geleid tot een gebiedsgerichte invulling van geluidskwaliteiten binnen Arnhem. Naarmate de geluidbelasting hoger is neemt het belang van een zorgvuldige invulling van de totale leefomgevingskwaliteit toe.
Vanwege de dominante woonfunctie in de stadswijken is de na te streven milieubelasting laag. Alleen aan de randen van de stadswijken, waar deze grenzen aan verkeerswegen, wordt een hogere geluidsbelasting toegestaan (-1, onrustig (48 db tot 53 dB) tot –2, zeer onrustig (53 dB tot 58 dB)).
In het kader van de Wet geluidhinder is voor dit omgevingsplan op dit moment geen akoestisch onderzoek noodzakelijk. Binnen dit plan worden geen nieuwe geluidgevoelige functies bij recht mogelijk maakt, waarvoor nog niet eerder een planologisch kader is opgesteld. Daarnaast is van een geluidsgezoneerd bedrijventerrein geen sprake.
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor het vaststellen van dit omgevingsplan.
De Europese richtlijnen voor luchtkwaliteit zijn geïmplementeerd in titel 5.2 van de Wet Milieubeheer. Het doel van deze wetgeving is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. De wet is primair gericht op het voorkomen van negatieve effecten op de gezondheid van de mens. Daarnaast zijn er voor de stoffen zwaveldioxide en stikstofoxiden ook normen opgenomen ter bescherming van ecosystemen.
Voor het toetsen van ruimtelijke plannen zijn de volgende grenswaarden het meest relevant:
Voor de overige stoffen worden in Nederland geen overschrijdingen gerapporteerd.
In de op de Wet milieubeheer gebaseerde algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) zijn regels vastgelegd waaronder projecten (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) die niet in betekenende mate bijdragen aan verslechtering van de luchtkwaliteit, zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit, toch doorgang kunnen vinden. De grens ligt bij een toename van maximaal 3%. Om te voorkomen dat in gebieden waar (nog) grenswaarden worden overschreden of dreigen overschreden te worden, een verslechtering van de luchtkwaliteit plaatsvindt, kunnen bij ministeriële regeling bepaalde gebieden en bepaalde broncategorieën worden aangewezen waarbinnen geen gebruik kan worden gemaakt van de NIBM-regeling.
Dit omgevingsplan maakt planologisch gezien niet bij recht nieuwe ontwikkelingen mogelijk die een onderzoek naar luchtkwaliteit noodzakelijk maakt. Er is geen sprake van een toename van het aantal gemotoriseerde verkeersbewegingen van en naar het plangebied, gezien de op dit moment toegestane gebruiksmogelijkheden (o.a. kantoren). Tevens staat dit omgevingsplan bij recht geen nieuwe functies toe die aangemerkt zijn als gevoelige functie in het kader van het Besluit gevoelige bestemmingen. Ten aanzien van deze afwijkingsbevoegdheid is als voorwaarde opgenomen dat sprake dient te zijn van een aanvaardbaar leefklimaat.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het vaststellen van dit omgevingsplan.
Hinder
In het kader van bedrijven en milieuzonering dienen de effecten van inrichtingen op hun omgeving (gevoelige bestemmingen, waaronder eventueel nieuw te ontwikkelen woningen) in beeld gebracht te worden. Voorbeelden van hinder zijn geluid, geur, stof of gevaar. In de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering 2009' is een lijst van inrichtingen opgenomen waarbij de inrichtingen op grond van de hinder die zij veroorzaken, zijn opgedeeld in 6 categorieën. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat een inrichting uit categorie 1 relatief weinig hinder veroorzaakt en een inrichting uit categorie 6 bijzonder veel hinder veroorzaakt.
Geurhinder van industriële bedrijven
Het beleidsplan Geur uit 2010 gaat in op geur afkomstig van industriële bedrijven waarvoor de gemeente Arnhem het bevoegde gezag is. Milieubeleid kan een positieve bijdrage leveren aan maatschappelijke thema's als gezondheid, veiligheid, leefbaarheid, duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Geur is een milieuaspect dat een belangrijke bijdrage levert aan de leefbaarheid. Het geurbeleid van de gemeente Arnhem sluit, voor zover dat mogelijk is, aan op het geurbeleid van de provincie Gelderland. Het doel van het geurbeleid is dat inwoners van Arnhem nu en in de toekomst niet worden blootgesteld aan geuroverlast door industriële bedrijven.
Binnen het plangebied is de bestemming hoofdzakelijk gemengde bedrijvigheid (kantoren, bedrijven, bouwmarkt, maatschappelijke functies en ondersteunende functies) naast agrarisch, groen en verkeer. Het bestaande LPG tankstation is bij het onderdeel externe veiligheid (zie paragraaf Waarde - Externe veiligheid) beschreven.
In dit omgevingsplan maken we gebruik van de VNG brochure-milieuzonering nieuew stijl. Op basis hiervan geldt een afstand ten opzichte van woningen binnen woongebieden of gemengde gebieden (wonen naast werken). Binnen de bestemming bedrijven gaat het om twee zones, vergelijkbaar met bedrijven milieucategorie 3 en 4.
Op dit moment zijn er naast bedrijven en kantoren een bouwmarkt, laboratorium en een aantal opslagruimten aanwezig. Het betreft hier vooral milieucategorie 1, 2 en in een enkel geval milieucategorie 3 bedrijven. Het bedrijf Deijma Optical Films (Delta 21) is een milieucategorie 4 bedrijf.
De zuivelboerderij op het perceel Schaapdijk 9 is een agrarisch bedrijf (milieucategorie 3.2). Dit betekent dat er rekening moet worden gehouden met een richtafstand, ten opzichte van woningen, van maximaal 100 meter. De overige activiteiten op de boerderij (landwinkel) kennen een lagere milieubelasting en zijn daarmee niet relevant.
De bedrijven/inrichtingen binnen het plangebied zijn meldingsplichtig in het kader van het Activiteitenbesluit of hebben een milieuvergunning. Voorliggend omgevingsplan voorziet niet in een verzwaring van bedrijfscategorieën ten opzichte van het geldende bestemmingsplan. Daarnaast voorziet dit omgevingsplan niet bij recht in de mogelijkheid om milieugevoelige objecten toe te voegen
Externe veiligheid
Met externe veiligheid wordt bedoeld de kans op overlijden van mensen buiten de grenzen van een bedrijf of transportmedium, als rechtstreeks gevolg van een ongeval met (gevaarlijke) stoffen binnen de grenzen van het bedrijf dan wel het transportmedium. In de externe veiligheid worden twee risicobegrippen gehanteerd het PR (Plaatsgebonden Risico) en het GR (Groepsrisico).
Landelijk beleid
Voor bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). In het Bevi wordt een onderscheid gemaakt in kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. De 10-6 PR contour geldt ten opzichte van kwetsbare objecten als grenswaarde en ten opzichte van beperkt kwetsbare objecten als richtwaarde. Het beoordelingskader voor het groepsrisico is een oriënterende waarde.
Voor ondergrondse (aardgas)leidingen is er het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en voor de transportroutes (weg, water, spoor) het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). In het Bevi, Bevt en Bevb zijn de milieukwaliteitseisen vastgelegd die in de ruimtelijke planvorming moeten doorwerken.
Gemeentelijk beleid
Het beleidsplan externe veiligheid van de gemeente Arnhem beschrijft de mate van gewenste externe veiligheid in Arnhem. Uitgangspunt hierbij zijn de landelijke normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. In een groot gedeelte van de stad streven we naar het niet doen toenemen van de risico's. Op sommige plekken in de stad, op bedrijventerreinen voor zware industrie en de volgens het structuurplan stedelijke zone accepteren we een hoger risico dan op andere plaatsen. Wel moet daar extra aandacht zijn voor de beschikbare mogelijkheden voor rampenbestrijding, de zelfredzaamheid van mensen en de hulpverlening.
Binnen het plangebied zijn bij recht geen nieuwe ontwikkelingen voorzien op basis waarvan nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten gerealiseerd kunnen worden of leiden tot een toename van de personendichtheid en hiermee groepsrisico. Dit betekent dat het groepsrisico niet zal toe en/of afnemen.
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het vaststellen van dit omgevingsplan.
Wet natuurbescherming (Regels ter bescherming van de natuur)
De Wet natuurbescherming (Wnb) vervangt sinds 2017 het wettelijke stelsel voor de natuurbescherming zoals dat was neergelegd in de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet, door één integraal en vereenvoudigd kader. De Wnb neemt de Europese regelgeving als uitgangspunt. Waar dat noodzakelijk is voor een adequate bescherming van natuurwaarden waarvoor geen specifieke bescherming is voorzien in Europese regelgeving worden aanvullende nationale beschermingsvoorschriften verankerd. De wet gaat over de bescherming van de kernnatuurwaarden en de houtopstanden, als onderdeel van een groter maatregelenpakket gericht op de bescherming van natuurwaarden en het tegengaan van biodiversiteitsverlies. De taken en verantwoordelijkheden worden zoveel mogelijk bij de provincies neergelegd.
Bescherming van gebieden
Voor de instandhouding van gebieden die zijn aangewezen ter uitvoering van de Vogelrichtlijn en de Habitat-richtlijn (Natura 2000-gebieden) stelt de Wnb specifieke kaders. De Natura 2000-gebieden in Arnhem zijn Veluwe en Rijntakken.
Het is verboden om zonder vergunning een project te realiseren of andere handelingen te verrichten die gelet op de instandhoudingsdoelstelling voor een Natura 2000-gebied de kwaliteit van de natuurlijke habitats of de habitats van soorten in dat gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor dat gebied is aangewezen. Indien het project afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, dan moet een passende beoordeling worden gemaakt van de gevolgen voor het gebied, rekening houdend met de instandhoudingsdoelstellingen. Alleen indien daaruit met zekerheid blijkt dat het plan of project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet aantast, wordt de vergunning verleend. Als de zekerheid niet kan worden verkregen, dan kan een vergunning alleen worden verleend als er geen alternatieve oplossingen zijn, er sprake is van een dwingende reden van groot openbaar belang en de nodige compenserende maatregelen worden getroffen (de zgn. “ADC-toets“)
Op het moment dat een passende beoordeling nodig is, moet voor het kaderstellend plan (zoals een bestemmingsplan) een plan-MER worden gemaakt.
De beheerplannen – waarin de uitwerking in omvang, ruimte en tijd van de instandhoudingsdoelstellingen voor Natura 2000-gebieden plaatsvindt en waarin de voor die gebieden te treffen maatregelen in samenhang worden beschreven – zijn kaderstellende instrumenten. Ingeval overeenkomstig het beheerplan wordt gehandeld is verzekerd dat de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen niet in het geding is.
Bescherming van soorten
De Wnb sluit aan bij het specifieke beschermingsregime uit de Vogelrichtlijn, de Habitatrichtlijn en de natuurbeschermingsverdragen. Er wordt voorzien in concrete verboden ten aanzien van onder meer het vangen en doden van in die bronnen genoemde diersoorten, de verstoring van deze soorten en aantasting van hun rust- en voortplantingsplaatsen, alsmede in een verbod op het plukken en vernielen van bepaalde planten. Voorts wordt voorzien in limitatief opgesomde gronden voor ontheffing van deze verboden. Alleen opzettelijk verrichte handelingen zijn strafbaar. Bij vogels zijn bovendien verstoringen niet strafbaar als de staat van instandhouding van die vogelsoorten niet in gevaar komt. Gedeputeerde staten kunnen onder voorwaarden ontheffing verlenen van de verboden.
Daarnaast geldt als beschermingsregime voor (nationale) soorten:
een zorgplicht die van toepassing is op alle natuurwaarden in Nederland;
een verbod op het opzettelijk doden van de in de bijlage van de wet genoemde dieren, met een ontheffingsregime dat ruimer is dan dat voor internationaal en Europees beschermde soorten (zoogdieren, reptielen, amfibieën en thans op een rode lijst staande vissen, dagvlinders, libellen en kevers) (82 soorten);
een verbod op het vangen van dieren genoemd in de bijlage en het opzettelijk beschadigen van hun vaste voortplantingsplaatsen of rustplaatsen (zoals de dassenburcht); en
een verbod op het plukken of opzettelijk vernielen van in de bijlage genoemde vaatplanten (63 soorten, waaronder orchideeën).
Er wordt voorzien in ruimere ontheffingsmogelijkheden dan voor de strikt beschermde soorten gelden (artikel 3.10 lid 2).
Voorts wordt het aantal bejaagbare soorten uitgebreid, worden door gedeputeerde staten goedgekeurde faunabeheerplannen sturend bij de schadebestrijding, populatiebeheer en jacht en is de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het stelsel van soortenbescherming, met inbegrip van de taken van het (op te heffen) Faunafonds, bij de provincies komen te liggen.
Groenvisie 2017-2035
De Groenvisie gaat over het Groen-blauw raamwerk, de stedelijke hoofdgroenstructuur, vertaald in doelen, ambities en ontwikkelopgaven. Dit Groen-blauw raamwerk van de stad bepaalt het gezicht van de stad en de aantrekkelijkheid van uiteenlopende woon- en recreatiemilieus. Het gaat daarbij om de waarden vanuit landschap, cultuurhistorie, ecologie, water en recreatief gebruik op gemeente en op particuliere terreinen.
Aan groen worden de laatste jaren steeds meer waarden en kwaliteiten toegekend. Zo ook aan het Arnhemse groen. Daarbij valt te denken aan gezondheid, klimaat (verminderen van hitte en van wateroverlast), milieu (verbeteren luchtkwaliteit), stadslandbouw, dierenwelzijn, toerisme en sport en bewegen. Het groen biedt ruimte voor een gezonde, leefbare, aantrekkelijke en daarmee ook toekomstbestendige woon- en werkomgeving.
De Groenvisie legt niet alleen het Groen-blauw raamwerk vast, dus de stedelijke hoofdgroenstructuur, maar geeft ook richting aan het belang van groen in de wijken, zodat initiatieven de waarden van het groen (landschap, biodiversiteit, gezondheid, waterbuffering, koelte) niet aantasten maar juist versterken. Zij vormt daarmee een basis voor de vertaling naar de (planologische) bescherming van waardevolle gebieden en waardevolle bomen in de bestemmingsplannen.
Er wordt ingezet op het versterken van de natuurwaarden in het Groen-blauw netwerk en het stedelijke gebied. Bij de realisatie van (nieuw) bouw bestaan er veel kansen voor de vergroting van de biodiversiteit in de stad: de natuurinclusieve stad. Voor het plangebied zetten we in op typische soorten van de gebouwde omgeving: o.a. vleermuizen, gierzwaluw en huismus.
De visie zorgt voor een actualisatie van de Arnhemse regels met betrekking tot groencompensatie. In de Groenvisie zijn nu de actuele Arnhemse regels groencompensatie 2017 opgenomen. Uitgangspunt blijft dat de totale groenbalans in de stad neutraal moet blijven of toeneemt. Moet er toch groen verdwijnen, dan wordt dat gecompenseerd. Eerst kwantitatief, dan kwalitatief en als laatste financieel. Bij financiële compensatie wordt de waarde van het groen en de boomopstanden gestort in het Groenfonds.
Het provinciale beleid met betrekking tot groencompensatie heeft betrekking op bos binnen het Gelderse Natuurnetwerk. Daar waar de provinciale compensatieregels gelden treden de gemeentelijke terug.
De beschrijving van het groen is terug te vinden in paragraaf 2.2.8. In deze paragraaf wordt ingegaan op de te beschermen waarden.
Geen significante effecten op Natura 2000-gebieden
De aangrenzende uiterwaard en de IJssel maken onderdeel uit van zowel het GNN als van Natura 2000-gebied 'Rijntakken'. De ecologische waarde van dit gebied is van bovengemeentelijk niveau. Het gebied is een natuurkern met moeras, grasland en open water. Het is een aaneengesloten leefgebied en stapstenen voor diverse planten en dieren. De rivier met uiterwaarden en dijkzone vormen een dynamisch gebied, met (ruige) graslanden, water en oevers. Soorten als patrijs, kievit, gewone dwergvleermuis, rosse vleermuis, haas, kleine watersalamander, groene kikker complex en grote kaardenbol, komen hier voor. Het gebied is vooral waardevol vanwege de mogelijkheden die het biedt voor dieren die een uitgestrekt, aaneengesloten gebied als habitat hebben.
De nog onbebouwde bedrijfskavels kennen daarentegen geen (bijzondere) ecologische waarde. De terreinen worden intensief beheerd waardoor beschermende flora en fauna niet te verwachten zijn.
De toets of een nieuwe activiteit zorgt voor een niet-legitieme stikstofdepositie op stikstofgevoelige natuur komt in principe aan de orde bij het velenen van de omgevingsvergunning en eventuele milieuvergunning(en). Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan is dit niet aan de orde. Echter schrijft het Besluit ruimtelijke ordening voor dat in een bestemmingplan moet worden aangetoond dat de plannen haalbaar en uitvoerbaar zijn.
Dit omgevingsplan gaat grotendeels uit van beheer. Mogelijke nieuwe activiteiten worden mogelijk gemaakt door een uitwisseling van een aantal bestaande functies.
De nog niet gebruikte bebouwingsruimte kan op diverse manieren worden ingevuld die passen binnen het Natura 2000-beleid en waarbij een natuurvergunning (Wnb) wordt afgegeven. Hiermee worden de huidige planologische titels uit het bestemmingsplan gerespecteerd en is is het omgevingsplan nog steeds uitvoerbaar.
Toestemmingverlening stikstofdepositie bij nieuwe activiteiten
De rijksoverheid heeft een stappenplan opgesteld op basis waarvan kan worden vastgesteld of een verplichting geldt onder de Wet natuurbescherming en welke instrumenten ingezet kunnen worden om voor een vergunning in aanmerking te komen
![]() |
Stappenplan toestemmingverlening stikstofdepositie bij activiteiten (Rijksoverheid) |
Om een project uit te voeren waarbij stikstof vrijkomt is een natuurvergunning (Wnb) vereist. Als er bijvoorbeeld sprake is van stikstofdepositie door de nieuwe activiteit bestaat de mogelijkheid om deze intern te salderen. Ook kan voor sommige gevallen (middels een voortoets) worden aangetoond dat een toename van depositie niet tot significante negatieve effecten zal leiden.
Als significante negatieve effecten niet kunnen worden uitgesloten, kan via een passende beoordeling worden getoetst of de kans bestaat op aantasting van de natuurlijke kenmerken van deze gebieden. Als de conclusie is dat er geen risico bestaat op aantasting van natuurwaarden, kan de natuurvergunning worden verleend.
Het is ook mogelijk om de negatieve effecten van een project te salderen met de positie effecten van het (gedeeltelijk) intrekken van de vergunning van een ander projecten. Dan spreken we van extern salderen.
Als schade aan kwetsbare Natura 2000-gebieden en habitattype niet kan worden voorkomen, is er voor sommige projecten de mogelijkheid van het doorlopen van een ADC-toets. De drempel hiervoor ligt echter hoog. Er zijn stricte voorwaarden waar aan voldaan moet worden. er moet sprake zijn van: 1) het ontbreken van een alternatief voor dit plan; 2) het bestaan van een dwingende reden van groot openbaar belang om het project doorgang te verlenen; 3) en er moet sprake zijn van volledige compensatie van de schade aan kwetsbare habitattype door de aanleg van nieuwe natuur binnen of buiten de huidige Natura 2000-gebieden. Bij het succesvol doorlopen van de ADC-toets kan de natuurvergunning worden verleend.
De bedrijvigheid op IJsseloord 2 kan op een dusdanige manier worden uitgevoerd dat aan de Wet natuurbescherming wordt voldaan. Het plan is derhalve uitvoerbaar.
Groenplan
Op het bedrijventerrein liggen enkele groenstructuren die van belang zijn voor de uitstraling van het businesspark. De meest van belangzijnde structuren zijn in het facetbestemmingsplan 'Groen en Bomen' bestemd met de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap 1'. Ter plaatse zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud, het herstel en de versterking van de op deze gronden voorkomende dan wel daaraan eigen landschappelijke-, ecologische-, cultuurhistorische- en natuurwaarden.
Voorliggend omgevingsplan voorziet niet in een uitbreiding van het businesspark, maar voorziet uitsluitend in meer gebruiksmogelijkheden voor de (nog onbebouwde) bedrijfskavels. Van aantasting van de groenstructuren is dan ook geen sprake. Daarnaast bestaat gelet op de aard van dit plan ook geen noodzaak tot het treffen van aanvullende landschapsmaatregelen.
Conclusie
De aspecten groen en ecologie vormen geen belemmering voor dit omgevingsplan.
Rijksbeleid
Het Rijksbeleid op het gebied van het waterbeheer is onderdeel geworden van het Nationale Omgevingsvisie, de NOVI (2020). De NOVI bevat nieuw strategisch beleid op het gebied van de fysieke leefomgeving en komt in de plaats van gebiedsdekkende structuurvisies en relevante delen van zelfstandige strategische beleidsplannen (natuurvisie, verkeer- en vervoerplannen) en de strategische gedeelten van nationale én provinciale waterplannen en milieubeleidsplannen.
Echter delen van het Nationaal Waterplan 2016-2021 (NWP) blijven van kracht tot de invoering van de Omgevingswet. Het gaat dan om de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid beschrijven en de daartoe behorende ruimtelijke aspecten van het nationale ruimtelijk beleid. Echter als de NOVI afwijkt van het NWP, dan moet dat als wijziging van het NWO worden gezien. Tot de invoering van de Omgevingswet is het waterbeleid in 2 nationale plannen terug te vinden. (Toelichting NOVI).
De NOVI is een integrale omgevingsvisie voor de fysieke leefomgeving, maar de relatie met de sociale leefomgeving wordt uitdrukkelijk gelegd. Naast de ruimtelijk-functionele indeling van de leefomgeving gaat het ook om de activiteiten die een effect hebben op de leefomgeving in brede zin, waaronder het milieu, water, bodem, lucht en het natuurlijk kapitaal. Boven- en ondergrond zijn onlosmakelijk verbonden.
In de NOVI worden 4 prioriteiten gesteld: Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie, Duurzaam economisch groeipotentieel, Sterke en gezonde steden en regio's en Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied. Daarnaast zijn 3 afwegingsprincipes vastgelegd.
Onder de eerste prioriteit vallen nu ook de eerdere bestuursakkoorden die voor het thema Water zijn afgesloten. In 2050 is Nederland Klimaatbestendig en waterrobuust ingericht, is de veiligheid tegen overstroming gegarandeerd, hebben rivieren en beken de ruimte gekregen en is voldoende zoetwater van goede kwaliteit aanwezig. Bij het laatste gaat het om oppervlaktewater en grondwater.
In de Waterwet (22 december 2009) zijn onder meer de gemeentelijke watertaken opgenomen: de zorgplicht voor hemelwater indien de eigenaar van het terrein het hemelwater in alle redelijkheid niet op eigen terrein kan verwerken en de regierol van gemeenten bij de grondwaterzorgplicht. In het gemeentelijke rioleringsplan geven gemeenten aan hoe zij invulling geven aan die zorgplichten.
Provinciaal en regionaal beleid
Op provinciaal niveau zijn alle beleidsplannen geïntegreerd in één plan: de Omgevingsvisie Gelderland (vastgesteld 9 juli 2014). Water is opgenomen in twee centrale doelstellingen, te weten het borgen van de kwaliteit en de veiligheid van de leefomgeving. Realisatie van deze doelstellingen betekent onder meer:
Verder is de provincie het aanspreekpunt voor drie watergerelateerde zaken:
Beleid waterschap en gemeente
De verantwoordelijkheid voor het stedelijk waterbeheer in Arnhem-Noord, inclusief het in stand houden van de waterkering, ligt bij het Waterschap Rijn en IJssel. Relevant beleid is opgenomen in het Waterbeheerplan (2016-2021) en de Keur en legger van het waterschap.
Het waterbeleid van de gemeente Arnhem is vastgelegd in de volgende beleidsplannen.
Strategie Klimaatadaptatie "Groen, Slim en Samen"
In januari 2021 is de Strategie Klimaatadaptatie "Groen, Slim en Samen" vastgesteld. In de Strategie geeft Arnhem aan hoe zij zich in dit decennium klimaatbestendig wil maken op de thema's die voor de klimaatadaptatie van belang zijn: Droogte, Hitte, Wateroverlast en Waterveiligheid.
De belangrijkste ambities zijn:
Resumé
Uitgangspunt in het huidige beleid van gemeente, waterschap en provincie is dat planontwikkeling moet aansluiten bij een duurzaam integraal waterbeheer. Dit betekent dat:
Beschrijving bestaande situatie
In het plangebied bevinden zich verschillende type watergangen. De grote watergangen op het industrieterrein IJsseloord 2 zijn in beheer en eigendom van het waterschap Rijn & IJssel. De watergangen zijn via twee duikers onder de IJsseloordweg verbonden met het watersysteem in Presikhaaf. Door het verschil in waterpeil tussen IJsseloord 2 en een deel van Presikhaaf is bij één van deze duikers een stuw geplaatst.
De watergangen, duikers en stuw vallen onder de verantwoordelijkheid van het Waterschap Rijn en IJssel en zijn vastgelegd in de legger. De legger wordt beschermd door de Keur; hierin zijn de ge- en verbodsbepalingen opgenomen ten aanzien van beheer, onderhoud en gebruik van de watergangen
Ontwikkelingen binnen het plangebied moeten aansluiten bij het principe van duurzaam stedelijk waterbeheer.
Grondwater
Het maaiveld in het plangebied varieert grofweg tussen NAP +10,4 meter tot NAP + 11,0 meter De bovenste ophooglaag (ca 2 meter) van de bodem is goed doorlatend; daaronder bevindt zich een slecht doorlatende kleilaag. Hierdoor kan een schijngrondwaterspiegel ontstaan. In deze bovenste ophooglaag, het freatisch pakket, komt grondwater voor tussen de 9,2 en 9,7 m. + N.A.P. De ontwateringsdiepte van het gebied komt daarmee tussen de 0,7 en 1,8 m. - mv.
De grondwaterstroom is over het algemeen zuidelijk gericht vanaf het Veluwemassief richting de IJssel. De grondwaterstand staat sterk onder invloed van de waterstanden van de IJssel. De gemiddelde stijghoogte van het eerste watervoerende pakket bedraagt ca 1,4 tot 2,0 meter onder maaiveld. Bij hoge waterstanden van de IJssel kan sprake zijn van een tijdelijke kwelsituatie waarbij de theoretische stijghoogte ver boven maaiveld uitkomt. Zolang de slecht doorlatende kleilagen niet doorbroken of (gedeeltelijk) afgegraven worden, zal dit echter niet leiden tot grondwateroverlast.
Verder bevinden zich binnen het plangebied drie grondwateronttrekkingen ten behoeve van koude warmte opslag (KWO).
Regen- en afvalwatersysteem
Het regen- en afvalwatersysteem is een particulier stelsel. Het vuilwaterstelsel loost rechtstreeks op de afvalwatertransportleiding van waterschap Rijn en IJssel, die langs het plangebied loopt. De capaciteit van het stelsel in het plangebied is vastgelegd voor een bebouwing zoals dat bij de start van de ontwikkeling van IJsseloord 2 is opgesteld.
Het schone regenwater wordt afgevoerd naar het aanwezige oppervlaktewaterstelsel.
Waterkering
De zuidgrens van het plangebied wordt gevormd door de Schaapdijk. Deze waterkering is in beheer bij en eigendom van het waterschap Rijn en IJssel. Ter bescherming van de waterkering ligt een beschermingszone, bestaande uit een kernzone, een beschermingszone en een profiel van de vrije ruimte. De kernzone heeft binnen het plangebied een variabele breedte en omvat in ieder geval de waterkering zelf (de dijk). Langs de kernzone ligt de beschermingszone. Deze heeft ook een variabele breedte op maaiveld maar gaat ondergronds schuin verder onder een denkbeeldige lijn van 1:5. De beschermingszones zijn op de verbeelding en op de legger van het waterschap aangegeven en worden door de Keur van het waterschap beschermd. Het profiel van de vrije ruimte is een ruimtelijke reservering bedoeld om toekomstige aanpassingen aan de waterkering mogelijk te maken. Deze ruimte is aangegeven op de legger van het waterschap en wordt ook beschermd door de Keur.
De waterkering is in het omgevingsplan beschermd met een waarde 'Waarde - Waterkering' (zie ook toelichting in paragraaf 4.4.14).
Conclusie en aanbevelingen
Op de waterattentiekaart staan voorzieningen aangegeven die niet beperkt mogen worden in hun functioneren. Hoewel het omgevingsplan een conserverende functie heeft, is het globaal opgezet waardoor het wel de ruimte geeft voor bepaalde ontwikkelingen. Om die reden worden in deze paragraaf specifieke aandachtspunten gegeven ten aanzien van water met het oog op mogelijke ontwikkelingen.
Oppervlaktewater
Ontwikkelingen in het plangebied moeten passen in de uitgangspunten van duurzaam stedelijk waterbeheer. Enkele verplichtingen ten aanzien van het ruimtegebruik zijn als volgt:
Bij uitbreiding van verhard oppervlak in het plangebied zal het regenwater versneld worden afgevoerd. Om afwenteling te voorkomen ligt er de verplichting om hemelwater op eigen terrein te verwerken. Als blijkt dat dit niet mogelijk is, dan kan het een overweging zijn om het hemelwater direct te lozen op het oppervlaktewater. In dat geval geldt dat de toename aan verhard oppervlak gecompenseerd moet worden. Bijvoorbeeld door het graven van extra open water. Het waterschap hanteert als vuistregel dat ca. 10 % van het toegenomen verhard oppervlak als watercompensatie moet worden gerealiseerd.
Ontwikkelingen die effect hebben op het oppervlaktewatersysteem moeten ter toetsing worden voorgelegd aan het waterschap Rijn & IJssel.
Grondwater
Bij ontwikkelingen in het plangebied geldt het “Stand still-step forward”-principe: voor het grondwater is het niet toegestaan dat er een verslechtering ontstaat. Vanuit het waterbeleid gelden onder andere de volgende beperking:
Uit het uitgevoerde geohydrologisch onderzoek is gebleken dat de ontwateringsdiepte op de locatie over het algemeen voldoende is. Alleen bij (langdurig) hoge rivierwaterstanden is de ontwateringsdiepte niet voldoende. Dit is echter een natuurlijk gebeuren waar geen permanente maatregelen voor nodig zijn. Het is aan te raden om hier wel rekening mee te houden.
Bij ondergronds bouwen is het gevaar voor opbarsten van de scheidende laag aanwezig. Dit gebeurt als de druk van de aanwezige grond lager is dan de druk van de onderliggende waterkolom. Bij hoge rivierwaterstanden kunnen bouwputten leiden tot het opbarsten van de scheidende laag met als gevolg grote wateroverlast. Op de locatie dient dus zéér zorgvuldig te worden omgegaan met de ophooglaag en de daaronder gelegen scheidende laag.
Uit het uitgevoerde onderzoek (een risico-analyse) is gebleken dat een ondergrondse constructie het stromingspatroon van het grondwater beïnvloedt. Omdat vooraf niet bekend is hoe eventuele nieuwe gebouwen worden vormgegeven en of er ondergronds gebouwd gaat worden, is het noodzakelijk om per locatie expliciet onderzoek uit te laten voeren naar de effecten en risico's.
Waterkering
Aan de zuidzijde van het gebied bevindt zich de primaire waterkering, de winterdijk. Voor het werken in de grond nabij deze waterkering is een watervergunning benodigd.In een zo vroeg mogelijk stadium dient hierover contact te worden opgenomen met het Waterschap.
Voor deze ontwikkellocatie is getoetst of de bodemkwaliteit (inclusief grondwater) de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen toelaat. Ook is getoetst of een eventuele bodemverontreiniging gevolgen heeft voor de financiële uitvoerbaarheid van de ontwikkeling.
Als toetskader wordt gebruik gemaakt van de volgende bodemregelgeving:
Voor het bestemmingsplan is als eerste met behulp van het bodeminformatiesysteem van de gemeente Arnhem een inventarisatie uitgevoerd naar de bekende (mogelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging in het betreffende plangebied.
Daarnaast is een inventarisatie uitgevoerd naar alle beschikbare bodemkwaliteitgegevens en historische gegevens in het plangebied. Daarbij is gebruik gemaakt van het bodeminformatiesysteem van de gemeente Arnhem en zijn bodemrapporten/-documenten geraadpleegd.
Uit de inventarisatie is gebleken dat in het bestemmingsplangebied de volgende (mogelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging aanwezig zijn (zie overzichtskaart in de bijlage):
Adres | BISnr. | Aangetoond of potentieel geval | Omschrijving | |
A | Schaapdijk voormalige stortplaats |
0008 | Ernstig, niet urgent | De voormalige stort is multifunctioneel gesaneerd en aangevuld met schone grond. Plaatselijk zijn er nog wat spots met restverontreinigingen aanwezig zowel in de randen (rood aangegeven) als in de ondergrond (oranje aangegeven). |
B | IJsseloordweg 42 | 0124 | Ernstig, niet urgent |
Er is nog sprake van sterke restverontreiniging met minerale olie en aromaten na sanering. |
C | Schaapdijk 13 | 1643 | Ernstig, niet spoedeisend | Na sanering is in de ondergrond op een diepte van 1,5-2,5 m-mv, nog een restverontreiniging met minerale olie (1200 mg/kg d.s.) achtergebleven. |
D | IJsseloordweg/Meander | 4444 | Ernstig, niet spoedeisend (nog niet beschikt) | Op bijna de gehele locatie is stortmateriaal aanwezig. Omdat uit het HBB blijkt dat dit ook onderdeel uitmaakte van stort Schaapdijk is hier sprake van een geval van ernstige bodem-verontreiniging. |
De geïnventariseerde en getoetste bodemgegevens geven voldoende inzicht in de bodemkwaliteit van het plangebied. Er zijn een aantal gevallen van ernstige bodemverontreiniging aanwezig binnen het bestemmingsplangebied en aangrenzend.
De kwaliteit van de bodem (inclusief grondwater) vormt geen gevaar voor de volksgezondheid bij de aanwezige bestemmingen/functies in het bestemmingsplangebied.
Ter plaatse van Meander/ IJsseloordweg (westelijk deel van bestemmingsgebied) zal voorafgaand aan de bouw een saneringsplan moeten worden ingediend vanwege de aanwezige stort. Er wordt hierover al vooroverleg gevoerd.
Voor het resterende deel geldt dat als er bouwplannen zijn, er in het kader van de omgevingsvergunning voor het bouwen een actualiserend bodemonderzoek moet worden uitgevoerd, waarbij rekening gehouden moet worden met de hiervoor genoemde gevallen en de diverse bodemonderzoeken binnen het gebied.
Daarnaast is bemalen/oppompen van grondwater ter plaatse van IJsseloord 2 niet zonder meer toegestaan zonder toestemming van het bevoegd gezag Wet bodembescherming (Wbb). Mocht er ten behoeve van de ontwikkeling of anderszins toch bemalen moeten worden dan zal er contact moeten worden opgenomen met de betreffende instantie.
Grondverzet moet voldoen aan het Besluit bodemkwaliteit en het hergebruiksbeleid van de gemeente Arnhem.
Rijksbeleid
Erfgoedwet
Cultuurhistorische objecten die zeldzaam of schaars zijn en die voor mensen in hoge mate het beeld van Nederland bepalen, worden aangewezen als monumenten. In de Erfgoedwet (de opvolger van de Monumentenwet 1988) is vastgelegd hoe monumenten van bouwkunst en archeologie en stads- en dorpsgezichten moeten worden beschermd. Deze wet is het belangrijkste instrument voor de bescherming van het cultuurhistorisch erfgoed in Nederland.
Besluit ruimtelijke ordening
Cultuurhistorie moet op basis van de gewijzigde Bro (art 3.1.6 ) goed in bestemmingsplannen verankerd worden. Dit behelst niet alleen een beschrijving van de aanwezige en te verwachten cultuurhistorische waarden, maar ook een waardering ervan en een advies over toekomstige omgang ermee, gelet op de ruimtelijke opgave die in het bestemmingsplan aan de orde is. Aangegeven moet worden hoe met de cultuurhistorische waarden rekening is gehouden in het omgevingsplan.
Verdrag van Valletta en de Wet op de archeologische monumentenzorg
De bescherming van het archeologische erfgoed in de bodem en de inbedding ervan in de ruimtelijke ontwikkeling is het onderwerp van het Europese Verdrag van Valletta (Malta). In 1992 ondertekenden twintig Europese staten, waaronder Nederland, dit verdrag. De belangrijkste uitgangspunten van het verdrag zijn:
In 2007 is het verdrag vertaald in de Monumentenwet 1988 en maakt thans deel uit van de Erfgoedwet.
Provinciaal beleid
'Beleef het mee!' (2017-2020)
In juli 2016 is het Beleidsprogramma Cultuur en Erfgoed 2017 - 2020 'Beleef het mee!' vastgesteld. In dit programma ligt het accent op de beleving van mensen. Daarnaast zoekt de provincie de balans tussen de maatschappelijke, economische en intrinsieke waarde van cultuur en erfgoed. Cultureel ondernemerschap blijft onverminderd van belang en komt terug in de economische waarde van cultuur en erfgoed. Voor wat betreft erfgoed krijgt vooral het functioneel gebruik ervan aandacht. Daarnaast zoekt de provincie nieuwe manieren van samenwerking waardoor de uitvoeringskwaliteit van restauraties en archeologie wordt vergroot
Gemeentelijk beleid
Archeologische verwachtingenkaart
Archeologie is een integraal onderdeel van het erfgoedbeleid en als zodanig opgenomen in de erfgoednota. In de nota wordt voortgeborduurd op de uitgangspunten van het Verdrag van Malta. Behoud van archeologische waarden is het uitgangspunt en als dat niet mogelijk is, volgt veiligstelling door archeologisch onderzoek. Om permanente aandacht voor deze vorm van erfgoed te krijgen, is ingezet op constante voorlichting en educatie. Sinds 2008 beschikt de gemeente over een archeologische verwachtingenkaart voor heel Arnhem. De verwachtingenkaart geeft al in een vroeg stadium van planvorming globaal inzicht in de mate waarin archeologische resten in een gebied aangetroffen kunnen worden.
Conform de Erfgoedverordening geldt afhankelijk van de oppervlakte en diepte van grondroerende werkzaamheden archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden. Gebieden die reeds onderzocht zijn en/of zijn vrijgegeven, zijn vrijgesteld van onderzoek. Aan het archeologische beleid dat in de verordening is verankerd, ligt de archeologische maatregelenkaart als basis.
Structuurvisie
De Structuurvisie Arnhem (2011) biedt een strategisch kader voor ruimtelijke planning op stedelijk niveau voor de lange termijn. Uitgangspunt is het voortbouwen op de karakteristieken van de historisch gegroeide stad. In de cultuurhistorische hoofdstructuur zijn de ruimtelijke, historische elementen weergegeven, die essentieel zijn voor Arnhem als geheel. Per landschappelijke karakteristiek zijn de ambities weergegeven. Vervolgens is een selectie gemaakt van die cultuurhistorische belangen en structuren die kansen bieden bij nieuwe gebiedsontwikkelingen in de stad: de 'Cultuurhistorische Kansenkaart'. De rijkdom van de Arnhemse cultuurhistorie is kader en inspiratiebron bij ruimtelijke ontwikkelingen in de stad.
Archeologie
Het plangebied ligt op de westelijke oever van de IJssel, aan de voet van de stuwwal van de Zuidoost-Veluwe. De stuwwal ontstond in de voorlaatste ijstijd toen landijs vanuit Scandinavië zich naar Nederland bewoog. IJslobben met een dikte van meer dan 200 m stuwden de grond tientallen meters op; langs de randen ontstonden de glaciale bekkens van het IJsseldal en de Gelderse Vallei. Vóór deze periode stroomde hier de Oerrijn; de gestuwde afzettingen bestaan uit zand en grind van deze rivier. De vorming van de stuwwal betekende voor de Rijn dat zij ter hoogte van Arnhem haar huidige loop moest aannemen. Dit werd versterkt door het proces van bodemdaling, waardoor het voor het Rijnwater gemakkelijker was om een westelijke in plaats van noordwestelijke route te volgen.
De IJssel ontstond pas vanaf de 6e eeuw na Chr. Daarvoor was het IJsseldal een dal waarin verschillende beekjes uitmondden, zoals de Berkel en Oude IJssel. Het water stroomde toen van noord naar zuid, om in het Rijndal uit te monden. Dit veranderde toen de Rijn zich na 500 verlegde en een oude oeverwal doorbrak, waardoor de huidige IJssel-situatie ontstond. In rap tempo ontwikkelden zich daarna de vroegmiddeleeuwse centra Zutphen en Deventer.
Het plangebied valt grotendeels samen met de locatie van een oeverwal. Oeverwallen ontstonden als de rivier buiten haar oevers trad, waarbij zand op de oevers werd afgezet en naar gelang van tijd opslibde tot hoger liggende landschapselementen. De fijnere kleideeltjes bleven langer in suspensie en werden verder van de rivierbedding afgezet, in de lager gelegen en natte komgebieden.
Uit het plangebied kennen we één vindplaats, aan de Schaapdijk. Het betreft hier de oude hofstede van de Kleine en Grote Durk, waar een Frans leger in de 18e eeuw een curieuze, 'romeinse schat' aantrof, onder meer bestaande uit enkele zilveren voorwerpen. Verder oostelijk, in Velp, zijn op twee momenten goudschatten gevonden. Vermoed wordt, dat de Romeinen met schenking van goud de pro-Romeinse gezindheid van inheemse stamhoofden wilden stimuleren. De Velpse schatten komen uit een droge of landcontext; voor de Arnhemse vondst is dit niet bekend. Wel moet rekening worden gehouden met rituele deposities in 'natte contexten' zoals rivier- of beekdalen. Bewoning vond hogerop de stuwwal plaats. De situatie te Velp-Elsweiden, met een boerderij uit de vroege ijzertijd en 2e eeuw n. Chr., is hiervoor illustratief.
In Arnhem bevond zich in Meinerswijk een Romeins fort. Een populaire theorie luidt dat deze werd aangelegd op de plaats waar de Romeinse generaal Drusus in 12 v. Chr. een gracht liet graven om via de IJssel troepenverplaatsingen noordwaarts mogelijk te maken. Deze zou van Meinerswijk naar Westervoort hebben gelopen, ter hoogte van het plangebied. Hoewel de theorie met het late, vroegmiddeleeuwse ontstaan van de IJssel op losse schroeven staat, is dit nog wel een onderzoeksvraag voor de toekomst.
Conclusie
Met de ligging op oeverwalgronden, heeft het plangebied een hoge archeologische verwachting. Voor deze zone geldt dat bodemverstorende en archeologieverstorende werken >200 m2 en die daarbij dieper dan 40 cm gaan, voorafgegaan moeten worden door archeologisch onderzoek. De vindplaats van de Romeinse 'schatvondst' betreft een archeologisch waardevol gebied. Hiervoor gelden grenzen van respectievelijk >30 m2 en dieper dan 40 cm. Daar waar in het plangebied komafzettingen worden verwacht, geldt >2000 m2 en dieper dan 40 cm als grens. Deze zones zijn in het omgevingsplan beschermd met een dubbelbestemming (zie ook paragraaf 4.4.8).
Cultuurhistorie
Het gebied ten noorden van de IJssel werd de IJsseloordsche polder of Velperbroek genoemd. De Schaapdijk was de bandijk en vormde de toegangsweg tot steenovens en steenfabrieken. Aan de dijk stonden boerderijen, waarvan er nu één in gebruik als zuivelboerderij. Vanaf de dijk is het dynamische rivierlandschap beleefbaar.
De Schaapdijk vormt een markante doorlopende verschijning. Alhoewel de loop iets veranderd is, is de cultuurhistorisch waarde van de Schaapdijk groot.
In het plangebied zijn geen monumenten aanwezig. De Schaapdijk vormt een cultuurhistorisch waardevol element. Via de functie 'Natuurgebied'' wordt de cultuurhistorische waarde hiervan beschermd.
In de Structuurvisie 2020-2040 (vastgesteld december 2012) is de gemeentelijke ambitie verwoord om Arnhem klimaatbestendig te maken onder alle weersomstandigheden. Voor nu en in de toekomst, onder invloed van de klimaatverandering, wordt tenminste gestreefd naar prettig toeven binnen- en buitenshuis en het vermijden van ongewenste gezondheidsrisico's. Voor hitte ligt de nadruk op de toename in de toekomst van het aantal zomerse en zelfs tropische dagen. In het realiseren van een prettig stadsklimaat wil de gemeente optimaal gebruik maken van de (huidige) gunstige uitgangssituatie van natuurlijke luchtstromen die van de hoger gelegen stadsranden en vanuit de rivierzone de stad in stromen en zorgen voor koeling en tevens een goede luchtkwaliteit. Ook het groene karakter van de stad draagt daaraan in grote mate bij.
De opwarming van de stad tijdens warme, tropische dagen doet zich voor in de dichtbebouwde stenige gebieden met veel gebouwvolume, verharding en weinig groen. In de Hittekaart van Arnhem is de gevoeligheid van de stad voor opwarming weergegeven. Bepaalde delen van de stad hebben een verhoogde kans op opwarming (stedelijke hitte-eilanden), wat ongewenste gevolgen voor het woon- en leefmilieu en het functioneren van deze gebieden kan hebben. De Arnhemse binnenstad en directe omgeving is zo'n gebied (zie klimaatkaart rode gebieden).
Rijksbeleid
Nieuwe gebouwen en woningen moeten volgens landelijke regelgeving voldoen aan het Bouwbesluit. In het bouwbesluit worden de energieprestaties voor nieuwe gebouwen en woningen fasegewijs aangescherpt. Per 1 januari 2015 is de Energieprestatiecoëfficient (EPC) voor nieuwbouw van woningen aangescherpt tot 0,4. Voor overige gebouwen is de EPC afhankelijk van de functie.
Vanaf 1 januari 2021 moeten alle nieuwe gebouwen in Nederland bijna energieneutrale gebouwen (BENG) zijn. Dit vloeit voort uit het Energieakkoord voor duurzame groei en uit de Europese richtlijn EPBD. Voor overheidsgebouwen geldt dat zij vanaf 1 januari 2019 voldoen aan de BENG eisen.
Gemeentelijk beleid
De gemeente Arnhem hanteert de volgende voorkeursvolgorde inzake de ambities voor nieuwbouw:
De klimaatbestendigheidsambitie is voor wat betreft hitte in de stad vertaald naar aanbevelingen voor specifieke gebieden. Op de Hitte-attentiekaart (zie afbeelding 5.1) ligt het plangebied in een overwegend geel aangegeven klimatologische eenheid. De gemeente Arnhem streeft bij gebiedsontwikkelingen in de geel gekleurde gebieden op de Hittekaart naar behoud van de bestaande situatie. Voor het plangebied betekent dit specifiek:
Er is planologisch geen sprake van een toename van bebouwing in het plangebied. Bij het realiseren van nieuwe gebouwen dient ingezet te worden op het vergroenen van de gebouwen en het zoveel mogelijk vergroenen van de buitenruimte (openbaar en particulier).
![]() |
Afbeelding 5.1: Hitte-attentiekaart van Arnhem |
Het omgevingsplan voorziet in de ontwikkeling van 42 woningen. Een dergelijk bouwproject kan worden gezien als stedelijk ontwikkelingsproject zoals bedoeld in categorie D11.2 van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). De omvang van het project ligt echter ver onder de drempelwaarde van een oppervlakte van 100 hectare, waarbij er sprake is van m.e.r.-beoordelingsplicht.
Deze drempelwaarde is echter indicatief. Dit houdt concreet in dat het bevoegd gezag op grond van artikel 2, lid 5 van het Besluit m.e.r. dient na te gaan of de beoogde activiteit daadwerkelijk geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Indien dit niet kan worden uitgesloten, is het alsnog nodig een milieuffectrapport op te stellen.
De toets of er, ondanks het feit dat de omvang onder de drempelwaarde uit het Besluit m.e.r. blijft, sprake kan zijn van belangrijke nadelige milieugevolgen wordt aangeduid als een 'm.e.r.-beoordeling' of m.e.r.-toets.
Op basis van deze beoordeling dient het bevoegd gezag, het college van burgemeester en wethouders of de gemeenteraad expliciet te besluiten of er al dan niet een m.e.r.-procedure wordt gevolgd
De voorliggende paragraaf betreft deze m.e.r.-beoordeling. Bij de m.e.r.-beoordeling worden getoetst aan de criteria van Bijlage III van de Europese richtlijn milieueffectbeoordeling (richtlijn 85/337/EEG).
Deze criteria hebben, samengevat, betrekking op:
Criteria
De criteria in Bijlage III bij de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling zijn als uitgangspunt genomen. De hoofdcriteria zijn reeds genoemd. Hieronder volgt een overzicht van de criteria.
1. Kenmerken van de projecten
Bij de kenmerken van de projecten moet in het bijzonder in overweging worden genomen:
2. Plaats van de projecten
Bij de mate van kwetsbaarheid van het milieu in de gebieden waarop de projecten van invloed kunnen zijn moet in het bijzonder in overweging worden genomen:
3. Kenmerken van het potentiële effect
Bij de potentiële aanzienlijke effecten van het project moeten in samenhang met de criteria van de punten 1 en 2 in het bijzonder in overweging worden genomen:
Beoordeling
Artikel 2.8 van de Wet natuurbescherming
Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied, het gebied 'Rijntakken', is gelegen aangrenzend aan het plangebied. Gezien de aard van de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling, verruimen gebruiksmogelijkheden met minder milieueffecten van reeds toegestane functies, wordt geconcludeerd dat geen sprake zal zijn van een aantasting van de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura-2000 gebied. Een passende beoordeling op basis van artikel 2.7 van de Wet natuurbescherming is in het kader van dit bestemmingsplan dan ook niet noodzakelijk. Derhalve is geen sprake van een m.e.r.-plicht op basis van artikel 7.2a van de Wet milieubeheer.
Drempelwaarden Besluit m.e.r.
Dit omgevingsplan voorziet in een directe eindbestemming voor wat betreft de gronden in het plangebied en voldoet daarmee aan de definitie van een 'besluit' als bedoeld in het Besluit m.e.r. Dit betekent dat dit omgevingsplan m.e.r.-(beoordelings)plichtig is indien activiteiten worden mogelijk gemaakt die genoemd worden in onderdeel C of D van het Besluit m.e.r. en de daarin opgenomen drempelwaarden overschrijden.
In dit geval is sprake van een ontwikkeling die niet wordt genoemd in onderdeel C van het Besluit m.e.r. Er is daarom in elk geval geen sprake van een direct m.e.r.-plicht. Op basis van onderdeel D kan de in dit plan besloten ontwikkeling worden aangemerkt als: 'De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen'.
De ontwikkeling in dit omgevingsplan is m.e.r.-beoordelingsplichtig indien de volgende drempelwaarden worden overschreden:
Gezien de drempelwaarden (100 hectare of meer) kan worden geconcludeerd dat voor dit omgevingsplan geen sprake is van een m.e.r.-beoordelingsplicht. Echter, zoals ook in het voorgaande aangegeven, dient ook wanneer ontwikkelingen onder drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag zich er van te vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben.
Indien de mogelijkheden van dit plan worden vergeleken met de drempelwaarden uit onderdeel D van het Besluit m.e.r. kan worden geconcludeerd dat er sprake is van een wezenlijk ander schaalniveau en een activiteit die vele malen kleinschaliger is. Daarnaast blijkt uit dit hoofdstuk dat de in dit omgevingsplan besloten ontwikkeling geen belangrijk nadelige milieugevolgen tot gevolg heeft die het doorlopen van een m.e.r.-procedure noodzakelijk maken.
Conclusie
Dit omgevingsplan is niet m.e.r.-plichtig. Tevens zijn geen nadelige milieugevolgen te verwachten als gevolg van de vaststelling van dit omgevingsplan.
Binnen het plangebied liggen twee ondergrondse aardgasleidingen met een diameter van 8 inch en 12 inch en een maximale druk van 40 bar. Deze ondergrondse aardgasleidingen hebben geen 10-6 PR contour. De aardgasleidingen staan op de verbeelding aangegeven. Vanuit het hart van de leiding geldt een zakelijke rechtstrook van 4 meter. Deze strook is ook op de verbeelding aangegeven.
Over het plangebied lopen verder geen straalpaden die beperkingen aan de bouwhoogte zouden kunnen stellen.
In het omgevingsplan legt de gemeente vast welke functies waar mogelijk zijn en welke activiteiten binnen die functies ontplooid kunnen worden. Het gaat niet alleen om het gebruik van de grond, maar ook over de bouwmogelijkheden. De regels in het omgevingsplan gelden voor iedereen, dus voor inwoners, bedrijven, maatschappelijke instanties en de gemeente Arnhem zelf.
In hoofdstuk 2 zijn we ingegaan op de visie op het plangebied. In hoofdstuk 3 geven we aan welke ontwikkelingen we mogelijk maken in IJsseloord 2.
In dit hoofdstuk leggen we uit hoe de regels in dit omgevingsplan bijdragen aan het verwezenlijken van die doelen. De regels in dit omgevingsplan zijn gebiedsgericht. Dat betekent dat regels per locatie kunnen verschillen en uitsluitend gelezen kunnen worden in combinatie met de digitale plankaart.
Dit omgevingsplan richt zich op het bestaande bedrijventerrijn IJsseloord 2 en houdt zo veel mogelijk rekening met bestaande rechten van eigenaren. Dat betekent dat we bestaande planologische mogelijkheden zoveel mogelijk respecteren. Dit omgevingsplan maakt geen nieuwe (gebieds)ontwikkelingen mogelijk.
Bovenstaande betekent echter niet dat er in dit omgevingsplan geen wijzigingen zijn opgenomen. We willen IJsseloord 2 omvormen van monofunctioneel werkgebied naar een aantrekkelijk werkgebied voor werknemers door andere functies toe te laten zodat het gebied meer onderdeel wordt van de stad. n andere functies toevoegen en toelaten.
Daarnaast kunnen wijzigingen voortkomen als gevolg van verleende vergunningen.
Wijzigingen als gevolg van de Omgevingswet
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) heeft Arnhem aangewezen als experiment 'bestemmingsplan met verbrede reikwijdte'. Dit betekent dat we vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet al een omgevingsplan kunnen opstellen dat meer inzicht geeft in de regelgeving. Op die manier draagt dit omgevingsplan bij aan één van de vier verbeterdoelen van de Omgevingswet: Inzichtelijk omgevingsrecht. Dit omgevingsplan doet dit concreet door:
Meer samenhang in regelgeving
In dit omgevingsplan zijn naast de bestaande regels over de gebruiks- en bouwmogelijkheden ook twee nieuwe thema's toegevoegd. Het gaat om regels over welstand en gemeentelijke monumenten. Het toevoegen van deze regels is een eerste stap om te komen tot een integraal omgevingsplan waarin alle regels voor de fysieke leefomgeving zijn opgenomen. Door de verschillende regels samen te voegen en beter op elkaar af te stemmen geeft dit omgevingsplan meer duidelijkheid over de ontwikkelmogelijkheden van een perceel. Met deze verbetering van onze dienstverlening sluiten we nu al aan op de doelstellingen van de toekomstige Omgevingswet. De komende jaren hevelen we stapsgewijs alle regels voor de fysieke leefomgeving over in het omgevingsplan.
Verbeteren digitale raadpleegbaarheid
Net zoals nu bij bestemmingsplannen, is ook de digitale versie van het omgevingsplan straks leidend. Omdat het omgevingsplan veel meer regels omvat dan het huidige bestemmingsplan is de bestaande systematiek met bestemmingen ontoereikend om de veelheid aan regelingen op een gebruiksvriendelijke manier te ontsluiten. In de systematiek van het omgevingsplan wordt daarom niet langer de bestemming centraal gesteld maar de activiteiten die je wil verrichten op een bepaald adres. Door je locatie te koppelen aan de gewenste activiteit: bijvoorbeeld 'bouwen' laat het digitale omgevingsplan straks uitsluitend de regels zien die op die locatie gelden voor die activiteit.
Deze nieuwe manier van raadpleging betekent dat de regels in dit omgevingsplan niet langer gekoppeld zijn aan bestemmingen, maar aan functies en activiteiten. Meer informatie over de systematiek kun je vinden in paragraaf Opbouw van het omgevingsplan.
De vier verbeterdoelen van de Omgevingswet
Dit plan anticipeert voor een deel alvast op de nieuwe systematiek van het Omgevingsplan zoals die vorm gaat krijgen onder de Omgevingswet. Groot verschil met de huidige bestemmingsplannen is dat in het Omgevingsplan de plankaart met bestemmingen niet langer centraal staan. Reden is dat er zo veel regels in het Omgevingsplan samenkomen dat een heldere en leesbare plankaart met legenda niet meer mogelijk is.
Regels zoeken via het adres in plaats van via de bestemming
Om straks relatief eenvoudig de informatie uit een omgevingsplan te ontsluiten wordt onder de Omgevingswet het invullen van het adres straks de norm. Aan de hand van het adres worden alle regels getoond die ter plaatse gelden. Daarnaast komt er een mogelijkheid om uitsluitend de regels te zien die voor een bepaalde activiteit van toepassing zijn, zoals bijvoorbeeld de regels voor het bouwen van een bijgebouw, het slopen van een bouwwerk of het kappen van een boom.
Het Omgevingsloket is straks de digitale ingang voor het omgevingsplan en vervangt straks het huidige ruimtelijkeplannen.nl.
co
nceptversie van de startpagina het Omgevingsloket waarmee straks de regels voor de fysieke
leefomgeving worden ontsloten. Zie ook https://dmo.omgevingswet.overheid.nl/home
Wijzigingen in de systematiek
In het kader van onze dienstverlening willen we uiteraard zo snel mogelijk gebruik maken van de mogelijkheden van het Omgevingsloket. Om dit te kunnen doen bereiden we onze plannen nu alvast voor.
Functies
Onder de Omgevingswet wordt niet langer gesproken over bestemmen, maar over het toedelen van
functies aan locaties. Dit doen we in Arnhem door onderscheid te maken in de verschillende functionele gebieden die Arnhem rijk is. Het gebiedstype wordt bepaald door de dominante functie in een bepaald gebied. Zo vallen woningen bijvoorbeeld onder de functie Woongebied, winkelcentra onder de functie Centrumgebied, straten en pleinen onder de functie Openbaar gebied. De functies hebben vooral een structurerende werking en maken de plankaart leesbaar. De functies zijn informatief en aan deze informatie kunnen geen planologische rechten worden ontleend. Dit kan uitsluitend aan de activiteiten op de plankaart waar in de functies naar verwezen wordt.
Activiteiten
De regels ten aanzien van de bouw- en gebruiksmogelijkheden die nu onderdeel uit maken van een bestemming hebben we uitgesplitst in verschillende activiteiten (bijvoorbeeld bouwen, wonen, aanleggen). Iedere activiteit heeft daarmee een eigen regeling met werkingsgebied. Op een locatie kunnen verschillende activiteiten van toepassing zijn: bouwen, wonen, detailhandel et cetera. Dit betekent dat je in dit Omgevingsplan per adres uitsluitend de regels ziet die op dat gebied van toepassing zijn. Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet wordt het tevens mogelijk om je zoekfunctie verder te verfijnen door alleen de regels te laten zien die op een bepaalde activiteit van toepassing zijn.
In tegenstelling tot de functies gaat van de inhoud van de regels die onder een activiteit vallen een rechtstreeks juridische werking uit.
In de laag omgevingsplanactiviteiten staat voor welke activiteiten een omgevingsvergunning nodig is. De omgevingsnormen zorgen voor een kwantitatieve beperkingen van de activiteiten die op een bepaalde locatie zijn toegestaan. Dit gaat bijvoorbeeld over het maximum aantal bedrijven dat een bepaalde activiteit uitoefent binnen een gebied.
Waarden
In dit omgevingsplan vervallen de termen dubbelbestemming en gebiedsaanduiding. Hieronder vielen voorheen de objecten en gebieden die nadere bescherming nodig hebben (denk aan een monument of een archeologisch waardevol gebied). In het omgevingsplan noemen we deze objecten en gebieden 'Waarden'. Van deze 'Waarden' gaat vaak een bepaalde beperking uit, bijvoorbeeld een instandhoudings- of onderzoeksverplichting of een verbod.
De afbeelding hieronder geeft schematisch de opbouw van dit omgevingsplan weer.
Schematische opbouw van het omgevingsplan
In de Chw Omgevingsplannen passen we nu al milieuzonering nieuwe stijl toe. Dit is mogelijk onder de Crisis- en herstelwet.
Aanleiding 'Milieuzonering Nieuwe Stijl' van de VNG
Onder de Omgevingswet worden aspecten als geluid- en geurhinder niet meer in het milieuspoor geregeld, zoals nu in het Activiteitenbesluit of een milieuvergunning, maar direct in het omgevingsplan. Dit is een van de redenen waarom de VNG heeft besloten dat de VNG-brochure uit 2009 met de richtafstanden per bedrijfsactiviteit niet meer goed past bij het integrale karakter van de Omgevingswet en het omgevingsplan. Milieuzonering nieuwe stijl anticipeert hierop en gaat uit van de beschikbare gebruiksruimte om activiteiten uit te voeren, onder meer voor geluid. De werkelijke milieubelasting van een bedrijfsactiviteit is dan bepalend of een activiteit op een bepaalde locatie past, en niet meer een richtafstand.
Regeling voor bedrijventerreinen en andere werkgebieden
Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet sprake zijn van een zorgvuldige belangenafweging. Met het instrument milieuzonering wordt een ruimtelijk kader vastgelegd voor de toelating van bedrijven ten opzichte van woningen en andere gevoelige bestemmingen, met enerzijds als doel het borgen van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en anderzijds het borgen van ruimte voor bedrijven om hun bedrijf uit te oefenen.
Met milieuzonering nieuwe stijl wordt specifiek dit onderdeel van de goede ruimtelijke ordening anders ingevuld. In plaats van een milieuzonering aan de hand van zones met oplopende milieucategorieën en een Staat van bedrijfsactiviteiten, krijgt de milieuzonering nieuwe stijl vorm door zones die bij grotere afstand tot de woonomgeving voorzien in een oplopende gebruiksruimte voor geluid en geur per bedrijf, zonder een Staat van bedrijfsactiviteiten.
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening/veilige en gezonde fysieke leefomgeving, is het uitgangspunt voor bedrijventerreinen: functiescheiding en het aanhouden van voldoende afstand tot gevoelige gebouwen en locaties. Hoe groter deze afstand, hoe meer gebruiksruimte de bedrijven op een bedrijventerrein krijgen in het bestemmingsplan.
Op bedrijventerreinen staan wij niet alle vormen van bedrijfsmatige activiteiten toe. In de regels worden alleen die bedrijven toegestaan die wij geschikt vinden voor bedrijventerreinen. Hieronder vallen bedrijven die zich richten op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen. Dit is verhuur, opslag en distributie van goederen. XXL locaties vinden wij onwenselijk, daarom staan wij deze categorieën bedrijven tot 2ha bvo per gebouw toe. Bouwnijverheid, hoveniersbedrijven of daarmee vergelijkbare bedrijven, onderzoek en ingenieursbedrijven, groothandel, de levering van elektriciteit, gas, water en warmte, de verzorging van telecommunicatie en de afvoer en verwerking van afvalstoffen.
Daarnaast sluiten we nog expliciet een aantal activiteiten uit, zoals houtgestookte biomassa. Arnhem heeft zich in 2020 aangesloten bij het Schone Lucht Akkoord (SLA): daarin wordt gestreefd naar een gezondheidswinst van 25 % ten opzichte van 2016 door de concentratie van schadelijke stoffen in de lucht te reduceren, zoals fijn stof, ultra fijnstof (roet) en stikstofdioxide (NO2). In het SLA zijn ook doelstellingen opgenomen over houtstook en biomassa. De gemeenteraad heeft zich in meerdere moties uitgesproken tegen biomassa.
Ook agrarische bedrijven worden expliciet uitgesloten. Deze bedrijven passen niet op bedrijventerreinen. Daarnaast sluiten we ook datacenters uit omdat deze een onevenredig groot beslag leggen op de beschikbare ruimte en energie.
In het plangebied onderscheiden we de volgende Functiegebieden en Waarden:
Wat is het doel van deze functie?
Deze functie maakt de bestaande agrarische bedrijfsactiviteiten mogelijk.
Waar geldt deze functie?
Ter plaatse van het agrarische bedrijf ten zuid-westen van het bedrijventerrein.
Welke activiteiten zijn er binnen deze functie mogelijk?
Binnen deze functie zijn grondgebonden en niet-grondgebonden agrarische activeiten mogelijk. Alle bedrijfsgebouwen (inclusief schuren, loodsen, mestplaten en silo's) vallen binnen deze bestemming. Bij de grootte van de bouwzone is rekening gehouden de agrariërs reële mogelijkheden voor de toekomst te bieden.
Daarnaast is ter plaatse een landwinkel met terras toegestaan. Voor deze laatste twee activiteiten gelden beperkingen. De maximum oppervlakte van de landwinkel bedraagt 165m2 winkelvloeroppervlak en de maximum oppervlakte van het terras is 75 m2. In de landwinkel worden producten van het eigen agrarisch bedrijf verkocht maar er mogen ook andere producten worden verkocht.
Ook zijn de twee bestaande bedrijfswoningen toegestaan.
Wat is het doel van deze functie?
Deze functie is gericht op het mogelijk maken van de bedrijfsactiviteiten op het bedrijventerrein.
Waar geldt deze functie?
Deze functie geldt voor het bedrijventerrein IJsseloord 2.
Welke activiteiten zijn er binnen deze functie mogelijk?
Binnen de functie Bedrijfsgebied zijn (afhankelijk van de plek) verschillende functies toegestaan.
Bedrijfsmatige activiteiten
Overal binnen de functie zijn bedrijfsmatige activiteiten toegestaan met een milieu-impact vergelijkbaar met de huidige bedrijvencategorie III (zie voor uitleg van de nieuwe systematiek 4.3), zie onderstaand kaartje in het rood. Ten zuiden van de Delta in deelgebied D zijn bedrijfsmatige activiteiten toegestaan met een milieu-impact vergelijkbaar met de huidige bedrijvencategorie IV, zie onder in het groen. Houtgestookte biomassacentrales, agrarische bedrijven en datacenters vinden we onwenselijk in het plangebied en staan we niet toe.
![]() |
Kaart 6.1 Overzicht bedrijfscategoriëen. |
Detailhandel in personenauto's
In de entreezone is detailhandel in personenauto's toegestaan.
![]() |
Kaart 6.2 Overzicht detailhandel in personenauto's. |
Dienstverlenende functties
In de binnenrand zijn horeca activiteiten van categorie 1 en 3 en detailhandel uitsluitend in dagelijkse goederen toegestaan.
![]() |
Kaart 6.3 Overzicht horeca en detailhandel in dagelijkse goederen. |
Perifere detailhandel
Ter plaatse van de bestaande bouwmarkt is perifere detailhandel toegestaan.
![]() |
Kaart 6.4 Overzicht perifere detailhandel |
Dierenziekenhuis
Ter plaatse van het bestaande dierenkziekenhuis is de activiteit dierenkliniek toegestaan.
![]() |
Kaart 6.5 Overzicht dierenkliniek |
Maatschappelijke functies
In de buitenste randen en bij de entree zijn maatschappelijke activiteiten toegestaan, namelijk lichte gezondheidszorg, een ambulancepost of een brandweerkazerne, en een polikliniek.
![]() |
Kaart 6.6 Overzicht maatschappelijk.functies. |
Maatschappeijke organisaties
Op de bestaande locatie van jeugdzorg zijn maatschappelijke organisaties toegestaan.
![]() |
Kaart 6.7 Overzicht maatschappelijke organisaties. |
Kantoorfuncties
Voor de buitenste randen geldt dat bestaande kantooractiviteiten zijn toegestaan met beperkte ontwikkel- en uitbreidingsruimte.
![]() |
Kaart 6.8 kantoorlocaties. |
Op IJsseloord 2 is beleidsmatig nog maar maximaal 10.000m2 uitbreiding mogelijk is voor nieuwe kantoormeters. We hebben hiervoor een omgevingsnorm vastgelegd voro de twee onbenutte kantoorpercelen.
Bestaande panden mogen 10% van het oppervlak van het vastgelegde kantoorpand uitbreiden op de begane grond t.b.v. gemeenschappelijke voorzieningen.
Wat is het doel van deze functie?
Binnen deze functie is het toegestaan om groen in de breedste zin (grasvelden, struiken, speelvelden) aan te leggen en in stand te houden. Daarnaast zijn tevens waterlopen en waterpartijen mogelijk.
Waar geldt deze functie?
Deze functie geldt voor de landschapsheuvel en de groene zones binnen het bedrijventerrein.
Welke activiteiten zijn er binnen deze functie mogelijk?
Om het groen te beschermen zijn alleen activiteiten toegestaan die niet leiden tot een aantasting van het groene karakter van die gebieden. Zo is de bouw van gebouwen of de aanleg van parkeerplaatsen niet toegestaan. Op de landschapsheuvel is een zonnepark toegestaan indien de maatregelen uit het inrichtingsplan worden getroffen.
Wat is het doel van deze functie?
Met deze functie bewaren en versterken we het groene karakter van de parken met landschappelijke waarden binnen het bedrijventerrein.
Waar geldt deze functie?
Deze functie geldt voor het gedeelte in het midden van het bedrijventerrein.
Welke activiteiten zijn er binnen deze functie mogelijk?
Binnen deze functie zijn activiteiten mogelijk die passen binnen het park. Voor ingrepen die gevolgen kunnen hebben voor het groene karakter zoals het kappen van bomen is een vergunning nodig.
Wat is het doel van deze functie?
Deze functie is bedoeld voor de bescherming van het natuurgebied dat deel uitmaakt van het GNN/ Natuura 2000-gebied 'Rijntakken'.
Waar geldt deze functe?
Voor de aan het industrieterrein grenzende uiterwaarden van de IJssel.
Welke activiteiten zijn er binnen deze functie mogelijk?
Binnen deze functie zijn activiteiten mogelijk die passen binnen de natuurfunctie. Voor ingrepen die gevolgen kunnen hebben voor het groene karakter zoals het kappen van bomen is een vergunning nodig.
Wat is het doel van deze functie?
Deze functie vormt de planologische basis voor het openbaar gebied in het bedrijventerrein met uitzondering van de groenvoorzieningen, parken en de gebieden met een bedrijfsbestemming.
Waar geldt deze functie?
Deze functie geldt voor de Meander en de Delta.
Welke activiteiten zijn er binnen deze functie mogelijk?
Binnen deze functie kunnen alle activiteiten plaatsvinden die nodig zijn in het openbaar gebied.
Wat is het doel van deze functie?
Deze functie vormt de basis voor de doorstroomwegen.
Waar geldt deze functie?
Deze functie geldt voor de IJsseloordweg en het tankstation.
Welke activiteiten zijn er binnen deze functie mogelijk?
Binnen deze functie kunnen alle activiteiten plaatsvinden die nodig zijn in het stroom gebied. Ook isdetailhandel voor motorbranstoffen inclusief LPG en een bijbehorende verkoopruimte van maximaal 100m2 toegestaan ter plaatse van het tankstation.
Wat is het doel van deze waarde?
Uit de opgravingen uit de bodem van onze eeuwenoude stad kunnen we veel te weten komen over hoe de Arnhemmers van vroegen gewoond, geleefd en gewerkt hebben. Nieuwe ontwikkelingen bieden een uitgelezen kans om archeologisch onderzoek te doen. Om er zeker van te zijn dat deze onderzoeken gedaan worden geldt in he tplangebied voor bepaalde ingrepen in de bodem een vergunningplicht.
Waar geldt deze waarde?
Het plangebied ligt aan de voet van het stuwwalmassief in een zone waar de invloed van de rivier groot is geweest. Dit brengt een gedifferentieerde verwachtingskans binnen het plangebied met zich mee. In onderstaande afbeelding is een uitsnede van de archeologische verwachtingskaart opgenomen. Hieruit is te zien dat het gehele plangebied een archeologische waarde heeft of dat er een verwachting is dat dezes waarde aanwezig is.
![]() |
Uitsnede archeologische verwachtingenkaart. |
Welke activiteiten zijn er binnen deze waarde mogelijk?
De waarde archeologie is altijd gekoppeld aan een gebruiksfunctie. De (bouw)activiteiten die binnen deze waarde zijn toegestaan, kunnen in principe worden ontplooid met uitzondering van activiteiten die van wezenlijke invloed kunnen zijn op de bodem. Deze activiteiten kunnen pas plaatsvinden nadat er archeologisch onderzoek is verricht. Kleine ingrepen in de bodem (dit is afhankelijk van de diepte en het oppervlak) zijn vrijgesteld van deze onderzoeksverplichting.
Wat is het doel van deze waarde?
Op een aantal plekken op het bedrijventerrein zijn laanbeplantingen aanwezig die een belangrijke functie vervullen in de groene beleving van het bedrijventerrein. Om ervoor te zorgen dat deze bomenrijen behouden blijven zijn deze aangewezen als waardevolle bomenrij. Deze aanwijzing betekent dat voor verschillende activiteiten een vergunning nodig is. In het kader van deze vergunning wegen we af of de activiteit geen schade berokkent aan de bomen.
Waar geldt deze waarde?
De waarde Bomenrij is van toepassing op de waardevolle bomenrijen.
Welke activiteiten zijn er binnen deze waarde mogelijk?
De waarde Bomenrij is altijd gekoppeld aan een gebruiksfunctie. De (bouw)activiteiten die binnen deze functie zijn toegestaan, kunnen worden ontplooid zolang deze niet kunnen leiden tot een aantasting van de betreffende bomenrij.
Vanwege de verkoop van LPG is een risicicontour van 25 meter om het LPG-vulpunt opgenomen.
Wat is het doel van deze waarde?
Om ervoor te zorgen dat de parken behouden blijven hebben deze een extra waarde. Deze waarde betekent dat voor verschillende activiteiten een vergunning nodig is. In het kader van deze vergunning wegen we af of de activiteit niet leidt tot een aantasting van de waarden in deze parken.
Waar geldt deze waarde?
Deze waarde geldt voor de waardevolle parkstructuur langs de Meander.
Welke activiteiten zijn er binnen deze waarde mogelijk?
De waarde Landschap is altijd gekoppeld aan een gebruiksfunctie. De (bouw)activiteiten die binnen deze functie zijn toegestaan, kunnen worden ontplooid zolang deze niet kunnen leiden tot een aantasting van de waarden van het park.
Wat is het doel van deze waarde?
Voor een goed functioneren en beschermen van de gasleidingen sel in onze stad geldt er voor de grotere gasleidingen beschermende regels.
Waar geldt deze waarde?
Deze waarde geldt voor de aanwezige gasleiding
Welke activiteiten zijn er binnen deze waarde mogelijk?
De waarde Riool is altijd gekoppeld aan een gebruiksfunctie. De (bouw)activiteiten die binnen deze functie zijn toegestaan, kunnen worden ontplooid zolang deze niet kan leiden tot een aantasting van het riool.
Deze zone ligt ter plaatse van Geluidszone industrie die is vastgesteld op 27 maart 2018 in het bestemmingsplan Geluidszone industrieterrein Arnhem Noord. Dit is ten behoeve het gezoneerde industrieterrein. IJsseloord 2 is niet een gezoneerd industrieterrein.
Wat is het doel van deze waarde?
De Schaapdijk aan de zuidzijde van het plangebied heeft een beschermingszone. Deze beschermingszone valt binnen dit bestemmingsplan. Voor de beschermingszone is de Keur van het waterschap van toepassing.
Deze waterkering beschermd de stad tegen hoogwater. Om de waterkering te beschermen gelden ter plaatse van de kade aanvullende regels voor bouw en graafwerkzaamheden.
Waar geldt deze waarde?
Ter plaatse van dezogenaamde beschermingszone onder de Schaapdijk.
Welke activiteiten zijn er binnen deze waarde mogelijk?
Deze waarde is altijd gekoppeld aan een gebruiksfunctie. De (bouw)activiteiten die binnen deze functie zijn toegestaan, kunnen in principe worden ontplooid maar er gelden voor sommige activiteiten wel extra regels.
Het omgevingsplan is bindend voor overheid en burger. Het omgevingsplan biedt het juridisch kader waaruit de bouw- en gebruiksmogelijkheden per locatie kunnen worden afgeleid. Tegelijkertijd kan de gemeente naleving van het omgevingsplan afdwingen door handhavend op te treden tegen strijdig gebruik en/ of illegale bebouwing.
De raad bepaalt ieder jaar in de begroting waar de handhavingsprioriteiten liggen. Op grond van de hoofddoelstelling uit het gemeentelijke 'Handhavingsplan Fysieke Leefomgeving 2011-2014'':'het zorgdragen voor een aantrekkelijke, leefbare en veilige leefomgeving' is onze inzet gericht op het toezicht en de handhaving van de regels die betrekking hebben op de bescherming van de veiligheid en kwaliteit van de leefomgeving. Handhaving is daarbij geen doel op zich, maar een van de instrumenten om een leefbare en veilige leefomgeving te creëren. Door toe te zien op de naleving van regelgeving wordt een bijdrage geleverd aan de verschillende doelen van de gemeente op het gebied van de veiligheid en leefbaarheid.
Buiten de handhavingsprioriteiten heeft de gemeente in beginsel ook een handhavingsplicht als er een handhavingsverzoek wordt ingediend (de beginselplicht tot handhaving). De gemeente kijkt dan eerst of de overtreding te legaliseren valt. Is dat niet zo, dan wordt over gegaan tot handhaving.
Het omgevingsplan "Chw Omgevingsplan IJsseloord 2" is grotendeels beheermatig van aard. Op een aantal percelen worden nieuwe functies mogelijk gemaakt. Door deze wijzigingen worden functiewijzigingen mogelijk gemaakt groter dan 1.500 m2 waardoor er sprake kan zijn van een aangewezen bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Bro. Bij een aangewezen bouwplan stelt de gemeenteraad in principe een exploitatieplan op, tenzij het totaal van de exploitatiebijdragen dat kan worden verhaald, minder bedraagt dan €10.000. Omdat in dit geval de bijdragen onder de €10.000 blijven is er sprake van een uitzondering als genoemd in artikel 6.2.1.a onder a Bro en wordt geen exploitatieplan opgesteld.
Artikel 3.1.1 Bro overleg
Het concept-bestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro naar de provincie Gelderland, Waterschap Rijn en IJssel en de Gasunietoegezonden.
Provincie Gelderland
De provincie geeft aan dat het “Chw Omgevingsplan IJsseloord 2” is in lijn met de afspraken die zijn vastgelegd in het Regionaal Programma Werklocaties 2021-2024. Het overaanbod aan kantoren en perifere detailhandelsvestigingen (PDV) / grootschalige detailhandelsvestigingen (GDV) is conform deze afspraken wegbestemd.
Verder had de provincie een opmerking over stikstof en natura-2000. Wij hebben deze opmerkingen besproken.
Waterschap
Het waterschap had een aantal tekstuele suggesties. Deze zijn overgenomen. Het Waterschap gaf aan dat de watergangen niet zijn opgenomen. Zij verzoeken daarom om een dubbelbestemming water op te nemen. We merken vaak dat in de planvorming onvoldoende rekening gehouden wordt met de kern- en beschermingszones van onze leggerwatergangen. Wanneer dit ogenomen wordt in omgevings- en bestemmingsplan zal dat leiden tot betere bescherming en minder handhavingszaken achteraf. We hebben daarom een functie oppervlaktewater opgenomen.
Gasunie
De Gasunie heeft in het kader van het 3.1.1.-vooroverleg een kaart met de aanwezige leidingen met ons gedeeld. De plankaart is hierop aangepast. Verder had de Gasunie een aantal opmerkingen t.a.v. de planregels. De meeste suggesties zijn overgenomen in het plan. Gasunie gaf verder aan dat een gasleiding een functie en geen waarde is. Eenwaarde past beter in onze systematiek dit passen bij derhalve niet aan.
Provincie
Overleg belanghebbenden
Het plan is voorafgaand besproken met diverse belanghebbenden waaronder Bluevest B.V/Bedrijventerrein IJsseloord 2. en Zuivelboerderij IJsseloord.
In het overleg met Bluevest/IJsseloord 2 is zoveel mogelijk rekening gehouden met de overeenkomst tussen IJsseloord 2 en de gemeente. Nieuwe functies zijn toegevoegd en de kantoormeters zijn begrensd. Hierbij is zoveel mogelijk rekening gehouden met de zorgen en bezwaren van IJsseloord 2
Na overleg met IJsseloord 2 zijn de bouwmogelijkheden uitgebreid, zodat deze beter aansluiten bij een moderne agrarische bedrijfsvoering.
Het ontwerp-bestemmingsplan wordt voor een periode van zes weken ter inzage gelegd.