Plan: | Buitengebied, Waaldijk 42-43, Oosterhout |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1734.0347BUITwldijk4243-ONT1 |
De Waaldijk liggend in de gemeente Overbetuwe, Neder-Betuwe, Nijmegen en Lingewaard wordt versterkt om te voldoen aan de huidige veiligheidseisen. De binnendijkse ruimte die hiervoor nodig is, heeft tot gevolg dat het bestaande dijkhuis (dubbele woning) aan de Waaldijk nummer 42 en 43 gesloopt dient te worden. De vigerende beheersverordening laat het niet toe om deze woning (iets verder van de dijk) te herbouwen. Om de herbouw van de (dubbele) woning mogelijk te maken, is dit bestemmingsplan opgesteld, welke de kaders vaststelt waarbinnen herbouw is toegestaan.
Het plangebied Waaldijk 42-43 ligt ten zuidwesten van de kern Oosterhout aan de Waaldijk. Deze dijk dient versterkt te worden om te voldoen aan de veiligheidseisen. De ruimte die hiervoor noodzakelijk is, heeft tot gevolg dat het bestaande dijkhuis (dubbele woning) gesloopt dient te worden. Aan de Noord- en oostzijde wordt het plangebied begrenst door naastgelegen agrarische gronden. Aan de zuidzijde wordt het plangebied begrenst door de Waaldijk en in het westen door tuin van de naastgelegen woning. Kadastraal staat het plangebied bekend als gemeente Valburg, sectie L en perceelnummers 38, 46, 60 en 61. Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 3.770 m2. Op afbeelding 1 is de ligging en de globale begrenzing van het plangebied weergegeven.
Afbeelding 1: Ligging en globale begrenzing locatie Waaldijk 42-43 te Oosterhout
Ter plaatse van de locatie Waaldijk 42-43 te Oosterhout geldt beheersverordening 'Buitengebied, beheersverordening De Danenberg' (vastgesteld op 11 juni 2013). In het plangebied gelden de volgende bestemmingen:
De op de plankaart aangewezen gronden: 'Agrarisch gebied met landschapswaarden' zijn bestemd voor agrarische bedrijvigheid, instandhouding van eigen landschapswaarden, bescherming van natuurwaarden op aangrenzende gronden en extensieve openluchtrecreatie. Binnen de bestemming mag enkel binnen het aangegeven bouwperceel gebouwd worden. Op de plankaart zijn geen bouwpercelen aangegeven, waardoor er niet gebouwd mag worden op de kavels.
De huidige (dubbele) woning valt onder het overgangsrecht. Hierin is bepaald dat het bestaande gebruik van gronden en bouwwerken, op het tijdstip van het onherroepelijk worden van het plan (in 2002) mag worden voortgezet. Voor het nieuwe initiatief, de herbouw van een (dubbele) woning iets verder van de dijk, geldt het overgangsrecht niet. Onderstaande afbeelding weergeeft een uitsnede van de plankaart van de beheersverordening De Danenberg.
Afbeelding 2: Uitsnede plankaart beheersverordening De Danenberg
Deze toelichting is als volgt opgebouwd. Na dit inleidende hoofdstuk worden in hoofdstuk 2 de bestaande situatie en de toekomstige situatie van Waaldijk 42-43 beschreven. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het voor dit bestemmingsplan van toepassing zijnde rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 4 komen de relevante milieu- en omgevingsaspecten aan de orde. Daarmee wordt inzichtelijk gemaakt of de ontwikkeling in ruimtelijk en milieuhygiënisch opzicht aanvaardbaar en haalbaar is en voldoet aan het vereiste van een goede ruimtelijke ordening. In hoofdstuk 5 is de juridische planopzet van dit bestemmingsplan beschreven en in hoofdstuk 6 is de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid opgenomen. Hoofdstuk 7 gaat in op procedurele aspecten, zoals overleg en inspraak.
De locatie Waaldijk 42-43 ligt ten zuidwesten van de kern Oosterhout aan de Waaldijk. De locatie betreft een woonperceel van een twee-onder-een-kapwoning en ligt in het buitengebied. Dit huis staat feitelijk in de dijk en laat op een mooie wijze het hoogteverschil zien tussen de dijk en het binnendijkse gebied. Aan de dijk is het huis 1 laag met zadeldak, aan de achterzijde is de woning 2 lagen met kap.
Aan de achterzijde van de (dubbele) woning bevinden zich enkele bijgebouwen. Voor de rest zijn de percelen ingericht als tuin. Parkeren vindt plaats op eigen terrein in het achtererfgebied. Op onderstaande afbeelding is het aanzicht van de (dubbele) woning weergegeven.
Afbeelding 3: Huidige situatie plangebiedWaaldijk 42-43
De Waaldijk tussen Wolferen en Sprok voldoet niet aan de wettelijke normen voor hoogwaterveiligheid. Deze dijk dient versterkt te worden om te voldoen aan de veiligheidseisen. De (dubbele) woning aan de Waaldijk 42-43 staat tegen de kruin van de dijk. Om de dijkversterking uit te voeren, kan de (dubbele) woning niet op hun huidige plek behouden blijven. Besloten is daarom om de (dubbele) woning te herbouwen verder van de dijk af, rekening houdend met profiel van vrije ruimte (PVVR) van de versterkte Waaldijk, waarbuiten gebouwd dient te worden. De nieuwe (dubbele) woning wordt gebouwd achter de nieuw aan te leggen stabiliteitsberm of boven op deze berm.
Voorkeursmodel van de aanvrager is het realiseren van een nieuwe (dubbele) woning achter de stabiliteitsberm. Hierbij wordt de hoogte van de stabiliteitsberm ook doorgezet dieper op het perceel, waarmee de (dubbele) woning verhoogd staat t.o.v. het landschap, waarbij de voordeur op gelijke hoogte met de kruin van de dijk komt te liggen. Juist omdat karakteristieke dijkbebouwing een extra kwaliteit geeft aan de Waaldijk, is het de bedoeling weer een karakteristieke (dubbele) woning terug te bouwen op de dijk, aan de binnendijkse zijde. Aangezien de welstandsnota van de gemeente hiervoor onvoldoende houvast biedt, is een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Deze is te vinden in Bijlage 2 van de regels van het bestemmingsplan en geeft samen met het nieuwe bestemmingsplan richting aan de nieuwe bebouwing.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte staan de plannen van de Rijksoverheid voor ruimte en mobiliteit. Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Om dit te bereiken, laat het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan de decentrale overheden (provincie en gemeenten) en komt de gebruiker centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Beoordeling en conclusie
Het gaat bij het initiatief van dit bestemmingsplan uitsluitend om lokale ontwikkeling of wijzigingen, die geen relatie met het ruimtelijke ordeningsbeleid op rijksniveau heeft. Er zijn geen nationale belangen in het geding. De initiatieven en wijzigingen conflicteren niet met het nationaal ruimtelijke ordeningsbeleid, zoals vastgelegd in de SVIR.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van bestemmingsplannen, voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Bij besluitvorming over bestemmingsplannen moeten de regels van het Barro worden gerespecteerd.
Beoordeling en conclusie
Dit bestemmingsplan maakt een lokale ontwikkeling mogelijk, waarmee geen nationale belangen in het geding zijn. Vanwege de ligging van het plangebied binnen de (beschermingszone van) de primaire waterkering ten noorden van de Waal, is het Barro voor deze ontwikkeling van belang. In het Barro is het gebied tussen de Dijkstraat en de Waaldijk aangewezen als reserveringsgebied grote rivieren voor de lange termijn. Artikel 2.4.7 van het Barro bepaalt dat een bestemmingsplan dat betrekking heeft op deze gebieden, geen wijziging van de bestemming mag toestaan, die ten opzichte van het daaraan voorafgaande bestemmingsplan kan leiden tot grootschalige of kapitaalintensieve ontwikkelingen, die het treffen van rivierverruimende maatregelen kunnen belemmeren.
Dit bestemmingsplan maakt uitsluitend sloop en herbouw mogelijk van de bestaande (dubbele) woning. Het woonperceel en de daarbij behorende bebouwingscontouren worden daarbij niet vergroot. Er wordt daarmee geen wijziging mogelijk gemaakt, die leidt tot grootschalige ontwikkeling, die het treffen van maatregelen kunnen belemmeren. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met artikel 2.4.7 van het Barro.
Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen, is per 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening. De ladder ziet toe op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De ladder is een motiveringsinstrument dat moet worden toegepast bij elk ruimtelijk besluit dat een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk maakt. Wat onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan, is in artikel 1.1.1 Bro bepaald: “De ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.” Uit de jurisprudentie komt naar voren dat het wel een nieuwe stedelijke ontwikkeling van enige omvang moet zijn (ECLI:NL:RVS:2016:1503).
In een bestemmingsplan moet worden aangegeven dat de voorgenomen nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte plus een motivering als de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd: “De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien”.
Beoordeling en conclusie
Met het voornemen Waaldijk 42-43 wordt sloop en herbouw van de bestaande (dubbele) woning mogelijk gemaakt. Het woonperceel en de daarbij behorende bebouwingscontouren worden daarbij niet vergroot. Er worden geen extra bebouwingsmogelijkheden mogelijk gemaakt. Gezien de aard en omvang van de wijziging, is er geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Artikel 3.1.6 Bro is niet van toepassing. De ladder voor duurzame verstedelijking hoeft niet doorlopen te worden.
Provinciale Staten hebben op 19 december 2018 de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland (hierna: de Omgevingsvisie) vastgesteld. Deze is in werking getreden op 1 maart 2019. Het doel van de Omgevingsvisie is: een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland, vanuit het verleden én met het oog op de toekomst. De provincie is als middenbestuur een belangrijke schakel bij het bereiken van deze doelstellingen en wil op een aantal manieren waarde toevoegen:
De 7 ambities van de provincie zien op de volgende thema's: energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid, vestigingsklimaat en de woon- en leefomgeving. Per ambitie is de provinciale aanpak beschreven.
Beoordeling en conclusie
De Omgevingsvisie is concreet uitgewerkt in de hierna beschreven Omgevingsverordening Gelderland. Deze verordening bevat concrete regels, waaraan het initiatief is getoetst. De Omgevingsvisie zelf bevat geen thema's, die voor dit bestemmingsplan van belang zijn. Het initiatief/ wijziging is daarvoor te kleinschalig. Het plan is dan ook in overeenstemming met de Omgevingsvisie.
Provinciale Staten hebben de Omgevingsverordening Gelderland (hierna: de Omgevingsverordening) vastgesteld op 19 december 2018. De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, op delen of op gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan afstemmen op de in de verordening opgenomen regels. De regels in de verordening zijn gebaseerd op de provinciale omgevingsvisie en hebben de status van algemeen verbindende voorschriften.
Beoordeling en conclusie
Het initiatief dat met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, is van een dusdanige kleinschalige omvang en aard dat er geen concrete provinciale regels van toepassing zijn. Onderhavig bestemmingsplan maakt geen veehouderijen en glastuinbouw mogelijk. Bij de Waaldijk 43-43 is sprake van de sloop van de (dubbele) woning en de herbouw hiervan. Netto worden er geen woningen toegevoegd aan de woningvoorraad van de gemeente Overbetuwe. De ontwikkeling is niet in strijd met het provinciaal belang. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Omgevingsverordening Gelderland.
Op 1 oktober 2019 heeft de gemeenteraad van Overbetuwe de Omgevingsvisie Overbetuwe 2040 (hierna: Omgevingsvisie) vastgesteld. De Omgevingsvisie geeft de integrale koers en ambities van de gemeente Overbetuwe voor de periode tot en met 2040 aan voor de fysieke leefomgeving. De Omgevingsvisie is er primair op gericht om de kwaliteit van het leefmilieu te behouden en waar mogelijk te versterken. Samenwerking tussen verschillende partijen staat daarbij centraal. De visie is opgesteld vanuit een brede blik, waarbij ruimtelijke ordening, milieu, economie en bereikbaarheid met elkaar worden verbonden.
De gemeente onderscheidt een aantal kernwaarden die als vertrekpunt en inspiratiebron voor nieuwe ontwikkelingen dienen. Deze kernwaarden zijn ontstaan in het cultuurhistorisch gegroeide Betuwse rivierenlandschap en zijn beschreven op het gebied van bodem en landschap, netwerk en infrastructuur en occupatie. De verschillende kernen in de gemeente kennen elk een eigen karakteristieke identiteit en waarden. Behoud van de karakteristiek en (specifieke) kwaliteiten van deze kernen en het buitengebied is een speerpunt in het beleid.
In de Omgevingsvisie wordt de focus gelegd op zes opgaven, waarbij per opgave de toekomstige ontwikkeling van de Overbetuwse leefomgeving wordt beschreven:
Beoordeling en conclusie
De ontwikkelingen/wijzigingen in dit bestemmingsplan zijn kleinschalig van omvang en conflicteren gezien de aard van de wijzigingen niet met de visie zoals neergelegd in de Omgevingsvisie van de gemeente Overbetuwe. Bij de Waaldijk 43-43 is er sprake van sloop van de (dubbele) woning en de herbouw hiervan. Netto worden er geen woningen toegevoegd aan de woningvoorraad van de gemeente Overbetuwe.
De voorgenomen ontwikkeling wordt getoetst aan de geldende wet- en regelgeving, waarbij wordt bekeken of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening en wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan. In dit hoofdstuk komen alle relevante omgevingsaspecten aan bod.
Voor elk besluit dat betrekking heeft op een activiteit of activiteiten die voorkomen op de C of D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) moet een toets worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten.
Bij de Waaldijk 43-43 is er sprake van de sloop van een (dubbele) woning en de herbouw hiervan. In onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is in kolom 1 van categorie 11.2 'stedelijk ontwikkelingsproject' opgenomen. Hoewel het begrip 'stedelijk ontwikkelingsproject' nergens is gedefinieerd, zijn er in de toelichting op het Besluit MER wel een aantal voorbeelden van bouwprojecten opgenomen die als stedelijk ontwikkelingsproject kunnen worden aangemerkt. In dat kader wordt verwezen naar woningen, parkeerterreinen, bioscopen, theaters, sportcentra, kantoorgebouwen en dergelijke of een combinatie daarvan. Al deze voorbeelden hebben met elkaar gemeen dat het een verstening of urbanisering van een gebied betreft.
Naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State moet worden gekeken naar de concrete omstandigheden van het geval. Onder meer de aard, de omvang en de milieugevolgen van de stedelijke ontwikkeling zijn relevant. Als een ontwikkeling aanzienlijke negatieve milieugevolgen heeft - bij een uitbreiding is daar in de regel eerder sprake van dan bij sloop en herbouw - dan wijst dit op een stedelijk ontwikkelingsproject. In deze toelichting is verder onderbouwd dat het plan geen aanzienlijke milieugevolgen heeft.
Bij de Waaldijk 42-43 is er geen sprake van de toevoeging van extra woningen aan de woningvoorraad van de gemeente Overbetuwe. Er wordt tenslotte een (dubbele) woning gesloopt en herbouwd. Daarnaast wordt het woonperceel en de daarbij behorende bebouwingscontouren niet vergroot. De ontwikkeling is, gezien de aard en kleinschalige omvang van het initiatief, niet aan te merken als stedelijk ontwikkelingsproject, zoals bedoeld in het Besluit m.e.r. Er zijn daarom geen m.e.r.-plichtige of m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten aan de orde voor de Waaldijk 42-43.
De ontwikkeling aan de Waaldijk 42-43 is gezien de aard en kleinschalige omvang van het initiatief, niet aan te merken als stedelijk ontwikkelingsproject, zoals bedoeld in het Besluit m.e.r. Er zijn geen m.e.r.-plichtige of m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten aan de orde voor de Waaldijk 42-43.
De voorgenomen ontwikkeling kan effecten hebben op de waterhuishoudkundige situatie, zowel kwantitatief als kwalitatief. In Nederland is daarom de watertoets een verplicht onderdeel voor elke ruimtelijke ontwikkeling. Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 lid 1 onder b) moet inzicht worden gegeven in de gevolgen voor de waterhuishouding die samenhangen met de ruimtelijke ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt. Daarbij zijn de hierna beschreven beleidsstukken van belang.
Nationaal waterplan
In december 2015 is het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2016-2021 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water, en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiertoe worden genomen.
Provinciaal Waterplan
In het Waterplan Gelderland is het waterbeleid beschreven aan de hand van enkele thema's, zoals landbouw, wateroverlast, watertekort, natte natuur, grondwaterbescherming en hoogwaterbescherming. Voor deze thema's is beschreven welke doelstellingen voor 2027 en 2015 er liggen. Daarbij is beschreven hoe de provincie voor de planperiode de uitvoering van acties ziet om die doelstellingen te bereiken. Bij sommige thema's gelden aanvullende waterdoelstellingen voor specifieke waterhuishoudkundige functies.
Waterbeheerplan 2016-2021
Het Waterbeheerplan, vastgesteld op 27 november 2015, gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkering en waterketen. In het Waterbeheerplan staat wat Waterschap Rivierenland de komende periode gaat doen om inwoners van het rivierengebied veiligheid en voldoende schoon en mooi water in sloten en plassen te kunnen blijven bieden. Het plan is in samenwerking met onder meer de gemeente Overbetuwe opgesteld.
Keur Waterschap Rivierenland 2014
Voor waterhuishoudkundige ingrepen is de 'Keur Waterschap Rivierenland 2014' van toepassing. De Keur is een waterschapsverordening die gebods- en verbodsbepalingen bevat met betrekking tot ingrepen, die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. Zo is het onder andere verboden om handelingen te verrichten waardoor het onderhoud, aanvoer, afvoer en/of berging van water kan worden belemmerd, zonder een ontheffing van het Waterschap. De wateren en waterkeringen waarop de keur van toepassing is, zijn vastgelegd in de legger wateren.
Realisatie van nieuwe bebouwing en/of verhard oppervlak moet hydrologisch neutraal worden uitgevoerd. Bij het toevoegen van bebouwing of verharding geldt een compensatieplicht. Er geldt een eenmalige vrijstelling van de compensatieplicht wanneer minder verharding dan 500 m² in stedelijk gebied of minder dan 1.500 m² in landelijk gebied wordt toegevoegd.
Waterplan Overbetuwe
In 2008 stelde de gemeente Overbetuwe in samenwerking met het Waterschap Rivierenland het Waterplan Overbetuwe vast. Het waterbeheerplan van het waterschap is later geactualiseerd (zie hierboven), ook in samenwerking met onder meer de gemeente Overbetuwe. Beide plannen gelden naast elkaar.
In het Waterplan Overbetuwe wordt het beleidskader geschetst en worden concrete maatregelen voor het watersysteem uitgewerkt. Naast het waterplan wordt parallel een Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) opgesteld waarin de maatregelen voor de riolering (waterketen) worden uitgewerkt.
Met het opstellen van een waterplan wordt inzicht gegeven in de relevante wateropgaven voor de gemeente Overbetuwe, zoals:
Bij de Waaldijk 43-43 is er sprake van de sloop van een (dubbele) woning en de herbouw hiervan. De oppervlakte aan bebouwing en verharding op het perceel blijft gelijk. De Waaldijk 42-43 is niet gelegen in een beschermingsgebied oppervlaktewater t.b.v. drinkwater, waterwingebied, grondwaterbeschermingsgebied, koude-warmteopslagvrije zone, boringsvrije zone grondwater of intrekgebied. Er is sprake van een hydrologisch neutrale ontwikkeling. Ook negatieve effecten op oppervlaktewater of op de veiligheid van een waterkering zijn op voorhand uitgesloten.
De ontwikkelingen waarin dit bestemmingsplan voorziet, hebben geen negatieve gevolgen voor de waterhuishouding. Het aspect waterhuishouding staat de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan niet in de weg.
Op basis van de Wet geluidhinder (artikel 77 Wgh) dient bij een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd als het plan mogelijkheden biedt voor:
De breedte van de zone van een weg is afhankelijk van het aantal rijstroken, het stedelijk gebied en de maximumsnelheid. Alle wegen hebben geluidzones, met uitzondering van wegen die in een als 'woonerf' aangeduid gebied liggen en wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.
De berekende geluidbelasting op de gevel van de (dubbele) woning wordt getoetst aan de wettelijke grenswaarden. Voor de geluidbron wegverkeer is de Wet geluidhinder (Wgh) van toepassing.
De voorkeurswaarde voor de geluidbelasting op de gevels bedraagt 48 dB volgens artikel 82, lid 1 van de Wet geluidhinder (Wgh). Nieuwbouw is zondermeer toegestaan als de geluidbelasting lager dan of gelijk aan deze waarde is. Als de geluidbelasting hoger is dan 48 dB, is nieuwbouw alleen mogelijk als hiervoor ontheffing wordt verleend. Burgemeesters en Wethouders van de gemeente Overbetuwe dienen dan een zogenoemde ‘hogere waarde’ vaststellen. Voor woningen in het buitengebied kan de hogere waarde maximaal 53 dB bedragen volgens artikel 83, lid 1 Wgh.
In opdracht van Waterschap Rivierland en de Betuwse Waard heeft Witteveen+Bos een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de nieuwbouw op de percelen Waaldijk 42 en 43 (Bijlage 1 Akoestisch ondezoek). Het doel van dit onderzoek is om te bepalen wat de geluidseffecten zijn van de wijziging van de weg en de verplaatsing van de (dubbele) woning.
de (dubbele) woning wordt in de toekomstige situatie naar achteren verplaatst, waardoor de afstand tussen de as van de weg en de (dubbele) woning wordt vergroot. Daarnaast nemen de verkeersintensiteiten in de toekomstige situatie (2030) af ten opzichte van de huidige verkeersintensiteiten. In tabel 1 zijn de berekende geluidsbelastingen op de gevel van de (dubbele) woning weergegeven in de bestaande en nieuwe situatie. De geluidsbelasting van wegverkeer inclusief de aftrek conform artikel 110g Wgh. Op basis van de berekeningen kan worden geconstateerd dat de geluidsbelasting op alle gevels afneemt ten opzichte van de bestaande situatie. De afname van de geluidsbelasting bedraagt 5 dB op de (hoogst belaste) voorgevel.
Toetspunt | Gevel | Geluidbelasting (Lden) BESTAANDE SITUATIE 2019 [dB] 1,5 / 4,5 / 7,5 |
Geluidbelasting (Lden) NIEUWE SITUATIE 2030 [dB] 1,5 / 4,5 /7,5 |
1 | Zuid | -- / 57 / 55 | -- / 52 / 52 |
2 | West | 49 / 49 / 48 | 44 / 46 / 46 |
3 | Noord | 31 / 32 / 32 | 28 / 29 / 29 |
4 | Noord | 31 / 32 / 32 | 28 / 29 / 30 |
5 | Ooste | 49 / 49 / 48 | 45 / 46 / 46 |
6 | Zuid | -- / 57 / 55 | -- / 52 / 52 |
* Geluidsbelasting voor de toetshoogte 1,5 / 4,5 / 7,5 m t.o.v. maaiveld (buitendijks).
** Vetgedrukt overschrijding van de voorkeursgrenswaarde.
Tabel 1: Berekeningsresultaten van toetspunten op gevel Waaldijk 42 en 43
Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt. De geluidsbelasting neemt op alle gevels af ten opzichte van de bestaande situatie. Het aspect geluid staat de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan niet in de weg.
De Wet natuurbescherming regelt op hoofdlijnen drie zaken:
Ten aanzien van soortenbescherming maakt de Wet natuurbescherming onderscheid in drie categorieën:
Voortplantingsplaatsen en rustplaatsen (inclusief functionele leefomgeving zoals foerageergebieden of vliegroutes) van beschermde soorten uit de eerste en tweede categorie mogen niet (opzettelijk) verstoord of vernietigd worden. Daarnaast mag geen enkele beschermde soort (opzettelijk) worden gedood of verwond. Bij vogels zijn daarnaast de nesten van belang. Er zijn vijf categorieën broedvogels waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn (categorie 1-4) of waarvan de nesten beschermd zijn als er onvoldoende alternatieven zijn (categorie 5).
De categorie “andere soorten” gaat om soorten die niet onder de Habitatrichtlijn of Vogelrichtlijn vallen. Deze soorten worden beschermd vanwege de breed in de maatschappij levende overtuiging dat deze dieren beschermd moeten worden. De overige soorten uit deze bijlage worden om ecologische redenen beschermd. Hiermee wordt door Nederland uitvoering gegeven aan het Biodiversiteitsverdrag om de staat van instandhouding van dier- en plantsoorten te garanderen. Omdat onder de categorie “andere soorten” ook veel algemene soorten vallen, heeft de provincie Gelderland een lijst opgesteld waarin een aantal soorten wordt vrijgesteld. Deze lijst vormt een bijlage bij de Omgevingsverordening Gelderland. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing worden aangevraagd van de verbodsbepalingen in artikel 3.10 van de Wet natuurbescherming.
Natura 2000
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
Ten aanzien van gebiedsbescherming geldt dat de Wet natuurbescherming de bescherming van Natura 2000-gebieden regelt. Het beschermingsregime voor Natura 2000-gebieden nagenoeg gelijk blijft aan de bepalingen uit de voormalige Natuurbeschermingswet 1998. Voor beschermde natuurmonumenten geldt echter dat de beschermingsstatus van deze gebieden in de nieuwe wet is komen te vervallen. Toetsing aan (oude doelen van) beschermde natuurmonumenten is derhalve vanaf het moment van inwerkingtreding van de Wet natuurbescherming niet meer noodzakelijk.
Natuurnetwerk Nederland
Het Natuurnetwerk Nederland, de voormalige Ecologische Hoofdstructuur (EHS), zorgt voor een aaneengesloten netwerk van natuurgebieden en natuurontwikkelingsgebieden die met elkaar verbonden worden door ecologische verbindingszones. In Gelderland is dit concept uitgewerkt tot het Gelders Natuurnetwerk (GNN). Dit GNN bestaat uit alle terreinen met een natuurbestemming binnen de voormalige EHS en bevat tevens een zoekgebied van 7.300 ha voor de te realiseren 5.300 ha nieuwe natuur.
Groene ontwikkelingszone
In de Groene ontwikkelingszone (GO) geldt een dubbeldoelstelling, er is ruimte voor (economische) ontwikkeling in combinatie met versterking van de ecologische samenhang. Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied.
Houtopstanden conform de Wet natuurbescherming vallen onder het bevoegd gezag van de provincie en zijn enkel de houtopstanden die buiten de bebouwde kom staan (grens conform voormalige Boswet). Houtopstanden binnen de bebouwde kom vallen onder het bevoegd gezag van de gemeente en hiervoor geldt de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het gemeentelijk bomenbeleid als (wettelijk) kader voor de bomen.
Door de sloop van de (dubbele) woning aan de Waaldijk 42-43 wordt een paarverblijf van de gewone dwergvleermuis vernietigd. Het vernietigen van een verblijfplaats is aantasting van het leefgebied en hiervoor is een ontheffing noodzakelijk. Omdat de (dubbele) woning vanwege de dijkversterking Wolferen-Sprok gesloopt moeten worden, is deze ontheffing reeds aangevraagd in het kader van de dijkversterking. De verblijfplaats wordt daarnaast ook gecompenseerd om aantasting van de gunstige staat van instandhouding te voorkomen. De compensatie voor de gewone dwergvleermuis zorgt voor het volledig wegnemen van het negatieve effect.
De beoogde bouwlocatie ligt op een afstand van circa:
Afbeelding 4 Ligging bouwlocatie t.o.v. beschermde natuurgebieden
Natura 2000
Effecten die op het Natura 2000-gebied moeten worden beoordeeld, zijn:
Oppervlakteverlies
De bouwlocatie ligt niet in Natura 2000-gebied. Effecten als gevolg van ruimtebeslag in Natura 2000-gebied is uitgesloten.
Vermesting en verzuring:
Het aantal verkeersbewegingen van de (dubbele) woning zal in de nieuwe gebruiksfase gelijk zijn aan het aantal verkeersbewegingen in de huidige situatie. De (dubbele) woning wordt in de toekomstige gebruiksfase gasloos opgeleverd, waardoor de (dubbele) woning in de toekomstige gebruiksfase een lagere stikstofemissie heeft en daardoor ook een lagere stikstofdepositie. Hiermee wordt geconcludeerd dat de toekomstige gebruiksfase geen significant nadelige gevolgen met betrekking tot het aspect verzuring op Natura-2000 gebieden veroorzaakt.
Omdat de toekomstige herbouw van de (dubbele) woning pas enkele jaren na de sloopwerkzaamheden plaatsvindt, zijn twee stikstofdepositieberekeningen uitgevoerd. Uit de stikstofberekeningen volgt dat er voor de sloop en voor de herbouw (aanlegfase) alleen tijdelijke deposities zijn berekend voor het Natura 2000-gebied Rijntakken. Er is alleen sprake van een depositiebijdrage op leefgebieden.
Sinds kort bieden de provincies de mogelijkheid om projecten met kleine, tijdelijke deposities (kleiner of gelijk aan 0,05 mol N/ha/jaar gedurende maximaal 2 jaar, of een equivalent hiervan) zonder vergunning toe te staan. Middels een ecologische voortoets dient dan te worden onderbouwd, dat de tijdelijke stikstofdepositie niet leidt tot significante gevolgen, waarmee het project in beginsel niet vergunningplichtig is met betrekking tot stikstofdepositie.
Op het Natura 2000-gebied Rijntakken is sprake van een kleine en tijdelijke projectbijdrage voor de sloop van maximaal 0,02 mol N/ha/jr gedurende 1 jaar op stikstofgevoelige leefgebieden waarvan de KDW wordt overschreden. Voor de bouw (aanlegfase) bedraagt de tijdelijke projectbijdrage maximaal 0,04 mol N/ha/jr gedurende 1 jaar op stikstofgevoelige leefgebieden waarvan de KDW wordt overschreden.
Ecologisch gezien leiden dergelijke geringe bijdragen echter niet tot een aantasting van de natuurlijke kenmerken. De berekende kleine en tevens tijdelijke stikstofdepositie zal op geen enkele wijze leiden tot een meetbaar of merkbaar effect op de vegetatie, en daarmee op de kwaliteit van het de leefgebieden. In Bijlage 2 en Bijlage 3 zijn de ecologische voortoetsen voor de sloop en voor de herbouw (aanlegfase) inclusief bijbehorende AERIUS-berekeningen te vinden.
Verstoring:
Er is geen sprake van een negatief effect op typische soorten van habitattypen in Natura 2000-gebied Rijntakken.
Natuurnetwerk Nederland en Groene Ontwikkelzone
Er is geen ruimtebeslag in het Natuurnetwerk Nederland en Groene Ontwikkelzone. Effecten zijn daarmee uitgesloten.
Voor de bouw van de nieuwe (dubbele) woning hoeven geen bomen te worden gekapt. Van een negatief effect op houtopstanden is daarmee geen sprake.
Door de sloop van de (dubbele) woning aan de Waaldijk 42-43 wordt een paarverblijf van de gewone dwergvleermuis vernietigd. De ontheffing Wet natuurbescherming hiervoor is reeds aangevraagd in het kader van de dijkversterking Wolferen-Sprok. De verblijfplaats wordt gecompenseerd waardoor het negatieve effect op beschermde soorten volledig wordt weggenomen. Op beschermde natuurgebieden of houtopstanden zijn negatieve effecten uitgesloten. Het aspect natuur staat de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan niet in de weg.
In verband met de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er daardoor gezondheidsrisico’s, ecologische risico’s of verspreidingsrisico’s zijn. Bovendien is het van belang te weten of er mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bovendien mag de bodemkwaliteit niet verslechteren door grondverzet (bijvoorbeeld graafwerkzaamheden). Dit is het zogenaamde stand still-beginsel.
In de Wet bodembescherming (Wbb) is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op ‘schone’ grond (AW2000) te worden gerealiseerd.
De bodemopbouw van het dijklichaam bestaat tot de maximale boordiepte van 2,25 m-mv voornamelijk uit klei, met plaatselijk lagen zand. Plaatselijk zijn er laagjes zand (in kleigrond), brokken klei (in zandgrond), grind, schelp en/of roesthoudende materialen aangetroffen. Tijdens het veldwerk zijn zeer plaatselijk (bodemvreemde) bijmengingen aangetroffen, zoals puin, kolengruis, bakstenen en metselpuin. De hoeveelheden puin op de onderzochte boorpunten zijn minimaal. Er is visueel geen asbestverdacht materiaal aangetroffen.
Voor de landbodem geldt dat er in de dijk aan de voorzijde van de (dubbele) woning aan de Waaldijk 42-43 geen sterke verontreinigingen/ overschrijdingen van de interventiewaarde van polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK) of minerale olie zijn aangetroffen in de boven- of ondergrond. Wel is er ter hoogte van de Waaldijk 42-43 een tussenwaarde overschrijding aangetroffen van PAK, zie hiervoor het oranje gebied op onderstaande kaart (perceel Waaldijk 42-43 is rood omrand).
Afbeelding 5 Locatie gedeelte van de dijk met overschrijding tussenwaarde PAK (oranje)
Om te voldoen aan het Besluit bodemkwaliteit is de grond van het dijklichaam indicatief ingedeeld in verschillende kwaliteitsklassen voor zowel de bovengrond als de ondergrond. Voor beide geldt een indeling in de categorie 'industrie'. Dat betekent dat de grond van de dijk bij de Waaldijk 42-43 niet voldoet aan de kwaliteitseisen voor de de beoogde woonbestemming. Omdat de (dubbele) woning in de toekomstige situatie verder van de dijk komen te staan, dient de kwaliteit van de grond in de toekomstige voortuin van deze (dubbele) woning verbeterd te worden tot een kwaliteit die voldoet voor de woonbestemming. De af te graven grond met categorie 'industrie' mag alleen worden hergebruikt in andere gebieden met dezelfde of lagere bodemkwaliteit, waardoor de diffuse bodemkwaliteit (de achtergrondkwaliteit) ter plaatse verbetert. Als dat niet mogelijk is, wordt de grond afgevoerd naar een erkend verwerker.
De bodemkwaliteit in de toekomstige voortuin van de (dubbele) woning aan de Waaldijk 42-43 is ingedeeld in de categorie 'industrie' en voldoet daarmee niet voor de woonbestemming. De grond zal worden gesaneerd, zodat de bodemkwaliteit voor de beoogde bestemming voldoet. Het aspect bodem staat de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan niet in de weg.
Voorafgaand aan het vaststellen van het bestemmingsplan dient inzicht te zijn verkregen in bekende en te verwachten archeologische waarden in het plangebied en omgeving, en of de aard en omvang van de voorgenomen werkzaamheden zijn en of deze een bedreiging vormen voor het bodemarchief. Indien dit het geval is, wordt geadviseerd op welke wijze hiermee in het vervolgtraject van de plannen rekening dient te worden gehouden.
De bescherming van archeologisch en cultureel erfgoed in Nederland is vastgelegd in de Erfgoedwet, die op 1 juli 2016 in werking is getreden. De Erfgoedwet is in de plaats gekomen van zes wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed, waaronder de Monumentenwet 1988. Onderdelen van de Monumentenwet, die van toepassing waren op de fysieke leefomgeving gaan naar de Omgevingswet, die naar verwachting in 2021 van kracht wordt. Voor deze onderdelen is daartoe in de Erfgoedwet voor de periode 2016-2021 een overgangsregeling opgenomen.
De Erfgoedwet regelt onder andere de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem. Bij ingrepen waarbij de ondergrond wordt geroerd, dient te worden aangetoond dat de eventueel aanwezige archeologische waarden niet worden aangetast. Archeologisch onderzoek zal moeten worden uitgevoerd indien er sprake is van een hoge trefkans of indien het plangebied niet is gekarteerd.
In het kader van de dijkversterking Wolferen-Sprok is het hele tracé van de dijk archeologisch in kaart gebracht. Het gedeelte bij de Waaldijk 42-43 betreft een gebied met een lage archeologische verwachting (groen op onderstaande afbeelding). In het verkennend onderzoek wordt geadviseerd deze gebieden vrij te geven. Ten westen van de Waaldijk 42-43 ligt een begrensde vindplaats, hier dient proefsleuvenonderzoek plaats te vinden. Dit heeft echter geen invloed op de Waaldijk 42-43.
Afbeelding 6 Resultaat verkennend booronderzoek
Voor de gronden van de Waaldijk 42-43 wordt daarom de dubbelbestemming Waarde - Archeologische verwachting 4 opgenomen. Dit is in overeenstemming met omliggende vigerende bestemmingsplannen waar dezelfde dubbelbestemming is toegekend aan gronden met een lage archeologische verwachting.
Opmerking
Mocht er tijdens de werkzaamheden toch archeologische of cultuurhistorische waarden, vondsten en/of sporen worden aangetroffen, dan dient altijd direct contact te worden opgenomen met de bevoegde overheid in het kader van de wettelijke meldingsplicht. Voor toevalsvondsten bestaat namelijk een meldingsplicht (Erfgoedwet art. 5.10 Archeologische toevalsvondst, sub 1): ‘Degene die anders dan bij het doen van opgravingen een vondst doet waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een archeologische vondst betreft, meldt dit zo spoedig mogelijk bij Onze minister.’
Het aspect archeologie staat de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan niet in de weg.
Bij de aanleg van het project is de kans aanwezig dat er niet-gesprongen explosieven (NGE) worden aangetroffen. Het gebied tussen Arnhem en Nijmegen, waaronder ook het plangebied, heeft tijdens de Tweede Wereldoorlog, in de periode september 1944 - april 1945, in de gevechtslinie gelegen. Uit die periode zijn mogelijk conventionele explosieven (CE) achtergebleven, die ontdekt kunnen worden bij bodemroerende activiteiten. Een deel daarvan kan nog steeds in de grond liggen.
Deze niet-gesprongen explosieven vormen een risico op het moment dat in de nabijheid van deze explosieven activiteiten in de bodem worden uitgevoerd. Als een gebied verdacht is van explosieven dient er een vervolgonderzoek te worden uitgevoerd door een gecertificeerd bedrijf.
Voor de dijkversterking Wolferen-Sprok is voor het hele tracé een NGE-vooronderzoek uitgevoerd. Het plangebied van de Waaldijk 42-43 is hierin meegenomen. Op basis van dit NGE-vooronderzoek is (de omgeving van) het plangebied van Waaldijk 42-43 niet verdacht op afgeworpen CE, gedumpte CE of verschoten CE. Verder blijkt uit het onderzoek dat in ten westen van de Waaldijk 42-43 in het verleden reeds een ruiming heeft plaatsgevonden (gelokaliseerde ruiming 19981665).
Afbeelding 7 Onderzoeksgeied zonder verdenkingen op afgeworpen CE, gedumpte CE of verschoten CE (bron: kaart 9/16 NGE-vooronderzoek Wolferen-Sprok)
Afbeelding 8 Ruimingen uit het verleden, dichtstbijzijnde ruiming 19981665 (bron: figuur 8 NGE-vooronderzoek Wolferen-Sprok)
Het aspect NGE staat de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan niet in de weg.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient de mogelijke verkeersaantrekkende werking ten opzichte van de bestaande functies in beeld worden gebracht.
Het bevoegd gezag is verantwoordelijk voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Dit gebeurt in het kader van een ‘goede ruimtelijke ordening’ op grond van artikel 3.1 Wro. Het beginsel van een goede ruimtelijke ordening is van toepassing voor alle ruimtelijke ontwikkelingen. Met het oog op een goede ruimtelijke ordening moet het bevoegd gezag de diverse belangen voor de lokale situatie dus onderling afwegen.
De gemeente Overbetuwe heeft haar parkeerbeleid en -normen vastgelegd in de Nota Parkeernormen gemeente Overbetuwe 2016. Uitgangspunt is dat parkeren op eigen terrein plaatsvindt.
Het initiatief van dit bestemmingsplan heeft geen verkeersaantrekkende werking. De verkeersstromen blijven in de huidige en toekomstige situatie gelijk. Parkeren vind plaats op eigen terrein.
Het aspect verkeer en parkeren staat de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan niet in de weg.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. In de Wet milieubeheer (verder: Wm) zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritieke stoffen zijn stikstofdioxide en fijnstof. Voor andere in de Wm genoemde stoffen, wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan aan de vereisten.
Op grond van artikel 5.16 Wm stelt de gemeenteraad alleen een bestemmingsplan vast wanneer aannemelijk is gemaakt dat:
Huidige situatie: om te bepalen of ter plaatse van de Waaldijk 42-43 sprake is van een goed woon- en leefklimaat, is gekeken naar de achtergrondwaarden nabij de Waaldijk 42-43. De achtergrondwaarden kunnen achterhaald worden door middel van de NSL-monitoringstool. Uit de tool kan opgemaakt worden, dat bij de meetpunten die het dichtst bij het plangebied zijn gelegen (bij de A15), de NO2-concentratie en PM10-concentratie overal kleiner is dan 35 µg/m3. De PM10 overschrijdingen liggen allemaal rond de 35 dagen en de PM2,5-concentraties liggen overal rond de 20 µg/m3. Deze waarden liggen daarmee allemaal ruim onder de te hanteren normen. Om deze reden is sprake van een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van luchtkwaliteit bij de Waaldijk 42-43.
Toekomstige situatie: om de luchtkwaliteit te bepalen met de bouw van de nieuwe (dubbele) woning, kan de NIBM-tool gebruikt worden. De afkorting NIBM staat voor 'Niet in betekenende mate bijdragen' aan de luchtverontreiniging. Het gaat dan om een ruimtelijk project waarvan de bijdrage aan de luchtverontreiniging klein is. Dan is geen toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit nodig.
Het doel van de NIBM-tool is:
Het is aannemelijk dat het aantal verkeersbewegingen van en naar de (dubbele) woning gelijk blijft aan de huidige situatie. De huidige (dubbele) woning wordt gesloopt en daarvoor komt een nieuwe (dubbele) woning) voor terug. Netto komen er geen wooneenheden bij. Daarnaast is (o.b.v. de NIBM-tool 2020) tot 1500 extra vervoersbewegingen (weekdaggemiddelde) de bijdrage van het exra verkeer niet in betekenende mate. De (dubbele) woning zal daardoor nooit in betekenende mate bijdragen aan extra verkeer of aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Er is geen nader onderzoek noodzakelijk.
De ontwikkeling van dit bestemmingsplan valt onder de regeling NIBM. De luchtkwaliteit wordt niet in betekenende mate aangetast en een luchtkwaliteitonderzoek is niet noodzakelijk. Daarnaast is er reeds sprake van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied. Het aspect luchtkwaliteit staat de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan niet in de weg.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Dit houdt in het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies (zoals wonen en recreëren) anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. De onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen het volgende te worden bekeken:
De toelaatbaarheid van bedrijvigheid kan globaal worden beoordeeld met behulp van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In de publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden.
Voor de Waaldijk 42-43 wordt de enkelbestemming Wonen, een milieugevoelige bestemming, opgenomen. Omdat de huidige (dubbele) woning wordt gesloopt en daarvoor een nieuwe (dubbele) woning (iets verder van de dijk af) voor in de plaats komen, is er feitelijk sprake van een bestaande situatie welke ongewijzigd blijft in dit nieuwe bestemmingsplan. Er worden geen nieuwe bedrijven opgericht of uitgebreid die hun weerslag hebben op milieugevoelige functies. Omdat het een bestaande situatie betreft hoeft er geen beoordeling gedaan te worden of de (dubbele) woning invloed heeft op de bedrijfsvoering en milieuruimte van de bestaande bedrijven of andersom; of er bij de (dubbele) woning door de aanwezigheid van de bedrijven een goed woon- en leefmilieu kunnen kan worden gegarandeerd.
Het aspect bedrijven en milieuzonering staat de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan niet in de weg.
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen.
Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de veiligheidsrisico's in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. Deze externe veiligheidsrisico's dienen te worden beoordeeld voor twee risiconormen, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor beide risiconormen geldt dat hoe groter de afstand tussen planontwikkeling en risicobron, des te kleiner zal de impact van het plan zijn op de hoogte van het risico.
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico heeft tot doel om hetzelfde minimale beschermingsniveau te bieden voor iedere burger in Nederland. Het plaatsgebonden risico beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron (bedrijf, weg, spoorlijn etc.), waarbij de 10-6 contour (kans van 1 op 1 miljoen op overlijden) de maatgevende grenswaarde is. Binnen deze contour mogen in ieder geval geen kwetsbare objecten (onder andere scholen, gebouwen waar zich veel mensen bevinden en gebouwen waar zich minder zelfredzame personen kunnen bevinden) aanwezig zijn of geprojecteerd worden.
Groepsrisico
Het groepsrisico is een afwegingsinstrument dat tot doel heeft een bewuste afweging te stimuleren over het risico op een ongeval met een groot aantal slachtoffers. Het groepsrisico beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen gelijktijdig komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het groepsrisico wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin de kans op overlijden van een bepaalde groep (bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen) wordt afgezet tegen de kans dat een dergelijk ongeval zich voordoet. Voor het groepsrisico geldt de oriëntatiewaarde als ijkpunt in de verantwoording (géén norm).
Voor elke verandering van het groepsrisico (af- of toename) in het invloedgebied moet verantwoording worden afgelegd, over de wijze waarop de toelaatbaarheid van deze verandering in de besluitvorming is betrokken.
Samen met de hoogte van groepsrisico moeten andere kwalitatieve aspecten worden meegewogen in de beoordeling van het groepsrisico. Onder deze aspecten vallen onder andere zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid.
Hieronder is een uitsnede van de Risicokaart weergeven, het plangebied is met oranje aangeduid.
Afbeelding 9 Uitsnede risicokaart
De grenswaarde voor kwetsbare objecten is de plaatsgebonden risicocontour 10-6/jr. Deze plaatsgebonden risicocontour 10-6/jr geldt als richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Dit betekent dat kwetsbare objecten niet binnen deze contour aanwezig mogen zijn of mogen komen.
Nabij het plangebied ligt het basisnet water (zwarte lijn) met het bijbehorend PR-plafond water van de Waal (zwart onderbroken lijn). Het is een ‘begrensde risicoruimte’ toegekend door het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, op basis van het werkelijke vervoer van gevaarlijke stoffen. Binnen deze begrensde risicoruimte mogen o.a. geen woningen liggen. De Waaldijk 42-43 ligt niet binnen deze contour.
De rood onderbroken lijnen op afbeelding 9 geven de gasleidingen van de Nederlandse Gasunie aan die op grote afstand van de Waaldijk 42-43 liggen. Deze gasleidingen hebben geen plaatsgebonden risicocontouren.
Het groepsrisico is geen norm, maar er geldt een verantwoordingsplicht. De onderdelen waar bij de verantwoording aandacht aan moet worden besteed staan beschreven in artikel 13 Bevi voor ruimtelijke plannen.
Er is geen sprake van een toename van het aantal vervoersbewegingen met gevaarlijke stoffen, dit blijft gelijk aan de huidige situatie. Ook neemt het aantal personen in het PR-plafond niet toe. De situatie betreft het groepsrisico blijft ongewijzigd.
Het voornemen van dit bestemmingsplan leidt niet tot een toename in het plaatsgebonden risico of het groepsrisico. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan niet in de weg.
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens
dient rond dergelijke leidingen en verbindingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. De leidingen en verbindingen zijn te verdelen in drie typen:
De eerste twee type leidingen zijn in ieder geval planologisch relevant. Voor de overige leidingen bepaalt bevoegd gezag of deze planologisch relevant zijn.
In planologisch relevante leidingen worden bijvoorbeeld de navolgende producten vervoerd:
Voor elk van de drie typen leidingen en verbindingen is het wettelijk anders geregeld:
In of nabij het plangebied van de Waaldijk 42-43 zijn geen planologisch relevante kabels en leidingen aanwezig. Er hoeven ook geen planologisch relevante kabels en leidingen te worden verlegd als gevolg van de bouw van de (dubbele) woning. Het aspect kabels en leidingen levert geen belemmeringen op voor de realisatie van het plan.
Het aspect kabels en leidingen staat de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan niet in de weg.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de juridische planbeschrijving. Achtereenvolgens wordt ingegaan op de opzet van de planregels, toelichting op de bestemmingen, de overgangs- en slotregels en een toelichting op de verbeelding.
Dit bestemmingsplan is opgezet conform de Wro en het Bro, zoals die gelden sinds 1 juli 2008. Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012). De SVBP 2012 maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn conform deze standaarden opgesteld. Voor opstelling van de regels is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij het bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe'. Dit om zo eenduidig mogelijke regels op te stellen die zo min mogelijk van elkaar afwijken. Alleen waar nodig zijn de regels aangepast en specifiek voor dit bestemmingsplan opgesteld. Hieronder worden de regels artikelsgewijs behandeld.
De regels zijn verdeeld in vier hoofdstukken:
Begrippen die in de regels worden gebruikt en die uitleg behoeven, worden in het eerste artikel van het bestemmingsplan uitgelegd. Vervolgens bevat het tweede artikel technische regelingen om onder andere oppervlaktes, hoogtes, dieptes en breedtes te kunnen bepalen.
Om recht te doen aan het uitgangspunt dat het plan niet meer dient te regelen dan noodzakelijk is, is het aantal bestemmingen in het plan zoveel mogelijk beperkt. Ook de bijbehorende bouw- en gebruiksregels zijn waar mogelijk beperkt in aantal en in mate van gedetailleerdheid. Onderstaande afbeeldingen tonen de enkel- en dubbelbestemmingen van dit bestemmingsplan.
Afbeelding 10 Enkelbestemmingen en dubbelbestemmingen
De regels hebben voor elke bestemming dezelfde opbouw met achtereenvolgens, voor zover aanwezig, de volgende leden:
Centraal staat de bestemmingsomschrijving. Daarin worden limitatief de functies en waarden genoemd, die binnen de bestemming zijn toegestaan respectievelijk worden beschermd. In een aantal gevallen geeft de bestemmingsomschrijving daarbij nog een nadere beperking in de vorm van een bestemmingscategorie of bijvoorbeeld een gebiedsbegrenzing, een maximale oppervlakte- of inhoudsmaat dan wel een beperking tot de bestaande bebouwing.
De bouwregels zijn direct aan de bestemmingsomschrijving gerelateerd. Ook de gebruiksregels zijn gerelateerd aan de bestemmingsomschrijving, zij het dat deze regels zijn opgenomen in de algemene gebruiksregels in hoofdstuk 3. Hierin is bepaald dat het verboden is de onbebouwde grond en/of de daarop aanwezige bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel in strijd met het in het plan bepaalde. Bedoeld wordt een gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving.
De afwijkings- en wijzigingsregels geven het bevoegd gezag bevoegdheden om onder voorwaarden af te wijken van een regel of onder voorwaarden het plan te wijzigen.
Flexibiliteitsbepalingen
In de regels zijn verschillende afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Voor wijzigingsbevoegdheden zijn burgemeester en wethouders altijd het bevoegd gezag. Voor afwijkingsbevoegdheden zijn burgemeester en wethouders meestal het bevoegd gezag en kan het bij uitzondering bijvoorbeeld gedeputeerde staten betreffen. In alle gevallen gaat het om afwijkingsmogelijkheden van in de bestemmingsbepalingen opgenomen regels. Indien één van deze bevoegdheden wordt gebruikt, moet een (belangen)afweging plaatsvinden. Het gaat immers om de toepassing van bevoegdheden voor het bevoegd gezag. Dat wil zeggen, dat de geboden afwijkingsmogelijkheden mogen worden gebruikt, maar dat er ook voor kan worden gekozen geen gebruik te maken van de bevoegdheid. Dit laatste houdt in dat een eventueel verzoek om toepassing te geven aan een bevoegdheid wordt afgewezen. Teneinde richting te geven aan de (belangen)afweging, zijn bij elke afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid één of meerdere afwegingscriteria/voorwaarden opgenomen.
De individuele belangen van de betrokkenen, de betrokken waarden en het algemene belang zullen tegen elkaar moeten worden afgewogen. Een enkele keer is bepaald dat door de verzoeker of door het bevoegd gezag het één en ander moet worden aangetoond. Wanneer iets voldoende is aangetoond is het aan het bevoegd gezag om een verzoek te beoordelen. In enkele gevallen wordt het advies van een onafhankelijk deskundige verlangd. Het is aan de verzoeker om dit aan te vragen.
De bevoegdheden zijn concreet en objectief begrensd, om duidelijk te maken waar de scheiding ligt tussen de bevoegdheid van het college en de gemeenteraad. Deze begrenzing is uitgedrukt in bijvoorbeeld een maximale oppervlakte, inhoud, enz. Bij de toepassing van de bevoegdheid wordt niet standaard de maximale ruimte geboden, maar vindt maatwerk plaats waarbij de concrete situatie ter plekke, in relatie tot het verzoek, bepalend is.
Naast de bestemmingen bevat het plan een aantal algemene ontwikkelingsbepalingen die zijn opgenomen in de vorm van wijzigingsbevoegdheden voor het college van burgemeester en wethouders.
Conform het Bro (artikel 3.2.1 en 3.2.2) zijn standaardregels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik. In de slotregel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
In paragraaf 1.3 zijn de planologische strijdigheden met de vigerende beheersverordening beschreven. De bestemmingslegging en de regels van dit bestemmingsplan zijn daarop aangepast, zodat het initiatief van dit bestemmingsplan planologisch mogelijk wordt. Hiertoe is de enkelbestemming 'Wonen' van dit bestemmingsplan toegevoegd op de gronden die in de toekomst worden gebruikt als woning inclusief voor- en achtertuin. De gronden tussen de voortuin en de dijk komen in eigendom van het waterschap en worden ingericht als openbare ruimte. Deze gronden hebben net zoals in het aangrenzende bestemmingsplan 'Buitengebied, dijkversterking Wolferen-Sprok' de enkelbestemming 'Agrarisch' gekregen. Verder is ter bescherming van de dijk en mogelijke archeologische waarden de dubbelbestemmingen Waterstaat - Waterkering en Waarde - Archeologische verwachting 4 toegevoegd.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de maatschappelijke uitvoerbaarheid en economische uitvoerbaarheid van het plan.
Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 1, onder f) stelt dat een toelichting van een bestemmingsplan inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan dient te weergeven. Dat wil zeggen dat voorgenomen ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt door het bestemmingsplan zijn besproken met belanghebbenden en maatschappelijk uitvoerbaar zijn. Omdat het initiatief van dit bestemmingsplan nauw samenhangt met de dijkversterking Wolferen-Sprok is ook de afstemming hierover onderdeel geweest van de voorbereiding van het project dijkversterking Wolferen-Sprok op verschillende momenten betrokken geweest.
Dit bestemmingsplan biedt de juridisch-planologische basis voor de realisatie en het gebruik van een (dubbele) woning aan de Waaldijk 42 en 43. De gronden benodigd voor deze ruimtelijke ingreep zijn enerzijds in het bezit van de huidige eigenaar, anderzijds in bezit van het waterschap Rivierenland.
Het project is een initiatief van waterschap Rivierenland, in samenwerking met de eigenaar van de (dubbele) woning. De kosten voor deze ruimtelijke procedure/ voorbereiding komen volledig voor rekening van het waterschap. De bouw- en aanlegkosten vanwege de (dubbele) woning, eventuele bijgebouwen en tuin komen voor rekening van de eigenaar van de (dubbele) woning. Zowel het waterschap als de eigenaar van de (dubbele) woning beschikken over voldoende middelen en daarmee is het plan financieel uitvoerbaar.
De ene woning is reeds in eigendom van de woningeigenaar en de andere woning wordt eigendom van de toekomstige woningeigenaar, welke beide verantwoordelijk zijn voor het beheer.
Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor controle en handhaving van de regels in het bestemmingsplan ligt bij de gemeente. Het handhavingsbeleid van de gemeente Overbetuwe vormt de basis van de handhaving binnen de gemeentelijke grenzen. Handhaving wordt omschreven als elke handeling die erop gericht is de naleving van regelgeving te bevorderen of een overtreding te beëindigen. Het doel van handhaving is om de bescherming van mens en omgeving te waarborgen tegen ongewenste activiteiten en overlast. In het kader van het bestemmingsplan heeft regelgeving met name betrekking op de Wet ruimtelijke ordening en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Bij overtreding van deze regels kan gedacht worden aan bouwen zonder vergunning, bouwen in afwijking van een verleende vergunning en het gebruik van gronden en opstallen in strijd met de gebruiksregels van het bestemmingsplan of een omgevingsvergunning.
Uitvoering van bestemmingsplannen dient strikt te worden toegepast en gehandhaafd, omdat met het bestemmingsplan het waarborgen en verbeteren van het leefmilieu wordt aangestuurd. Een recent vastgesteld bestemmingsplan met duidelijke en hanteerbare regels maakt handhaving eenvoudiger. Hierbij is wel noodzakelijk dat er eenduidige en eenvoudige bestemmingsplanbepalingen zijn die goed werkbaar zijn. Een duidelijke uitleg in de toelichting van het bestemmingsplan van de voorkomende bestemmingen kan interpretatieverschillen voorkomen.
In dit hoofdstuk wordt de procedure van het plan beschreven. Achtereenvolgens wordt ingegaan op de voorontwerpfase, de ontwerpfase en de vaststellingsfase van het plan.
Ingevolge artikel 3.1.1 (in samenhang met artikel 1.1.1, lid 2) van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), dient het College van Burgemeester en Wethouders overleg te plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
Het voorontwerpbestemmingsplan wordt voorgelegd aan het bevoegd gezag. De review van het bevoegd gezag wordt verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan dat ter inzage gaat. Het voorontwerp maakt geen onderdeel uit van de officiële procedure voorgeschreven door de Wet ruimtelijke ordening en wordt daarom ook niet ter inspraak aangeboden.
Op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening wordt het ontwerpbestemmingsplan zes weken voor zienswijzen ter inzage gelegd en is het digitaal te bekijken op de websites op www.ruimtelijkeplannen.nl. Dit wordt openbaar bekend gemaakt door het plaatsen van een publicatie in de Staatscourant. Eenieder is in de gelegenheid om een zienswijze in te dienen. Daarnaast wordt de publicatie van het ontwerpbestemmingsplan op grond van art 3.8, lid 1, sub b Wro toegestuurd die diensten van Rijk en provincie die belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn, aan de betrokken waterschapsbesturen en aan de besturen van bij het plan een belanghebbende gemeenten.
Deze fase gaat over de vaststelling van het bestemmingsplan. Indien de commentaren uit de eerste fase daar aanleiding toe geven, past de gemeente het bestemmingsplan aan. Dat kunnen
zij overigens ook uit eigen beweging doen. Na afloop van de termijn van de terinzagelegging stelt het college van Burgemeester en Wethouders een raadsvoorstel op. Daarin gaan zij onder meer in op de eventuele zienswijzen. De indieners van de zienswijzen hoeven niet te worden gehoord. Desgewenst kunnen zij gebruik maken van het spreekrecht.
Na verwerking van de zienswijzen en mogelijke ambtelijke aanpassingen zal de gemeenteraad - binnen 12 weken na afloop van de zienswijzentermijn - besluiten over de vaststelling van het bestemmingsplan. Na aanpassing van het bestemmingsplan met inachtneming van aangebrachte wijzigingen wordt het vastgestelde bestemmingsplan wederom 6 weken ter inzage gelegd (aanvang beroepstermijn).
Belanghebbenden die tijdig een zienswijze hebben ingediend kunnen beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Daarnaast kunnen belanghebbenden beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State tegen wijzigingen die zijn aangebracht bij de vaststelling van het bestemmingsplan.