Plan: | Kern Dalfsen 2012 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0148.Dalfsen2012-vs04 |
Dit hoofdstuk beschrijft de aanleiding voor het opstellen van dit bestemmingsplan, een beschrijving van de bij dit plan horende stukken, een beschrijving van het plangebied en een leeswijzer voor de toelichting van dit bestemmingsplan.
De gemeente Dalfsen werkt aan de actualisering van alle vigerende bestemmingsplannen binnen de gemeente. De huidige plannen zijn op onderdelen verouderd en sluiten niet meer aan op nieuwe (maatschappelijke) ontwikkelingen en nieuwe inzichten ten aanzien van planmethodiek en bestemmingsplanregeling.
Met deze actualisatie wordt het mogelijk de planologische regels af te stemmen op de huidige situatie en te uniformeren door middel van standaardisatie. Tevens wordt het plan digitaal raadpleegbaar voor een ieder.
Dit bestemmingsplan "Kern Dalfsen 2012" vervangt als het onherroepelijk is geworden de vigerende bestemmingsplannen voor de kern Dalfsen, als ook diverse wijzigingsplannen, uitwerkingsplannen, vrijstellingen en partiële herzieningen.
Het bestemmingsplan "Kern Dalfsen 2012" bestaat uit de volgende stukken:
Op de verbeelding (plankaart) zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden en opstallen aangegeven. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting, waarin de aan het plan ten grondslag liggende gedachten, de uitkomsten van het onderzoek en de beschrijving van de planopzet zijn vermeld.
Bijlage 2 geeft een overzicht van de begrenzing van het plangebied. Het plangebied omvat de gehele kern van Dalfsen (centrum, woongebieden, bedrijventerrein, sportterreinen). Voor het verblijfsrecreatieterrein is een apart bestemmingsplan.
De huidige juridische regeling van de betreffende gronden is neergelegd in de bestemmingsplannen opgenomen in Bijlage 1 , die door het voorliggende bestemmingsplan geheel/gedeeltelijk komen te vervallen.
Deze bovengenoemde plannen zijn in de loop van de tijd, door middel van diverse partiële herzieningen en diverse wijzigingen ex artikel 11 WRO, enigszins aangepast. Dit betekent dat in het gebied nog een groot aantal andere aanvullende juridische regelingen gelden, die bovenstaand niet zijn opgenomen maar wel in het voorliggend bestemmingsplan zijn verwerkt.
Het onderhavige bestemmingsplan is consoliderend van aard, dat wil zeggen dat het in beginsel is gericht op het regelen van de bestaande functies in het plangebied. Daarbij is rekening gehouden met de wijzigingen die zijn opgetreden sinds het van kracht worden van de diverse plannen. Wat betreft de planologische juridische regeling is gebruik gemaakt van de "standaard set" regels van de gemeente. Als algemeen uitgangspunt bij de opstelling van dit plan geldt dat de huidige juridische status van de gronden met name bepalend zijn geweest bij de functietoekenning in onderhavig bestemmingsplan.
Het beleidskader is opgenomen in hoofdstuk 2. In hoofdstuk 3 wordt een beschrijving gegeven van de kern Dalfsen. Hierbij wordt aandacht besteed aan de elementen, die van invloed zijn op het functioneren en het ruimtelijk beeld van de kern. In hoofdstuk 4 wordt een beschrijving gegeven van het verrichtte onderzoek naar relevante feiten en af te wegen belangen. In hoofdstuk 5 wordt een toelichting op de regels gegeven. Een beschouwing over de economische uitvoerbaarheid, alsmede de resultaten van de inspraak en het gevoerde overleg, zijn beschreven in hoofdstuk 6.
Het (inter)nationale en provinciale beleid is neergelegd in verschillende nota's betreffende de ruimtelijke ordening. Een "doorzetting" van dit beleid vindt plaats in verschillende gemeentelijke en provinciale uitwerkingsnota's, beleidsplannen en bestemmingsplannen. Het beleid zoals dat door de hogere overheden wordt voorgestaan, is veelal van een andere schaal en aard dan de schaal die gebruikelijk is wanneer een (kleinschalig) bestemmingsplan wordt opgesteld.
Aangezien het voorliggende bestemmingsplan een conserverend bestemmingsplan is, waarin geen nieuwe ontwikkelingen zijn voorzien, zal niet worden ingegaan op Europees beleid en zal er kort worden ingegaan op het rijksbeleid. Vervolgens komt het provinciale beleid (Omgevingsvisie en Omgevingsverordening) en het voor de kern Dalfsen relevante gemeentelijke beleid aan de orde.
Deze paragraaf gaat achtereenvolgens in op de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, de watertoets, de Flora- en faunawet en de Vogel- en Habitatrichtlijn en de Natuurbeschermingswet.
De beoordeling van het huidige bestemmingsplan in relatie tot het Rijksbeleid is voor de Structuurvisiie Infrastructuur en Ruimte in deze paragraaf gedaan en is voor de overige wet- en regelgeving nader onderzocht en verwoord in genoemde paragrafen in Hoofdstuk 4.
Begin 2012 is in werking getreden de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Deze vervangt onder andere de Nota Ruimte 2006. Deze Structuurvisie is in juni 2011 als ontwerp vastgesteld door de ministerraad en op 22 november 2011 door de 2e Kamer aangenomen. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Het Rijk zet het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, leefbaar en veilig Nederland. Bovendien is het Rijk verantwoordelijk voor een goed systeem van ruimtelijk ordening. Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en multimodale bereikbaarheid.
Gezien het actualiserend karakter van dit bestemmingsplan is er geen strijdigheid met dit beleid.
De Watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijk plannen en besluiten. De waterparagraaf in dit bestemmingsplan beschrijft het watertoetsproces en verwoordt het advies van de watertoets. De uitgangspunten van het Waterschap Groot Salland zijn in de watertoets meegenomen (zie verder paragraaf 4.5 ).
In Nederland is de vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn vereiste bescherming van soorten overgenomen in onder andere de Flora- en faunawet. Deze wet regelt de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren en heeft belangrijke consequenties voor ruimtelijke plannen. Paragraaf 4.6 gaat in op de voor het plangebied relevante aspecten.
De gebiedsbescherming in Nederland is vastgelegd in de Natuurbeschermingswet.
Uitgangspunt van de Natuurbeschermingswet is een integrale bescherming van de aangewezen vogel- en habitatrichtlijngebieden. Dit betekent dat in beginsel elke aantasting, die schadelijke gevolgen kan hebben voor het aangewezen vogel- of habitatrichtlijngebied dient te worden gereguleerd. Paragraaf 4.6 gaat in op de voor het plangebied relevante aspecten.
De Omgevingsvisie behandelt diverse ruimtelijke aspecten en vervult daarom de rol van:
De Omgevingsvisie behandelt de provinciale belangen en het provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving. In vergelijking met het streekplan Overijssel 2000+ zijn verschillende beleidsonderwerpen beter op elkaar afgestemd.
De provincie wil meer op voorhand gaan sturen en is meer gefocust op gebiedsontwikkeling waarbij duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit de rode draad vormen.
Voor wat betreft het thema duurzaamheid heeft de provincie een lijst met prioriteiten opgesteld. Het gaat hier om aspecten die dermate cruciaal zijn voor de duurzame ontwikkeling van de provincie Overijssel dat deze in de uitvoering van de Omgevingsvisie het grootste gewicht krijgen.
Het gaat dan om:
Omdat ruimtelijke kwaliteit subjectief is, is een goede ruimtelijke kwaliteit lastig te bepalen. De provincie hanteert daarom de volgende definitie: ruimtelijke kwaliteit is datgene dat ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is.
Om te sturen op ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid gebruikt de provincie het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel. Hierbij komen achtereenvolgens aan de orde: generieke beleidskeuzes, ontwikkelingsperspectieven en tenslotte gebiedskenmerken.
Figuur 1 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel
Bron: www.overijssel.nl
Generieke beleidskeuzes
Allereerst wordt bepaald of een beoogde ontwikkeling past binnen de generieke beleidskeuzes. Zo dienen gemeenten in het kader van woningbouw- en bedrijventerreinontwikkeling afspraken te maken met buurgemeenten. Andere generieke beleidskeuzes betreffen onder andere reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond, landbouwontwikkelingsgebieden voor de intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Ecologische Hoofdstructuur en verbindingszones. Onderhavig plan is een consoliderend bestemmingsplan. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Er zijn dan ook geen strijdigheden met het provinciale beleid.
Ontwikkelingsperspectieven (waar-vraag)
Het gehele grondgebied van Overijssel heeft in de Omgevingsvisie een bepaald ontwikkelingsperspectief gekregen. Ze geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Ze zijn richtinggevend om flexibiliteit voor de toekomst te hebben.
Het ontwikkelingsperspectief voor het plangebied van de kern Dalfsen luidt als volgt: "Dorpen en kernen als veelzijdige leefmilieus". De nadruk op gebieden binnen dit ontwikkelingsperspectief komt steeds meer te liggen op het creëren van een breed spectrum aan gemengde milieus van woningen, werkruimtes, bedrijven, voorzieningen en recreatieve mogelijkheden die voortbouwen op de karakteristieke opbouw van een dorp of kern. Een klein deel van het plangebied (in het noorden een klein gedeelte en in het oosten) heeft het ontwikkelingsperspectief "Vitaal platteland - accent veelzijdige gebruiksruimte (mixlandschap). Nadruk in dit gebied ligt op gespecialiseerde landbouw, mengvormen van landbouw-recreatie-zorg, landbouw-natuur en landbouw-water, bijzondere woon-, werk- en recreatiemilieus, die de karakteristieke gevarieerde opbouw van het cultuurlandschappen in deze gebieden versterken.
Gebiedskenmerken (hoe-vraag)
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarische cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Ze zijn soms normstellend, maar meestal richtinggevend of inspirerend.
Natuurlijke laag
Op de kern Dalfsen is de natuurlijke laag "Dekzandvlakte" van toepassing. Het is de ambitie voor de "Dekzandvlakte" de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en de verschillen tussen nat en droog functioneel meer sturend en beleefbaar te maken.
Laag van het agrarische cultuurlandschap
De kern Dalfsen ligt binnen het landschapstype "Essenlandschap". Het is de ambitie om de es te behouden als ruimtelijke eenheid en de contrasten te versterken tussen de verschillende landschapsonderdelen. De flank van de es biedt eventueel ruimte voor ontwikkelingen, mits de karakteristieke structuur van erven, beplantingen, routes en open ruimtes wordt versterkt.
Stedelijke laag
Een deel van het plangebied valt onder de stedelijke laag historische centra, binnensteden. De historische centra, binnensteden en landstadjes krijgen een beschermende bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van het bestaande, historische patroon van wegen en bebouwing. Een groot deel van het plangebied wordt aangeduid als "Woonwijken 1955 tot nu" en "Bedrijventerreinen". Normen worden hier niet voorgeschreven. Wel wordt als richting aangegeven dat nieuwe bebouwing zich voegt in de aard, maat en karakter van het grotere geheel. Op een deel van het plangebied is de stedelijke laag niet van toepassing.
Lust- en leisurelaag
Het plangebied wordt aangeduid als "dorpsfront". Hiervoor geldt dat de cultuurhistorische en architectonische waarden moeten worden geïnventariseerd en de gewenste ontwikkelingsrichting moet worden aangegeven. Verder valt de fietsroute Vechtdalroute binnen het plangebied. Een heel klein gedeelte van het plangebied wordt aangeduid als Donkerte gebied. Hiervoor geldt geen norm.
Actualisatie sluit aan bij de Omgevingsvisie Overijssel
Het voorliggend bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het legt de huidige situatie opnieuw in een plan vast. Bij nieuwe ontwikkelingen moet rekening worden gehouden en worden aangesloten bij de Omgevingsvisie.
Naast de Omgevingsvisie geldt de Omgevingsverordening. In deze verordening zijn bepalingen opgenomen waarmee rekening gehouden dient te worden in bestemmingsplannen en andere ruimtelijke plannen. In de verordening worden regels gegeven over hoe bijvoorbeeld omgegaan dient te worden met een veelheid aan ruimtelijke aspecten.
Aangezien er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt met onderhavig bestemmingsplan, is het plan niet in strijd met de omgevingsverordening. Als nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden, zullen deze getoetst moeten worden aan de Omgevingsverordening.
Provincie en gemeenten maken prestatieafspraak
De provincie geeft samen met gemeenten invulling en uitvoering aan het woonbeleid in Overijssel. De hoofdlijnen van het provinciale woonbeleid zijn vastgelegd in de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening. De provincie maakt daarnaast met elke gemeente afspraken over de (kwalitatieve) woningbouwopgave voor de periode 2010-2015. Deze betreffen zowel nieuwbouw, bestaande woningbouw en herstructurering. Met de afspraken werken provincie en gemeenten samen aan de hoofddoelstelling van het Overijssels woonbeleid: Voldoende woningen voor iedereen in de juiste kwaliteit en in een aantrekkelijk woonmilieu.
Prestatieafspraak gemeente Dalfsen
De gemeente Dalfsen richt haar beleid op een toename van de woningvoorraad voor de gehele gemeente van 1 januari 2010 tot 1 januari 2015 met ca 790. Inclusief sloop en vervangende nieuwbouw bedraagt het totale bruto programma 850 woningen. In deze aantallen is de toename van woningen voor bijzondere doelgroepen (conform definitie CBS) niet meegenomen. Conform de meest recente prestatieafspraken met de provincie Overijssel (2010 tot 2015) zal voor de periode 2010-2015 de woningbouw voor 70% gerealiseerd gaan worden in uitleggebieden en 30% als stedelijke vernieuwing.
Het plangebied ligt binnen het beheergebied van het Waterschap Groot Salland. Het waterschap heeft een Keurverordening waarin haar waterstaatkundige belangen worden beschermd. Het waterschap adviseert de gemeente Dalfsen binnen de Watertoets procedure over de invloed van ruimtelijke inrichtingplannen op het watersysteem en omgekeerd. De uitgangspunten van het Waterschap Groot Salland zijn in de watertoets meegenomen (zie verder paragraaf 4.5 ).
Behouden van het goede door herkenbaar profiel
In 2009 is het strategisch document Missie/visie gemeente Dalfsen 2020 "Bij uitstek Dalfsen" opgesteld. Het document bevat de strategische koers van de gemeente Dalfsen voor de periode tot 2020. Het behouden van al het goede dat Dalfsen te bieden heeft, is de komende jaren de belangrijkste opgave voor de gemeente, maatschappelijke partners, ondernemers en bewoners. Om dit te bereiken moet de gemeente een herkenbaar en onderscheidend profiel ontwikkelen. Dit profiel is verwoord in de toekomstvisie Missie/visie gemeente Dalfsen 2020 "Bij uitstek Dalfsen". De centrale missie van de gemeente Dalfsen is: "Het ontwikkelen van vitale gemeenschappen in een onderscheidende woonplaats van groene signatuur".
Eén van de projecten die voortvloeit uit het strategisch document is het maken van een ruimtelijke structuurvisie. In paragraaf 2.5.3 wordt ingegaan op deze structuurvisie.
Accenten per kern
In de toekomstvisie is voor Dalfsen de volgende schets van accenten in de toekomstige ontwikkeling opgenomen: basisvoorzieningen, dorps wonen, recreatie & toerisme.
Ook op het gebied van bedrijventerreinen wil de gemeente zich richten op het behouden en verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit. In de bedrijventerreinenvisie is niet alleen de toekomstige vraag en aanbod in de gemeente Dalfsen in beeld gebracht, maar ook de herstructureringsopgave en de ontwikkelingsrichting van de bedrijventerreinen naar de toekomst.
De algemene ontwikkelingsrichting voor de gemeente Dalfsen is als volgt verwoord:
'De gemeente Dalfsen blijft zich in de toekomst richten op het behouden en faciliteren van de bestaande bedrijvigheid en het bieden van (uitbreidings) ruimte aan lokaal gewortelde bedrijven. Daarbij is het van groot belang dat de huidige werkgelegenheid minimaal behouden blijft en dat ingezet wordt op een brede spreiding van economische sectoren. Daarnaast is het van belang om de komende jaren actief in te gaan zetten op het behouden en versterken van de ruimtelijke kwaliteit van de bestaande bedrijvigheid'.
De gemeente Dalfsen kent een herstructureringsopgave (voor De Rondweg- Dalfsen en De Meele- Nieuwleusen) van 3-4 ha. Herstructurering is van belang om ook richting de toekomst een aantrekkelijk en courant vestigingsklimaat te kunnen blijven bieden.
Dit bestemmingsplan staat uitvoering van de bedrijventerreinenvisie niet in de weg. De Rondweg-Dalfsen is gelegen in het plangebied.
Consoliderend bestemmingsplan in lijn met Structuurvisie
De Wet op de ruimtelijke ordening (Wro) verplicht de gemeente om ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening, één of meerdere structuurvisies vast te stellen. De Structuurvisie Kernen gemeente Dalfsen is in september 2010 vastgesteld. In deze structuurvisie zijn de ruimtelijke plannen voor de toekomst opgenomen. In het bijzonder voor woningbouw en bedrijventerreinen, maar ook voor recreatie en toerisme. De structuurvisie heeft een looptijd van 10 jaar en zal de komende jaren de basis vormen voor bestemmingsplannen die de gemeente maakt, maar ook voor investeringsbeslissingen, bijvoorbeeld op het gebied van bouwen en wonen. Omdat ruimtelijke ontwikkelingen zich niet beperken tot een periode van 10 jaar, is ook gekozen voor een doorkijk tot 2025. Dit bestemmingsplan is, omdat het consoliderend van aard is, niet in strijd met de structuurvisie.
De structuurvisie per kern
Hieronder is de afbeelding opgenomen uit de structuurvisie voor de kern Dalfsen. De visie zoals opgenomen in de afbeelding laat in grote lijnen zien waar zich welke functie bevindt en waar welke ontwikkelingen mogelijk zijn.
De belangrijkste uitbreidingsgebieden voor wonen en wonen in combinatie met bedrijven van lage milieucategorie liggen aan de oostzijde van de kern (gebied Oosterdalfsen).
Voor deze ontwikkelingsgebieden worden te zijner tijd nieuwe bestemmingsplannen gemaakt.
De gemeente Dalfsen heeft in 2004 voor haar grondgebied een Welstandsnota opgesteld. In de kernen (bebouwde kommen) van de gemeente Dalfsen heeft het ruimtelijk beleid, vastgelegd in bestemmingsplannen, met name een conserverende en beherende insteek. In de bestemmingsplannen voor de verschillende kernen wordt vermeld dat de stedenbouwkundige karakteristiek van de bebouwing niet mag worden aangetast of dat de uiterlijke kenmerken van de woonsfeer van het betreffende perceel zoveel mogelijk gehandhaafd dienen te blijven. Aangezien het onderhavige bestemmingsplan hoofdzakelijk de huidige situatie vastlegt, is geen sprake van strijdigheid met de Welstandsnota.
De Wet op de archeologische Monumentenzorg leidt tot de verplichting om bij ruimtelijke ingrepen, waarbij grondwerkzaamheden verricht worden, de archeologische waarde van het betreffende terrein te onderzoeken. Dit voordat tot deze grondwerkzaamheden wordt overgegaan. In het archeologische beleidsplan van de gemeente met bijbehorende archeologische beleidskaart is voor de hele gemeente vastgesteld in welke delen van de gemeente bij ontwikkelingen geen archeologisch onderzoek hoeft te worden verricht en in welke delen wel onderzoek wordt gevraagd. Paragraaf 4.2 gaat hier nader op in.
De doelstelling van het Integraal Waterplan Dalfsen is als volgt:
In het waterplan bevestigt de gemeente de rol en het belang van water in de ruimtelijke ordening. Concreet betekent dit dat 'ruimte voor water' in de plannen wordt opgenomen en dat in het kader van ruimtelijke ordening bestemming ervan plaatsvindt. Dit bestemmingsplan is hier niet mee in strijd.
De woonvisie 2011-2016 geeft een overzicht van vraag en aanbod op de woningmarkt van Dalfsen en vormt het afstemmingsdocument voor overleg met buurgemeenten.
Deze woonvisie bouwt grotendeels voort op de voorgaande woonvisie, omdat deze nog ruimschoots aan de verwachtingen voldeed. In deze geactualiseerde woonvisie is er, naast ontwikkelingen op het gebied van demografie, wonen, welzijn en zorg, ondermeer aandacht voor duurzaamheid en energiebesparing. Was in de afgelopen periode vooral kwantiteit belangrijk, de komende jaren ligt de nadruk op kwaliteit. Het voorliggende bestemmingsplan biedt geen mogelijkheid voor nieuwbouw en doet geen afbreuk aan de woonvisie.
In januari 2009 is het gemeentelijk verkeers- en vervoerplan geactualiseerd.
De hoofddoelstelling van het verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente Dalfsen is: Het bevorderen van een vlotte en veilige afwikkeling van het verkeer dat noodzakelijk is voor de ontwikkeling van welvaart en welzijn in de gemeente Dalfsen, waarbij hinder in de vorm van geluids- en trillingsoverlast zoveel mogelijk wordt beperkt. Gezien het consoliderend karakter van dit bestemmingsplan, doet het geen afbreuk aan het behalen van de doelstellingen.
Geen toename risico's binnen de kern
In het externe veiligheidsbeleid van de gemeente Dalfsen is uiteengezet op welke wijze met het aspect externe veiligheid dient te worden omgegaan in ruimtelijke plannen en in milieuvergunningen. In ruimtelijke zin is in het beleid onderscheid gemaakt in verschillende gebiedstypen binnen de gemeente. Zo is er onderscheid gemaakt in woongebieden, bedrijventerreinen, recreatiegebieden en het overige gebied van de gemeente. Daarnaast is onderscheid gemaakt in bestaande en nieuwe situaties. In het kort komt het erop neer dat in woongebieden geen nieuwe risicobronnen worden geïntroduceerd en dat op bedrijventerreinen een nieuwe risicobron kan worden geïntroduceerd indien de veiligheidscontour binnen de eigen inrichtingsgrens blijft. Dit betekent dat de bestaande risicobronnen wel mogen blijven, totdat de risicovolle activiteiten op die plek worden gestaakt.
Aanvaardbaarheid groepsrisico ter beoordeling bestuur
Ten aanzien van het groepsrisico is in dit document aangegeven dat het bestuur van de gemeente hierin een belangrijke rol vervult. Het bestuur van de gemeente Dalfsen dient namelijk te verantwoorden of een bepaalde situatie aanvaardbaar wordt geacht. Een beslissing op het wel of niet aanvaardbaar zijn van een bepaald risico is in de regel niet eenvoudig, in verband met de verschillende belangen die hierin spelen. Naast het veiligheidsbelang speelt vanzelfsprekend ook een economische belangenafweging.
In paragraaf 4.4.5 wordt nader ingegaan op het voor dit bestemmingsplan uitgevoerde externe veiligheidsonderzoek.
Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van de historie van Dalfsen. Daarnaast is een beschrijving opgenomen van de ruimtelijke structuur en voorkomende functie in de kern Dalfsen.
Dalfsen is ontstaan bij een doorwaadbare plaats in de Vecht. Hier heeft zich in de middeleeuwen -op de grens van de beekdalgronden en de ten noorden hiervan gelegen hogere zanderige esgronden- een kernesdorp ontwikkeld. In 1231 wordt Dalfsen, dat dan al een zelfstandige parochie is, voor het eerst genoemd. In de 18e eeuw is Dalfsen veranderd van een zelfvoorzienende esnederzetting tot een algemeen verzorgend centrum voor het omliggende gebied. Dit kwam door de gunstige ligging (ten noorden van de Vecht en ten zuiden van de Hessenweg) en door de aanwezigheid van de kerk. Hierdoor groeide in deze periode de niet-agrarische werkgelegenheid sterk. In 1795 was minder dan 30% van de inwoners van Dalfsen werkzaam in de landbouw, terwijl 40 á 50% in de nijverheid werkte. De handel en scheepvaart had met 20 á 30% een aanzienlijk aandeel in deze werkgelegenheid.
Omstreeks het midden van de vorige eeuw is Dalfsen al een "volkrijke en welvarende plaats", die 156 huizen en circa 1.200 inwoners telt. Het dorp heeft een eenvoudig stratenpatroon met een noord-zuid lopende hoofdstraat en een in westelijke richting lopende verbinding met Zwolle als de belangrijkste wegen. Het kerkplein met daarop de Hervormde kerk vormt het middelpunt van het dorp. Verder is er aan de Vecht een plein en een kade waar schepen kunnen aanleggen.
Tot 1900 verandert er zeer weinig aan de structuur van het dorp. Er vindt alleen enige verdichting van de bebouwing plaats. Na de eeuwwisseling groeit het dorp vooral langs de westelijke- en noordelijke uitvalswegen, terwijl de verdichting van de oude dorpskern toeneemt. Rond 1940 wordt Dalfsen dan ook gekenmerkt door een dichte bebouwing rondom het centrum met uitlopers in noordelijke en westelijke richting. De Vecht blijft de zuidgrens van het dorp, ook nadat het station op de zuidelijke oever is gebouwd.
De laatste uitbreidingen van Dalfsen vinden plaats aan de oostkant ("De Gerner Marke").
In deze paragraaf wordt een korte beschrijving gegeven van de ruimtelijke structuur van Dalfsen. Daarbij komen de volgende aspecten aan de orde: wonen, voorzieningen, bedrijvigheid, infrastructuur en groen/water.
De kern Dalfsen heeft 7.441 inwoners (1 januari 2012) en kan globaal worden onderverdeeld in een gebied met aaneengesloten woonbebouwing, een centrumgebied, een bedrijventerrein en een sport- en verblijfsrecreatiegebied.
Wonen
De woongebieden liggen verspreid door de kern Dalfsen. De laatste uitbreidingswijk is de wijk De Gerner Marke aan de oostkant van de kern Dalfsen. Hier worden tot en met 2012 nog nieuwe woningen gerealiseerd. Op dit moment wordt gewerkt aan het nieuwe woongebied Oosterdalfsen.
Voorzieningen
Het merendeel van de winkel- en horeca voorzieningen bevindt zich in het zuidoostelijk deel van de kern Dalfsen. De grootste concentratie bevindt zich in de directe omgeving van de kerk. Aan de zuidwest kant van Dalfsen wordt gewerkt aan het nieuwe plan "Waterfront" met de volgende functies: wonen, detailhandel, horeca en een supermarkt. Dit plan moet de inrichting van het gebied meer laten aansluiten bij de Vecht en hiermee een opwaardering van het Waterfront geven.
De drie scholen in de kern Dalfsen liggen in een zone ruwweg in het midden van Dalfsen bij elkaar. De sociaal-culturele en andere voorzieningen liggen zowel geconcentreerd nabij de scholen als in en direct rondom het centrum van de kern Dalfsen.
In het noordoosten van het plangebied ligt een sportpark met voetbalvelden, tennisbanen en een zwembad. Aan deze zijde van de kern ligt ook een natuurboerderij.
Bedrijvigheid
Aan de oostzijde van de kern ligt het bedrijventerrein van het dorp bestaande uit drie delen: Bedrijventerrein Rondweg, bedrijventerrein Welsum en bedrijventerrein Kampmansweg. Het bedrijventerrein wordt getypeerd als een gemengd bedrijventerrein. Op het bedrijventerrein Rondweg zijn bedrijven gevestigd tot milieucategorie 4.1., op Welsum en Kampmansweg tot milieucategorie 3. Op het terrein komen verschillende typen bedrijvigheid voor zoals een autobedrijf, maakindustrie, perifere detailhandel en bedrijfswoningen.
Aan de westzijde van de Rondweg gelegen aan de rand van het woongebied ligt de Kaasfabriek, die ontsloten wordt door een 'eigen' ontsluiting vanaf de Rondweg.
Wonen/ werken
Een belangrijk deel van het bedrijventerrein gelegen tussen de Kampmansweg en de Wannestraat is specifiek bedoeld voor bedrijven gecombineerd met bedrijfswoningen. De bedrijven vallen in maximaal milieucategorie 2 aan de Kampmansweg en 3' (dwz. categorie 3 met maximale afstand tot woningen van 50 m) aan de zijde van het bedrijventerrein.
Bedrijvigheid in de kern
Eén bedrijf ligt in het woongebied. Deze is specifiek bestemd als Bedrijf. Daarnaast is er nog een garagebedrijf gevestigd in het centrum.
Infrastructuur
In Dalfsen hebben de Rondweg, de Koesteeg en de Vechtdijk de functie van gebiedsontsluitingsweg. Voor het noordelijke deel van de Leemculeweg in Dalfsen geldt dat deze weg is gecategoriseerd als erftoegangsweg, maar dat de inrichting is als een gebiedsontsluitingsweg. Afhankelijk van de uiteindelijke inrichting en aansluitingen van de aangepaste N340 wordt ook de uiteindelijke functie van de Leemculeweg / Engelandweg bepaald.
Groen/ Water
De belangrijkste groenelementen van het Groenstructuurplan zijn op de kaart aangebracht.
Langs Dalfsen stroomt de rivier de Vecht. De rivier en het dorp worden fysiek gescheiden door een primaire waterkering. In de kern van het dorp Dalfsen is weinig oppervlaktewater aanwezig. Alleen in het parkgebied Bellingeweer ligt een ruime vijver.
Op grond van artikel 3.2 van de Awb dient een bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis te vergaren over de relevante feiten en de af te wegen belangen. Bij de opstelling van het plan is er in principe van uitgegaan dat de situatie, zoals die zich tot heden heeft ontwikkeld en als zodanig manifesteert, in zijn algemeenheid als een gegeven wordt geaccepteerd. Hieronder wordt per onderzoeksaspect een beschrijving gegeven van de situatie ter plaatse.
Archeologische waarden
De Wet op de archeologische Monumentenzorg leidt tot de verplichting om bij ruimtelijke ingrepen, waarbij grondwerkzaamheden verricht worden, de archeologische waarde van het betreffende terrein te onderzoeken. Dit voordat tot deze grondwerkzaamheden wordt overgegaan.
In 2008 is door de gemeente het archeologische beleidsplan gemeente Dalfsen met bijbehorende archeologische beleidskaart vastgesteld. Hierop is voor de gehele gemeente vastgesteld in welke delen geen archeologisch onderzoek hoeft te worden verricht en in welke delen wel onderzoek wordt gevraagd.
De kern Dalfsen is volgens de archeologische beleidskaart onder te verdelen in drie gebieden. Te weten archeologisch gebied met lage verwachting en archeologisch onderzoeksgebied A en archeologisch waardevol gebied A. Hieronder wordt in het kort vermeld, wat dit voor de gebieden inhoudt als er grondwerkzaamheden worden verricht.
Archeologisch onderzoeksgebied A en archeologisch waardevol gebied A en C
Hiervoor geldt dat gecontroleerd moet worden of het plangebied binnen de genoemde oppervlaktenorm valt. Is het plangebied kleiner, dan is archeologisch onderzoek niet nodig. Is het plangebied even groot of groter, dan is archeologisch onderzoek nodig.
Archeologisch gebied met een lage verwachting
Hiervoor is geen archeologisch onderzoek nodig. Het gebied heeft ofwel een lage verwachting ofwel eerder archeologisch onderzoek heeft uitgewezen dat er geen of geen verwachtings- of waardevolle archeologie meer aanwezig is.
Op basis van de archeologische beleidskaart zijn dubbelbestemmingen opgenomen voor de gebieden Archeologisch onderzoeksgebied A en Archeologisch waardevol gebied A en C. Omdat het hier een in hoofdzaak conserverend plan betreft en er dus niet direct sprake is van ruimtelijke ingrepen en grondwerkzaamheden, hoeft verder geen onderzoek te worden verricht.
Monumenten
In de kern Dalfsen bevindt zich een aantal gemeentelijke monumenten en rijksmonumenten. Deze zijn op de verbeelding bij dit plan aangegeven.
Een maalvaardige molen en een enthousiaste molenaar alleen zijn niet voldoende om een molen te laten functioneren. Het werktuig stelt ook eisen aan zijn omgeving: er moet wind zijn om de wieken in beweging te kunnen zetten. In 1973 werd om dit omgevingselement aan te duiden het begrip "molenbiotoop" geïntroduceerd. De molenbiotoop heeft betrekking op de hele omgeving van een molen, voor zover die van invloed is op het functioneren van die molen als maalwerktuig én als monument.
Gebouwen en bomen kunnen de molenbiotoop aantasten.
Een tweede aspect van de molenbiotoop heeft te maken met de belevingswaarde. Molens zijn een belangrijk element in het landschap of stedelijk gebied en hebben vaak te maken met de ontstaansgeschiedenis van de omgeving. Omdat molens wind moesten kunnen vangen, stonden ze in een open landschap of staken ze in ieder geval uit boven hun omgeving. Die voor molens kenmerkende situatie moet zoveel mogelijk worden bewaard, willen de werktuigen volledig tot hun recht komen. Met andere woorden: molens horen in het zicht te staan. Als dat het geval is, blijken molens zeer belangrijke herkenningspunten in een gebied te zijn.
Aan de zuidwestzijde van het plangebied ligt de Westermolen (Molenstraat 16). Rondom de Westermolen is de molenbiotoop op de plankaart aangegeven. Binnen deze biotoop is het beleid er op gericht op het tegengaan van ontwikkelingen die de windtoevoer naar de molen kunnen verminderen.
Met de voorbereiding van dit bestemmingsplan dient te worden nagegaan welke bronnen in of nabij het plangebied een belemmering kunnen vormen met name ten opzichte van de in het plan opgenomen geprojecteerde woningen. In dit kader dient aandacht te worden besteed aan de volgende punten:
Bij de opstelling van een bestemmingsplan is het van belang om na te gaan in hoeverre milieuhygiënische factoren belemmeringen opleveren voor de voorgestane ontwikkelingen. In de volgende alinea's wordt aandacht besteed aan een aantal relevante milieufactoren. Gelet echter op het feit dat het voorliggende plan nauwelijks voorziet in nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden, maar gericht is op het beheer van de bestaande situatie, is het onderzoek naar de milieuhygiënische aspecten beperkt gebleven.
De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect "geluid".
In de Wet geluidhinder is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids)eisen worden gesteld aan de milieubelastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies.
Aan de oostzijde van Daflsen is een bedrijventerrein gevestigd. De maximaal toegestane milieucategorie is milieucategorie 4.1. Het bedrijventerrein betreft een niet-gezoneerd bedrijventerreinen (in de zin van de Wet geluidhinder). Alle individuele bedrijven worden getoetst aan de Wet Milieubeheer. Het voorliggende plan is een actualiserend plan waarbij uitgangspunt is dat elk bedrijf een omgevingsvergunning (milieuvergunning) heeft die is afgestemd op de huidige situatie. Voor de bedrijvigheid geldt dat de vigerende vergunningen, voor zover van toepassing, en het Activiteitenbesluit afdoende moeten worden geacht.
De in woongebieden gevestigde bedrijven zijn specifiek bestemd als Bedrijf of Bedrijf-Garage.
Alle bedrijven hebben een milieuverguninng.
In hoofdstuk VI van de Wet geluidhinder is de verplichting opgenomen tot het verrichten van een akoestisch onderzoek naar de geluidbelasting op de gevels van woningen (en daarmee gelijk te stellen objecten) binnen de in artikel 74 genoemde onderzoekszone van een weg. Voor een weg bestaande uit één of twee rijstroken in een stedelijk gebied bedraagt de breedte van de geluidszone aan weerszijden van de weg 200 meter. De verplichting tot het verrichten van een onderzoek geldt niet indien:
Tevens geldt de verplichting tot het uitvoeren van een akoestisch onderzoek niet als in het bestemmingsplan geen mogelijkheden worden geboden voor het realiseren van nieuwe woningen en andere geluidgevoelige objecten (artikel 76, lid 4 Wgh). Dit laatste is hier het geval, immers het plan biedt geen ruimte voor nieuwe ontwikkelingen.
Het spoor is gelegen op een afstand van circa 200 meter van het plangebied en vormt daarom geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Ten aanzien van de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam gebruik van de bodem. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er gezondheidsrisico's of ecologische risico's daardoor zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Hiervoor is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig. Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de voorgenomen functie(s).
De Regio IJssel-Vecht heeft naar aanleiding van de actualisatie van de bestemmingsplannen voor de kernen beschikbare informatie uit het bodeminformatiesysteem beoordeeld. De Regio concludeert dat er geen aanleiding is te veronderstellen dat er nog verontreinigingen in de kernen worden aangetroffen die van wezenlijke invloed zijn op en/of onoverkomenlijke problemen geven bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen en bouwplannen in de kern Dalfsen. De memo van de Regio IJssel-Vecht is als Bijlage 3 bijgesloten.
Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op de bestaande situatie en (aanvullende) bodemonderzoeken zijn in dit kader niet nodig mede gelet op het conserverende karakter ervan.
Het vorenstaande laat onverlet dat in voorkomende gevallen bij de beoordeling van bouwplannen en bedrijfstransacties inzicht moet worden verstrekt in de kwaliteit van de bodem.
Ruimtelijke plannen dienen voor luchtkwaliteit te voldoen aan de normen zoals deze zijn gesteld in de wet. De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen). Voor de stoffen zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10), lood, koolmonoxide en benzeen zijn grenswaarden opgenomen.
Op basis van de Wet milieubeheer (artikel 5.16 ) kan een bestemmingsplan onder andere worden vastgesteld, indien aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarde die behoort bij hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen. Het is niet aannemelijk dat sprake is van overschrijding van deze grenswaarden omdat in het voorliggende bestemmingsplan uitsluitend de bestaande functies in het stedelijk gebied worden vastgelegd en er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Nader onderzoek in het kader van dit bestemmingsplan is niet noodzakelijk.
Bij externe veiligheid gaat het om het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beheersen van risico's die mensen lopen door opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen in hun omgeving. De risico's moeten aanvaardbaar zijn. Met het oog daarop heeft de rijksoverheid risiconormen vastgesteld waarmee bedrijven, wegbeheerders en vervoerders, maar ook gemeenten en provincies, rekening dienen te houden. Voor situaties waarbij het ontwikkelingsgebied binnen het invloedsgebied van een risicobron ligt, moet het resultaat van een risicoanalyse getoetst worden aan de gestelde risiconormen.
Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:
De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het Bevi regels gesteld. Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient onderzocht te worden:
Voor het plangebied zijn twee inrichtingen belangrijk: de Kaasfabriek Salland en het tankstation aan de Rondweg. Het gaat om een tankstation met een lpg-installatie.
4.4.5.2.1 Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.
Volgens de Risicokaart Overijssel is bij de Kaasfabriek Salland een ammoniakinstallatie aanwezig van maximaal 3.000 kg NH3. De installatie is voorzien van een pompbeveiliging en er is een inblokvoorziening aanwezig. De 10-6 PR-contour ligt hier op 0 meter.
Met betrekking tot het tankstation moeten in verband met het plaatsgebonden risico en gelet op de doorzet lpg (minder dan 500 m3) de volgende afstanden tot de (beperkt) kwetsbare objecten in acht worden genomen:
De ligging van deze contouren zijn op de afbeelding in Bijlage 4 aangegeven. Het blijkt dat bij het tankstation binnen de PR-veiligheidscontouren geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten aanwezig zijn.
Conform artikel 13 lid 1 Bevi wordt hierna ingegaan op de volgende aspecten:
Voor de verantwoording ten aanzien van het groepsrisico is op basis van het Revi het invloedsgebied bepaald. Volgens bijlage 2 is bij koel- of vriesinstallaties en warmtepompen met ammoniak als koudemiddel en wanneer de maximale werktemperatuur hoger is dan -5 oC bij een opstellingsuitvoering type 2 (dit alles is hier het geval) de afstand tot de grens van het invloedsgebied 0 meter. Het groepsrisico speelt hier dus geen rol.
ad a en b.
Voor standaardsituaties kan het groepsrisico bij lpg-tankstations berekend worden met behulp van de berekeningsmodule van www.groepsrisico.nl. Deze rekentool vervangt de tabel met kengetallen voor personendichtheden bij lpg-tankstations, zoals is opgenomen in de "Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico" van augustus 2004 en de update van 2007 op basis van het nieuwe Revi. Onder standaardsituaties wordt verstaan een lpg-tankstation waarbij het lpg-vulpunt op minder dan 50 meter van de (al dan niet ondergrondse) lpg-voorraadtank is gelegen en in de omgeving (in een straal van 150 meter rondom het tankstation) uitsluitend woningen, woongebouwen, kantoren, scholen en bedrijven zijn gelegen.
De rekentool heeft als basis het "Stappenplan Groepsrisicoberekening lpg-tankstations" van het Centrum voor Externe Veiligheid (RIVM) van 6 juni 2008.
Uit de berekening blijkt dat binnen de contour rond het vulpunt in de dagsituatie er sprake is van de aanwezigheid van 90 personen en in de nachtsituatie van 17 personen. Binnen de contour rond de opslagtank is in de dagsituatie sprake van de aanwezigheid van 84 personen en in de nachtsituatie van 24 personen. Zie Bijlage 5.
De rapportage laat ook zien dat de berekende FN-curve nog ruim onder de oriëntatiewaarde blijft.
ad c.
In het Besluit lpg-tankstations milieubeheer zijn voorschriften opgenomen voor de exploitatie van het tankstation. De exploitant heeft hieraan te voldoen. Verder is van belang dat de lpg-branche maatregelen heeft uitgevoerd die tot vermindering van het groepsrisico hebben geleid. Het gaat om de volgende maatregelen:
ad d.
In het invloedsgebied zijn bestemmingsplannen geldend. Dit zijn gedetailleerde bestemmingsplannen, die bij recht nauwelijks tot geen ruimte bieden voor nieuwe ontwikkelingen. De personendichtheden zijn daarmee indirect verankerd in het bestemmingsplan.
De maximale doorzet tot 500 m3 wordt in dit bestemmingsplan vastgelegd.
ad e.
In de milieuvergunning is de lpg-doorzet inmiddels begrensd tot 500 m3 per jaar. De feitelijk verkochte hoeveelheid ligt nog onder die hoeveelheid.
ad f.
Ruimte is schaars en de invulling van de ruimte wordt door tal van factoren bepaald. Het groepsrisico als gevolg van een lpg-tankstation is er daar één van. Het gemeentelijke beleid richt zich in beginsel op de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Onder omstandigheden kan een toename onder de oriëntatiewaarde onaanvaardbaar worden gevonden. Dat is in deze situatie niet het geval, mede gelet op alle andere factoren die de invulling op de onderhavige locatie bepalen, waaronder de stedenbouwkundige inpassing.
ad g en h.
Een belangrijk aspect betreft bestrijdbaarheid. Bestrijding van de direct optredende effecten is in het geval van een BLEVE niet realistisch, omdat een BLEVE zich te snel ontwikkelt. De inzet van de brandweer zal derhalve voornamelijk gericht zijn op het bestrijden van secundaire branden. Bronbestrijding ligt -indien mogelijk- in de regel in het blussen van het object dat de lpg-tankauto aanstraalt.
In geval van een dreigende BLEVE kan de brandweer bij tijdige aankomst trachten de lpg-tankwagen te koelen. Zijn ze niet tijdig aanwezig dan gaat de brandweer op afstand staan en wordt de inzet met name op de bescherming van de omgeving gericht. Om te koelen is bluswater nodig en de bluswatervoorziening in de directe omgeving zal daar op afgestemd moeten zijn. Tevens kan een sprinklerinstallatie voor koeling zorgen. Hierdoor wordt drukopbouw in de tank, die tot een BLEVE leidt voorkomen.
ad i.
Een belangrijk aspect in het kader van het groepsrisico dat bestaat ten gevolge van het lpg-tankstation betreffen de mogelijkheden ten aanzien van de zelfredzaamheid van de bevolking. De tijd tussen het begin van een brand en een BLEVE (een explosie van een lpg-tankwagen) varieert tussen circa 10 en 30 minuten. De beschikbare tijd voor personen om zichzelf in veiligheid te brengen is dus slechts kort. Aangezien het evacueren van de bevolking in zo'n korte tijd organisatorisch naar alle waarschijnlijkheid niet realiseerbaar is, wordt verondersteld dat het merendeel van de aanwezigen in de omgeving zichzelf in veiligheid kan brengen. Het verloop van de wegenstructuur rond het lpg-station is zodanig dat een ieder zich bij een (dreigende) explosie in veiligheid kan brengen (binnen 150 meter is het advies vluchten en schuilen en daarbuiten is het schuilen). In veiligheid brengen is vluchten en dat betekent weg van de brand.
Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat ten aanzien van dit lpg-station het groepsrisico binnen aanvaardbare grenzen zal blijven.
Op 17 september 2010 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) gepubliceerd en op 1 januari 2011 in werking getreden.
Het Besluit is gebaseerd op de artikelen 5.1, eerste lid, 5.2, eerste lid, en 5.3, eerste en tweede lid, en 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer en de artikelen 3.37 en 4.3, eerste en tweede lid van de Wet ruimtelijke ordening. Deze AMvB regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen.
In of in de directe nabijheid van dit bestemmingsplan zijn geen buisleidingen gelegen.
Basisnet
Het ministerie Infrastructuur en Milieu is belast met de ontwikkeling van beleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor. De Nota Vervoer gevaarlijke stoffen bevat nieuw beleid dat erop is gericht de belangen van vervoer, ruimtelijke ontwikkeling en veiligheid meer met elkaar in evenwicht te brengen. Met dit doel is het Basisnet ontstaan. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) aan de gemeenten duidelijkheid te bieden over de maximale risico’s die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet bestaat uit drie onderdelen: Basinet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.
Plasbrandaandachtsgebied (PAG)
Onder een PAG wordt verstaan het gebied tot 30 meter van de rechterrand van de weg waarin, bij realisering van kwetsbare objecten, rekening dient te worden gehouden met de effecten van een plasbrand. Een plasbrand is verbranding van een door bijvoorbeeld lekkage ontstane plas van brandbare vloeistof. Een PAG geldt alleen voor nieuw te bouwen kwetsbare objecten. Bestaande objecten binnen de PAG hoeven niet te worden gesaneerd.
Huidig beleidskader
Op dit moment wordt het beleidskader nog gevormd door de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (circulaire RNVGS, 4 augustus 2004) en de Nota Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (nota RNVGS, 1995/96). De circulaire is een operationalisering en verduidelijking van het beleid uit de nota. Op basis van deze beleidsstukken gelden er normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats langs een transportroute verblijft, komt te overlijden als gevolg van een incident met het vervoer van gevaarlijke stoffen. Wat betreft het plaatsgebonden risico geldt ten opzichte van woningen (kwetsbare objecten) een grenswaarde van 10-6 per jaar.
Groepsrisico
Het groepsrisico is de kans per jaar per kilometer transportroute dat een groep van 10 of meer personen in de omgeving van de transportroute in één keer het (dodelijk) slachtoffer wordt van een ongeval op die transportroute. Het groepsrisico geeft de aandachtspunten op een transportroute aan waar zich mogelijk een ramp met veel slachtoffers kan voordoen en houdt daarmee rekening met de aard en dichtheid van de bebouwing in de nabijheid van de transportroute. Wat betreft het groepsrisico is de oriëntatiewaarde bij het vervoer van gevaarlijke stoffen per transportsegment gemeten per kilometer per jaar:
Weg
In en bij het plangebied vinden incidenteel vervoersbewegingen met gevaarlijke stoffen over de weg plaats. Het gaat daarbij in hoofdzaak om de bevoorrading van bedrijven in of bij het plangebied (bijvoorbeeld levering van benzine, gasflessen en bestrijdingsmiddelen). De aard en omvang van deze transporten is uiterst beperkt, zodat met inachtneming van de vuistregels uit de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen duidelijk sprake is van verwaarloosbare risico's. In het plangebied zijn geen (water)wegen of spoorwegen waarover gevaarlijke stoffen worden getransporteerd.
In de gemeente Dalfsen zijn de rijks- en provinciale wegen aangewezen als route gevaarlijke stoffen door respectievelijk het rijk en de provincie. In Bijlage 6 is de route aangegeven. Deze afbeelding komt uit het gemeentelijke Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP).
De soort en hoeveelheid gevaarlijke stoffen die over de ontheffingenroutes worden getransporteerd, zijn alleen bestemd voor de bedrijven die binnen de gemeente met gevaarlijke stoffen werken, waarvoor de routeringverplichting geldt. Het betreft het transport van lpg ten behoeve van de lpg-tankstations, de propaantanks en vuurwerkbedrijven die relevant zijn voor de ontheffingen. Gezien het gering aantal lpg-wegtransporten dat plaatsvindt binnen de gemeente Dalfsen, wordt het plaatsgebonden risico PR10-6 nergens overschreden. Verwacht wordt dat de oriënterende waarde voor het groepsrisico als gevolg van het vervoer van gevaarlijke stoffen binnen de gemeente Dalfsen ook niet wordt overschreden.
Uitrukroutes hulpdiensten
Daarnaast zijn in de GVVP de uitrukroute voor de hulpdiensten aangegeven. De afbeelding met de ligging van de routes is ook in bijlage 6 opgenomen. Het beleid voor de uitrukroutes voor de hulpdiensten staat in paragraaf 4.7 uit het GVVP. Daarin staat:
Een goede bereikbaarheid voor de hulpdiensten; brandweer, ambulance en politie kan van levensbelang zijn. De belangrijkste uitrukroutes van de hulpdiensten dienen dan ook zoveel mogelijk vrij te blijven van obstakels die de aanrijdtijd kunnen vergroten. Door de afzonderlijke hulpdiensten zijn de volgende hoofdroutes aangegeven:
Brandweer
De brandweer heeft een notitie (concept) opgesteld waarin bepaalde wegen worden aangewezen als prioriteitswegen. Dit zijn de wegen waarlangs de belangrijkste uitrukroutes van de brandweer lopen. Onderscheid wordt gemaakt in drie typen wegen. De hoofdroutes bestaan uit alle stroomwegen en gebiedsontsluitingswegen en de routes naar de kazerne en kwetsbare objecten. Hier moet moeiteloos harder dan 50 km/uur kunnen worden gereden en overige verkeer moet makkelijk kunnen worden gepasseerd. De vervolgroutes bestaan uit de hoofdroutes binnen de buiten de kom waarop bij voorkeur geen negatieve snelheidsremmers worden toegepast en waar tenminste 50 km/uur kan worden gereden. Ten slotte worden de verige belangrijke routes onderscheiden. Dit zijn de belangrijkste erftoegangswegen binnen de bebouwde kom. Over eventueel te nemen snelheidsremmende maatregelen op dezewegen dient altijd overleg met de brandweer plaats te vinden. Op afbeelding 11 zijn de hoofd- en vervolgroutes weergegeven.
Ambulance
Het Regionaal Ambulance Vervoer – RAV IJssel-Vecht B.V. kent alleen de provinciale en rijkswegen als hoofdroute. Dit levert dus geen belemmeringen op voor de inrichting van gemeentelijke wegen. Wel dient waar mogelijk rekening te worden gehouden met de berijdbaarheid voor ambulances.
Politie
De politie kent geen specifieke uitrukroutes waar nadrukkelijk rekening mee dient te worden gehouden. Alvorens snelheidsremmende maatregelen te treffen op de aangegeven hoofdroutes is het gewenst hierover te communiceren met de hulpdiensten. Ook voor de inrichting van andere routes kan communicatie met de hulpdiensten uiteraard een meerwaarde betekenen maar wordt niet noodzakelijk geacht.
Water
De dichtstbijzijnde vaarweg is de Vecht. Uit het Basisnet blijkt dat de Vecht, geen plaatsgebonden risicocontour heeft van 10-6 en dat Dalfsen geen (mogelijk) aandachtspunt vormt voor het groepsrisico.
Spoor
Uit het Basisnet blijkt dat de in de gemeente Dalfsen gelegen spoorlijnen geen 10-6 plaatsgebonden risicocontour hebben en dat ook in de toekomst geen knelpunt voor het plaatsgebonden risico wordt verwacht. Daarmee vormen de baanvakken geen aanleiding voor een nadere beschouwing. Bovendien liggen ze op te grote afstand van de kern Dalfsen. Voor het groepsrisico wordt Dalfsen niet vermeld als knelpunt.
In het kader van de Wet milieubeheer dient in nieuwe situaties rekening te worden gehouden met (wenselijke) afstanden tussen bepaalde milieubelastend functies en milieu gevoelige functies. In de uitgave Bedrijven en Milieu zonering (2009) is een richtafstandenlijst opgenomen. In de lijst is voor allerlei soorten "milieubelastende activiteiten" aangegeven welke richtafstanden vanwege geur, stof, geluid en gevaar bij voorkeur aangehouden moeten worden ten opzichte van "milieu gevoelige activiteiten". De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Onderstaand het verband tussen de afstand en de milieucategorie:
milieucategorie richtafstand rustige woonwijk
1 10 meter
2 30 meter
3.1 50 meter
3.2 100 meter
4.1 200 meter
4.2 300 meter
De richtafstanden gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd, dan kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden). Benadrukt moet worden dat de richtafstanden zijn afgestemd op het omgevingstype rustige woonwijk (of een vergelijkbaar omgevingstype) en dat de richtafstanden bij een omgevingstype gemengd gebied (een gebied met een matige tot sterke functiemenging) met 1 stap kunnen worden verlaagd zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat.
Het waar nodig scheiden van milieubelastend activiteiten en milieu gevoelige gebieden en functies bij nieuwe ontwikkelingen dient twee doelen:
Het bestemmingsplan en de milieuregelgeving vormen elkaars complement. Voor zover met behulp van een zonering eventuele overlast voor de omgeving niet voldoende kan worden beperkt, kan de toepassing van milieuregelgeving uitkomst bieden.
Beoordeling plangebied kern Dalfsen
Het plangebied betreft het stedelijk gebied van Dalfsen. Het plangebied bestaat hoofdzakelijk uit woongebied, plaatselijk gemengd met maatschappelijke functies en enige detailhandel, horeca en bedrijvigheid. Aan de zuidoostzijde van de kern ligt een bedrijventerrein direct aansluitend aan de kern.
Het voorliggende plan is een actualiserend plan waarbij uitgangspunt is dat elk bedrijf een omgevingsvergunning (milieuvergunning) heeft die is afgestemd op de huidige situatie. Voor de bedrijvigheid geldt dat de vigerende vergunningen, voor zover van toepassing, en het Activiteitenbesluit afdoende moeten worden geacht.
Voor het bedrijventerrein gelden specfieke milieucategorieën. De in woongebieden gevestigde bedrijven zijn specifiek bestemd.
Geurhinder vanuit veehouderijen
In de nabije omgeving van de kern Dalfsen is op de volgende adressen sprake van veehouderijen:
De Stokte 1–3, Gerner Es 3, Koekoeksteeg 2, Leemculeweg 3, Leemculeweg 5 en Vossersteeg 14. Hierna wordt ingegaan op de geurhinder vanuit deze veehouderijen.
De Stokte 1–3
Op dit adres is een vleeskalverenbedrijf gevestigd. Het bedrijf heeft 115 rosékalveren. Het bedrijf valt niet onder het Besluit landbouw milieubeheer. Het bedrijf heeft een milieuvergunning d.d. 19 januari 2009.
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is sinds 1 januari 2007 het landsdekkend beoordelingskader voor geurhinder vanuit veehouderijen. Voor wat betreft de toegestane geurbelasting op een geurgevoelig object (een woning is een geurgevoelig object) wordt in de Wgv onderscheid gemaakt in de ligging binnen en buiten concentratiegebied en binnen en buiten de bebouwde kom. Dalfsen is een kern gelegen buiten concentratiegebied. Er geldt dan een geurnorm van 2,0 odeur units per kubieke meter lucht (Oue/m3). De geurbelasting van het veehouderijbedrijf is met behulp van het verspreidingsmodel V-stacks vergunning berekend. Zie Bijlage 7.
Gerner Es 3
Op dit adres is een zoogkoeienhouderijbedrijf gevestigd. Het bedrijf heeft 9 zoogkoeien, 19 stuks jongvee en 1 stier. Het melkveehouderijbedrijf valt onder het Besluit landbouw milieubeheer (Blm). Op basis van artikel 4, lid 2 van het Blm geldt ten opzichte van woonbebouwing in een kern (object categorie I of II) een minimaal aan te houden afstand van 100 meter. De afstanden dienen te worden gemeten vanaf de buitenzijde van een object categorie I of II tot het dichtstbijzijnde emissiepunt van het dierenverblijf. De daadwerkelijke afstand ten opzichte van de dichtstbijzijnde woning (Gerner Es 1) bedraagt circa 50 meter. Aan de afstandseis van 100 meter wordt daarmee niet voldaan.
Koekoeksteeg 2
Op dit adres is een melkrundveehouderijbedrijf gevestigd. Het bedrijf heeft 185 melkkoeien en 120 stuks jongvee. Het melkveehouderijbedrijf valt onder het Besluit landbouw milieubeheer (Blm). Op basis van artikel 4, lid 2 van het Blm geldt ten opzichte van woonbebouwing in een kern (object categorie I of II) een minimaal aan te houden afstand van 100 meter. De afstanden dienen te worden gemeten vanaf de buitenzijde van een object categorie I of II tot het dichtstbijzijnde emissiepunt van het dierenverblijf. De daadwerkelijke afstand ten opzichte van de dichtstbijzijnde woning (Gerner Es 18) bedraagt circa 210 meter. Aan de afstandseis van 100 meter wordt daarmee voldaan.
Leemculeweg 3
Op dit adres is een varkensvermeerderingsbedrijf gevestigd. Het bedrijf heeft 800 gespeende biggen, 60 kraamzeugen, 204 gust/dragende zeugen en 2 dekberen. Het bedrijf valt niet onder het Besluit landbouw milieubeheer. Het bedrijf heeft een milieuvergunning d.d. 18 december 2001.
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is sinds 1 januari 2007 het landsdekkend beoordelingskader voor geurhinder vanuit veehouderijen. Voor wat betreft de toegestane geurbelasting op een geurgevoelig object (een woning is een geurgevoelig object) wordt in de Wgv onderscheid gemaakt in de ligging binnen en buiten concentratiegebied en binnen en buiten de bebouwde kom. Dalfsen is een kern gelegen buiten concentratiegebied. Er geldt dan een geurnorm van 2,0 odeur units per kubieke meter lucht (Oue/m3). De geurbelasting van het veehouderijbedrijf is met behulp van het verspreidingsmodel V-stacks vergunning berekend. Zie Bijlage 7.
Leemculeweg 5
Op dit adres is een jongvee-, vleesstieren- en vleesvarkensbedrijf gevestigd. Het bedrijf heeft 38 stuks jongvee, 12 vleesstieren (6 tot 24 maanden oud) en 66 vleesvarkens. Het bedrijf valt niet onder het Besluit landbouw milieubeheer. Het bedrijf heeft een milieuvergunning d.d. 9 februari 1982.
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is sinds 1 januari 2007 het landsdekkend beoordelingskader voor geurhinder vanuit veehouderijen. Voor wat betreft de toegestane geurbelasting op een geurgevoelig object (een woning is een geurgevoelig object) wordt in de Wgv onderscheid gemaakt in de ligging binnen en buiten concentratiegebied en binnen en buiten de bebouwde kom. Dalfsen is een kern gelegen buiten concentratiegebied. Er geldt dan een geurnorm van 2,0 odeur units per kubieke meter lucht (Oue/m3). De geurbelasting van het veehouderijbedrijf is met behulp van het verspreidingsmodel V-stacks vergunning berekend. Zie Bijlage 7 .
Vossersteeg 14
Op dit adres is een melkrundvee- en vleesstierenbedrijf gevestigd. Het bedrijf heeft 60 melkkoeien, 35 stuks jongvee en 35 vleesstieren. Het bedrijf valt niet onder het Besluit landbouw milieubeheer. Het bedrijf heeft een milieuvergunning d.d. 21 februari 2011.
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is sinds 1 januari 2007 het landsdekkend beoordelingskader voor geurhinder vanuit veehouderijen. Voor wat betreft de toegestane geurbelasting op een geurgevoelig object (een woning is een geurgevoelig object) wordt in de Wgv onderscheid gemaakt in de ligging binnen en buiten concentratiegebied en binnen en buiten de bebouwde kom. Dalfsen is een kern gelegen buiten concentratiegebied. Er geldt dan een geurnorm van 2,0 odeur units per kubieke meter lucht (Oue/m3). De geurbelasting van het veehouderijbedrijf is met behulp van het verspreidingsmodel V-stacks vergunning berekend. Zie Bijlage 7 .
Conclusie
Genoemde bedrijven zijn allen bestaande situaties waarbij op een aantal plekken de geurnormen worden overschreden. Echter voorliggend bestemmingsplan betreft een conserverend bestemmingsplan waarbij geen nieuwe woningen in stankcirkels worden mogelijk gemaakt. Als een agrarisch bedrijf wil groeien/ uitbreiden moet het worden getoets aan de (dan) geldende milieuwetten en regels.
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht ruimtelijke plannen te 'toetsen op water', de zogenaamde Watertoets. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten.
Relevant beleid
Het beleid van het Waterschap Groot Salland staat beschreven in het Waterbeheerplan 2010-2015, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Daarnaast is de Keur van het Waterschap Groot Salland een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. Op gemeentelijk niveau is het in overleg met het waterschap opgestelde gemeentelijk Waterplan en het (verbreed) gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) van belang.
Gemeentelijk Waterplan
De gemeente Dalfsen heeft in haar Waterplan de volgende visie opgenomen voor het waterbeleid in de gemeente: Het streven is om een veilig, veerkrachtig, flexibel, ecologisch gezond watersysteem te hebben, dat minimaal voldoet aan de randvoorwaarden gesteld in het Europees, nationaal en regionaal waterbeleid.
Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP)
In het GRP 2007-2011 is opgenomen dat bij (kleinschalige) locaties binnen de bestaande bebouwing (waar bijvoorbeeld in verband met een wijziging van de bestemming (vervangende) nieuwbouw plaats gaat vinden) de riolering wordt aangepast. Hemelwater afkomstig van nieuwbouw wordt niet op de vuilwaterriolering aangesloten. Dit streven krijgt een wettelijke basis in de bouwverordening in overeenstemming met de landelijke richtlijnen. Het hemelwater moet - na buffering - worden geïnfiltreerd in de bodem en/of worden afgevoerd naar oppervlaktewater (volgens de bekende trits vasthouden - bergen - afvoeren). In het GRP is bovendien opgenomen dat een verruiming van het rioolstelsel noodzakelijk is. Het toekomstige ontwerp moet worden afgestemd met het omliggende gebied.
Kader voor nieuwe ontwikkelingen
Uitgangspunt bij het opstellen van dit bestemmingsplan is dat deze actualisatie conserverend van aard is en niet gericht is op (grote) ontwikkelingen binnen de kern Dalfsen. Om op voorhand een kader te scheppen voor (her) ontwikkelingen die mogelijk op termijn gaan spelen, wordt in deze paragraaf ingegaan op het doel van het hedendaagse waterbeheer.
Grondwater(bescherming)
Het plangebied is niet in een grondwaterbeschermingsgebied gelegen.
Oppervlaktewater, KRW en waterveiligheid
Aan de zuidzijde van het plangebied stroomt de Vecht. De Vecht maakt onderdeel uit van waterlichaam (Europese Kaderrichtlijn Water) NL99 Vecht/Zwarte Water. Het plangebied is geen zoeklocatie voor waterberging.
Beschermingszone waterkering
In het plangebied ligt een waterstaatswerk/beschermingszone van een primaire waterkering. Binnen het gebied is de waterkering als dubbelbestemming Waterstaat-Waterkering opgenomen. De functie en de stabiliteit van deze waterkering wordt middels dit bestemmingsplan gegarandeerd.
Rondom de waterkering ligt een beschermingszone. Deze heeft een dubbelbestemming gekregen (Waterstaat-Beschermingszone. Voor de beschermingszone (deze is 20 meter aan weerszijden van de waterkering) is geen regeling opgenomen ter voorkoming van dubbele procedures. Immers in de Keur van het waterschap worden eisen gesteld aan ontwikkelingen binnen deze beschermingszone. Voor werkzaamheden binnen de beschermingszone van de waterkering is een Watervergunning op grond van de Keur van het Waterschap Groot Salland. noodzakelijk.
Hoofdwatergang
Binnen het plangebied ligt een beschermingszone van een hoofdwatergang van het Waterschap Groot Salland. De functie van deze hoofdwatergang moet te allen tijde worden gegarandeerd. Hierbij wordt rekening gehouden met de beschermingszone van deze hoofdwatergang zoals in de Keur van het Waterschap Groot Salland beschreven. Met betrekking tot deze hoofdwatergang gelden de binnen de Keur van het Waterschap Groot Salland opgenomen gebods- en verbodsbepalingen. Voor werkzaamheden binnen de beschermingszone moet een Watervergunning worden aangevraagd bij het Waterschap Groot Salland Ten behoeve van het beheer en onderhoud geldt langs de watergang (vanaf de insteek) een obstakelvrije zone van 5 meter.
Riolering
Het plangebied is op dit moment deels gemengd en deels gescheiden gerioleerd.
Watertoetsproces
In het kader van het vooroverleg wordt het plan toegezonden aan het waterschap.
In de omgevingsverordening van de provincie Overijssel is aangegeven dat van gemeenten verwacht wordt dat in bestemmingsplannen gemotiveerd wordt waarom ontwikkelingen plaatsvinden in overstromingsgevoelige gebieden. Daarbij wordt verwezen naar de risicokaart van de provincie. Voor gebieden die snel en diep onderlopen mag in principe geen nieuwe bebouwing worden toegevoegd. Bij gebieden binnen de dijkringen is het gewenst dat de initiatiefnemer nadenkt over beschermende voorzieningen. Dit wordt verwoord in de overstromingsrisicoparagraaf.
Uit de risicokaart van de provincie Overijssel blijkt dat de dijk langs de Vecht deel uit maakt van dijkring 9, Vollenhove. Deze dijk heeft een overschrijdingsnorm van eens per 1250 jaar. Deze dijkring is gekarakteriseerd als een dijkring die minder diep en minder snel onderloopt. De overstromingsdiepte is 0,5 à 0,8 m.
Voorliggend plan is een consoliderend plan, dus voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen. Daarom is een nadere beschouwing van het overstromingsrisico ook niet noodzakelijk.
Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.
Gebiedsbescherming
Bij elk plan of project dient te worden onderzocht of het plangebied in of bij (tot ongeveer 3 kilometer van) een Natura-2000 gebied ligt. Omdat er sprake is van een consoliderend plan én de kern Dalfsen niet in de buurt ligt van Natura-2000 gebied hoeven de gevolgen van voorliggend plan voor de omgeving niet te worden onderzocht..
Soortenbescherming
Omdat er sprake is van een consoliderend plan hoeven de gevolgen van voorliggend plan voor aanwezige soorten niet te worden onderzocht..
Conclusie
Vanuit ecologisch perspectief zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
In dit hoofdstuk worden de, van het bestemmingsplan deel uitmakende, regels voor zover nodig van een nadere toelichting voorzien.
De regels geven inhoud aan de op de plankaart aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd kan of mag worden. Bij de opzet van de regels is getracht het aantal zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen, wat werkelijk noodzakelijk is.
De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:
In dit hoofdstuk worden de in regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.
Dit hoofdstuk bevat de bestemmingsregels. De meeste bestemmingen bestaan uit:
Daarnaast is bij verscheidene bestemmingen opgenomen:
Algemeen. Monumenten
De aanwezige monumenten worden niet alleen beschermd door de bestemming of aanduiding die ze hebben gekregen, maar ook door de Monumentenwet of -verordening, op grond waarvan een vergunning is vereist voor verbouw. De gebouwen met cultuurhistorische waarde zijn binnen de bestemming aangeduid en voorts is een specifieke bouwregel opgenomen opdat de hoofdvorm gehandhaafd wordt.
Dit hoofdstuk bevat regels die in hun algemeenheid voor het gehele bestemmingsplan gelden. Vaak zijn ze van toepassing op meerdere bestemmingen. Uit praktische overwegingen zijn ze in een afzonderlijk hoofdstuk ondergebracht.
Hoofdstuk 4 geeft regels over hoe om te gaan met bouwwerken en het gebruik vallend onder het overgangsrecht en de benaming van het plan.
Voor zover nodig worden regels en bestemmingen van een toelichting voorzien. Niet alle regels worden daarom toegelicht.
Deze bestemming heeft betrekking op de gronden die van belang zijn voor het behoud, de bescherming en/of herstel van de landschappelijke en natuur(wetenschappelijke) waarde, zoals deze tot uitdrukking komt in de voorkomende landschapselementen, afzonderlijk en als samenhangend onderdeel van de (oorspronkelijke) verkavelingsstructuur en openheid.
Binnen deze bestemming zijn er ook gebruiksmogelijkheden voor agrarisch natuurbeheer, extensieve recreatie en het weiden van vee.
Met een aanduiding zijn gronden aangegeven waar ook ecologische waarden van belang zijn. Ook is een aanduiding opgenomen voor de aanwezige houtsingel.
De bestemming bedrijventerrein kent een categorie-indeling, gebaseerd op de VNG-brochure 'bedrijven en milieuzonering'.
In de bestemmingsomschrijving is opgenomen dat de gronden zijn bestemd voor de middels de aanduidingen toegelaten categorieën van bedrijven. Dit betekent dat overal waar de betreffende bedrijfscategorieën zijn toegestaan, de gronden voor die bedrijfsactiviteiten gebruikt mogen worden, ongeacht of er nog andere activiteiten zijn toegestaan.
Er zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen met voorwaarden en een afwegingskader. Indien aan de voorwaarden wordt voldaan, heeft het bevoegd gezag nog steeds de mogelijkheid om op basis van het afwegingskader de vergunning te weigeren. Dit dient dan uiteraard wel gemotiveerd te worden.
In de bouwregels is opgenomen dat het bebouwingspercentage van een bouwperceel niet meer mag bedragen dan 80. Een bouwperceel is een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. Buiten het bouwvlak kan ook bebouwing (namelijk bouwwerken, geen gebouw zijnde) worden opgericht, zodat een bouwperceel ook de grond buiten het bouwvlak omvat (voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak).
Het bouwperceel moet voorzien in de eigen parkeerbehoefte.
Op een bouwperceel is één bedrijfswoning toegestaan. Het bouwperceel moet wel tenminste 1.000 m2 zijn. Er gelden drie uitzonderingen: daar waar dit is aangegeven op de verbeelding, voor bestaande bouwpercelen kleiner dan 1.000 m2 (dit is verbaal geregeld) en voor één nieuw bouwperceel kleiner dan 1.000 m2.Omdat hier niet verwezen kan worden naar de bestaande bedrijfswoning, is dit met een aanduiding geregeld. Op sommige plaatsen geldt een verplichte situeringseis voor bedrijfswoningen. Dit is geregeld middels een aanduiding.
De gronden zijn bestemd voor detailhandel en wonen op de verdieping(en). Bedoeld is dat wonen uitsluitend boven is toegestaan, behalve voor zover aangeduid, in welk geval ook op de begane grond mag worden gewoond. De verdiepingen mogen naar keuze worden gebruikt voor wonen of detailhandel. De woningen hoeven geen bedrijfswoningen te zijn.
Een supermarkt is alleen toegestaan waar dat is aangeduid.
De gronden zijn ook bestemd voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in de categorie A en B.
Binnen de bestemming vallen de gebruikelijke, in een centrum van een kern aanwezige functies, zoals onder andere winkels, maatschappelijke voorzieningen, horeca, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en dergelijke. De locatie voor het realiseren van een supermarkt is specifiek aangeduid. Elders in het gebied is het realiseren van een supermarkt niet toegestaan. Aan de zijde van de Molenstraat wordt wonen vanaf de begane grond mogelijk door een Strook met de bestemming Woongebied met aansluitend een strook met de aanduiding wonen binnen Centrum.
Vanaf de eerste verdieping kunnen woningen worden gebouwd met dien verstande dat het totale aantal binnen de bestemming Centrum en Woongebied niet meer mag zijn dan 76. Binnen deze bestemming kunnen echter ook zorgwoningen worden gerealiseerd, waarbij voor de bepaling van het aantal woningen geldt dat 2 zorgwoningen voor 1 woning tellen.
De toegestane goot- en bouwhoogte is aangeduid en in de regels is aangegeven dat deze hoogten niet gelden voor (ook in het beeldkwaliteitsplan gepresenteerde) stedenbouwkundige accenten als torenspitsen en tuitgevels.
Het plan kent diverse woonbestemmingen. Dit heeft te maken met de vigerende regelingen. De bestemming Wonen is de woonbestemming die geldt voor grote delen van de kern. De bestemming Wonen - Vechtdijk-Vechtstraat is gebaseerd op de bestemmingsplanherziening voor de voormalige Welkooplocatie en het perceel Vechtdijk 15. De bestemming Wonen-1 is gebaseerd op de bestemming van het gebied Slingerlaantje. De bestemming Wonen-2 is gebaseerd op het Buitengebied. Deze bestemming kent bijvoorbeeld geen bouwvlak, maar een verplichte afstand tot de as van de weg. Bovendien is het bouwvolume, anders dan bij de andere bestemmingen, geregeld met een inhoudsmaat.
De woningen mogen worden gebruikt voor een aanhuisverbonden beroep. Hiervoor is een definitie gegeven. In de algemene gebruiksregels is opgenomen dat woningen mogen worden gebruikt voor internetdetailhandel. Hiervoor is ook een definitie gegeven. Er mag geen sprake zijn van de opslag van goederen, het afhalen van goederen, verkoop aan huis, een showroom aan huis of reclameuitingen.
Deze bestemming betreft de gronden die inzetbaar zijn voor onder meer groenvoorzieningen, paden, het weiden van vee en extensieve recreatie, maar tevens van belang zijn voor de instandhouding van de karakteristieke openheid.
Met de aanduiding "speelvoorziening" zijn de gronden voor een speelterrein aangegeven. Ook is een aanduiding opgenomen voor de aanwezige houtsingel.
Voor de gronden met de bestemming 'Groen - Landschapspark' geldt dat deze onder meer gebruikt mogen worden voor extensieve recreatie. In de bestemmingsomschrijving is ook aangegeven dat deze gronden tevens van belang zijn voor de instandhouding van de karakteristieke openheid, de huidige bodemkwaliteit en het huidige reliëf. Met een aanduiding zijn de gronden aangegeven die van belang zijn vanwege de ecologische waarde, de natuur(wetenschappelijke) waarde en de inrichting van natuurlijke oevers.
Voor een deel van het plangebied is de aanduiding "evenemententerrein" opgenomen. Deze gronden mogen ook worden gebruikt als evenemententerrein. In de regels is een maximum aantal van 25 evenementen per jaar genoemd. Het gaat dan om kleinschalige activiteiten. De grotere tentfeesten met meer dan 1.400 bezoekers in de tent zoals bij optredens van Normaal, het Sallands Bakfeest en het Ankums Maïsfeest zullen hier niet plaatsvinden. Het terrein kan dus maar een bepaald deel van het jaar gebruikt worden voor evenementen. Een aantal evenenementen is aangewezen als zogenaamde preferente evenementen. Preferente evenementen hebben voorrang op andere of nieuwe activiteiten. Het gaat dan om het Damovofeest rond Hemelvaartsdag, de Blauwe Bogendagen in de schoolvakantieperiode en de festiviteiten rond Koningsdag georganiseerd door de Oranjevereniging. Sportactiviteiten van scholen worden niet aangemerkt als evenementen.
Per evenement wordt een evenementenvergunning op basis van de Algemene Plaatselijke verordening (APV) afgegeven. In deze evenementenvergunning worden zaken zoals tijdstip, tijdsduur, parkeren, geluidsniveau en het aantal bezoekers etc. geregeld. De verleende evenementenvergunningen worden gepubliceerd in een huis-aan-huis-blad.
De bestemming 'Leiding - Water' betreft de gronden met de hogedruk watertransportleiding.
De voor 'Maatschappelijk - Waterfront' aangewezen gronden zijn bestemd voor educatieve, sociaalmedische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie - met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren - en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.
Ook horeca in de vorm van broodjeszaak, café, restaurant, zaalaccommodatie en hotel zijn hier toegestaan.
Binnen de bestemming 'Verkeer' bestaat ook de mogelijkheid voor de realisatie van een laad- en losvoorziening ter plaatse van de Beltestraat.
In de bestemming 'Wonen - Vechtdijk-Vechtstraat' wordt verwezen naar het beeldkwaliteitsplan "Hof aan de Vechtstraat". Dit beeldkwaliteitsplan is op 28 januari 2013 tegelijkertijd vastgesteld met de "16e herziening bestemmingsplan Dalfsen Kom, Vechtdijk-Vechtstraat". Deze bestemmingsplanherziening heeft betrekking op het realiseren van zeven split-level woningen en drie patiowoningen aan de Vechtstraat op de locatie waar voorheen een Welkoopwinkel gevestigd was en op het perceel waar de woning Vechtdijk 15 stond. In de huidige Welstandsnota is de beoogde ontwikkeling niet meegenomen en bovendien is deze als instrument voor dit project te globaal en te breed van aard. Daarom is voor dit project een apart beeldkwaliteitsplan vastgesteld als onderdeel van de Welstandsnota.
De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroep. Het totale aantal wooneenheden binnen de bestemming Woongebied en Centrum mag niet meer zijn dan 76 eenheden. In een deel van het woongebied bestaat de mogelijkheid om op de begane grond tevens centrumvoorzieningen zoals benoemd in de bestemming Centrum te realiseren.
De toegestane goot- en bouwhoogte is aangeduid en in de regels is aangegeven dat deze hoogten niet gelden voor (ook in het beeldkwaliteitsplan gepresenteerde) stedenbouwkundige accenten als torenspitsen en tuitgevels.
De gronden die de dubbelbestemming 'Waterstaat' hebben gekregen, zijn behalve bestemd voor de geldende bestemming ook bestemd voor de berging van rivierwater ten tijde van hoge waterstanden (winterbed), de aanleg, het onderhoud en de verbetering van de (hoofd)waterkering en de afvoer van oppervlaktewater en voor de waterhuishouding.
De kade in het plangebied betreft een van rijks wege aangewezen primaire waterkering en is daarom als enkelbestemming in het plan aangeduid.
De gronden die de dubbelbestemming 'Waterstaat - Beschermingszone' hebben gekregen, zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de versterking, de bescherming, het beheer en het onderhoud van de waterkering. Bovendien is het gebied aan de zijde van de Vecht ten tijde van hoge waterstanden bedoeld als extra waterberging.
Deze bepaling is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze zou zich kunnen voordoen indien een deel van een bouwperceel dat reeds bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage was betrokken wederom bij een dergelijke berekening, doch nu ten behoeve van een ander bouwperceel wordt betrokken.
In dit artikel worden de aanduidingen opgenomen die voor meerdere bestemmingen gelden. Over een deel van het gebied ligt een molenbiotoop. Binnen dit gebied is het niet toegestaan (nieuwe) hoog opgaande beplanting te planten. Samen met de opgenomen maximale bouwhoogtes binnen de bestemmingen in het plangebied wordt hiermee het huidige aantal draaiuren van de Westermolen gewaarborgd.
In dit artikel is een aantal regels opgenomen, om het mogelijk te maken dat het plan op ondergeschikte punten wordt aangepast. Omdat een en ander zich niet beperkt tot één bestemming maar bij diverse bestemmingen gewenst of noodzakelijk kan blijken, zijn deze regels in beginsel op alle bestemmingen van toepassing.
Het verlenen van een omgevingsvergunning mag geen automatisme zijn. Het bevoegd gezag zal het verlenen van die vergunning zorgvuldig moeten afwegen en motiveren.
Voor de redactie van het overgangsrecht geldt het Besluit ruimtelijke ordening.
Bebouwing die niet voldoet aan de bepalingen van dit bestemmingsplan is onder het overgangsrecht gebracht. Een geringe uitbreiding van de bebouwing wordt mogelijk gemaakt.
Het gebruik van gronden en opstallen dat in strijd is met dit bestemmingsplan op het tijdstip van inwerkingtreding, mag in beginsel worden voortgezet. Wijziging van dit strijdige gebruik is verboden, indien de afwijking van het plan wordt vergroot.
Indien het strijdig gebruik,na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Conform artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening dient een onderzoek te worden verricht naar de uitvoerbaarheid van het plan.
Aangezien het voorliggende bestemmingsplan een actualiserend bestemmingsplan is en er geen sprake is van een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan (artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening), hoeft er geen exploitatieplan te worden opgesteld. Dit bestemmingsplan brengt voor de gemeente alleen de plankosten met zich mee. Hiervoor zijn in de begroting gelden gereserveerd. De economische uitvoerbaarheid is daarmee verzekerd.
Inspraak
Het voorontwerpbestemmingsplan "Kern Dalfsen 2012" heeft op basis van de gemeentelijke inspraakverordening (onder toepassing van afdeling 3.4 Awb) van 4 juli 2012 tot en met 14 augustus 2012 ter inzage gelegen.
De resultaten van deze inspraakprocedure zijn opgenomen in Bijlage 8 .
Vooroverleg
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet in het kader van het overleg als bedoeld in art. 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening overleg worden gepleegd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.
Het voorontwerpbestemmingsplan "Kern Dalfsen 2012" is aan de daartoe aangewezen instanties toegezonden.
De overlegreacties en de beantwoording daarvan zijn in Bijlage 8 opgenomen.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft zes weken ter inzage gelegen van 1 augustus 2012 tot en met 11 september 2012. Er is één zienswijze binnengekomen. Een korte samenvatting van deze zienswijze met een reactie daarop zijn verwoord in de Nota van zienswijzen en kennisgeving. Verder zijn er drie reacties van de aangewezen instanties binnengekomen deze zijn ook opgenomen in de Nota van zienswijzen en kennisgeving ( Bijlage 9 ).
-Bestemmingsplan Ankummer Es
-Bestemmingsplan Ankummer Es II
-Bestemmingsplan Bedrijfsterrein Kampmansweg
-Bestemmingsplan Bedrijfsterrein Welsum
-Bestemmingsplan Buitengebied Dalfsen (voor een klein gedeelte)
-Bestemmingsplan Buitengebied (oud) 8e herziening (vrijetijdscentrum)
-Bestemmingsplan Dalfsen – Kom
-Bestemmingsplan Dalfsen 1976
-Bestemmingsplan Dalfsen 1976 – Uitbreiding bedrijfsterrein
-Bestemmingsplan Dalfsen 1976 – Uitwerkingsplan Bellingeweer
-Bestemmingsplan De Gerner Marke
-Bestemmingsplan De Molenbrink
-Bestemmingsplan Gerner Es 1972
-Bestemmingsplan Landschapspark Vechtvliet
-Bestemmingsplan Passantenhaven Dalfsen
-Bestemmingsplan Polhaar – Oost 1982
-Bestemmingsplan Polhaar – West
-Bestemmingsplan Vechtvliet
-Bestemmingsplan Waterfront
met verder alle hierop gebaseerde herzieningen en wijzigingen.