direct naar inhoud van Regels
Plan: TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22b bouwveld 18
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0034.TAMOP18bCF01-On01

Regels

Preambule

Dit plan beoogt om woningbouw mogelijk te maken op bouwveld 18, gesitueerd in Nobelhorst. Juridisch is het plan een nieuw hoofdstuk (hoofdstuk 22b) in het omgevingsplan van de gemeente Almere. Dit hoofdstuk is digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening, bedoeld in artikel 1.2.1, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening, op grond van artikel 11.1, tweede lid Besluit elektronische publicaties. Het is met deze landelijke voorziening niet mogelijk dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het omgevingsplan in STOP-TPOD beschikbaar te stellen.

De in dit deel van het omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als paragrafen van hoofdstuk 22b van het omgevingsplan van de gemeente Almere.

In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer '22b' gelezen worden.

In de kop van de bijlagen bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord 'Bijlage', na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage 22b gelezen worden.

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Toepassingsbereik

1.1 Verhouding ruimtelijke regels omgevingsplan tijdelijk deel

De besluiten in afdeling 22.1, onder a, van de Omgevingswet zijn niet van toepassing voor zover het gaat over regels opgenomen in een besluit als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h, i, j, k, l of m, van de Invoeringswet Omgevingswet op de locatie, bedoeld in het derde lid.

1.2 Relatie met de Bruidsschat (tijdelijk deel van het omgevingsplan)

De regels in afdeling 22.2 van de bruidsschat (met uitzondering van paragraaf 22.2.7.3) en de regels in afdeling 22.3 zijn niet van toepassing op de locatie, bedoeld in het derde lid, voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit hoofdstuk.

1.3 Geometrische afbakening reikwijdte TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22b bouwveld 18

De regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de locatie Nobelhorst, bouwveld 18 waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het gml-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0034.TAMOP18bCF01-on01 zoals weergegeven op www.ruimtelijkeplannen.nl en te zien is op omgevingswet.overheid.nl/regels-op-de-kaart.

Artikel 2 Begrippen

  • 1. Artikel 1.1 van het Omgevingsbesluit, artikel 1.1 van het Besluit kwaliteit leefomgeving, artikel 1.1 van het Besluit activiteiten leefomgeving, artikel 1.1 van het Besluit bouwwerken leefomgeving, zijn overeenkomstig van toepassing op dit omgevingsplan, tenzij in het tweede lid daarvan is afgeweken.
  • 2. Voor de toepassing van hoofdstuk 22b gelden de volgende aanvullende begripsbepalingen:

2.1 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

2.2 afhaalpunt

een locatie waar de consument uitsluitend via internet bestelde goederen kan afhalen of retourneren en waar uitsluitend logistiek en opslag van bestelde goederen gedurende een korte periode plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten verkoop of overige activiteiten.

2.3 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

2.4 bed and breakfast

een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt.

2.5 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren repareren en verhandelen van goederen. Onder bedrijf wordt ook verstaan: bezorgservice, webwinkel, afhaalpunt en andere vergelijkbare bedrijven.

2.6 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw dat kennelijk bestemd is voor een ingevolge de bestemming toegelaten hoofdfunctie, niet zijnde wonen, die bewoond wordt door tenminste één persoon die werkzaam is voor de hoofdfunctie.

2.7 beroep of bedrijf aan huis

beroeps- of bedrijfsactiviteiten die in een woning en/of in het bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft en die een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

2.8 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

2.9 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

2.10 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

2.11 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

2.12 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

2.13 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, perifere detailhandel, internetwinkel en supermarkt.

2.14 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks al dan niet via een baliefunctie te woord wordt gestaan en geholpen.

2.15 eigen toegang

een deur die direct toegang geeft tot de woning, die bereikbaar is via de straatzijde of vanuit een gemeenschappelijke hal en die voorzien is van een door de gemeente verleend huisnummer.

2.16 energieopwekking

het produceren van energie uit diverse hernieuwbare bronnen zoals zon, wind en, water.

2.17 erker

een ondergeschikt op de begane grond gelegen uitbouw van één bouwlaag aan de voorgevel van het hoofdgebouw.

2.18 gevel

bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak.

2.19 hoofdbewoner

de eigenaar of de huurder van de woning die daar zijn hoofdverblijf heeft.

2.20 huishouden

de leefvorm of samenlevingsvorm van een alleenstaande of een gezin, waaronder mede wordt begrepen:

  • 1. een woongroep van mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking;
  • 2. de gezamenlijke huisvesting van een groep van maximaal vier personen die gebruik maken van de gemeenschappelijke voorzieningen in de woning.
2.21 internetwinkel

een bedrijfsactiviteit waarbij de consument niet alleen via internet bestelde goederen kan afhalen of retourneren, maar waar ook sprake is van uitstalling ten verkoop of overige activiteiten.

2.22 kamerbewoning

een zelfstandige woning, of een deel daarvan, in gebruik geven of laten geven als onzelfstandige woonruimte.

2.23 kantoor

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

2.24 kantoor- en praktijkruimte

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, juridisch, kunstzinnig, medisch, paramedisch, therapeutisch of daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

2.25 kunstobject

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één der beeldende kunsten.

2.26 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, apparatuur voor telecommunicatie, voorzieningen voor stadsverwarming, elektrische oplaadpunten, zonnecollectoren, zonnepanelen, warmtepompen en energie-opslagvoorzieningen.

2.27 onzelfstandige woonruimte

woonruimte die niet voldoet aan de begripsbepaling zelfstandige woonruimte.

2.28 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met maximaal één wand (waaronder ook de gevel van een woning), primair bedoeld als overkapping ten behoeve van een woning, voorzien van een gesloten dak.

2.29 platte afdekking

een (min of meer) horizontaal vlak ter afdekking van een gebouw dat meer dan tweederde van het grondvlak van het gebouw beslaat.

2.30 prostitutie

het zich, tegen vergoeding, beschikbaar stellen voor seksuele handelingen.

2.31 reclameobjecten

bouwwerken, geen gebouwen zijnde, of onderdelen van bouwwerken ten behoeve van reclamedoeleinden, zoals aankondigingborden, mupi's (reclameborden), billboards, reclame aan lichtmasten, gevel- en lichtreclames en gebouwaanduidingen, tweevlaksborden.

2.32 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke al dan niet besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, dan wel in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van een erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, seksclub, privé-huis, erotische massagesalon, raambordeel, of een combinatie daarvan.

2.33 straatmeubilair

kleinschalige bouwwerken ten behoeve van openbare (nuts)voorzieningen, zoals verkeergeleiders, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, prullenbakken, speeltoestellen en telefooncellen.

2.34 straatpeil
  • a. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het oorspronkelijk, aansluitend afgewerkte maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. voor bouwwerken in of op het water en drijvende bouwwerken inclusief vaartuigen: de waterlijn.
  • d. voor bruggen en viaducten: de gemiddelde hoogte van het wegdek van de brug of het viaduct.
  • e. in alle andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het oorspronkelijk, aansluitend afgewerkte maaiveld.
2.35 verkoopvloeroppervlakte

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke besloten winkelruimte ten behoeve van de detailhandel.

2.36 voetgangersgebied

een openbaar toegankelijk gebied dat permanent of gedurende bepaalde periode(n) exclusief toegankelijk is voor voetgangers en waar de aanwezigheid van (brom)fiets- en autoverkeer gedurende deze periode(n) ontbreekt of waar dit verkeer het gebied via een afgebakende rijloper met aangepaste snelheid mag passeren.

2.37 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt.

2.38 voorgevelrooilijn

de denkbeeldig doorgetrokken lijn van de voorgevel van een gebouw.

2.39 webwinkel

een bedrijfsactiviteit waarbij er geen sprake is van fysiek klantcontact en verzending van goederen uitsluitend digitaal en per post geschiedt.

2.40 windmolen

een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.

2.41 wonen

activiteit inhoudende de bewoning van een woonruimte.

2.42 woning

het complex van ruimten dat een zelfstandige woonruimte vormt, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

2.43 woningsplitsing

een woning verbouwen tot twee of meer woningen of het zodanig inrichten, gebruiken of laten gebruiken van een deel van de woning dat er feitelijk twee of meer woningen ontstaan.

2.44 woonruimte

besloten ruimte die, al dan niet tezamen met één of meer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor bewoning van één huishouden.

2.45 zelfstandige woonruimte

woonruimte die een eigen toegang heeft en die door één huishouden kan worden bewoond zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen, zoals badruimte, toilet en keuken, buiten de woonruimte.

2.46 zendmast

bouwwerk, geen gebouw zijnde, die zelfstandig dan wel in onderlinge samenhang met bijbehorende bouwwerken, bedoeld is voor het dragen en laten functioneren van zend- of ontvangstantennes.

2.47 zonnecollector

een bouwwerk ter opwekking van warm water door benutting van zonkracht.

2.48 zonnepaneel

een bouwwerk ter opwekking van elektriciteit door benutting van zonkracht.

 

Artikel 3 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

3.1 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het (straat)peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

3.2 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

3.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het (straat)peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftschachten, windmolens, zonnepanelen, zonnecollectoren en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

3.4 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

3.5 bruto vloeroppervlakte

de oppervlakte van een ruimte of groep ruimten, gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructie conform de NEN 2580.

3.6 de afstanden tussen bouwwerk en zijdelingse bouwperceelsgrens

de afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse bouwperceelgrens wordt gemeten vanaf het dichtst bij de bouwperceelgrens gelegen punt van dat bouwwerk, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard van het bouwwerk tot maximaal 0,5 m. buiten beschouwing blijven, en haaks op de bouwperceelgrens.

3.7 afstanden tussen bouwwerken onderling

afstanden tussen bouwwerken onderling worden loodrecht gemeten vanaf enig deel van het bouwwerk, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 0,5 m buiten beschouwing blijven.

3.8 de bouwhoogte van een windmolen

vanaf het peil dan wel het hoogste punt van een gebouw tot aan de as of rotor van de windmolen.

Artikel 4 Aanvraagvereisten

De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2 van het omgevingsplan Almere, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit TAM-omgevingsplan.

Hoofdstuk 2 Functies

Artikel 5 Woongebied

5.1 Toegestane activiteiten
  • 1. De gebieden ter plaatse van de locatie 'Woongebied' hebben de functie woongebied.
  • 2. Binnen deze functie zijn de in hoofdstuk 3 omschreven gebruiksactiviteiten toegestaan op de daarvoor aangewezen locaties.
  • 3. Binnen deze functie zijn de in hoofdstuk 4 omschreven bouwactiviteiten toegestaan op de daarvoor aangewezen locaties.

Hoofdstuk 3 Activiteiten

Artikel 6 Algemene regels over activiteiten

6.1 Algemeen gebruiksverbod

Het is verboden om gronden of bouwwerken te gebruiken anders dan overeenkomstig de aan de locatie toegedeelde activiteiten.

6.2 Bijbehorende activiteiten

De volgende activiteiten zijn in het gehele plangebied toegestaan:

  • a. groen en watervoorzieningen;
  • b. geluidwerende voorzieningen;
  • c. sport-, en speelvoorzieningen;
  • d. kunstobjecten;
  • e. kunstwerken;
  • f. parkeren.

Artikel 7 Verblijfsgebied

7.1 Toegestane activiteiten

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - activiteit verblijfsgebied' zijn activiteiten toegestaan met betrekking tot beheer, gebruik en instandhouding van de volgende voorzieningen:

  • a. wegen, fiets- en voetpaden;
  • b. busbanen;
  • c. ongebouwde parkeervoorzieningen;
  • d. haltevoorzieningen;
  • e. bermen, geluidwerende voorzieningen en beplantingen;
  • f. water;
  • g. kunstwerken;
  • h. nutsvoorzieningen en energieopwekking;
  • i. kunstobjecten;
  • j. sport- en speelvoorzieningen;
  • k. overig functioneel met de activiteit verblijfsgebied verbonden voorzieningen.

Artikel 8 Wonen

8.1 Toegestane activiteiten

Op de voor 'overige zone - activiteit wonen' zijn de volgende activiteiten toegestaan:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan huis verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  • b. nutsvoorzieningen en windmolens, zonnepanelen en zonnecollectoren met de daarbij behorende
  • c. tuinen en erven.

8.2 Specifieke functieregels
8.2.1 Uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis

Het gebruik van ruimten in een hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van aan-huis-verbonden beroep en/of bedrijfsmatige activiteiten dan wel detailhandel wordt als gebruik overeenkomstig de functie aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. tot 33% van de brutovloeroppervlakte van een woning (hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken), mag voor een beroep of bedrijf aan huis worden gebruikt;
  • b. detailhandel mag worden uitgeoefend tot een maximum van 25 m2 verkoopvloeroppervlak, met dien verstande dat dit oppervlak deel uitmaakt van de onder a bedoelde 33% regeling;
  • c. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor laden en lossen op eigen terrein;
  • d. er wordt geen horeca uitgeoefend met uitzondering van ruimten voor bed & breakfast;
  • e. het beroep en bedrijf aan huis wordt door de bewoner uitgeoefend, er is maximaal 1 extra fte in dienstverband toegestaan;
  • f. catering, seksinrichtingen en munitie- en vuurwerkopslag zijn niet toegestaan.
8.2.2 Kamerbewoning en woningsplitsing
  • a. een verandering van het bestaande gebruik van een woning mag niet leiden tot kamerbewoning of tot woningsplitsing;
  • b. het bepaalde onder a, is niet van toepassing indien maximaal twee onzelfstandige woonruimten worden gebruikt voor de huisvesting van elk één persoon die geen onderdeel uitmaakt van het huishouden van de hoofdbewoner en de hoofdbewoner tenminste 50% van het gebruikoppervlak (GBO) bewoont (hospitaregeling);
  • c. het bepaalde onder a, is niet van toepassing voor kamerbewoning voor maximaal twee onzelfstandige woonruimten mogelijk wordt gemaakt die elk wordt bewoond door maximaal één persoon.

8.3 Specifieke beoordelingsregels
8.3.1 Vergunningplicht uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een beroep of bedrijf aan huis te verrichten met een groter gezamenlijk bruto vloeroppervlak dan het bepaalde onder 8.2.1 onder a.

8.3.2 Beoordelingsregels uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis

Een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 8.3.1 wordt verleend als:

  • a. het gezamenlijk bruto vloeroppervlak van een hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een beroep of bedrijf aan huis maximaal 50% bedraagt;
  • b. aan de overige regels uit artikel 8.2.1 wordt voldaan;
  • c. er geen sprake is van onevenredige hinder voor het woonmilieu;
  • d. er geen afbreuk gedaan wordt aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
  • e. er geen nadelige invloed ontstaat op de normale afwikkeling van het verkeer.
8.3.3 Vergunningplicht kamerbewoning en woningsplitsing

Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde onder 8.2.2 onder a, b en c.

8.3.4 Beoordelingsregels kamerbewoning

Een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 8.3.3 wordt verleend als:

  • a. na toepassing van de algemene leefbaarheidstoets en de fysieke leefbaarheidseisen uit de beleidsregels van de nota Beleidsregels Woningsplitsing en Kamerbewoning blijkt dat kwalitatief goede onzelfstandige woonruimten of woningen ontstaan. Wanneer de algemene leefbaarheidstoets of de fysieke leefbaarheidseisen uit de beleidsregels van deze nota wordt gewijzigd of vervangen door een nieuwe nota, dient aan de gewijzigde of nieuwe nota te worden voldaan;
  • b. elke onzelfstandige woonruimte wordt bewoond door maximaal één persoon; en
  • c. de kamerbewoning vindt plaats in het hoofdgebouw.
8.3.5 Beoordelingsregels woningsplitsing

Een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 8.3.3. wordt verleend als:

  • a. na toepassing van de algemene leefbaarheidstoets en de fysieke leefbaarheidseisen uit de beleidsregels van de nota Beleidsregels Woningsplitsing en Kamerbewoning blijkt dat kwalitatief goede onzelfstandige woonruimten of woningen ontstaan. Wanneer de algemene leefbaarheidstoets of de fysieke leefbaarheidseisen uit de beleidsregels van deze nota wordt gewijzigd of vervangen door een nieuwe nota, dient aan de gewijzigde of nieuwe nota te worden voldaan;
  • b. elke woning een minimale gebruiksoppervlakte heeft van 50 m2, of
  • c. twee woningen worden gevormd waarvan één woning een minimale gebruiksoppervlakte heeft van 30 m2 en één woning een minimale gebruiksoppervlakte heeft van 70 m2.

8.4 Verboden activiteiten

Onder gebruik van de locaties en opstallen in strijd met het wonen wordt in elk geval begrepen:

  • a. gebruik als beroeps- of bedrijfsmatige werk- of opslagruimte, anders dan voor beroep of bedrijf aan huis.

Hoofdstuk 4 Bouwactiviteiten

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Toepassing
  • a. Voor de bouwregels die zijn opgenomen in dit TAM-omgevingsplan geldt dat deze moeten worden toegepast met inachtneming van de algemene bouwregels in dit artikel.
  • b. Indien op een locatie meerdere bouwregels van toepassing zijn, moet bij het bouwen worden voldaan aan alle ter plaatse geldende bouwregels.
9.2 Bouwen passend binnen functie en/of activiteit

Bouwactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan voor zover deze passen binnen de toegestane activiteiten zoals omschreven in deze regels.

9.3 Bouwregels bijbehorende bouwwerken
  • a. Bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. per bouwperceel mag ten hoogste 50% van de in het achtererfgebied behorende bij het hoofdgebouw gelegen gronden, worden gebouwd met erfbebouwing, tot een maximum van 60 m2, met dien verstande dat in ieder geval 20 m2 is toegestaan;
    • 2. de diepte van aan de achtergevel van het hoofdgebouw gebouwde erfbebouwing mag niet meer bedragen dan 4 meter;
    • 3. in afwijking van het bepaalde onder 9.3 sub a lid 1 en 2, gelden deze voorwaarden en beperkingen niet voor vrijstaande woningen en geschakelde woningen, met dien verstande dat bij deze woningen ten hoogste 50% van de in het achtererfgebied behorende bij het hoofdgebouw gelegen gronden, mogen worden bebouwd met erfbebouwing;
    • 4. de bouwhoogte van aan het hoofdgebouw gebouwde erfbebouwing mag niet meer bedragen dan 0,30 meter boven de vloer van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, kelders en onderbouwen daaronder niet begrepen, een en ander tot een maximum van 4 meter;
    • 5. in afwijking van de onder 9.3 sub a lid 4 bepaalde maximale bouwhoogte, zijn dakterrassen aan weerszijden (voor zover deze zijde(n) zich op minder dan 2 meter van de grenslijn van het erf (de zijdelingse perceelsgrens) bevindt (bevinden), worden afgeschermd met ondoorzichtig materiaal met een hoogte van minimaal 1.50 en maximaal 1.80 meter (dit geldt niet als de eigenaar van het naburige erf toestemming heeft gegeven om een doorzichtige of geen afscherming te plaatsen);
    • 6. de goothoogte van vrijstaande erfbebouwing mag niet meer bedragen dan 3 meter;
    • 7. de bouwhoogte van vrijstaande erfbebouwing mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  • b. ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel en het verlengde daarvan niet hoger mogen zijn dan 1 meter;
    • 2. overige erf- en terreinafscheidingen mogen niet hoger zijn dan 2 meter;
    • 3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet hoger mogen zijn dan 3 meter.
9.4 Bouwregel ondergeschikte bouwwerken
  • a. Bouwwerken op het dak van een gebouw, zoals installatiecontainers, centrale verwarmings- en luchtbehandelinginstallaties, liftschachten/liftmachineruimten, hekwerken en soortgelijke bouwwerken om installaties uit het zicht te houden, zonnepanelen, zonnecollectoren en windmolens worden niet meegerekend bij de bepaling van de hoogte van het gebouw mits:
    • 1. de hoogte van de bouwwerken vanaf het dak gemeten maximaal 4 meter bedraagt, en;
    • 2. de oppervlakte van deze bouwwerken maximaal 1/3 bedraagt van het grondoppervlak van het gebouw.

Artikel 10 Wonen

10.1 Bouwregels
  • a. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - bouwregel wonen' geldt dat woningen worden gebouwd.
  • b. de volgende bouwregels gelden voor woningen als bedoeld onder a:

aantal woningen   verschijningsvorm   maximale bouwhoogte 
niet gestapeld  
maximale bouwhoogte gestapeld  
639   rijwoningen, twee aaneen, vrijstaand, gestapeld   11 meter   20 meter  

Artikel 11 Verblijfsgebied

11.1 Bouwregels
  • a. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - bouwregel verblijfsgebied' geldt dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de activiteit verblijfsgebied worden gebouwd;
  • b. voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   bouwhoogte
maximale maten  
antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie   15 meter  
kunstobjecten   9 meter  
lichtmasten, bewegwijzeringsportalen en verkeerslichten   9 meter  
geluidwerende voorzieningen   9 meter  
straatmeubilair   6 meter  
geluidwerende voorzieningen   9 meter  
erf- en terreinafscheidingen   2 meter  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   3 meter  
windmolens, zonnecollectoren en zonnepanelen   2 meter, bij dakopstelling  
zonnecollectoren en zonnepanelen   2 meter, bij grondopstelling  
windmolens   15 meter, bij grondopstelling  

Hoofdstuk 5 Voorwaardelijke verplichtingen

Artikel 12 Voorwaardelijke verplichting waterberging

12.1 Voorwaardelijke verplichting waterberging

Binnen 12 maanden na oplevering van de woningbouw die dit TAM-omgevingsplan mogelijk maakt dient ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting - waterberging' waterbuffer beschikbaar te zijn met een omvang van 8% ten opzichte van de toename aan verharding.

12.2 Instandhouding waterberging

De waterberging als bedoeld onder artikel 12.1 dient duurzaam in stand te worden gehouden en voldoen aan de volgende randvoorwaarden:

een opvangcapaciteit voor berging van hemelwater met een omvang van 8% ten opzichte van de toename aan verharding.

Artikel 13 Voorwaardelijke verplichting geluid

Het in gebruik nemen van gronden en bouwwerken en het bouwen van bouwwerken overeenkomstig de functie is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting geluid', indien:

  • a. bij het bouwen van en het gebruiken van geluidgevoelige gebouwen en ruimten de (gevel)geluidbelasting niet meer bedragen dan de standaardwaarde, zoals opgenomen in artikel 5.78t van het Besluit kwaliteit leefomgeving; en
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a, de (gevel)geluidbelasting meer bedraagt dan de standaardwaarde, dan kan een hoger geluidsniveau worden toegestaan, met inachtneming van het bepaalde in paragraaf 5.1.4.2a.4 van het Besluit kwaliteit leefomgeving en de voorwaarden zoals opgenomen in het gemeentelijk geluidbeleid, zoals opgenomen als bijlage 1 bij de regels.

Hoofdstuk 6 Algemene regels

Artikel 14 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 15 Overige regels

15.1 Aanvullende regels bouwactiviteiten parkeren en laden en lossen
15.1.1 Parkeren
  • a. een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor auto's en voor fietsen. Er is sprake van voldoende parkeergelegenheid als wordt voldaan aan de Nota Parkeernormen 2020. Wanneer deze nota wordt gewijzigd of vervangen door een nieuwe nota, dient aan de gewijzigde of nieuwe nota te worden voldaan.
  • b. met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.
  • c. de op grond van onder a en b te realiseren parkeergelegenheid dient in stand te worden gehouden.
15.1.2 Laden en lossen
  • a. een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, waardoor behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen toeneemt, wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat op eigen terrein wordt voorzien in voldoende ruimte voor het laden of lossen van goederen.
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a kan een omgevingsvergunning worden verleend:
    • 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
    • 2. voor zover op andere wijze in de nodige ruimte voor het laden of lossen wordt voorzien.

15.2 Aanvullende regels gebruiksactiviteiten parkeren en laden en lossen
15.2.1 Parkeren
  • a. een verandering van gebruik, waardoor de parkeerbehoefte voor auto's en/of fietsen toeneemt, is uitsluitend toegestaan als wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor auto's en fietsen overeenkomstig de normen in de bij deze regels opgenomen Nota Parkeernormen 2020. Wanneer deze nota wordt gewijzigd of vervangen door nieuwe nota, dient aan de gewijzigde of nieuwe nota te worden voldaan.
  • b. parkeergelegenheid voor het parkeren van auto's moeten afmetingen hebben die afgestemd zijn op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan, indien de afmetingen bij langsparkeren tenminste 2 m breed bij 5,5 m lang (waarbij de eerste en laatste parkeerplaats 6 m lang zijn) en bij andere parkeervormen tenminste 2,5 m breed en 5 m lang bedragen. In geval van parkeergarages en/of afgesloten parkeerterreinen van 20 of meer parkeerplaatsen gelden de eisen uit de NEN 2443:2013 of een vervangende meer recente regeling ten aanzien van parkeergelegenheid.
  • c. met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bepalingen van het bepaalde in onderdeel a mits bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de Nota Parkeernormen 2020. Wanneer deze nota wordt gewijzigd of vervangen door een nieuwe nota, dient aan de gewijzigde of nieuwe nota te worden voldaan.
  • d. de in onderdeel a of c genoemde parkeergelegenheid dient in stand te worden gehouden, tenzij wordt aangetoond dat met minder parkeergelegenheid kan worden volstaan.
15.2.2 Laden en lossen
  • a. een verandering van gebruik, waardoor de behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen toeneemt, is uitsluitend toegestaan als wordt voorzien in voldoende ruimte voor het laden of lossen van goederen.
  • b. in afwijking van het bepaalde in onderdeel a, kan een omgevingsvergunning worden verleend:
    • 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
    • 2. voor zover op andere wijze in de nodige ruimte voor het laden of lossen wordt voorzien.

Hoofdstuk 7 Overgangsbepalingen

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken
16.1.1 Overgangsbepaling

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit hoofdstuk aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
16.1.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sublid 16.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 16.1.1 met maximaal 10%.

16.1.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het bepaalde in lid 16.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit hoofdstuk, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

16.2 Overgangsrecht gebruik
16.2.1 Overgangsbepaling

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van dit hoofdstuk en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

16.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met dit hoofdstuk strijdige gebruik, bedoeld in sublid 16.2.1 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

16.2.3 Verbod hervatten strijdig gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in sublid 16.2.1 na de inwerkingtreding van dit hoofdstuk voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

16.2.4 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in sublid 16.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.