direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Wijker N340, Mennistensteeg ongenummerd
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0148.BDlfsWijkMennisten-vs01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de aanleiding voor de bestemmingsplan herziening en de ligging en begrenzing van het plangebied aangegeven.

1.1 Algemeen

Het bestemmingsplan “Wijker N340, Mennistensteeg ongenummerd” betreft een nieuw bestemmingsplan. In dit bestemmingsplan wordt in het kader van het Wijkersbeleid N340/N348 een woonbestemming in het buitengebied toegekend. Om dit mogelijk te maken wordt de vigerende bestemming 'agrarisch cultuurgebied' met de nadere aanduiding 'glastuinbouw uitgesloten' omgezet in de bestemming 'Wonen'. Dit bestemmingsplan heeft betrekking op het perceel Mennistensteeg ongenummerd, kadastraal bekend als gemeente Dalfsen, sectie Q nummer 918.

Kaart 1 Ligging van het perceel

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.BDlfsWijkMennisten-vs01_0001.jpg"

Mennistensteeg ongenummerd

1.2 Aanleiding

1.2.1 Mennistensteeg ongenummerd

De woning op het perceel Hessenweg 52 moet volgens het Provinciaal Inpassingsingplan voor opwaardering van de N340 wijken. De eigenaren van deze woning wensen gebruik te maken van het wijkersbeleid dat op 22 november 2010 is vastgesteld door de gemeente Dalfsen, gemeente Ommen en de provincie Overijssel. Hierbij willen zij graag een woning in het buitengebied terug bouwen op het perceel aan de Mennistensteeg in Dalfsen.

De bouw van de woning sluit aan bij de karakteristieken en uitgangspunten volgens het provinciale en gemeentelijke ruimtelijke beleid zoals is opgenomen in de Omgevingsvisie, Structuurvisie Buitengebied en het Landschapsontwikkelingsplan.

1.3 De bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan “Wijker N340, Mennistensteeg ongenummerd” bestaat uit de volgende stukken:

  • a. Toelichting;
  • b. Verbeelding met identificatienummer NL.IMRO.0148.BDlfsWijkMennisten-vs01;
  • c. Regels.

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Europees- en rijksbeleid

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. De SVIR heeft diverse nota's vervangen, zoals de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit. Ook zijn met het SVIR de ruimtelijke doelen en uitspraken vervallen die zijn benoemd in de Agenda Landschap, Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. In het SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een nieuw, integraal kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In het SVIR is gekozen voor een meer selectieve inzet van het rijksbeleid dan voorheen. Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie rijksdoelen uitgewerkt:

  • vergroten van de concurrentiekracht door versterking van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • verbeteren van de bereikbaarheid;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Met bovengenoemde rijksdoelen zijn 13 nationale belangen aan de orde die in het SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van de ruimtelijke ordening gekregen; het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn.

De MIRT-regio Oost-Nederland bestaat uit de provincies Overijssel en Gelderland. Opgaven van nationaal belang in dit gebied zijn:

  • Het waar nodig verbeteren van de internationale achterlandverbindingen (wegen, spoorwegen en vaarwegen) die door Oost-Nederland lopen. Dit onder andere ten behoeve van de Mainports Rotterdam en Schiphol. Hiervoor wordt onder meer een MIRT-onderzoek naar het goederenvervoer over spoor op de lange termijn uitgevoerd, evenals het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer;
  • Versterking van de primaire waterkeringen (hoogwaterbeschermingsprogramma) en het samen met decentrale overheden uitvoeren van het gebiedsgerichte deelprogramma Rivieren van het Deltaprogramma ten behoeve van het formuleren van een integrale strategie voor het rivierengebied. In Oost-Nederland gaat het deelprogramma Rivieren over de Waal, Neder-Rijn, Lek, IJssel en IJssel-Vechtdelta;
  • Het samenwerken met decentrale overheden in de generieke deelprogramma’s Veiligheid, Zoet water en Nieuwbouw en Herstructurering van het Deltaprogramma;
  • Het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) EHS, inclusief de Natura 2000-gebieden;
  • Het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk (380 kV), onder andere door het aanwijzen van het tracé voor aansluiting op het Duitse hoogspanningsnet en het buisleidingennetwerk.

Oost-Nederland omvat veel natuurgebieden en levert daarmee een belangrijke bijdrage aan het (inter)nationale natuurnetwerk voor biodiversiteit. Daarnaast kent de regio belangrijke cultuurhistorische waarden. Tegelijkertijd zijn er in Oost-Nederland een aantal gebieden waar de effecten van bevolkingsdaling nu al voelbaar zijn en gebieden waar deze effecten nu nog niet voelbaar zijn, maar naar verwachting op termijn wel (zogenaamde anticipeergebieden).

2.1.2 Vogel- en Habitatrichtlijn

Natura 2000 is een netwerk van beschermde natuurgebieden, dat door de lidstaten van de Europese Unie wordt opgezet. Het Natura 2000-netwerk dient ter bescherming van zowel de gebieden (natuurlijke habitatten) als wilde flora en fauna op het Europese grondgebied van de lidstaten. Natura 2000 wordt op zijn beurt weer gevormd door de Vogelrichtlijn (1979) en de Habitatrichtlijn (1992). Deze richtlijnen richten zich op de (directe) bescherming van soorten en op de instandhouding van hun leefgebieden en andere natuurlijke habitatten. Sinds 1 oktober 2005 vallen de Natura 2000-gebieden samen met de beschermde natuurmonumenten (voorheen (staats)natuurmonumenten) onder de Natuurbeschermingswet 1998. Daarnaast is het soortenbeleid uit de Vogel- en Habitatrichtlijn vertaald in de Flora- en faunawet.

2.1.3 Kaderrichtlijn Water

De Kaderrichtlijn Water (KRW), is een Europese richtlijn. Deze richtlijn is bedoeld om de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater in Europa op goed niveau te houden en te krijgen. Het doel is om in 2015 een goede ecologische en chemische toestand voor alle oppervlaktewateren te hebben en een goede chemische en kwantitatieve toestand voor alle grondwateren. Voor grondwater betekent dit onder meer dat er geen directe lozingen mogen plaatsvinden en de toename van chemische verontreiniging moet worden voorkomen.


Het grondgebied van de gemeente Dalfsen behoort tot het stroomgebied van de Rijn, deelgebied Rijn-Oost. Voor dit deelgebied is in 2009 het stroomgebiedsbeheerplan vastgesteld.

2.1.4 Nationaal Waterplan

De Vierde Nota Waterhuishouding is op 22 december 2009 vervangen door het Nationaal Waterplan. Dit is de nieuwe planvorm op Rijksniveau op basis van de nieuwe Waterwet. Het Nationaal Waterplan vervangt alle voorgaande Nota's Waterhuishouding, waarbij veel van het ingezette beleid uit deze nota's wordt voortgezet. Het Nationaal Waterplan heeft de status van een structuurvisie voor de ruimtelijke aspecten op basis van de Wet ruimtelijke ordening. Het Nationaal Waterplan beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Er komen nieuwe normen op basis van overstromingskansen die per dijkringgebied zullen worden vastgesteld.

2.1.5 Waterbeleid 21e eeuw

Met het Waterbeleid 21e eeuw wordt ingespeeld op toekomstige ontwikkelingen
die hogere eisen stellen aan het waterbeheer. Het gaat hierbij om onder andere de klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelrijzing. Het Waterbeleid 21e eeuw heeft twee principes voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd, te weten de tritsen:


- vasthouden, bergen en afvoeren;
- schoonhouden, scheiden en zuiveren.


De trits vasthouden, bergen en afvoeren houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren, wordt het water afgevoerd. Bij de trits schoonhouden, scheiden en zuiveren gaat het erom dat het water zoveel mogelijk wordt schoongehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, komt het zuiveren van verontreinigd water aanbod.

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Omgevingsvisie en verordening Provincie Overijssel

De Omgevingsvisie richt zich op ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid. Ruimtelijke kwaliteit wordt gerealiseerd door naast bescherming vooral in te zetten op het verbinden van bestaande gebiedskwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen waarbij bestaande kwaliteiten worden beschermd en versterkt en nieuwe kwaliteiten worden toegevoegd. Duurzaamheid wordt gerealiseerd door een transparante en evenwichtige afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities. De hiernavolgende hoofdstukken geven aan dat de met het plan beoogde ontwikkelingen aansluiten bij de Omgevingsvisie.

De Omgevingsvisie richt zich op het versterken en beschermen van bestaande en nieuwe kwaliteiten door middel van gebiedskenmerken. De Omgevingsverordening verankerd dat nieuwe ontwikkelingen bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit in overeenstemming met de gebiedskenmerken. Verder dient onderbouwd te worden dat de nieuwe ontwikkeling past binnen het ontwikkelingsperspectief dat voor het gebied is neergelegd.

De gebiedskenmerken zijn inzichtelijk gemaakt op kaart. De nadere uitwerking is neergelegd in de Catalogus Gebiedskenmerken. Bestemmingsplannen dienen in overeenstemming te zijn met de normerende uitspraken uit voornoemde Catalogus. Voorts worden er richtinggevende uitspraken gedaan. Voor zover deze uitspraken zich daarvoor lenen dienen bestemmingsplannen ook hiermee in overeenstemming te zijn.

2.2.2 Ontwikkelingsperspectief

Het perceel Mennistensteeg ongenummerd ligt in het gebied waarvoor het ontwikkelingsperspectief “buitengebied accent veelzijdig gebruiksruimte (mixlandschap)" geldt. Zie voor een weergave hiervan onderstaand figuur.

Kaart 2. Mennistensteeg ongenummerd

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.BDlfsWijkMennisten-vs01_0002.jpg"

Figuur: Relevant deel kaart Ontwikkelingsperspectieven

Dit ontwikkelingsperspectief geeft ruimte aan de landbouw, maar tegelijkertijd biedt het ook ruimte voor landschapsontwikkeling, natuur, cultuurhistorie, recreatie, wonen en overige bedrijvigheid.

De kwaliteitsambitie is om de diverse landschappen herkenbaar te houden ten opzichte van elkaar en verschillen en contrasten binnen deze landschappen te accentueren.

De onderhavige ontwikkeling aan de Mennistensteeg ongenummerd past binnen het ontwikkelingsperspectief in die zin dat het de agrarische bedrijvigheid in de omgeving niet belemmerd. Op generlei wijze wordt verdere modernisering en schaalvergroting van de landbouw beperkt. Voorts wordt het erf conform het advies van het Oversticht aangesloten bij het landschap. Het landschap blijft zodoende herkenbaar. Het advies van de ervenconsulent is opgenomen in Bijlage 2 van de toelichting.

2.2.3 Gebiedskenmerken

Op de Mennistensteeg ongenummerd zijn drie lagen van toepassing; de natuurlijke laag, de laag van het agrarisch cultuurgebied en de lust en leisurelaag. Hieronder worden de ontwikkelingen nader toegespitst op deze drie lagen.

2.2.3.1 Gebiedskenmerken
2.2.3.1.1 Natuurlijke laag

Op de volgende figuur is aangegeven dat het plangebied valt onder zandgebieden en meer specifiek: "dekzandvlakte"

kaart 3 Natuurlijke laag

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.BDlfsWijkMennisten-vs01_0003.jpg"

Figuur: Relevant deel natuurlijke laag

De afwisseling van opgewaaide ruggen en uitgesleten beekdalen en de daarbij behorende hoogteverschillen kenmerken de dekzandvlakten van Overijssel. Het is een reliëf rijk landschap, gevormd door de wind dat gekenmerkt wordt door relatief grote verschillen tussen hoog/droog en laag/nat gebied. Soms vlak bij elkaar, soms verder van elkaar verwijderd.

De ambitie is de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en droog en nat functioneel meer sturend en beleefbaar te maken. Dit kan bijvoorbeeld door een meer natuurlijk watersysteem en door beplanting met 'natuurlijke' soorten. En door de (strekkings)richting van het landschap te benutten in gebiedsontwerpen.

De norm is dat dekzandvlakten en ruggen een beschermende bestemmingsregeling krijgen, gericht op instandhouding van de hoofdlijnen van het huidige reliëf. In de richtinggevende uitspraak staat dat als ontwikkelingen plaatsvinden, deze dan bijdragen aan het beter zichtbaar en beleefbaar maken van de hoogte verschillen en het watersysteem. Verder is bij ontwikkelingen de (strekkings)richting van het landschap, gevormd door de afwisseling van beekdalen en ruggen, het uitgangspunt.

Het onderhavige plan volgt de structuren die in het landschap aanwezig zijn. Hierdoor is de beoogde ontwikkeling in overeenstemming met voornoemde richtinggevende uitspraak.

2.2.3.1.2 Agrarisch cultuurlandschap

Het plangebied Mennistensteeg ongenummerd wordt gekenmerkt als een "jonge heide- en broekontginningslandschap".

Kaart 4. agrarisch cultuurlandschap

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.BDlfsWijkMennisten-vs01_0004.jpg"

Figuur: Relevant deel agrarische cultuurlandschap

Veel heidegebieden en nattere delen van het landschap zijn ontgonnen en/of vergaand ontwaterd. Daarmee is een nieuw landschap ontstaan. Hierdoor vertonen de natte en droge jonge ontginningen nu gelijkenis. Dit heeft geresulteerd in grote en kleinere landbouwontginningslandschappen en in landschappen van grote boscomplexen en heidevelden, zoals op de Sallandse Heuvelrug. De landbouwontginningen zijn relatief grote open ruimtes, deels omzoomd door boscomplex. Erven liggen als blokken aan de weg geschakeld. Wegen zijn lanen met lange rechtstanden. Vaak zijn het 'inbreidings'- landschappen met rommelige driehoekstructuren als resultaat.

De ambitie is de ruimtelijke kwaliteit van deze gebieden een stevige impuls te geven en soms een transformatie wanneer daar aanleiding toe is. De dragende lineaire structuren van lanen, bosstroken en waterlopen en ontginningslinten met erven en de kenmerkende grote ruimtematen bepalen nu het beeld.

De richtingbepalende uitspraak geeft aan als ontwikkelingen plaats vinden in de agrarische ontginningslandschappen, deze dan bijdragen aan behoud en versterking van de dragende lineaire structuren van lanen, bosstroken en waterlopen en ontginningslinten met erven en de kenmerkende ruimtematen.

2.2.3.1.3 Lust- en leisurelaag

Op de kaart voor de lust- en leisurelaag is te zien dat 'donkerte' een bij het plangebied behorend gebiedskenmerk is. Op het volgende figuur is een uitsnede van de kaart voor de lust- en leisurelaag weergegeven. Het plangebied is aangeduid met een rode cirkel.

Kaart 5. Lust- en leisurelaag

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.BDlfsWijkMennisten-vs01_0005.jpg"

Ligging perceel Mennistensteeg ongenummerd
Bron: Gebiedskenmerkenkaart, Lust- en leisurelaag

Donkerte wordt een te koesteren kwaliteit. De ambitie is de huidige 'donkere' gebieden, ten minste zo donker te houden, maar bij ontwikkelingen ze liever nog wat donkerder te maken. Dit betekent op praktisch niveau terughoudend zijn met verlichting van wegen, bedrijventerreinen e.d. en verkennen waar deze 's nachts uit kan of anders lichtbronnen selectiever richten. Structureel is het vrijwaren van donkere gebieden van verhoging van de dynamiek het perspectief. De ambitie is het rustige en onthaaste karakter te behouden, zodat passages van autosnelwegen en regionale wegen niet leiden tot stedelijke ontwikkeling aan eventuele op- en afritten. Bundeling van stedelijke functies en infrastructuur in de 'lichte' gebieden.

De Catalogus doet een richtinggevende uitspraak In de donkere gebieden alleen minimaal noodzakelijke toepassing van kunstlicht. Dit vereist het selectief inzetten en 'richten' van kunstlicht. Veel aandacht voor vermijden van onnodig kunstlicht bij ontwikkelingen in het buitengebied.

In dit plan wordt niet voorzien in kunstlicht. Zodoende is het plan dan ook in overeenstemming met voornoemde richtinggevende uitspraak.

2.2.4 Omgevingsverordening Overijssel

Tegelijk met de Omgevingsvisie Overijssel hebben Provinciale Staten van Overijssel op 1 juli 2009 de Omgevingsverordening Overijssel vastgesteld.

De Omgevingsverordening van de provincie Overijssel is één van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken in ruimtelijke plannen van de provincie zelf en de daarbinnen gelegen gemeenten.

Het uitgangspunt van de Omgevingsverordening is dat niet meer geregeld wordt dan nodig is om uitvoering te geven aan de ambities en voornemens uit de Omgevingsvisie. Gemeente en provincie krijgen zoveel mogelijk ruimte om daaraan een nadere invulling te geven.

De Omgevingsverordening is een instrument om het beleid uit de Omgevingsvisie door te laten werken. De verordening geeft aan dat er ruimte is voor sociaal-economische ontwikkelingen als er aangetoond is dat het verlies aan landschappelijke en/of ecologische waarden wordt gecompenseerd door versterking van de ruimtelijke kwaliteit.

De Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving komt voort uit de omgevingsverordening en wordt behandeld in paragraaf 2.2.5.

2.2.5 Provinciaal Inpassingsplan N340/N48 Zwolle - Ommen (PIP N340)

Het Provinciaal Inpassingsplan N340/N48, vastgesteld door Provinciale Staten van Overijssel op 12 juli 2012, bepaalt de planologische regeling voor het opwaarderen van de N340/N48 tot een regionale stroomweg (100 km/u), inclusief het knooppunt van deze weg met de A28 en de aansluiting van de N48 op de N36/omleiding Ommen.

De realisering van de nieuwe N 340/N48 Zwolle-Ommen heeft als gevolg dat een aantal woningen op en rond het tracé van de N 340/N48 moet wijken. Daarbij gaat het enerzijds om woningen die fysiek gelegen zijn op het tracé van de nieuwe N 340/N48 en anderzijds woningen in de directe nabijheid van de nieuwe N 340/N48, waarvan de toename in geluidsbelasting als gevolg van de weg zodanig wordt dat, ook na het nemen van maatregelen en toepassing van hogere grenswaarde, niet kan worden voldaan aan de Wet geluidhinder.

2.2.6 Wijkersbeleid N340/N48

Het wijkersbeleid zoals verwoord in de Nota Wijkersbeleid is gezamenlijk door Gedeputeerde Staten, gemeente Dalfsen en gemeente Ommen opgesteld (Nota Wijkersbeleid). De gemeenteraden van de gemeenten Dalfsen en Ommen hebben dezelfde Nota Wijkersbeleid op respectievelijk 22 en 25 november 2010 vastgesteld.

Bij het wijkersbeleid gaat het over woningen in het buitengebied die voor de op te waarderen N340/N48 moeten wijken. Na vaststelling van het provinciaal inpassingsplan voor de N 340/N48 staat juridisch vast welke huizen voor het project N 340/N48 moeten wijken. De provincie gaat over tot aankoop/schadeloosstelling via minnelijke weg en vervolgens - indien noodzakelijk - via onteigening.

In de Omgevingsverordening Overijssel 2009 ( 2.1.6 Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving) wordt aangegeven dat bestemmingsplannen voor de Groene omgeving in nieuwvestiging kunnen voorzien, uitsluitend als hier sociaaleconomische en/of maatschappelijke redenen voor zijn én er is aangetoond dat het verlies aan ecologisch en/of landschappelijke waarden in voldoende mate wordt gecompenseerd door investeringen ter versterking van ruimtelijke kwaliteit in de omgeving. Echter in de toelichting van de Omgevingsverordening Overijssel 2009 staat dat een uitzondering het wijkersbeleid is. 'Het wijkersbeleid valt buiten het toepassingsbereik van de kwaliteitsimpuls groene omgeving, omdat in het geval van wijkersbeleid er sprake is van vervanging van bestaande woningen in de groene omgeving en niet van toevoegen van extra woningen. Onder het wijkersbeleid vallen de gevallen waarin bestaande burgerwoningen in het buitengebied moeten wijken voor stadsuitleg of infrastructuur. In afwijking van de algemene regel kan dan een vervangende woning worden toegestaan in de groene omgeving.'

Bewoners kunnen ervoor kiezen elders een bestaande woning te kopen of te huren of ze kunnen, binnen de kaders van de Omgevingsvisie, herbouwen in 'de groene omgeving'. Een aanvullende investering in ruimtelijke kwaliteit is hierbij voor wijkers niet aan de orde. De locatie dient wel ingepast te worden aan de hand van de catalogus gebiedskenmerken. Om herbouw mogelijk te maken moet het gemeentelijk bestemmingsplan worden gewijzigd. De Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving is dus voor dit plan niet van toepassing.

In het wijkersbeleid is op een kaart een zoekgebied aangegeven waar bij herbouw van de woning in de groene omgeving plaats moet vinden. Tevens worden er enkele voornamelijke milieutechnische randvoorwaarden genoemd voor herbouw van de woning.

Dit plan maakt de herbouw van een woning die moet wijken door het project N340/N48 aan de Mennistensteeg ongenummerd mogelijk. Dit plan past binnen de voorwaarden die in het wijkersbeleid staan genoemd.

2.2.7 Omgevingsvisie - Regionaal Waterplan

In de Omgevingsvisie Overijssel zijn twee kaarten opgenomen: Ontwikkelingsperspectieven Omgevingsvisie Overijssel en de functiekaart Water. Op de kaart van de ontwikkelingsperspectieven zijn zoveel mogelijk de functie weergegeven die een rol spelen bij ruimtelijke- en gebiedsontwikkelingen (de oppervlaktewateren, drinkwaterwinlocaties). Op de functiekaart water zijn vooral de gebruiksfuncties opgenomen. In de waterparagraaf wordt het beleid voor het aspect water nader uitgewerkt.

2.3 Gemeentelijk beleid

2.3.1 Bestemmingsplan "Buitengebied Dalfsen"

De locatie ligt binnen het plangebied waarvoor op 28 september 1998 het bestemmingsplan “Buitengebied Dalfsen" is vastgesteld door de gemeenteraad. Deze herziening borduurt voort op de in dat plan opgenomen toelichting en regels.

Op dit moment worden de zienswijzen verwerkt die zijn ingekomen op het ontwerpbestemmingsplan voor "Buitengebied gemeente Dalfsen".

Hoofdstuk 3 Onderzoek

3.1 Beschrijving van de huidige situatie

3.1.1 Huidige situatie Mennistensteeg ongenummerd

Het perceel Mennistensteeg ongenummerd ligt ten oosten van de kern Dalfsen. Op dit moment zijn de regels van het bestemmingsplan Buitengebied Dalfsen van toepassing, zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 28 september 1998. Het perceel heeft de bestemming 'agrarisch cultuurgebied' met de nadere aanduidingen 'glastuinbouw uitgesloten'.

In het ontwerpbestemmingsplan "Buitengebied gemeente Dalfsen" heeft dit perceel de bestemming " Agrarisch met waarden" met als dubbelbestemming "Waarde-Archeologie 5".

De locatie Mennistensteeg ligt in het jonge heide- en broekontginninglandschap. Voor het heidelandschap wordt gesteld dat ontwikkelingen moeten bijdragen aan behoud en versterking van de dragende lilneaire structuren van lanen, bosstroken en waterlopen en ontginningslinten met erven en kenmerkende ruimtematen.

3.2 Onderzoeken

Voor de beoordeling wordt gekeken naar de mate waarin belangen van de bewoners en/of eigenaren van de aangrenzende gronden door de uitwerking kunnen worden geschaad. Gekeken wordt hierbij naar de verkeerssituatie, natuur en landschap, milieutechnische aspecten en water.

De effecten van de uitvoering van het bestemmingsplan zijn in het "Bestemmingsplan Buitengebied Dalfsen” reeds aan de orde geweest. Het onderhavige bestemmingsplan voorziet in een verandering van de bestemming. Voor aanvullende onderdelen wordt verwezen naar het “Bestemmingsplan Buitengebied Dalfsen”.

3.2.1 Archeologie

Begin 1992 ondertekende Nederland het Verdrag van Valletta/Malta. Daarmee heeft de zorg voor het archeologisch erfgoed een prominentere plaats gekregen in het proces van de ruimtelijke planvorming. Uitgangspunten van het verdrag zijn het vroegtijdig betrekken van archeologische belangen in de planvorming, het behoud van archeologische waarden ter plaatse en de introductie van het zogenaamde “veroorzakerprincipe”. Dit principe houdt in dat degene die de ingreep pleegt financieel verantwoordelijk is voor behoudsmaatregelen of een behoorlijk onderzoek van eventueel aanwezige archeologische waarden.

Bij het opstellen en uitvoeren van ruimtelijke plannen wordt rekening gehouden met zowel de bekende als de te verwachten archeologische waarden. Voor de bekende waarden kan de beleidskaart behorende bij het Archeologisch beleidsplan gemeente Dalfsen worden geraadpleegd. Blijkens deze beleidskaart heeft het perceel mennistensteeg ongenummerd een lage archeologische verwachting (Waarde archeologie 5).

Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning, voor bouwwerken groter dan 2500 m2 en dieper dan 0,3 m - maaiveld, moet een rapport overlegd worden waarin de aanwezigheid van archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

Omdat er sprake is van een lage archeologische verwachtingswaarde wordt voor dit perceel geen archeologisch onderzoek noodzakelijk geacht.

Kaart 6. Archeologische beleidskaart

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.BDlfsWijkMennisten-vs01_0006.jpg"

Mennistensteeg ongenummerd bron: Archeologisch beleidsplan gemeente Dalfsen

3.2.2 Bodem
3.2.2.1 Mennistensteeg ongenummerd

Door Aveco de Bondt is een verkennend bodemonderzoek, Bijlage 3 uitgevoerd op de locatie gelegen aan de Hessenweg 52 (Mennistensteeg) te Dalfsen.

De aanleiding tot het uitvoeren van het bodemonderzoek is het zogenaamde ‘wijkersbeleid’ in verband met de realisatie van de nieuwe N340, gepaard gaand met de voorgenomen aanvraag van een omgevingsvergunning voor het aspect bouwen (realisatie woning). Conform de gemeentelijke bouwverordening moet een bodemonderzoek uitgevoerd worden voordat de gemeente de aanvraag in behandeling neemt.

De doelstelling van het onderzoek is het vastleggen van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem van de (nieuw)bouwblokprojectie.

Zintuiglijke waarnemingen

Tijdens het verrichten van de handboringen zijn geen bijzonderheden waargenomen die kunnen wijzen op de aanwezigheid van een bodemverontreiniging. In de boven- en ondergrond zijn geen bijmengingen aangetroffen. Tevens zijn op het maaiveld of in de opgeboorde grond zintuiglijk geen asbestverdachte materialen aangetroffen.

Grond

Uit het uitgevoerde bodemonderzoek is gebleken dat de bovengrond plaatselijk een licht verhoogd gehalte aan zink bevat. Het aangetoonde gehalte aan zink overschrijdt de betreffende achtergrondwaarde (AW2000-waarde), maar ligt beneden de toetsingswaarde voor nader onderzoek.

In de ondergrond zijn geen van de onderzochte stoffen in verhoogde gehalten aangetoond.

Grondwater

In het ondiepe grondwater is een licht verhoogde concentratie aan barium en koper gemeten. De aangetoonde concentraties aan barium en koper overschrijden de betreffende streefwaarden, maar liggen beneden de toetsingswaarde voor nader onderzoek.

Resumé

Gezien de vastgestelde bodemkwaliteit zijn er geen risico's voor de volksgezondheid en/of het milieu. Voor geen van de gemeten stoffen wordt de interventiewaarde overschreden.

Gegeven de in dit rapport beschreven onderzoeksresultaten, wordt de grond vanuit milieuhygiënisch oogpunt geschikt geacht voor het huidige gebruik en voorgenomen nieuwbouw (realisatie woning).

Kaart 7. Topografische ligging onderzoekslocatie en kadastrale situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.BDlfsWijkMennisten-vs01_0007.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.BDlfsWijkMennisten-vs01_0008.jpg"Hier bevindt zich Kadastraal object Dalfsen Q 918, Hessenweg 52, 7722 SP Dalfsen

3.2.3 Duurzaamheid

De gemeente Dalfsen zet in op een "duurzaam Dalfsen", met als doelstelling een CO2-neutrale gemeente in 2025.

Duurzaamheid betekent letterlijk: geschikt om lang te bestaan.

Het begrip wordt ook wel omschreven als een situatie waarbij voorzien wordt in de behoefte van de huidige generatie zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien.

Er zijn drie verschijningsvormen van duurzaamheid te onderscheiden:

  • 1. ecologische duurzaamheid als het gaat om ecologische waarden;
  • 2. economische duurzaamheid als het gaat om een zo efficiënt mogelijke productie en;
  • 3. sociale duurzaamheid als het gaat om de leefkwaliteit van de mens. Hiermee worden zaken als sociale veiligheid en een schone woonomgeving bedoeld.

Voor ruimtelijke maatregelen zijn in beginsel alle drie verschijningsvormen van duurzaamheid relevant. De uiteindelijke keuze is een ruimtelijke afweging die op basis van bestuurlijke afwegingen wordt bepaald.

De gemeente Dalfsen heeft een convenant afgesloten met de provincie Overijssel. In dit convenant is een aantal overwegingen en uitgangspunten benoemd. De provincie Overijssel en de gemeente Dalfsen willen de duurzaamheidsgedachte uitdragen in de samenleving. De ambitie van de provincie Overijssel is gericht op een groene, duurzaam schone provincie. "Duurzaamheid" is met "ruimtelijke kwaliteit" de groene draad in de provinciale omgevingsvisie.

De speerpunten die worden genoemd "Investeren in duurzaam Overijssel" sluiten naadloos aan bij de gemeentelijke doelstellingen. Het gaat daarbij met name om de volgende speerpunten:

  • energie en klimaat;
  • veilige en gezonde leefomgeving;
  • duurzaam ondernemen;
  • biodiversiteit en integrale gebied- en plattelandsontwikkeling;
  • innoveren in duurzaamheid;
  • voorlichting en educatie.

Met de toepassing van het wijkersbeleid met een leidend advies van de ervenconsulent gebaseerd op de provinciale omgevingsvisie en het gemeentelijke landschapsontwikkelingsplan wordt er duurzaam in ruimtelijke kwaliteit geïnvesteerd.

3.2.4 Ecologie
3.2.4.1 Natura 2000

Ter bescherming van ecologische waarden dient er bij ruimtelijke ingrepen een afweging te worden gemaakt in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn en de Flora- en faunawet.

Met de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden levert Nederland een bijdrage aan een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. De Vogelrichtlijn is gericht op het beschermen van de in het wild levende vogelsoorten en op de instandhouding van de habitats die het leefmilieu voor deze soorten vormen. De Habitatrichtlijn is gericht op het instandhouden van natuurlijke en halfnatuurlijk habitats en bescherming van wilde flora en fauna.

3.2.4.2 Flora en faunawet

In de Flora- en faunawet wordt het volgende gesteld: “een ieder neemt voldoende zorg in acht voor de in het wilde levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving”. Dit betekent dat onderzocht dient te worden of middels de plannen bedreigende situaties ontstaan in de leefomgeving van, in of direct rond het gebied voorkomende flora en fauna. Het gaat hierbij om het effect van de beoogde ingreep op het natuurlijke milieu. De aard van de ingreep speelt daarbij een belangrijke rol.

3.2.4.3 Mennistensteeg ongenummerd

In verband met de bouw van een woning op een perceel agrarisch grasland aan de Mennissteeg in Dalfsen, is in opdracht van Aveco de Bondt een verkennend natuuronderzoek uitgevoerd om de natuurwaarden van het plangebied en de consequenties van de geplande ingreep te kunnen inschatten.

Kaart 8. Huidig plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.BDlfsWijkMennisten-vs01_0009.jpg"

3.2.4.3.1 Conclusies

Voor een locatie aan de Mennistensteeg in Dalfsen bestaan herontwikkelingsplannen. Op een grasland perceel wordt een woning met bijbehorende schuur gebouwd.

Uit het verkennend natuuronderzoek blijkt dat het plangebied niet binnen de invloedsfeer van Natura 2000-gebieden, beschermde natuurmonumenten of EHS-gebieden ligt. Effecten op dergelijke beschermde gebieden zijn derhalve niet aan de orde.

Het plangebied betreft een deel van een grasland perceel in het agrarisch buitengebied van Dalfsen. Op het perceel is slechts in zeer beperkte sprake van geschikt leefgebied voor beschermde soorten. Het betreft de algemeen beschermde soorten veldmuis, aardmuis en mol (tabel 1 Ffwet), waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet geldt. Voor zwaarder beschermde soorten is geen geschikt leefgebied aanwezig. Tijdens het verkennend veldbezoek zijn ook geen (sporen van) zwaarder beschermde soorten planten en dieren aangetroffen.

Langs de Mennistensteeg en in de houtwal aan de westzijde van het plangebied staan enkele bomen(rijen) die grotendeels behouden blijven. Een boom langs de Mennistenteeg moet gekapt worden vanwege de realisatie van een inrit. Enkele bomen in de houtwal worden gekapt om doorzicht te creëren. Het kappen van de boom aan de Mennistensteeg leidt niet tot het overtreden van verbodsbepalingen uit de flora- en faunawet. Ten aanzien van de houtwal geldt dat geen nader onderzoek of een ontheffing noodzakelijk is wanneer geen grotere eiken worden gekapt. Deze vormen een potentiële vliegroute voor vleermuizen. De berken in deze houtwal hebben geen functie als vliegroute voor vleermuizen en kunnen derhalve zonder nader vleermuisonderzoek gekapt worden. Wanneer toch grotere eiken gekapt moeten worden in de houtwal, dan is aanvullend vleermuisonderzoek noodzakelijk om de functie van deze houtwal voor vleermuizen vast te stellen.

Het kappen van bomen en/of verwijderen van struweel dient buiten het broedseizoen van vogels plaats te vinden aangezien de bomen en het struweel geschikt zijn als broedplaats voor algemeen voorkomende zangvogelsoorten.

Geconcludeerd kan worden dat de ingreep niet leidt tot het overtreden van verbodsbepa-lingen uit de Flora- en faunawet wanneer er geen grotere eiken in de houtwal gekapt worden en wanneer het kappen van bomen en/of verwijderen van struweel buiten het broedseizoen van vogels plaatsvindt. Nader onderzoek of het aanvragen van een ontheffing op grond van artikel 75 Flora- en faunawet is in dat geval niet aan de orde.

De uitkomsten van dit verkennend natuuronderzoek zijn in te zien in Bijlage 4 .

3.2.5 Externe veiligheid

Externe veiligheidsvisie gemeente Dalfsen 2011-2014

In het externe veiligheidsbeleid van de gemeente Dalfsen is uiteengezet op welke wijze met het aspect externe veiligheid dient te worden omgegaan in ruimtelijke plannen en in milieuvergunningen. In ruimtelijke zin is in het beleid onderscheid gemaakt in verschillende gebiedstypen binnen de gemeente. Zo is er onderscheid gemaakt in woongebieden, bedrijventerreinen, recreatiegebieden en het overige gebied van de gemeente. Daarnaast is onderscheid gemaakt in bestaande en nieuwe situaties. In het kort komt het erop neer dat in woongebieden geen nieuwe risicobronnen worden geïntroduceerd en dat op bedrijventerreinen een nieuwe risicobron kan worden geïntroduceerd indien de veiligheidscontour binnen de eigen inrichtingsgrens blijft. Dit betekent dat de bestaande risicobronnen wel mogen blijven, totdat de risicovolle activiteiten op die plek worden gestaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.BDlfsWijkMennisten-vs01_0010.jpg"

Afbeelding professionele risicokaart

Inrichtingen

In de gemeente Dalfsen zijn 5 bedrijven aanwezig waar gevaarlijke stoffen zijn opgeslagen en die in meer of minder mate een belemmering opleveren voor hun omgeving. Het betreft inrichtingen die onder het Bevi vallen. Het onderstaande overzicht geeft de Bevi-inrichtingen weer.

  • Autobedrijf Lindeboom, Vossersteeg 99 in Dalfsen
  • Tankstation Rondweg in Dalfsen
  • Garage Ten Have, Weerdhuisweg 11 in Lemelerveld
  • Tankstation Westdal, Westeinde 92 in Nieuwleusen
  • Tanktataion Oosterveen, Burgemeester Backxlaan 204 in Nieuwleusen

De afstand van dit plangebied tot de dichtsbijzijnde inrichting is circa 3 kilometer. Dit is ver buiten het invloedsgebied van 150 meter en het effectgebied voor de brandweer van circa 400 meter.Binnen de gemeente zijn geen niet-categoriale Bevi-inrichtingen aanwezig.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Weg

Het Rijk is op dit moment bezig met het opstellen van nieuwe wetgeving rond transportroutes; het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev). Deze wetgeving met het daarbij behorende Basisnetten wegen, spoor en water gaat de huidige Circulaire rnvgs vervangen en treedt binnenkort in werking. In het navolgende onderzoek zijn reeds de bepalingen uit de nieuwe documenten in acht gehouden.

Binnen de gemeente Dalfsen vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats voor de verlading van gevaarlijke stoffen binnen bedrijven, waar met gevaarlijke stoffen wordt gewerkt. Binnen de gemeente zijn 3 doorgaande routes waarop gevaarlijke stoffen vervoerd worden. Het betreffen:

  • N340 vanaf de gemeentegrens met Zwolle tot aan de gemeentegrens met Ommen;
  • N35 vanaf de gemeentegrens met Zwolle tot aan de gemeentegrens met Raalte;
  • N348 vanaf de gemeentegrens met Ommen tot aan de gemeentegrens met Raalte.

De routering is afgestemd op de gemeenten binnen de regio. Voornamelijk voor de bevoorrading van de LPG-tankstations zijn er ontheffingsroutes ingesteld. Gezien het gering aantal LPG wegtransporten dat plaatsvindt binnen de gemeente, wordt het plaatsgebonden risico PR 10-6 nergens overschreden.

Aan weerszijden van deze wegen ligt tevens een plasbrandaandachtsgebied (PAG) van 30 m. Binnen deze zone, mogen geen nieuwe objecten komen ten behoeve van minder zelfredzame personen komen. Als de gemeente mee wil werken aan ontwikkelingen in een PAG, dan moet er rekening worden gehouden met de effecten van een plasbrand. In het Btev is beschreven aan welke voorwaarden het bouwen in een PAG moet voldoen.

Op circa 150 meter van het plangebied ligt de provinciale weg N340, waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaats vindt. Dit is ver buiten de 30 meter zone van de PAG aan weerzijde van de weg.

Spoor

Volgens de “Marktverwachting vervoer gevaarlijks stoffen per spoor” (ProRail Spoorontwikkeling, 26 september 2007) vindt in de gemeente Dalfsen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over het spoor. Het betreft:

  • Baanvak Zwolle-Meppel (brandbare gassen en zeer brandbare vloeistoffen);
  • Baanvak Zwolle-Ommen (zeer brandbare vloeistoffen).

Met het inwerking treden van het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) zal voor beide baanvakken een plasbrandaandachtsgebied van 30 meter gaan gelden.

Op zowel de spoorverbinding Zwolle – Ommen als op de spoorverbinding Zwolle-Meppel worden gevaarlijke stoffen vervoerd. In verband met het vervoer van gevaarlijke stoffen via het spoor, moet rekening gehouden worden met een buffer van 200 m aan weerszijden van de tracés. Mocht de gemeente willen bouwen in deze bufferzone dan moet hiermee rekening worden gehouden. Rekening houden met de effecten, bestaat uit een verantwoording van de keuze om in dat gebied te gaan bouwen.

De afstand van het plangebied tot de spoorlijn Zwolle-Ommen is circa 3,5 kilometer en daarmee ruim buiten de risicozone.

Buisleidingen

Verder vindt in de gemeente vervoer van aardgas plaats door buisleidingen. Vanaf 2011 geldt het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen (Bevb). Dalfsen ligt vlakbij het gasdistributieknooppunt in Vilsteren in de gemeente Ommen. Door de gemeente Dalfsen lopen daardoor meerdere grote ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen van de Gasunie. Vanuit Vilsteren liggen naar het zuiden van Nederland zes grote leidingen naast elkaar. Deze doorkruizen de gemeentegrens ten oosten van Lemelerveld ter hoogte van de Ommerweg. Daarnaast liggen nog twee leidingen dichter bij de kern Lemelerveld ten westen van de Ommerweg. Ook liggen er twee leidingen oost-west door de gemeente ten zuiden van Hoonhorst. Ten slotte liggen er twee leidingen langs het spoor vanuit het noorden om af te buigen naar Nieuwleusen. Verder ligt binnen de gemeentegrenzen een gasontvangststation. Hier wordt de druk verlaagd en wordt het gas via lage druk leidingen naar de eindgebruikers gedistribueerd.


De afstand tot de dichtsbijzijnde 2 aardgastransportleidingen die van Vilsteren richting Zwolle lopen en het plangebied is bijna 4 kilometer.


Plaatsgebonden risico (PR):

De PR 10-6 contour van deze Ieiding Iiggen een zone die qua dikte varieert tot maiximaal circa 250 meter. Binnen deze zone mogen geen gebouwen worden opgericht. Omdat het plangbied veel verder van deze leiding af ligt, betekent dit dat het plaatsgebonden risico geen belemmering vormt voor het bestemmingsplan.


Groepsrisico (GR):

Het invloedsgebied van de grootste leiding van deze twee is 430 meter aan elke zijde. Dus in totaal een zone van 860 meter. Verder hanteert de Veiligheidsregio een zone waarbinnen nog gewonden vallen. Deze behelst een afstand van 1,3 kilometer aan elke zijde. Het plangebied ligt op circa 4 kiliometer, waardoor dit buiten de risicozones ligt.


Verantwoording Groepsrisico

het plangebied ligt op grotere afstand tot risicobronnen dan de PR-zone, invleodsgebied voor GR en het effectgebied waar nog gewonden vallen van elke risicobron. Een verantwoording van het groepsrisico is daardoor niet aan de orde.

3.2.6 Geluid

Aangezien de realisatie van de nieuwe woning niet past binnen het geldende bestemmingsplan dient middels een aantal milieuplanologische onderzoeken aangetoond te worden dat ter plaatse voldaan zal worden aan de geldende wet- en regelgeving.

Op 20 december 2012 heeft er een akoestisch onderzoek plaats gevonden op de onderzoeklocatie Mennistensteeg ongenummerd in Dalfsen door Aveco de Bondt, Bijlage 5 .

In de Wgh worden eisen gesteld aan de toelaatbare geluidsbelasting op de gevels van nog niet geprojecteerde woningen langs een bestaande weg of spoor in stedelijk en buitenstedelijk gebied. Voor woningen binnen een onderzoekszone is een maximaal toelaatbare geluidsbelasting (L den) op de gevel ten gevolge van verkeerslawaai vastgesteld op 48 dB (voorkeursgrenswaarde) en een maximaal te verlenen ontheffingswaarde van 53 dB voor buitenstedelijk gebied.

Het plangebied is gelegen binnen de onderszoekszone van twee wegen, de Mennistensteeg en de Hessenweg.

Kaart 10. Situering plangebied en nieuwbouwwoning

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.BDlfsWijkMennisten-vs01_0011.jpg"

Geluidbelasting t.g.v. Mennistensteeg

Op basis van de aangeleverde etmaalintensiteit van maximaal 850 mvt/etmaal door de gemeente Dalfsen is door middel van Rekenmethode 1 een indicatieve berekening uitgevoerd. Ondanks dat de opgegeven intensiteit aan de hoge kant is voor de Mennistensteeg, blijkt dat de geluidbelasting 46 dB bedraagt inclusief aftrek van 5 dB ex artikel 110g Wgh. Er wordt derhalve aan de voorkeursgrenswaarde voldaan.

Geluidbelasting t.g.v. de N340

Door Witteveen & Bos is een onderzoek uitgevoerd inzake de N48 en de N340. Op basis van deze rekenresultaten is de te verwachten geluidbelasting afgeleid voor de toekomstige woning aan de Mennistensteeg. De geluidbelasting bij Hessenweg 50 bedraagt 58,6 dB (afstand t.o.v. de N340 is circa 30 meter) en bij Mennistensteeg 6 43 dB (afstand t.o.v. de N340 is circa 255 meter).

De toekomstige woning is gelegen op een afstand van circa 200 meter en wordt afgeschermd door een toekomstige schuur die tussen de woning en de N340 gebouwd zal gaan worden. Deze zorgt voor een aanzienlijke afschermende werking voor de woning. Met het oog op de bovenstaande gegevens kan met redelijke zekerheid gesteld worden dat de geluidbelasting bij de toekomstige woning niet hoger dan 48 dB zal bedragen. Dit is mede bepaald op basis van een af- of toename van 3 dB per afstandsverdubbeling danwel -verkleining in combinatie met de geometrische uitbreiding en bodemdemping ten gevolge van de tussenliggende weilanden.

Voor de volledigheid is er op basis van de gegevens uit het onderzoek van Witteveen en Bos voor de nieuwbouwlocatie een indicatieve berekening van de geluidbelasting op basis van Rekenmethode 1 uitgevoerd. Op basis hiervan blijkt tevens dat de geluidbelasting lager is dan de voorkeursgrenswaarde.

Op basis van bovenstaande uitgangspunten kan zonder verder akoestisch onderzoek gesteld worden dat in de toekomstige situatie voldaan zal worden aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB conform de Wet geluidhinder. Gelet hierop is het verlenen van hogere grenswaarden niet noodzakelijk en kunnen bij de uitwerking van de bouwplannen gevelwerende maatregelen achterwege blijven.

3.2.7 Luchtkwaliteit

Sinds 15 november 2007 is het Besluit luchtkwaliteit 2005 komen te vervallen en staat de regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteit beschreven in de Wet milieubeheer, namelijk de Wet luchtkwaliteit. Het doel van deze wet is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. In deze wet zijn de richtlijnen van de Europese Unie geïmplementeerd. Voor Nederland geldt, dat alleen de verontreinigende stoffen zoals stikstofoxide en kleine zwevende deeltjes (PM10) van belang zijn. Bij de overige verontreinigde stoffen zijn in Nederland nauwelijks overschrijdingen gemeten.

In de Wet Milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen speelt het begrip "in betekenende mate" een belangrijke rol. Duidelijk is dat het onderhavige plan geen ontwikkelingen mogelijk maakt, waardoor de luchtkwaliteit in betekenende mate zal verslechteren. Er wordt daarom voldaan aan de Wet luchtkwaliteit.

3.2.8 Politiekeurmerk Veilig Wonen

Algemeen

Het handboek Politiekeurmerk Veilig Wonen® bestaande bouw bestaat uit eisen verdeeld over drie categorieën:

• woning (W-eisen);

• complex (C-eisen);

• omgeving (O-eisen).

Aan elke categorie is een eisenpakket en een certificaat verbonden.

Wat is het Politiekeurmerk Veilig Wonen bestaande bouw?

Met het Politiekeurmerk Veilig Wonen® bestaande bouw, weten bewoners dat ze in een veilig huis in een veilige, leefbare wijk wonen. Woningen, gebouwen of wijken die aan de eisen van het keurmerk voldoen, ontvangen afzonderlijk een certificaat. De drie certificaten bij elkaar vormen het Politiekeurmerk Veilig Wonen® bestaande bouw.

Met een paar maatregelen en afspraken regelt het keurmerk veiligheid in en rond het huis. Hiervoor is het echter wel noodzakelijk dat veel partijen samenwerken. Het keurmerk gaat namelijk niet alleen om een goed slot op de deur. Het keurmerk gaat ook om goede straatverlichting en goed onderhouden groenvoorzieningen. Hiervoor is de gemeente verantwoordelijk.

Integraal veiligheidsinstrument

Het keurmerk is een integraal veiligheidsinstrument. Dat maakt het keurmerk zo bijzonder. Het is niet slechts een 'middel' tegen inbraken. Het is een instrument dat ook andere vormen van criminaliteit tegengaat, zoals fietsendiefstal en vandalisme. Daarnaast zorgt het keurmerk ervoor dat iemand op tijd wordt gewaarschuwd als er brand uitbreekt. En, aanpassingen in en rond de wijk en afspraken over het beheer van de buurt, zorgen ervoor dat mensen in een veilige, leefbare buurt wonen. Een buurt waar ze zich nauwelijks zorgen hoeven maken over criminaliteit en gevaarlijke situaties. Een keurmerkwijk is meer dan een wijk waar nauwelijks ingebroken wordt. Het is een wijk waarin bewoners, woningcorporaties, politie, bedrijven en gemeente samen zorgen voor een leefbare plek.

Verschil nieuwbouw - bestaande bouw

Het Politiekeurmerk Veilig Wonen® kent twee eisenpakketten: één voor de nieuwbouw en één voor bestaande wijken. Voor deze twee aandachtsgebieden is gekozen omdat in nieuwbouwgebieden alles nog mogelijk is. De wijk bestaat alleen op papier en ingrepen in woning of omgeving zijn eenvoudig te realiseren. Bij bestaande bouw is deze aanpak lastig. De inrichting van deze wijken is langer geleden bepaald: de wijk staat al jaren. Ingrepen zijn kostbaar. Daarnaast is de zeggenschap over de verantwoordelijkheid voor woning, complex, beheer en omgeving, versnipperd. Een bewoner heeft bijvoorbeeld wel iets te zeggen over zijn huis, maar lang niet altijd over zijn omgeving. Daar gaat de gemeente meestal over. Daarom is het werk in de bestaande bouw verdeeld over drie certificaten. Dit in tegenstelling tot in de nieuwbouw.

Certificaat Veilige Woning

Individuele woningen komen in aanmerking voor het certificaat Veilige Woning. Dit kunnen eengezinswoningen zijn, maar ook woningen die deel uitmaken van een appartementengebouw of flat. Voor individuele woningen geldt dat 'de schil' beveiligd moet zijn. Het gaat dan om voor, zij-, achtergevel en het dak. Het gaat zowel om dichte als om bewegende delen (ramen en deuren). Het gaat om de beveiliging van alle delen die toegang verschaffen tot de woning. Maar, het gaat ook om verlichting en een rookmelder. Bewoners die in bijzondere omstandigheden verkeren - de waarde van hun inboedel is hoog - kunnen 'bovenop' het certificaat Veilige Woning andere beveiligingsmaatregelen treffen zoals het aanleggen van een alarminstallatie. Verzekeringsmaatschappijen kunnen hierover informatie verstrekken.

3.2.9 Water
3.2.9.1 Watertoets

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is een watertoets verplicht bij gemeentelijke bestemmingsplannen en projectbesluiten. De watertoets is een procesinstrument, waarbij het waterschap en de initiatiefnemer (gemeente) onderlinge afstemming zoeken.

3.2.9.2 Relevant beleid

3.2.9.2 Relevant beleid

Er zijn veel beleidstukken over water vastgesteld. Zowel de provincie, waterschap als gemeente stellen waterbeleid vast. De belangrijkste kaders zijn de omgevingsverordening en –visie van de provincie, het Waterbeheerplan 2010-2015 van het Waterschap Groot Salland en het gemeentelijk rioleringsplan en waterplan van de gemeente Dalfsen.

3.2.9.3 Invloed op de waterhuishouding

Binnen het bestemmingsplan wordt een bestaande woning met opstallen gesloopt en niet meer dan 10 wooneenheden gerealiseerd en de toename van het verhard oppervlak bedraagt niet meer dan 1500 m². Het plangebied bevindt zich niet binnen een beekdal, primair watergebied of een stedelijke watercorridor.

Bij nieuwe bouwwerken is de minimale ontwateringdiepte een belangrijke aandachtspunt. De minimale ontwateringsdiepte is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en het maaiveld.

In de onderstaande tabel is kort de relevantie van de waterhuishoudkundige aspecten aangegeven.

Waterhuishoudkundig aspect   Relevantie   Toelichting  
Veiligheid   Ja   Binnendijks gebied in dijkring 9. De gronden liggen relatief hoog en de nieuwe functie is niet kwetsbaar.  
Riolering en afvalwaterketen   Ja   De nieuwe woning moet worden aansluiten op een nieuw aan te leggen IBA.  
Wateroverlast (oppervlaktewater)   Ja   Hemelwater van verhard oppervlak moet ter plaatse van het plangebied vast worden gehouden en/ of geborgen worden.  
Grondwateroverlast   Nee   Op de locatie is geen grondwateroverlast bekend.  
Grondwaterkwaliteit   N.v.t.   -  
Volksgezondheid   Nee   Geen risico's voor de volksgezondheid.  
Verdroging   Nee   Er is geen bedreiging voor karakteristieke grondwaterafhankelijke ecologische, cultuurhistorische of archeologische waarden.  
Natte natuur   Nee   Plangebied maakt geen deel uit van een ecologisch hoofdstructuur of verbindingszone.  
Inrichting/beheer en onderhoud   N.v.t.   De dichtbijgelegen leggerwatergang ligt direct langs de Mennistensteeg.  
Recreatie   N.v.t.   -  
Cultuurhistorie   N.v.t.   -  
3.2.9.4 Voorkeursbeleid hemel- en afvalwater

In de toekomstige situatie zal het hemelwater vertraagd worden afgevoerd volgens de trits 'vasthouden, bergen, afvoeren'. Dit betekent dat de voorkeur uit gaat naar een bovengrondse afvoer (al dan niet in combinatie met een bodempassage). Om wateroverlast te voorkomen moet een voorziening komen (infiltratie en/of berging bv een vijver of kavelsloot/zaksloot) met als uitgangspunt een ontwerpeis van minimaal 19,8 mm per vierkante meter verhard oppervlak.

Dakwater wordt als relatief schoon gezien. Om dit water ook daadwerkelijk schoon te houden, wordt bij de bouw rekening gehouden met het gebruik van niet-uitloogbare materialen, zoals opgenomen in de bouwwetgeving.

De vuilwateraansluitingen van de nieuwe woning moeten worden aangesloten op minimaal twee IBA's met elk minimaal klasse 1 (6m3 inhoud in drie compartimenten)of één IBA met klasse 2 berekende inhoud op gebruik van twee huishoudens van totaal 6 i.e.(vanwege inwoon situatie).

3.2.9.5 Watertoetsproces

Eventueel opnemen van een watervergunning met de aspecten die nodig zijn voor het uitvoeren van werkzaamheden die vergunningplicht hebben.

De initiatiefnemer heeft het Waterschap Groot Salland geïnformeerd over het plan.

3.2.9.6 Overstromingsrisicoparagraaf

Quickscan

Het plangebied is gelegen binnen dijkring 9: Vollenhove. Voor bestemmingsplannen in deze dijkring is een overstromingsrisicoparagraaf vereist. De locatie is op een uitsnede van de onderstaande kaart 'Omgevingsvisie' (09295054)' weergegeven.

In de Omgevingsverordening (artikel 2.14.3 en 2.14.4) wordt uitgegaan van twee overstromingsrisicozones: diep en snel (dijkring 10 en 11) en minder snel en ondiep (overige dijkringen). Dijkring 9 valt in de laatste categorie: minder snel en ondiep.

Kaart 9. dijkring 9

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.BDlfsWijkMennisten-vs01_0012.jpg"

Figuur: relevant deel kaart Omgevingsvisie (09295054)

Risico-inventarisatie

Voor de keringen van dijkring 9 geldt een veiligheidsnorm van 1/1250 per jaar. De overschrijdingskans is 1/1250e per jaar. De daadwerkelijk kans voor een overstroming op de betreffende locatie is klein. De Risicokaart geeft geen maximale waterdiepte en de tijd tot een overstroming aan. Dit betekent dat voor de betreffende locatie geen aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn. De locatie aan de Mennistensteeg ongenummerd ligt in een dekzandlandschap, waarbij de percelen relatief hoog liggen.

Conclusie

In geval van overstroming zijn er geen belemmeringen om de beoogde ontwikkelingen op de locatie toe te staan. De locatie ligt in dijkringgebied 53 ligt in de tweede overstromingsrisicozone: minder snel en ondiep. Op de Risicokaart zijn op de locatie geen overstromingsdiepten weergegeven en ligt het ook niet in een overstromingsgevoelig gebied. De locatie ligt dusdanig hoog, dat er geen extra preventieve maatregelen nodig zijn in geval van een mogelijke overstroming. Daarnaast is de locatie vanuit verschillende kanten te bereiken, waardoor bereikbaarheid en zelfredzaamheid bij calamiteiten verzekerd is.

3.2.10 Verkeer

Het agrarische perceel is nu toegankelijk vanaf de Mennistensteeg via een pad aan de oostzijde van het perceel. Dit onverharde pad zal ook de toegang tot de nieuw te bouwen woning vormen. Het pad zal daarvoor verhard worden.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Algemeen

In dit hoofdstuk zal worden aangegeven op welke wijze de binnen alle plangebieden voorkomende functies, zoals die in het voorgaande aan de orde zijn geweest, in het bestemmingsplan worden geregeld. Het betreft de uitgangspunten met betrekking tot de gewenste ruimtelijke structuur, de functionele structuur en de milieu-uitgangspunten. Tevens wordt aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de bestemming.

4.2 Beschrijving gewenste situatie

Na herziening van het bestemmingsplan is op de Mennistensteeg de bestemming ''agrarisch cultuurgebied' met de nadere aanduiding 'glastuinbouw uitgesloten' omgezet in 'wonen' ter plaatse van het perceel Mennistensteeg ongenummerd.

Na een bezoek aan de locatie Mennistensteeg ongenummerd heeft de ervenconsulent van het Oversticht een advies uitgebracht, Bijlage 2 .

Conclusie ervenconsulent

De voorgestelde locatie is passend in de structuur van het landschap. Wij stellen als voorwaarden het behoud van de landschappelijke beplanting op het bestaande erf en de versterking van de kleinschaligheid met streekeigen soorten op het nieuwe erf en in het landschap.

Wij stellen als voorwaarde de ontwikkeling van een compact erf met een agrarische uitstraling van woning met opstallen en erfinrichting. Bij voorkeur één hoofdtoegang van het erf. De notariswoning zoals voorgesteld heeft een dorpse uitstraling en is minder passend op deze plek.

Kaart 11. Erfinrichtingsschets

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.BDlfsWijkMennisten-vs01_0013.png"

Hoofdstuk 5 Toelichting op de regels

In dit hoofdstuk worden, voor zover noodzakelijk geacht, de van het bestemmingsplan deeluitmakende regels nader toegelicht. De regels geven inhoud aan de op de verbeelding aangegeven bestemmingen. Ze geven aan, waarvoor opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd mag worden.

Het voorliggende bestemmingsplan “Wijker N340, Mennistensteeg ongenummerd" betreft een partiële herziening van het bestemmingsplan “Buitengebied Dalfsen” welke op 8 september 1998 is vastgesteld. Het perceel heeft de bestemming 'agrarisch cultuurgebied' met de nadere aanduidingen 'glastuinbouw uitgesloten'.

In het ontwerpbestemmingsplan "Buitengebied gemeente Dalfsen" heeft dit perceel de bestemming " Agrarisch met waarden" met als dubbelbestemming "Waarde-Archeologie 5".

In deze herziening wordt in het kader van Wijkersbeleid N340/N348 het bouwen van een woning aan de Mennistensteeg ongenummerd mogelijk gemaakt ter vervanging van een te slopen woning langs de N340 (Hessenweg).

Omdat in de loop van 2013 het bestemmingsplan Buitengebied gemeente Dalfsen wordt vastgesteld, is voor de inhoud en vormgeving bij dit plan aangesloten.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Ingevolge artikel 3.1.6 van het Bro dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan een onderzoek te worden ingesteld naar de economische uitvoerbaarheid van het plan. De kosten van de herziening komen voor rekening van de initiatiefnemer, een wijker voor aanpassingen van de N340.

Het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden is anderszins verzekerd doordat deze zijn opgenomen in een ontwikkelingsovereenkomst. Nu het verhaal van de kosten anderszins verzekerd is behoeft geen exploitatieplan te worden vastgesteld.

Hoofdstuk 7 Vooroverleg en overleg

Deze zogenaamde maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat het bestemmingsplan maatschappelijk draagvlak heeft. Over het voorontwerp van het bestemmingsplan is, geen inspraak gehouden. Wel is een vooraankondiging op basis van artikel 1.3.1. Bro gepubliceerd in de lokale krant en op de website van de gemeente Dalfsen.

Ook heeft in deze fase het Vooroverleg ex artikel 3.1.1. Bro met de diensten van provincie en met betrokken maatschappelijke organisaties plaatsgevonden. Vooroverleg heeft met het waterschap via de watertoets plaatsgevonden.

7.1 Vooroverleg

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro is het plan besproken met het waterschap. Omdit dit plan past binnen de kader van het Wijkersbeleid N340/N348 is het volgens afspraak met de provinciale diensten niet nodig om dit plan met hen te bespreken.

Verder spelen in dit plan geen belangen die relevant zijn voor rijks- of provinciale diensten. Apart overleg heeft dan ook niet plaatsgevonden.

7.2 Overleg

In het kader van het ontwerpbestemmingsplan wordt dit plan nog aan diverse instanties toegezonden.

Hoofdstuk 8 Zienswijzen en kennisgeving

Het ontwerpbestemmingsplan heeft zes weken voor een ieder ter inzage gelegen van 2 mei 2013 tot en met 13 juni 2013. Er zijn geen zienswijzen binnengekomen.

Daarnaast is een kennisgeving aan de overlegpartners verzonden. De Veiligheidsregio IJsselland heeft alleen een opmerking geplaatst over de dekking van het Waarschuwings en Alarmeringssysteem (WAS), dit is intern doorgegeven.