direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Geluidscontour Eurocircuit
Status: concept
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1724.BPWgeb4013-VOOR

Toelichting

behorende bij het bestemmingsplan "Geluidscontour Eurocircuit"

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

In 1971 werd het Eurocircuit, het eerste permanente rallycrosscircuit ter wereld geopend. Door verschillende activiteiten en evenementen op het gebied van auto- en motorsport is het Eurocircuit gedurende de laatste decennia op de internationale kaart gezet. Er is hierbij een grote diversiteit aan gebruiksactiviteiten en bebouwing ontstaan, die niet zijn vastgelegd in een bestemmingsplan. Voor het Eurocircuit geldt in de gemeente Valkenswaard een Uitbreidingsplan in hoofdzaak uit 1964 en het bestemmingsplan Buitengebied 1977.

Wegens grote onrust bij omwonenden en onduidelijkheid voor de verenigingen die gebruik maken van het Eurocircuit over de mogelijkheden en onmogelijkheden die er voor de activiteiten zijn, heeft de gemeente Valkenswaard besloten om het bestemmingsplan voor het Eurocircuit te actualiseren.

Doordat een actueel ruimtelijk kader ontbreekt is er in het verleden van rechtswege een geluidscontour ontstaan, die ook voor een groot deel in Bergeijk ligt. Dat maakt het noodzakelijk om ook het bestemmingsplan in Bergeijk aan te passen. Daarnaast is een klein deel van het Eurocircuit, waarop een deel van de wielerbaan en wat groen aanwezig is, gelegen in Bergeijk, op een perceel (Westerhoven, sectie D, nummer 151) met een agrarische bestemming.

In Bergeijk geldt het bestemmingsplan “Buitengebied Bergeijk 2011” en de daarop van toepassing zijnde herzieningen “Herziening Buitengebied Bergeijk 2014” en “2e Herziening Buitengebied Bergeijk 2017”. Bij het opnemen van het Eurocircuit in een nieuw bestemmingsplan in de gemeente Valkenswaard is het wenselijk dat ook het bestemmingsplan in Bergeijk hier op aangepast wordt.

1.1.1 Geluidscontour van rechtswege

Rondom het Eurocircuit ligt sinds 1 juli 1993 een geluidszone van rechtswege. Deze is tot stand gekomen door een wijziging in de Wet geluidhinder, waarin bepaald werd dat indien op 1 juli 1993 geen geluidszone was vastgesteld, zich rond de betrokken terreinen een zone bevindt, waarbuiten de geluidsbelasting vanwege die terreinen niet hoger mag zijn dan 50 dB(A). Een geluidscontour voor de activiteiten op het Eurocircuit is echter nooit opgenomen in de bestemmingsplannen van de gemeenten Bergeijk en Valkenswaard.

De omvang van de contour is niet met 100% zekerheid vast te stellen omdat de situatie van 1 juli 1993 nooit is vastgelegd. In 1985 is er echter van rijkswege een onderzoek gestart naar (motor)crossterreinen. Daarbij is wel een maximale contour vastgelegd, die gebaseerd is op de geluidsproductie van de motorcrossbaan. Deze geluidscontour reikt tot in Dommelen en Westerhoven en lijkt ook representatief voor de situatie van 1 juli 1993. De geluidscontour van rechtswege biedt, in combinatie met het bestemmingsplan Buitengebied 1977 van de gemeente Valkenswaard, mogelijkheden voor uitbreiden van de activiteiten van grote lawaaimakers op het Eurocircuit. Het is wenselijk de geluidscontour in te perken en in een geactualiseerd bestemmingsplan beperkingen op te leggen aan de frequentie waarmee geluid geproduceerd mag worden.

1.1.2 Milieuvergunningen

Voor de motorcrossbaan en de rallycrossbaan zijn in september 1993 voor de twee inrichtingen milieuvergunningen afgegeven, waarbij de vergunningen waren afgestemd op de maximale mogelijkheden voor het hebben van een inrichting zonder een geluidscontour. De milieuvergunningen omvatten daarmee beperkingen in de frequentie waarmee geluid geproduceerd mag worden: gebruik <8 uur per week met 3x per jaar een afwijking daarvan. Deze beperkingen in frequentie van geluidsproductie zijn echter niet opgenomen in een bestemmingsplan.

Geconstateerd moet worden dat de milieuvergunning voor de motorcrossbaan nog steeds passend is, maar die van de rallycrossbaan niet. Er vinden activiteiten plaats die wel passen binnen de geldende bestemming, maar niet binnen de verleende milieuvergunning. Het voorgaande leidt tot een vrij constante stroom van klachten, handhavingsverzoeken en gerechtelijke procedures in de gemeente Valkenswaard.

1.1.3 Gebruiksprogramma's
1.1.3.1 Algemeen

Er is behoefte aan duidelijkheid en inzicht voor omwonenden en omgeving door verantwoording van de effecten van het Eurocircuit in een actueel bestemmingsplan. In Valkenswaard is afgesproken dat er een conserverende bestemmingsplanregeling zou komen waarin het bestaand gebruik zou worden vastgelegd. Ten behoeve van het inventariseren en vastleggen van het huidige gebruik op het Eurocircuit hebben in Valkenswaard het afgelopen jaar diverse gesprekken met de gebruikers van het Eurocircuit, met name de motorcross- en rallycrossvereniging plaatsgevonden. Ook met omwonenden, de stichting Groen en Heem en andere belanghebbenden is getracht het gesprek aan te gaan, maar dat is tot nu toe tot één gesprek beperkt gebleven vanwege de grote verschillen in standpunten.

Onduidelijkheid over mogelijkheden van het huidige gebruik (in relatie tot het bestemmingsplan) en mogelijke ontwikkelingen in de toekomst zorgen voor grote onrust bij omwonenden en verenigingen. Zowel omwonenden en verenigingen verlangen zo spoedig mogelijk transparantie en openheid van de gemeente Valkenswaard met betrekking tot haar standpunt over "het conserveren van het huidig gebruik". Daarom is in Valkenswaard een “gebruiksprogramma” opgesteld, waarin duidelijkheid verschaft wordt over de kaders en uitgangspunten waarbinnen de activiteiten op het Eurocircuit nu en in de toekomst plaats kunnen (blijven) vinden. De gebruiksprogramma's betreffen het gebruik van de beide crossverenigingen en niet dat van de andere verenigingen op het Eurocircuit. Deze blijken niet ter discussie te staan in de relatie met de omwonenden. Het gebruiksprogramma is gebaseerd op het gemiddeld feitelijk gebruik dat gedurende de laatste 10 jaar heeft plaatsgevonden, het is toegevoegd in bijlage 1.

De visie met betrekking tot . "het conserveren van het huidig gebruik", zoals vastgelegd in het gebruikersprogramma, wordt in Valkenswaard vastgelegd in het bestemmingsplan “Eurocircuit”.

1.1.3.2 Voorbereidingsbesluit

Vanwege de mogelijkheid dat de rallycrossvereniging een milieuvergunning zou kunnen aanvragen op basis van de van rechtswege ontstane geluidscontour heeft de raad van Valkenswaard op 24 mei 2017 een voorbereidingsbesluit genomen waarbij het bestaande gebruik is 'bevroren' om ongewenste ontwikkelingen tegen te gaan. De beschermende werking die het voorbereidingsbesluit heeft geldt gedurende 1 jaar. Binnen dat jaar dient een ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd te worden.

1.1.3.3 Motorcross

De motorcrossvereniging kan prima uit de voeten met de verleende milieuvergunning, zij het dat ze af en toe gebruik maken van het rallycrossterrein als paddock voor grote wedstrijden. Formeel is dit niet toegestaan omdat dat buiten de inrichting van de vergunning ligt.

1.1.3.4 Rallycross

De rallycrossvereniging en de Stichting Exploitatie Eurocircuit (lees exploitatie rallycrossbaan) kan niet met de verleende milieuvergunning uit de voeten. Al meer dan 25 jaar vinden er activiteiten plaats die wel passen binnen het bestemmingsplan maar niet binnen de milieuvergunning. Ze passen overigens wel binnen de van rechtswege ontstane geluidscontour en daarom doet de vereniging daar ook een beroep op. Omdat de activiteiten wel passend zijn binnen het bestemmingsplan is het Gebruiksprogramma vastgesteld op basis van het gemiddelde gebruik van de afgelopen 10 jaar, zie bijlage 2.

1.2 Plankarakter

Het bestemmingsplan Geluidscontour Eurocircuit draagt het karakter van een conserverend bestemmingsplan. Dit betekent in dit geval dat de in Valkenswaard van rechtswege ontstane geluidscontour, die zich uitstrekt over grondgebied van de gemeente Bergeijk, verkleind wordt vastgelegd. De vast te leggen contour is gebaseerd op het feitelijk gebruik zoals dit gedurende de laatste 10 jaar heeft plaatsgevonden. In het bestemmingsplan wordt ook een zeer klein deel van het Eurocircuit, gelegen op perceel Westerhoven, sectie D, nummer 151 conserverend bestemd. Hier wordt het gebruik als wielerbaan, gebruik ten behoeve van groenelementen en zeer kleinschalig gebruik ten behoeve van parkeren vastgelegd.

Hoofdstuk 2 Plangebied

2.1 Situering

Het plangebied is gelegen ten oosten van Westerhoven, net ten noorden van het skicentrum Montane. Ten zuidwesten ligt het recreatiepark De Kempervennen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1724.BPWgeb4013-VOOR_0001.png"

Situering in de omgeving

2.2 Bestaande juridische regeling

Tot het moment waarop het nieuwe bestemmingsplan Geluidscontour Eurocircuit in werking treedt, gelden in het plangebied de bestemmingsplannen “Buitengebied Bergeijk 2011”, “Herziening Buitengebied Bergeijk 2014”, “2e Herziening Buitengebied Bergeijk 2017”, “Westerhoven en de Kempervennen 2012” en “Westerhoven en de Kempervennen 2012, herziening 2014”.

2.2.1 Plangebied

Het plangebied van de beide bestemmingsplannen voor het Eurocircuit beslaat het gebied dat grofweg begrensd wordt door de geluidscontour horende bij de inrichting van de rallycrossbaan. Het plangebied is op onderstaande figuur aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1724.BPWgeb4013-VOOR_0002.png"

Grens plangebied (paars) met geluidscontouren Eurocircuit (rallycrossbaan) conform milieuvergunning (blokjeslijn is de gemeentegrens).

2.2.2 Eurocircuit

Rondom het Eurocircuit ligt sinds 1 juli 1993 een geluidszone van rechtswege. Deze is echter nooit opgenomen in de bestemmingsplannen van de gemeenten Bergeijk en Valkenswaard. Om de bestaande activiteiten planologisch te verankeren in het bestemmingsplan is het opnemen van de geluidszonering in beperkte omvang (ter grootte van de verleende vergunning voor de rallycrossbaan) noodzakelijk. Omdat dit ook over het buitengebied van Bergeijk ligt, moeten de procedures op elkaar afgestemd worden.

De op het Eurocircuit gelegen wielerbaan ligt voor een deel in de gemeente Bergeijk, maar is in het bestemmingsplan Buitengebied 2011 van Bergeijk nog niet positief bestemd, dat zal in dit plan alsnog gebeuren.

Hoofdstuk 3 Planologisch kader

Bij het opstellen van het bestemmingsplan moet rekening worden gehouden met de randvoorwaarden vanuit het beleid van Europa, rijk, provincie, regio en gemeente. Voor zover relevant voor dit bestemmingsplan wordt in de volgende paragrafen het beleid toegelicht.

3.1 Europees beleid

3.1.1 Natura 2000

Natura 2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. De belangrijkste natuurgebieden in Europa zijn aangewezen en moeten uiteindelijk een netwerk gaan vormen. Een eenmaal aangewezen Natura 2000-gebied blijft in principe altijd als natuurgebied bestaan. Twee Europese richtlijnen beschermen het netwerk, namelijk de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn.

Middels de Vogelrichtlijn moeten de Europese lidstaten zorgen voor de bescherming, instandhouding en herstel van de leefgebieden van zeldzame vogels. Hiervoor worden 'speciale beschermingszones' ingesteld. Via de Habitatrichtlijn worden natuurlijke leefgemeenschappen van zeldzame plant- en diersoorten beschermd. Ook hiervoor worden speciale beschermingszones aangewezen.

In Nederland vallen de Natura 2000-gebieden onder de Wet natuurbescherming. Er wordt één aanwijzingsbesluit gehanteerd, dat de diverse vormen van bescherming van het gebied regelt. In dit besluit zijn de instandhoudingsdoelstellingen geformuleerd, de doelen van de natuurbescherming in dit gebied.

Voor elke ruimtelijke ontwikkeling die kan leiden tot gevolgen voor één of meer van deze instandhoudingsdoelstellingen, is een 'passende beoordeling’ van de gevolgen van de ontwikkeling verplicht. In deze passende beoordeling wordt inzichtelijk gemaakt welke gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen worden verwacht en hoe die schade wordt geminimaliseerd door het treffen van bepaalde maatregelen. Een dergelijke ontwikkeling is in letterlijke zin niet in dit plan voorzien, omdat er sprake is van een herbestemming van een als sinds 1977 bestaande en grotendeels positief bestemde situatie. In juridische zin is er wel sprak van een ruimtelijke ontwikkeling vanwege de legalisering van de al van voor 1998 bestaande afwijking van de motorcrossbaan en het deel van de wielerbaan in Bergeijk.

Binnen de gemeente ligt een deel van het Natura 2000-gebied 'Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux'. Dit laatste gebied is centraal in het buitengebied van Valkenswaard gelegen en het zeer kwetsbaar vanwege de vele vennen in De Malpie. De Keersop maakt daar ook onderdeel vanuit en vormt hier de gemeentegrens en deels de plangrens.

afbeelding "i_NL.IMRO.1724.BPWgeb4013-VOOR_0003.png"

Situering Natura 2000-gebied 'Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux' in de regio

Betekenis voor het bestemmingsplan: Wanneer het bestemmingsplan ontwikkelingen mogelijk maakt die de wezenlijke waarden en kenmerken van het Natura 2000-gebied kunnen aantasten, dan zal een 'passende beoordeling' moeten worden uitgevoerd. Omdat gevolgen niet uit te sluiten zijn wordt/is binnen het bestemmingsplan in de gemeente Valkenswaard een PlanMER opgesteld, die ook dient ter onderbouwing van het bestemmingsplan Geluidscontour Eurocircuit. Zie verder ook paragraaf 3.2.4 Programma Aanpak Stikstof (PAS).

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De Structuurvisie vervangt een groot aantal verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zoals de Nota Ruimte (2006), Structuurvisie Randstad 2040 en de Structuurvisie voor de snelwegomgeving (2008). Door onder andere nieuwe politieke accenten, veranderende economische omstandigheden, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen zijn de vigerende beleidsdocumenten gedateerd.

De visie heeft als doel dat Nederland in 2040 concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig is. Daarbij gaat de visie uit van het ‘decentraal, tenzij...’ principe. Hiermee wordt de ruimtelijke ordening in toenemende mate neergelegd bij gemeenten en provincies. Een rijksverantwoordelijkheid kan aan de orde zijn indien:

  • een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingskracht van provincies en gemeenten overstijgt;
  • over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan;
  • een onderwerp provincie- of landsoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is.

Betekenis voor het bestemmingsplan: De structuurvisie is relevant wanneer de gemeente in haar bestemmingsplan ontwikkelingen mogelijk maakt die van nationaal belang zijn. Daarvan is in het bestemmingsplan buitengebied geen sprake.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevat regels ter bescherming van nationale belangen. De keuze voor deze belangen is reeds gemaakt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en worden met het Barro en het Bro juridisch verankerd.

In het kader van deregulering en decentralisatie is gekozen om de regels zoveel mogelijk door te laten werken op het niveau van de lokale besluitvorming. Door de nationale belangen in bestemmingsplannen te borgen, worden deze belangen reeds in een vroeg stadium vastgelegd, wat bijdraagt aan een versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke druk. Enkele bepalingen hebben echter beperking op provinciaal medebewind en ontheffingsmogelijkheden.

De onderwerpen in het Barro betreffen:

  • Project Mainportontwikkeling Rotterdam.
  • Kunstfundamenten.
  • Grote rivieren.
  • Waddenzee en waddengebied.
  • Defensie (met uitzondering van radar).

Per 1 oktober 2012 is de gewijzigde Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) inzake aanwijzing radarverstoringsgebieden, reserveringsgebieden hoofdwegen en landelijke spoorwegen en militaire terreinen en de eerste aanvulling van het Barro inzake hoofdinfrastructuur (reserveringen rond hoofdwegen en hoofdspoorwegen, vrijwaring rond Rijksvaarwegen en hoofd-buisleidingen), de elektriciteitsvoorziening, het vereenvoudigde regime van de ecologische hoofdstructuur en waterveiligheid (bescherming van primaire waterkeringen en bouwbeperkingen in het IJsselmeergebied) inwerking getreden.

Betekenis voor het bestemmingsplan: Het Barro voorziet niet in onderwerpen die op het plangebied van toepassing zijn. Dit houdt in dat voor dit bestemmingsplan geen beperkingen vanuit de Barro gelden.

3.2.3 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bevat de uitwerking van bepalingen uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Het besluit stelt vanuit de rijksverantwoordelijkheid voor een goed systeem van ruimtelijke ordening juridische kaders aan de processen van ruimtelijke belangenafweging en besluitvorming bij de verschillende overheden (o.a. nationaal belang 13 uit de SVIR). De ‘ladder van duurzame verstedelijking’ is in 2012 opgenomen in het Bro.

Ladder voor duurzame verstedelijking Op 1 oktober 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, en is ‘de ladder voor duurzame verstedelijking’ daaraan toegevoegd. De ladder ondersteunt gemeenten en provincies in vraaggerichte programmering van hun grondgebied, het voorkomen van overprogrammering en de keuzes die daaruit volgen. De ladder voor duurzame verstedelijking is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd.

Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Het Rijk wil met de introductie van de ladder vraaggerichte programmering bevorderen. De ladder beoogt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.

Overheden dienen nieuwe stedelijke ontwikkeling te motiveren met de drie opeenvolgende stappen. De stappen bewerkstelligen dat de wens om een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk te maken, nadrukkelijk wordt gemotiveerd en afgewogen met oog voor (1) de ruimtevraag, (2) de beschikbare ruimte en (3) de ontwikkeling van de omgeving waarin het gebied ligt. De stappen schrijven geen vooraf bepaald resultaat voor, omdat het optimale resultaat moet worden beoordeeld door het bevoegd gezag dat de regionale en lokale omstandigheden kent. Dit gezag draagt de verantwoordelijkheid voor de ruimtelijke afweging over die ontwikkeling.

 

  • 1. Trede 1 vraagt de regionale ruimtevraag (kwantitatief én kwalitatief) voor stedelijke ontwikkelingen te bepalen. Dit betreft wonen, werken, detailhandel en overige stedelijke voorzieningen. Met de regionale ruimtevraag in beeld kan worden beoordeeld of een voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. Zo ja, dan is trede 2 aan de orde.
  • 2. Trede 2 motiveert of de beoogde ontwikkeling plaats kan vinden binnen het bestaand stedelijk gebied. Dit kan door op lege plekken de ruimte ‘in te vullen’, een andere bestemming te geven aan een gebied, door herstructurering van bestaande terreinen of door transformatie van bestaande gebouwen of gebieden.
  • 3. In trede 3 gaat het om stedelijke uitleg en wel op een zodanige locatie dat het uitleggebied (in potentie) multimodaal ontsloten is of kan worden. De resterende ruimtevraag, die resulteert uit trede 2 is kwalitatief en kwantitatief.

 

Betekenis voor het bestemmingsplan: In dit bestemmingsplan worden geen stedelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt zoals bedoeld in artikel 1.1.1 van het Bro.

3.2.4 Programma Aanpak Stikstof (PAS)

Ruimte voor economische ontwikkelingen, sterkere natuur en minder stikstof. Dat is het doel van het Programma Aanpak Stikstof waarin overheden, natuurorganisaties en ondernemers samenwerken. In het Programma Aanpak Stikstof (PAS) werken overheden en maatschappelijke partners samen om de stikstofuitstoot te verminderen en daarmee ook economische ontwikkelingen mogelijk te maken.

In een dichtbevolkt land als Nederland is het een uitdaging om een evenwicht te vinden tussen veerkrachtige natuur en gezonde economie. Het Rijk en provincies geven ruimte aan ondernemers, omdat ze belangrijk zijn voor onze economie. Tegelijkertijd moeten economische activiteiten passen binnen de draagkracht van de natuur, want economie en natuur hebben elkaar nodig.

Al jaren is er in Natura 2000-gebieden een overschot aan stikstof (ammoniak en stikstofoxiden). Dit is schadelijk voor de natuur. Het belemmert ook vergunningverlening voor economische activiteiten. Daarom heeft het Rijk het initiatief genomen om deze stikstofproblemen aan te pakken.

Rijk, provincies en natuurorganisaties nemen maatregelen om de natuur te herstellen, door bijvoorbeeld stikstofrijke grondlagen te verwijderen. Agrarische ondernemers nemen maatregelen in hun bedrijfsvoering, zoals mest aanwenden met weinig stikstofverliezen en het gebruik van aangepast voer. Door deze combinatie van maatregelen ontstaat er ruimte voor nieuwe economische activiteiten.

De PAS steunt op twee pijlers om de doelen van Natura 2000 zeker te stellen: daling van stikstofdepositie en ecologische herstelmaatregelen. Een deel van de daling mag worden gebruikt voor nieuwe economische activiteiten.

De PAS combineert twee manieren om de natuurdoelen van Natura 2000 zeker te stellen:

  • Het blijvend laten dalen van de stikstofdepositie door het nemen van maatregelen aan de bron
  • Het uitvoeren van herstelmaatregelen voor stikstofgevoelige natuur

De PAS bepaalt ook dat een deel van de daling van de stikstofdepositie mag worden ingezet voor nieuwe projecten of projecten waarin uitbreiding van bestaande stikstofemissie aan de orde is. Dit noemen we de ontwikkelingsruimte. Op deze manier blijft de stikstofdepositie dalen, terwijl er ook ruimte is voor de gewenste economische ontwikkeling en daarmee ook voor investeringen in schonere productietechnieken, zoals emissie-arme stalsystemen in de veehouderij. Zo ontstaat een evenwichtige benadering, waarbij economische activiteiten mogelijk blijven onder voorwaarde dat de gestelde natuurdoelen worden gehaald.

3.3 Provinciaal en regionaal beleid

3.3.1 Structuurvisie ruimtelijke ordening

In de Structuurvisie ruimtelijke ordening (2010) geeft de provincie aan hoe zij omgaat met de ruimtelijke opgave voor de periode tot 2025, met een doorkijk naar 2040. De provincie Noord-Brabant is een dynamische provincie. Deze dynamiek gaat gepaard met forse verandering in de Brabantse ruimte, zowel in het stedelijk als in het landelijk gebied. De zorg voor een groene schone leefomgeving is belangrijk voor een aantrekkelijk leef- en vestigingsklimaat. Dynamiek en karakteristiek moeten goed op elkaar worden afgestemd: de belangrijkste opgave voor Noord-Brabant is om stad en land, het mozaïek van Brabant, op een duurzame wijze te ontwikkelen. Stad en land hebben elkaar nodig en versterken elkaar. Het landelijk gebied van de provincie en dus ook dat van Valkenswaard, is onderhevig aan twee ontwikkelingen. De eerste betreft de ontwikkeling van een gebiedseconomie met een verder gaande menging van functies en verbreding van agrarische activiteiten met streekproducten, zorgverblijven, recreatief verblijf en landschapsbeheer. Een tweede ontwikkelingsrichting is een toenemende specialisatie met schaalvergroting van de landbouw, onder andere bij intensieve veehouderij. Voor de toekomst van deze vorm van landbouw is het zaak verdere verduurzaming van de sector door te voeren en waar mogelijk te versnellen. Het combineren van de ontwikkelingen wordt lastiger. Door de inwerkingtreding van wetgeving op het gebied van huisvesting van dieren en ammoniak is de verwachting dat een aanzienlijk deel van de bestaande veehouderijen de bedrijfsvoering zal beëindigen. Bij de resterende bedrijven treedt schaalvergroting op. De opgave is om de ontwikkelingen in het landelijke gebied zodanig vorm te geven dat er sprake is van een duurzaam en vitaal platteland.

Op de visiekaart van de Structuurvisie is het buitengebied van Valkenswaard aangewezen als een 'Robuust water- en natuursysteem'. Voor deze gebieden geldt dat door middel van een samenhangende aanpak in water en natuur de landschappelijke en recreatieve kwaliteit in Noord-Brabant wordt versterkt. Dit draagt bij aan een gezonde schone leefomgeving en een aantrekkelijk vestigings- en leefklimaat van Noord- Brabant.

afbeelding "i_NL.IMRO.1724.BPWgeb4013-VOOR_0004.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1724.BPWgeb4013-VOOR_0005.jpg"

Uitsnede visiekaart (bron: Provincie Noord-Brabant)

De structuren uit de structurenkaart geven een hoofdkoers aan: een ruimtelijk ontwikkelingsperspectief voor een combinatie van functies. Maar ook waar functies worden uitgesloten, of welke randvoorwaarden de provincie aan de functies stelt. Het plangebied is aangeduid als 'Robuust water- en natuursysteem'.

De visiekaart is vertaald naar een Structurenkaart

Het plangebied is op de structurenkaart grotendeels aangewezen als". 'Kerngebied groenblauw', 'Groenblauwe mantel' en deels als 'Gemengd landelijk gebied'. Voor de groenblauwe structuur is het behouden en ontwikkeling van de natuurwaarden in én buiten natuurgebieden van belang. De structuur is van belang voor een goede, aantrekkelijke en gezonde woon- en werkomgeving. De groenblauwe structuur bestaat uit kern- en mantelgebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1724.BPWgeb4013-VOOR_0006.png"

Uitsnede Structurenkaart (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

Alle vanuit het Rijk en de EU te beschermen gebieden zijn opgenomen in de kern van de groenblauwe structuur. Voor de ontwikkeling van functies binnen de kerngebieden gelden de spelregels voor het Natuurnetwerk Brabant (NNB; het 'nee-tenzij'-regime). Hierbinnen is extensieve recreatie goed mogelijk. De mantelgebieden bestaan overwegend uit gemengd landelijk gebied met belangrijke nevenfuncties voor natuur en water, en dragen bij aan de bescherming van het kerngebied. De agrarische sector is een grote en belangrijke grondgebruiker binnen het mantelgebied. Het is van belang deze positie te behouden en het grondgebonden agrarisch gebruik te bevorderen. Daarbij zijn ook diverse recreatieve en toeristische bedrijven aanwezig. Nieuwe ontwikkelingen zijn mogelijk als deze de bestaande natuur-, bodem- en waterfuncties respecteren of bijdragen aan een kwaliteitsverbetering van deze functies of het (cultuurhistorisch waardevolle) landschap. Een (verdere) ontwikkeling van kapitaalintensieve functies, zoals stedelijke ontwikkelingen, intensieve recreatie en concentratiegebieden voor intensieve landbouwfuncties zijn binnen de mantelgebieden niet wenselijk. De ontwikkelingsmogelijkheden voor deze functies zijn dan ook beperkt. Een verdere intensivering van de agrarische bedrijvigheid is niet gewenst. Recreatieve ontwikkelingen zijn mogelijk, zeker als daarmee een bijdrage wordt geleverd aan de versterking van natuur, water en landschap. Het landelijk gebied ligt buiten de groenblauwe structuur en de stedelijke structuur. Binnen het landelijk gebied wordt onderscheid gemaakt tussen gemengd- en accentgebied. Voor het buitengebied van Valkenswaard is alleen het gemengd gebied van toepassing. Dit gebied biedt multifunctionele gebruiksruimte voor land- en tuinbouw, natuur, water, recreatie, toerisme en kleinschalige stedelijke functies. Binnen deze gebieden is ruimte voor agrarische ontwikkeling. In het bijzonder voor glastuinbouw, intensieve veehouderij, rundveehouderij, akkerbouw, vollegrondstuinbouw en boomteelt. Het bieden van ontwikkelingsruimte is van belang voor de economische positie van de provincie.

Betekenis voor het bestemmingsplan: De Structuurvisie is richtinggevend aan en uitgewerkt in de Verordening ruimte Noord-Brabant en is daardoor slechts indirect inhoudelijk van belang voor dit plan.

3.3.2 Verordening ruimte Noord-Brabant (Vr N-B)

De Vr N-B is één van de uitvoeringsinstrumenten voor de provincie om haar doelen te bereiken. In de verordening heeft de provincie de kaderstellende elementen uit de Structuurvisie en ander provinciaal beleid vertaald in regels die van toepassing zijn op (de inhoud van) bestemmingsplannen. De verordening is een juridisch bindend instrument. Niet alle onderwerpen lenen zich voor opname in de verordening, daarom heeft de provincie op basis van de provinciale belangen een selectie gemaakt van geschikte onderwerpen. In het algemeen zijn dit onderwerpen met heldere criteria, weinig gemeentelijke beleidsvrijheid en een zwaarwegend provinciaal belang. De onderwerpen in de Vr N-B zijn:

  • ruimtelijke kwaliteit;
  • stedelijke ontwikkelingen;
  • natuurgebieden en andere gebieden met waarden;
  • agrarische ontwikkelingen, waaronder de zorgvuldige veehouderij;
  • overige ontwikkelingen in het landelijk gebied.

Al deze onderwerpen m.u.v. 'agrarische ontwikkelingen' zijn van belang voor het plangebied. Voor de uitwerking van de onderwerpen tot beleidsregels wordt verwezen naar de Verordening ruimte Noord-Brabant zelf.

Door de provincie Noord-Brabant zijn in de Vr N-B diverse nieuwe structuren vastgelegd. De provincie geeft per structuur aan of en wat voor beschermingsregime van toepassing is middels een aanduiding.

Betekenis voor het bestemmingsplan: De volgende regel is voor dit plan van belang:

7.18 Lawaaisporten

Een bestemmingsplan dat is gelegen in gemengd landelijk gebied bepaalt dat de vestiging of uitbreiding van lawaaisporten niet zijn toegestaan.

In afwijking van het eerste lid is een beperkte uitbreiding van bestaande lawaaisporten toegestaan mits de beoogde uitbreiding in redelijke verhouding staat tot de op grond van artikel 3.1 vereiste zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit. Zie paragraaf 3.3.3.

3.3.2.1 Voor het plangebied van toepassing zijnde structuren en aanduidingen

Gemengd landelijk gebied

De provincie beschouwd het hele landelijk gebied als een gebied waarbinnen een menging van functies aanwezig is: het gemengd landelijk gebied. De mate van menging varieert daarbij van de gebieden waarbinnen meerdere functies in evenwicht met elkaar bestaan tot gebieden waar de land- en tuinbouw de dominante functie is.

Binnen het gemengd landelijk gebied is multifunctioneel gebruik uitgangspunt. Uitzondering hierop zijn de primair agrarische gebieden, zoals door de gemeenten vastgelegd. Gedacht moet worden aan glastuinbouwgebieden. Hier worden functies geweerd die de agrarische ontwikkeling van de specifieke landbouwvorm belemmeren. Deze komen binnen de gemeente Heeze-Leende echter niet voor.

Teeltondersteunende voorzieningen zijn in principe alleen binnen de agrarische bouwvlakken toegestaan. Een uitzondering hierop kan gevormd worden door tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, aangezien deze over het algemeen goed inpasbaar zijn buiten het bouwvlak.

Door het beëindigen van de agrarische bedrijfsvoering komen er bedrijfslocaties vrij. Binnen het gemengd landelijk gebied is de ontwikkeling van woon-, recreatie- en werkfuncties mogelijk. Ontwikkelingen passen qua aard, schaal en functie in de omgeving en houden rekening met de omgevingskwaliteiten. Hierbij dient aandacht te zijn voor sanering van overtollige bedrijfsbebouwing. Ook moet er rekening worden gehouden met (ontwikkelingsmogelijkheden van) omliggende functies, zoals volwaardige agrarische bedrijven, recreatiebedrijven en woonfuncties.

Ontwikkelingen zoals wonen, werken, (historische) landgoederen, recreatie en toerisme passen qua aard, schaal en functie bij de omgeving en houden rekening met de omgevingskwaliteiten. De ontwikkeling van functies is in beginsel alleen mogelijk op vrijkomende agrarische bedrijfslocaties, waarbij rekening wordt gehouden met (ontwikkelingsmogelijkheden van) omliggende functies.

Groenblauwe mantel

De groenblauwe mantel wordt gevormd door de beheergebieden NNB en de overige randzones van die NNB.

De groenblauwe mantel wordt in het plan beschermd via de bestemming 'Agrarisch met waarden' of 'Natuur'.

Natuur Netwerk Brabant

Het Natuur Netwerk Brabant (NNB) is een samenhangend netwerk van natuurgebieden en landbouwgebieden met natuurwaarden van (inter-)nationaal belang. Voorbeelden van dergelijke gebieden in Brabant zijn: de bossen, de heide en vennen, de stuifduinen, de schraalgraslanden en wateren zoals rivieren en beken. Het doel van het NNB-beleid is het veiligstellen van ecosystemen en het realiseren van leefgebieden met goede condities voor de biodiversiteit. Deze leefgebieden zijn belangrijk voor dier- en plantensoorten.

Om de populaties gezond te houden en de genetische uitwisseling te bevorderen, moeten de gebieden groot genoeg zijn en de mogelijkheid bieden voor migratie tussen de gebieden. Om het NNB als zo'n netwerk te laten functioneren, werkt de provincie samen met andere partijen aan het aanleggen van ecologische verbindingszones en het oplossen van faunaknelpunten in de wegenstructuur. Als de omstandigheden in een bepaald gebied (tijdelijk) verslechteren, dan kan een soort uitwijken naar een ander geschikt gebied. In het licht van de klimaatveranderingen is dit van toenemend belang. De ecologische verbindingszones zijn (vaak) langgerekte landschapselementen die als groene schakels de Brabantse natuurgebieden met elkaar verbinden.

Het Natuur Netwerk Brabant hangt samen met het Natuur Netwerk in de andere delen van Nederland en met het Europese net van natuurgebieden, bekend onder de naam Natura 2000.

Het NNB bestaat uit:

  • bestaande natuur- en bosgebieden;
  • gerealiseerde nieuwe natuur. Dit zijn gronden die met subsidie uit het Natuurbeheerplan zijn gerealiseerd als nieuwe natuur en waar de landbouwfunctie of een andere niet-natuurbestemming is verdwenen;
  • nog niet gerealiseerde nieuwe natuur. Dit zijn meestal agrarische gronden die in het Natuurbeheerplan zijn aangewezen als nieuwe natuur, maar waar de gewenste natuurfunctie nog niet is gerealiseerd. De oude functie of bestemming is nog aanwezig;
  • ecologische verbindingszones.

Het provinciale beleid is erop gericht om het netwerk in 2027 gereed te hebben. Dit wordt in het algemeen bereikt door:

  • het concreet aanwijzen van de gebieden die tot het NNB behoren en het vastleggen van de natuurdoelen ( bepalen );
  • voor zover nodig functiewijziging van landbouwgrond en ander niet-natuurgebruik naar natuurgebied door aankoop of particulier natuurbeheer ( deelname );
  • inrichten van deze gebieden zodat de natuurkwaliteit (omschreven in natuurdoelen) ontwikkeld kan worden ( inrichting );
  • realiseren van de natuurkwaliteit door een duurzaam beheer en eventueel aanvullend omgevingsbeleid ( uitvoering ).

Het NNB komt in het bestemmingsplan niet voor, wel ligt de aanduiding voor de geluidszone gedeeltelijk over dit gebied.

3.3.2.2 Uitgangpunten voor het bestemmingsplan

Alle over te nemen regels uit de Vr N-B worden opgenomen in het bestemmingsplan.

In het plan wordt de Geluidzone, behorend bij de activiteiten die toegestaan worden in het bestemmingsplan “Eurocircuit” van de gemeente Valkenswaard aangeduid. Daarnaast wordt de agrarische bestemming op perceel Westerhoven, sectie D nummer 151 deels gewijzigd naar een bestemming Sport met aanduiding “Wielerbaan”, deels naar de bestemming Sport met alleen de mogelijkheid hier te parkeren en voor het overig naar de bestemming Groen.

3.3.3 Handreiking kwaliteitsverbetering van het landschap, Rood-met-groen regeling Noord-Brabant

Vanuit de Structuurvisie ruimtelijke ordening is de vraag om een ontwikkelingsgericht beleid voor het buitengebied ontstaan, met aandacht voor de landschapskwaliteit in Noord-Brabant. Deze kwaliteitsverbetering is zowel in de provinciale structuurvisie als de provinciale verordening vastgelegd. De 'Handreiking kwaliteitsverbetering van het landschap, Rood-met-groen regeling' van de provincie Noord-Brabant biedt informatie om invulling te geven aan de 'kwaliteitsverbetering van het landschap'. Het is een hulpmiddel om invulling te geven aan de Vr N-B, en geen verplicht beleidskader.

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen wil de provincie dat de initiatiefnemer zorgt voor een kwaliteitsverbetering van het landschap. Het achterliggende idee hierbij is dat ontwikkelingen actief bijdragen aan versterking van het landschap. Dit gaat dus verder dan het mitigeren van de effecten van een ontwikkeling op de omgeving of het beperken van verlies aan omgevingskwaliteit. Dit uitgangspunt geldt voor ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied én buiten de ecologische hoofdstructuur.

Van belang is het begrip "ruimtelijke ontwikkelingen". In de Vr N-B is dat als volgt geredigeerd:

"bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten waarvoor een wijziging van het planologisch regime nodig is"

3.3.3.1 Nieuwe ontwikkelingen

Het plan omvat planologisch nieuwe ontwikkelingen die leiden tot een kwalitatieve bijdrage. Voor de aanpassing van het bestemmingsplan is door de gemeente Valkenswaard een taxatie gemaakt op de meerwaarde vast te stellen. de bijdrage komt voor rekening van de gemeente Valkenswaard.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Erfgoedbeleid

De gemeenteraad van Bergeijk heeft op 19 april 2012 de Erfgoedverordening gemeente Bergeijk vastgesteld. De Erfgoedverordening is gebaseerd op het erfgoedplan, dat is opgesteld door de gezamenlijke Kempengemeenten en A2-gemeenten. Het erfgoedplan bevat een uitgebreide inventarisatie van de archeologische en cultuurhistorische (verwachtings)waarden binnen het grondgebied van de betrokken gemeenten en een aanzet voor een integraal cultuurhistorisch beleid. In het bestemmingsplan 'Buitengebied Bergeijk 2014”', is het erfgoedplan verwerkt. Dit betreft ook een set regels. Deze zijn overgenomen in het bestemmingsplan “2de Herziening Buitengebied Bergeijk 2017”.

Betekenis voor het bestemmingsplan: De uitgangspunten worden opnieuw in het bestemmingsplan vastgelegd.

Hoofdstuk 4 Bestaande situatie

Voor nader onderzoek naar de bestaande situatie is nagegaan welke ruimtelijke en functionele kwaliteit in het plangebied aanwezig is. Daarnaast is gekeken naar de aspecten die met de fysieke milieuwaarden samenhangen. Verder wordt in dit hoofdstuk de historische kwaliteit beschreven, waarbij archeologie, cultuurhistorie en eventueel aanwezige monumenten aan bod komen. De uitkomsten van verrichte onderzoeken zijn in dit hoofdstuk vermeld. Het opgenomen kaartmateriaal dient uitsluitend als illustratie. Voor informatie op perceelsniveau verwijzen wij naar www.ruimtelijkeplannen.nl.

4.1 Archeologie en cultuurhistorie

4.1.1 Algemeen

Gemeenten moeten bij het maken van plannen in het kader van de Wro rekening houden met de archeologische waarden, dan wel de te verwachten archeologische waarden. Aangetoond moet worden dat een ingreep de archeologische waarden niet schaadt.

4.1.2 Onderzoek
4.1.2.1 Archeologie

De gemeenten Heeze-Leende, Cranendonck, Waalre en Valkenswaard (en Oirschot, Reusel-De Mierden, Bladel, Eersel en Bergeijk) hebben aan de SRE Milieudienst opdracht gegeven om een regionaal Beleidsplan Archeologische Monumentenzorg en een gemeentelijke Erfgoedkaart op te stellen, waarin zowel de archeologische waarden en verwachtingen als de cultuurhistorische waarden zijn opgenomen. Dit beleid heeft de raad van de gemeente Valkenswaard in juli 2012 vastgesteld. In de gemeente Valkenswaard gelden de volgende archeologische (verwachtings)waarden:

  • Categorie 1 - Beschermde archeologische monumenten: Het gaat om archeologische resten die vanuit nationaal of gemeentelijk oogpunt behouden dienen te blijven en daarom als monument zijn beschermd ingevolge de Monumentenwet 1988 (voor Rijksmonumenten) of de gemeentelijke Archeologieverordening.
  • Categorie 2 - Gebied van archeologische waarde: In deze gebieden is bij eerdere onderzoeken reeds aangetoond dat er concentraties archeologische resten voorkomen die als behoudenswaardig gekarakteriseerd kunnen worden. In deze gebieden is dus sprake van vastgestelde archeologische waarden. De archeologische resten op deze terreinen zijn echter minder geconcentreerd dan bij de vorige categorie en bovendien is vaak niet exact bekend waar de resten zich bevinden.
  • Categorie 3 - Gebied met een hoge archeologische verwachting, historische kern: Het gaat hier om de oude en de vermoedelijk nog oudere verschoven woonkernen en gehuchten, waar op basis van historische bronnen, oude kaarten en nog aanwezige bebouwing een hoge archeologische verwachting geldt. Dat wil zeggen dat in deze gebieden sprake is van een hoge concentratie archeologische vindplaatsen met goede conserveringsomstandigheden. De kans op het aantreffen van archeologische vondsten bij bodemingrepen is dus zeer groot.
  • Categorie 4 - Gebied met een hoge archeologische verwachting: In deze gebieden geldt op basis van geomorfologische en bodemkundige opbouw en aangetroffen archeologische vondsten en relicten een hoge archeologische verwachting. Dat wil zeggen dat in deze gebieden sprake is van een hoge concentratie archeologische vindplaatsen met goede conserveringsomstandigheden. De kans op het aantreffen van archeologische vondsten bij bodemingrepen is dus zeer groot.
  • Categorie 5 - Gebied met een middelhoge archeologische verwachting: In deze gebieden geldt op basis van geomorfologische en bodemkundige opbouw en aangetroffen archeologische vondsten en relicten een middelhoge archeologische verwachting. Deze zones en gebieden waren net als de gebieden met een hoge verwachting in principe geschikt voor bewoning. De kans op het aantreffen van vondsten is hier echter kleiner, doordat de dichtheid aan vindplaatsen beduidend lager is dan in de gebieden met een hoge verwachting.
  • Categorie 6: Gebied met een lage archeologische verwachting: Het gaat om gebieden waar op archeologische en landschappelijke gronden de kans op behoudenswaardige archeologische relicten klein wordt geacht.
  • Categorie 7: Gebied zonder archeologische verwachting: Het gaat hierbij om gebieden waar het bodemprofiel als gevolg van archeologisch onderzoek, aangetoonde ontgrondingen, recente bebouwing en funderingen zodanig is verstoord, dat eventuele archeologische resten als verloren beschouwd mogen worden, of in ieder geval zodanig zijn aangetast dat zij niet meer voor onderzoek of bescherming in aanmerking komen. Voor deze gebieden is vanwege het ontbreken van een verwachtingswaarde dan ook geen dubbelbestemming opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1724.BPWgeb4013-VOOR_0007.jpg"

Archeologische beleidskaart (bron: http://atlas.sre.nl/archeologie/, SRE, 2012)

4.1.2.2 Cultuurhistorie

Onderdeel van het beleidsplan van de SRE is de cultuurhistorische beleidskaart (zie de afbeelding hierna). Deze beleidskaart bestaat uit drie categorieën:

  • Categorie 1: Beschermde cultuurhistorische monumenten. Cultuurhistorische objecten of gebieden die vanuit nationaal of gemeentelijk oogpunt behouden dienen te blijven en daarom als monument beschermd zijn ingevolge de Erfgoedwet of de gemeentelijke Erfgoedverordening. De wettelijke bescherming verbiedt hier de meeste verstorende activiteiten, tenzij de Minister van OC&W of het College van B&W van de gemeente hiervoor vooraf vergunning verleent.
  • Categorie 2: Object of gebied met een zeer hoge cultuurhistorische waarde. Op basis van de bekende historische gegevens en/of de landschappelijke ligging zoals aangeduid op de gemeentelijke erfgoedkaart, kunnen deze objecten of gebieden gezien worden als belangrijke elementen van de regionale identiteit. Deze cultuurhistorische waarden verdienen het om behouden te worden, maar vooral ook om als inspiratiebron te worden gebruikt bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. De aanwezige cultuurhistorische waarden mogen in principe niet worden verstoord of vernietigd. Nieuwe ontwikkelingen moeten zo mogelijk de cultuurhistorische waarden versterken. Bij gebouwen geldt dat onderhoud en versterken voor vernieuwen en ontwikkelen gaat en dat vernieuwen en ontwikkelen geschiedt vanuit en met respect voor de cultuurhistorische waarden.
  • Categorie 3: Object of gebied met een hoge cultuurhistorische waarde. Op basis van de bekende historische gegevens en/of de landschappelijke ligging zoals aangeduid op de gemeentelijke erfgoedkaart, kunnen deze objecten of gebieden gezien worden als belangrijke elementen van de lokale identiteit. Deze cultuurhistorische waarden verdienen het om behouden te worden, maar vooral ook om als inspiratiebron te worden gebruikt bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1724.BPWgeb4013-VOOR_0008.jpg"

Cultuurhistorische beleidskaart (bron: http://atlas.sre.nl/archeologie/, SRE, 2012)

4.1.2.2.1 Aardkundig waardevolle gebieden

De Provincie Noord-Brabant wil haar aardkundige waarden behouden. Aardkundige verschijnselen zijn van betekenis voor zowel de belevingswaarde als de natuurpotentie van het landschap. Daarnaast hebben ze ook een wetenschappelijke en educatieve betekenis. In het plangebied zijn geen aardkundig waardevolle gebieden gelegen.

4.2 Eurocircuit

Het is gewenst dat het Eurocircuit wordt opgenomen in het in dit bestemmingsplan, zodat er een actueel juridisch-planologisch kader geldt voor het gebied en de bestaande activiteiten kunnen worden voortgezet. De vergunde situatie wordt vastgelegd. Voor het Eurocircuit geldt nog het Plan in hoofdzaak uit 1964 en het bestemmingsplan Buitengebied 1977.

Er wordt aangegeven wat de effecten op de omgeving zijn en welke regels zijn opgenomen.

4.2.1 Bestaande situatie gebruik

Aan de hand van de verschillende inrichtingen is het gebied in Bergeijk te verdelen in verschillende deelgebieden. De deelgebieden ze zijn in de volgende paragrafen toegelicht.

4.2.1.1 Nederlandse rallycrossvereniging (NRV)

Een heel klein gedeelte van dit terrein ligt in Bergeijk en is in gebruik als parkeerterrein. Op het overige terrein is een 10 meter breed autoparcours aanwezig met daarbij behorende overige voorzieningen. In het voorliggend plan “Geluidscontour Eurocircuit” zijn alleen regels voor parkeren opgenomen, rallycross is niet toegestaan.

4.2.1.2 Toer- en Wielerclub De Kempen (TWC De Kempen)

Op het terrein van TWC De Kempen is een wielerparcours van 1.600 meter lang aanwezig. Een klein gedeelte daarvan bevindt zich in het plangebied van het bestemmingsplan “Geluidscontour Eurocircuit”. De planregels staan hier wielersport toe.

4.2.2 Bestaande situatie bebouwing

In het plangebied van het bestemmingsplan “Geluidscontour Eurocircuit” zijn geen gebouwen aanwezig, er staan alleen hekwerken.

Hoofdstuk 5 Milieuhygiënische aspecten

5.1 Luchtkwaliteit

5.1.1 Algemeen

Door de uitstoot van uitlaatgassen door onder andere de industrie en het verkeer komen schadelijke stoffen in de lucht. Vooral langs drukke wegen kunnen de concentraties van verschillende stoffen zo hoog zijn dat deze de gezondheid kunnen aantasten. Om te voorkomen dat de gezondheid wordt aangetast door luchtverontreiniging dient bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden te worden met de luchtkwaliteit ter plaatse.

5.1.2 Regelgeving

De belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteit zijn opgenomen in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer. Titel 5.2 Wet milieubeheer handelt over luchtkwaliteit, daarom staat deze ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. Met de 'Wet luchtkwaliteit' en bijbehorende bepalingen en hulpmiddelen, wil de overheid zowel de verbetering van de luchtkwaliteit bewerkstelligen als ook de gewenste ontwikkelingen in de ruimtelijke ordening doorgang laten vinden. De 'Wet luchtkwaliteit' voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het Rijk, provincies en gemeenten werken in het NSL samen aan maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren tot de normen, ook in gebieden waar nu de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald (overschrijdingsgebieden). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen.

In artikel 4 van het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de bijlagen van de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' is voor bepaalde categorieën projecten met getalsmatige grenzen vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Dit geldt onder andere voor woningbouwlocaties die ingeval van één ontsluitingsweg niet meer dan 1.500 nieuwe woningen mogen omvatten. Bij twee ontsluitingswegen mogen uitbreidingslocaties niet meer dan 3.000 woningen bevatten. Voor kantoorlocaties gelegen aan één ontsluitingsweg geldt een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m². Wanneer projecten wel in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit dient luchtonderzoek uitgevoerd te worden, waarbij getoetst wordt aan de normen.

5.1.3 Onderzoek

Het bestemmingsplan Geluidscontour Eurocircuit is een conserverend bestemmingsplan. Het bestemmingsplan voegt feitelijk geen functies of staat ontwikkelingen toe die luchtkwaliteit nadelig doet veranderen. Omdat er sprake is van een planologisch toegelaten, maar niet milieutechnisch vergunde situatie wordt als onderdeel van de PlanMer een luchtonderzoek vastgesteld waaruit blijkt dat het bestemmingsplan voldoet aan de in de Wet milieubeheer vastgelegde luchtkwaliteitseisen. De wetgeving op het gebied van luchtkwaliteit staat de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.

5.1.4 Conclusie

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk, die van wezenlijke invloed kunnen zijn op de luchtkwaliteit. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het onderhavige bestemmingsplan.

5.2 Externe veiligheid

5.2.1 Algemeen

In het kader van de bestemmingsplanprocedure moet het aspect externe veiligheid onderzocht worden. Hierbij dienen de risico's in beeld gebracht te worden die het gevolg zijn van opslag, vervoer of verwerking van gevaarlijke stoffen. Risicobronnen zijn bijvoorbeeld vervoersassen waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd, buisleidingen en risicovolle inrichtingen.

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (verder: Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen (zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen) ook als potentiële gevarenbron aangemerkt. Er gelden twee risicocontouren:

  • het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt.
  • het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt tengevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico.

Externe veiligheidsbeleid bestaat uit twee onderdelen: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risicobeleid bestaat uit harde afstandseisen tussen risicobron en (beperkt) kwetsbaar object. Het groepsrisico is een maat die aangeeft hoe groot de kans is op een ongeval met gevaarlijke stoffen met een bepaalde groep slachtoffers. Hoe hoger het groepsrisico, hoe groter deze kans.

Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven in de vorm van contouren rond een risicobron. Het groepsrisico wordt weergegeven in een grafiek: de fN-curve. Deze curve geeft aan hoe groot de kans is op een ongeval met een bepaald aantal slachtoffers. De plaatsgebonden risicocontouren en de fN-curve zijn weergegeven in onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.1724.BPWgeb4013-VOOR_0009.png" Plaatsgebonden risicocontouren en fN-curve

Binnen de plaatsgebonden risicocontouren bestaat een bepaald risico te overlijden als gevolg van een calamiteit. Binnen deze contouren gelden harde bouwrestricties. Deze restricties kunnen per risicobron verschillen.

De hoogte van het groepsrisico wordt niet alleen bepaald door de aard van de risicobron, maar ook door het aantal aanwezige personen binnen het invloedsgebied daarvan. Bij veel ruimtelijke besluiten moet de hoogte van dit groepsrisico verantwoord worden. Dit noemt men de verantwoordingsplicht van het groepsrisico.

5.2.2 Regelgeving
5.2.2.1 Besluit externe veiligheid

Sinds 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van kracht. Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege activiteiten met gevaarlijke stoffen. Het Bevi is gericht aan het bevoegd gezag inzake de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening en heeft onder meer tot doel om bij nieuwe situaties toetsing aan de risiconormen te waarborgen. Het Bevi is van toepassing op vergunningsplichtige risicovolle bedrijven en de nabijgelegen al dan niet geprojecteerde (beperkt) kwetsbare objecten. In artikel 2, lid 1 van het Bevi is opgesomd wat wordt verstaan onder risicovolle bedrijven en wat wordt verstaan onder (beperkt) kwetsbare objecten. Uit het Bevi en de richtlijnen voor vervoer gevaarlijke stoffen vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de risico's in het projectgebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. De risico's dienen te worden beoordeeld op het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor elke verandering van het groepsrisico (af- of toename) in het invloedsgebied moet een verantwoording worden afgelegd, over de wijze waarop de toelaatbaarheid van deze verandering in de besluitvorming is betrokken. Samen met de hoogte van het groepsrisico moeten andere aspecten worden meegewogen in de beoordeling van het groepsrisico. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Voor de verantwoording groepsrisico is advies gevraagd en ontvangen van de regionale brandweer.

5.2.3 Onderzoek
5.2.3.1 Vervoer van gevaarlijke stoffen

In het plangebied zijn geen waterwegen en/of spoorwegen gesitueerd waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.

5.2.3.1.1 Leidingen

Voor deze leidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Bij concrete ontwikkelingen in de omgeving van de aanwezige buisleidingen dient rekening te worden gehouden met een aan te houden minimale bebouwingsafstand ten opzichte van kwetsbare objecten en minder kwetsbare objecten. In het geldende bestemmingsplan waren de zoneringen niet overal goed opgenomen. Bij ontwikkelingen binnen de inventarisatieafstand dient de toename van het groepsrisico te worden onderzocht en verantwoord.

Door het plangebied loopt de volgende leiding:

Leiding   Leiding-
nummer  
Diameter   Druk   1% letaliteits grens*   100% letaliteits grens*   PR 10-6   Belemmering enstrook  
PRB-leiding
(transport koolwaterstoffen)  
Tracé Noord   8 inch   80 bar   28 m   9 m   10,3 m   5 m  

*= inventarisatieafstand = letaliteitsafstand

Ontwikkelingen binnen de inventarisatieafstand kunnen invloed hebben op de hoogte van het groepsrisico. In voorliggend bestemmingsplan worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt binnen het invloedsgebied.

Volgens de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) dient het plaatsgebonden risico voor de buisleiding te worden berekend met het rekenprogramma ‘Carola’.

5.2.4 Conclusie

Het bestemmingsplan dient rekening te houden met externe veiligheid door de bestaande risicocontouren en veiligheidsafstanden in het bestemmingsplan over te nemen.

5.3 Geluidhinder

5.3.1 Algemeen

Geluid is één van de factoren die de beleving van de leefomgeving in belangrijke mate bepaalt. Door de toename van het verkeer en de bedrijvigheid wordt de omgeving in steeds sterkere mate belast met geluid. Dit leidt tot steeds meer klachten. In een aantal gevallen wordt de gezondheid beïnvloed door geluid. Hoge geluidsniveaus kunnen het gehoor beschadigen en ook de verstoring van de slaap kan op termijn slecht zijn voor de gezondheid. Door de toename van het geluid in de omgeving, wordt de behoefte aan stilte steeds meer als een noodzaak gevoeld.

5.3.2 Regelgeving

De Wet geluidhinder, de Luchtvaartwet / Wet luchtvaart en de Wet milieubeheer zijn in het kader van geluidhinder van belang. Bij nieuwe ontwikkelingen van geluidgevoelige bestemmingen dient de geluidssituatie in beeld gebracht te worden. De geluidniveaus op de gevels van de nieuwe gebouwen worden getoetst aan de geluidsnormen. Er dient gekeken te worden naar vier bronnen van geluid, namelijk wegverkeerslawaai, spoorweglawaai, industrielawaai en vliegtuiglawaai. Het juridisch kader voor wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en industrielawaai wordt gevormd door de Wet geluidhinder. Vliegtuiglawaai wordt geregeld in de Luchtvaartwet en de Wet luchtvaart. Er liggen geen geluidszones van het spoorweglawaai en vliegtuiglawaai over het plangebied, waardoor deze niet nader beschouwd worden. Op de aspecten industrielawaai en wegverkeerslawaai wordt nader ingegaan.

5.3.3 Industrielawaai

Alle agrarische bedrijven vallen in beginsel onder 'industrielawaai'. Hiervoor gelden echter geen zoneringen in de zin van verplichte opname op de verbeelding. Het aspect geluid wordt in de milieuvergunning geregeld of in de regels van een van toepassing zijnde Algemene maatregel van Bestuur (AmvB). Zoneringen vanuit het bedrijventerrein De Schaapsloop zijn ook niet aan de orde.

Het bestemmingsplan 'Buitengebied 1977' dat geldt voor het Eurocircuit staat grote lawaaimakers toe. Van rechtswege is er door de wijziging van de Wet milieubeheer op 1 juli 1993 een 50 dB(A)-contour ontstaan, echter vanwege de onbekendheid van het gebruik op dit datum is niet te bepalen waar die ligt. Het is tot nu toe niet de intentie geweest om deze contour op te nemen in het bestemmingsplan, omdat er bij de vergunningverlening in september 1993 bewust voor gekozen is om de geluidbelasting vanwege de crossactiviteiten op het Eurocircuit in te perken tot de grens van minder dan 8 uur per week, per inrichting. Het gebruik wordt nu beperkt door de huidige milieuvergunningen.

Vanwege de legalisering van het bestaande gebruik op basis van het door het college van de gemeente Valkenswaard vastgestelde gebruiksprogramma (zie Bijlage 1 Gebruiksprogramma) is het noodzakelijk de geluidscontour toch op te nemen, omdat de activiteiten met verbrandingsmotoren die niet tot het crossen behoren en feitelijk ook niet tot geluidsoverlast leiden noodzaken tot het openemen van de geluidszonering. Dit betekent overigens dat alle activiteiten binnen die geluidszonering moeten plaatsvinden.

5.3.4 Conclusie

In het plangebied worden geen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt. In het algemeen kan worden geconcludeerd dat de Wet geluidhinder de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet in de weg staat.

5.4 M.e.r.plicht

5.4.1 Achtergrond

Vanwege het feit dat het bestemmingsplan kaderstellend is voor Besluit-m.e.r. (beoordelings)plichtige activiteiten en omdat een passende beoordeling moet worden opgesteld, is het doorlopen van de planm.e.r. verplicht. Significant negatieve effecten op de omliggende Natura 2000-gebieden zijn niet op voorhand uit te sluiten. De PlanMER geeft aan de hand van een 'passende beoordeling' uitsluitsel of daadwerkelijk sprake is van significant negatieve effecten als gevolg van de ontwikkelmogelijkheden die het nieuwe bestemmingsplan biedt. Het hoofddoel van het MER is het in beeld brengen van de milieugevolgen van de ontwikkelruimte die het bestemmingsplan biedt, in het bijzonder de gevolgen van de emissie van stikstof op de nabijgelegen Natura 2000-gebieden en de Beschermende natuurmonumenten.

Voor het bestemmingsplan Eurocircuit in Valkenswaard wordt/is een Plan-MER opgesteld, omdat ten opzicht van het geldende bestemmingsplan er ruimere ontwikkelingsmogelijkheden zijn, waardoor nieuwe en/of andere significante negatieve effecten niet uit te sluiten zijn, ondanks dat er sprake is van conservering van bestaand gebruik.

Hoofdstuk 6 Planuitgangspunten

6.1 Algemeen

In dit hoofdstuk is een aantal uitgangspunten voor het op te stellen bestemmingsplan Geluidscontour Eurocircuit uitgewerkt. Deze uitwerking vormt de basis voor de planregels en de verbeelding. Daarbij is aangesloten op onder meer de digitale standaarden voor bestemmingsplannen (waaronder SVBP 2012 en IMRO 2012) en de geldende bestemmingsplannen van Bergeijk.

In dit bestemmingsplan is ervoor gekozen om voor de enkelbestemmingen Sport en Groen - landschapselement en voor de geluidszone - autocircuit aan te sluiten bij de regels van het bestemmingsplan Eurocircuit van Valkenswaard. Dit geldt zowel voor de regels als de verbeelding.

Voor de dubbelbestemmingen worden het bestemmingsplan Buitengebied 2011 van Bergeijk aangehouden.

6.1.1 Toelichting

In de toelichting wordt een verantwoording van het bestemmingsplan gegeven, gespiegeld aan het geldende rijks- provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid.

6.1.2 Verbeelding

De verbeelding bestaat uit een ondergrond, waarop de diverse bestemmingen en aanduidingen zijn weergeven. Voor dit bestemmingsplan is als ondergrond de Basiskaart Grootschalige Topografie (BGT) gebruikt (schaal 1:1).

De verbeelding is opgebouwd op basis van een vaste systematiek, waarbij de bestemmingsgrenzen en aanduidingsgrenzen zijn gelegd (en in die volgorde van afweging) op:

  • 1. kadastrale grenzen;
  • 2. topografische grenzen;
  • 3. lijnen op de luchtfoto's.

Afwijkend van bovenstaande uitgangspunten is de geluidscontour bepaald aan de hand van de geluidsberekingen van het vergunde gebruik van het autocircuit.

6.1.3 Regels

In de planregels is aangegeven wat de gebruiks- en bouwmogelijkheden zijn van de gronden met de desbetreffende bestemming/aanduiding.

6.1.4 Bijlagen bij toelichting en regels
6.1.4.1 Bijlagen bij de toelichting
6.1.4.2 Plansystematiek

Voor de bestemmingssystematiek heeft de gemeente de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • het bestemmingsplan moet voldoen aan de wettelijke vereisten van van Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012);
  • de systematiek dient zoveel mogelijk aan te sluiten op de geldende bestemmingsplan Buitengebied 2011 en het bestemmingsplan Eurocircuit van Valkenswaard.
6.1.4.2.1 Natuur en landschap

De bestaande natuur- en bosgebieden zijn bestemd als 'Natuur'. De kleinere landschapselementen, zoals houtwallen- en singels, bosjes en afschermend groen zijn bestemd als 'Groen-landschapselement'.

6.2 Sport

6.2.1 Bestemmingen en aanduidingen t.b.v. sporten

Het Eurocircuit is bestemd als 'Sport' en voor de verschillende deelgebieden is een specifieke aanduiding op de verbeelding opgenomen. Binnen de bestemming 'Sport' zijn sportterreinen, sportieve doeleinden, de daarbij behorende voorzieningen (hekwerken en verharding) toegestaan. De volgende terreinen zijn opgenomen:

  • a. Het terrein van NRV zal worden aangeduid als 'parkeren'. Bij sportwedstrijden

of -evenementen kan ook op de terreinen met de bestemming 'Sport' geparkeerd worden.

  • b. Voor het terrein van TWC zal de aanduiding 'wielerbaan' worden opgenomen.
6.2.2 Evenementen

Het woord 'evenement' levert op zich nogal wat onduidelijkheid op, omdat een evenement de ene keer direct binnen de regels toelaatbaar is (bv. een clubkampioenschap of een toernooi wordt ook al snel als evenement aangeduid) en de andere keer niet. De laatst bedoelde evenementen zijn in twee groepen onder te verdelen:

  • 1. Bestemmingsevenementen.
  • 2. Algemene evenementen.
6.2.2.1 Bestemmingsevenementen

Diverse (sport)verenigingen en (sport)bedrijven houden jaarlijkse evenementen die gekoppeld zijn aan hun sport, zoals NK-/EK-/WK-kampioenschappen voor de rally-, motor- en fietscrosssport en de Preproloog Dakar. Deze worden als passend binnen de bestemming beoordeeld. Alleen het parkeren e.d. vindt incidenteel plaats buiten de bestemmingen op percelen in de directe omgeving. Zie verder 7.3.3.2 Evenementparkeren.

Een uitzondering hierop zijn twee parkeervoorzieningen nabij het Eurocircuit, één bestaande en één nieuwe tussen het Eurocircuit en de westparallel N69.

6.2.2.2 Evenementparkeren

Al deze evenementen kennen knelpunten als het gaat om bereikbaarheid en een grote vraag om parkeerruimte in kleine piekperiodes. Het parkeren e.d. vindt tot op heden (deels) plaats buiten de bestemmingen en daarvoor worden nu nog afwijkingprocedures op basis van artikel 4 lid 1 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht doorlopen, omdat het niet wenselijk en veelal ook niet mogelijk is deze binnen een begrenzing vast te leggen. De tijdelijke parkeerlocatie is meestal niet in eigendom en de locatie kan van jaar op jaar verschillen. Het draagt ook niet bij aan de kwaliteit van het buitengebied om op veel verschillende locaties grote parkeerterreinen aan te leggen voor deze enkele piekmomenten in het jaar. Om het buitengebied leefbaar en mooi te houden wordt daarom ingezet op het opvangen van dat tijdelijk en meest weekend-parkeren op al bestaande parkeerterreinen zoals bijvoorbeeld de parkeergarages op de High Tech Campus of wellicht het benutten van de parkeerterreinen op bedrijventerreinen zoals de Schaapsloop of bij ASML e.d.. Dit vergt echter nog de nodige inzet en tijd.

6.2.3 Omgevingsaspecten

De bestaande activiteiten op het Eurocircuit en in de omgeving van het Eurocircuit, zijn vastgelegd in voorliggend bestemmingsplan. Voor de juridische regeling is aangesloten bij de vergunde situatie. Omdat er sprake is van een m.e.r.-plicht is het niet nodig om hier apart in te gaan op de omgevingsaspecten bodem, luchtkwaliteit, externe veiligheid, water, archeologie en landschap (zie paragraaf 5.4 M.e.r.plicht).

6.3 Archeologie en cultuurhistorie

6.3.1 Archeologie

Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg in werking getreden. Hiermee worden de uitgangspunten van het verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen. Het is verplicht om in het proces van ruimtelijke ordening tijdig rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. In de bestemmingsplanregels is conform de nieuwe Wet op de Archeologische Monumentenzorg een regeling voor de omgang met archeologische waarden opgenomen.

De gemeenten Oirschot, Reusel-De Mierden, Bladel, Eersel, Bergeijk, Heeze-Leende, Cranendonck, Waalre en Valkenswaard hebben in 2009 aan de SRE Milieudienst (nu ODZOB) opdracht gegeven om een regionaal Beleidsplan Archeologische Monumentenzorg en een gemeentelijke Erfgoedkaart op te stellen, waarin zowel de archeologische waarden en verwachtingen als de cultuurhistorische waarden zijn opgenomen. Dit beleid heeft de raad van de gemeente Valkenswaard in juli 2012 vastgesteld.

De bijbehorende kaart, de Archeologische Beleidskaart gemeente Valkenswaard, is op de verbeelding van voorliggend bestemmingsplan opgenomen. Er zijn zeven archeologische categorieën:

  • a. Categorie 1: Beschermde archeologische monumenten;
  • b. Categorie 2: Gebied van archeologische waarde;
  • c. Categorie 3: Gebied met een hoge archeologische verwachting, historische kern;
  • d. Categorie 4: Gebied met een hoge archeologische verwachting;
  • e. Categorie 5: Gebied met een middelhoge archeologische verwachting;
  • f. Categorie 6: Gebied met een lage archeologische verwachting;
  • g. Categorie 7: Gebied zonder archeologische verwachting.

De verschillende gebieden zijn in de vorm van dubbelbestemmingen opgenomen in het bestemmingsplan, waarbij regels gelden om het bodemarchief te beschermen. Omdat de rijksbeschermde archeologische monumenten (categorie 1) zijn beschermd via de Monumentenwet 1988, wordt voor deze monumenten geen beschermende regeling opgenomen. De monumenten worden wel voorzien van een dubbelbestemming (‘Waarde - Archeologie 1’), maar deze heeft uitsluitend een signalerende functie. Voor gebieden zonder archeologische verwachting (categorie 7) gelden geen beperkingen ten aanzien van archeologie, zodat het opnemen van een dubbelbestemming voor deze categorie niet zinvol is. De dubbelbestemmingen voor de overige categorieën (categorie 2 tot en met 6) bevatten een beschermende regeling.

Archeologische beleidskaart gemeente Bergeijk

Ter bescherming van de archeologische waarden kunnen burgemeester en wethouders, als daar op basis van een archeologisch onderzoek aanleiding toe bestaat, voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen. Dit kan in de vorm van het treffen van technische maatregelen, het doen van een opgraving of archeologische begeleiding van werkzaamheden. Daarnaast is een omgevingsvergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden opgenomen. Per dubbelbestemming gelden ondergrenzen voor wat betreft de oppervlakte en diepte van de verstoring. Voor verstoringen met een beperkt oppervlak of een beperkte verstoringsdiepte is archeologisch onderzoek niet noodzakelijk. De ondergrenzen variëren, overeenkomstig het erfgoedplan, per dubbelbestemming. Voor agrarische gronden geldt een afwijkende regeling. De ondergrens voor de verstoringsdiepte op agrarische percelen is, ongeacht de archeologische categorie, altijd 0,5 m onder maaiveld. In de volgende tabel is een overzicht opgenomen met de dubbelbestemmingen die in voorliggend bestemmingsplan voorkomen. Per dubbelbestemming is aangegeven wat de ondergrenzen voor de oppervlakte en diepte van de verstoring zijn.

Categorie   Dubbelbestemming   ondergrens oppervlakte   ondergrens diepte  
1 archeologisch monument   Waarde - Archeologie 1   geen beschermende regeling, uitsluitend signalerende functie bescherming vindt plaats via Monumentenwet of gemeentelijke Archeologieverordening)  
2 archeologische waarde   Waarde - Archeologie 2   100 m2   0,3 m-mv, agrarische gronden 0,5 m-mv  
3 hoge verwachting (historische kernen en linten)   Waarde - Archeologie 3   250 m2   0,3 m-mv, agrarische gronden 0,5 m-mv  
4 hoge verwachting
(zonder esdek)  
Waarde - Archeologie 4.1   500 m2   0,3 m-mv, agrarische gronden 0,5 m-mv  
4 hoge verwachting
(met esdek)  
Waarde - Archeologie 4.2   500 m2   0,5 m-mv  
5 middelhoge verwachting (zonder esdek)   Waarde - Archeologie 5.1   2.500 m2   0,3 m-mv, agrarische gronden 0,5 m-mv  
5 middelhoge verwachting
(met esdek)  
Waarde - Archeologie 5.2   2.500 m2   0,5 m-mv  
6 lage verwachting   Waarde - Archeologie 6   25.000 m2   0,4 m-mv, agrarische gronden 0,5 m-mv  

Hoofdstuk 7 Juridische regeling

7.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan bestaat uit een (digitale) verbeelding, regels en toelichting. De basis daarvoor ligt in de verplichte toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen uit 2012 (SVBP 2012). Daarin zijn een aantal verplichtingen opgenomen voor het opstellen van een bestemmingsplan.

De verbeelding en regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van dit plan. Beide onderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn opgenomen. Deze aanduidingen hebben alleen een juridische betekenis als in de regels aan de betreffende aanduiding een gevolg wordt verbonden. Een aantal aanduidingen heeft juridisch gezien geen betekenis en is uitsluitend opgenomen ten behoeve van de leesbaarheid van de verbeelding (bijvoorbeeld topografische gegevens).

De toelichting heeft geen juridisch bindende werking, aangezien zij in juridisch opzicht geen onderdeel uitmaakt van het bestemmingsplan. Zij heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en de uitleg van bepaalde regels. De toelichting geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen.

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de juridisch bindende regels. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en de regels over de toegelaten bebouwing. De regels zijn verdeeld in vier hoofdstukken.

  • Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels en bestaat uit twee artikelen. Artikel 1 geeft een omschrijving van de in de regels gehanteerde begrippen. Artikel 2 geeft aan hoe bepaalde afstanden, maten, oppervlakte en inhoud gemeten moeten worden.
  • Hoofdstuk 2 bevat de verschillende bestemmingen. Per bestemming wordt aangegeven welke functies en doeleinden op de gronden toelaatbaar zijn en wat er hoe er mag worden gebouwd. Ook de dubbelbestemmingen zijn in dit hoofdstuk opgenomen.
  • Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, waarbij onder andere gedacht moet worden aan de anti-dubbeltelbepaling en de algemene afwijkingsregels.
  • Hoofdstuk 4 bevat regels met betrekking tot het overgangsrecht en de slotregel.

7.2 Effecten van deze herziening

Dit bestemmingsplan herziet het bestemmingsplan Buitengebied Bergeijk 2011 op de locatie Westerhoven, sectie D, perceel 151 en voegt een aanduiding toe aan de bestemmingsplannen “Westerhoven en De Kempervennen 2012” en “Buitengebied Bergeijk 2011”, en de herzieningen die daarop van toepassing zijn.

7.2.1 Buitengebied Bergeijk 2011

Met betrekking tot dit plan wordt de bestemming van het perceel tussen de Kempervennendreef, de Weerderdijk en de gemeentegrens (Perceel WTH D 151) herzien naar een passende bestemming voor de bestaande functie (Sport - parkeren en Groen - Landschapselement).

Daarnaast wordt over de nieuwe en bestaande bestemmingen de gebiedsaanduiding 'Geluidszone - autocircuit' opgenomen. De geldende bestemmingen blijven ongewijzigd.

7.2.2 Westerhoven en De Kempervennen 2012

Met betrekking tot dit plan wordt over de bestaande bestemmingen van De Kempervennen de gebiedsaanduiding 'Geluidszone - autocircuit' opgenomen. De geldende bestemmingen blijven ongewijzigd.

7.3 Toelichting op de planregels

7.3.1 Hoofdstuk 1

Hoofdstuk 1 bevat de begripsbepalingen en wijze van meten. Een aantal begrippen en Wijzen van meten zijn verplicht op te nemen en geredigeerd vanuit de SVBP 2012. Aanvullingen mogen daarop wel plaatsvinden, maar inperkingen niet.

7.3.1.1 Begripsbepalingen

Deze geven aan wat onder een bepaald begrip wordt verstaan, om te voorkomen dat er interpretatieverschillen kunnen ontstaan.

7.3.1.2 Wijze van meten

In dit artikel regels gegeven over hoe de in het bestemmingsplan opgenomen maten moeten worden gemeten.

7.3.2 Hoofdstuk 2

Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingsregels.

Dit hoofdstuk kent enkelbestemmingen en dubbelbestemmingen.

Hierin worden per bestemming regels gegeven voor het gebruik en de bebouwing van de onderliggende gronden. De regels kennen allen eenzelfde opbouw die voortvloeit uit de verplicht toe te passen SVBP 2012. Aanvullingen zijn toegestaan.

De bestemmingsomschrijving is de centrale bepaling van elke bestemming. In de bestemmingsomschrijving worden de binnen een bestemming toegestane functies genoemd.

De bouwregels zijn gerelateerd aan de bestemmingsomschrijving. Ook het gebruik van grond en bebouwing is gekoppeld aan de bestemmingsomschrijving.

Een dubbelbestemming is een bestemming die ook aan de gronden wordt toegekend. Voor gronden kunnen dus meerdere bestemmingen gelden. Er geldt altijd een enkelbestemming en soms geldt er ook een dubbelbestemming, soms zelfs meerdere. In de regels van de dubbelbestemming wordt omschreven wat er voor de onderliggende gronden geldt aan extra bepalingen in aanvulling, of ter beperking, van de mogelijkheden van de onderliggende bestemmingen. Dubbelbestemmingen betreffen meestal te beschermen gebieds- en/of bodemwaarden, belangrijke leidingen of waterstaatsbelangen.

Daarnaast kan er binnen een bestemming ook een aanduiding zijn opgenomen. Een aanduiding is een teken op de verbeelding (een lijn, figuur, lettercode, etc.). Via een aanduiding wordt in de regels iets specifiek geregeld. Dit kan betrekking hebben op extra mogelijkheden of extra beperkingen voor het gebruik en/of de bebouwing en/of het aanleggen van werken.

7.3.3 Hoofdstuk 3

Hoofdstuk 3 bevat algemeen geldende regels, los van en aanvullend op alle bestemmingsregels. Dit betreft regels voor:

  • bouwen, gebruik en afwijkingingen is opgenomen;
  • aanduidingsregels met betrekking tot de geluidszone en veiligheidszones van leidingen met gevaarlijke stoffen.
7.3.4 Hoofdstuk 4

Tenslotte bevat het bestemmingsplan in hoofdstuk 4 regels voor het overgangsrecht voor bouwen en gebruik en de naamgeving van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 8 Uitvoeringsaspecten

8.1 Economische uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit ook een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van ‘afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:

  • het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°,onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.

Aangezien de gemeente Valkenswaard zelf initiatiefnemer is en eigenaar van de gronden waar het bestemmingsplan op gericht is, is een exploitatieplan niet noodzakelijk.

8.1.1 Consoliderend plan

Het bestemmingsplan is in beginsel een consoliderend bestemmingsplan, waarbij de bestaande situatie in het plangebied met actuele bouw- en gebruiksregels, in overeenstemming met het provinciale beleid en met inachtneming van de verplichte sectorale toetsen, wordt vastgelegd.

8.2 Verdere procedure

Het voorontwerpbestemmingsplan 'Geluidszone Eurocircuit” doorlopen de van toepassing zijnde wettelijke procedures. De resultaten van deze procedures worden te zijner tijd in deze toelichting vermeld.