Plan: | TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22a Landelijk gebied - herstelbesluit |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0197.TAM00001-ON01 |
Preambule
Dit plan vervangt de stikstofregeling zoals opgenomen in het omgevingsplan Aalten, deze regeling is opgenomen in artikel 3, lid 3.4.2 en artikel 4, lid 4.4.2 van het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied 2015' en de regeling voor de locatie Velsdijk op de percelen kadastraal bekend gemeente Aalten sectie S, nummers. 838 en 858, nabij nummers 6 en 6a, zoals opgenomen in artikel 8 van het bestemmingsplan 'Buitengebied Aalten 2007', artikel 8 van het bestemmingsplan 'Buitengebied Aalten 2004' (vastgesteld op 14 december 2004) en artikel 3.1.3 van het bestemmingsplan 'Buitengebied, parapluherziening 2012' (onherroepelijk 20 juni 2013).
Juridisch is het plan een nieuw hoofdstuk in het omgevingsplan van de gemeente Aalten. De in deze wijziging van het omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als afdelingen van hoofdstuk 22a van het omgevingsplan van de gemeente Aalten.
In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer 22a gelezen worden.
In de kop van de bijlagen bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord 'Bijlage', na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage 22a gelezen worden.
Voor de toepassing van dit hoofdstuk gelden de volgende begripsbepalingen:
het Omgevingsplan gemeente Aalten;
begripsbepalingen die zijn opgenomen in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling, zijn van overeenkomstige toepassing op dit TAM-omgevingsplan, tenzij hierna daarvan is afgeweken;
het TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22a Landelijk gebied - herstelbesluit met identificatienummer NL.IMRO.0197.TAM00001-ON01 van de gemeente Aalten;
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.
Een in het plan als zodanig aangegeven bouwvlak, waarop de agrarische bedrijfsbebouwing met de (bedrijfs)woning is geconcentreerd.
een agrarische activiteit ten behoeve van agrarisch bedrijfsmatig gebruik of agrarisch hobbymatig gebruik, gericht op het benutten van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond;
de teelt van gewassen op open grond;
de regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;
onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 van de Monumentenwet 1988 en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;
de aan gebieden toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
het bedrijfsmatig vervaardigen en/of bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen en/of het leveren van diensten;
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf of bedrijfsactiviteit met uitzondering van bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij de woning;
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daarin, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
het gebruik dat en/of de bebouwing die ten tijde van het inwerkingtreden van het TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22a Landelijk gebied - herstelbesluit legaal plaatsvindt, respectievelijk legaal aanwezig is, dan wel bebouwing die kan worden gebouwd krachtens een verleende omgevingsvergunning;
de stikstofdepositie die een veehouderij ten tijde van de vaststelling van het TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22a Landelijk gebied - herstelbesluit op grond van een onherroepelijk verleende vergunning als bedoeld in artikel 2.7 Wet natuurbescherming of als bedoeld in artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 danwel een omgevingsvergunning waarbij de toestemming op grond van artikel 19d, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet of artikel 7, vijfde lid, van de Wet natuurbescherming is aangehaakt en waarvoor een passende beoordeling is gemaakt, zoals opgenomen in Bijlage 1 Overzicht veehouderijen met natuurtoestemming, mag voortbrengen met dien verstande dat:
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
de grens van een bouwvlak;
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
de grens van een bouwperceel;
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
een agrarische bedrijfsvoering, waarbij de productie voor méér dan de helft afhankelijk is van het producerend vermogen van de grond (als productiemiddel) waar het bedrijf over kan beschikken, waaronder een melkrundveehouderijbedrijf, een melkgeitenhouderijbedrijf, een schapenhouderijbedrijf, een akkerbouwbedrijf, een vollegronds tuin-bouwbedrijf, een productiegerichte paardenhouderijbedrijf, en naar de aard daarmee gelijk te stellen agrarische bedrijven;
de aan een gebied toegekende waarde in visueel-ruimtelijk en/of cultuurhistorisch en/of ecologisch en/of geomorfologisch opzicht;
elke toename van stikstofdepositie (groter dan 0,00 mol stikstof) per hectare per jaar op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied;
een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt, en die als zodanig niet afhankelijk is van agrarische gronden als productiemiddel, zoals een intensieve veehouderij;
werkzaamheden met het doel objecten in zodanige conditie te houden of te brengen dat voortbestaan van deze objecten op tenminste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
een voor mensen toegankelijke, overdekte en zonder wanden omsloten ruimte;
de scheiding tussen bouwpercelen, die niet aan éénzelfde eigenaar behoren dan wel niet door éénzelfde gebruiker worden benut;
neerslag van stikstofverbindingen uit de atmosfeer op een habitat, waarbij de belasting, op een punt binnen het habitat, wordt uitgedrukt in mol N/ha/jr en de belasting op het habitat in geheel in mol N/jr;
voor stikstof gevoelige leefgebieden voor vogelsoorten, natuurlijke habitats en habitats van soorten waarvoor een instandhoudingsdoelstelling geldt;
Een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden (één verblijfsobject met een woonfunctie).
Niet genoemde functies en activiteiten en functies en activiteiten die in strijd zijn met dit TAM-omgevingsplan zijn niet toegestaan, met uitzondering van bestaande functies en activiteiten.
Voor de gronden waarop de bestemming 'Agrarisch' (artikel 3) van toepassing is, zoals opgenomen in de regels van het bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2015', gelden deze regels in plaats van de regels als genoemd in artikel 3, lid 3.4.2 van dit bestemmingsplan.
Als een met de bestemming strijdig gebruik wordt aangemerkt:
Voor de gronden waarop de bestemming 'Agrarisch met waarden' (artikel 4) van toepassing is, zoals opgenomen in de regels van het bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2015', gelden deze regels in plaats de regels als genoemd in artikel 4, lid 4.4.2 van dit bestemmingsplan.
Als een met de bestemming strijdig gebruik wordt aangemerkt:
Voor de gronden waarop de bestemming 'Agrarisch met waarden' (artikel 8) van toepassing is, zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Correctieve herziening/actualisatie buitengebied Aalten 2007' en de bestemming 'Agrarisch met landschapswaarden' (artikel 8) van het bestemmingsplan 'Buitengebied Aalten 2004' en artikel 3.1.3 van het bestemmingsplan 'Buitengebied, parapluherziening 2012', gelden deze regels in plaats van regels van deze genoemde bestemmingsplannen.
In het voor 'Agrarisch met waarden - 2' aangewezen gebied is het volgende gebruik toegestaan:
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
De voor 'Waarde - Archeologie lage verwachting' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in artikel 7.2.1 sub a, wint zij advies in bij de archeologische deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Het bepaalde in artikel 7.2.1 sub a geldt niet indien:
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
Het in artikel 7.4.1 opgenomen verbod geldt niet:
Ten aanzien van de in artikel 7.4.1 genoemde vergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Indien maatvoeringen en/of situeringen van een bestaand bouwwerk afwijken van de beoordelingsregels als bedoeld in artikel 6 gelden voor dat bouwwerk de bestaande maatvoeringen en situeringen als norm. Het gaat daarbij om:
Indien het bestaande, legale gebruik afwijkt van hetgeen in de planregels zoals opgenomen in artikel 6 is bepaald mag het afwijkende gebruik te allen tijde worden gehandhaafd en/of vernieuwd, met dien verstande dat de afwijking niet mag worden vergroot.
Behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van dit TAM-omgevingsplan bestaand gebruik, zijn de volgende overgangsregels van toepassing voor gebruik: