Plan: | Buitengebied, Schottershuizen naast nr. 29, Zuidwolde |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1690.2024PB1002014-ON02 |
Aanvragers wensen een LOK woning met bijgebouw en omliggend (woon)erf naast Schottershuizen 29 te Zuidwolde, te realiseren.
Deze ruimtelijke onderbouwing maakt onderdeel uit van de aanvraag omgevingsvergunning betreffende de activiteit planologisch strijdig gebruik.
Het betreft een perceel gelegen aan de Ommerweg in het buurtschap Schottershuizen. Het gaat om een deel van het kadastrale perceel Zuidwolde Q 2572. Er is vooroverleg gevoerd over deze ontwikkeling.
Afbeelding 1.1 toont de ligging van het perceel met een rode pijl.
Afbeelding 1.1: projectgebied en omgeving (bron: Topotijdreis)
Bij het opstellen van deze onderbouwing is gebruik gemaakt van websites, visiedocumenten, beleidsstukken en rapportages. Waar nodig zijn de teksten en/of afbeeldingen integraal overgenomen om de inhoud zoveel mogelijk te waarborgen.
Voor het overige is de naam en/of vindplaats van de bronnen weergegeven. Kaartmateriaal en andere verbeeldingen zijn noord gericht tenzij anders aangegeven.
In hoofdstuk 2 wordt de huidige en gewenste situatie beschreven. In hoofdstuk 3 komt het van toepassing zijnde ruimtelijke beleid aan de orde. In hoofdstuk 4 worden de relevante omgevingsaspecten beschreven. In hoofdstuk 5 is de economische en maatschappelijk uitvoerbaarheid van het project aangegeven.
Schottershuizen is gelegen op de rug van Zuidwolde. Tussen Coevorden en Steenwijk werden in het Saalien stuwwallen gevormd. De rug van Zuidwolde is hier nog een overblijfsel van. De rug van Zuidwolde is 16 meter hoog. De omringende uitgestrekte veengebieden werden sinds de 17de eeuw ontgonnen. In de Middeleeuwen begint de mens het landschap naar zijn hand te zetten. Op de rug van Zuidwolde wordt vanwege de hoge ligging gewoond. Het landbouwsysteem is sturend geweest voor de inrichting van het landschap. Er ontstond een esdorpenlandschap rond Zuidwolde.
Op de rug van Zuidwolde kent de vrije verkavelingsstructuur die voor het esdorpenlandschap zo kenmerkend is (zoals bij Ruinen en Echten) juist een duidelijke gerichtheid. Waarschijnlijk omdat de ruimte op de rug beperkt was, is het gebied meer rationeel opgezet. De dorpen liggen, net als de essen en de verbindende weg, bovenop de rug en op de flanken van de stuwwal zijn strooksgewijs de weilanden gelegen. Deze opstrekkende verkaveling is nog goed te zien. Samen met het forse hoogteverschil vormen de lange lijnen met beplanting een mooi panorama.
Het projectgebied is momenteel in gebruik als weiland. Aan de noordzijde wordt het projectgebied begrensd door het erf Schottershuizen 29. Aan de zuidzijde wordt het begrensd door een strook agrarische grond. Het projectgebied beslaat een deel van kadastraal perceel nr. 2600 en een deel van 310. Afbeelding 2.1 toont een luchtfoto van het projectgebied waarin deze bij benadering met een rode lijn is aangegeven.
Afbeelding 2.1 luchtfoto projectgebied en omgeving Bron: bagviewer.kadaster.nl
Het projectgebied is gelegen binnen de grenzen van beheersverordening ‘Buitengebied’ (vastgesteld 2019-02-28) zie afbeelding 2.2. De ligging van het projectgebied is in deze afbeelding globaal aangeduid.
Het projectgebied heeft enkelbestemming ‘Agrarisch met waarden’ met de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie’ en aanduiding ‘milieuzone – hydrologische beïnvloeding’.
Afbeelding 2.2 Uitsnede plankaart Bron: ruimtelijkeplannen.nl
Agrarisch met waarden
Gronden met bestemming ‘Agrarisch met waarden’ zonder verdere aanduiding zijn enkel bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden van de gronden. Het projectgebied is niet voorzien van een bouwvlak, er is geen bebouwing toegestaan.
Er is een omgevingsvergunning benodigd voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (artikel 6.7) bij het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden, zodanig dat er een verschil in hoogte, c.q. diepte ten opzichte van het bestaande maaiveld ontstaat van meer dan 30 cm en voor het graven of dempen, verdiepen of verbreden van sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen, uitsluitend indien dit een wijziging van het kavelpatroon tot gevolg heeft.
Waarde – Archeologie
Deze gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede voor:
het behoud en herstel van de archeologische waarden.
De dubbelbestemming Waarde – Archeologie verwijst naar de gemeentelijke archeologische beleidskaart. Het projectgebied is gelegen op gronden die op de archeologische beleidskaart zijn aangegeven als ‘historische kernen’.
Dat betekent dat het verboden is zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, een aantal werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden met een oppervlakte van meer dan 100m² uit te voeren. Het gaat hierbij onder andere om werkzaamheden die de bodem beneden 30 cm diepte beroeren.
De vergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die plaatsvinden in of op gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er zich ter plekke geen archeologische waarden bevinden.
Milieuzone – hydrologische beïnvloeding
Binnen deze aanduiding dienen de hydrologische waarden te worden hersteld, behouden en ontwikkeld.
Het is verboden zonder vergunning sloten en andere watergangen te graven of te dempen, het doorstroomprofiel te vergroten of verkleinen en dammen en stuwen aan te brengen of te verwijderen.
De vergunning kan slechts worden verleend wanneer er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de hydrologische waarden van de gronden, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of er geen significant negatieve aantasting plaatsvindt van het gebied Dwingelderveld.
Strijdigheid
Gebruiksregels
Een woonfunctie, zonder binding met een agrarisch bedrijf ter plaatste is op gronden met een agrarische bestemming niet bij recht toegestaan. Het aan te leggen toegangspad is eveneens qua gebruik niet bij recht toegestaan.
Het gebruik als weide en daarmee inrichting van deze weidegronden is binnen de agrarische bestemming wel bij recht toegestaan.
Bouwregels
Het bouwen van een woning met bijgebouwen ten behoeve van regulier wonen is niet bij recht toegestaan omdat de woonbestemming met daarbij horende bouwrechten ontbreekt.
Afwijking gebruiks- en bouwregels
Op basis van voornoemde blijkt dat voor het woonerf met bebouwing en toegangspad een afwijking van de beheersverordening vereist is.
Er is geen binnenplanse afwijkingsbevoegdheid of wijzigingsbevoegdheid opgenomen in de beheersverordening.
Er is echter wel een mogelijkheid tot landschappelijk bouwen vanuit het Landschappelijk Ontwikkelingskader (LOK) van gemeente de Wolden. Om deze mogelijk te maken is een buitenplanse (project) afwijking uitgebreide procedure vereist.
Vergunningsplichtige activiteiten
Op basis van voornoemde wordt een omgevingsvergunning aangevraagd voor dit project met de volgende activiteiten:
Deze ruimtelijke onderbouwing omvat de overwegingen over het planologisch strijdig gebruik.
Aanvrager wenst een levensloopbestendige woning met bijgebouw te bouwen en omliggend woonerf in te richten. De omliggende gronden zullen in gebruik blijven als weide voor het hobbymatig houden van kleinvee of paarden.
De nieuwe woning is ontworpen met een rechte nok haaks op de weg in landelijke stijl. Het bijgebouw staat eveneens haaks op de weg. Deze situering is gebaseerd op de kenmerken van het landschap zoals beschreven in het LOK (zie paragraaf 3.4.3). De bebouwing is georiënteerd in lijn met de bebouwing ten noorden van het nieuwe erf.
Het woonerf wordt landschappelijk ingepast. Dit is beschreven in het bij de aanvraag gevoegde Landschapsplan. Landschappelijke maatregelen die genomen worden zijn:
In afbeelding 2.3 wordt de gewenste landschappelijke inpassing getoond.
Afbeelding 2.3 Landschappelijk erfinrichtingsplan Bron: Reuvers Buro voor Groene Ruimtes d.d. 31-7-2024
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) biedt een duurzaam perspectief voor de Nederlandse
leefomgeving. Hiermee kan worden ingespeeld op de grote uitdagingen die voor ons liggen. De NOVI biedt een kader, geeft richting en maakt keuzes waar dat kan. Tegelijkertijd is er ruimte voor
regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. Met de NOVI zet de Rijksoverheid een proces in gang waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden.
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld.
Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Die komen samen in vier prioriteiten:
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het
streven vanuit de NOVI is combinaties te maken en win-win situaties te creëren. Soms zijn er
scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie
afwegingsprincipes:
Overweging
De voorgenomen ontwikkeling voorziet in het ontwikkelen van een toekomstbestendig landelijk gebied en een sterke en gezonde regio en past daarmee binnen de prioriteiten van de NOVI.
Op 13 maart 2012 is de Rijkstructuurvisie Infrastructuur en Ruimte (hierna SVIR) vastgesteld. Daarin is aangegeven dat het Rijk streeft naar ‘Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig’. Het Rijk kiest drie doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
Het Rijk kiest daarbij voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Een aantal van deze nationale belangen wordt juridisch geborgd via het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
Ladder voor duurzame verstedelijking
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de verplichting opgenomen om in het geval van nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. De ladder voor duurzame verstedelijking stelt eisen aan ruimtelijke plannen met het oog op een zorgvuldige afweging, transparante besluitvorming en een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. De ladder voor duurzame verstedelijking heeft als doel om zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren en over programmering op regionaal niveau te voorkomen.
Voorheen bestond de ladder uit drie treden, dat is nu niet meer het geval. De behoefte van de ontwikkeling dient te worden beschreven indien er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Als de ontwikkeling is voorzien buiten het bestaand stedelijk gebied, zal daarnaast gemotiveerd moeten worden waarom de ontwikkeling niet binnen het bestaand gebied kan worden gerealiseerd.
Nieuwe stedelijke ontwikkeling
Of de behoefte van de ontwikkeling moet worden beschreven hangt af van de vraag of er sprake is van een ‘nieuwe stedelijke ontwikkeling’ als bedoeld in artikel 3.1.6, lid 2 Bro. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving.
De definitie van een stedelijke ontwikkeling is als volgt in het Bro omschreven:
‘ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen’.
Dit project kan onder ’ruimtelijke ontwikkeling van woningbouwlocaties’ worden geschaard. Indien een plan voorziet in de toevoeging van ten hoogste elf woningen, dan is blijkens jurisprudentie geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
Geconcludeerd wordt dat op basis van artikel 3.1.6, tweede lid Bro er in de onderhavige situatie, gezien de aard en omvang van de voorgenomen ontwikkeling, geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Het Rijksbeleid staat de gewenste ontwikkelingen niet in de weg.
Op 28 september 2022 is de Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. De omgevingsvisie is het strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkelingen van Drenthe tot 2030, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode daarna. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijk domein.
Ruimtelijke kwaliteit
In de omgevingsvisie zijn de provinciale belangen benoemd, waarmee gemeenten rekening dienen te houden bij het beoordelen van bestemmingsplannen.
Kernkwaliteiten vormen de basis voor het begrip ‘ruimtelijke kwaliteit’ en dit zijn kwaliteiten die bijdragen aan de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe. Deze kernkwaliteiten zijn rust, ruimte, natuur en landschap; oorspronkelijkheid; noaberschap; kleinschaligheid; menselijke maat; en veiligheid.
Deze worden op de kernkwaliteitenkaart weergegeven d.m.v. een aantal indicatoren te weten landschap; natuur; cultuurhistorie; archeologie; aardkundige erfgoed; en rust. Onder ruimtelijke kwaliteit valt ook zorgvuldig ruimtegebruik en milieu- en leefomgevingskwaliteit.
Kernkwaliteit Landschap
Het plangebied is voor de kernkwaliteit Landschap aangeduid als ‘esdorpenlandschap’ en ‘wegpanorama’. Dit landschapstype bevat enkele telkens terugkerende onderdelen, namelijk het dorp, de es, het beekdal en de velden/bossen/heide. Het projectgebied maakt ook onderdeel uit van het Drents plateau.
Het provinciaal beleid is gericht op het behoud van de open ruimte en het versterken van esrandbeplanting en is gericht op het behoud van het onbebouwde karakter en het versterken van karakteristieke beekdal(rand)beplanting.
De essentie van het begrip wegpanorama’s zit voor de provincie in het beleefbaar houden van de afwisseling tussen bebouwd en onbebouwd gebied én, daar waar langs wegen ontwikkeld wordt, dit met kwaliteit gepaard gaat.
Kernkwaliteit Aardkundige erfgoed
Het plangebied is voor de kernkwaliteit Aardkundige erfgoed aangeduid met een hoge bescherming. In de gebieden met een hoog beschermingsniveau heeft de provincie de ambitie om de context en het referentiebeeld van de aardkundige eenheid te behouden of te herstellen. De kenmerken en gaafheid van het gebied moeten in acht genomen worden in ontwikkelingen. Zorgvuldig en verantwoord omgaan met de aardkundige waarden vormt het vertrekpunt.
Kernkwaliteit Natuur
De kernkwaliteit ‘natuur’ heeft geen specifieke aanduiding op deze locatie.
Kernkwaliteit Archeologie en Cultuurhistorie
Voor beide kernkwaliteiten zijn geen specifieke aanduidingen opgenomen op de kaart.
Kernkwaliteit rust
De kernkwaliteit rust heeft geen specifieke aanduiding op deze locatie.
Bruisend Drenthe
De provincie heeft als missie het waarderen van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij deze kwaliteiten.
Daarbij gaat het om economische ontwikkeling en werkgelegenheid door een dynamische, vitale en zichzelf vernieuwende regionale economie te stimuleren. Het gaat over het managen van de structurele bevolkingsdaling. Het gaat om het faciliteren van aantrekkelijke, gevarieerde en leefbare woonmilieus die voorzien in de woonvraag.
Het gaat over het creëren van ‘robuuste’ stedelijke netwerken en over de verantwoordelijkheid nemen voor een leefomgeving die klimaatverandering aan kan. Het gaat over het ontwikkelen van duurzame energievoorzieningen, het ontwikkelen van duurzame en innovatieve mobiliteitsnetwerken.
Maar ook natuur, biodiversiteit en het waarderen van verschillende landschapstypen zijn een belang van de provincie om Drenthe bruisend te maken en houden. Tot slot is hier de multifunctionaliteit van gebieden van belang, waar verschillende gebruiksfuncties samenkomen is een goede verweving van provinciaal belang.
De Provinciale omgevingsverordening Drenthe (vastgesteld 26 juni 2023), geeft de randvoorwaarden voor het opstellen van ruimtelijke plannen. De verordening heeft onder meer als doel om de kernkwaliteiten van Drenthe te behouden en te versterken. Als bij een ruimtelijk plan kernkwaliteiten betrokken zijn, moet in het ruimtelijk plan uiteengezet worden dat met het desbetreffende plan wordt bijgedragen aan behoud en ontwikkeling van de bij het plan betrokken kernkwaliteiten conform de provinciale ontwikkelingsvisie. Een ruimtelijk plan mag geen nieuwe activiteiten dan wel wijziging van bestaande activiteiten mogelijk maken die de kernkwaliteiten significant aantasten.
Lid 2 van artikel 2.17 geeft aan dat een ruimtelijk plan kan voorzien in incidentele bouwmogelijkheden buiten het bestaand stedelijk gebied in de gevallen van onder andere
incidentele nieuwbouw van een enkele woning buiten bestaand stedelijk gebied in het geval er sprake is van bebouwing die gelegen is in een bebouwingslint of een cluster van bebouwing; er sprake is van een significante verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, er sprake is van een landschappelijke inpassing passend bij de gebiedskenmerken die zijn vastgelegd in een landschappelijk inpassingsplan en het plan past binnen de gemeentelijke woonvisie.
Het landschappelijk bouwen in dit project betekent dat er een bepaalde kwaliteit vereist is. Het bijgevoegde Landschapsplan gaat in op de landschappelijke erfinrichting. De openheid van het bestaande landschap wordt met dit ontwerp gerespecteerd. Het uitgraven van de greppel aan de noordzijde draagt bij aan de leesbaarheid van de van oudsher smalle verkavelingsstructuur. Er blijft een doorzicht behouden tussen de bebouwing in het lint, waardoor het wegpanorama niet onevenredig wordt aangetast.
Het projectgebied omvat volgens de geomorfologische kaart van Drenthe meerdere aardkundige waarden. Op afbeelding 3.1 is een uitsnede van de geomorfologische kaart ter hoogte van het projectgebied weergegeven. Hierop is te zien dat het projectgebied deels de aanduiding ‘Gestuwde grondmorenerug’ heeft en deels ‘dekzandrug. Het projectgebied is gelegen op de oostelijke flank van een smalle, langgerekte stuwwal op de overgang van de voet naar de flank. Er is daarom een meter hoogteverschil tussen het meest westelijke en meest oostelijke deel van het projectgebied. Het hoogteverschil is nauwelijks waarneembaar en zal door de bouw van de woning met bijgebouw en de aanleg van het erf niet onevenredig worden aangetast.
De kernkwaliteiten worden dus niet onevenredig aangetast.
Het projectgebied voldoet aan de voorwaarden van incidentele nieuwbouw. Het is gelegen in het lint Ommerweg, de ruimtelijke kwaliteit wordt verbeterd wat is uitgewerkt in een inpassingsplan en het project sluit aan bij de woonzorgvisie van gemeente de Wolden, zie paragraaf 3.4.2.
Dit project voldoet aan het provinciaal beleid.
Het projectgebied is gelegen binnen het gebied van het voormalige waterschap Reest en Wieden. Het beleid van het waterschap Drents Overijsselse Delta staat beschreven in het waterbeheerprogramma 2022-2027. Het bevat de uitwerking van de ambities in de watervisie ‘Meer dan water’. Het waterbeheerprogramma bestaat uit drie delen:
De missie van het Waterschap is het zorgen voor veilig wonen met water, voor voldoende en schoon water voor boeren en bedrijven in de stad en de natuur. Samen met de partners wordt dit gedaan op een sobere en doelmatige wijze, zodat de mensen in het gebied gezond en veilig kunnen leven, wonen en werken.
In het waterbeheerprogramma zijn doelen en maatregelen opgenomen over duurzaamheid, energie, innovatie, uitwisseling van kennis en de wijze waarop het waterschap haar taken uitvoert.
Voor dit project is uitvoering gegeven aan de digitale watertoets. Zie paragraaf 4.7 van deze onderbouwing.
Het project betreft een relatief geringe ruimtelijke ingreep welke nauwelijks invloed van betekenis heeft op de eisen vanuit het waterplan en op grond daarvan vormt dit project geen beletsel voor de uitvoering.
In de toekomstvisie heeft gemeente de Wolden drie hoofdambities:
Voor een aantal thema’s zijn ambities opgesteld die een uitwerking krijgen in de fysieke leefomgeving.
Voor het thema ‘wonen en leven’ betekent dat dat de voorkeur uitgaat naar inbreiding boven uitbreiding, maar dat in kerndorpen zoals De Wijk uitbreiding toegestaan wordt. Nieuwe ontwikkelingen moeten passen binnen de aard en de schaal van het landschap.
De waarden en karakteristieke kenmerken van het landschap en de cultuurhistorie zijn in de visie niet onuitputtelijk beschreven. Dit wordt verder uitgewerkt in een programma. Tot die tijd wordt het Landschappelijk Ontwikkelingskader (LOK) uit 2012 als toetsingskader gebruikt.
Gemeente de Wolden heeft vijf verschillende opgaven gedefinieerd die nu spelen of die in de nabije toekomst aan de orde kunnen zijn.
Bij elke nieuwe ontwikkeling gaat de voorkeur uit naar inbreiding boven uitbreiding. Zuidwolde wordt gezien als een kerndorp. In de kerndorpen wil de gemeente uitbreiding toestaan.
Daarbij is aangegeven dat in Zuidwolde tot 2030 aantallen van 198 tot 263 nieuwe woningen moeten worden gebouwd. Er is ruimte voor alle prijssegmenten. De locatie ligt in het buitengebied ten zuiden van Zuidwolde. Voor het buitengebied wordt aangegeven dat er mogelijkheden voor nieuwbouw zijn die staan uitgewerkt in het LOK.
De gemeenteraad heeft op 29 november 2012 het LOK vastgesteld. Het LOK is een instrument waarbij de samenhang tussen de verschillende landschappen, stedenbouwkundige aspecten, uitbreidingsplannen en functieveranderingen op elkaar worden afgestemd. Daarnaast bevat het LOK randvoorwaarden waarbinnen ontwikkelingen kunnen plaatsvinden.
Landschappelijk bouwen in het lint houdt in dat nieuwbouw plaatsvindt passend in de stijl en de opzet van het landschap en het dorp. Het zoekgebied ligt in het lint aan de oostkant van de Ommerweg en dit betekent dat verder bouwen aan het lint een passende optie is volgens het landschappelijk ontwikkelingskader.
Er is een aanzienlijke woningbouwopgave de komende jaren in gemeente de Wolden. Ook voor het buitengebied zijn er kansen. Deze woning voorziet in een levensloopbestendige woning voor initiatiefnemer. Daarbij komt een vrijstaande woning in het buitengebied vrij in deze gemeente, wat voor doorstroming zorgt.
In het bij de aanvraag gevoegde Landschapsplan zijn de voorwaarden voor landschappelijk bouwen in het lint Ommerweg uitgewerkt. De openheid van het bestaande landschap wordt met dit project gerespecteerd. Er blijft een doorzicht behouden tussen de bebouwing in het lint. Het uitgraven van de greppel aan de noordzijde draagt bij aan de leesbaarheid van de van oudsher smalle verkavelingsstructuur. Deze oude structuur wordt ook benadrukt door de aanplant van een houtsingel ten noorden van het bijgebouw. Het nieuwe woonerf wordt gemarkeerd door een haag aan de voor- en zuidzijde en op de hoeken van het eikenbomen. Tevens is het bouwkundige ontwerp aangepast op de voorwaarden van het LOK.
Conclusie
Dit project voldoet aan de doelstellingen en criteria van het voornoemde gemeentelijk beleid.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de relevante omgevingsaspecten. Op grond van artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient te worden bezien of het project uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening verenigbaar is met de eisen die aan de omgeving worden gesteld. Het project dient een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te waarborgen en de belangen van omwonenden niet te schaden.
Dit project voorziet in het realiseren van een LOK woning met bijgebouw en aanleggen omliggend erf.
Een goed woon- en leefklimaat wordt bereikt als er een balans is tussen de milieubelastende- en milieugevoelige activiteiten, er is als het ware een goede mix van wonen en werken. In dat kader dient te worden beoordeeld of er in de omgeving van het projectgebied functies voorkomen die kunnen worden gehinderd door dit project of waarvan het project juist hinder ondervindt.
Bedrijven en milieuzonering
Hinderrichtafstanden
Door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is de publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ uitgebracht. Deze VNG-publicatie maakt gebruik van een basiszoneringslijst waarin voor nader gedefinieerde bedrijfscategorieën richtafstanden zijn bepaald voor geur, geluid, gevaar en stof. Een richtafstand wordt beschouwd als de minimaal aan te houden afstand tussen een milieubelastende activiteit en de milieuhinder gevoelige bestemming. De genoemde maten zijn indicatief, met een goede motivering kan hiervan afgeweken worden.
Wijze van meten
Er dient in beginsel te worden uitgegaan van de maximale planologische mogelijkheden. Daarmee dienen de hinderafstanden gemeten te worden van het betreffende bestemmings- of aanduidingsvlak tot aan het projectgebied.
Type omgeving
Naast de richtafstanden hanteert de VNG-publicatie twee omgevingstypen, een rustige woonwijk/buitengebied en een gemengd gebied. In een rustige woonwijk of buitengebied wordt functiescheiding nagestreefd. In geval van een gemengd gebied, waar sprake is van functiemenging of het projectgebied gelegen is nabij de hoofdinfrastructuur van het gebied, kan een verkleinde richtafstand worden gehanteerd. De richtafstand mag met één stap verkleind worden.
Aangezien het projectgebied is gelegen tussen een doorgaande gemeentelijke weg en een provinciale weg (hoofdverkeerstructuur) en sprake is van een verwevenheid van functies (agrarisch, wonen, bedrijf) kan het plangebied gerekend worden tot gemengd gebied. Hierdoor kunnen richtafstanden met 1 stap worden verkleind.
Bestemmingen
In tabel 2.1 zijn de bestemde milieubelastende functies in de omgeving (straal 500 meter) van het projectgebied aangegeven. Hieronder benoemen we per bestemming de maximale planologische mogelijkheden.
Agrarisch
Ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf' is de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering toegestaan. Een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering is in de beheersverordening als volgt gedefinieerd: “een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf:.
Volgens rechtspraak kunnen in bepaalde gevallen biologische pluimvee- en varkenshouderijen ook gezien worden als grondgebonden. Zoals aangegeven laat de beheersverordening op deze locatie alleen grondgebonden agrarische bedrijfsvoering toe. Grondgebonden wordt in de beheersverordening gedefinieerd als agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf.
Verder wordt in de beheersverordening niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering als volgt gedefinieerd: “een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt”. En een intensief veehouderijbedrijf is als volgt gedefinieerd: “een bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het houden van dieren, zoals rundveemesterij (exclusief vetweiderij), varkens-, geiten-, vleeskalver-, pluimvee-, of pelsdierhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen.”
Voor de biologische varkenshouderij is weidegang strikt genomen niet verplicht, waarmee de noodzaak voor het gebruik van agrarische gronden voor een biologische varkenshouderij niet aantoonbaar is. Bij een biologische kippenhouderij hebben de kippen naast binnenruimte recht op 4m² buitenruimte per kip. Daarmee blijft de hoofdzaak van de veehouderij verbonden aan de bebouwing en wordt niet voldaan aan de definiëring grondgebonden zoals in deze beheersverordening staat vermeld. Daarbij worden veehouderij voor varkens-, en pluimvee-, waaronder kippen) volgens de beheersverordening aangemerkt als een intensief veehouderijbedrijf welke ter plaatse niet bij recht is toegestaan. .
Op basis van voornoemde is in dezen uitgegaan van een rundveehouderij welke aangeduid is als milieucategorie 3.1 met verkleinde hinderrichtafstand van 50 meter.
Volgens gemeentelijke milieugegevens is ter plaatse geen veehouderij meer gevestigd, maar is ter plaatse een akkerbouwbedrijf gevestigd. Deze is voor alle volledigheid vermeld in de onderstaande tabel.
Horeca
Op grond van de beheersverordening zijn deze gronden bestemd voor horecabedrijven, niet zijnde een bar, bar-/dancing of discotheek e/of een conferentiecentrum.
De bedoelde horecabedrijven zijn aangeduid is als milieucategorie 1 met verkleinde hinderrichtafstand van 0 meter.
Bedrijf
Op grond van de beheersverordening is een bedrijf tot en met milieucategorie 3.1 toegestaan.
Ter plaatse is een bedrijf tot categorie 3.1 mogelijk met een verkleinde hinderrichtafstand van 30 meter.
Bedrijf VAB
Voor de VAB bestemming is ten hoogste cat. 2 toegestaan met een verkleinde hinderrichtafstand van 10 meter.
Externe werking
Hierbij gaat het met name om de vraag of de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling leidt tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar bezien, in strijd is te achten met een goede ruimtelijke ordening. Daarvan is sprake als het woon- en leefklimaat van omwonenden in ernstige mate wordt aangetast.
Interne werking
Hierbij gaat het om de vraag of de nieuwe functie hinder ondervindt van bestaande functies in de omgeving.
Overwegingen milieuzonering
Er wordt geen milieubelastende activiteit mogelijk gemaakt met dit project. Daarmee kan er met dit project geen belemmering zijn voor omliggende woonfuncties.
Een woning is een milieugevoelige functie, waarmee deze een belemmering kan zijn voor nabijgelegen (agrarische) bedrijven.
In de directe omgeving (straal 500 meter) van het projectgebied zijn verschillende bedrijven gelegen.
In de onderstaande tabel worden de bestemmingen met bijbehorende maximale hinderrichtafstanden benoemd en de afstand van het projectgebied tot de bestemmingsgrens. De hinderrichtafstanden zijn met 1 stap verlaagd omdat het projectgebied is gelegen in zogenaamd ‘gemengd gebied’.
Adres (bestemming/aanduiding) | Verkleinde hinderrichtafstand (Categorie) | Afstand van bestemming/bouwvlak tot projectgebied |
Ommerweg 62 - 62 a (agrarisch bedrijf) | 50 meter (cat. 3.2 rundveehouderij)30 meter (cat. 2 akkerbouwbedrijf) | 57 meter |
Ommerweg 68 (horeca) | 0 meter (cat. 1) | 200 meter |
Ommerweg 47 (bedrijf) | 30 meter (cat. 3.1) | 45 meter |
Schottershuizen 23 (agrarisch bedrijf) | 50 meter (cat. 3.2 rundveehouderij) | 170 meter |
Schottershuizen 23 (Bedrijf VAB) | 10 meter (cat. 2) | 265 meter |
Tabel 2.1: bestemde milieubelastende functies in de omgeving
Blijkens voornoemde tabel wordt voldaan aan de verkleinde hinderrichtafstanden. Daarmee is er sprake van een goed woon- en leefklimaat.
Conclusie
Het aspect ‘milieuzonering’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit project.
In het kader van een vergunningprocedure dient gemotiveerd te worden dat de functie die in het kader van dit project wordt toegelaten, passend wordt geacht in relatie tot de bodemkwaliteit.
Er is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd door Sigma Geo- & Milieutechniek B.V. In een rapport met nummer 23-M10983 van 5 december 2023 wordt het volgende geconcludeerd:
“zintuiglijke waarnemingen
Op basis van zintuiglijke waarnemingen zijn in het opgeboorde monstermateriaal geen bijzonderheden waargenomen. Op basis van zintuiglijke waarnemingen is in het opgeboorde bodemmateriaal geen asbestverdacht materiaal waargenomen (indicatieve waarneming).
eindconclusie
Het grondwater bevat een verhoogd gehalte barium t.o.v. de streefwaarde. In dit geval wordt de tussenwaarde (indicatie voor nader onderzoek) en de bodemindex-waarde (>0.5) niet overschreden, zodat er uit milieuhygiënische overweging, naar onze mening, geen directe aanleiding is tot het instellen van aanvullend onderzoek.
Het volledige rapport is als bijlage bij de aanvraag gevoegd.
Conclusie
Het aspect ‘bodem’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit project.
Op grond van de Wet geluidshinder (Wgh) dient er een akoestische afweging te worden gemaakt..
Er is sprake van een toevoeging van een gevoelige functie en daarmee is een akoestische afweging vereist.
Wegverkeer
In de nabijheid van het projectgebied is de provinciale weg N48 en de Ommerweg gelegen. Voor deze wegen, met een of twee rijstroken, geldt een zone van 250 meter.
De beoogde woning is op meer dan 250 meter van de provinciale weg N48. Daarmee is geen nadere akoestische afweging vereist.
De beoogde woning is wel binnen de zone van de Ommerweg gelegen. In het kader van een ander ruimtelijk plan dat circa 200 meter ten zuiden van het projectgebied is gelegen zijn geluidsberekeningen gemaakt. Het ging hier om woningen die dichter bij de Ommerweg liggen dan de beoogde woning uit onderhavig project. Daar was de hoogst berekende waarde op de gevel van een woning 46 Lden. Gezien het feit dat de beoogde woning op grotere afstand van de Ommerweg dan de woning uit benoemde berekening is het aannemelijk dat voldaan kan worden aan de maximale geluidbelasting van 48 Lden.
Spoorweg en industrieterrein
Het projectgebied is niet gelegen binnen of nabij een gezoneerd industrieterrein en is ook niet gelegen nabij een spoorweg. Daarmee is geen nadere akoestische afweging vereist.
Goed woon en leefklimaat
De beoogde woning zal voldoen aan de eisen van het geldende bouwbesluit. Daarmee zal sprake zijn van een goed binnenniveau en is sprake van een goed woon- een leefklimaat.
Conclusie
Het aspect ‘geluid’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit project.
De luchtkwaliteit dient te worden meegenomen in de ruimtelijke besluitvorming. Uitgangspunt is dat een project niet leidt tot overschrijding van luchtkwaliteitsnormen. Als er wel sprake is van een overschrijding, dan mag een project de luchtkwaliteit niet in betekenende mate verslechteren.
Luchtkwaliteitsnormen vormen onder de Wet milieubeheer geen belemmering voor de ruimtelijke ontwikkeling als aannemelijk is dat aan één of een combinatie van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Er is sprake van een NIBM project waarmee in niet betekenende mate wordt bijgedragen aan de luchtverontreiniging.
Conclusie
Het aspect ‘luchtkwaliteit’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit project.
Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op bedrijven, buisleidingen of transportroutes. Op deze categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Het huidige beleid voor inrichtingen (bedrijven) is afkomstig uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Voor buisleidingen geldt het Besluit buisleidingen externe veiligheid (Bevb). Het externe veiligheidsbeleid voor transport van gevaarlijke stoffen staat in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt).
In het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), gelezen in samenhang met de regels omtrent externe veiligheid, moet als er sprake is van de toevoeging van een gevoelige functie of een risicobron, een nadere afweging worden gemaakt. Daarbij dienen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) en de eventuele toename hiervan, te worden bepaald.
Binnen een straal van 500 meter van het projectgebied is de provinciale weg N48 gelegen. Het projectgebied ligt op ca.124 meter van het explosieaandachtsgebied als gevolg van een mogelijk ongeval op de N48. Daarmee ligt het projectgebied op ruim voldoende afstand van deze risicobron en is er geen afweging nodig van het plaatsgebonden- en/of groepsrisico.
Tenslotte zijn aanvragers zelfredzame mensen en zijn er voldoende vluchtroutes van de risicobron af.
Conclusie
Het aspect ‘externe veiligheid’ vormt geen belemmering voor de uitvoerig van dit project.
Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging dient plaats te vinden van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie ofwel de aanwezigheid van monumenten of archeologisch waardevolle gebieden.
Monumenten
Er zijn geen monumenten in de nabijheid van het projectgebied gelegen.
Archeologische beleidskaart
Op 26 januari 2012 heeft de gemeenteraad de Archeologische beleidskaart voor de gemeente De Wolden vastgesteld. Deze waardering is in de beheersverordening verwerkt met de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie’. Het projectgebied is aangeduid met ‘historische kernen (1832), buitenplaatsen, middeleeuwse begraafplaatsen (in gebruik) en zone rond historische nederzettingslocaties. Hier geldt dat archeologisch onderzoek verplicht is bij ingrepen > 100m² en dieper dan 30 cm-Mv.
Er is door Laagland Archeologie een Bureauonderzoek en Inventariseren veldonderzoek – verkennende fase uitgevoerd. In een rapport met nummer 1227 van november 2023 wordt het volgende geconcludeerd:
“Op basis van het uitgevoerde booronderzoek kunnen archeologische resten niet
worden uitgesloten. Het gaat daarbij met name om wat diepere grondsporen uit de
periode midden-Neolithicum tot en met circa 1100 na Chr. (Late Middeleeuwen). De
middelhoge verwachting voor deze periode blijft daarmee gehandhaafd. Resten uit
oudere perioden worden op grond van de verstoorde top niet verwacht. De lage
verwachting op resten uit de periode Late Middeleeuwen (na circa 1100) tot en met
Nieuwe Tijd blijft gehandhaafd.
De omvang van de daadwerkelijke bodemverstoring (woning met enkele
bijgebouwen) is relatief klein, waardoor de uiteindelijke impact op de ondergrond
gering blijft. Doordat de top van de oorspronkelijke bovengrond is verdwenen, is ook
het vondstenniveau niet meer aanwezig en zijn ook ondiepe grondsporen
verdwenen. Het zal daarmee waarschijnlijk lastig worden eventueel aanwezige
diepere grondsporen te duiden. In een dergelijke situatie wegen de inspanningen
rondom archeologisch vervolgonderzoek meestal niet op tegen de resultaten ervan
en wordt geen vervolgonderzoek geadviseerd.
Om deze reden adviseren we geen vervolgonderzoek uit te voeren en het plangebied
vrij te geven.”
Indien bij de uitvoering onverhoopt archeologische grondsporen worden aangetroffen en/of vondsten worden gedaan, dienen deze direct te worden gemeld bij zowel de gemeente als de provinciaal archeoloog (artikel 5.10 van de Erfgoedwet).
Cultuurhistorische waardenkaart
Op 13 maart 2014 heeft de gemeenteraad de Cultuurhistorische waardenkaart voor de gemeente De Wolden vastgesteld. De cultuurhistorische waardenkaart biedt inspiratie voor recreatie, erfgoededucatie en PR-marketingstrategieën of ruimtelijk ontwerp (inrichting en beheer).
Op de beleidskaart is het projectgebied aangeduid als beleidsgebied 3. Voor beleidsgebied 3 is aangegeven dat dit gebied een middelhoge cultuurhistorische waarde heeft. In hoofdlijnen is het oude landschap hier nog te zien, maar essentiële onderdelen zijn vervaagd of verdwenen.
In de nabijheid van het project liggen verscheidene karakteristieke panden (Schottershuizen 11, 15 en 17). Daarnaast liggen er clusters van waardevolle bebouwing vlakbij het projectgebied. Dit betreft voornamelijk de samenhang tussen de gehuchten, de relatie met de essen en de ligging van boerderijen in met name Drogt en Nolde.
Het projectgebied valt onder ‘strookvormig verkavelde broek met halfopen structuur’. In het cultuurhistorisch beleid wordt het beschreven als zeer smalle, lange percelen in oost-west richting met randbeplanting langs elke kavel. De ontginningen richting het oosten in de 19de eeuw zijn hierop van invloed geweest. Het broek is daardoor nauwelijks te onderscheiden van de achterliggende jonge heideontginning.
De woning met bijgebouw en het erf zijn landschappelijk ingepast, zie het bijgevoegde landschappelijk inrichtingsplan.
Conclusie
Het aspect ‘cultuurhistorie en archeologie’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit project.
In het kader van dit project is op 13 december 2023 de digitale watertoets uitgevoerd. Uit deze toets blijkt dat de normale procedure gevolgd moet worden vanwege de toename aan verharding van meer dan 500m².
Er is een uitgangspuntennotitie ontvangen op 20 december 2024. Hieronder worden de van toepassing zijnde thema’s uit deze notitie behandeld. De uitgangspuntennotitie is bijgevoegd bij de aanvraag.
Watersysteem
Het waterschap is verantwoordelijk voor de waterkwaliteit bij alle typen watergangen. Voor het graven of dempen van watergangen zijn regels. Voor de activiteit kan een melding of vergunning nodig zijn. Er kan overbelasting van het watersysteem optreden. Voor grote plannen en uitbreidingslocaties geldt als regel, dat voor het realiseren van verhard oppervlak een berging, ter compensatie voor de versnelde afvoer, van het afstromende hemelwater benodigd is. Compensatie volgt de volgende trap: vasthouden-bergen-afvoeren. In het plan wordt een verhard oppervlak van circa 1178m² gerealiseerd. Dit houdt in dat een waterbergend oppervlak van 1178m²*0,08m = 94,24m³ wordt aangelegd.
Het zuidelijk deel van het projectgebied is gevoelig gebied voor wateroverlast.
Waterkwaliteit
Voor de borging van waterkwaliteit zijn maatregelen geldend. Voor bepaalde stoffen zijn Europese normen vastgesteld, bijvoorbeeld voor gevaarlijke stoffen zoals lood, cadmium, oplosmiddelen en bestrijdingsmiddelen. Het waterschap meet deze stoffen en zorgt ervoor dat ze binnen de normen blijven. Schoon hemelwater mag worden afgevoerd naar oppervlaktewater, voor overige afvoer en verwerking van hemelwater is het gewenst om dit via een bodempassage te lozen op het oppervlaktewater.
Riolering
Bij de afvoer van overtollig hemelwater is het landelijk beleid dat bij nieuwe ontwikkelingen het afstromend hemelwater niet naar de rioolwaterzuivering gaat, maar ter plaatse in het milieu komt. Dat kan door infiltratie in de bodem of door berging in het oppervlaktewater.
De capaciteit van het huidige rioolstelsel kan een aandachtspunt vormen. Bij uitbreiding van het rioolstelsel houdt u rekening met de capaciteit van het bestaande stelsel en de rioolwaterzuiveringsinstallatie.
Overwegingen
Er wordt een nieuwe op zichzelf staande greppel gegraven en er wordt een poel aangelegd. Tezamen zorgen deze voor voldoende waterberging. Dit is nader uitgewerkt in het bijgevoegde landschapsplan.
Uit een gedane vergunningcheck blijkt dat er geen watervergunning benodigd is omdat het geen waterafvoerende wateren zijn.
Het vuilwater wordt geloosd op het riool. Er komt een nieuwe rioolaansluiting die vanaf het projectgebied aansluit op het riool bij Schottershuizen nummer 29. Dit is afgestemd met gemeente de Wolden.
Conclusie
Het aspect ‘water’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit project.
Bij ruimtelijke planvorming dient aandacht te worden besteed aan natuurwetgeving. Hierbij kan een tweedeling gemaakt worden in soortbescherming en gebiedsbescherming.
Soortbescherming
Op dit moment is het projectgebied in gebruik als weiland en wordt regulier onderhouden. Het is niet aannemelijk dat door dit project beschermde flora- en fauna verstoord of verjaagd zal worden.
Door het aanleggen van de houtsingel, het planten van bomen en het aanleggen van waterpartijen zal de diversiteit op het perceel toenemen. Dit zal een gunstig effect hebben op flora en fauna.
Aanvrager neemt de zorgplicht in acht bij het voorbereiden en uitvoeren van de werkzaamheden.
Gebiedsbescherming
Er is een aeriusberekening uitgevoerd door Eco Reest. In een rapport van 9 januari 2024 met kenmerk 231566 wordt het volgende geconcludeerd:
“Het beoogde plan voor de nieuwe woning met schuur heeft géén negatief effect als gevolg van stikstofdepositie op de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebieden. Het stikstofaspect staat vaststelling van het plan in het kader van de Omgevingswet daarmee niet in de weg. Voor de uitvoering van het plan geldt ten aanzien van het aspect stikstof in het kader van de Omgevingswet geen vergunningplicht.”
Conclusie
Het aspect ‘ecologie’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit project.
Met dit project is een nieuwe woning voorzien. Er is voldoende parkeerruimte op eigen terrein, zie het bijgevoegde erfinrichtingsplan bij de aanvraag.
De toename van verkeer kan opgevangen worden door de Ommerweg.
Conclusie
Het aspect ‘parkeren en verkeer’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit project.
Per 1 april 2011 is het Besluit m.e.r. (uitvoeringswetgeving met betrekking tot de m.e.r.) gewijzigd. De belangrijkste wijziging is dat de drempels voor de m.e.r.-beoordeling gewijzigd zijn van absolute in indicatieve waarden. Dit blijkt uit het aangepaste artikel 2, lid 5, onder b van het Besluit.
Onder dit artikelonderdeel vallen alle activiteiten die beneden de voor de m.e.r.-beoordeling gedefinieerde drempelwaarden vallen.
Dit betekent concreet dat het bevoegd gezag (in dit geval de gemeenteraad van gemeente de Wolden) zich er moet vergewissen of de activiteit daadwerkelijk geen belangrijke nadelige milieugevolgen kan hebben, waarbij het in het bijzonder moet worden nagegaan of er sprake is van de omstandigheden zoals bedoeld in bijlage III van de Europese Richtlijn betreffende de milieueffect-beoordeling.
Beoordeeld moet dus worden of er voor het op een later te nemen besluit een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is. Deze toets, die een nieuw element is in de m.e.r.-beoordeling, vindt plaats volgens het nee, tenzij principe. Dit betekent dat er geen MER hoeft te worden opgesteld, tenzij bij het verlenen van de omgevingsvergunning in de toekomst de vraag aan de orde is of er belangrijke, nadelige gevolgen voor het milieu op voorhand niet zijn uit te sluiten.
Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling bestaan geen vereisten voor de vorm, maar wel voor de inhoud.
Met betrekking tot de inhoud moet aandacht besteed worden aan alle criteria die zijn opgenomen in Bijlage III bij de Europese richtlijn 'betreffende de milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten'.
Naar aanleiding van het gestelde in de voorgaande paragraaf, moet er een toets worden uitgevoerd of er belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten.
Het uitgangspunt is dat het gaat om een bestaande kern, dat planologisch wordt aangepast aan de eisen van deze tijd. De toets kan gebeuren aan de hand van die aspecten, die hiervoor al aan de orde zijn geweest voor zover ze van invloed zijn op het (natuurlijke) milieu.
Om te bepalen of er sprake is van een m.e.r.-(beoordeling)plichtig project, dient bepaald te worden of de ontwikkeling de drempelwaarden uit lijst C of D van het Besluit m.e.r. overschrijdt, of de ontwikkeling in een kwetsbaar gebied ligt en of er belangrijke milieugevolgen zijn.
Drempelwaarden Besluit m.e.r.
Dit project voorziet in een directe eindbestemming en voldoet daarmee aan de definitie van een 'besluit' als bedoeld in het Besluit m.e.r.
Dit betekent dat dit project m.e.r.-(beoordeling)plichtig is indien activiteiten worden mogelijk gemaakt die genoemd worden in onderdeel C of D van het Besluit m.e.r. en de daarin opgenomen drempelwaarden overschrijden.
In dit geval is sprake van een ontwikkeling die niet wordt genoemd in onderdeel C van het Besluit m.e.r., er is derhalve geen sprake van een directe m.e.r.-plicht. Op basis van onderdeel D kan de in dit project besloten ontwikkeling worden aangemerkt als: 'De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen'.
Indien de volgende drempelwaarden worden overschreden is sprake van een m.e.r.-beoordelingsplichtig project:
Met de ontwikkeling die dit project mogelijk maakt, worden de hiervoor genoemde drempelwaarden niet overschreden. Er is derhalve geen sprake van een directe m.e.r.-beoordelingsplicht.
Gevoelig gebied
In onderdeel A van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is bepaald wat verstaan wordt onder een gevoelig gebied.
Als gevoelig gebied zijn gebieden aangewezen die beschermd worden op basis van de natuurwaarden, landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden en waterwingebieden.
Uit de voorgaande paragrafen van de toelichting is gebleken dat het projectgebied niet direct grenst aan een gebied dat beschermd wordt vanuit de natuurwaarden.
Zoals verwoord in de paragraaf Ecologie van dit hoofdstuk is geen sprake van significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden en op het NNN. Van een externe werking van de ontwikkeling op deze gebieden is eveneens geen sprake.
Daarnaast behoort het projectgebied niet tot een waterwinlocatie, waterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied. Eveneens is er geen sprake van een landschappelijk waardevol gebied. Het projectgebied behoort niet tot een gebied waarbinnen een Rijksmonument ligt en het behoort niet tot het Bèlvéderegebied.
Milieugevolgen
In dit hoofdstuk zijn de verschillende milieueffecten beschouwd, zoals geluid, bodem en luchtkwaliteit. Hieruit blijkt dat dit projectplan geen belangrijke, nadelige milieugevolgen tot gevolg heeft die het doorlopen van een m.e.r.-procedure noodzakelijk maken.
Conclusie
Het aspect ‘milieueffectrapportage’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit project.
In 2017 is het ‘Actieplan Klimaat en Energie De Wolden’ vastgesteld. Dit actieplan heeft ten doel een proces met inwoners en ondernemers te stimuleren. In het raad breed programma 2018-2022 wordt het belang van het actieplan en de uitwerking daarvan nogmaals benadrukt. Betreft duurzaamheid gaat de raad in dialoog met inwoners en ondernemers van De Wolden.
De woning wordt volgens de laatste nieuwbouweisen gebouwd en zal voldoen aan het Bouwbesluit.
Het gaat om een particulier initiatief waarbij de initiatiefnemers garant staan voor de economische uitvoerbaarheid van het project. Eventuele planschadekosten en aan dit project verwante kosten komen daarmee voor rekening van de initiatiefnemers. Ook de kosten die gepaard gaan met de uitvoering van deze afwijking zullen door de initiatiefnemers worden gedragen.