direct naar inhoud van Toelichting verzamelbestemmingsplan
Plan: Verzamelbestemmingsplan 2020-1
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1952.bpmigverzamel20201-va01

Toelichting verzamelbestemmingsplan

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding opstellen verzamelbestemmingsplan

Per 1 januari 2018 zijn de voormalige gemeenten Hoogezand-Sappemeer, Slochteren en Menterwolde samengegaan tot de nieuwe gemeente Midden-Groningen. De gemeente Midden-Groningen werkt met het instrument 'verzamelbestemmingsplannen'.

Een verzamelbestemmingsplan is een bestemmingsplan waarbij diverse particuliere verzoeken en ambtelijke aanpassingen in één bestemmingsplanprocedure worden meegenomen. Het gaat hierbij om niet-controversiële verzoeken die in strijd zijn met het geldende bestemmingsplan, ambtelijke aanpassingen en/of verwerking van verleende vergunningen.

Het toepassen van het instrument verzamelbestemmingsplannen heeft een aantal voordelen. Ten eerste hoeft maar één bestemmingsplanprocedure gevoerd te worden, in plaats van voor ieder verzoek en/of ambtelijke wijziging een aparte procedure. Hierdoor kan er efficiënter gewerkt worden en kan het werk beter ingepland worden. Ten tweede kan door samenvoeging van diverse verzoeken en ambtelijke aanpassingen op procedurekosten worden bespaard. Initiatiefnemers betalen hierdoor minder leges.

Met voorliggend verzamelbestemmingsplan wordt een aantal ambtshalve wijzigingen en correcties doorgevoerd.

1.2 Locaties in verzamelbestemmingsplan

Het plangebied bestaat uit diverse losse percelen in de gemeente Midden-Groningen. De verschillende percelen worden ieder apart weergegeven op de verbeelding.

  • 1. Froombosch, Hoofdweg 101
    Voor een uitbreiding van een bijgebouw bij een woning is een omgevingsvergunning verleend. Dit wordt verwerkt in dit bestemmingsplan. Het perceel behoudt een woonbestemming.
  • 2. Harkstede, Hoofdweg 4

Het gebruik van dit perceel is gewijzigd van detailhandel naar wonen. Hiervoor is een omgevingsvergunning verleend. Dit wordt verwerkt in het bestemmingsplan. Het perceel krijgt een woonbestemming.

  • 3. Hellum, Hoofdweg 25
    Voor een bijgebouw (iets buiten het bouwvlak) is een omgevingsvergunning verleend. Dit wordt verwerkt in dit bestemmingsplan. Het agrarische bouwvlak wordt gebaseerd op de bouwrechten uit de partiële herziening van Hellum-Kern uit 2000.
  • 4. Muntendam, Middenweg 52
    Er is een omgevingsvergunning verleend voor vestiging van een kapsalon aan de Middenweg 52. De huidige bestemming 'kantoor' met bedrijfswoning is voor het perceel niet meer passend. Het perceel krijgt een gemengde bestemming.
  • 5. Slochteren, Hoofdweg 271

Er is een omgevingsvergunning verleend voor het gebruik als burgerwoning. Dit wordt verwerkt in dit bestemmingsplan. Het perceel krijgt de bestemming gemengd met de aanduiding minicamping.

1.3 Geldende bestemmingsplannen

Voor het verzamelbestemmingsplan 2020-1 zijn diverse bestemmingsplannen relevant. Hieronder is per locatie aangegeven welk bestemingsplan van toepassing is. In hoofdstuk 2 worden deze bestemmingsplannen en de verschillende locaties beschreven.

1.4 Leeswijzer

Na deze inleiding worden in hoofdstuk 2 de verschillende percelen in het plangebied beschreven. Per perceel wordt de huidige en de nieuwe situatie beschreven en aangegeven welke onderzoeken relevant zijn. In hoofdstuk 3 zijn de beleidskaders beschreven die het toetsingskader zijn voor de verschillende percelen. De onderzoeken die ten grondslag liggen aan het plan worden in hoofdstuk 4 toegelicht. Hoofdstuk 5 bevat de juridische toelichting op het bestemmingsplan. De hoofdstukken 6 en 7 beschrijven tot slot de financiële en de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de verschillende locaties/ontwikkelingen in het plangebied.

2.1 Froombosch - Hoofdweg 101

2.1.1 Bestaande situatie

Aan de Hoofdweg 101 in Froombosch is een vrijstaande woning aanwezig. Aan de achterzijde is ook een paardenbak aangewezig met een kleine hobbystal. Voor het perceel is in 2019 een vergunning verleend voor uitbreiding van een bijgebouw (hobbystal). Deze vergunning wordt verwerkt in dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1952.bpmigverzamel20201-va01_0001.png"

Figuur 2. Weergave huidige situatie plangebied.

2.1.1.1 Bestemmingsplan 'Kolham-Froombosch'

Hoofdweg 101 Froombosch is gelegen in het plangebied van het bestemmingsplan 'Kolham-Froombosch' en heeft de bestemming 'Wonen - 1A'. Binnen deze bestemming is wonen toegestaan. Daarnaast heeft een deel van het perceel de bestemming 'Agarisch'. De uitbreiding van het bijgebouw is gesitueerd in deze agrarische bestemming. De gronden zijn bij het direct aangrenzende erf van de woning betrokken. Een stukje van het erf zal de archeologische dubbelbestemming behouden (zoals bestaand).

afbeelding "i_NL.IMRO.1952.bpmigverzamel20201-va01_0002.png"

Figuur 3. Uitsnede bestemmingsplan

2.1.2 Nieuwe situatie

De gronden zijn in de huidige situatie al in gebruik voor het wonen (bestemming Wonen - 1A) en de omgevingsvergunning is verleend voor de aanpassing van het bijgebouw. Dit wordt verwerkt in de verzamelplan. Het bestemmingsvlak wordt hierdoor iets groter. Er is overigens geen extra bebouwing toegestaan ten opzichte van de bestaande regels: totaal maximaal 300 m2 .

2.1.3 Relevante onderzoeken

Deze ontwikkeling wordt verder beschreven in de volgende paragrafen:

Bedrijven en milieuzonering (4.2.2.1), Externe veiligheid (4.3.2.1) Bodem (4.5.2.2), Geluid (4.8.2.3), Archeologie (4.9.2.4) en Cultuurhistorie (4.10.2.3).

2.2 Harkstede - Hoofdweg 4

2.2.1 Bestaande situatie

Aan de Hoofdweg 4 te Harkstede was een bouwbedrijf c.q. handel in bouwmaterialen gevestigd. In 2018 is een omgevingsvergunning verleend voor het gebruik van het perceel als burgerwoning. Dit wordt verwerkt in dit verzamelplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1952.bpmigverzamel20201-va01_0003.png"

Figuur 4. Weergave huidige situatie plangebied.

2.2.1.1 Bestemmingsplan 'Harkstede-Scharmer'

Het perceel is gelegen in het plangebied van het bestemmingsplan 'Harkstede-Scharmer' van de voormalige gemeente Slochteren. Het perceel heeft hier in de bestemming 'detailhandel'. Binnen deze bestemming is een bedrijfswoning toegestaan. Daarnaast heeft het perceel een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 1'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1952.bpmigverzamel20201-va01_0004.png"

Figuur 5. Uitsnede geldend bestemmingsplan.

2.2.2 Nieuwe situatie

Deze locatie krijgt de bestemming 'Wonen - 1A'. Hierbij is wonen toegestaan en eventueel lichte bedrijvigheid (beroep of bedrijf aan huis). Daarnaast blijft de bestaande archeologie-bestemming in stand. Ook is het hoofdgebouw en een deel van het erf aangemerkt als karakteristiek. Hiervoor wordt een regeling opgenomen in het bestemmingsplan.

2.2.3 Relevante onderzoeken

Deze ontwikkeling wordt verder beschreven in de volgende paragrafen:

Bedrijven en milieuzonering (4.2.2.1), Externe veiligheid (4.3.2.1) Bodem (4.5.2.2), Geluid (4.8.2.3), Archeologie (4.9.2.4) en Cultuurhistorie (4.10.2.3).

2.3 Hellum - Hoofdweg 25

2.3.1 Bestaande situatie

Aan de Hoofdweg 25 in Hellum is een klein agrarisch bedrijf aanwezig. In 2019 is een omgevingsvergunning verleend voor een bijgebouw aan de achterzijde van het perceel.

afbeelding "i_NL.IMRO.1952.bpmigverzamel20201-va01_0005.png"

Figuur 6. Weergave huidige situatie plangebied.

2.3.1.1 Bestemmingsplan 'Hellum-Siddeburen'

Het perceel is gelegen in het plangebied van het bestemmingsplan 'Hellum-Siddeburen' van de voormalige gemeente Slochteren. De gronden hebben de enkelbestemming 'Agrarisch - Bedrijf', Het perceel is aangemerkt als karakteristiek in het facetbestemmingsplan 'Karakeristieke objecten'.

Bij het voorgaande bestemmingsplan Hellum Kern (1996) werd door de provincie Groningen op 14 augustus 1996 (na een hoorzitting) goedkeuring onthouden voor een deel van perceel Hoofdweg 25 in Hellum. Aan het perceel was ten onrechte een woonbestemming toegekend. Dit werd door de gemeente Slochteren gerepareerd in het bestemmingsplan partiële herziening Hellum Kern (2000). Deze reparatie werd per abuis niet meegenomen in de herziening van het bestemmingsplan Hellum-Siddeburen (2000). Hierdoor werd het nieuwe agrarische bouwvlak kleiner dan het oorspronkelijke bouwvlak uit 2000.

afbeelding "i_NL.IMRO.1952.bpmigverzamel20201-va01_0006.png"

Figuur 7. Uitsnede geldend bestemmingsplan

2.3.2 Nieuwe situatie

Voor deze locatie is een omgevingsvergunning verleend voor realisatie van een bijgebouw aan de achterzijde. De oppervlakte van het bijgebouw is 150 m2. Het bouwvlak wordt zoveel mogelijk gebaseerd op de bouwrechten uit de partiële herziening Hellum-Kern (2000).

De archeologische dubbelbestemming uit het plan Hellum-Siddeburen komt deels te vervallen voor het perceel op basis van het recente vastgestelde archeologiebeleid Midden-Groningen. De dubbelbestemming voor karakteristieke gebouwen is wel van toepassing op de bestaande boerderij.

2.3.3 Relevante onderzoeken

Deze ontwikkeling wordt verder beschreven in de volgende paragrafen:

Bedrijven en milieuzonering (4.2.2.1), Externe veiligheid (4.3.2.1) Bodem (4.5.2.2), Geluid (4.8.2.3), Archeologie (4.9.2.4) en Cultuurhistorie (4.10.2.3).

2.4 Muntendam - Middenweg 52

2.4.1 Bestaande situatie

Aan de Middenweg 52 is een kapsalon gevestig met daarboven een bedrijfswoning. Daarnaast vinden enkele kleinschalige bedrijfsactiviteiten plaats. In 2018 is een omgevingsvergunning verleend voor het gebruik als kapsalon.

afbeelding "i_NL.IMRO.1952.bpmigverzamel20201-va01_0007.png"

Figuur 8. Weergave huidige situatie plangebied.

2.4.1.1 Bestemmingsplan 'Dorpen Menterwolde'

Het perceel heeft nu een kantoorbestemming. Hierbij is een bedrijfswoning toegestaan. Daarnaast heeft een klein deel van het perceel een archeologische dubbelbestemming .

afbeelding "i_NL.IMRO.1952.bpmigverzamel20201-va01_0008.png"

Figuur 9. Uitsnede bestemmingsplan

2.4.2 Nieuwe situatie

Voor deze locatie is een omgevingsvergunning verleend voor realisatie van een kapsalon. Dit wordt verwerkt in dit bestemmingsplan. De kantoorbestemming is niet meer passend. Het perceel krijgt een gemengde bestemming. Hierin is lichte bedrijvigheid toegestaan, zoals een kapsalon. Daarnaast is de bestaande woning toegestaan binnen deze bestemming.

2.4.3 Relevante onderzoeken

Deze ontwikkeling wordt verder beschreven in de volgende paragrafen:

Bedrijven en milieuzonering (4.2.2.1), Externe veiligheid (4.3.2.1) Bodem (4.5.2.2), Geluid (4.8.2.3), Archeologie (4.9.2.4) en Cultuurhistorie (4.10.2.3).

2.5 Slochteren - Hoofdweg 271

2.5.1 Huidige situatie

In de huidige situatie is aan de Hoofdweg 271 te Slochteren camping 't Hofje gevestigd. Aan de voorzijde is de dienstwoning gelegen. In de grote schuur was een landbouwmuseum gevestigd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1952.bpmigverzamel20201-va01_0009.png"

Figuur 11. Weergave huidige situatie plangebied.

2.5.1.1 Bestemmingsplan 'Slochteren-Schildwolde'

Het perceel is gelegen in het plangebied van het bestemmingsplan 'Slochteren-Schildwolde' van de voormalige gemeente Slochteren. Het perceel heeft hierin de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie - 1' met de functieaanduiding museum (ten behoeve van het landbouwmuseum).

afbeelding "i_NL.IMRO.1952.bpmigverzamel20201-va01_0010.png"

Figuur 12. Uitsnede huidig bestemmingsplan. 

2.5.2 Nieuwe situatie

Het gebruik als landbouwmuseum is beëindigd. Voor deze locatie is in 2020 een omgevingsvergunning verleend voor het gebruik als burgerwoning met lichte bedrijvigheid en minicamping. Wonen is het hoofdgebruik. Dit wordt verwerkt in dit bestemmingsplan. Het perceel krijgt de bestemming gemengd. De groenstrook rondom het perceel krijgt de bestemming groen. Een klein stuk van de camping is bij de tuin van een buurperceel gevoegd. Dit perceel (1984) krijgt de bestemming 'Wonen - 1A', zodat het nieuwe gebruik als tuin planologisch goed is geregeld.

2.5.3 Relevante onderzoeken

Deze ontwikkeling wordt verder beschreven in de volgende paragrafen:

Bedrijven en milieuzonering (4.2.2.1), Externe veiligheid (4.3.2.1) Bodem (4.5.2.2), Geluid (4.8.2.3), Archeologie (4.9.2.4) en Cultuurhistorie (4.10.2.3).

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De structuurvisie schetst de rijksambities tot 2040 en formuleert doelen, belangen en opgaven tot 2028.

De leidende gedachte in de SVIR is ruimte maken voor groei en beweging. De SVIR is de eerste rijksnota die de onderwerpen infrastructuur en ruimte integraal behandelt. In de SVIR richt het rijk zich vooral op decentralisatie. De verantwoordelijkheid wordt verplaatst van rijksniveau naar provinciaal en gemeentelijk niveau. Door urbanisatie, individualisering, vergrijzing en ontgroening nemen de ruimtelijke verschillen toe. Vanaf 2035 groeit de bevolking niet meer. De samenstelling van de bevolking, en daarmee de samenstelling van huishoudens, verandert. Ambities tot 2040 zijn onder andere het aansluiten van woon- en werklocaties op de (kwalitatieve) vraag en het zoveel mogelijk benutten van locaties voor transformatie en herstructurering.

Ook wil het Rijk ervoor zorgen dat in 2040 een veilige en gezonde leefomgeving met een goede milieukwaliteit wordt geboden. Dit moet voor zowel het landelijk als het stedelijk gebied gelden. In de SVIR is verder vastgelegd dat provincies en (samenwerkende) gemeenten verantwoordelijk zijn voor programmering van verstedelijking. (Samenwerkende) gemeenten zorgen voor (boven) lokale afstemming van woningbouwprogrammering die past binnen de provinciale kaders. Ook zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van de woningbouwprogramma's. Ter versterking van het vestigingsklimaat in de stedelijke regio's rondom de main-, brain- en greenports geldt een gebiedsgerichte, programmatische urgentieaanpak. In krimpregio's wordt het interbestuurlijke programma bevolkingsdaling doorgezet.

Nationaal belang 13 van de SVIR van het Rijk vraagt om een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet met behulp van de zogeheten Ladder voor duurzame verstedelijking (hierna: de Ladder) worden onderbouwd. Deze onderbouwing is opgenomen in paragraaf 4.1.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het kabinet heeft in de hiervoor genoemde Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld dat voor een aantal onderwerpen algemene regels moeten worden gesteld. Hiermee wordt de doorwerking van de nationale belangen op lokaal niveau geborgd. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen uit de SVIR voorzien van juridische kaders.

De volgende nationale belangen uit het Barro zijn van toepassing op de gemeente Midden-Groningen:

  • Waddenzee en waddengebied.
  • Hoofdwegen en landelijke spoorwegen.
  • Elektriciteitsvoorziening.
  • Buisleidingen van nationaal belang voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
  • Natuurnetwerk Nederland.
3.1.3 Conclusie

Het verzamelbestemmingsplan heeft geen betrekking op rijksbelangen. Het rijksbeleid werkt wel door in het beleid van lagere overheden. Het rijksbeleid werkt tevens door in de verschillende omgevingsaspecten die in dit bestemmingsplan zijn getoetst. Dit komt in de volgende paragrafen en Hoofdstuk 4 aan de orde. In dit hoofdstuk wordt onder andere ingegaan op de 'Ladder voor duurzame verstedelijking'.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Provinciale Omgevingsvisie

De Omgevingsvisie 2016 - 2020 van de provincie Groningen bevat de integrale lange termijnvisie van de provincie op de fysieke leefomgeving. In de Omgevingsvisie zijn zoveel mogelijk de visies op verschillende terreinen zoals ruimtelijke ontwikkeling, landschap en cultureel erfgoed, natuur, verkeer en vervoer, water, milieu en gebruik van natuurlijke hulpbronnen samengevoegd en inhoudelijk met elkaar verbonden. Er zijn ook onderdelen opgenomen van het provinciale beleid voor economie, energie en cultuur en welzijn, voor zover die gevolgen hebben voor de fysieke leefomgeving.

Doel van de omgevingsvisie is het aantrekkelijke woon- en leefklimaat in de provincie verder verbeteren. Het accent in het beleid ligt op het benutten van de ontwikkelingsmogelijkheden, naast het beschermen van de karakteristieke bebouwde en onbebouwde elementen. De provincie wil ruimte bieden voor ondernemerschap om in te spelen op de dynamische ontwikkelingen. Activiteiten lopen steeds meer door elkaar heen. Dat heeft gevolgen voor het ruimtegebruik. Functies, als bijvoorbeeld wonen en werken, zijn steeds minder van elkaar gescheiden.

In de Omgevingsvisie is al het provinciale beleid dat op een of andere manier raakt aan de fysieke leefomgeving geformuleerd en geordend in vijf samenhangende thema's en elf provinciale 'belangen':

Ruimte

  • 1. Versterken van ruimtelijke kwaliteit bij nieuwe bovenlokale ontwikkelingen;
  • 2. Het creëren van een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor woningbouw, bedrijventerreinen, kantoorlocaties en detailhandel door het concentreren van ruimtelijke ontwikkelingen in stedelijke gebieden en vitale kernen;
  • 3. Voorwaarden scheppen voor een goede infrastructuur ven ruimte voor veilige winning, transport en opslag van duurzame energie;
  • 4. Zorgen voor een vitale landbouwsector in balans met de omgeving.


Natuur en landschap

  • 5. Beschermen en versterken van de kenmerkende landschapsstructuren en het culturele erfgoed dat bijdraagt aan de identiteit en de variëteit van de diverse landschappen in onze provincie;
  • 6. Beschermen en ontwikkelen van de biodiversiteit, zowel binnen als buiten het Nationaal Natuurnetwerk Nederland.


Water

  • 7. Zorgen voor bescherming tegen wateroverlast en overstromingen
  • 8. Zorg dragen voor de beschikbaarheid van kwalitatief en voldoende schoon water


Mobiliteit

  • 9. Zorgen voor goede en veilige (inter)nationale, provinciale en regionale bereikbaarheid over weg, water, spoor, door de lucht en digitaal


Milieu

  • 10. Tegengaan van milieueffecten en -hinder door te sturen op de kwaliteit van water, lucht, geluid en bodem;
  • 11. Streven naar een zorgvuldig gebruik van de ondergrond en een veilige winning en opslag van (delf)stoffen

Naast de genoemde provinciale belangen worden er in het beleid 5 specifieke opgaven genoemd voor specifieke onderwerpen of gebieden. De 5 opgaven zijn:
Gaswinning, Energyport, Groei en krimp, Regio Groningen-Assen en Waddengebied. Met uitzondering van het laatste onderwerp zijn de andere 4 opgaven in meer of mindere mate relevant voor de gemeente Midden-Groningen.

3.2.2 Provinciale Omgevingsverordening

In de Omgevingsverordening Provincie Groningen 2016 (hierna Omgevingsverordening genoemd) heeft de provincie regels opgenomen om de doelstellingen aangegeven in de omgevingsvisie te realiseren. De Omgevingsverordening bevat dan ook regels voor de fysieke leefomgeving in de provincie Groningen. Deze regels richten zich op de thema's ruimtelijke ordening, water, infrastructuur, milieu en ontgrondingen.

De relevante bepalingen uit de Omgevingsverordening zijn integraal opgenomen in dit bestemmingsplan. Hieronder zijn de titels weergegeven die, al dan niet deels, betrekking op het onderhavig plangebied. Voor meer informatie over de inhoud van de titels wordt verwezen naar de Omgevingsverordening.

  • Titel 2.2 Zorg voor ruimtelijke kwaliteit
  • Titel 2.3 Bundeling van verstedelijking
3.2.3 Provinciaal buitengebied

In het provinciaal beleid wordt onderscheid gemaakt tussen stedelijk gebied en buitengebied. Binnen het stedelijk gebied laat de provincie veel ruimtelijke bevoegdheden over aan gemeenten. In het buitengebied ziet de provincie, in verband met taken op het gebied van onder meer natuur, water, landschap en erfgoed een grotere verantwoordelijkheid voor zichzelf.

In de provinciale omgevingsverordening is het provinciaal buitengebied vastgelegd. De volgende locatie valt binnen het provinciaal buitengebied:

  • Hoofdweg 25, Hellum

De overige locaties die in dit verzamelbestemmingsplan zijn opgenomen vallen onder het 'bestaand stedelijk gebied'.

Voor een uitgebreide planbeschrijving wordt verwezen naar Hoofdstuk 2.

3.2.4 Conclusie

De relevante bepalingen uit de Omgevingsverordening zijn integraal opgenomen in dit verzamelbestemmingsplan. Het plan is in overeenstemming met het provinciale beleid uit de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Kompas gemeente Midden-Groningen

Per 1 januari 2018 zijn de voormalige gemeenten Hoogezand-Sappemeer, Slochteren en Menterwolde samengegaan tot de nieuwe gemeente Midden-Groningen. In het Kompas is de richting beschreven waarin de nieuwe gemeente zich wil gaan ontwikkelen. Hierbij is de gemeente eerst en vooral bondgenoot van inwoners, bedrijven en organisaties. Het motto is: minder voorschrijven, meer samenwerken.

Het Kompas benoemt drie bouwstenen voor een gemeenschappelijke maatschappelijke agenda. Deze bouwstenen bevatten de gemeenschappelijke doelen waar gemeente, inwoners, ondernemers, organisaties en bestuur de komende jaren aan gaan werken.

Bouwsteen 1: Groots in kleinschaligheid
De gemeente zet sterk in op zelfredzame en leefbare dorpen en kernen. Hierbij zijn inwoners medeverantwoordelijk voor de leefbaarheid. Leefbaarheid heeft sterk te maken met 'schoon, heel en veilig'. Gemeente en inwoners worden hierin steeds meer gelijkwaardige partners.

De nieuwe gemeente is een verband van vitale, lokale gemeenschappen die bestaan uit de inwoners van dorpen, kernen en wijken. Al deze gemeenschappen hebben hun eigen identiteit en alle dorpen en wijken zijn anders. De omstandigheden, mogelijkheden en wensen zijn op elke plek anders en vragen om specifieke initiatieven, arrangementen en maatregelen. Daarom wordt nadrukkelijk gekozen voor maatwerk. Door inwoners zelf meer verantwoordelijkheid en zeggenschap te geven, wordt eveneens meer ruimte gegeven aan de verschillen tussen dorpen en kernen.

Het maatwerk dat geleverd wordt, valt binnen een overkoepelende visie. In alle dorpen en wijken kunnen mensen goed en plezierig wonen. Iedere lokale gemeenschap beschikt over een gelegenheid of voorziening waar inwoners elkaar kunnen ontmoeten. Daarnaast zijn alle dorpen en kernen fysiek en digitaal goed bereikbaar. Het streven is om de voorzieningen die van belang zijn voor het dagelijks leven, zo dicht mogelijk bij mensen te brengen of te zorgen dat deze goed bereikbaar zijn. Daarbij blijven we realistisch: wie in een klein dorp woont, mag een bij die schaal passend aanbod van voorzieningen verwachten. Meer gemeente-brede of regionale voorzieningen worden geconcentreerd in de stedelijke kern van Hoogezand.

Bouwsteen 2: Ieder mens telt
In de gemeenschap telt ieder mens: iedereen heeft betekenis voor zichzelf en zijn omgeving, en komt tot zijn recht om wie hij is. Het uitgangspunt is 'eigen kracht': alle inwoners - van jong tot oud, met of zonder beperking - nemen zelf de regie over hun leven en zijn zelf verantwoordelijk voor hun leven.

Voor mensen die maatschappelijk kwetsbaar zijn, is het soms moeilijk hun eigen kracht te vinden. Scholing voor kinderen is de manier om de vicieuze cirkel van maatschappelijke kwetsbaarheid te doorbreken. De integrale kindcentra kunnen daar goed bij helpen, maar niet per se en overal. Ook hier is ruimte voor verschillen en maatwerk. De sociale teams leveren ook maatwerk. De sociale teams spelen in individuele situaties een belangrijke rol bij het vinden van oplossingen. Samen met de ouders en/of gezinnen gaan zij na hoe belemmeringen op het gebied van geld, gezondheid, onderwijs en/of werkloosheid kunnen worden weggenomen. Ze redeneren daarbij vanuit het gezin, niet vanuit de verschillende hokjes of budgetten bij de gemeente. Verder wil de gemeente samen met werkgevers en onderwijsinstellingen snel een concreet plan maken en uitvoeren om werkzoekenden 'fit' te maken voor werk.

Bouwsteen 3: Economie van de toekomst
De gemeente Midden-Groningen heeft een stevige economische basis, dankzij de bedrijvigheid in stuwende sectoren zoals (maak-)industrie, landbouw, handel, bouw en energie. Vooral met de maakindustrie, met name scheepsbouw, onderscheiden wij ons regionaal. Voor de werkgelegenheid zijn ook de publiek gefinancierde instellingen en ondernemingen van belang. De maakindustrie en de landbouw kunnen worden versterkt. Nieuwe kansen bieden de energietransitie en de vrijetijdseconomie. De gemeente heeft weinig mogelijkheden om de economie en de arbeidsmarkt te veranderen; daarvoor zijn vooral partijen als onderwijs en bedrijfsleven aan zet. De gemeente zet zich wel samen met lokale en regionale partners in voor onder andere de volgende zaken:

  • het innoveren van de arbeidsmarkt en economie;
  • het creëren van nieuwe partnerschappen en allianties en bestaande allianties versterken:
  • excellente dienstverlening voor ondernemers en instellingen;
  • beschikbaarheid van snel internet;
  • meer regionale waarde voor de landbouw;
  • blijvende vernieuwing van de maakindustrie;
  • duurzame inzetbaarheid van de beroepsbevolking;
  • energietransitie om de afhankelijkheid van fossiele energie te verkleinen;
  • bredere samenwerkingsverbanden;
  • uitwerken van de regionale agenda.
3.3.2 Ecologische basiskaart

Ruimtelijke ontwikkelingen en werkzaamheden kunnen gevolgen hebben voor beschermde en/of bedreigde planten en dieren. De Wet natuurbescherming stelt daar regels voor. Concrete ontwikkelingen, werkzaamheden en beheer en onderhoud moeten daaraan getoetst worden. Als hulpmiddel daarbij heeft de gemeente Midden-Groningen de 'Ecologische basiskaart en leidraad Midden-Groningen’ opgesteld.

De ecologische basiskaart bestaat uit meerdere kaarten, waarop onder meer de ligging van natuurgebieden en de populaties van soorten zijn aangegeven. In de bijbehorende leidraad is aangegeven wanneer bepaalde werkzaamheden op het vlak van bouwen (en slopen) en groenbeheer kunnen plaatsvinden.

Er is vooral gekeken buiten de reeds beschermde natuurgebieden. Binnen de natuurgebieden zijn de bijzondere waarden namelijk al beschermd door de planologische status van die gebieden. De aandacht is vooral gevestigd op bijzondere soorten en waarden uit de Wet natuurbescherming die voorkomen in bepaalde typen gebieden, zoals agrarische cultuurgronden, bosgebieden en landschapselementen. In paragraaf 4.7 wordt per locatie verder ingegaan op de ecologische toetsing en verantwoording.

Hoofdstuk 4 Onderzoeken

Dit hoofdstuk bevat de resultaten van de verschillende onderzoeken naar de randvoorwaarden voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan en de bijbehorende regelingen.

4.1 Ladder voor duurzame verstedelijking

4.1.1 Inleiding

Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voldoen de 'Ladder voor duurzame verstedelijking'. Het doel van de Ladder is zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik, met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en ontwikkelingen in de omgeving.

Op 1 juli 2017 is de nieuwe 'Ladder voor duurzame verstedelijking' in werking getreden. Deze is opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De Ladder houdt in dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, de volgende onderdelen moet bevatten:

  • Beschrijving van de behoefte aan de ontwikkeling.
  • Indien de ontwikkeling ligt buiten het bestaande stedelijk gebied moet tevens gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in de behoefte kan worden voorzien.

Beoordeeld moet worden of sprake is van een nieuw beslag op de ruimte. Daarvan is in beginsel sprake als het nieuwe ruimtelijke besluit meer bebouwing mogelijk maakt dan er op grond van het voorheen geldende planologische regime aanwezig was, of kon worden gerealiseerd.

4.1.2 Toetsing

Stedelijke ontwikkeling

Voordat de Ladder voor de duurzame verstedelijking wordt doorlopen, moet de vraag worden beantwoord of er wel sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving.

Met voorliggend verzamelplan worden een aantal (kleine) ambtshalve wijzigingen/correcties doorgevoerd. Deze wijzigingen zijn in aard en omvang zo klein dat deze niet als nieuwe stedelijke ontwikkeling zijn aan te merken. Nadere motivatie van de ladder is dan ook niet van toepassing.

Behoefte

Wanneer de ladder niet van toepassing is op een plan is wel een motivering nodig waaruit blijkt dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. daarbij moet onder andere aandacht worden besteed aan de uitvoerbaarheid van het plan. In het kader van de uitvoerbaarheid moet aandacht worden besteed aan de behoefte.

De ontwikkelingen/ambtshalve wijzigingen die in voorliggend verzamelplan worden meegenomen vloeien voort uit directe behoeftes. De ambtshalve wijzigingen betreffen met name correcties van eerdere bestemmingsplannen.

4.1.3 Conclusie

De Ladder voor duurzame ontwikkeling is niet van toepassing op het plan. Daarnaast vloeien de meegenomen ontwikkelingen/ambtshalve wijzigingen voort uit een directe behoefte.

4.2 Bedrijven en milieuzonering

4.2.1 Inleiding

Milieuaspecten worden in principe geregeld via de daartoe geëigende wetgeving, het Activiteitenbesluit en/of de Wet Milieubeheer. Daar waar het de ruimtelijke ordening raakt, moet met deze aspecten echter rekening worden gehouden. Het gaat dan met name om de situering van milieugevoelige functies (zoals woningen) ten opzichte van milieuhinderlijke inrichtingen (zoals bedrijven).

Om te bepalen welke afstanden dienen te worden aangehouden, wordt de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' gehanteerd. De VNG-brochure geeft informatie over de milieu- en hinderaspecten van verschillende typen bedrijven. Per type bedrijf wordt tevens een milieucategorie aangegeven. Uit de milieucategorie volgt een indicatie van de afstanden die voor dat type bedrijf worden aangehouden tot woningen of andere gevoelige objecten. Deze richtafstanden hebben betrekking op de aspecten geluid, stof, geur en gevaar. De gegeven afstanden zijn richtafstanden en geen harde eisen. Dit betekent dat afwijken van de afstanden, mits goed gemotiveerd, is toegestaan. De afstand wordt gerekend van de grens van de bestemming die milieubelastende functies toelaat tot de gevel van de milieugevoelige functies. Naast het omgevingstype 'rustige woonwijk' wordt het omgevingstype 'gemengd gebied' onderscheiden. Een gemengd gebied is een gebied met een matig tot sterke functiemenging. Voor gemengde gebieden kunnen de richtafstanden met één stap terug worden gebracht. Daarnaast kan in sommige gevallen er uit het oogpunt van een goed woon- en leefklimaat aanleiding bestaan op basis van de VNG-brochure een grotere afstand aan te houden.

De richtafstand werkt twee kanten op. Nieuwe bedrijvigheid moet voldoende afstand houden tot gevoelige objecten, maar nieuwe woningen moeten ook afstand houden tot bedrijvigheid. Niet alleen het woon- en leefklimaat telt immers. Ook de continuïteit van het bedrijf en de uitbreidingsmogelijkheden moeten worden gewogen.

4.2.2 Toetsing
4.2.2.1 Froombosch - Hoofdweg 101

Het betreft een woonperceel. Hierbij is eventueel lichte bedrijvigheid (aan huis) toegestaan. Er zijn geen bedrijven in de buurt. Het aspect milieuhinder vormt geen belemmering voor dit gebruik.

4.2.2.2 Harkstede - Hoofdweg 4

Het gebruik van het perceel wordt gewijzigd van detailhandel naar gemengd. Wonen is hier het hoofdgebruik. Het aspect milieuhinder vormt geen belemmering voor dit voornemen.

4.2.2.3 Hellum - Hoofdweg 25

Het bouwvlak van het bestaande agrarisch bedrijf wordt iets vergroot aan de zuidzijde ten behoeve van een verleende omgevingsvergunning. Het betreft een klein agrarisch bedrijf. Het gebruik levert geen belemmeringen op voor de omgeving. Er zijn geen burgerwoningen in de directe nabijheid (binnen 100 meter) van de uitbreiding van het bouwvlak. Het aspect milieuhinder vormt geen belemmering voor dit voornemen.

4.2.2.4 Muntendam - Middenweg 52

Het perceel heeft nu een kantoorbestemming. Het perceel krijgt een gemengde bestemming. Hierin zijn de bestaande kapsalon en woning toegestaan. Eventueel zijn andere lichte beroepen aan huis toegestaan. Qua milieuhinder treden er geen veranderingen op ten opzichte van de huidige situatie. Er is geen belemmering voor de omgeving.

4.2.2.5 Slochteren - Hoofdweg 271

Dit betreft een bestaande bedrijfswoning met een camping en museum. De bestemming wordt gewijzigd naar gemengd waarbij wonen in combinatie met een minicamping is toegestaan en eventueel lichte bedrijvigheid. Het aspect milieuhinder vormt geen belemmering voor dit voornemen, aangezien er geen verzwarende wijzigingen optreden met betrekking tot bebouwing of gebruik. Eventuele hinder neemt af doordat het gebruik in hoofdzaak wonen betreft. De reguliere camping wordt een minicamping.

4.2.3 Conclusie

Wat betreft het aspect milieuhinder is het verzamelbestemmingsplan uitvoerbaar.

4.3 Externe Veiligheid

4.3.1 Inleiding

Wetgeving inrichtingen
Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) is het wettelijk kader voor risicovolle inrichtingen als het gaat om afstanden tot risicogevoelige objecten. Uitgangspunt is dat personen die ergens langdurig of permanent verblijven geen onevenredig groot risico lopen als er ramp gebeurt.

Kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten  
Het BEVI maakt onderscheid tussen twee categorieën risicogevoelige objecten: kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten. Dit onderscheid is gebaseerd op maatschappelijke opvattingen over welke groepen mensen in het bijzonder moeten worden beschermd. Daarnaast spelen ook het aantal personen en de verblijfsduur een rol.

Het BEVI geeft geen harde definities van kwetsbaar of beperkt kwetsbaar. Het noemt enkele categorieën kwetsbare objecten, met daarbij voorbeelden. Er kan bijvoorbeeld worden gedacht aan woningen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, scholen, kinderopvang, grote kantoren, hotels en winkelcomplexen en grote kampeer- en recreatieterreinen. Beperkt kwetsbare objecten zijn volgens het besluit in ieder geval verspreid liggende woningen, dienstwoningen van derden, kleinere kantoren, hotels, winkels, bedrijfsgebouwen, sporthallen, zwembaden, overige sport- en kampeerterreinen en objecten van hoge infrastructurele waarde zoals elektriciteitscentrales.

Plaatsgebonden risico
Het BEVI onderscheidt twee vormen van risico: het plaatsgebonden risico en het groepsgebonden risico.

Het plaatsgebonden risico (PR) is een maat voor het overlijdensrisico van één persoon op een bepaalde plaats in de omgeving van een ongeval. Het maakt niet uit of daar echt personen aanwezig zijn. Het plaatsgebonden risico is gedefinieerd als: de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval met een gevaarlijke stof.

Het plaatsgebonden risico laat zich goed vertalen op een kaart. De verschillende punten in de omgeving met hetzelfde risico worden verbonden en zo ontstaat een contour. Zo wordt op de kaart een gebied met een bepaald risico aangegeven. Voor kwetsbare objecten geldt een zogenaamde grenswaarde: een kans van 10-6 per jaar. Die mag niet worden overschreden. Voor beperkt kwetsbare objecten is de kans van 10-6 een zogenoemde richtwaarde. Als het risico groter wordt, moet dat goed gemotiveerd worden.

Groepsrisico
Het groepsrisico (GR) is de kans per jaar dat een groep van bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen tegelijk slachtoffer wordt van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico is niet een vast getal, maar wordt uitgezet in een grafiek. Die geeft een curve waarin de kans op een bepaald aantal doden is af te lezen: zoveel kans op één dode, zoveel kans op twee doden en zo verder. Het groepsrisico geeft inzicht in de eventuele maatschappelijke ontwrichting. Daardoor kan er bewuster worden omgegaan met risico's. Het groepsrisico kan op twee manieren toenemen:

  • door uitbreiding van risicovolle activiteiten: de kans op een ongeval neemt toe;
  • door het verhogen van de personendichtheid (bijvoorbeeld door woningbouw): het aantal mogelijke doden neemt toe.

In beide gevallen neemt het groepsrisico toe. Daarom wordt er bij het opstellen van ruimtelijke plannen naar het groepsrisico gekeken.

Voor het groepsrisico gelden geen harde normen, maar alleen oriënterende waarden. Als die waarden worden overschreden, moet het bestuur dat motiveren. De regels daarvoor staan in het BEVI en de Bevb. Er moeten in ieder geval aandacht besteedt worden aan:

  • het aantal personen in het invloedsgebied;
  • het groepsrisico;
  • de mogelijkheden om het risico te verminderen;
  • de alternatieven;
  • de mogelijkheden om de omvang van de ramp te beperken;
  • de mogelijkheden tot zelfredzaamheid.

Wetgeving buisleidingen
Sinds 1 januari 2011 geldt het Besluit externe veiligheid Buisleidingen (Bevb). Het Bevb regelt de taken en verantwoordelijkheden van de leidingexploitant en van de gemeente. De gemeente moet in bestemmingsplannen rekening houden met risicovolle buisleidingen.

  • De gemeente moet een ruimtelijke reservering opnemen voor het plaatsgebonden risico (PR). Het bestemmingsplan mag binnen de PR 10-6 risicocontour geen kwetsbare objecten mogelijk maken. Ook risicoverhogende objecten mogen niet. Risicoverhogende objecten zijn bijvoorbeeld windmolens (afvallende wieken) en hoogspanningslijnen. Beperkt kwetsbare objecten moeten zoveel mogelijk worden voorkomen.
  • De gemeente moet het groepsrisico (GR) verantwoorden. Het verwachte aantal aanwezigen binnen het invloedsgebied van de buisleiding moet worden verantwoord. Het invloedsgebied bij brandbare vloeistoffen reikt tot net buiten de 10-6 contour. Voor leidingen met aardgas en chemicaliën moet het invloedsgebied per geval berekend worden.
  • De gemeente moet een ruimtelijke reservering opnemen voor belemmeringenstrook met aanleg vergunningstelsel: de voor onderhoud gereserveerde ruimte bedraagt ten minste 5 meter aan beide zijden van de leiding.

Voorheen vielen de transportleidingen voor chemische stoffen (anders dan aardgas of aardolieproducten) nog niet onder het Bevb, maar onder de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. De Circulaire is echter in 2015 vervallen. Deze types leidingen zijn vanaf dat moment ook onder het Bevb gaan vallen. Als de ruimtelijke inpassing van deze leidingen echter voldoet aan het Bevb, wordt automatisch voldaan aan de huidige Circulaire.

Wetgeving transportroutes
Voor ruimtelijke plannen binnen het invloedsgebied (1% letaliteitsgebied) van de risicovolle transportassen (spoor, weg of water) is het Besluit externe veiligheid transportroutes(Bevt) van toepassing.

Basisnet
Aan het Bevt is het zogenaamde basisnet gekoppeld. Dat is bedoeld om de transportroutes vast te leggen. Het basisnet houdt rekening met de veiligheid, maar ook met de dynamiek van het transport en met toekomstige groei. In het basisnet is de grotere weg-, spoor- en waterinfrastructuur opgenomen.

De provincie Groningen heeft ook al een provinciaal basisnet vastgesteld, als onderdeel van de Provinciale Omgevingsverordening. Het basisnet geeft aan voor welke provinciale wegen aspecten van externe veiligheid aan de orde zijn. Het basisnet ziet op plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Provincie specifiek is een extra regel voor de bescherming voor minder zelfredzame personen.

  • Binnen 30 meter van de rand van wegen en spoorwegen in het basisnet mogen geen nieuwe objecten of functies voor beperkt zelfredzame personen worden toegestaan (scholen, zorgwoningen, zorgcentra et cetera).
  • In de toelichting van bestemmingsplannen moeten aandacht besteedt worden aan het groepsrisico binnen 200 meter van een weg uit het basisnet. Met name de risico's van een plasbrand (een brandende plas) en een BLEVE (gasexplosie) moeten beschouwd worden.
  • In de toelichting moet ook aandacht besteedt worden aan het groepsrisico in gebieden binnen 1500 meter van de spoorweg Groningen-Zuidbroek.
4.3.2 Toetsing
4.3.2.1 Froombosch - Hoofdweg 101

De omgeving van het plangebied is geïnventariseerd met behulp van de risicokaart van de provincie Groningen. Nabij Froombosch zijn een hoofdbuisleiding (gastransport) en drie NAM-locaties gelegen. Er treden geen wijzigingen op met betrekking tot het plaatsgebonden risico en groepsrisico. Gezien de grote afstanden is verdere analyse niet noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.1952.bpmigverzamel20201-va01_0011.png"

4.3.2.2 Harkstede - Hoofdweg 4

In het plangebied treden geen veranderingen op met betrekking tot externe veiligheid. Er zijn geen risicovolle inrichtingen en/of risicovolle infrastructuur aanwezig en ook geen wijzigingen in het plaatsgebonden risico en groepsrisico.

4.3.2.3 Hellum - Hoofdweg 25

In het plangebied treden geen veranderingen op met betrekking tot externe veiligheid. Er zijn geen risicovolle inrichtingen en/of risicovolle infrastructuur aanwezig en ook geen wijzigingen in het plaatsgebonden risico en groepsrisico.

4.3.2.4 Muntendam - Middenweg 52

In het plangebied treden geen veranderingen op met betrekking tot externe veiligheid. Er zijn geen risicovolle inrichtingen en/of risicovolle infrastructuur aanwezig en ook geen wijzigingen in het plaatsgebonden risico en groepsrisico.

4.3.2.5 Slochteren - Hoofdweg 271

Feitelijk verandert er op het perceel niets. Het betreft hier slechts een kleine planologische aanpassing ten behoeve van de reeds bestaande situatie. Met het planvoornemen neemt het aantal verblijvende personen in het invloedsgebied niet toe door de vaststelling van dit plan. Nabij het plangebied zijn een hoofdbuisleiding (gastransport) en drie NAM-locaties gelegen. Er treden geen veranderingen op met betrekking tot het plaatsgebonden risico en groepsrisico. Gezien de grote afstanden is verdere analyse niet noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.1952.bpmigverzamel20201-va01_0012.png"

4.3.3 Conclusie

Het verzamelbestemmingsplan is wat betreft het aspect externe veiligheid uitvoerbaar.

4.4 Water

4.4.1 Inleiding

Het opnemen van een waterparagraaf in een bestemmingsplan is wettelijk verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en het overleg met het waterschap wordt gevoerd op basis van artikel 3.1.1 Bro. In die paragraaf dient te worden uiteengezet wat voor gevolgen het plan in kwestie heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater.

Het waterbeleid, zoals opgenomen in het Nationaal Waterplan 2016-2021 geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Het kabinet zet hiermee in op een robuust en toekomstgericht inrichten van het watersysteeem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart.

Keur Waterschap
Voor alle aanpassingen aan de waterhuishouding, zoals genoemd in de keur, is ook een watervergunning van het waterschap vereist.
In de keur van waterschap Hunze en Aa's (2010) is ook opgenomen dat binnen het beheersgebied zonder vergunning van het bestuur geen verhard oppervlak mag worden aangebracht, voor zover dit leidt tot een versnelde afvoer richting oppervlaktewaterlichamen. Hierbij geldt binnen de bebouwde kom een norm van 150 m² en daarbuiten 1500 m². Bij nieuwe verharding met een oppervlak boven deze normen zullen compenserende maatregelen moeten worden genomen.

Daarnaast zijn er in de keur ook regels opgenomen over beschermingszone langs (boezem)kades en beschermings- en obstakelvrije zones langs hoofdwatergangen. De beschermingszones worden aangegeven of omschreven in de legger. Bij het ontbreken van een legger geldt als beschermingszone een strook van 5 meter, waarbij de 5 meter moet worden gerekend vanaf de insteek of de teen van het waterstaatswerk. Als een onderhoudsstrook aanwezig is dan hoort die bij het waterstaatswerk en niet bij de beschermingszone.

Notitie Stedelijk Waterbeheer
In 2011 heeft het waterschap Hunze en Aas de notitie Stedelijk Waterbeheer vastgesteld. Hierin zijn doelstellingen en aandachtspunten geformuleerd inzake het stedelijk waterbeheer, waarbij alle betrokken partijen hun rol moeten pakken, waaronder de gemeenten in hun ruimtelijke plannen. Dit gebeurt mede door de verplichte waterparagraaf in bestemmingsplannen, met als doelstelling: “Water wordt door overheden, stedenbouwkundigen en projectontwikkelaars geaccepteerd en gehanteerd als ordenend principe. Het waterschap is de vanzelfsprekende wateradviseur bij locatiekeuze en inrichting.“

Aandachtspunten in de notitie die relevant zijn voor bestemmingsplannen zijn:

Onderwerp   Probleem   Oplossingsrichting  
Ruimte voor water   Onvoldoende inspelen op wateraspecten bij ruimtelijke plannen, wateroverlast, slechte waterkwaliteit in nieuwe gebieden.   Waterschap eerder betrekken, deskundigheid gebruiken.  
Taakverdeling   Onduidelijkheid voor gemeenten en burgers.   Heldere afspraken, eenduidigheid, helder communiceren over taken en verwachtingen.  
Watersysteem   Slechte waterkwaliteit, wateroverlast, vervuilde waterbodem, weinig natuurvriendelijke oevers, verstoring watersysteem.   Duurzame inrichting, basisinspanning/waterkwaliteitsspoor intensiveren, alternatieve oplossingen, aanpak diffuse bronnen, wateroverlastmaatregelen met gemeente, oplossingen op maat, herstel watersysteem.  
4.4.2 Toetsing

Het bestemmingsplan is primair conserverend van karakter, waarbij de bestaande functies worden bestemd. Er worden geen wezenlijke veranderingen in de waterhuishouding voorzien. Grootschalige ontwikkelingen zijn op grond van dit bestemmingsplan aldus niet mogelijk.

Zowel bij de ontwikkelingen bij recht als bij de ontwikkelingen na wijziging van het bestemmingsplan dienen de beleidsuitgangspunten van het Waterplan (waaronder afnemen watertoets) te worden nagekomen. Het toevoegen van nieuwe bebouwing of verharding in de bebouwde kom (met een groter oppervlakte dan 150 m2) en in het buitengebied (bij een oppervlakte groter dan 1.500 m2) zal dan ook gecompenseerd moeten worden met waterberging.

In het gebied bevinden zich geen grondwaterbeschermingsgebieden. Onderstaand wordt ingegaan op de percelen in het plangebied. Het gaat in het verzamelbestemmingsplan om de gebruikswijziging voor de bestaande bebouwing. Er wordt geen extra bebouwing toegestaan ten opzichte van de bestaande regels. Er wordt in geen van de gevallen verharding toegevoegd. Er zijn met betrekking tot water (en afvoer) geen aanvullende maatregelen nodig.

Dorp   Adres   Situatie  
Froombosch   Hoofdweg 101   Bestaande woning en bijgebouw  
Harkstede   Hoofdweg 4   Bestaande woning en bijgebouw  
Muntendam   Middenweg 52   Bestaande woning en kapsalon  
Slochteren   Hoofdweg 271   Bestaande woning en minicamping  


Bij de Hoofdweg 25 in Hellum gaat het om een bestaand agrarisch bedrijf in het buitengebied van Hellum. Het betreft hier een verleend bijgebouw in het buitengebied van 150m2. Er wordt verder geen verharding toegevoegd. Voor de betreffende oppervlakte zijn in het buitengebied geen compenserende maatregelen nodig. Qua bouwvlak worden de bestaande rechten uit het bestemmingsplan partiële herziening Hellum Kern (2000) overgenomen.


Vooroverleg
Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg voorgelegd aan het waterschap Hunze en Aa's.

4.4.3 Conclusie

Het verzamelbestemmingsplan is voor wat betreft het aspect water uitvoerbaar.

4.5 Bodem

4.5.1 Inleiding

De aanwezige milieuhygiënische bodemkwaliteit behoort te passen bij het huidige of het toekomstige gebruik van de bodem. De bodemkwaliteit mag geen onaanvaardbaar risico opleveren voor de gebruikers van de bodem. Bovendien mag de bodemkwaliteit niet verslechteren door menselijk handelen (zorgplicht).

Informatie over uitgevoerde bodemonderzoeken, bodemsaneringen en historisch verdachte locaties staan vermeld op de Bodeminformatiekaart (via www.bodemloket.nl).

Grondverzet
Voor toepassing van grond, bouwstoffen en baggerspecie gelden de regels van het Besluit bodemkwaliteit. Een deel van de regels voor hergebruik van grond staan beschreven in de gemeentelijke de Nota bodembeheer Midden-Groningen 2020.

Bodemtoets
Bij graafwerkzaamheden, bouwactiviteiten, uitbreiding of verandering van (bedrijfs-) activiteiten dient de initiatiefnemer bij de gemeente na te gaan of een actueel bodemonderzoek ingediend moet worden of niet.

4.5.2 Toetsing

Met de planvoornemens vindt op geen van alle percelen grondroerende werkzaamheden plaats en is het toekomstige gebruik overeenkomstig het huidige gebruik. Veronderstelt kan worden dan de bodemkwaliteit geen belemmeringen vormt voor de planvoornemens.

Froombosch   Hoofdweg 101   Bestaand woongebied  
Harkstede   Hoofdweg 4   Historie bekend  
Hellum   Hoofdweg 25   Bestaand agrarisch bedrijf  
Muntendam   Middenweg 52   Historie bekend  
Slochteren   Hoofdweg 271   Voldoende onderzocht  

4.5.2.1 Historie bekend

Uit onderzoek blijkt dat er voor de adressen Hoofdweg 4 Harkstede en Hoofdweg 271 Slochteren bodemonderzoek is uitgevoerd en/of de historie voldoende bekend is. Uit de bodemonderzoeken zijn geen bijzonderheden naar voren gekomen. De bodem is geschikt voor het beoogde gebruik.

Voor het adres Middenweg 52 Muntendam is de historie bekend. Uit het historisch onderzoek is bevestigd dat bovenstaande locatie verdacht is voor bodemverontreiniging. Als gevolg hiervan mogen er geen graafwerkzaamheden plaatsvinden voordat de bodemkwaliteit opnieuw beoordeeld is door het bevoegd gezag.

4.5.2.2 Geen bodeminformatie bekend

Aan de Hoofdweg 101 in Froombosch is geen bodeminformatie bekend. De locatie is niet verdacht. Het huidig gebruik als weiland en de uitbreiding van de hobbystal zijn geen reden om nu specifiek bodemonderzoek te vragen.

Dit geldt ook voor Hoofdweg 25 in Hellum. Bij dit adres gaat het overigens om een agrarisch bedrijf, waar een bijgebouw (stal) is bijgeplaatst. Het huidig gebruik en de stal zijn geen reden om nu bodemonderzoek te vragen. Het perceel behoudt de agrarische bestemming.

4.5.3 Conclusie

Het verzamelbestemmingsplan is wat betreft het aspect bodem uitvoerbaar.

4.6 Luchtkwaliteit en geur

4.6.1 Inleiding

In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm) zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10) en zeer fijn stof (PM2,5) van belang. Grenswaarden ten aanzien van de jaargemiddelde concentratie betreffen 40 µg/m3 voor zowel NO2 als PM10 en 25 µg/m3 voor PM2,5. Projecten met een invloed van 'niet in betekenende mate' (nibm) op de luchtkwaliteit zijn verder vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:

  • woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen;
  • projecten die leiden tot minder dan 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10). Deze grens komt overeen met 1.401 auto's dan wel 109 vrachtwagens per weekdagetmaal.

PM10 en PM2,5 zijn overigens sterk gerelateerd, aangezien PM2,5 onderdeel uitmaakt van de emissie van PM10. Als aan PM10 wordt voldaan, mag daarom worden aangenomen dat ook de grenswaarde van PM2,5 niet wordt overschreden.

4.6.2 Toetsing

De planvoornemens voor de verschillende adressen zoals meegenomen in dit verzamelbestemmingplan betreffen met name ambtelijke wijzigingen en blijven ruimschoots onder de hierboven genoemde grenzen. Dit verzamelplan leidt dan ook niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit van meer dan 3%.

4.6.3 Conclusie

Het verzamelplan is wat betreft het aspect luchtkwaliteit uitvoerbaar.

4.7 Ecologie

4.7.1 Inleiding

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet vervangt de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet. De Wet natuurbescherming voorziet in vereenvoudigde regels ter bescherming van de natuur, decentralisatie van bevoegdheden naar provincies en een goede aansluiting op het omgevingsrecht.

De volgende gebieden genieten bescherming op grond van de Wet natuurbescherming:

  • Natura 2000-gebieden (Vogel- en Habitatrichtlijngebied);
  • staatsnatuurmonumenten (gebieden in eigendom van de staat);
  • beschermde natuurmonumenten (gebieden die in eigendom zijn van particulieren, waaronder terreinbeheerders);
  • Wetlands.

Ook de provincie heeft gebieden aangewezen waarbinnen beschermende regels gelden ten aanzien van het behoud van ecologische waarden. In de omgevingsverordening zijn voor enkele van deze aspecten, waaronder Natuur Netwerk Nederland en Bos- en natuurgebieden buiten het Natuur Netwerk Nederland, bindende regels opgenomen.

Leidraad Gemeente Midden-Groningen
De gemeente Midden-Groningen heeft in 2017 een leidraad met bijbehorende themakaarten opgesteld dat als handreiking dient voor ruimtelijk beleid en inzicht geeft in de ecologische waarden in de gemeente Midden-Groningen. Met behulp van de leidraad kan een goed beeld worden verkregen van de natuurwaarden in de gemeente.

4.7.2 Toetsing

Voor alle adressen in het plangebied van voorliggend bestemmingsplan zijn geen ecologische aspecten relevant. Het gaat hier om feitelijke bestaande situaties waarin alleen planologisch-juridisch een aanpassing plaatsvindt.

4.7.3 Conclusie

Het verzamelplan is wat betreft het aspect ecologie uitvoerbaar.

4.8 Geluid

4.8.1 Inleiding

Wat betreft geluid zijn de regels uit de Wet geluidhinder van toepassing. In deze wet wordt onderscheid gemaakt in wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai.

Wegverkeerslawaai

In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen zones, met uitzondering van wegen waar een maximumsnelheid van 30 km/geldt en wegen die zijn aangeduid als 'woonerf'. Voor het onderbouwen van de mogelijkheden voor nieuwe geluidgevoelige bestemmingen binnen een zone langs een weg moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd. 30 kilometer wegen hebben formeel geen zone maar hiervoor geldt in het kader van goede ruimtelijke ordening dezelfde onderzoeksplicht. Alleen indien zonder twijfel vaststaat dat het aantal voertuigbewegingen over de weg beperkt is, is akoestisch onderzoek niet noodzakelijk.

Voor het geluid vanwege een weg op een nog niet geprojecteerde geluidgevoelige bestemming geldt een ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting van 48 dB op de gevel (art. 82 lid 1 Wgh).

Overig lawaai Wet geluidhinder
In het plangebied is geen sprake van invloedsgebieden vanuit railverkeerslawaai en industrielawaai zoals benoemd in de Wet geluidhinder. Daarom wordt in deze paragraaf niet verder op ingegaan .

4.8.2 Toetsing
4.8.2.1 Froombosch - Hoofdweg 101

Aan de Hoofdweg 101 is een bijgebouw aan de achterzijde vergroot. Het bijgebouw is in gebruik als stal. Het is dus geen woonruimte. Qua geluidssituatie treden er geen veranderingen op. Akoestisch onderzoek in het kader van de Wet geluidhinder is niet verplicht, tenzij de verkeerintensiteiten aanleiding geven om wel onderzoek uit te voeren. Dit is voor deze situatie niet het geval.

4.8.2.2 Harkstede - Hoofdweg 4

Aan de Hoofdweg 4 wordt de voormalige dienstwoning omgezet naar een burgerwoning. Qua geluid treden er geen veranderingen op. Akoestisch onderzoek in het kader van de Wet geluidhinder is niet verplicht, tenzij de verkeerintensiteiten aanleiding geven om wel onderzoek uit te voeren. Dit is voor deze situatie niet het geval.

4.8.2.3 Hellum - Hoofdweg 25

Het agrarisch bedrijfsgebouw aan de Hoofdweg 25 in Hellum is geen geluidsgevoelig object zoals genoemd in de Wet geluidhinder. Daarnaast gaat het hier om de bestaande situatie. Aanvullend akoestisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.

4.8.2.4 Muntendam - Middenweg 52

Aan de Middenweg in Muntendam wordt de bedrijfswoning bij het kantoor omgezet naar een burgerwoning in de bestemming gemengd. Qua geluidssituatie treden er geen veranderingen op. Akoestisch onderzoek in het kader van de Wet geluidhinder is niet verplicht, tenzij de verkeerintensiteiten aanleiding geven om wel onderzoek uit te voeren. Dit is voor deze situatie niet het geval.

4.8.2.5 Slochteren - Hoofdweg 271

Aan de Hoofdweg 271 wordt de voormalige dienstwoning bij de camping omgezet in een burgerwoning en de bestemming van het perceel wordt gemengd. De reguliere camping wordt een minicamping. Qua geluidssituatie treden er geen veranderingen op. Akoestisch onderzoek in het kader van de Wet geluidhinder is niet verplicht, tenzij de verkeerintensiteiten aanleiding geven om wel onderzoek uit te voeren. Dit is voor deze situatie niet het geval.

4.8.3 Conclusie

Het verzamelplan is wat betreft het aspect geluid uitvoerbaar.

4.9 Archeologie

4.9.1 Inleiding

Begin 1992 ondertekende Nederland het Verdrag van Valletta (Malta). Daarna heeft de rijksoverheid beleid ontwikkeld voor een zorgvuldige omgang met het archeologisch erfgoed. Het uitgangspunt is het behoud van archeologische waarden “in situ” (ter plekke; in de bodem).

In 2007 heeft het verdrag zijn neerslag gekregen in de Nederlandse wetgeving. Op 1 september van dat jaar trad de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) in werking. In samenhang daarmee werden ook de Monumentenwet 1988 en drie andere wetten aangepast.

De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2021 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ).

In Midden-Groningen heeft een inventarisatie plaatsgevonden van het gemeentelijk erfgoed. Vanaf 2018 zijn gemeentelijke monumenten geselecteerd en aangewezen, enerzijds om bijzonder waardevolle panden zo goed mogelijk te kunnen beschermen tegen gevolgen van de gaswinning, anderzijds vanwege benodigde harmonisatie van erfgoedbeleid.

Nederlandse gemeenten zijn vanwege wetgeving op het gebied van archeologische monumentenzorg (Wet op de archeologische monumentenzorg) verplicht om archeologische waarden in de ruimtelijke planprocedures te betrekken en waardevolle resten te beschermen. Om deze wettelijke taak goed te kunnen uitvoeren en direct mee te kunnen nemen in de actualisering van bestemmingsplannen is gemeentelijk archeologiebeleid, bestaande uit een beleidsnota en beleidskaart, opgesteld. Op de archeologische beleidskaart is aangegeven welk archeologisch beleid van toepassing is in het bestemmingsplan. Voor de gemeente Midden-Groningen is de Erfgoedverordening vastgesteld. Behorend bij deze verordening is de Archeologische verwachtingskaart. De archeologische verwachtingen worden vervolgens doorvertaald in de afzondelijke bestemmingsplannen.

4.9.2 Toetsing
4.9.2.1 Harkstede - Hoofdweg 4

Dit adres heeft een hoge archeologische verwachtingswaarde. In het huidige bestemmingsplan heeft dit perceel de dubbelbestemming ''Waarde archologie 1'. In dit verzamelbestemmingsplan zal dit perceel deze dubbelbestemming behouden. Hierbij is onderzoek bij bepaalde ingrepen groter dan 50 m2 op het onbebouwde vlak vereist is. Met het planvoornemen vinden echter geen wijzigingen plaats van de bebouwing op het perceel. Het betreft slechts een aanpassing qua gebruiksbestemming. Onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.

4.9.2.2 Hellum - Hoofdweg 25

Uit het vastgestelde gemeentelijke archeologiebeleid blijkt dat Hoofdweg 25 deels een archeologische verwachtingswaarde heeft. In het huidige plan heeft het perceel deels de dubbelbestemming 'Waarde archeologie 2' en deels de dubbelbestemming 'Waarde archeologie 3'. In dit verzamelbestemmingsplan vervalt voor dit perceel de bestemming 'Waarde archeologie 2' gedeeltelijk op basis van het recent vastgestelde archeologiebeleid. Het nieuwe bijgebouw is geplaatst in het gebied van de dubbelbestemming 'Waarde archeologie 3'. Omdat dit bijgebouw kleiner is dan 200m2 is er geen onderzoek noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.1952.bpmigverzamel20201-va01_0013.jpg"

Detailkaart Hellum uit archeologiebeleid Midden-Groningen (omgeving HW 25 aangeduid met geel)

4.9.2.3 Froombosch - Hoofdweg 101

Ter plaatse van de Hoofdweg 101 aan de achterzijde is deels sprake van een archeologische verwachtingswaarde. In het huidige bestemmingsplan heeft dit deel de dubbelbestemming 'waarde archologie 2'. In dit verzamelbestemmingsplan zal dit perceel deze dubbelbestemming behouden. Bij het bouwen van gebouwen groter dan 200m2 in dit gebied is archeologisch (bureau)onderzoek nodig. Bij dit planvoornemen is dit niet het geval. Onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.

4.9.2.4 Overige adressen

Voor de overige adressen (Hoofdweg 271 Slochteren en Middenweg 52 Muntendam) gelden, op basis van de gemeentelijke beleidskaart, geen hoge archeologische verwachtingswaarden.

4.9.3 Conclusie

Het verzamelplan is wat betreft het aspect archeologie uitvoerbaar.

4.10 Cultuurhistorie

4.10.1 Inleiding

Ieder ruimtelijk plan moet een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.

4.10.2 Toetsing

4.10.2.1 Harkstede - Hoofdweg 4

Het perceel Hoofdweg 4 in Harkstede is in het facetbestemmingsplan Karakteristieke objecten, vastgesteld op 20 december 2018, opgenomen als karakteristiek. De beschrijvende tekst is als volgt: Interbellum, stookhut. Gaaf bewaard gebleven.

Deze waarde wordt verwerkt in de bestemmingsplan. Bescherming van de de cultuurhistorische waarden wordt in het bestemmingsplan gerealiseerd met de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie - Karakteristiek op het perceel. De bijbehorende bijlage Karakteristieke gebouwen is een uitsnede uit het beleid en facetbestemmingsplan Karakteristieke objecten.

4.10.2.2 Hellum - Hoofdweg 25

Het perceel Hoofdweg 25 in Hellum is in het facetbestemmingsplan Karakteristieke objecten, vastgesteld op 20 december 2018, opgenomen als karakteristiek. De beschrijvende tekst is als volgt: Dwarshuisboerderij, belangwekkend erf. Ensemble met 23 en 27 (rijksmonument). Onderdeel cluster waardevolle boerderijen Hellum-westzijde.

Deze waarde wordt verwerkt in de bestemmingsplan. Bescherming van de de cultuurhistorische waarden wordt in het bestemmingsplan gerealiseerd met dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie - Karakteristiek op het perceel.De bijbehorende bijlage Karakteristieke gebouwen is een uitsnede uit het beleid en facetbestemmingsplan Karakteristieke objecten.

4.10.2.3 Overige adressen

Voor de overige adressen zijn geen bijzondere cultuurhistorische waarden aanwezig.

4.10.3 Conclusie

Het verzamelplan is wat betreft het aspect cultuurhistorie uitvoerbaar.

4.11 Kabels en leidingen

Nabij de verschillende locaties liggen een aantal hogedrukgasleidingen. Deze zijn al beschreven in de paragraaf Externe Veiligheid. Verder liggen in of nabij de locaties geen kabels en/of leidingen die een belemmering vormen voor de uitvoering van de plannen.

Bij de realisering van nieuwe bebouwing wordt wel geadviseerd een Klic-melding te doen, voor de ligging van eventuele kabels en/of leidingen (aansluitleidingen). Dit is de verantwoordelijkheid van de betrokken initiatiefnemer.

4.12 M.e.r.-beoordeling

4.12.1 Inleiding

In de Wet milieubeheer en het bijbehorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is wettelijk geregeld voor welke projecten en besluiten een vorm van m.e.r.-verplichting geldt. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen activiteiten, waarvoor altijd een m.e.r.-procedure moet worden doorlopen (m.e.r.-plicht) en activiteiten waarvoor het bevoegd gezag nader moet beoordelen of een m.e.r.-procedure al dan niet nodig is (m.e.r.-beoordelingsplicht). In bijlage C van het Besluit m.e.r. is aangegeven voor welk type activiteiten het maken van een milieueffectrapportage verplicht is. In bijlage D van het Besluit m.e.r. is aangegeven voor welk type activiteiten een m.e.r.-beoordelingsprocedure moet worden doorlopen. Hierbij zijn per type activiteiten drempelwaarden opgenomen.

Wanneer ontwikkelingen onder de in lijst D opgenomen drempelwaarden blijven, moet wel beoordeeld worden of de geplande activiteiten geen belangrijke nadelige milieugevolgen hebben. Voor deze motivering/toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Uit de vormvrije m.e.r.-beoordeling kunnen twee conclusies volgen: belangrijke nadelige milieueffecten zijn uitgesloten of belangrijke nadelige milieueffecten zijn niet uitgesloten. In het eerste geval is de activiteit niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig, in het andere geval dient een m.e.r.-beoordeling te worden uitgevoerd en de bijbehorende procedure te worden gevolgd.

4.12.2 Toetsing

De voorgenomen plannen zijn geen concreet benoemde activiteiten die in kolom D van het Besluit m.e.r. is genoemd. Er is dan ook geen sprake van het overschrijden van drempelwaarden in de D-lijst van het Besluit m.e.r. Voor het planvoornemen geldt daarom geen plan-MER-plicht en een (vormvrije) m.e.r.-beoordeling is ook niet aan de orde.

Verder kan op basis van voorgaande verantwoording van de omgevingsaspecten in redelijkheid worden aangenomen dat geen onaanvaardbare milieueffecten in het projectgebied hoeven te worden verwacht.

4.12.3 Conclusie

Voor het verzamelbestemmingsplan hoeft gezien het voorgaande geen m.e.r.-(beoordelings)procedure te worden doorlopen. Het plan is op dit punt uitvoerbaar.

4.13 Duurzaamheid

Met het bestemmingsplan 'Verzamelbestemmingsplan 2020-1 wordt een aantal (kleine) wijzigingen doorgevoerd. Omdat het plan, buiten reeds bebouwde percelen, niet voorziet in nieuwe ontwikkelingen zijn er in het plan geen specifieke eisen met betrekking tot duurzaamheid opgenomen.

Met betrekking tot duurzaam ruimtegebruik kan bij het voorgaande worden aangesloten, omdat geheel nieuwe ontwikkelingen buiten de reikwijdte van het plan blijven. Bij de bouwregels voor zowel wonen als bedrijven wordt wel een efficiënt ruimtegebruik nagestreefd door eisen op te nemen voor de situering van (bij)gebouwen binnen het bouwperceel en bouwpercelen zo efficiënt mogelijk te bestemmen.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

In dit hoofdstuk wordt als eerste uitgelegd wat een bestemmingsplan is en welke systematiek gekozen is voor het verzamelbestemmingsplan. Hierna wordt een toelichting gegeven op de bestemmingen die zijn opgenomen in het plan. Hierbij moet altijd worden bedacht dat de regels en de verbeelding in samenhang moeten worden gelezen. Op de verbeelding zijn namelijk de bestemmingen, de aanduidingen en de verklaringen aangegeven die voor een locatie gelden.

5.1 Wat is een bestemmingsplan

In een bestemmingsplan is geregeld hoe gronden en de bouwwerken daarop gebruikt mogen worden, en wat en hoe er gebouwd mag worden.

Een bestemmingsplan bestaat uit drie onderdelen: de verbeelding, de regels en de toelichting. Op de verbeelding is aangegeven welke bestemming een perceel heeft. Het kan bijvoorbeeld gaan om een woon-, bedrijfs- of verkeersbestemming. In de regels is vervolgens bepaald wat er wel en niet is toegestaan binnen deze bestemming. Hier staat onder andere hoe de grond gebruikt mag worden en of er gebouwd mag worden. Als er gebouwd mag worden, dan staan in de regels onder andere de goothoogte en bouwhoogte die maximaal zijn toegestaan op het perceel. In de toelichting zijn onder andere de aanleiding, de achtergronden en uitgevoerde onderzoeken beschreven. Een bestemmingsplan gaat uitdrukkelijk niet over allerlei uitvoeringsgerichte zaken, zoals bijvoorbeeld de inrichting van wegen en het openbaar gebied of de aanleg of het functionering van rioleringssystemen.

Als een persoon of bedrijf wil gaan bouwen of verbouwen, is in sommige gevallen een omgevingsvergunning voor nodig. Een aanvraag om een omgevingsvergunning wordt onder andere getoetst aan het bestemmingsplan. Als een aanvraag past binnen de regels van het bestemmingsplan wordt in de meeste gevallen een omgevingsvergunning verleend.

De wijze waarop een bestemmingsplan juridisch kan worden vormgegeven, wordt in grote lijnen bepaald door de Wet ruimtelijke ordening, evenals door het daarbij behorende Besluit ruimtelijke ordening.

5.2 Systematiek verzamelbestemmingsplan

Een verzamelbestemmingsplan is een bestemmingsplan waarbij diverse particuliere verzoeken en ambtelijke aanpassingen in één bestemmingsplan worden meegenomen. In het verzamelbestemmingsplan zijn dan ook verschillende locaties opgenomen die verspreid over het grondgebied van de gemeente Midden-Groningen liggen.

Bij het bepalen van de bestemmingen en regels voor de verschillende locaties is zo veel mogelijk aansluiting gezocht bij de bestemmingsplannen die nu gelden voor de betreffende locatie en/of de omgeving. In paragraaf 1.3 is per locatie aangegeven welk 'moederplan' per locatie van toepassing is.

Voor een toelichting op de inleidende regels (zoals de begripsbepalingen en de wijze van meten), de algemene regels (zoals algemene bouw-, gebruiks- en afwijkingsregels) en de overgangsregels wordt verwezen naar de 'moederplannen'. In deze plannen is vaak ook een uitleg te vinden van de verschillende onderdelen van de bestemmingsregels. In de paragrafen 5.3, 5.4 worden alleen de hoofdbestemmingen en dubbelbestemmingen toegelicht die in het verzamelbestemmingsplan voorkomen.

5.3 Toelichting basisbestemmingen

In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven bij de belangrijkse bestemmingsregels die in het plangebied voorkomen.

5.3.1 Agrarisch - Agrarisch bedrijf

Deze bestemming is toegekend aan het perceel Hoofdweg 25 in Hellum.

De volgende onderdelen worden tot het bestemmingsvlak gerekend:

  • het erf;
  • de gebouwen en overige bouwwerken die in de directe omgeving van het bedrijfsperceel aanwezig zijn;
  • de verharding in gebruik voor voeropslag.

Het agrarische bouwperceel is bestemd voor de vestiging van 1 grondgebonden agrarisch bedrijf met bijbehorende bebouwing en 1 bedrijfswoning. Alle bebouwing dient binnen het aangegeven bouwvlak te zijn gesitueerd, inclusief voer- en mestopslag. Voor de bedrijfswoning geldt dat niet meer dan 200 m² is toegestaan voor een bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen. De oppervlakte van de bedrijfsbebouwing binnen het bouwvlak is niet gebonden aan een maximum. Ondanks de theoretische bebouwingsmogelijkheden zal een bebouwingspercentage van ongeveer 70% in de praktijk vanwege de agrarische bedrijfsvoering niet worden overschreden.De locatie ligt niet in een gebied dat valt in het uitbreidingsgebied uit het convenant agrarische schaalvergroting.

Bij recht is ook een agrarische paardenhouderij toegestaan. Daarnaast zijn binnen de bandbreedte van de beleidsregels bij recht de volgende nevenactiviteiten toegestaan: loonbedrijf, caravan- en of botenstalling, zorgboerderij (dagopvang), boerderijwinkel en een theetuin. Niet grondgebonden bedrijven zoals intensieve veehouderijen zijn uitsluitend toegestaan op die percelen waar gronden zijn voorzien van een functieaanduiding.Onder voorwaarden kan daarnaast een omgevingsvergunning worden verleend voor het afwijken van de regels voor recreatieve functies als een minicamping, groepsaccommodatie of bijzondere paardenhouderij.

In de bestemmingsregeling zijn ook een aantal wijzigingsregels opgenomen om de bestemming Agrarisch te wijzigen naar een niet-agrarische bestemming. Met een wijzigingsprocedure op grond van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening kan de bestemming ondere voorwaarden worden gewijzigd naar Wonen -1A of Gemengd. De onderliggende bestemmingen blijven daarbij in stand.

5.3.2 Gemengd

Bij de bestemming 'Gemengd' is wonen de hoofdfunctie waarbij eventueel lichte bedrijvigheid is toegestaan. Het gaat dan bijvoorbeeld om vrije beroepen en overige aan huis verbonden beroepen. De bestemming wordt toegekend aan de percelen Middenweg 52 in Muntendam en Hoofdweg 271 in Slochteren. Bij Hoofdweg 271 is onder voorwaarden ook een minicamping toegestaan.

De bebouwingsmogelijkheden zijn afgestemd op het bestaande hoofdgebouw.

5.3.3 Groen

De bestemming Groen voorziet in een bestemmingsregeling voor openbaar groen. Aan openbare groenelementen als plantsoenen, brede wegbermen en bossingels die bijdragen aan de bovenwijkse groenstructuur wordt in principe de bestemming Groen toegekend. Hierbinnen wordt het ook mogelijk gemaakt om water aan te leggen, verhardingen, additionele voorzieningen en nutsvoorzieningen.

5.3.4 Wonen -1A

De bestemming 'Wonen - 1A' biedt flexibiliteit door het hanteren van het begrip 'woongebouw' zijnde een gebouw of een complex van aan elkaar verbonden gebouwen waarin ten minste één woning is gelegen. In voorliggend bestemmingsplan is woongebouw dus geen definitie voor een gebouw met daarin meerdere woningen die via één gemeenschappelijke toegang worden bereikt. In beginsel is het woongebouw ook het hoofdgebouw.

Deze bestemming wordt toegepast bij ruime, brede percelen waar de vrijstaande woning min of meer midden op het perceel is gesitueerd. De regeling is ontwikkeld om een oplossing te bieden bij uitbreidingsbehoefte op een groot perceel. Doel is om meer flexibiliteit te creëren en meer nadruk te leggen op concentratie van woonbebouwing op het bouwperceel zonder afbreuk te doen aan de ruimtelijke kwaliteit in het gebied.

Zo ontstaat meer ontwerpvrijheid bij uitbreiding van woningen. Wel worden eisen gesteld aan de vormgeving; zo geldt een maximum breedte en horizontale diepte van het woongebouw en moet tenminste 50% van het woongebouw door een kap worden afgedekt, waarbij tenminste de naar de weg gekeerde gevel door een kap wordt voorzien. Een plat afgedekte voorzijde van een woongebouw is dus niet toegestaan.

Deze bestemming geldt voor twee percelen (Hoofdweg 101 Froombosch en Hoofweg 4 Harkstede). Dit betreft over het algemeen de bestaande regeling overeenkomstig het bebouwingsbeeld in voormalig Slochteren.

Door de situering van bouwvlak en de bouwregels wordt geregeld dat de flanken van de voorzijde van het bouwperceel worden vrijgehouden van bebouwing en - voorzover wel bebouwing is toegestaan - dat de maatvoering beperkter is. Zo wordt sturing gegeven aan de concentratie van bebouwing en bovendien wordt bepaald waar geen hoge bebouwing (hoger dan bijgebouwen/ overkappingen) kan staan. Eén en ander in verband met privacy, bezonning e.d. voor aanliggende percelen.

5.4 Toelichting dubbelbestemmingen

Aan een dubbelbestemming bestaat de behoefte, wanneer een bestemming onvoldoende recht doet aan de functies/gebruiksdoeleinden die op de gronden toelaatbaar zijn of wanneer ruimtelijk relevante belangen veilig moeten worden gesteld die niet of onvoldoende met een bestemming kunnen worden gewaarborgd. Een dubbelbestemming heeft altijd betrekking op een geometrisch bepaald vlak.

In de SVBP is een drietal hoofdgroepen vastgelegd waarbij moet worden aangesloten voor het toekennen van een dubbelbestemming. Dit zijn de hoofdgroepen:

  • Leiding: waarbinnen beschermingszones van o.a. gasleidingen en hoogspanningsleidingen worden geregeld. Op en binnen de beheerszone van deze leidingen mag niet gebouwd worden en mag niet in de bodem worden gegraven, noch beplanting worden aangebracht.
  • Waarde: bijv. landschappelijke en/of archeologische waarden.
  • Waterstaat: bijv. waterbergingsgebieden of waterkeringen.

De bouw- c.q. gebruiksregels in de dubbelbestemming bepalen de verhouding van de basisbestemming ten opzichte van de dubbelbestemming.

5.4.1 Waarde - Archeologie 1, 2, 3

Op grond van de Wet op de archeologische monumentenzorg, die onderdeel uitmaakt van de Monumentenwet, moeten archeologische (verwachtings)waarden worden gewaarborgd in het bestemmingsplan.

Op basis van het archeologiebeleid zijn ook planregels voor toepassing in het bestemmingsplan opgesteld. Er is onderscheid gemaakt in een drietal regelingen, elk specifiek van toepassing op bepaalde archeologische (verwachtings)waarden. In het plangebied liggen deze dubbelbestemmingen vooral op de agrarische percelen, maar ook op enkele plaatsen in het lint.

Waarde - Archeologie 1: van toepassing op Archeologische monumenten en cultuurhistorisch waardevolle terreinen. Bouwwerken met een oppervlakte groter dan 50 m² zijn verbonden aan een omgevingsvergunning om af te wijken van het bestemmingsplan. Daarnaast zijn bepaalde werken of werkzaamheden, zoals egaliseren, diepploegen en ontginnen, vergunningsplichtig.

Waarde - Archeologie 2: van toepassing op historische kernen en bebouwing. Bouwwerken en werken of bepaalde werkzaamheden met een oppervlakte groter dan 100 m² zijn verbonden aan een omgevingsvergunning om af te wijken van het bestemmingsplan.

Waarde - Archeologie 3: van toepassing op gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Bouwwerken en werken of bepaalde werkzaamheden met een oppervlakte groter dan 200 m² zijn verbonden aan een omgevingsvergunning om af te wijken van het bestemmingsplan .

5.4.2 Waarde - Cultuurhistorie - Karakteristiek

Om bescherming mogelijk te maken, hebben karakteristieke gebouwen en erven de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie - karakteristiek' gekregen. Dit vloeit voort uit het facetbestemmingsplan Karakteristieke objecten. Deze dubbelbestemming is van toepassing op percelen met karakteristieke gebouwen en objecten. Het doel van deze regeling is het beschermen van deze objecten en bebouwing.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

6.1 Algemeen

Dit plan heeft primair het doel de bestaande situatie te actualiseren. De kosten voor het opstellen van dit plan komen voor rekening van de gemeente. In het plan wordt een aantal (kleinschalige) ontwikkelingsmogelijkheden geboden. Deze ontwikkelingen kunnen hoofdzakelijk mogelijk worden gemaakt door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bestemmingsregels of het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid. Het betreft in de meeste gevallen particulier initiatief waaraan in beginsel geen kosten voor de gemeente zijn verbonden, afgezien van kosten van het ambtelijk apparaat voor de begeleiding en toetsing van aanvragen. Deze laatste kosten worden door middel van leges gedekt.

6.2 Exploitatieplan

Op grond van artikel 6.12 van de Wro kan de raad bij de vaststelling van een bestemmingsplan ook een exploitatieplan vaststellen. Dit is niet noodzakelijk indien:

Het Verzamelplan 2020-1 heeft hoofdzakelijk betrekking op de bestaande situatie in het plangebied. Het plan omvat dan ook grotendeels een regeling die conserverend van karakter is. In een aantal gevallen wordt voortgeborduurd op besluitvorming in het verleden, waarbij de economische uitvoerbaarheid al aan de orde is geweest.

Weliswaar zijn ook nieuwe ontwikkelingen voorzien, doch deze zijn veelal nog niet op hun financiële merites te beoordelen (het betreft dan zaken die via flexibiliteitsbepalingen te zijner tijd mogelijk worden gemaakt). Verder gaat het om particuliere initiatieven, waarvan de economische uitvoerbaarheid in handen ligt van de initiatiefnemers.

Daarom is het weergeven van de economische uitvoerbaarheid in de vorm van een exploitatieplan niet noodzakelijk.

6.3 Planschade

In artikel 6.1 Wro is bepaald dat burgemeester en wethouders een belanghebbende die als gevolg van een bepaling van een bestemmingsplan (of een ander ruimtelijk besluit) schade lijdt, in de vorm van inkomensderving of waardevermindering van een onroerende zaak, op zijn verzoek een tegemoetkoming in de schade toekennen. Daarbij geldt dat de schade redelijkerwijs niet voor rekening van de aanvrager behoort te blijven en dat een tegemoetkoming op een andere wijze niet is verzekerd. Binnen het normale maatschappelijke risico vallende schade blijft voor rekening van de aanvrager. Daarnaast wordt ook een waardevermindering van maximaal 2% ontstaan door een verandering in het planologisch regime binnen het normale maatschappelijke risico gerekend.

Het voorliggende bestemmingsplan is een actualisering van de bestaande situatie waarin niet wordt voorzien in planologische wijzigingen die het normale maatschappelijk risico zoals hiervoor genoemde overschrijden.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.1 Vooroverleg en ambtelijke wijzigingen

Het voorontwerp verzamelbestemmingsplan is op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegezonden aan de volgende instanties:

  • Provincie Groningen;
  • Waterschap Hunze en Aa's;

Ingekomen overlegreacties kunnen leiden tot een inhoudelijke aanpassing van het verzamelbestemmingsplan. Ingekomen overlegreacties, inhoudelijke aanpassingen en ambtelijke wijzigingen worden in deze paragraaf weergegeven.

Vooroverleg

Het waterschap heeft op 4 juni 2020 aangegeven geen inhoudelijke opmerkingen te hebben met betrekking tot het plan. Op 29 mei 2020 is van de provincie Groningen een vooroverlegreactie ontvangen. Deze is bijgevoegd als bijlage bij de toelichting. Onderstaand gaan wij hier op in.

Reactie provincie Groningen

In artikel 2.9.1 van de Provinciale Omgevingsverordening is opgenomen dat een bestemmingsplan dat betrekking heeft op het aardbevingsgebied regels stelt ter bescherming van de hoofdvorm van karakteristieke en beeldbepalende gebouwen. Dit houdt in dat het bestemmingsplan een verbod bevat om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een karakteristiek gebouw geheel of gedeeltelijk te slopen. Het hiermee bedoelde vergunningstelsel dient een toetsingscriterium te bevatten op grond waarvan een omgevingsvergunning niet kan worden verleend zonder dat is onderzocht of zinvol hergebruik van het gebouw overeenkomstig de geldende of een andere, uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening passende functie, objectief gezien mogelijk is al dan niet na het treffen van voorzieningen aan het gebouw. 

Weliswaar is een dergelijk criterium opgenomen in Artikel 10.42 van het bestemmingsplan, in Art. 10.4.3 (onder 2) ontbreekt ten aanzien van bedrijfsschuren en karakteristieke boerderijen de regel dat onderzocht dient te worden of het gebouw voor een andere, uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening, passende bestemming geschikt kan worden gemaakt. Het bestemmingsplan is hiermee niet in overeenstemming met de regels uit de Omgevingsverordening. Er wordt verzocht dit aan te passen:

Reactie: Aanwezige karakteristieke gebouwen in het plangebied zijn overgenomen vanuit het facetbestemmingsplan Karakteristieke objecten. Deze objecten zijn in dit verzamel- bestemmingsplan voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde cultuurhistorie karakteristiek'. In het bestemmingsplan is onder artikel 10.4.3. de genoemde onderzoeksplicht naar hergebruik reeds opgenomen. De regel geldt ook voor de aanwezige karakteristieke boerderijen en/of karakteristieke schuren.

Om dit verder te verduidelijken wordt de tekst uitgebreid, waarbij karakteristieke boerderijen/bedrijfsschuren ook expliciet worden benoemd.

Ambtelijke wijzigingen  

Daarnaast zijn enkele ondergeschikte ambtelijke wijzigingen c.q. verbeteringen doorgevoerd (in het ontwerp en vast te stellen plan):

Toelichting

-De juridische toelichting voor Wonen 1A is verduidelijkt, waarbij meer is aangesloten bij begrippen uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) (5.3.4.).

-De tekst in de toelichting over Hoofdweg 25, Hellum is uitgebreid. Hierbij is ingegaan op de partiële herziening uit 2000, die voor het verzamelplan relevant is.

Regels/verbeelding

-De bestemming voor Hoofdweg 4, Harkstede is op verzoek van eigenaren aangepast van Gemengd naar Wonen 1A. Deze bestemming sluit beter aan bij hun wensen en hoofdgebruik voor wonen (verbeelding).

-Een deel van de archeologische dubbelbestemming voor Hoofdweg 25 in Hellum vervalt op basis van het recent vastgestelde beleid archeologie (verbeelding).

-Een regeling voor parkeren (gebaseerd op het vigerende facetbestemmingsplan Parkeren) is toegevoegd aan het plan (artikel 17).

7.2 Inspraak

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht niet om een voorontwerp bestemmingsplan ter inzage te leggen voor inspraak. Omdat er in het verzamelbestemmingsplan sprake is van relatief kleine wijzigingen, waarbij ook al eerder omgevingsvergunning is verleend wordt er in dit geval geen inspraakperiode toegepast.

7.3 Zienswijzen

Het ontwerp verzamelbestemmingsplan heeft op grond van artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening (Wro) gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode kon iedereen het plan bekijken, vragen stellen en een zienswijze indienen. Er zijn in deze periode twee zienswijzen ingediend;

Provincie Groningen
De provincie Groningen heeft op 6 juli 2020 een zienswijze ingediend. De ingekomen zienswijze heeft geleidt tot een kleine inhoudelijke aanpassing van het bestemmingsplan. De zienswijze is als Bijlage 2 aan deze toelichting toegevoegd.

Reactie/ aanpassing m.b.t. zienswijze
De provincie geeft aan dat de vooroverlegreactie nog niet geheel juist is verwerkt in de dubbelbestemming Waarde-Cultuurhistorie-Karakteristiek. Artikel 10.4.3 wordt daarom als volgt aangepast. De aanpassing is in vet gemarkeerd:

10.4.3 Voorwaarden vergunningverlening bedrijfsschuren karakteristieke boerderijen

In afwijking van het bepaalde in 10.4.2 wordt een omgevingsvergunning als bedoeld in 10.4.1 voor het slopen van (delen van) het bedrijfsgedeelte van het hoofdgebouw of andere bouwwerken die zijn genoemd in lijst Karakteristieke gebouwen slechts verleend als:

1. sprake is van een algemeen belang waarvoor (delen van) het gebouw of ander bouwwerk, geen gebouw zijnde, moet wijken;

2. zinvol (her)gebruik van het bouwwerk overeenkomstig de geldende (agrarische) bestemming of een andere, uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening, passende bestemming , objectief gezien niet mogelijk is en het belang van de vergunningaanvrager bij sloop van het karakteristieke bouwwerk (waaronder karakteristieke boerderijen, karakteristieke bedrijfsschuren en andere karakteristieke gebouwen) in redelijkheid dient te prevaleren boven het cultuurhistorisch belang bij behoud ervan.

Met deze aanpassing wordt voorkomen dat karakteristieke agrarische bedrijfsgebouwen die niet meer in gebruik zijn worden afgebroken zonder dat nuttig hergebruik wordt overwogen c.q. onderzocht.

Waterschap Hunze en Aa's
Daarnaast is een zienswijze ingediend door het waterschap Hunze en Aa's. Deze is als Bijlage 3 aan de toelichting toegevoegd. De zienswijze ziet op het volgende:

In de Regels is in artikel 7, lid 3.1, sub 9 (Waarde— Archeologie- 1),
artikel 8, lid 4.1, sub e (Waarde— Archeologie 2) en artikel 9, lid 4.1, sub f (Waarde— Archeologie — 3) opgenomen dat het zonder omgevingsvergunning niet mogelijk is om blijvend het waterpeil te veranderen.

Het waterschap geeft aan dat het de bevoegdheid is van het waterschap om een peilbesluit te nemen. Bij een peilbesluit worden andere belangen, zoals archeologie en cultuurhistorie meegenomen. Het waterschap verzoekt om de regels met betrekking tot het peilbesluit aan te passen.

Reactie/ aanpassing m.b.t. zienswijze
De regels worden aangepast overeenkomstig het verzoek van het waterschap (artikelen 7, 8 en 9). De vergunningsplicht voor het permanent verlagen van het waterpeil vervalt. Wel wordt in de gebruiksregels opgenomen dat het permanent verlagen van het waterpeil alleen is toegestaan wanneer er rekening wordt gehouden met de aanwezige archeologische waarden.

7.4 Vaststelling

Nadat het ontwerp verzamelbestemmingsplan zes weken ter inzage heeft gelegen besluit de gemeenteraad over de vaststelling van het plan. Het vastgestelde verzamelbestemmingsplan wordt vervolgens zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode kunnen belanghebbenden die op tijd een zienswijze hebben ingediend beroep instellen tegen het vastgestelde plan.

Het vastgestelde verzamelbestemmingsplan treedt in werking nadat het vastgestelde plan zes weken ter inzage heeft gelegen. Het instellen van beroep schorst de inwerkingtreding van het verzamelbestemmingsplan niet, tenzij hier een specifiek verzoek voor wordt ingediend.