Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Buitengebied, Borgerderweg 26 Odoorn
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1681.00BP0040-VG01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
In deze regels wordt verstaan onder:
 
a. het plan:
het bestemmingsplan Buitengebied, Borgerderweg 26 Odoorn, van de gemeente Borger-Odoorn;
 
b. bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1681.00BP0040-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen;
 
c. aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
d. aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
e. archeologische verwachtingswaarden:
waarden die aan een gebied zijn toegekend op basis van de kans op het voorkomen van archeologische resten, ook wel archeologische verwachting genoemd. De archeologische verwachting zegt iets over de dichtheid waarin archeologische terreinen binnen een landschappelijke eenheid voorkomen of worden verwacht. Hoe hoger de archeologische verwachting, hoe groter de verwachte dichtheid aan archeologische resten. Hoe groter de dichtheid aan archeologische resten, hoe groter de (verwachte) archeologische waarde van een bepaalde landschappelijke eenheid. Met de termen hoge, middelhoge en lage verwachting wordt dit tot uitdrukking gebracht;
 
f. archeologische waarden:
waarden die aan een gebied zijn toegekend vanwege de kennis en wetenschap van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden. Bij toetsing aan de archeologische waarden zal telkens de Archeologische beleidsadvieskaart Gemeente Borger-Odoorn toetsingskader zijn;
 
g. bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
 
h. bestaande:
  1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
  2. het onder 1 bedoelde geldt niet voorzover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening, of een andere planologische toestemming;
i. bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
 
j. bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
k. bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
 
l. bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
 
m. bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
 
n. bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
o. bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
 
p. bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
 
q. bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
 
r. bijbehorend bouwwerk:
een vrijstaand gebouw, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
 
s. detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
 
t. dienst-/bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bestemd voor (het gezin van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
 
u. geluidszoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in het bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
 
v. gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
w. hoofdgebouw:
een of meer panden of een gedeelte daarvan dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van een geldende en toekomstige bestemming van een perceel en indien meerdere panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkste is;
 
x. kil- of zakgoot:
de schuin aflopende goten welke zich bevinden in de overgang (kil) tussen twee naar binnen gericht dakvlakken;
 
y. kwetsbaar object:
een object als bedoeld in het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' zoals deze is vastgesteld op 27 mei 2004 en bekendgemaakt in de Staatscourant nummer 250 op 10 juni 2004.
 
z. overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.
 
aa. peil:
1. peil gebouw:
de hoogte van de afgewerkte vloer ter plaatse van de hoofdtoegang;
2. peil ander bouwwerk:
de hoogte ter plaatse van het gemiddelde afgewerkte terrein;
 
bb. permanente bewoning:
bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;
 
cc. seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
 
dd. verblijfsrecreatie met een kleinschalig karakter:
het houden van een kampeerterrein van kleinschalige omvang waarop kampeermiddelen kunnen worden geplaatst;
 
ee. woning:
een complex van ruimten in een gebouw, krachtens zijn indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één persoon of meerdere personen of een gezin;
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
a. de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
 
b. de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
 
c. de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
d. de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
e. de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte
bouwterrein ter plaatste van het bouwwerk;
 
f. perceelgrensafstand:
de afstand van de perceelgrens tot het zijgevelvlak van een gebouw, daaronder niet begrepen bouwonderdelen voorzover deze minder dan 50 cm buiten het zijgevelvlak uitsteken en mits bedoeld onderdeel geen grotere lengte verkrijgt dan een derde van de lengte van de zijgevel van het hoofdgebouw, gemeten daar waar de afstand het kleinst is.
 
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en toegangsportalen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de buitenzijde van de gevel niet meer dan 1,5 m bedraagt.
 
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van bouwen worden wolfseinden niet meegerekend.
 
Bij toepassing van de wijze van meten met betrekking tot de afstand tussen de gebouwen wordt de afstand gemeten als kortste afstand tussen de buitengevels van de hoofdgebouwen en/of (bedrijfs)woningen.
 
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Agrarisch met waarden
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor ‘Agrarisch met waarden’ aangegeven gronden zijn bestemd voor:
  1. de bedrijfsmatige bewerking en/of beweiding van cultuurgrond;
  2. de opbouw, het behoud en herstel van de aan de gronden eigen landschappelijke en natuurlijke waarden;
  3. houtbewerking en (elektrische) zaagwerkzaamheden (ook ten behoeve van het vervaardigen van haardhout) als onderdeel van de bedrijfsvoering van de middels een relatie-teken aan het perceel gekoppelde ambachtelijk houtbewerkingsbedrijf aan de Borgerderweg 26 ter plaatse van de op de verbeelding weergegeven aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - houtzagen toegestaan‘;
  4. opslag van boomstammen;
  5. openbare nutsvoorzieningen;
  6. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  7. verkeersdoeleinden in de vorm van landbouw- en kavelontsluitingswegen.
3.2 Bouwregels
  1. Voor deze bestemming geldt dat gebouwen en overkappingen mogen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte van de bouwwerken maximaal 5,5 m bedraagt.
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
3.3.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het ophogen of afgraven van gronden;
  2. het beplanten van gronden met bomen en andere opgaande houtige gewassen.
3.3.2 Uitzondering
Het gestelde in lid 3.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke noodzakelijk zijn in verband met de gebruikelijke onderhoudswerkzaamheden, dan wel van ondergeschikte aard zijn.
 
3.3.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning moet worden geweigerd, indien door het verlenen van de vergunning onevenredige afbreuk zou worden gedaan aan de in lid 3.1 genoemde waarden van de gronden.
 
Artikel 4 Wonen - Voormalige boerderij
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor ‘Wonen-voormalige boerderij’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. Wonen;
  2. Voorzieningen op het gebied van educatie, waaronder begrepen peuterspeelzaal, kinderopvang, en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen, religieuze, museale, sociaal-culturele en sociaal-medische voorzieningen en publieksgerichte dienstverlening;
  3. Dienstverlening en bedrijven behorende tot de milieucategorieën 1 en 2, mits :
    1. bij de maatvoering zo goed mogelijk wordt aangesloten bij de bestaande hoofdvorm;
    2. ernaar wordt gestreefd dat landschappelijk verstorende bebouwing wordt afgebroken;
    3. de woonfunctie van de vrijkomende agrarische bebouwing gehandhaafd blijft;
    4. de bedrijfsactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;
    5. is aangetoond dat er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    6. is aangetoond dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  4. Een ambachtelijke meubelmakerij ter plaatse van de op de verbeelding weergegeven aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - ambachtelijk houtbewerkingsbedrijf’;
  5. Detailhandel in de vorm van verkoop van openhaardhout van de middels een relatie-teken gekoppelde houtzagerij welke is gevestigd ter plaatse van de op de verbeelding weergegeven aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – houtzagen toegestaan’.
Daarnaast gelden de volgende afwegingscriteria:
-karakteristiek:
Naarmate een boerderij een eigen bouwstijl en een duidelijke relatie tussen vorm, functie en situatie meer kenmerkend is voor een bepaalde tijd, is het minder aanvaardbaar als door verbouw of ander gebruik afbreuk wordt gedaan aan typische kenmerken.
-Verkeer:
De functiewijziging dient geen nadelige invloed te hebben op de omgeving, waarbij bijvoorbeeld wordt gekeken naar de aspecten stof, geur en geluid. Hierbij is de milieuwetgeving toetsingskader.
  1. openbare nutsvoorzieningen;
  2. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.
4.2 Bouwregels
 
4.2.1 (Hoofd)gebouwen
  1. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
    1. per bestemmingsvlak mag niet meer dan één woning worden gebouwd;
    2. de gezamenlijke oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken is beperkt tot maximaal 250 m2, dan wel de bestaande oppervlakte. De bijbehorende bouwwerken dienen in de directe omgeving van de woning te worden gebouwd.
    3. De maximale bouwdiepte van de woning bedraagt 15 m, dan wel de bestaande bouwdiepte indien deze meer bedraagt;
    4. De goot- en bouwhoogte van de woningen bedragen niet meer dan respectievelijk 3,5 m en 8 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn;
    5. De dakhelling van de woningen bedraagt ten minste 35o en ten hoogste 60o;
    6. De afstand van de zijgevels van de woningen, niet zijnde aangebouwde zijgevels of geschakelde zijden van de woningen, tot de zijdelingse grens van het bouwperceel bedraagt ten minste 3 m, dan wel de bestaande afwijkende maat;
    7. Bij verbouw van de woning dient te worden aangesloten bij de bestaande bouwvorm;
    8. De goot- en bouwhoogte van de bijbehorende bouwwerken bedraagt respectievelijk 3 m en 6 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn.
  2. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsdoeleinden geldt dat de inhoud niet meer bedraagt dan 50 m3;
4.2.2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. De bouwhoogte van een perceel- en erfafscheiding bedraagt ten hoogste 1 m indien zij voor de naar de weg gekeerde gevel of het verlengde van het gebouw worden opgericht en in overige gevallen ten hoogste 2 m, met dien verstande dat een overkapping voor de naar de weg gekeerde gevel niet is toegestaan;
  2. De bouwhoogte van een overkapping bedraagt ten hoogste 3,5 m, waarvan de bebouwde oppervlakte ten hoogste 35 m2 bedraagt en welke niet voor de naar de weg gekeerde gevel of het verlengde van het hoofdgebouw mag worden opgericht;
  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 8 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels
 
4.3.1 Toegestaan gebruik
In overeenstemming met deze bestemming is:
  1. het gebruik van gedeelten van een woning, inclusief aan- en uitbouwen, en/of een bijgebouw bij de woning, voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of een ander bedrijf uit categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijven, met inachtneming van de volgende regels:
    1. het beroep of bedrijf wordt uitgeoefend door een van de bewoners van de woning, met dien verstande dat één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    2. de beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte in de woning bedraagt niet meer dan 30% van het vloeroppervlak van de woning;
    3. de beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte in een bijgebouw bedraagt niet meer dan 100 m²;
    4. parkeren vindt op eigen erf plaats;
    5. er vindt geen detailhandel plaats anders dan productiegebonden detailhandel en detailhandel zoals genoemd in artikel 4.1, lid e.
4.3.2 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
  1. het gebruik van gedeelten van gebouwen voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit anders dan bedoeld in lid 4.3.1 sub a;
  2. het splitsen van een woning;
  3. de aanleg van en het gebruik van gronden voor paardrijbakken, met uitzondering van bestaande paardrijbakken;
  4. het gebruik van gronden voorzover deze zijn gelegen binnen een afstand van 50 m van de bouwperceelgrenzen van naastgelegen bedrijven voor nieuwe geurgevoelige objecten als bedoeld in artikel 1 van de Wet geurhinder en veehouderij;
  5. bedrijfsmatige stalling en opslag van goederen buiten gebouwen.
Artikel 5 Waarde - Archeologie 1
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
  1. het behoud van terreinen met zeer hoge, hoge en archeologische waarden.
5.2 Bouwregels
 
Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, waarbij de bodem dieper dan 0,30 m -Mv wordt geroerd, tenzij het betreft:
  1. bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 100 m² gelegen in de historische kernen ten behoeve van andere daar voorkomende bestemming(en). De gebouwen die bestaan ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan zijn hiervan uitgezonderd.
5.3 Afwijken van de bouwregels
 
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2, mits:
  1. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
  2. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, of;
  3. één of meer van de volgende voorwaarden in acht wordt of worden genomen:
    1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
    3. middels verleende vergunningen, rekeningen van uitgevoerd werk en dergelijke aangetoond wordt dat de bodem reeds eerder dieper geroerd is dan 0,30 m -Mv.
Indien aan de afwijking voorwaarden worden verbonden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.
 
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
5.4.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden met een oppervlak groter dan 100 m² is, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen, een omgevingsvergunning vereist:
  1. het ontginnen, egaliseren van natuurlijk reliëf of een naar de aard daarmee gelijk te stellen grondbewerking;
  2. het afgraven, mengwoelen, diepploegen of een naar de aard daarmee gelijk te stellen grondbewerking dieper dan 0,3 m;
  3. niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het oplossen van een verdichte bodemstructuur (woelen), dieper dan 0,10 m onder de bouwvoor;
  4. het graven of vergraven van waterlopen;
  5. het aanbrengen van drainage;
  6. het graven van sleuven breder dan 0,3 m en dieper dan 1,00 m ten behoeve van het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en/of apparatuur;
  7. het aanplanten van bomen of een houtig gewas voor zover het gaat om planten waarvan zeker is dat bij de oogst van de plant, dan wel het verwijderen van de gehele plant, de bodem dieper dan 0,30 m zal worden geroerd;
  8. het permanent verlagen van het waterpeil.
5.4.2 Uitzondering
Het bepaalde in lid 5.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
  1. het normale onderhoud, het normaal agrarisch gebruik of het normaal bos- of natuurbeheer betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingsvergunning;
  4. aanvaardbaar zijn op basis van een eerder onderzoek waaruit is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.
5.4.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:
  1. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden niet onevenredig wordt geschaad, of;
  3. één of meer van de volgende voorwaarden in acht wordt of worden genomen:
    1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
    3. een verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
  4. middels verleende vergunningen, rekeningen van uitgevoerd werk en dergelijke aangetoond wordt dat de bodem reeds eerder dieper geroerd is dan 0,30 m -Mv.
Indien aan de omgevingsvergunning voorwaarden worden verbonden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.
 
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
 
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
 
Artikel 6 Waarde - Archeologie 3
 
6.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
  1. het behoud van terreinen met hoge archeologische verwachtingswaarden voor stuifzandgebieden en beekdalen;
6.2 Bouwregels
 
6.2.1 Bouwwerken met een oppervlakte groter dan 1.000 m2
Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, waarbij de bodem dieper dan 0,30 m -Mv wordt geroerd, met uitzondering van:
  1. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken waarbij de bestaande oppervlakte met ten hoogste 1.000 m² wordt uitgebreid;
  2. bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 1.000 m² ten behoeve van andere daar voorkomende bestemming(en).
6.3 Afwijking van de bouwregels
 
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2, mits:
  1. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
  2. op basis van archeologisch door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad, of;
  3. één of meer van de volgende voorwaarden in acht wordt of worden genomen:
    1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
    3. een verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
  4. middels verleende vergunningen, rekeningen van uitgevoerd werk en dergelijke aangetoond wordt dat de bodem reeds eerder dieper geroerd is dan 0,30 m -Mv.
Indien aan de afwijking voorwaarden worden verbonden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.
 
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
6.4.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden met een oppervlak groter dan 1000 m² is, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen, een omgevingsvergunning vereist:
  1. het ontginnen, egaliseren van natuurlijk reliëf of een naar de aard daarmee gelijk te stellen grondbewerking;
  2. het afgraven, mengwoelen, diepploegen of een naar de aard daarmee gelijk te stellen grondbewerking dieper dan 0,3 m;
  3. niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het oplossen van een verdichte bodemstructuur (woelen), dieper dan 0,10 m onder de bouwvoor;
  4. het graven of vergraven van waterlopen;
  5. het graven van sleuven breder dan 0,3 m en dieper dan 1,00 m ten behoeve van het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en/of apparatuur;
  6. het aanplanten van bomen of een houtig gewas voor zover het gaat om planten waarvan zeker is dat bij de oogst van de plant, dan wel het verwijderen van de gehele plant, de bodem dieper dan 0,30 m zal worden geroerd;
  7. het permanent verlagen van het waterpeil.
6.4.2 Uitzondering
Het bepaalde in lid 6.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
  1. het normale onderhoud, het normaal agrarisch gebruik, waaronder drainage, of het normaal bos- of natuurbeheer betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
  4. aanvaardbaar zijn op basis van een eerder onderzoek waaruit is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.
6.4.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:
  1. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
  2. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden niet onevenredig wordt geschaad, of;
  3. één of meer van de volgende voorwaarden in acht wordt of worden genomen:
    1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
    3. een verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
  4. middels verleende vergunningen, rekeningen van uitgevoerd werk en dergelijke aangetoond wordt dat de bodem reeds eerder dieper geroerd is dan 0,30 m -Mv.
Indien aan de omgevingsvergunning voorwaarden worden verbonden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.
 
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
 
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de dubbel-bestemming Waarde - Archeologie 3 wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
 
3 Algemene regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
 
Grond, die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
 
Het is verboden gronden te gebruiken in strijd met de in het plan aan de grond en/of bouwwerken gegeven bestemmingsomschrijving.
Als strijdig gebruik wordt in elk geval aangemerkt:
- het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
 
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
 
9.1 Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
  1. de gegeven maten en afmetingen tot niet meer dan 10% van die maten en afmetingen, daaronder niet begrepen de oppervlakte voor bijgebouwen en aan- en/of uitbouwen;
  2. het bepaalde in het plan en toestaan dat:
    1. een geringe verschuiving van de in het plan aangegeven bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en indelingslijnen met ten hoogste 5 m wordt aangebracht;
    2. openbare nutsvoorzieningen en openbare nutsgebouwtjes worden aangelegd, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 10 m³ bedraagt;
  3. het bepaalde in het plan voor het houden van kortdurende evenementen.
9.2 Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in het plan en toestaan dat in het woongedeelte van de bedrijfswoning logies wordt verstrekt in de vorm van bed and breakfast.
 
Hierbij dienen de volgende voorwaarden in acht te worden genomen:
  1. gebruik dient te worden gemaakt van de hoofdentree en andere voorzieningen van de bedrijfswoning;
  2. de bed and breakfastvoorziening mag door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet functioneren als een zelfstandige eenheid;
  3. de omvang van het verstrekken van logies dient ten opzichte van de huidige bestaande functie van de bedrijfswoning van ondergeschikte betekenis te zijn tot maximaal 50% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning met een maximale oppervlakte van 75 m²;
  4. de bed and breakfastvoorziening biedt ruimte aan maximaal tien personen in maximaal zes slaapkamers;
  5. er mogen geen verkeersaantrekkende activiteiten ontstaan waardoor extra verkeersmaatregelen nodig zijn;
  6. het parkeren dient op eigen erf plaats te vinden;
  7. er mag geen extra inrit worden gemaakt als gevolg van de realisatie van een bed and breakfastvoorziening;
  8. een bed and breakfastvoorziening is uitsluitend toegestaan in combinatie met de woonfunctie van debedrijfswoning;
  9. de initiatiefnemer van de bed and breakfastvoorziening dient zelf de hoofdbewoner van de woning of bedrijfswoning te zijn.
9.3 De in lid 9.2, sub a tot en met i bedoelde omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
 
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gebouwen;
- de verkeersveiligheid;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- natuur en landschap.
 
Artikel 10 Overige regels
 
10.1 Kleinschalige verblijfsrecreatie
 
Het bestemmingsplan verzet zich tegen het gebruik van verblijfsrecreatie met een kleinschalig karakter.
 
10.2 Uitsluiting seksinrichting
 
Het bestemmingsplan verzet zich tegen het gebruik van de gronden als seksinrichting.
 
10.3 Afstemming flora- en faunawet
 
Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van bouwwerken en/of andere activiteiten zal rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van te beschermen planten- en diersoorten op grond van de Flora- en faunawet. Indien uit gegevens, dan wel uit onderzoek blijkt dat sprake is van (een) beschermde soort(en) en het bouwwerk en/of de activiteit beschadiging of vernieling van voortplantings- of rustplaatsen, dan wel ontworteling of vernieling veroorzaken, zal de betreffende (bouw)werkzaamheid c.q. activiteit pas kunnen plaatsvinden nadat vrijstelling, dan wel ontheffing op grond van de Flora- en faunawet is verkregen.
 
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
 
A Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
B Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
 
Deze regels kunnen worden aangehaald als: 'Regels behorende bij het bestemmingsplan Buitengebied, Borgerderweg 26 Odoorn'.