direct naar inhoud van Regels
Plan: Kern Dalfsen 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0148.Dalfsen2012-vs04

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Kern Dalfsen 2012  van de gemeente Dalfsen.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0148.Dalfsen2012- vs04 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aanhuisverbonden beroep:

het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, maatschappelijk, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of een daarmee gelijk te stellen beroep, dat door zijn beperkte omvang in een woning en/of daarbij behorende gebouwen, met (in overwegende mate) behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend. Voorbeelden zijn: arts, tandarts, fysiotherapeut, advocaat, architect, notaris, accountant, makelaar, verzekeringsagent of geestelijk verzorger. Onder een aanhuisverbonden beroep wordt tevens gerekend een internetwinkel/webshop.

1.6 aanpijling:

een op de plankaart blijkens de daarop voorkomende verklaring als zodanig opgenomen aanduiding, die aangeeft welke bestemming/aanduiding van toepassing is op de aangepijlde gronden.

1.7 agrarisch bedrijf:

een veehouderij, akkerbouw- of tuinbouwbedrijf, niet zijnde een glastuinbouwbedrijf, een champignonkwekerij bedrijf of een gebruiksgerichte paardenhouderij (manege).

1.8 archeologisch onderzoek:

in een schriftelijke rapportage vastgelegd bureau- en/of veldonderzoek naar de materiële neerslag van menselijke aanwezigheid en menselijk handelen in het verleden.

1.9 archeologisch onderzoeksgebied:

door burgemeester en wethouders aangewezen terrein waarvan op grond van historische gegevens of door archeologische vondsten en onderzoek vast staat dat het van algemeen belang is wegens zijn betekenis voor de archeologische monumentenzorg.

1.10 archeologisch waardevol gebied:

door burgemeester en wethouders aangewezen terrein waarvan op grond van historische gegevens of door archeologische vondsten en onderzoek vast staat dat het van algemeen belang is wegens zijn betekenis voor de archeologische monumentenzorg.

1.11 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit in het verleden, tenminste ouder dan 50 jaar.

1.12 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.13 bebouwingspercentage:

de bebouwde oppervlakte van de gebouwen uitgedrukt in procenten van de totale oppervlakte van nader aangegeven gronden.

1.14 bedrijf:

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.15 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.16 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.17 beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aanhuisverbonden beroep dan wel een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.18 bestaand

bestaand en legaal aanwezig of vergund op de dag van terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan;

1.19 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.20 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.21 Bevi-inrichting:

Inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.22 bijbehorend bouwwerk

een functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw of ander bouwwerk met een dak.

1.23 bodemverstoring:

het plegen van ingrepen die de bestemming van de grond veranderen en waardoor het grondwaterpeil verandert of het uitvoeren van grondbewerkingen.

1.24 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.25 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.26 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.27 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.28 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.29 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.30 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.31 carport:

een bijbehorend bouwwerk, dat plat is afgedekt en voorzien van maximaal 2 wanden, maximaal 30m2 aan bebouwde oppervlakte, met een maximale hoogte van 4 meter, tenzij dit anders in de bestemmingsregels is vastgelegd.

1.32 consumentenvuurwerk:

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.33 cultuur en ontspanning

sociaal culturele voorzieningen in de vorm van een vrijetijdscentrum met de daarbij behorende recreatie- en sportvoorzieningen, vergader- en horecavoorzieningen, overnachtingsmogelijkheden daaronder begrepen, gebouwen, bedrijfswoning, bouwwerken geen gebouw zijnde, tuinen, erven, terreinen, parkeer-, waterhuishoudkundige- en groenvoorzieningen. Een seksinrichting valt niet onder dit begrip.

1.34 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt.

1.35 dagrecreatie:

voorziening ten behoeve van ontspanning in de vorm van sport, spel en verblijf, zonder dat daarbij sprake is van overnachting, alsook horeca ten dienste van deze voorziening.

1.36 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.37 dakkapel:

een verticaal raamkozijn in een schuin dak, voorzien van eigen dak en zijwanden, welke constructie uitsluitend als dakkapel wordt aangemerkt indien de oppervlakte van de dakkapel geringer is dan de oppervlakte van het dakvlak.

1.38 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.39 detailhandel in volumineuze goederen:

detailhandel in :

  • keukens, sanitair en woninginrichting;
  • bouwmarkten / detailhandel in doe het zelf artikelen;
  • detailhandel in bruin- en witgoed(electra);
  • automotive, fietsen, boten en caravans, motoren.
1.40 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden.

1.41 discotheek:

een gebouw, waarin de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het bieden van gelegenheid tot dansen op mechanische en/of levende muziek en het serveren van al dan niet alcoholhoudende dranken.

1.42 ecologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde die verband houden met de samenhang van dieren en planten en hun leefomgeving en/of tussen dieren en planten onderling.

1.43 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond.

1.44 eerste verdieping:

de tweede bouwlaag van een hoofdgebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen.

1.45 erker:

een plat afgedekte uitbouw aan de gevel van een woning.

1.46 evenement:

elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak.

1.47 extensieve recreatie:

recreatief gebruik dat in hoofdzaak is gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals spelen, wandelen, struinen en fietsen, en dat slechts beperkt beslag op de ruimte legt, met ondergeschikte voorzieningen als picknickbanken en bewegwijzeringsborden. Onder extensief recreatief gebruik wordt in elk geval niet verstaan gebruik zoals paintball, boerengolf, een maisdoolhof en gemotoriseerde sporten.

1.48 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.49 glastuinbouwbedrijf:

een bedrijf dat (overwegend) is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen door gebruik te maken van kassen (staand glas).

1.50 grondgebonden woning:

een woning die rechtstreeks toegankelijk is op het straatniveau en waarvan één van de bouwlagen aansluit op het maaiveld;

1.51 halfvrijstaande woning:

twee-aaneengebouwde woningen.

1.52 hoofdgebouw:

een gebouw dat, in architectonisch opzicht bovengeschikt is ten opzichte van bijbehorende bouwwerken.

1.53 horeca(bedrijf):

een bedrijf, in hoofdzaak gericht op:

  • a. het verstrekken van ter plaatse te nuttigen spijzen en/of dranken;
  • b. het verstrekken van nachtverblijf;
  • c. het verhuren en ter plaatse beschikbaar stellen van zaalruimten.

Tot een horecabedrijf worden ook afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten gerekend.

1.54 internetwinkel/webshop:

een met een aanhuisverbonden beroep te vergelijken activiteit waarbij sprake is van een online etalage waarbij diensten en producten kunnen worden aangeschaft via het internet. Er is daarbij geen sprake van een of meerdere van de volgende zaken: de opslag van goederen, het afhalen van goederen, verkoop aan huis, een showroom aan huis of reclameuitingen.

1.55 kantoor:

een ruimte die dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige dan wel financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening - niet zijnde detailhandel - al dan niet met een (publiekgerichte) baliefunctie.

1.56 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied.

1.57 luifel

een constructie bestaande uit een dak met maximaal 1 zijwand.

1.58 maaiveld:

de gemiddelde hoogte van het terrein grenzende aan de gevels.

1.59 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaalmedische, sociaalculturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, bibliotheken, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie - met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren - en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.60 nadere eis:

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening.

1.61 natuur(wetenschappelijke) waarde:

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en/of biologische elementen, voorkomend in dat gebied.

1.62 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden:

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming.

1.63 nutsvoorziening

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water-, en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten. Onder nutsvoorziening worden ook begrepen bouwwerken ten behoeve van koude- en warmteopslag, het opladen van accu's van voertuigen met een elektromotor en containers voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen.

1.64 omgevingsvergunning:

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.65 onderkomens:

voor verblijf geschikte al dan niet aan de bestemming onttrokken voer- en vaartuigen en kampeermiddelen.

1.66 peil:
  • 1. de kruin van de dichtstbij gelegen weg, indien de (voor)gevel van het gebouw of het bouwwerk, geen gebouw zijnde, geheel of gedeeltelijk is gelegen op een afstand van 10 m of minder van die weg;
  • 2. de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende maaiveld, indien de (voor)gevel van het gebouw of het bouwwerk, geen gebouw zijnde, is gelegen op een afstand van meer dan 10 m van de dichtstbij gelegen weg;
  • 3. indien het bepaalde onder 1 of 2 niet voldoende concreet is te bepalen, het door of namens burgemeester en wethouders aan te geven peil.
1.67 permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf.

1.68 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.69 professioneel vuurwerk:

vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk.

1.70 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding.

1.71 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.72 sportkantine:

een verblijfslocatie waarin verstrekking van drank- en etenswaren gericht is op gebruikers van de sportvoorziening.

1.73 Staat van Bedrijfsactiviteiten:

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die als bijlage deel van deze regels uitmaakt.

1.74 stacaravan

een kampeermiddel in de vorm van een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, dat mede gelet op de afmetingen, kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen ook over grote afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen.

1.75 standplaats:

het te koop aanbieden van goederen, danwel het aanbieden van diensten, vanaf een zelfde plaats, al dan niet gebruikmakend van fysieke hulpmiddelen als een kraam of een aanhangwagen, in de openbare ruimte.

1.76 supermarkt:

een zelfbedieningszaak in hoofdzaak gericht op de verkoop van levensmiddelen.

1.77 verkoopvloeroppervlakte:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel.

1.78 verticale diepte:

de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer.

1.79 vochtgebonden vegetatie:

vegetatie die samenhangt met water en de waterhuishouding ter plaatse, zoals vegetatie bij natte weilanden, water-, oever- en moerasvegetaties.

1.80 volkstuin:

een perceel grond dat zich niet in de onmiddellijke nabijheid van de woning van de gebruiker bevindt, waarop de gebruiker gewassen teelt voor eigen gebruik.

1.81 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel.

1.82 vrijstaande woning:

een op zichzelf staande woning.

1.83 vuurwerkbedrijf:

inrichting waar professioneel vuurwerk en/of meer dan 10.000 Kg consumentenvuurwerk aanwezig is.

1.84 waterkering

kunstmatige hoogte, (gedeelten van) natuurlijke hoogten of hoge gronden met ondersteunende kunstwerken die een waterkerende of mede een waterkerende functie hebben.

1.85 Wgh-inrichting:

een inrichting als bedoeld in onderdeel D van bijlage 1 van het besluit omgevingsrecht.

1.86 winkel:

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel.

1.87 woning:

een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.88 woonhuis:

een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat.

1.89 woongebouw:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

1.90 woonwagen

een voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst;

1.91 zorginstelling:

een organisatie vallend onder de Kwaliteitswet zorginstellingen, waarbij sprake is van gezamenlijk verleende zorg en nevenschikking, niet zijnde een samenwerkingsverband of beheersorganisatie.

1.92 zorgwoning:

een woning waarbij gebruik wordt gemaakt van zorgvoorzieningen, waarbij in het kader van dit plan bij de bepaling van het aantal woningen geldt dat 2 zorgwoningen voor 1 woning tellen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Gebouwen en bouwwerken
2.1.1 De bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.1.2 De breedte van een gebouw:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren.

2.1.3 De dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.1.4 De goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.1.5 De inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.1.6 De oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, lifschaften, airco kasten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,75 m bedraagt.

2.3 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  • a. voor lengten in meters (m);
  • b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  • c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  • d. voor verhoudingen in procenten (%);
  • e. voor hoeken/hellingen in graden (º).
2.4 Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de op de kaart aangegeven lijn.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf;
  • b. infrastructurele voorzieningen die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
  • c. de waterhuishouding;
  • d. de extensieve recreatie (voet-, fiets- en/of ruiterpaden en parkeergelegenheid);
  • e. het behoud, de bescherming en/of herstel van de landschappelijke waarde, zoals deze tot uitdrukking komt in de voorkomende landschapselementen (houtwallen, -singels en bosjes);
  • f. nutsvoorzieningen;

met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, parkeer-, groen-, en overige voorzieningen - niet zijnde voorzieningen ten behoeve van de opslag van mest - en agrarische cultuurgronden.

3.2 Bouwregels

Op de voor 'Agrarisch' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m mag bedragen.

3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering en/of het normale onderhoud;
  • b. het gebruik van gronden en opstallen voor doeleinden van handel en/of andere dan agrarische bedrijfsdoeleinden; het ophogen van gronden ten behoeve van het gebruik van gronden voor permanente bollenteelt;
  • c. het gebruik van de gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering.
3.3.2 Uitzondering strijdig gebruik

Onder een gebruik strijdig met de bestemming, wordt niet verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daardoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing, afwijking of vrijstelling vereist is en deze is verleend.

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschap

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Agrarisch met waarden - Landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, de bescherming en/of herstel van de landschappelijke en natuur(wetenschappelijke) waarde, zoals deze tot uitdrukking komt in de voorkomende landschapselementen, afzonderlijk en als samenhangend onderdeel van de (oorspronkelijke) verkavelingsstructuur en openheid;
  • b. agrarisch gebonden natuurwaarden en het behoud en de bescherming van de graslandvegetatie en/of vochtgebonden vegetatie;
  • c. het weiden van vee;
  • d. infrastructurele voorzieningen die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
  • e. de waterhuishouding;
  • f. extensieve recreatie met voet-, fiets- en/of ruiterpaden en parkeergelegenheid;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische waarde', tevens het behoud, de bescherming en/of herstel van de ecologische waarde, de natuur(wetenschappelijke) waarde en de inrichting van natuurlijke oevers;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel', tevens een houtsingel met pad(en);

met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, parkeer-, groen-, en overige voorzieningen - niet zijnde voorzieningen ten behoeve van de opslag van mest - en agrarische cultuurgronden.

4.2 Bouwregels

Op de voor 'Agrarisch met waarden - Landschap' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

4.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m mag bedragen.

4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering en/of het normale onderhoud;
  • b. het gebruik van gronden en opstallen voor doeleinden van handel en/of andere dan agrarische bedrijfsdoeleinden;
  • c. het ophogen van gronden ten behoeve van het gebruik van gronden voor permanente bollenteelt.
4.3.2 Uitzondering strijdig gebruik

Onder een gebruik strijdig met de bestemming, wordt niet verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daardoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing, afwijking of vrijstelling vereist is en deze is verleend.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Verbod

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de navolgende werken of werkzaamheden, geen normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden, uit te voeren:

  • a. het aanleggen en/of verharden van agrarische gebiedsontsluitingswegen en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen groter dan 100 m2 , met uitzondering van het aanleggen en verharden van wegen ter directe ontsluiting van agrarische percelen, koe-, kavel-, wandel- en fietspaden;
  • b. het verwijderen of beschadigen van bomen en andere houtopstanden;
  • c. het zaaien of inplanten van bomen en andere houtopstanden.
4.4.2 Toepassing

Het onder 4.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  • a. die in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treding van het plan dan wel worden uitgevoerd ter realisering van een omgevingsvergunning voor het bouwen;
  • b. waarvoor een vergunning is vereist krachtens de Natuurbeschermingswet;
  • c. die worden uitgevoerd krachtens een in het kader van de Natuurbeschermingswet vastgesteld beheersplan.
4.4.3 Afwegingskader

De onder 4.4.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend:

  • a. indien door die werken en/of werkzaamheden, dan wel door de daarvan, hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen, de landschappelijke, cultuurhistorische en/of de aangrenzende (vochtgebonden) natuurlijke waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met daarbijbehorende gebouwen, één bedrijfswoning per bedrijfsperceel daar onder begrepen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, paden, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en groenvoorzieningen, met dien verstande dat:

  • c. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • d. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
  • e. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • f. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit m.e.r. 1994 niet zijn toegestaan;
  • g. detailhandel niet is toegestaan.
5.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijf' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

5.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer dan 80% bedragen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer dan de aangegeven bouwhoogte bedragen;
  • d. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • e. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen gehandhaafd worden.
5.2.2 Bedrijfswoningen

Voor een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de inhoud mag niet meer dan 750 m³ bedragen;
  • c. in aanvulling op of in afwijking van het bepaalde in de 5.2.1 geldt voor niet-inpandige bedrijfswoningen dat:
    • 1. de goothoogte niet meer dan 4,5 m mag bedragen;
    • 2. de dakhelling ten minste 30° bedraagt en ten hoogste 60°.
5.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning

Voor bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte mag per bedrijfswoning niet meer dan 70 m² bedragen;
  • b. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • c. de bijbehorende bouwwerken mogen op een afstand van tenminste 4 m achter de naar de weg(-en) gekeerde gevel(s) van de woning en het verlengde daarvan worden gebouwd en op geen grotere afstand dan 15 m ten opzichte van de woning.
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. indien het voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedragen.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de brandveiligheid;
  • f. de sociale veiligheid.
5.3.1 Procedure

Voor een besluit tot nadere eis geldt de in lid  59.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid  5.1 :

  • a. en toestaan dat tevens bedrijven worden toegelaten die niet zijn genoemd in de Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging of die volgens die Staat van een hogere categorie zijn, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de reeds toegelaten categorie, met dien verstande dat:
    • 1. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
    • 2. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
    • 3. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • b. ten behoeve van productiegebonden detailhandel;
  • c. en toestaan dat de gronden en gebouwen worden gebruikt voor de uitoefening van:
    • 1. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
    • 2. detailhandel in volumineuze goederen;
    • 3. bouwmarkten
    • 4. detailhandel in meubelen en woninginrichting, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de kernwinkelapparaat en wijkwinkelvoorzieningen.
  • d. van het bepaalde in 5.2.1 en de afstand tot de perceelsgrens wordt verkleind tot niet minder dan 0 m.
5.4.1 Afwegingskader

Een in lid  5.4 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de brandveiligheid;
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. de externe veiligheid.
5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming wijzigen in ' Wonen ' en ' Maatschappelijk ' met dien verstande dat na wijziging deze regels van overeenkomstige toepassing zijn.

Artikel 6 Bedrijf - Garage

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Garage' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het onderhoud en de verkoop van auto's, motorfietsen, bromfietsen en fietsen;
  • b. de verkoop van de onder a behorende accessoires;
  • c. het wassen van motorvoertuigen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'wonen', tevens een woning op de eerste verdieping;

met daarbijbehorende gebouwen, een bedrijfswoning daar niet onder begrepen tenzij anders in deze regels is bepaald, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, paden, parkeervoorzieningen, water en groenvoorzieningen.

6.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijf - Garage' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

6.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer dan 80% bedragen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer dan de aangegeven bouwhoogte bedragen;
  • d. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • e. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen gehandhaafd worden.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. indien het voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedragen.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de brandveiligheid;
  • f. de sociale veiligheid.
6.3.1 Procedure

Voor een besluit tot nadere eis geldt de in lid  59.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

6.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 6.2.1 en toestaan dat de afstand tot de perceelsgrens wordt verkleind tot niet minder dan 0 m;
  • b. 6.2.2 en een bouwhoogte toestaan van maximaal 5,50 m.
6.4.1 Afwegingskader

Een in 5.4 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid.

Artikel 7 Bedrijf - Nutsvoorziening

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten ten behoeve van het openbaar nut;
  • b. transformatoren, gasvoorzieningen en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'antennemast', tevens een antenne-installatie;

met daarbijbehorende gebouwen, een bedrijfswoning daar niet onder begrepen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, erven en terreinen.

7.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

7.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer dan de aangegeven bouwhoogte bedragen.
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. indien het voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een antennemast mag niet meer dan 40 m bedragen;
  • c. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 6 m bedragen.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.
7.3.1 Procedure

Voor een besluit tot nadere eis geldt de in lid  59.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

Artikel 8 Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de verkoop van motorbrandstoffen, met dien verstande dat de verkoop van lpg uitsluitend is toegestaan in een bestemmingsvlak met de aanduiding 'vulpunt', 'specifieke vorm van bedrijf- reservoir lpg' en/of 'specifieke vorm van bedrijf - afleverzuil lpg' voorkomen, waarbij geldt dat het vulpunt dient te zijn gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt', het lpg-reservoir ondergronds dient te zijn gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - reservoir lpg' en de afleverzuilen dienen te zijn gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afleverzuil lpg';
  • b. de verstrekking van water en lucht;
  • c. het wassen, doorspuiten en doorsmeren van motorvoertuigen;
  • d. aan een verkooppunt voor motorbrandstoffen ondergeschikte detailhandel en horeca;
  • e. de ondergrondse en bovengrondse opslag van motorbrandstoffen;

met daarbijbehorende gebouwen, een bedrijfswoning daar niet onder begrepen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, paden, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en groenvoorzieningen.

8.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

8.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer dan de aangegeven bouwhoogte bedragen;
  • c. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • d. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen gehandhaafd worden.
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van luifels mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • b. de oppervlakte van luifels mag niet meer bedragen dan 400 m2;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.3.1 Procedure

Voor een besluit tot nadere eis geldt de in lid  59.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

8.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2.2 en een bouwhoogte toestaan van maximaal 5,50 m.

8.4.1 Afwegingskader

Een in lid  8.4 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de parkeergelegenheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de groenstructuur;
  • g. de brandveiligheid;
  • h. de waterhuishoudkundige situatie;
  • i. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 9 Bedrijventerrein

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, paden, parkeervoorzieningen, water en groenvoorzieningen, met dien verstande dat:

  • h. een bedrijfswoning uitsluitend is toegestaan op een bouwperceel met een perceelsoppervlakte van minimaal 1.000 m2, in welk geval niet meer dan één bedrijfswoning is toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. een bestaande bedrijfswoning is toegestaan op een bestaand bouwperceel met een perceelsoppervlak van minder dan 1.000 m2;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' een bedrijfswoning is toegestaan op een bouwperceel met een perceelsoppervlakte van minder dan 1.000 m2;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' de bedrijfswoning uitsluitend op de aangeduide gronden mag worden gerealiseerd;
    • 4. een bedrijfswoning niet is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten';
  • i. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • j. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
  • k. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • l. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit m.e.r. 1994 niet zijn toegestaan;
  • m. detailhandel niet is toegestaan, tenzij anders in dit plan is geregeld.
9.2 Bouwregels

Op de op voor 'Bedrijventerrein' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

9.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer dan 80 % bedragen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer dan de aangegeven bouwhoogte bedragen;
  • d. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 3 meter bedragen;
  • e. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp mogen gehandhaafd worden.
9.2.2 Bedrijfswoningen

Voor een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de inhoud mag niet meer dan 750 m³ bedragen;
  • c. In aanvulling op of in afwijking van het bepaalde in de 9.2.1 geldt voor niet-inpandige bedrijfswoningen dat:
    • 1. de goothoogte niet meer dan 4,5 m mag bedragen;
    • 2. de dakhelling ten minste 30° bedraagt en ten hoogste 60°.
9.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning

Voor bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte mag per bedrijfswoning niet meer dan 70 m² bedragen;
  • b. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • c. de bijbehorende bouwwerken mogen op een afstand van tenminste 4 m achter de naar de weg(-en) gekeerde gevel(s) van de woning en het verlengde daarvan worden gebouwd en op geen grotere afstand dan 15 m ten opzichte van de woning.
9.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de ter plaatse toegestane maximale bouwhoogte van de gebouwen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum hoogte (m)' de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de aangegeven hoogte;
  • b. indien het voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  • c. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedragen.
9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de brandveiligheid;
  • f. de sociale veiligheid.
9.3.1 Procedure

Voor een besluit tot nadere eis geldt de in lid 59.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

9.4 Specifieke gebruiksregels
9.4.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. bewoning van bedrijfsruimten, niet zijnde bedrijfswoningen,
9.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid  9.1 :

  • a. en toestaan dat tevens bedrijven worden toegelaten uit ten hoogste twee categorieën hoger dan in lid  9.1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de volgens lid  9.1 toegelaten categorieën van Bijlage 3 Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein;
  • b. en toestaan dat tevens bedrijven worden toegelaten die niet zijn genoemd in Bijlage 3 Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de volgens lid  9.1 toegelaten categorieën, met dien verstande dat:
    • 1. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
    • 2. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
    • 3. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • c. ten behoeve van productiegebonden detailhandel;
  • d. en toestaan dat de gronden en gebouwen worden gebruikt voor de uitoefening van;
    • 1. detailhandel in volumineuze goederen;
    • 2. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
    • 3. bouwmarkten;
    • 4. detailhandel in meubelen en woninginrichting, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het kernwinkelapparaat en wijkwinkelvoorzieningen.
  • e. van het bepaalde in 9.2.1 en de afstand tot de perceelsgrens wordt verkleind tot niet minder dan 0 m;
  • f. 9.2.2 sub c en een afwijkende dakhelling toestaan ten behoeve van een afwijkende dakvorm;
9.5.1 Afwegingskader

Een in lid  9.5 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de brandveiligheid;
  • g. de externe veiligheid.

Artikel 10 Bos

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. (hoog)opgaande afschermende beplanting, bos, water en waterhuishouding;
  • b. nutsvoorzieningen;

met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, waterlopen en voorzieningen.

10.2 Bouwregels

Op de voor 'Bos ' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

10.2.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden van de gronden;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.3.1 Procedure

Voor een besluit tot nadere eis geldt de in lid  59.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

Artikel 11 Centrum

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel, met uitzondering van een supermarkt;
  • b. wonen op de verdieping(en);
  • c. horecabedrijven als genoemd in de categorie 1 en 2 van Bijlage 4 Horecalijst , uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2';
  • d. horecabedrijven als genoemd in de categorie 1 tot en met 3 van de Bijlage 4 Horecalijst , uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 3';
  • e. kantoren, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk', tevens maatschappelijke voorzieningen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument', tevens het behoud, de bescherming en/of herstel van cultuurhistorische waarden;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument', tevens het behoud, de bescherming en/of herstel van cultuurhistorische waarden;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'sport', tevens clubaccommodatie voor een binnensportvereniging;
  • j. een supermarkt, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt';
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'wonen', tevens wonen op de begane grond;
  • l. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten als genoemd in de categorie A en B van Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging ;

met daarbij behorende bouwwerken, tuinen, erven, terreinen, wegen, paden, al dan niet ondergrondse parkeervoorzieningen, water en groenvoorzieningen.

11.2 Bouwregels

Op de voor 'Centrum' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

11.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer dan de aangegeven bouwhoogte bedragen;
  • c. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen gehandhaafd worden.
11.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. indien het vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedragen.
11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de brandveiligheid;
  • f. de sociale veiligheid.
11.3.1 Procedure

Voor een besluit tot nadere eis geldt de in lid  59.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

11.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 11.2.2 onder b en een bouwhoogte toestaan van maximaal 5,5 m.
11.4.1 Afwegingskader

Een in lid  11.4 genoemde omgevingsvergunning kan slechts word

en verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de brandveiligheid;
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. de externe veiligheid.
11.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid  11.1 :

  • a. en toestaan dat een hogere categorie van Bijlage 4 Horecalijst wordt gevestigd;
  • b. en gronden bestemmen voor dienstverlening en kantoren.
11.5.1 Afwegingskader

Een in lid  11.5 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de brandveiligheid;
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. de externe veiligheid.

Artikel 12 Centrum - Waterfront

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum - Waterfront' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voor zo ver het de begane grond betreft:
    • 1. detailhandel, een supermarkt hier niet onder begrepen;
    • 2. maatschappelijke voorzieningen;
    • 3. horecabedrijven als genoemd in de categorie 1 en 2 van Bijlage 4 Horecalijst;
    • 4. dienstverlening;
    • 5. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten als genoemd in de categorie A en B van de Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging ;
    • 6. ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt', tevens een supermarkt;
  • b. wonen, voor zo ver het de verdieping(en) betreft, en ter plaatse van de aanduiding 'wonen' tevens wonen op de begane grond, waarbij geldt dat het aantal woningen, vermeerderd met het aantal binnen de bestemming ' Woongebied' te realiseren woningen, niet meer dan 76 mag bedragen en met dien verstande dat onder wonen ook wonen in zorgwoningen met bijbehorende voorzieningen wordt begrepen. Bij de bepaling van het aantal woningen geldt dan dat 2 zorgwoningen voor 1 woning tellen.
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage', tevens een ondergrondse parkeergelegenheid;

met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen, erven, terreinen, wegen, paden, parkeervoorzieningen, waterhuishoudkundige- en groenvoorzieningen.

12.2 Bouwregels

Op de voor 'Centrum - Waterfront' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

12.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mag de goot- en bouwhoogte in meters niet meer dan de aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen, met dien verstande dat deze hoogten niet gelden voor stedenbouwkundige accenten als torenspitsen en tuitgevels;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' mag de verticale diepte niet meer dan 8 m bedragen;
  • d. bijbehorende bouwwerken in de zin van bergingen en garageboxen zijn toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer dan 5 m mag bedragen;
    • 2. de goothoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
    • 3. een plat dak is toegestaan.
12.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. indien het vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedragen.
12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de brandveiligheid;
  • f. de sociale veiligheid.
12.3.1 Procedure

Voor een besluit tot nadere eis geldt de in lid  59.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

12.4 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 12.1 en kan worden toegestaan dat een hogere categorie van Bijlage 4 Horecalijst wordt gevestigd;
  • b. lid 12.1 en kan wonen op de begane grond worden toegestaan;
  • c. 12.2.1 onder b en kan worden toegestaan dat gebouwen worden gebouwd met een plat dak, waarbij de goothoogte dienovereenkomstig kan worden aangepast.
12.4.1 Afwegingskader

Een in lid  12.4 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de brandveiligheid;
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. de externe veiligheid.

Artikel 13 Cultuur en Ontspanning

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en Ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. cultuur en ontspanning;
  • b. nutsvoorzieningen;

met daarbijbehorende gebouwen, een bedrijfswoning, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen, erven, terreinen, parkeer-, waterhuishoudkundige- en groenvoorzieningen.

13.2 Bouwregels

Op de voor 'Cultuur en Ontspanning' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

13.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bebouwde oppervlakte van het bestemmingsvlak mag niet meer dan 70% bedragen;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m over een oppervlakte van 40% van het bestemmingsvlak en niet meer dan 10 m voor het overige deel van het bestemmingsvlak;
  • d. de onderlinge afstand van vrijstaande gebouwen mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • e. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen gehandhaafd worden.
13.2.2 Bedrijfswoning

Voor een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de inhoud mag niet meer dan 750 m³ bedragen;
  • c. in aanvulling op of in afwijking van het bepaalde in de 13.2.1 geldt voor niet-inpandige bedrijfswoningen dat:
    • 1. de goothoogte niet meer dan 4,5 m mag bedragen;
    • 2. de dakhelling ten minste 30° bedraagt en ten hoogste 60°.
13.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning

Voor bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer dan 70 m² bedragen;
  • b. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.
13.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. indien het vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 5,5 m bedragen.
13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de brandveiligheid;
  • f. de sociale veiligheid.
13.3.1 Procedure

Voor een besluit tot nadere eis geldt de in lid  59.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

Artikel 14 Detailhandel

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel, met uitzondering van een supermarkt;
  • b. ondergeschikte en daarbijbehorende dienstverlening;
  • c. wonen op de verdieping(en);
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'wonen', mede wonen op de begane grond;
  • e. nutsvoorzieningen;

met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen, erven, terreinen, parkeer-, waterhuishoudkundige- en groenvoorzieningen.

14.2 Bouwregels

Op de voor 'Detailhandel' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

14.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer dan de aangegeven bouwhoogte bedragen;
  • c. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen gehandhaafd worden.
14.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. indien het vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedragen.
14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de brandveiligheid;
  • f. de sociale veiligheid.
14.3.1 Procedure

Voor een besluit tot nadere eis geldt de in lid  59.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

Artikel 15 Groen

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, paden, speelvoorzieningen, parkeerstroken en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. nutsvoorzieningen;
  • c. evenement;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'sportveld', tevens een sportveld;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening', tevens een speelvoorziening;

met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en verhardingen.

15.2 Bouwregels

Op de voor 'Groen ' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

15.2.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 10 m bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 6 m bedragen.

Artikel 16 Groen - Landschapspark

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Landschapspark' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de aanleg en instandhouding van een landschapspark met een landschappelijk open karakter, hoogteverschillen en geulen.
  • b. de extensieve recreatie;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische waarde', tevens het behoud, de bescherming en/of herstel van de ecologische waarde, de natuur(wetenschappelijke) waarde en de inrichting van natuurlijke oevers;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein', tevens een evenemententerrein voor per jaar maximaal 25 evenementen, zoals tentoonstellingen, (jaar)markten, kermissen, sportmanifestaties, circussen, volksfeesten, concerten/optredens en daarmee qua aard en omvang gelijk te stellen andere evenementen in de open lucht;
  • e. nutsvoorzieningen;

met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, paden, waterhuishoudkundige- en groenvoorzieningen.

16.2 Bouwregels

Op de voor 'Groen - Landschapspark' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

16.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedragen.
16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

16.3.1 Procedure

Voor een besluit tot nadere eis geldt de in lid  59.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

Artikel 17 Groen - Park

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Park ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen in de hoedanigheid van een park;
  • b. groenvoorzieningen, (fiets-)paden en speelvoorzieningen;
  • c. water, vijvers, steigers en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. dagrecreatie;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', tevens een parkeerterrein;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan', tevens een ijsbaan;

met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en verhardingen.

17.2 Bouwregels

Op de voor 'Groen - Park ' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

17.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. het bebouwd oppervlak mag niet meer bedragen dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' aangegeven oppervlak;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • c. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen gehandhaafd worden.
17.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 10 m bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 6 m bedragen.

Artikel 18 Groen - Vechtdijk-Vechtstraat

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen - Vechtdijk-Vechtstraat aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, paden, speelvoorzieningen, parkeerstroken en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, en verhardingen.

18.2 Bouwregels

Op de voor Groen - Vechtdijk-Vechtstraat aangewezen gronden mogen uitsluitend andere-bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

18.2.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk geen gebouw zijnde geldt de regel dat de bouwhoogte niet meer dan 6 m mag bedragen.

18.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de sociale veiligheid.
18.3.1 Procedure

Voor een besluit tot nadere eis geldt de in lid  59.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

Artikel 19 Groen - Vechtvliet

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Vechtvliet ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, paden en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. extensieve recreatie met voet-, fiets- en/of ruiterpaden en parkeergelegenheid;
  • c. de instandhouding van de karakteristieke openheid, de bodemkwaliteit en het reliëf;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel', tevens een houtsingel met pad(en);
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening', tevens een speelterrein;
  • g. het weiden van vee;

met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en verhardingen.

19.2 Bouwregels

Op de voor 'Groen - Vechtvliet ' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

19.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening' mag de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedragen.

Artikel 20 Groen - Waterfront

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Waterfront ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. paden;
  • c. speelvoorzieningen en een jeu de boules-baan;
  • d. waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en verhardingen.

20.2 Bouwregels

Op de voor 'Groen - Waterfront ' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

20.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte mag niet meer dan 12 m² bedragen;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
20.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 6 m bedragen.
20.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de sociale veiligheid.
20.3.1 Procedure

Voor een besluit tot nadere eis geldt de in lid  59.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

Artikel 21 Horeca

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horeca(bedrijven) als genoemd in categorie 1 tot en met 3 van Bijlage 4 Horecalijst en daaraan ondergeschikte maatschappelijke voorzieningen;
  • b. wonen in één bedrijfswoning per bestemmingsvlak;

met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen, erven, terreinen, terrassen, parkeer-, waterhuishoudkundige- en groenvoorzieningen.

21.2 Bouwregels

Op de voor 'Horeca' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

21.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. de afstand van een gebouw tot de as van de weg mag niet minder dan 10 m bedragen;
  • b. het bebouwd oppervlak mag niet meer bedragen dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' aangegeven oppervlak;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • e. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen gehandhaafd worden.
21.2.2 Bedrijfswoningen

Voor een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de inhoud mag niet meer dan 750 m³ bedragen;
  • c. de goothoogte mag niet meer dan 4,5 m bedragen;
  • d. de dakhelling van een bedrijfswoning mag niet meer dan 60° bedragen.
21.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning

Voor bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte mag per bedrijfswoning niet meer dan 70 m² bedragen;
  • b. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • c. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • d. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd.
21.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. indien het voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedragen.
21.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de brandveiligheid;
  • f. de sociale veiligheid.
21.3.1 Procedure

Voor een besluit tot nadere eis geldt de in lid  59.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

Artikel 22 Horeca - Waterfront

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca - Waterfront' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen, erven, terreinen, terrassen, parkeervoorzieningen, waterhuishoudkundige- en groenvoorzieningen.

22.2 Bouwregels

Op de voor 'Horeca - Waterfront' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

22.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mag de goot- en bouwhoogte in meters niet meer dan de aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;
  • c. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp mogen gehandhaafd worden.
22.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. indien het vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedragen.
22.3 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid  22.1 en kan een hogere categorie van Bijlage 4 Horecalijst worden toegestaan.

22.3.1 Afwegingskader

Een in lid  22.3 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. een goede milieusituatie;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de brandveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid.

Artikel 23 Kantoor

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren;
  • b. nutsvoorzieningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' tevens een bedrijfswoning;

met daarbijbehorende gebouwen, een bedrijfswoning daar niet onder begrepen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen, erven, terreinen, parkeer-, waterhuishoudkundige- en groenvoorzieningen.

23.2 Bouwregels

Op de voor 'Kantoor' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, een bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken daar niet onder begrepen tenzij anders in deze regels is bepaald.

23.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer dan de aangegeven bouwhoogte bedragen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mag de goot- en bouwhoogte niet meer dan de aangegeven hoogte bedragen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' mag de bebouwde oppervlakte van het bouwperceel niet meer dan het aangegeven percentage bedragen;
  • e. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen gehandhaafd blijven.
23.2.2 Bedrijfswoningen

Voor een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de inhoud mag niet meer dan 750 m³ bedragen;
  • c. de goothoogte mag niet meer dan 4,5 m bedragen;
  • d. de dakhelling van een bedrijfswoning mag niet meer dan 60° bedragen.
23.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning

Voor bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte mag per bedrijfswoning niet meer dan 70 m² bedragen;
  • b. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • c. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • d. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd.
23.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. indien het voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedragen.
23.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. een goede milieusituatie;
  • e. de brandveiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
23.3.1 Procedure

Voor een besluit tot nadere eis geldt de in lid  59.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

Artikel 24 Leiding - Water

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het ondergrondse transport van water door een hogedruk watertransportleiding.

24.2 Bouwregels
24.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag op deze gronden niet anders worden gebouwd dan ten behoeve van de dubbelbestemming 'Leiding - Water'.

24.2.2 Gebouwen

Op of in de voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden mogen geen gebouwen op minder dan een breedte van 5 m ter weerszijden van de 'hartlijn leiding - water' worden gebouwd.

24.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de dubbelbestemming ' Leiding - Water ' mag niet meer dan 2,5 m bedragen.

24.3 Afwijken van de bouwregels
24.3.1 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 24.2.1 en toestaan dat bouwwerken worden gebouwd, welke toelaatbaar zijn op grond van het bepaalde in de andere bestemmingen.

24.3.2 Voorwaarden

De in 24.3.1 genoemde omgevingsvergunning wordt verleend, mits:

  • a. geen aantasting plaatsvindt van het doelmatig en veilig functioneren van de hogedruk transportleiding;
  • b. de veiligheid van mens, dier en goederen niet in gevaar wordt gebracht;
  • c. vooraf advies is ingewonnen van de betrokken leidingbeheerder.

Artikel 25 Maatschappelijk

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. nutsvoorzieningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', tevens een bedrijfswoning;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument', tevens het behoud, de bescherming en/of herstel van cultuurhistorische waarden;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument', tevens het behoud, de bescherming en/of herstel van cultuurhistorische waarden;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - kapsalon', tevens een kapsalon;

met daarbijbehorende gebouwen, een bedrijfswoning daar niet onder begrepen tenzij anders in deze regels is bepaald, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen, erven, terreinen, parkeer-, waterhuishoudkundige- en groenvoorzieningen.

25.2 Bouwregels

Op de voor 'Maatschappelijk' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

25.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen buiten het bouwvlak ook gebouwen ten dienste van berging en fietsenstalling worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mag de goot- en bouwhoogte niet meer dan de aangegeven hoogte bedragen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer dan de aangegeven hoogte bedragen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' mag de goothoogte niet meer dan de aangegeven hoogte bedragen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' mag de bebouwde oppervlakte van het bouwperceel niet meer dan het aangegeven percentage bedragen;
  • g. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen gehandhaafd blijven.
25.2.2 Bedrijfswoningen

Voor een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de inhoud mag niet meer dan 750 m³ bedragen;
  • c. de goothoogte mag niet meer dan 4,5 m bedragen;
  • d. de dakhelling van een bedrijfswoning mag niet meer dan 60° bedragen.
25.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning

Voor bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte mag per bedrijfswoning niet meer dan 70 m² bedragen;
  • b. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • c. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • d. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd.
25.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • b. in de overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 6 m bedragen.

Artikel 26 Maatschappelijk - Begraafplaats

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een begraafplaats;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument', tevens het behoud, de bescherming en/of herstel van cultuurhistorische waarden;
  • c. nutsvoorzieningen;

met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, erven, terreinen, paden, parkeer- en groenvoorzieningen.

26.2 Bouwregels

Op de voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

26.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 100 m²;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
26.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van beeldende kunstwerken mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen.

Artikel 27 Maatschappelijk - Waterfront

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Waterfront' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. horeca(bedrijven) als genoemd in categorie 1, 2 en 3 van Bijlage 4 Horecalijst ;

met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen, erven, terreinen, terrassen, parkeervoorzieningen, waterhuishoudkundige- en groenvoorzieningen.

27.2 Bouwregels

Op de voor 'Maatschappelijk - Waterfront' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

27.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mag de goot- en bouwhoogte in meters niet meer dan de aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;
  • c. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp mogen gehandhaafd blijven.
27.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • b. in de overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 6 m bedragen.
27.3 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid  27.1 en kan detailhandel en/of dienstverlening worden toegestaan.

27.3.1 Afwegingskader

Een in lid  27.3 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de brandveiligheid;
  • g. de externe veiligheid.

Artikel 28 Maatschappelijk - Zorginstelling

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Zorginstelling' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een zorginstelling;
  • b. nutsvoorzieningen;

met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, erven, terreinen, paden, parkeer- en groenvoorzieningen.

28.2 Bouwregels

Op de voor 'Maatschappelijk - Zorginstelling' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

28.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer dan de aangegeven bouwhoogte bedragen.
28.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van beeldende kunstwerken mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen.

Artikel 29 Recreatie - Passantenhaven

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Passantenhaven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. passantenhaven met de daarbij behorende:
    • 1. kademuren;
    • 2. steigers;
    • 3. trailerhelling;
    • 4. groenvoorziening;
    • 5. ontsluitingswegen;
    • 6. recreatief verblijf in een kampeermiddel uitsluitend door degenen, die met hun recreatievaartuigen een tijdelijke ligplaats hebben ingenomen in de passantenhaven;
    • 7. speelterreinen, fiets- en voetpaden en ontsluitingswegen, groen-, speel- en parkeervoorzieningen;
  • b. met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, erven, terreinen, paden, parkeer- en groenvoorzieningen.
29.2 Bouwregels

Op de voor 'Recreatie - Passantenhaven' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

29.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. ten behoeve van sanitaire- en toiletdoeleinden en stalling van (brom-)fietsen alsmede het beheer en onderhoud van de passantenhaven mogen worden opgericht;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer dan 2,5 m bedragen;
  • c. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp mogen gehandhaafd blijven.
29.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
29.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 29.2 voor de oprichting van andere bouwwerken welke nodig zijn ten dienste van rivierbeheer of scheepvaartbegeleiding, zoals bakens en seinen, met dien verstande dat de hoogte, gerekend ten opzichte van het maaiveld niet meer dan 5 m bedraagt;
  • b. 29.2.2 en toestaan dat de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten wordt verhoogd tot niet meer dan 20 m.
29.3.1 Afwegingskader

Een in lid  29.3 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de brandveiligheid;
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. de externe veiligheid.

Artikel 30 Sport

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van sportactiviteiten, met uitzondering van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren, alsook ondergeschikte en daarbijbehorende horeca;
  • b. nutsvoorzieningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'zwembad' tevens een zwembad;

met daarbijbehorende gebouwen, een bedrijfswoning daar niet onder begrepen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen, paden, parkeer-, waterhuishoudkundige- en groenvoorzieningen.

30.2 Bouwregels

Op de voor 'Sport' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

30.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. het bebouwd oppervlak mag niet meer bedragen dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' aangegeven oppervlak;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen;
  • c. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen gehandhaafd blijven.
30.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • b. de hoogte van een lichtmast mag niet meer dan 20 m bedragen;
  • c. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 6 m bedragen.
30.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en verlichting.

30.3.1 Procedure

Voor een besluit tot nadere eis geldt de in lid  59.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

Artikel 31 Tuin

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuin behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;
  • b. nutsvoorzieningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden', tevens het behoud, de bescherming en/of herstel van landschappelijke waarden;

met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, erven en parkeervoorzieningen.

31.2 Bouwregels

Op de voor 'Tuin' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

31.2.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 1 m mag bedragen.

31.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
31.3.1 Verbod

Het is verboden om ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ontginnen van gronden;
  • b. het ophogen en afgraven van gronden;
  • c. het planten of het rooien van houtgewas;
  • d. het verrichten van exploratieboringen;
  • e. het aanleggen cvan ondergrondse of bovengrondse energie- en transportleidingen.
31.3.2 Uitzondering op verbod

Het in 31.3.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden die:

Artikel 32 Tuin - Vechtdijk-Vechtstraat

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - Vechtdijk-Vechtstraat' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuin behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;
  • b. nutsvoorzieningen;

met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, erven en parkeervoorzieningen.

32.2 Bouwregels

Op de voor 'Tuin - Vechtdijk-Vechtstraat' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

32.2.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'terras' mag een verhoogd terras worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 1,5 m mag bedragen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'terras' mag een terrasafscheiding worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m, gemeten vanaf de bovenzijde van het terras;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer dan 1 m bedragen.

Artikel 33 Verkeer

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. geluidwerende voorzieningen;
  • f. evenement;
  • g. waterkering en waterhuishouding;
  • h. openbare nutsvoorzieningen;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'laad- en losplaats', tevens een laad- en losplaats;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting', tevens een ontsluiting van een ondergrondse parkeergarage;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage', tevens een ondergrondse parkeergarage;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', tevens een parkeerterrein;

waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer, met daarbijbehorende bouwwerken, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en groenvoorzieningen.

33.2 Bouwregels

Op de voor 'Verkeer' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

33.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' en ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' mag de verticale diepte niet meer dan 7 m bedragen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' mag de oppervlakte niet meer bedragen dan 12 m² en de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte in meters niet meer dan de aangegeven bouwhoogte bedragen.
33.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer dan 8,5 m bedragen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' en ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' mag de verticale diepte niet meer dan 8 m bedragen.

Artikel 34 Verkeer - Verblijfsgebied

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeer- en verblijfsgebieden;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. terrassen;
  • g. evenement;
  • h. standplaats;
  • i. waterkering en waterhuishouding;
  • j. openbare nutsvoorzieningen;
  • k. ter plaatse van een bouwvlak tevens de stalling van voertuigen onder een carport;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - garagebox', tevens de stalling van voertuigen in garageboxen;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'antennemast', tevens een antenne-installatie;

waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op het verblijf van voetgangers, met daarbijbehorende bouwwerken, water en groenvoorzieningen.

34.2 Bouwregels

Op de voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

34.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - garagebox' worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • c. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen gehandhaafd blijven.
34.2.2 Carport

Voor een carport gelden de volgende regels:

  • a. een carport mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 2,75 m;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,75 m;
  • d. de dakhelling is minimaal 18o.
34.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van een antennemast ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' mag niet meer dan 40 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 8,5 m bedragen.

Artikel 35 Verkeer - Voet-/Fietspad

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Voet-/Fietspad' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voet- en rijwielpaden;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. waterkering en waterhuishouding;
  • d. openbare nutsvoorzieningen;

waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op het verblijf van voetgangers, met daarbijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, water en groenvoorzieningen.

35.2 Bouwregels

Op de voor 'Verkeer - Voet-/Fietspad' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

35.2.1 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 8,5 m mag bedragen.

Artikel 36 Water

36.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterberging, waterhuishouding, waterlopen, scheepvaart;
  • b. nutsvoorzieningen;
  • c. oeververbindingen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. infrastructurele voorzieningen;

met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers en verhardingen.

36.2 Bouwregels

Op de voor 'Water ' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

36.2.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van bruggen mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedragen.

Artikel 37 Water - Waterkering

37.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Waterkering' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de aanleg, het onderhoud en de verbetering van de (hoofd)waterkering;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. verkeersvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, andere werken en bijbehorende voorzieningen.
37.2 Bouwregels

Op de in lid  37.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming gebouwd worden met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte ten hoogste 2,50 m bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van scheepvaarttekens ten opzichte van N.A.P. ten hoogste 10 m bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van damwanden ten opzichte van N.A.P. ten hoogste 5,4 m bedraagt.
37.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
37.3.1 Verbod

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de navolgende werken of werkzaamheden, geen normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden:, uit te voeren:

  • a. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • b. het vellen, rooien, zaaien en aanplanten van bomen en andere houtopstanden, voor zover het beplanting betreft die niet in de Boswet1 is geregeld;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, met uitzondering van het aanbrengen van leidingen, uitsluitend ten behoeve van de aansluiting van gebouwen op het openbare voorzieningennet;
  • d. het graven, vergraven, danwel verbreden of dempen van watergangen en poelen.
37.3.2 Toepassing

Het onder 37.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor het aanbrengen van rivierverlichting en bebakeningsvoorwerpen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. die worden uitgevoerd ter realisering van een omgevingsvergunning.
37.3.3 Afwegingskader

De onder 37.3.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend:

  • a. indien door de werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen geen gevaar of nadeel ontstaat voor de waterstaatkundige functie;
  • b. nadat de waterbeheerder daaromtrent is gehoord.

Artikel 38 Wonen

38.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aanhuisverbonden beroep;
  • b. de waterhuishouding;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument', tevens het behoud, de bescherming en/of herstel van cultuurhistorische waarden;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument', tevens het behoud, de bescherming en/of herstel van cultuurhistorische waarden;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'jeugdopvang', tevens maatschappelijke voorzieningen in de vorm van jeugdopvang;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' tevens een kantoor;
  • g. nutsvoorzieningen;

met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen en erven, met dien verstande dat het gebied op de verbeelding met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - voor bewoning bedoelde bijbehorende bouwwerken uitgesloten' [-sba-vbbbb] geen erf is zoals bedoeld in artikel 1 behorende bij bijlage II van het Besluit omgevingsrecht voor zover het gaat om bijbehorende bouwwerken die functioneel aan het hoofdgebouw zijn verbonden.

38.2 Bouwregels

Op de voor 'Wonen' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

38.2.1 Hoofdgebouwen

Voor een hoofdgebouw gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw i.c. woonhuis mag vrijstaand, halfvrijstaand of in een rij worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' een woonhuis uitsluitend vrijstaand mag worden gebouwd;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', woningen tot het daarbij aangegeven aantal mogen worden gebouwd;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden', uitsluitend woningen in een rij mogen worden gebouwd tot niet meer dan het aangegeven aantal, waarvoor geldt dat:
      • het minimum aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen niet minder dan 3 mag bedragen;
      • het maximum aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen niet meer mag bedragen dan ter plaatse is aangegeven;
  • c. de breedte mag niet minder dan 4,5 m bedragen;
  • d. de afstand van een vrijstaand woonhuis en van de vrijstaande zijde van een halfvrijstaand woonhuis tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' mag de goothoogte niet meer dan de aangegeven goothoogte bedragen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'minimum goothoogte (m), maximum goothoogte (m)' mag de goothoogte niet minder respectievelijk niet meer dan de aangegeven goothoogte bedragen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'plat dak' mag uitsluitend gebouwd worden met een plat dak;
  • h. in geval van een aangeduide goothoogte mag de dakhelling niet minder dan 25° en niet meer dan 60 º bedragen, met uitzondering van een dakkapel;
  • i. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen gehandhaafd worden.
38.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • b. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van het achter de voorgevel van het hoofdgebouw en in het verlengde daarvan gelegen bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw;
  • d. in afwijking van de regel onder c mag de gezamenlijke oppervlakte meer bedragen dan 50%, mits de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 20 m², met dien verstande dat bij de berekening de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken voor zover gelegen binnen het bouwvlak tussen het verlengde van de zijgevels van het hoofdgebouw niet wordt meegerekend. Bovendien mag de gezamenlijke oppervlakte:
    • 1. bij een in een rij aaneengebouwd woonhuis niet meer bedragen dan 50 m2;
    • 2. bij een vrijstaand of halfvrijstaand woonhuis niet meer bedragen dan 70 m2;
    • 3. met dien verstande dat maximaal 30 m2 voor een carport hier niet onder vallen.
  • e. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 3 m bedragen met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot niet meer dan 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  • f. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • g. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • h. het bouwen van een voor bewoning bedoeld aangebouwd bijbehorend bouwwerk is niet toegestaan waar dit met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - voor bewoning bedoelde bijbehorende bouwwerken uitgesloten' [-sba-vbbbb] is uitgesloten op de verbeelding;
  • i. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen gehandhaafd worden.
38.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. indien zij vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedragen.
38.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de brandveiligheid;
  • f. de sociale veiligheid.
38.3.1 Procedure

Voor een besluit tot nadere eis geldt de in lid  59.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

38.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 38.2.1 en toestaan dat de goothoogte van een hoofdgebouw wordt verhoogd met niet meer dan 2 m;
  • b. 38.2.1 ten behoeve van een verhoging of verlaging van de dakhelling, danwel de toepassing van een platte dakafdekking;
  • c. 38.2.2 en toestaan dat de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan wordt verkleind en niet minder dan 1 m bedraagt;
  • d. 38.2.2 en - ten behoeve van de vervanging van alle bijbehorende bouwwerken, met een gezamenlijk oppervlakte tussen de 50 tot 100 m2 - één bijbehorend bouwwerk met een gelijk oppervlak toestaan;
  • e. 38.2.2 en - ten behoeve van de vervanging van alle bijbehorende bouwwerken, met een gezamenlijke oppervlakte van 100 m2 en meer - één bijbehorend bouwwerk van maximaal 100 m2 toestaan.
38.4.1 Afwegingskader

Een in lid  38.4 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de externe veiligheid;
  • f. de sociale veiligheid.
38.5 Specifieke gebruiksregels
38.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. de bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  • b. de bewoning van aangebouwde bijbehorende bouwwerken waarvan het bouwen op de verbeelding met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - voor bewoning bedoelde bijbehorende bouwwerken uitgesloten'   [-sba-vbbbb] uitgesloten is;
  • c. het gebruik van gronden en opstallen voor een bedrijf.

Artikel 39 Wonen - 1

39.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aanhuisverbonden beroep, met dien verstande dat per bouwvlak uitsluitend en niet meer dan 1 woonhuis is toegestaan;
  • b. de waterhuishouding;
  • c. nutsvoorzieningen;

met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen en erven.

39.2 Bouwregels

Op de voor 'Wonen - 1' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

39.2.1 Hoofdgebouwen

Voor een hoofdgebouw gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. per bouwvlak mag niet meer dan één hoofdgebouw worden gebouwd;
  • c. de inhoud mag niet minder bedragen dan 250 m3;
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m;
  • f. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen gehandhaafd worden.
39.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. per woonhuis mag niet meer dan één bijbehorend bouwwerk worden gebouwd;
  • b. het bijbehorend bouwwerk mag niet vrijstaand van het woonhuis worden gebouwd;
  • c. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 70 m2;
  • d. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen gehandhaafd worden.
39.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 5,5 m bedragen.
39.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de brandveiligheid;
  • f. de sociale veiligheid.
39.3.1 Procedure

Voor een besluit tot nadere eis geldt de in lid  59.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

39.4 Specifieke gebruiksregels
39.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en opstallen voor een bedrijf.

Artikel 40 Wonen - 2

40.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aanhuisverbonden beroep;
  • b. de waterhuishouding;
  • c. bed & breakfast;
  • d. nutsvoorzieningen;

met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen en erven, met dien verstande dat:

  • per bestemmingsvlak uitsluitend en niet meer dan 1 vrijstaand woonhuis is toegestaan, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' anders is aangegeven;
  • bestaande aaneengebouwde woningen niet mogen worden gesplitst in vrijstaande woningen.
40.2 Bouwregels

Op de voor 'Wonen - 2' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

40.2.1 Hoofdgebouwen

Voor een hoofdgebouw gelden de volgende regels:

  • a. de afstand van een gebouw tot de as van de weg mag niet minder dan 10 m bedragen;
  • b. de inhoud van een hoofdgebouw mag niet meer dan 750 m3 bedragen dan wel niet meer dan de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt;
  • c. de breedte mag niet minder dan 5 m bedragen;
  • d. de dakhelling mag niet minder dan 40° en niet meer dan 60 º bedragen, met uitzondering van een dakkapel;
  • e. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen gehandhaafd worden.
40.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de as van de weg mag niet minder dan 10 m bedragen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 70 m2 dan wel niet meer dan de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt en met dien verstande dat maximaal 30 m2 voor een carport hier niet onder vallen;
  • c. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • d. bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd op een afstand van ten minste 4 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de woning en het verlengde daarvan en op geen grotere afstand dan 15 m ten opzichte van de woning;
  • e. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
  • f. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen gehandhaafd worden.
40.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk geen gebouw zijnde geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 2 m bedragen.
40.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de brandveiligheid;
  • f. de sociale veiligheid.
40.3.1 Procedure

Voor een besluit tot nadere eis geldt de in lid  59.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

40.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 40.2.2 ten behoeve van de vervanging van meerder bijbehorende bouwwerken, waarvan de gezamenlijk oppervlakte op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan groter is dan 50 m2 , door één bijbehorend bouwwerk met een overeenkomstige oppervlakte, waarbij geldt dat indien de oppervlakte groter is dan 100 m2 , de oppervlakte van het vervangende bouwwerken ten hoogste 100 m2 bedraagt, met dien verstande dat de vervanging bijdraagt aan een verbetering van de landschappelijke situatie ter plaatse;
  • b. 40.2.2 ten behoeve van één bijbehorend bouwwerk voor het kweken en/of houden van planten of het houden van huisdieren, mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2,5 m en de oppervlakte niet meer dan 10 m2 ;
  • c. 40.2.2 ten behoeve van een carport met een oppervlakte van niet meer dan 20 m2;
  • d. 40.2.2 en - ten behoeve van de vervanging van alle bijbehorende bouwwerken, met een gezamenlijke oppervlakte van 100 m2 en meer - één bijbehorend bouwwerk van maximaal 100 m2 toestaan;
  • e. 40.2.2 ten behoeve van het bouwen achter de naar de weg gekeerde gevel.
40.4.1 Afwegingskader

Een in lid  40.4 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de externe veiligheid;
  • f. de sociale veiligheid.
40.5 Specifieke gebruiksregels
40.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van bijbehorende bouwwerken (waar onder begrepen voormalige agrarische bedrijfsgebouwen) als woning of recreatiewoning;
  • b. de bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  • c. het gebruik van gronden en opstallen voor een bedrijf.
40.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid  40.1 :

  • a. ten behoeve van de huisvesting van twee of meer huishoudens;
  • b. en toestaan dat het totale pand, waarvan de oorspronkelijke woning reeds deel uitmaakte, volledig wordt benut voor de huisvesting van twee of meer huishoudens;
  • c. ten behoeve van recreatief nachtverblijf in voormalige agrarische bedrijfsgebouwen ("boerderijkamers") met dien verstande dat:
    • 1. de hiertoe aan te wenden oppervlakte van de bij de woning horende voormalige agrarische bedrijfsgebouwen ten hoogste 200 m2 bedraagt;
    • 2. de oppervlakte per boerderijkamer niet meer bedraagt dan 50 m2;
    • 3. ten hoogste ruimte wordt geboden voor 15 slaapplaatsen;
    • 4. de afstand van de gebouwen waarin de boerderijkamers worden gerealiseerd tot de woning ten hoogste 25 m bedraagt;
    • 5. inzichtelijk wordt gemaakt hoe permanente bewoning wordt tegengegaan.
40.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen:

  • a. indien en voor zover het betreft voormalige boerderijen en de daarbij behorende gebouwen, ten behoeve van het verkrijgen van twee woningen door het verbouwen van de woning, met dien verstande dat de inhoud van de bestaande woning voor de splitsing groter is dan 1.000 m3 en de uiterlijke verschijningsvorm gehandhaafd blijft;
  • b. ten behoeve van educatieve functies, waaronder begrepen expositieruimte, al dan niet in samenhang met een gebruik als kamphuis,
  • c. ten behoeve van milieuvriendelijke ambachtelijke en kunstnijverheidsbedrijven;

met dien verstande dat voor het bepaalde onder b en c geldt dat:

  • de infrastructuur tengevolge van de gewijzigde functie niet mag worden verzwaard;
  • een (bedrijfs-)woning gehandhaafd dient te blijven;
  • de activiteiten uitsluitend dan wel overwegend dienen te worden uitgeoefend binnen de bestaande gebouwen;
  • het aantal woningen niet toeneemt.

Artikel 41 Wonen - Vechtdijk-Vechtstraat

41.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Vechtdijk-Vechtstraat' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aanhuisverbonden beroep;
  • b. de waterhuishouding;
  • c. nutsvoorzieningen;

met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen en erven.

41.2 Bouwregels

Op de voor 'Wonen - Vechtdijk-Vechtstraat' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

41.2.1 Hoofdgebouwen

Voor een hoofdgebouw gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw i.c. woonhuis mag halfvrijstaand of in een rij worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden', uitsluitend rijenwoningen mogen worden gebouwd, waarvoor geldt dat:
    • 1. het minimum aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen niet minder dan 3 mag bedragen;
    • 2. het maximum aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen niet meer mag bedragen dan het op de kaart aangegeven 'maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden';
  • c. de breedte mag niet minder dan 4,5 m bedragen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mogen de goot- en bouwhoogte niet meer dan de aangegeven hoogte bedragen;
  • e. het hoofdgebouw dient te voldoen aan de nadere eisen van Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan "Hof aan de Vechtstraat" .
41.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

41.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. indien zij vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedragen;
  • c. het dient te voldoen aan de nadere eisen van Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan "Hof aan de Vechtstraat" .
41.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld", zoals verwoord in Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan "Hof aan de Vechtstraat" ;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de brandveiligheid;
  • f. de sociale veiligheid.
41.3.1 Procedure

Voor een besluit tot nadere eis geldt de in lid  59.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

41.4 Specifieke gebruiksregels
41.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. de bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  • b. het gebruik van gronden en opstallen voor een bedrijf.

Artikel 42 Wonen - Woongebouw

42.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Wonen - Woongebouw ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in woongebouwen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aanhuisverbonden beroep, tot het bestaand aantal woningen ten tijde van de vaststelling van dit plan;
  • b. de waterhuishouding;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument', tevens het behoud, de bescherming en/of herstel van cultuurhistorische waarden;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage', tevens de stalling van voertuigen in een parkeergarage;

met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.

42.2 Bouwregels

Op de voor ' Wonen - Woongebouw ' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

42.2.1 Hoofdgebouwen

Voor een hoofdgebouw gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan de aangegeven hoogte;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mag de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan de aangegeven hoogte;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' mag in afwijking van het bepaalde onder a ondergronds een parkeergarage buiten het bouwvlak worden gebouwd.
42.2.2 Bijbehorende bouwwerken
  • a. bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding  'bijgebouwen';
  • b. de bouwhoogte mag niet meer dan 4 m bedragen;
  • c. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen gehandhaafd worden.
42.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. indien het voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedragen.
42.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de brandveiligheid;
  • f. de externe veiligheid;
  • g. de sociale veiligheid.
42.3.1 Procedure

Voor een besluit tot nadere eis geldt de in lid  59.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

42.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 42.2.1 onder b en toestaan dat de bouwhoogte van een gebouw wordt verhoogd met niet meer dan 2 m.
42.4.1 Afwegingskader

Een in lid 42.4 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de brandveiligheid;
  • f. de externe veiligheid;
  • g. de sociale veiligheid.
42.5 Specifieke gebruiksregels
42.5.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. de bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  • b. het gebruik van gronden en opstallen voor een bedrijf.

Artikel 43 Wonen - Woonwagenstandplaats

43.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in woonwagens op standplaatsen, waarbij geldt dat:
    • 1. het aantal woonwagens niet meer mag bedragen dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal;
    • 2. de onderlinge afstand van de woonwagens niet minder mag bedragen dan 5 m;
    • 3. de oppervlakte van een woonwagen niet meer mag bedragen dan 70 m2;
    • 4. de goothoogte van een woonwagen niet meer mag bedragen dan 4 m;
    • 5. de bouwhoogte van een woonwagen niet meer mag bedragen dan 5 m;
  • b. nutsvoorzieningen;

met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, tuinen, erven, wegen, straten, paden, verblijfsgebieden, water, parkeer-, waterhuishoudkundige-, groen- en speelvoorzieningen.

43.2 Bouwregels

Op de voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

43.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. per standplaats mag niet meer dan 1 bijbehorend bouwwerk bij een woonwagen worden gebouwd;
  • b. de onderlinge afstand mag niet minder dan 5 m bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per standplaats mag niet meer dan 15 m2 bedragen;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.
43.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. indien dit voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedragen.
43.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.
43.4 Afwijken van de bouwregels
43.4.1 Omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 43.1 onder a.2 en het bepaalde in 43.2.1 onder b en toestaan dat de onderlinge afstand wordt verminderd, mits er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bereikbaarheid en veiligheid in geval van calamiteiten.

43.4.2 Afwegingskader

Een in 43.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid;
  • g. de brandveiligheid.
43.5 Specifieke gebruiksregels
43.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. de bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  • b. het gebruik van gronden en opstallen voor een bedrijf.

Artikel 44 Woongebied

44.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat het aantal woningen, vermeerderd met het aantal binnen de bestemming 'Centrum - Waterfront' te realiseren woningen, niet meer dan 76 mag bedragen;
  • b. verkeer- en verblijfsgebied;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'centrum', op de begane grond tevens centrumvoorzieningen als bedoeld in lid  12.1 ;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage', tevens een ondergrondse parkeergarage;

met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, andere-werken, tuinen, erven, wegen, straten, paden, verblijfsgebieden, water, parkeer-, waterhuishoudkundige-, groen- en speelvoorzieningen.

44.2 Bouwregels

Op de voor 'Woongebied' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

44.2.1 Hoofdgebouwen

Voor een hoofdgebouw gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mag de goot- en bouwhoogte in meters niet meer dan de aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen,met dien verstande dat deze hoogten niet gelden voor stedenbouwkundige accenten als torenspitsen en tuitgevels;
  • c. in geval van grondgebonden woningen mag van een bouwperceel niet meer dan 60% worden bebouwd;
  • d. de breedte mag niet minder dan 5 m bedragen;
  • e. in geval van een aangeduide goothoogte mag de dakhelling niet minder dan 25o en niet meer dan 70o bedragen;
  • f. in afwijking van het bepaalde 44.2.1 onder b en e mag 75% van de oppervlakte van de hoofdgebouwen binnen deze bestemming met een plat dak worden gebouwd, waarbij de goothoogte dienovereenkomstig mag worden aangepast.
44.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • b. in geval van grondgebonden woningen mag per woonhuis niet meer dan 50 m² aan bijbehorende bouwwerken worden gebouwd en mag een bouwperceel voor niet meer dan 60% worden bebouwd;
  • c. in geval van grondgebonden woningen mag per woonhuis niet meer dan 75 m² aan bijbehorende bouwwerken worden gebouwd, indien de oppervlakte van het bouwperceel meer dan 600 m² bedraagt of indien in het woonhuis een aan huis verbonden beroep is gevestigd;
  • d. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 3 m bedragen; met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot niet meer dan 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  • e. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 5 m bedragen.
44.2.3 Parkeergarage

Voor een parkeergarage geldt de volgende regel:

  • a. de verticale diepte mag niet meer dan 8 m bedragen.
44.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. indien dit voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedragen, met uitzondering van overkappingen waarvan de maximale bouwhoogte 4 m mag bedragen.
44.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. 44.2.1  onder c en kan worden toegestaan dat een bouwperceel meer dan 60% wordt bebouwd;
  • b. 44.2.2 onder a en kan worden toegestaan dat een bijbehorend bouwwerk tot aan de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt gebouwd.
44.3.1 Afwegingskader

Een in lid  44.3 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de externe veiligheid;
  • f. de sociale veiligheid.
44.4 Specifieke gebruiksregels
44.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. de bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  • b. het gebruik van gronden en opstallen voor een bedrijf.

Artikel 45 Waarde - Archeologie 1

45.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Waarde - Archeologie 1 ' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en vaststelling van archeologische waarden.

45.1.1 Voorrangsregeling

Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

45.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid  45.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden met:
      • de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden; of
      • de verplichting tot het doen van opgravingen; of
      • de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een gekwalificeerd deskundige.
  • c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 0 m2;
    • 3. een bouwwerk waarvoor bij de plaatsing geen graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en geen heiwerkzaamheden nodig zijn.
45.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
45.3.1 Verbod

Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:

  • a. het verlagen of afgraven van de bodem, waarvoor geen ontgrondingvergunning is vereist;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 30 cm onder het maaiveld, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen;
  • c. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van de daarbij horende constructies, wanneer deze werken of werkzaamheden dieper reiken dan 0,3 m onder het maaiveld en het grondoppervlak meer is dan 0 m² en niet behoren tot het normale onderhoud en beheer van landschap, wegen, wateren, kabels en leidingen;
  • e. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, wanneer deze werken of werkzaamheden dieper reiken dan 30 cm onder het maaiveld en het grondoppervlak van de aanlegwerken meer is dan 0 m² en niet behoren tot het normale onderhoud en beheer van landschap, wegen, wateren, kabels en leidingen;
  • f. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
  • g. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • h. het aanleggen van bos of boomgaard;
  • i. het rooien van bos of boomgaard waarbij de stobben worden verwijderd;
  • j. het aanbrengen van constructies, die verband houden met bovengrondse leidingen;
  • k. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in de aangeduide gronden kunnen aantasten.
45.3.2 Uitzondering op het verbod

Het verbod van 45.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid  45.2 in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 0 m2
  • c. een diepte hebben van ten hoogste 30 cm onder maaiveld;
  • d. reeds in uitvoering zijn op tijdstip van de inwerkingtreding van het plan
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
45.3.3 Afwegingskader

De werken en werkzaamheden, zoals in lid  45.3 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerkzijnde, of van werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. een rapport wordt overgelegd waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteit niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden met:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden; of
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • 3. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een gekwalificeerd deskundige.

Artikel 46 Waarde - Archeologie 2

46.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Waarde - Archeologie 2 ' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en vaststelling van archeologische waarden.

46.1.1 Voorrangsregeling

Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

46.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid  46.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden met:
      • de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden; of
      • de verplichting tot het doen van opgravingen; of
      • de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een gekwalificeerd deskundige.
  • c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 50 m2;
    • 3. een bouwwerk waarvoor bij de plaatsing geen graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en geen heiwerkzaamheden nodig zijn.
46.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
46.3.1 Verbod

Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:

  • a. het verlagen of afgraven van de bodem, waarvoor geen ontgrondingvergunning is vereist;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 50 cm onder het maaiveld, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen;
  • c. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van de daarbij horende constructies, wanneer deze werken of werkzaamheden dieper reiken dan 30 cm onder het maaiveld en het grondoppervlak meer is dan 50 m² en niet behoren tot het normale onderhoud en beheer van landschap, wegen, wateren, kabels en leidingen;
  • e. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, wanneer deze werken of werkzaamheden dieper reiken dan 30 cm onder het maaiveld en het grondoppervlak van de aanlegwerken meer is dan 50 m² en niet behoren tot het normale onderhoud en beheer van landschap, wegen, wateren, kabels en leidingen;
  • f. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
  • g. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • h. het aanleggen van bos of boomgaard;
  • i. het rooien van bos of boomgaard waarbij de stobben worden verwijderd;
  • j. het aanbrengen van constructies, die verband houden met bovengrondse leidingen;
  • k. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in de aangeduide gronden kunnen aantasten.
46.3.2 Uitzondering op verbod

Het verbod van 46.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid  46.3 in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 50 m2
  • c. een diepte hebben van ten hoogste 50 cm onder maaiveld;
  • d. reeds in uitvoering zijn op tijdstip van de inwerkingtreding van het plan
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
46.3.3 Afwegingskader

De werken en werkzaamheden, zoals in lid  46.3 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. een rapport wordt overgelegd waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteit niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden met:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden; of
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • 3. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een gekwalificeerd deskundige.

Artikel 47 Waarde - Archeologie 3

47.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Waarde - Archeologie 3 ' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en vaststelling van archeologische waarden.

47.1.1 Voorrangsregeling

Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

47.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid  47.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden met:
      • de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden; of
      • de verplichting tot het doen van opgravingen; of
      • de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een gekwalificeerd deskundige.
  • c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 250 m2;
    • 3. een bouwwerk waarvoor bij de plaatsing geen graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en geen heiwerkzaamheden nodig zijn.
47.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
47.3.1 Verbod

Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:

  • a. het verlagen of afgraven van de bodem, waarvoor geen ontgrondingvergunning is vereist;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 50 cm onder het maaiveld, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen;
  • c. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van de daarbij horende constructies, wanneer deze werken of werkzaamheden dieper reiken dan 30 cm onder het maaiveld en het grondoppervlak meer is dan 250 m² en niet behoren tot het normale onderhoud en beheer van landschap, wegen, wateren, kabels en leidingen;
  • e. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, wanneer deze werken of werkzaamheden dieper reiken dan 30 cm onder het maaiveld en het grondoppervlak van de aanlegwerken meer is dan 250 m² en niet behoren tot het normale onderhoud en beheer van landschap, wegen, wateren, kabels en leidingen;
  • f. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
  • g. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • h. het aanleggen van bos of boomgaard;
  • i. het rooien van bos of boomgaard waarbij de stobben worden verwijderd;
  • j. het aanbrengen van constructies, die verband houden met bovengrondse leidingen;
  • k. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in de aangeduide gronden kunnen aantasten.
47.3.2 Uitzondering op verbod

Het verbod van 47.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid  47.3 in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 250 m2
  • c. een diepte hebben van ten hoogste 50 cm onder maaiveld;
  • d. reeds in uitvoering zijn op tijdstip van de inwerkingtreding van het plan
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
47.3.3 Afwegingskader

De werken en werkzaamheden, zoals in lid  47.3 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. een rapport wordt overgelegd waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteit niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden met:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden; of
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • 3. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een gekwalificeerd deskundige.

Artikel 48 Waarde - Archeologie 4

48.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Waarde - Archeologie 4 ' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en vaststelling van archeologische waarden.

48.1.1 Voorrangsregeling

Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

48.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid  48.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden met:
      • de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden; of
      • de verplichting tot het doen van opgravingen; of
      • de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een gekwalificeerd deskundige.
  • c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m2;
    • 3. een bouwwerk waarvoor bij de plaatsing geen graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en geen heiwerkzaamheden nodig zijn.
48.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
48.3.1 Verbod

Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:

  • a. het verlagen of afgraven van de bodem, waarvoor geen ontgrondingvergunning is vereist;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 50 cm onder het maaiveld, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen;
  • c. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van de daarbij horende constructies, wanneer deze werken of werkzaamheden dieper reiken dan 50 cm onder het maaiveld en het grondoppervlak meer is dan 500 m² en niet behoren tot het normale onderhoud en beheer van landschap, wegen, wateren, kabels en leidingen;
  • e. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, wanneer deze werken of werkzaamheden dieper reiken dan 50 cm onder het maaiveld en het grondoppervlak van de aanlegwerken meer is dan 500 m² en niet behoren tot het normale onderhoud en beheer van landschap, wegen, wateren, kabels en leidingen;
  • f. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
  • g. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • h. het aanleggen van bos of boomgaard;
  • i. het rooien van bos of boomgaard waarbij de stobben worden verwijderd;
  • j. het aanbrengen van constructies, die verband houden met bovengrondse leidingen;
  • k. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in de aangeduide gronden kunnen aantasten.
48.3.2 Uitzondering op verbod

Het verbod van 48.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid  48.3 in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 500 m2
  • c. een diepte hebben van ten hoogste 50 cm onder maaiveld;
  • d. reeds in uitvoering zijn op tijdstip van de inwerkingtreding van het plan
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
48.3.3 Afwegingskader

De werken en werkzaamheden, zoals in lid  48.3 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. een rapport wordt overgelegd waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteit niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden met:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden; of
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • 3. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een gekwalificeerd deskundige.

Artikel 49 Waarde - Archeologie 5

49.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Waarde - Archeologie 5 ' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en vaststelling van archeologische waarden.

49.1.1 Voorrangsregeling

Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

49.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid  49.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden met:
      • de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden; of
      • de verplichting tot het doen van opgravingen; of
      • de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een gekwalificeerd deskundige.
  • c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2500 m2;
    • 3. een bouwwerk waarvoor bij de plaatsing geen graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en geen heiwerkzaamheden nodig zijn.
49.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
49.3.1 Verbod

Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:

  • a. het verlagen of afgraven van de bodem, waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 50 cm onder het maaiveld, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen;
  • c. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van de daarbij horende constructies, wanneer deze werken of werkzaamheden dieper reiken dan 50 cm onder het maaiveld en het grondoppervlak meer is dan 2500 m² en niet behoren tot het normale onderhoud en beheer van landschap, wegen, wateren, kabels en leidingen;
  • e. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, wanneer deze werken of werkzaamheden dieper reiken dan 50 cm onder het maaiveld en het grondoppervlak van de aanlegwerken meer is dan 2500 m² en niet behoren tot het normale onderhoud en beheer van landschap, wegen, wateren, kabels en leidingen;
  • f. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
  • g. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • h. het aanleggen van bos of boomgaard;
  • i. het rooien van bos of boomgaard waarbij de stobben worden verwijderd;
  • j. het aanbrengen van constructies, die verband houden met bovengrondse leidingen;
  • k. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in de aangeduide gronden kunnen aantasten.
49.3.2 Uitzondering op verbod

Het verbod van 49.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid  49.2 in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 2500 m2
  • c. een diepte hebben van ten hoogste 50 cm onder maaiveld;
  • d. reeds in uitvoering zijn op tijdstip van de inwerkingtreding van het plan
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
49.3.3 Afwegingskader

De werken en werkzaamheden, zoals in lid  49.3 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerkzijnde, of van werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. een rapport wordt overgelegd waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteit niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden met:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden; of
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • 3. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een gekwalificeerd deskundige.

Artikel 50 Waarde - Archeologie 6

50.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Waarde - Archeologie 6 ' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en vaststelling van archeologische waarden.

50.1.1 Voorrangsregeling

Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

50.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 50.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden met:
      • de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden; of
      • de verplichting tot het doen van opgravingen; of
      • de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een gekwalificeerd deskundige.
  • c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 5000 m2;
    • 3. een bouwwerk waarvoor bij de plaatsing geen graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en geen heiwerkzaamheden nodig zijn.
50.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
50.3.1 Verbod

Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:

  • a. het verlagen of afgraven van de bodem, waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 50 cm onder het maaiveld, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen;
  • c. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van de daarbij horende constructies, wanneer deze werken of werkzaamheden dieper reiken dan 50 cm onder het maaiveld en het grondoppervlak meer is dan 5000 m² en niet behoren tot het normale onderhoud en beheer van landschap, wegen, wateren, kabels en leidingen;
  • e. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, wanneer deze werken of werkzaamheden dieper reiken dan 50 cm onder het maaiveld en het grondoppervlak van de aanlegwerken meer is dan 5000 m² en niet behoren tot het normale onderhoud en beheer van landschap, wegen, wateren, kabels en leidingen;
  • f. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
  • g. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • h. het aanleggen van bos of boomgaard;
  • i. het rooien van bos of boomgaard waarbij de stobben worden verwijderd;
  • j. het aanbrengen van constructies, die verband houden met bovengrondse leidingen;
  • k. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in de aangeduide gronden kunnen aantasten.
50.3.2 Uitzondering op verbod

Het verbod van 50.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid  50.2 in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 5000 m2
  • c. een diepte hebben van ten hoogste 50 cm onder maaiveld;
  • d. reeds in uitvoering zijn op tijdstip van de inwerkingtreding van het plan
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
50.3.3 Afwegingskader

De werken en werkzaamheden, zoals in lid  50.3 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerkzijnde, of van werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. een rapport wordt overgelegd waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteit niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden met:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden; of
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • 3. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een gekwalificeerd deskundige.

Artikel 51 Waterstaat - Beschermingszone

51.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Waterstaat - Beschermingszone ' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

Artikel 52 Waterstaat - Waterkering

52.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de aanleg, het onderhoud en de verbetering van de (hoofd)waterkering;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. verkeersvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, andere werken en bijbehorende voorzieningen.
52.2 Bouwregels

Op de voor 'Waterstaat - Waterkering' bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

52.2.1 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 2,5 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van scheepvaarttekens ten opzichte van N.A.P. mag niet meer dan 10 m bedragen.
52.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
52.3.1 Verbod

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de navolgende werken of werkzaamheden, geen normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden:, uit te voeren:

  • a. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • b. het vellen, rooien, zaaien en aanplanten van bomen en andere houtopstanden, voor zover het beplanting betreft die niet in de Boswet2 is geregeld;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, met uitzondering van het aanbrengen van leidingen, uitsluitend ten behoeve van de aansluiting van gebouwen op het openbare voorzieningennet;
  • d. het graven, vergraven, danwel verbreden of dempen van watergangen en poelen.
52.3.2 Toepassing

Het onder 52.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor het aanbrengen van rivierverlichting en bebakeningsvoorwerpen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. die worden uitgevoerd ter realisering van een omgevingsvergunning.
52.3.3 Afwegingskader

De onder 52.3.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend:

  • a. indien door de werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen geen gevaar of nadeel ontstaat voor de waterstaatkundige functie;
  • b. nadat de waterbeheerder daaromtrent is gehoord.

Artikel 53 Waterstaat - Waterkering - Vechtvliet

53.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering - Vechtvliet' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en de instandhouding van de (primaire) waterkering.

53.2 Bouwregels
53.2.1 Algemeen

Op of in de voor 'Waterstaat - Waterkering - Vechtvliet' aangewezen gronden mogen, ongeacht hetgeen in de overige regels is bepaald, geen bouwwerken anders dan ten dienste van de bestemming ' Waterstaat - Waterkering - Vechtvliet ' worden gebouwd.

Deze regeling is niet van toepassing op bestaande bouwwerken.

53.2.2 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte mag niet meer dan 16 m2 bedragen;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.
53.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk geen gebouw zijnde geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.
53.3 Afwijken van de bouwregels
53.3.1 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in 53.2.1 en toestaan dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) toegelaten bouwwerken worden gebouwd, mits het belang van de waterkering hierdoor niet onevenredig wordt geschaad;
  • b. alvorens op een verzoek om afwijking te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de dijkbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten het belang van de waterkering niet oneveneredig wordt geschaad.

Artikel 54 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

54.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Waterstaat - Waterstaatkundige functie ' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de hoogwaterbescherming;
  • b. de waterhuishouding;
  • c. het bergen van overtollig water ten behoeve van de verruiming van de bergingscapaciteit van één of meer watersystemen;
  • d. de verbetering en het onderhoud van de waterkeringen;
  • e. uiterwaarden;
  • f. verkeer te water.
54.2 Bouwregels
54.2.1 Algemeen

Op de voor ' Waterstaat - Waterstaatkundige functie ' bestemde gronden mag, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, niet anders worden gebouwd dan ten behoeve van deze dubbelbestemming.

54.2.2 Uitzondering op bouwverbod

In afwijking van het bepaalde in 54.2.1 mogen, indien en voor zover de waterstaatkundige belangen dit toestaan, bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat de regels van die bestemming van overeenkomstige toepassing zijn.

54.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de dubbelbestemming ' Waterstaat - Waterstaatkundige functie ' gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedragen.
54.3 Afwijken van de bouwregels
54.3.1 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in  54.2.1 en toestaan dat bouwwerken worden gebouwd, die toelaatbaar zijn op grond van het bepaalde in de andere bestemmingen.

54.3.2 Afwegingskader

De in 54.3.1 genoemde omgevingsvergunning wordt verleend, mits:

  • a. geen afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatsbelangen, zoals omschreven in lid  54.1 ;
  • b. een verklaring van geen bezwaar van de waterstaatsbeheerder wordt verkregen.
54.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. een gebruik ten behoeve van een andere bestemming, waardoor een onevenredige afbreuk aan de waterstaatsbelangen wordt gedaan;
  • b. het aanbrengen en instandhouden van beplanting hoger dan 2,5 m.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 55 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 56 Algemene gebruiksregels

56.1 Strijdig gebruik

Het is verboden opstallen - of delen er van - en gronden te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming(en).

Onder een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.

56.1.1 Uitzondering strijdig gebruik

Onder een gebruik strijdig met de bestemming, wordt niet verstaan:

  • a. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daarvoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing, afwijking of vrijstelling vereist is en deze is verleend;
  • b. het gebruiken van een (bedrijfs)woning of van een gebouw met de bestemming Bedrijventerrein voor internetwinkel/webshop.
56.2 Strafbepaling

Overtreding van het verbod gesteld in lid  56.1 wordt hierbij aangemerkt als een strafbaar feit en daarmee als een economisch delict als bedoeld in artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.

Artikel 57 Algemene aanduidingsregels

57.1 veiligheidszone - lpg
57.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding ' veiligheidszone - lpg ' geldt dat een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten moet worden tegengegaan.

57.1.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de voorkomende bestemming mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.

57.1.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 57.1.2 in die zin dat beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.

57.2 vrijwaringszone - molenbiotoop
57.2.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' zijn de aangegeven gronden tevens bestemd voor de handhaving van openheid met het oog op een vrije windvang van de molen, met dien verstande dat op deze gronden de bestemmingsbepalingen zoals opgenomen in de overige regels van 'vrijwaringszone - molenbiotoop' onverminderd van toepassing blijven.

57.2.2 Omgevingsvergunning

Het is verboden zonder omgevingsvergunning op gronden ter plaatse van de aanduiding ' vrijwaringszone - molenbiotoop ' de volgende activiteiten te verrichten:

  • a. het planten van bomen, heesters en andere opgaande beplanting, waarvan de hoogte meer dan 4,8 m zal gaan bedragen.

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien door die werken de belangen van de betreffende molen als werktuig niet in onevenredige mate worden geschaad, waartoe burgemeester en wethouders advies kunnen inwinnen bij de Stichting Westermolen Dalfsen.

57.2.3 Specifieke gebruiksregels

Onder een met de bestemming strijdig en dientengevolge verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik en laten gebruiken van gronden en opstallen voor het in stand laten van bomen, heesters en opgaande beplanting met een hoogte van meer dan 4,8 meter.

Artikel 58 Algemene afwijkingsregels

58.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, met dien verstande dat deze niet geldt voor de afmetingen van het bouwvlak. Dit echter met uitzondering van de bestemmingen Centrum - Waterfront , Horeca - Waterfront , Maatschappelijk - Waterfront en Woongebied waar dit afwijkingspercentage wel kan worden toegepast voor de afmetingen van het bouwvlak;
  • b. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  • d. de bestemmingsregels en toestaan dat een carport wordt gebouwd;
  • e. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken geen gebouwen zijnde wordt verhoogd tot niet meer dan 10 m;
  • f. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt verhoogd tot niet meer dan 40 m;
  • g. de bestemmingsregels en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    • 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen;
    • 2. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken;
    • 3. (hoek)erkers over maximaal 2/3 van de gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;
      mits de bouwvlakgrens met niet meer dan 1,5 m wordt overschreden;
  • h. het bepaalde over de afstand van uitbouwen tot aan de voorgevel en het verlengde daarvan voor het bouwen van (hoek)erkers, mits de diepte van de (hoek-)erker, gemeten uit de zijgevel, niet meer bedraagt dan 1,5 m;
  • i. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt verhoogd ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen;
  • j. het bepaalde ten aanzien van de afstand tot de as van de weg, indien en voor zover uit overleg met de wegbeheerder blijkt dat daartegen uit hoofde van het wegbeheer, de verkeersveiligheid daaronder begrepen, geen bezwaar bestaat.
58.1.1 Afwegingskader

Een in lid 58.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid.

Artikel 59 Algemene procedureregels

59.1 Nadere eis

Voor het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:

  • a. een ontwerpbesluit ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
  • b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
  • c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder a genoemde termijn;
  • d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Artikel 60 Overige regels

60.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 61 Overgangsrecht bouwwerken

61.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
61.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

61.3 Uitzondering

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 62 Overgangsrecht gebruik

62.1 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.

62.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

62.3 Verbod

Indien het gebruik, bedoeld in eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

62.4 Uitzondering

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

62.5 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan grond en bouwwerken gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kunnen burgemeester en wethouders met het oog op beëindiging op termijn van die met het plan strijdige situatie, ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.

Artikel 63 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Kern Dalfsen 2012 '.

Aldus vastgesteld door de Raad in de vergadering d.d. 27 mei 2013

Voorzitter,

Griffier,

Bijlagen

Bijlage 4 Horecalijst

CATEGORIE 1:

zijn vormen van horeca:

  • 1. die wat betreft exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen en daarmee qua openingstijden nagenoeg sporen en waar naast kleinere etenswaren alsmede alcoholvrije dranken wordt verstrekt, zoals een lunchroom, koffiehuis, ijssalon, broodjeszaak, croissanterie, patisserie of een crêperie;
  • 2. die wat betreft de exploitatievormen behoren bij en ondergeschikt zijn aan een maatschappelijke/sociaal/culturele hoofdfunctie, zoals kerkelijke centra.

Mogelijke effecten zijn: komen en gaan, parkeerdruk, afval op straat.

CATEGORIE 2:

zijn vormen van horeca:

  • 1. die wat betreft exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen, maar qua openingstijden daarvan afwijken in die zin, dat ze ook in (een deel) van de avonduren geopend zijn en waar naast kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt. Voorbeelden van dergelijke voorzieningen zijn een cafetaria, snackbar of een shoarmazaak;
  • 2. waar in hoofdzaak al dan niet alcoholhoudende drank wordt verstrekt. Voorbeelden zijn een café, bar, eetcafé, pub of een café-restaurant;
  • 3. waar in hoofdzaak maaltijden worden verstrekt, die ter plaatse worden geconsumeerd, zoals een restaurant, bistro, poffertjeszaak, pannenkoekenhuis, hotel-restaurant of pension;
  • 4. waar in hoofdzaak maaltijden worden verstrekt, die deels ter plaatse worden geconsumeerd maar voor een belangrijk deel ook elders, zoals pizzeria's of (afhaal)restaurants.

Mogelijke effecten zijn: komen en gaan, parkeerdruk, stankoverlast, afval op straat, afvalopslag.

CATEGORIE 3:

zijn vormen van horeca:

waar zaalaccommodatie ter beschikking wordt gesteld ten behoeve van het organiseren van bijeenkomsten, partijen en muziekavonden, en waar als nevenactiviteit wordt voorzien in het verstrekken van etenswaren en al dan niet alcoholhoudende dranken.

Mogelijke effecten zijn: komen en gaan, parkeerdruk, geluidsoverlast vertrekkende bezoekers.

CATEGORIE 4

zijn vormen van horeca;

zoals een discotheek en een dancing met een dansvloeroppervlak groter dan 10 m².

Mogelijke effecten zijn: komen en gaan, parkeerdruk, geluidsoverlast vanuit de inrichting, geluidsoverlast vertrekkende bezoekers, openbare orde problemen.