direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied, deelplan Uitbreiding Kerkweg, Ruinerwold
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1690.2023BP1002020-ON01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Dumas Real Estate (hierna: initiatiefnemer) is eigenaar van een perceel aan de Kerkweg in Ruinerwold, kadastraal bekend als Ruinerwold M 878. Binnen het plangebied wil de eigenaar een gefaseerde ontwikkeling van maximaal 125 woningen mogelijk maken. Aanvullend op dit plan wordt de agrarische bebouwing en bedrijfsactiviteiten op locatie Buitenhuizerweg 4 vervangen door 3 woningen. Deze gronden zijn kadastraal bekend als Ruinerwold M 846, 1.388, 1.404 en 1.405.

Deze transformatie is noodzakelijk om de agrarische bestemming van de Buitenhuizerweg 4 te doen vervallen, waardoor een goed woon- en leefklimaat voor de nieuwe woonwijk wordt gewaarborgd. Omdat de ontwikkeling van de Kerkweg en de Buitenhuizerweg 4 niet los van elkaar kunnen worden gezien, worden beide locaties meegenomen met dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2023BP1002020-ON01_0001.png"

Figuur 1.1 Luchtfoto plangebied Ruinerwold

1.1 Vigerend bestemmingsplan

Het plangebied aan de Kerkweg is onderdeel van de Beheersverordening Buitengebied (vastgesteld d.d. 28 februari 2019) en heeft de bestemming 'Agrarisch met waarden' toegekend gekregen. Deze bestemming is in strijd met het plan om 125 woningen te bouwen en wegen en groenstructuur aan te leggen. De bouw van 3 woningen op locatie Buitenhuizerweg is eveneens in strijd met de aldaar geldende bestemming 'Agrarisch met waarden'. Om de gewenste ontwikkeling mogelijk te maken is een gedeeltelijke herziening van de beheersverordening nodig. Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente De Wolden heeft aangegeven in principe medewerking te willen verlenen aan een gefaseerde ontwikkeling van het plan.

1.2 Leeswijzer

In deze toelichting wordt gemotiveerd waarom bij de voorgenomen ontwikkeling aan de Kerkweg en de Buitenhuizerweg 4 in Ruinerwold sprake is van een goede ruimtelijke ordening. De toelichting gaat na deze inleiding achtereenvolgens in op deze aspecten:

2. de huidige situatie;

3. het plan;

4. relevante beleidskaders;

5. de milieu- en omgevingsaspecten;

6. de juridische vormgeving;

7. de economische uitvoerbaarheid;

8. de maatschappelijke uitvoerbaarheid

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

In dit hoofdstuk wordt de context van het plangebied en de huidige inrichting van het plangebied beschreven. Aanvullend op dit hoofdstuk is in bijlage 1 Stedenbouwkundig Plan Kerkweg en Buitenhuizerweg 4 bij de planregels het stedenbouwkundig- en beeldkwaliteitsplan opgenomen, waarin nader in wordt gegaan op de historie, de huidige situatie, de opzet van het woningbouwplan en de landschappelijke inpassing.

2.1 Ruinerwold

Het dorp Ruinerwold ontstond in de Middeleeuwen als een lintdorp op de zandrug ter hoogte van de Dr. Larijweg. Vanaf de zandrug werd het omliggende veen ontgonnen en als turf verhandeld. Deze veenontginning gebeurde in lange, smalle kavels haaks op het bebouwingslint. In de negentiende eeuw ontstond een tweede bebouwingslint langs de Wolddijk. Op de figuren 2.1 en 2.2 hieronder is de dubbele lintstructuur ter hoogte van het huidige Ruinerwold te zien. Deze oorspronkelijke lintstructuur, waar Ruinerwold tot de jaren ’50 voornamelijk uit bestond, is nog altijd goed te herleiden. Sommige boerderijen in het lint laten een zekere rijkdom zien door sjieke voorhuizen en royale tuinen. In de jaren die volgen groeit het dorp in eerste instantie tussen de beide linten, waardoor er een dorpskern ontstaat. Vanaf de jaren ’90 wordt ook de groei aan de zuidkant ingezet en wordt het bedrijventerrein Hoge Akkers ontwikkeld. De aangrenzende nieuwbouw uit 2017 aan Buitenhof is samen met de verdere uitbreiding van het bedrijventerrein de laatste uitbreiding aan de zuidkant geweest. Ten zuiden van het plangebied ligt het buurtschap Buitenhuizen, bestaande uit een aantal (voormalige) boerenerven. De boerderijen worden ontsloten vanuit Ruinerwold maar zijn duidelijk herkenbaar in het landschap door de open ruimte tot aan de kern. Nog wat zuidelijker ligt het oude buurtschap Blijdenstein, met de kerk, het tolhuis en de begraafplaats als duidelijke historische herkenningspunten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2023BP1002020-ON01_0002.png"
Figuur 2.1: Kaartbeeld rondom Ruinerwold rond 1950. Bron: topotijdreis.nl

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2023BP1002020-ON01_0003.png"
Figuur 2.2: Kaartbeeld rondom Ruinerwold in 2022. Bron: topotijdreis.nl

2.2 Landschap

Het plangebied ligt in een landschap van laagveenontginningen (ook wel slagenlandschap genoemd). Dit landschap komt voor in de laagste delen van de provincie Drenthe, waar in de loop der eeuwen in de benedenloop van beekdalen veen is ontstaan. Vanaf de Middeleeuwen wordt dit type landschap vanuit ontginningsassen ontgonnen. Het kenmerkende hieraan zijn de wegen en lintbebouwing op de hoger gelegen zandruggen, en de lagere ontgonnen veengronden aan weerszijden van de zandrug. Het is een landschap waarin de stelselmatige ontginning van het veen een duidelijke structuur heeft achtergelaten.

Door de geleidelijke verkaveling vanaf de hoger gelegen delen ontstonden lange tot zeer lange smalle kavels het land in. Deze kavels worden na ontginning gebruikt voor landbouw. Tegenwoordig zorgt dit voor een landschap dat bestaat uit deels open, deels halfopen weidegebieden met een smalle langgerekte verkaveling en strakke, functioneel afwatering door sloten.

De grenzen van kavels bestaan uit greppels of sloten, waarlangs vroeger vaak elzensingels zijn aangeplant. Erven op de zandruggen hebben traditioneel veel erfbeplanting rondom het perceel. De beplanting langs sloten en bij erven geven het landschap een deels besloten karakter, zoals te zien in figuur 2.3. Door schaalvergroting in de landbouw is een deel van deze kenmerken in de streek verloren gegaan, maar rondom het plangebied is nog wel veel zichtbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2023BP1002020-ON01_0004.png"

 Figuur 2.3: landschappelijke karakteristieken van het slagenlandschap. Bron: LOK de Wolden 2012

2.3 Het plangebied

Kerkweg

Het plangebied aan de Kerkweg (zie hiervoor figuur 2.4 en figuur 2.5) worden in de huidige situatie gebruikt ten behoeve van akkerbouw, in 2023 werden hier aardappelen verbouwd. Binnen het plangebied is geen bebouwing aanwezig. De grond wordt momenteel gebruikt voor de teelt van gewassen. Het plangebied is omgeven door sloten. Hierin is nog duidelijk het ontginningspatroon van het slagenlandschap terug te zien. In het midden van het plangebied en langs de oostzijde zijn houtwallen aanwezig die de sloten accentueren. Daarachter liggen andere agrarische percelen. De westzijde van het plangebied wordt begrensd door de Kerkweg, de entree naar het dorp. Tussen de Kerkweg en het plangebied zijn bomen aangeplant, waardoor een parkachtige inrichting is ontstaan. Daarachter ligt een bedrijventerrein. Ten noorden van het plangebied ligt de laatste uitbreidingswijk van Ruinerwold.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2023BP1002020-ON01_0005.png"

Figuur 2.4: Vogelvlucht - plangebied Kerkweg

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2023BP1002020-ON01_0006.png"

Figuur 2.5: Het plangebied gezien vanuit de noordwesthoek

Buitenhuizerweg

Het plangebied aan de Buitenhuizerweg 4 (zie hiervoor figuur 2.6 en figuur 2.7) bestaat uit een bedrijfswoning, een drie schuren met een gezamenlijk oppervlak van circa 2.400 m2. Met achter op het erf een (drijf)mestsilo. Het erf is in het gebruik als varkenshouderij. Sloten zorgen voor de begrenzing van het perceel, waarvan een deel door houtwallen en beplanting wordt begeleid.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2023BP1002020-ON01_0007.png"

Figuur 2.6 Luchtfoto Buitenhuizerweg 4 (bron: Google maps)

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2023BP1002020-ON01_0008.png"
Figuur 2.7 Aanzicht Buitenhuizerweg 4, vanaf de Buitenhuizerweg (bron: Google maps)

Hoofdstuk 3 Het plan

Op basis van de uitgangspunten van het beleid, de milieuaspecten en de ruimtelijke analyse is een stedenbouwkundig ontwerp opgesteld voor de ontwikkeling van het plangebied. Het stedenbouwkundig ontwerp en uitgebreide beschrijving hiervan is opgenomen in bijlage 1 Stedenbouwkundig Plan Kerkweg en Buitenhuizerweg 4 bij de regels. In de volgende paragrafen wordt beknopt ingegaan op het plan voornemen. Voor de leesbaarheid wordt eerst ingegaan op de nieuwbouwwijk aan de Kerkweg en vervolgens op de ontwikkeling aan de Buitenhuizerweg 4.

3.1 Planvorming

Kerkweg

De gemeente de Wolden heeft in 2011 in de Structuurvisie aangegeven ruimte te zien voor toekomstige woningbouw aan de zuidzijde van Ruinerwold. In 2021 is initiatiefnemer gestart met een verkenning hoe woningbouw binnen het plangebied mogelijk gemaakt kan worden conform gemeentelijke uitgangspunten. In het stedenbouwkundig plan zoals opgenomen in bijlage 1 bij de regels, is voor de ontwikkeling van het gebied een uitgebreide gebiedsanalyse uitgevoerd. Met deze gebiedsanalyse is naar de historie van het gebied, het landschap, de omgeving, maar ook naar de ondergrond gekeken. In figuur 3.1 is de samenvatting van deze analyse weergegeven.

Hieruit blijkt dat:

  • Het slagenlandschap is duidelijk herkenbaar in Ruinerwold. De langgerekte, smalle kavels lopen loodrecht op het historische lint. Het plangebied maakt deel uit van dit specifieke landschapstype. Typerende landschapselementen zijn de waterwegen en houtwallen;
  • De belangrijkste wegenstructuur is ontstaan langs het historische lint en de T-splitsing. Aan deze structuur is nooit iets veranderd;
  • Het ruimtelijke karakter van het ongeveer 7,5 km lange en 1,5 km brede dubbellint van Ruinerwold wordt bepaald door twee parallelle bebouwingslinten te midden van een vrijwel open landschap. Een belangrijk ruimtelijk kenmerk is het onbebouwde ‘open’ grasland tussen de dubbele bebouwingslinten;
  • Langs de dorpsrand zijn op verschillende plekken uitzichten naar het open landschap. Over het algemeen is de stadsrand groen ingericht om een zachte overgang van het stedelijke gebied naar het open landschap te bewerkstelligen;
  • Er is een mogelijkheid om de ontwikkeling te integreren met het bestaande recreatieve netwerk. De aanleg van wandel- en fietspaden binnen de ontwikkeling creëert tevens kansen voor korte recreatieve uitstapjes, een element dat momenteel ontbreekt in de rest van Ruinerwold;
  • Er zijn mogelijkheden om klimaatadaptieve maatregelen te implementeren in de nieuwe buurt, die de waterproblemen in het stedelijke gebied van Ruinerwold gedeeltelijk kunnen aanpakken.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2023BP1002020-ON01_0009.png"
Figuur 3.1 Samenvatting analyse (bron: stedenbouwkundig plan, Bijlage 1 bij de regels)

Op basis van de gebiedsanalyse zijn ontwikkelprincipes opgesteld:

  • Groene open zones langs de randen van de ontwikkeling;
  • Accent op de houtwal;
  • Doortrekken rand bedrijventerrein;
  • Dichtheid bebouwing;
  • Eigen ontsluiting;
  • Onderdeel recreatief netwerk.

In meerdere ontwerpsessies en in overleg met de gemeente is het ontwerp ontstaan om een gevarieerd woningbouwprogramma binnen het plangebied te realiseren, bestaande uit 125 woningen. Met de voorgestelde inrichting, zie figuur 3.2, wordt zo veel mogelijk aangesloten bij de ruimtelijke kwaliteitsaspecten van het huidige gebied, de omliggende bebouwing en percelen. Daarbij voegt de ontwikkeling zich in de bestaande landschapsstructuur, waarbij aansluiting wordt gezocht bij de kernwaarde 'wegdorpen van de laagveenontginning'.

Met de voorgestelde inrichting wordt de bebouwing gerealiseerd passend in het beeld van smalle, langgerekte verkavelingen haaks op de ontginningsas. De al aanwezige bomen aan de oostzijde en de houtwal in het gebied, blijven behouden en waar mogelijk versterkt.

Bestaande elzen krijgen de ruimte om uit te groeien tot volwaardige bomen. De houtwal wordt versterkt door de aanplant van extra groen. De bestaande houtwal vormt de plangrens, aangrenzend wordt een 9 meter brede groenstrook voorzien waarin ook het groenparkeren en een voetpad is voorzien.

De bestaande houtwal zorgt voor een groene rand langs de woningbouwontwikkeling waarmee de ontwikkeling als 'vanzelf' landschappelijk wordt ingebed.

De woningbouwontwikkeling wordt gerealiseerd binnen de bestaande landschappelijke structuur van het slagenlandschap. Het patroon van bestaande houtwallen en sloten vormen als het ware het landschappelijk raamwerk waarbinnen de woningbouw tot ontwikkeling komt.

Door de robuuste houtsingel aan de oostzijde en het aanplanten van nieuwe boomgroepen aan de zuidzijde van het plangebied én de erfbeplanting van de woningen/boerderijen van Buitenhuizen is het zicht op de nieuwe buurt beperkt. In overeenstemming met de provincie is besloten om voor de herkenbaarheid van deze twee singels een breedte van 9 en 6 meter aan te houden. In de verbeelding van dit bestemmingsplan is dit gewaarborgd door middel van de bestemming 'groen'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2023BP1002020-ON01_0010.png"Figuur 3.2 Totaalbeeld stedenbouwkundig ontwerp (bron: stedenbouwkundig plan, bijlage 1 bij de regels)

Ontwikkeling per fase

De planontwikkeling wordt in drie fasen gerealiseerd, zie figuur 3.3. Een gefaseerde planontwikkeling zorgt ervoor dat er met elke voltooide fase een nieuwe dorpsrand ontstaat. De woningbouw wordt gerealiseerd in aansluiting op de bestaande bebouwde kom. Aan de noordzijde is dat de woonwijk en aan de westzijde het bedrijventerrein. De bebouwingsdichtheid neemt van noord naar zuid af, met de rijwoningen aan de noordkant van het plan en de vrijstaande woningen aan de zuidkant. Aan de zuidrand van het plan is veel ruimte, waardoor er geen sprake is van een dichte dorpsrand. Zodat de groene buffer, zoals beschreven in de ontwikkelprincipes, behouden blijft.

Om een goede landschappelijke inpassing te realiseren wordt eenzelfde groenstrook met een haag en sloot aan één kant langs de weg toegepast. Hiermee wordt deelgebied een zachte overgang naar het omliggende landschap geborgd. In het stedenbouwkundig plan (zie hiervoor bijlage 1 Stedenbouwkundig Plan Kerkweg en Buitenhuizerweg 4 bij de regels) wordt nader ingegaan op de landschappelijke afronding.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2023BP1002020-ON01_0011.png"Figuur 3.3 Afronding per fase. (bron: stedenbouwkundig plan, bijlage 1 bij de regels)

Woningbouw en verschillende doelgroepen

De woningbouw in het plan is afgestemd op de kwalitatieve woningbehoefte (125 woningen in diverse segmenten, waarvan 38 sociale huur). Paragraaf 3.3 Laddertoets gaat hier nader op in. Om optimaal in te kunnen spelen op de behoefte op de woningmarkt is ervoor gekozen om de ontwikkeling gefaseerd te laten plaatsvinden binnen het tijdsbestek van meerdere jaren. Per fase is rekening gehouden met elke doelgroep, zo zijn er in elke fase goedkope, middeldure en dure woningen. Tot slot worden in de laatste fase sociale huurwoningen in de vorm van appartementen gebouwd. Hierdoor voorziet het plan voor de aankomende jaren in woningbouw voor elke doelgroep.

Behoudt robuuste zone

Het lint aan de Buitenhuizerweg is niet aangewezen als historisch lint, desalniettemin is dit een belangrijk element in het huidige landschap. Om deze herkenbaarheid te behouden dient de openheid en het zicht op dit lint behouden te blijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2023BP1002020-ON01_0012.png"
Figuur 3.4 Groene open zones langs de randen van de ontwikkeling (bron: stedenbouwkundig plan, bijlage 1 bij de regels)

Bestaande groene zones zullen behouden blijven of verder worden uitgebreid. Er zal geen sprake zijn van strikte begrenzingen; de nieuwe ontwikkeling zal geleidelijk overgaan van de stedelijke rand naar het open landschap met behoud van een natuurlijke groene overgang.

In het stedenbouwkundig plan zijn enkele visualisaties vanaf de kerkweg en de Buitenhuizenweg opgenomen. Deze visualisaties tonen aan hoe het ontwikkelprincipe ‘Groene open zones langs de randen van de ontwikkeling’ is verwerkt binnen het

stedenbouwkundig plan en wat de 'impact' is op het landschap.

De groene zone tussen de nieuwe ontwikkeling en de bestaande bebouwing langs de Buitenhuizerweg blijft open. Hierdoor is geborgd dat het lint langs de Buitenhuizerweg niet aan Ruinerwold groeit, en dit als aparte stedenbouwkundige structuur in het landschap te herkennen is met zijn eigen karakteristiek.

Buitenhuizerweg 4

De initiatiefnemer wordt ook eigenaar geworden van het perceel Buitenhuizerweg 4. Naast de ontwikkeling van het grote plangebied wordt de ontwikkeling van dit agrarische erf tot een woonerf met drie wooneenheden (2 nieuwe en 1 bestaande) in het kader van ruimte-voor-ruimte gelijktijdig voorbereid. Ten behoeve van de landschappelijke inpassing, is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld. Zie hiervoor bijlage 1 Stedenbouwkundig Plan Kerkweg en Buitenhuizerweg 4 bij de regels

Artikel 2.16 ‘Ruimte voor ruimte’ regeling

Voor de transformatie van dit deel van het plangebied wordt er gebruik gemaakt van de ruimte voor ruimte regeling. Met deze regeling is het mogelijk om bedrijfsmatige bebouwing te sloop en ter compositie nieuwe woning(en) te realiseren. Hiervoor geldt de volgende (provinciale) regeling:

1. Een ruimtelijk plan voor een gebied gelegen buiten bestaand stedelijk gebied, kan voorzien in een ruimte-voor-ruimte-regeling als in dat gebied bedrijfsmatige of maatschappelijke bebouwing aanwezig is die de oorspronkelijk functie is verloren, mits:

  • a. de sloopnorm voor 1 compensatiewoning ten minste 750 m² en ten minste 2.000 m² voor maximaal 2 compensatiewoningen aan bedrijfsbebouwing bedraagt;
  • b. onverminderd het bepaalde in sub a bedraagt de sloopnorm voor 3 compensatiewoningen ten minste 3000 m² en ten minste 4000 m² voor 4 compensatiewoningen en ten minste 5000 m² voor 5 compensatiewoningen.
  • c. In afwijking van het bepaalde in sub b bedraagt de sloopnorm 6 compensatiewoningen wanneer meer dan 6000 m² wordt gesloopt.

Op het erf staat circa 2.400 m² aan landschap ontsierende bebouwing. Op basis van de provinciale regeling mogen naast de bestaande woning, twee compensatiewoningen worden gerealiseerd (artikel 2.16, lid 1, sub a).

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2023BP1002020-ON01_0013.png"
Figuur 3.5 Mogelijke erfinrichting Buitenhuizerweg 4. (bron: stedenbouwkundig plan, bijlage 1 bij de regels)

Het perceel aan de Buitenhuizerweg 4 in Ruinerwold maakt onderdeel uit van de totaalontwikkeling. De bestaande bedrijfsactiviteiten worden beëindigd en de agrarische opstallen gesloopt. In het kader van het ruimte voor ruimte regeling is de realisatie van twee nieuwe woningen en het vervangen van de bestaande woning op het perceel mogelijk.

Met de inrichting van het perceel wordt aansluiting gezocht bij het bestaande beeld van lintbebouwing aan de Buitenhuizerweg. De nieuwe ontwikkeling voorziet in twee vrijstaande woningen als onderdeel van het bebouwingslint en één vrijstaande woning op het achtererf.

De richting van het landschap is hier bepalend voor de inrichting van het nieuwe erf. De groenstructuren in noord-zuid richting worden versterkt waarmee de ontwikkeling als totaal met groen wordt ingekaderd. De bestaande houtwal die de achtergrens van het perceel aan de westzijde begrenst, wordt in dit plan doorgezet waardoor er een sterke landschappelijke grens ontstaat. De bestaande groenstructuren van de omliggende erven worden op deze manier doorgezet op dit perceel, waarmee er een vanzelfsprekende tweedeling op het nieuwe erf ontstaat en tegelijkertijd een groene inpassing en erfafscheiding tussen de uit te geven kavels onderling

3.2 Beeldkwaliteit

Vanwege de ligging van het plangebied aan de rand van Ruinerwold en de bijbehorende cultuurhistorische en landschappelijke waarden, verdient het de voorkeur om voor deze nieuwe uitbreidingswijk specifieke eisen voor de beeldkwaliteit op te stellen. Daarom is voor de ontwikkeling een stedenbouwkundig en wordt een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Zie hiervoor bijlage 1 Stedenbouwkundig Plan Kerkweg en Buitenhuizerweg 4 bij de regels. Om de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe bebouwing goed op de lokale karakteristiek aan te laten sluiten zijn de geldende welstandsnota en het Landschappelijke Ontwikkelings Kader (LOK) als uitgangspunt genomen en daar waar nodig aangescherpt.

In het stedenbouwkundig en beeldkwaliteitsplan zijn diverse ruimtelijk structurerende elementen van het gebied beschreven. Aan de hand van de ruimtelijke en cultuurhistorische analyse zijn de uitgangspunten opgesteld en vertaald naar een stedenbouwkundig plan. De situering van de gebouwen en de inrichting van het gebied komt voort uit deze analyse. Daarnaast zijn in het beeldkwaliteitsplan uitgangspunten/criteria voor de vormgeving, detaillering, kleuren en materialen van de gebouwen en bijgebouwen geformuleerd.

Het beeldkwaliteitsplan wordt door de gemeenteraad vastgesteld als toevoeging op de welstandsnota en wordt tevens als bijlage bij de regels van het bestemmingsplan opgenomen. Om de stedenbouwkundige (landschappelijke) inpassing te borgen is in artikel 13.3 Voorwaardelijke verplichting van de planregels een voorwaardelijke verplichting opgenomen, waarmee het realiseren en het onderhouden van de stedenbouwkundige inpassing wordt geborgd.

3.3 Laddertoets

Voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen binnen bestaand stedelijk gebied moet de behoefte in de relevante regio worden beschreven op basis van het Besluit ruimtelijke ordening artikel 3.1.6 lid 2. Voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied moet daarnaast worden gemotiveerd waarom deze niet binnen bestaand stedelijk gebied gerealiseerd kunnen worden.


Toetsing

Voor wonen geldt, dat voor woningbouwlocaties vanaf twaalf woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling waarvoor een Laddertoets nodig is. Het bestemmingsplan maakt op de locatie Kerkweg 125 woningen mogelijk en op de locatie Buitenhuizerweg 4, twee nieuwe woningen en één bestaande woning (ruimte -voor -ruimte-regeling). De netto toenamen van nieuwe woningen komt daarmee op 127 woningen. In dit geval is sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied. Daarom is de behoefte beschreven en de locatiekeuze gemotiveerd.

Beschrijving behoefte

De woningbehoefte blijkt uit de actuele woon(zorg)visie (vastgesteld door de gemeenteraad op 30 maart 2023).

De komende jaren verwacht de gemeente een trendmatige huishoudensgroei (minimaal 550 tussen 2021 en 2030) (Companen 2021). Deze groei komt onder andere doordat er meer mensen naar gemeente De Wolden verhuizen en omdat huishoudens kleiner worden (meer alleenstaanden). Boven op deze trend verwacht de gemeente een aanvullende
groei, door de uitstroom van de vakantieparken (35-75), meer arbeidsmigranten en meer
statushouders (Companen 2021). Dit alles betekent voor de periode tot 2030 een verwachte woningbehoefte van 750-1.000 extra woningen, waarvan het grootste deel in de komende vijf jaar nodig is. Hierdoor heeft de gemeente naast deze woningbouwopgave ook een versnellingsopgave.

Het woningbouwprogramma wordt als volgt over de kernen verdeeld (gebaseerd op de
relatieve verwachte trendmatige groei uit het woningmarktonderzoek van Companen uit
2021).

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2023BP1002020-ON01_0014.png"

Figuur 3.6 Verdeling woningbouw over de kernen (Bron: Woon(zorg)visie)

Kwalitatieve behoefte

De nieuwbouwopgave is naast kwantitatief vooral kwalitatief. Er is aandacht nodig voor de kwalitatieve woonbehoefte van verscheidene doelgroepen. Het gaat de komende tien jaar in belangrijke mate om de vraag van starters en doorstromers.


Er is vooral behoefte aan betaalbare en middeldure koopwoningen (Companen 2021). Het woningmarktonderzoek 2021 definieert betaalbare koopwoningen als woningen tot €225.000,- en middeldure koopwoningen als woningen tot €325.000,-. Doordat de woningmarkt, bouwkosten en de rentes snel veranderen, kijkt de gemeente of deze bedragen bijgesteld moeten worden.

Naast betaalbare koop is er de meeste behoefte aan sociale huur: 20-25 procent (Companen 2021). De Nationale Woon- en Bouwagenda stelt dat gemeenten moeten toewerken naar een aandeel van 30 procent sociale huur over de gehele woningvoorraad, tenzij dit evident niet logisch of haalbaar is. Gemeente De Wolden werkt toe naar de lokale behoefte. Dit betekent een uitbreiding van de voorraad sociale huurwoningen met 200 (een netto toevoeging van 110).

Naast aantallen en prijsklassen gaat het tot slot om woningtypen. Momenteel staan er in De Wolden vooral vrijstaande- en twee-onder-een-kapwoningen (Companen 2021). Met de toename van het aantal een- en tweepersoonshuishoudens onder zowel de starters als senioren ligt het toevoegen van meer woningen die in De Wolden nog niet veel aanwezig zijn voor de hand, waaronder rijwoningen, (ruime) appartementen, patiowoningen en geclusterde woonvormen met gedeelde voorzieningen zoals hofjes.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2023BP1002020-ON01_0015.png"

Figuur 3.7 Kwalitatieve woningbehoefte 2021-2030 (bron: woon(zorg)visie)

Doelgroepen: Van de 750-1.000 woningen zijn op gemeenteniveau:

  • Minimaal 550 reguliere woningen
  • Minimaal 200 woningen voor arbeidsmigranten
  • Daar komen minimaal 50 zorgwoningen 24-uurszorg bovenop.

Woningtypen: van de 750-1.000 woningen tot 2030 zijn op gemeenteniveau:

  • Minimaal 100 woningen bijzondere woonvormen zoals hofjes, CPO-projecten of tiny villa’s (10-14%)
  • Minimaal 100 kavels beschikbaar voor zelfbouw (10-14%)
  • Maximaal 100 vrijstaande woningen en/of dure koopwoningen, allemaal levensloopbestendig (10-14%)

Prijssegmenten: van de 750-1.000 woningen tot 2030 zijn:

  • Minimaal 200 sociale huurwoningen (20-25%), waarvan: minimaal 50 sociale huurwoningen in geclusterde woonvormen
  • Minimaal 200 betaalbare koopwoningen tot €275.000,- (20-25%)
  • Minimaal 200 middeldure koopwoningen tussen €275.000,- en €405.000,- (NHGgrens) of middenhuurwoningen met een huurprijs tussen de liberalisatiegrens en €1.000,- (20-25%)
  • Maximaal 100 dure koopwoningen, alle levensoopbestendig en alleen bij grotere ontwikkellocaties of locaties waar herontwikkeling gewenst is en stedenbouwkundig geen andere invulling mogelijk is (>10 in de grote kernen en >5 in de kleine kernen) (boven €405.000,-) (10-14%)

Een indicatief overzicht van woningtypes die op dit moment passen bij de genoemde prijzen, is:

  • Betaalbare koop: kleiner appartement, tussenwoning
  • Middeldure koop/middenhuur: middelgroot appartement, hoekwoning, kleine 2-onder-1-kap-woning
  • Dure koop: groot appartement, grote 2-onder-1-kap-woning, vrijstaand, levensloopbestendig

In 2023 actualiseert de gemeente het woningbouwprogramma naar aanleiding van de regionale Woondeal Zuidwest Drenthe die op 21 december 2022 getekend is. Hierin is afgesproken dat de gemeenten in Zuidwest Drenthe de bouw van minimaal 5.033 woningen versnellen.

Uit het overzicht blijkt dat er slechts harde plancapaciteit is voor 113 woningen, terwijl de gemeente een eigen opgave heeft van 750 tot 1.000 woningen waarvan een versnellingsopgave van 747 woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2023BP1002020-ON01_0016.png"

Figuur 3.8 Minimale woningbouwaantallen per gemeente

De bouwlocaties genoemd in bijlage 4 van de regionale woondeal zijn aangewezen als voorbeeldprojecten in de regio Zuidwest Drenthe en noodzakelijk voor realisatie van de versnellingsopgave. De uitbreidinglocatie in Ruinerwold met indicatief 127 woningen is één van deze projecten.

Toetsing

Er is in de gemeente De Wolden sprake van een grote woningbehoefte en een tekort aan harde plancapaciteit. Dit plan betreft een ontwikkellocatie aansluitend aan het bestaand stedelijk gebied van het kerndorp Ruinerwold. Regionaal is afgesproken dat in De Wolden 750-1000 woningen worden gebouwd tot 2023. Daarbij zijn in de Regionale Woondeal afspraken gemaakt om de bouw van 747 woningen te versnellen. De locatie is hierin aangemerkt als een van de sleutelprojecten.

De segmentering in het plan is afgestemd op de kwalitatieve woningbehoefte in diverse segmenten. De segmentering is ook afgestemd op het nieuwe woonbeleid. In onderstaande tabel wordt dit weergegeven. De percentages in de middelste kolom gelden gemeentebreed. Afwijking van deze percentages kan inhouden dat in andere plannen moet worden gecompenseerd.

  Aantal in plan   Beleid gemeente breed   % plan  
Sociale huur   38   Minimaal 20-25%   30%  
Betaalbare koopwoningen tot €275.000   34   Minimaal 20-25%   27%  
Middelduur tussen 275.000 en 405.000 (NHG grens)   35   Minimaal 20-25%   28%  
Duur boven €405.000   20*   maximaal 10-14%   16%  

*inclusief 2 nieuwe woningen plandeel Buitenhuizerweg 4

Motivering locatiekeuze (waarom niet binnenstedelijk)

Binnen het bestaand stedelijk gebied van de gemeente De Wolden is onvoldoende ruimte beschikbaar voor de bouw van 750 tot 1.000 woningen. Daarom zijn naast de inbreidingslocaties ook enkele uitbreidingslocaties aansluitend aan de kerndorpen aangewezen. Zoals blijkt uit de toekomstvisie, zie paragraaf 4.4.1 'Samen aan zet! Toekomstvisie 2022-2040, is het voorliggende plangebied aan de Kerkweg één van de aangewezen uitbreidingslocaties.

Voor de bouw van 125 woningen, aan de Kerkweg, is circa 4 hectare nodig. Die ruimte is niet beschikbaar op alternatieve locaties binnen de kern Ruinerwold.

De locatie Buitenhuizerweg 4 betreft een ruimte-voor-ruimte locatie. Hier wordt vrijkomende agrarische bebouwing gesloopt in ruil voor de bouw van twee nieuwe woningen. Dit is alleen uitvoerbaar op de plek zelf. In paragraaf 4.2.2 Omgevingsverordening Drenthe en paragraaf 4.4.5 Ruimte voor ruimte regeling wordt dit deel van de ontwikkeling getoetst aan de regeling Ruimte voor Ruimte van de provincie Drenthe en de gemeente De Wolden.

Conclusie

De ontwikkeling voldoet aan de ladder voor duurzame verstedelijking. Er is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik door gebruik te maken van een locatie aansluitend aan bestaand stedelijk gebied om de grote woningbehoefte op te vangen.

3.4 Verkeer en parkeren

Toetsingskader

Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en dat de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid.

De gemeente De Wolden heeft in het Gemeentelijk Verkeers- en vervoersplan De Wolden, haar parkeerbeleid opgenomen. In dit beleid is beschreven dat de gemeente bij het berekenen van de parkeerbehoefte gebruik gemaakt van de kencijfers uit CROW publicatie 381. Voor het bepalen van de te hanteren kencijfers is op basis van CBS-data voor de gemeente De Wolden een stedelijkheidsgraad aangehouden van 'niet stedelijk'. Voor de ligging van de beoogde ontwikkeling is uitgegaan van het gebiedstype 'rest bebouwde kom'. Vervolgens is op basis van de omgevingsadressendichtheid en het gemiddelde autobezit binnen de gemeente De Wolden per kencijfer het gemiddelde van de bandbreedte aangehouden. Ook voor het berekenen van de verkeersgeneratie van de beoogde ontwikkeling is gebruik gemaakt van de kencijfers uit CROW-publicatie 381.

Ontsluiting

Gemotoriseerd verkeer

Het plangebied wordt ontsloten via de Kerkweg. Conform het 'Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan De Wolden' is de Kerkweg gecategoriseerd als een erftoegangsweg B met een maximumsnelheid van 30 km/u. Ten zuiden van het plangebied wijzigt de functie van de Kerkweg in een erftoegangsweg A met een maximumsnelheid van 50 km/u. De Kerkweg sluit in het zuiden aan op de N375. Via de N375 zijn de A35 en de A28 te bereiken. In noordelijke richting komt de Kerkweg uit op het kruispunt Boerpad – Dijkhuizen – Kerkweg – Haakswold. De Dijkhuizen is ingericht als een erftoegangsweg B met een maximumsnelheid van 30 km/u en leidt in oostelijke richting naar de kernen Oosteinde en Ruinen. De Haakswold is ingericht als een erftoegangsweg A met een maximumsnelheid van 50 km/u en leidt in westelijke richting naar Meppel.

Langzaam verkeer

Aan weerszijde van de Kerkweg is ten noorden van het plangebied (zie figuur 3.9) een voetpad aanwezig. In overeenstemming met het gemeentelijk verkeer en vervoerplan zijn op het noordelijk deel van de Kerkweg geen aparte fietsvoorzieningen aanwezig. Fietsverkeer mengt zich hier met het gemotoriseerd verkeer. Op het zuidelijk deel van de Kerkweg (zie figuur 3.10) is ten oosten van de rijbaan een vrijliggend wandelpad aanwezig. Voor fietsers zijn aan weerszijden van de rijbaan fietssuggestiestroken aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2023BP1002020-ON01_0017.png"

Figuur 3.9 Overzicht inrichting Kerkweg noordelijk deel (bron: Cyclomedia 2023)

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2023BP1002020-ON01_0018.png"

Figuur 3.10 Overzicht inrichting Kerkweg zuidelijk deel (bron: Cyclomedia 2023)

Openbaar vervoer

De dichtstbijzijnde OV-halte vanaf het plangebied is gelegen op circa 650 meter loopafstand aan de Dijkhuizen. Bij deze halte halteert buslijn 32, tussen Hoogeveen en Meppel.

Verkeersgeneratie

De beoogde woningbouwontwikkeling aan de Kerkweg bestaat uit 125 woningen. Met behulp van de CROW-kencijfers is de verkeersgeneratie gedurende een gemiddelde weekdag berekend. Echter is voor het beoordelen van de verkeersafwikkeling de verkeersgeneratie gedurende een gemiddelde werkdag maatgevend. Conform CROW-publicatie 381 wordt voor het omrekenen van weekdag naar werkdag een omrekenfactor van 1,11 toegepast. In tabel 3.1 is de verkeersgeneratie van de beoogde ontwikkeling berekend.

In de bestaande situatie is het plangebied in gebruik als landbouwgrond. De verkeersgeneratie in de bestaande situatie is dan ook nihil te noemen. Bij het bepalen van de verkeersgeneratie na planontwikkeling is het dan ook niet mogelijk om te salderen met de bestaande situatie.

Tabel 3.1 De verkeersgeneratie van de beoogde ontwikkeling aan de Kerkweg

Woningtype   Functie CROW   Aantal   Kencijfer   Weekdag
(mvt/etmaal)  
Werkdag
(mvt/etmaal)  
Appartementen (sociale huur)   Huur appartement, midden/goedkoop (inclusief sociale huur)   38 woningen   4,1 per woning   155,8   172,94  
Vrije kavels   Koophuis, vrijstaand   7 woningen   8,2 per woning   57,4   63,71  
Vrijstaand seriematig   Koophuis, vrijstaand   11 woningen   8,2 per woning   90,2   100,12  
Tweekapper   Koophuis, twee-onder-een-kap   22 woningen   7,8 per woning   171,6   190,48  
Levensloopbestendig rij   Koophuis, tussen/hoek   6 woningen   7,4 per woning   44,4   49,29  
Middelduur rij hoekwoning   Koophuis, tussen/hoek   2 woningen   7,4 per woning   14,8   16,43  
Middelduur rij   Koophuis, tussen/hoek   5 woningen   7,4 per woning   37   41,07  
Goedkoop rij hoekwoning   Koophuis, tussen/hoek   12 woningen   7,4 per woning   88,8   98,57  
Goedkoop rij   Koophuis, tussen/hoek   22 woningen   7,4 per woning   162,8   180,71  
Totaal   125 woningen     822,8   913,31  

De beoogde ontwikkeling leidt tot een verkeerstoename van 823 mvt/etmaal gedurende een gemiddelde weekdag, oftewel 913 mvt/etmaal gedurende een gemiddelde werkdag. Voor het beoordelen van de verkeersafwikkeling is de verkeersgeneratie op het drukste uur maatgevend. Binnen het verkeerskundig vakgebied wordt als vuistregel aangehouden dat gedurende het drukste uur 10% van de etmaalintensiteit wordt afgewikkeld. Voor de beoogde ontwikkeling leidt dit tot een verkeersgeneratie van (913 x 0,1 =) 91 mvt/uur.

Verkeerstoedeling

Voor het bepalen van de toedeling van het gegenereerde verkeer is gebruik gemaakt van de navigatietool van Google Maps. Het plangebied wordt via twee aansluitingen ontsloten op de Kerkweg. Vanaf de Kerkweg wordt 70% (64 mvt/uur) van het gegenereerde verkeer ontsloten in zuidelijke richting naar het kruispunt Kerkweg – Buitenhuizerweg - Blijdenstein. De overige 30% (27 mvt/uur) wordt in noordelijke richting ontsloten, om vervolgens over de Haakswold te worden afgewikkeld in westelijke richting. Vanaf het kruispunt Kerkweg – Buitenhuizerweg – Blijdenstein wordt 60% (55 mvt/uur) verder afgewikkeld via de Blijdenstein en de Broekhuizen richting het kruispunt Broekhuizen – N375 - oosterbroekenweg. De resterende 10% (9 mvt/uur) wordt over de Buitenhuizerweg in oostelijke richting ontsloten. Op het kruispunt Broekhuizen – N375 – Oosterbroekenweg wordt 30% (37 mvt/uur) ontsloten over de N375 in westelijke richting, 20% (18 mvt/uur) in oostelijke richting en 10% (9 mvt/uur) over de Oosterbroekenweg richting het zuiden. In figuur 3.11 is de beoogde toedeling van het gegenereerde verkeer weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2023BP1002020-ON01_0019.png"

Figuur 3.11 De verkeerstoedeling voor de beoogde ontwikkeling

Verkeersafwikkeling

Voor het bepalen van de verkeersintensiteit op de Kerkweg in de autonome situatie is gebruik gemaakt van de verkeerstellingen uit 2021 (weekdag intensiteiten). Voor het omrekenen naar werkdagintensiteiten is voor erftoegangswegen een omrekenfactor van 1,09 toegepast. In onderstaande figuur is een overzicht weergegeven van de telpunten. Vervolgens zijn in tabel 3.2 de verkeersintensiteiten weergegeven per telpunt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2023BP1002020-ON01_0020.png"

Figuur 3.12 De locaties van de telpunten op de Kerkweg

Tabel 3.2 Verkeersintensiteiten per wegvak met en zonder planbijdrage

Nummer   Wegvak   Ligging   Werkdag exclusief planbijdrage (mvt/etmaal)   Planbijdrage (mvt/etmaal)   Werkdag inclusief planbijdrage (mvt/etmaal)  
1   Kerkweg   Ter hoogte van Kerkweg 15-17   2.782   274 (30%)   3.056  
2   Kerkweg   Ter hoogte van Kerkweg 45-51   1.810   274 (30%)   2.084  
3   Kerkweg   Ter hoogte van Westenweide   2.874   639 (70%)   3.514  

Conform de bovenstaande tabel bedraagt de intensiteit op de Kerkweg in de autonome situatie circa 2.700 à 2.800 mvt/etmaal gedurende een gemiddelde werkdag. Ter hoogte van telpunt 1 is de Kerkweg ingericht als een erftoegangsweg B (binnen de bouwde kom). Volgens het GVVP van de gemeente De Wolden kan een erftoegangsweg B een intensiteit van maximaal 5.000 mvt/etmaal verwerken. Na planbijdrage stijgt de verkeersintensiteit ter hoogte van telpunt 1 naar circa 3.100 mvt/etmaal, wat betekent dat de Kerkweg nog ruim voldoende restcapaciteit heeft om de beoogde planbijdrage probleemloos vlot en veilig op te vangen.

Bij telpunt 3 is de Kerkweg ingericht als een erftoegangsweg , buiten de bouwde kom, waarvoor de gemeente De Wolden een intensiteit van ten minste 6.000 mvt/etmaal aanhoudt. Dit sluit aan bij de landelijke richtlijnen. Ten gevolge van de beoogde ontwikkeling stijgt de verkeersintensiteit bij telpunt 3 naar circa 3.500 mvt/etmaal. Ook hier geldt dat zelfs na planbijdrage de verkeersintensiteit dermate laag blijft dat er geen knelpunten op het gebied van verkeersdoorstroming ontstaan.

Cumulatie

Aan de westzijde van de Kerkweg ligt het bedrijventerrein Hoge Akkers. De gemeente de Wolden heeft in 2023 voor dit bedrijventerrein een nieuw bestemmingsplan vastgelegd. Het bestaande bedrijventerrein Hoge Akkers wordt in westelijke richting met circa 6,5 ha uitgebreid.

Uit paragraaf 3.4 Verkeer en parken van het bestemmingsplan ‘Ruinerwold, uitbreiding Hoge Akkers’ blijkt dat door de Hoge Akkers een verkeersgeneratie wordt verwacht van circa:

  • 634 personenauto's per weekdagetmaal
  • 149 vrachtauto's per weekdagetmaal

De totale verkeergeneratie bedraagt hiermee circa 783 voertuigbewegingen per weekdagetmaal. Waarvan 50% (392 mvt/etmaal) over de Kerkweg wordt ontsloten. Voor Hoge Akkers zijn in het bestemmingsplan alleen Weekdag etmaal bewegingen bescheren Daarom wordt voor de cumulatie gekeken naar de weekdag gegevens.

Voor de cumulatie van wegverkeer is telpunt 3 van belang. In tabel 3.4 is de verkeersintensiteiten voor dit meetpunt, waarbij verkeersgeneratie van beide projecten wordt weergeven.

Ten gevolge van de beoogde ontwikkeling en die van de Hoge Akkers stijgt de verkeersintensiteit bij telpunt 3 naar circa 3.850 mvt/etmaal. Ook hier geldt dat na de cumulerende planbijdrage de verkeersintensiteit lager blijft dat de landelijke en gemeentelijke richtlijnen. Verkeerskundige problemen vanwege de cumulatieve effecten zijn dan ook niet te verwachten.

Tabel 3.4 cumulerende verkeersgeneratie.
afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2023BP1002020-ON01_0021.png"

Verkeerssituatie Blijdenstein

Zoals hiervoor beschreven past de toename van verkeer door dit nieuwe bestemmingsplan qua intensiteit binnen de gemeentelijke en landelijke richtlijnen en kan de Kerkweg dit aan en hoeven er wettelijk gezien geen maatregelen te worden genomen. Maar door de bewoners van Blijdenstein wordt dit mogelijk anders ervaren. De weg ligt hier relatief dicht op de woningen en de maximumsnelheid bedraagt 50 km/uur. Tijdens de procedure van het eerder in 2023 vastgestelde bestemmingsplan voor de uitbreiding van het bedrijventerrein Hoge Akkers is vanuit Blijdenstein gereageerd op de verkeerssituatie ter plaatse. In november 2021 heeft men dit kenbaar gemaakt bij de gemeenteraad. De gemeenteraad heeft besloten om verkeersremmende maatregelen aan te brengen op de rijbaan door Blijdenstein en tevens om onderzoek te laten doen naar een mogelijke oplossing. Na een raadsinformatieavond zijn 3 varianten voorgelegd waaruit 1 variant verder zal worden uitgewerkt naar de haalbaarheid van een alternatieve ontsluiting voor Blijdenstein. Dit proces loopt.

Verkeersveiligheid

Voor het beoordelen van de verkeersveiligheid van de omliggende wegen is gebruik gemaakt van het ontwerpprincipe Duurzaam Veilig en de richtlijnen uit het GVVP van de gemeente De Wolden. Conform dit principe is de verkeersveiligheid van een weg geborgd als de intensiteit, gebruik en vormgeving van de weg met elkaar in evenwicht zijn. Voor de beoogde ontwikkeling is de verkeersveiligheid op de Kerkweg maatgevend. Hierbij is de Kerkweg onder te verdelen in het gedeelte ten noorden van het plangebied en het gedeelte vanaf het plangebied richting het zuiden.

Kerkweg Noord

Ten noorden van het plangebied is de Kerkweg ingericht als een erftoegangsweg B. De weg heeft een gemengd profiel waar fietsers en gemotoriseerd verkeer de rijbaan delen. Voor voetgangers is aan beide zijden van de rijbaan een voetpad aanwezig. Zoals benoemd bij de beoordeling van de verkeersafwikkeling is er voldoende restcapaciteit aanwezig op de Kerkweg dat het verkeer zonder problemen vlot en veilig kan worden afgewikkeld. Daarnaast zijn er meerdere snelheidsremmende maatregelen aanwezig om de verkeersveiligheid te borgen in de vorm van wegversmallingen, kruispuntplateau's en asverspringingen.

Kerkweg Zuid

Vanaf het plangebied in zuidelijke richting is de Kerkweg ingericht als een erftoegangsweg A. Aan weerszijden van de rijbaan zijn fietssuggestiestroken aanwezig. Daarnaast ligt parallel aan de Kerkweg aan de oostzijde een onverhard wandelpad. De weg heeft een verhardingsbreedte van circa 6 meter, wat overeenkomt met de ontwerprichtlijnen uit het GVVP. Ook de afwikkeling van het fietsverkeer via fietssuggestiestroken komt overeen met de inrichtingseisen uit het GVVP. Echter dient wel aandacht te worden besteed aan het handhaven van de maximumsnelheid. Wegens de lange rechtstand op de Kerkweg in combinatie met een gebrek aan snelheidsremmende maatregelen bestaat het risico dat het gemotoriseerde verkeer hier te hard rijdt. Dit leidt tot grotere snelheidsverschillen tussen het gemotoriseerde verkeer en fietsers, wat nadelige gevolgen heeft op de verkeersveiligheid van de weg. Daarom wordt aanbevolen om maatregelen te nemen om het snelheidsverschil te verminderen, in de vorm van drempels en verhoogde kruispuntplateau's.

Parkeren 

De parkeerbehoefte van de beoogde ontwikkeling is berekend aan de hand van de parkeerkencijfers uit CROW-publicatie 381. Aangezien het plangebied Kerkweg in de bestaande situatie bestaat uit agrarische grond is er geen sprake van een parkeerbehoefte in de bestaande situatie. Er kan dan ook geen saldering worden toegepast op de parkeerbehoefte van de beoogde ontwikkeling. In tabel 3.3 is de parkeerbehoefte van de beoogde ontwikkeling aan de Kerkweg berekend.

Naast de verkeersdoorstroming op wegvakniveau dient ook de verkeersafwikkeling bij kruispunten te worden beoordeeld. Voor de beoogde ontwikkeling zijn met name de twee aansluitingen van het plangebied op de Kerkweg maatgevend. Als uitgangspunt wordt aangehouden dat het gegenereerde verkeer evenredig wordt verdeeld over beide aansluitingen, wat betekent dat per aansluiting 46 mvt/uur wordt afgewikkeld. Dit komt neer op circa 1 voertuig per 1,5 minuut. Op basis van de intensiteiten uit tabel 2 is de intensiteit op de Kerkweg ten hoogte van beide aansluitingen dermate laag dat er voldoende invoegmogelijkheden zijn voor het verkeer vanuit het plangebied. Daarbij geldt dat om aan te sluiten bij de omliggende kruispunten beide aansluitingen ingericht dienen te worden als voorrangskruispunten, waarbij het verkeer op de Kerkweg voorrang heeft op het verkeer vanuit het plangebied. Eventuele wachtrijen zullen dan ook enkel ontstaan binnen het plangebied en daarmee geen invloed hebben op het doorgaande verkeer. Geconcludeerd wordt dat de beoogde ontwikkeling niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling.

Tabel 3.3 De parkeerbehoefte van de beoogde ontwikkeling aan de Kerkweg

        Parkeerbehoefte  
Woningtype   Functie CROW   Aantal   Parkeernorm   Bewoners   Bezoekers   Totaal  
Appartementen (sociale huur)   Huur, appartement, midden/goedkoop (incl. sociale huur)   38 woningen   1,4 per woning (incl. 0,3 voor bezoekers)   41,8   11,4   53,2  
Vrije kavels   Koophuis, vrijstaand   7 woningen   2,3 per woning (incl. 0,3 voor bezoekers)   14   2,1   16,1  
Vrijstaand, seriematig   Koophuis, vrijstaand   11 woningen   2,3 per woning (incl. 0,3 voor bezoekers)   22   3,3   25,3  
Tweekapper   Koophuis, twee-onder-één-kap   22 woningen   2,2 per woning (incl. 0,3 voor bezoekers)   41,8   6,6   48,4  
Levensloopbestendig rij   Koophuis, tussen/hoek   6 woningen   2 per woning (incl. 0,3 voor bezoekers)   10,2   1,8   12  
Middelduur rij hoekwoning   Koophuis, tussen/hoek   2 woningen   2 per woning (incl. 0,3 voor bezoekers)   3,4   0,6   4  
Middelduur rij   Koop, huis, tussen/hoek   5 woningen   2 per woning (incl. 0,3 voor bezoekers)   8,5   1,5   10  
Goedkoop rij hoekwoning   Koophuis, tussen/hoek   12 woningen   2 per woning (incl. 0,3 voor bezoekers)   20,4   3,6   24  
Goedkoop rij   Koophuis, tussen/hoek   22 woningen   2 per woning (incl. 0,3 voor bezoekers)   37,4   6,6   44  
Totaal   125 woningen     199,5   37,5   237  

In totaal gaat de beoogde ontwikkeling gepaard met een parkeerbehoefte van 237 parkeerplaatsen. Minimaal 38 parkeerplaatsen daarvan dienen openbaar toegankelijk te zijn ten behoeve van de parkeerbehoefte van bezoekers. Uit figuur 3.13 en het stedenbouwkundig plan (bijlage 1 Stedenbouwkundig Plan Kerkweg en Buitenhuizerweg 4 bij de regels) blijkt dat binnen het plangebied 271 parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Van deze 271 liggen er 189 in het openbaar gebied.

De overige 82 parkeerplaatsen worden op eigen terrein bij de woningen gerealiseerd. Met deze parkeeroplossing wordt ruimschoots voldaan aan de berekende parkeerbehoefte.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2023BP1002020-ON01_0022.png"

Figuur 3.13 woningbouwprogramma en parkeerbehoefte.

Plandeel Buitenhuizerweg

Het plandeel aan de Buitenhuizerweg vraagt om een minder uitgebreide toelichting, aangezien het om een rood-voor-rood-ontwikkeling gaat. Voor de nieuwe ontwikkeling wordt uitgegaan van 3 vrijstaande koopwoningen, wat resulteert in een verkeersgeneratie van 27,3 motorvoertuigen per etmaal (werkdag). Het verkeer van dit plandeel zal vanaf de aansluiting van de Buitenhuizerweg met de Kerkweg opgaan in het heersende verkeersbeeld. Uit de toelichting op de Kerkweg is al gebleken dat omliggende wegen voldoende restcapaciteit beschikbaar hebben.

De bestaande agrarische bedrijvigheid zal op deze locatie worden beëindigd, waarmee het bijbehorende (vracht)verkeer ook komt te vervallen en gesaldeerd kan worden met de nieuwe ontwikkeling. De totale toename van verkeer is hiermee zeer beperkt.

Op de locatie zijn drie vrijstaande woningen voorzien. De parkeerbehoefte van 2,3 parkeerplaatsen per woning is goed realiseerbaar op eigen terrein vanwege de kavelgrootte. Een nadere onderbouwing voor parkeren is daarmee niet nodig.

Conclusie verkeer en parkeren

De beoogde ontwikkeling leidt tot een verkeerstoename van 913 mvt/etmaal gedurende een gemiddelde werkdag. Op de omliggende wegen is voldoende restcapaciteit beschikbaar om de beoogde verkeerstoename probleemloos op te vangen. Op de Kerkweg wordt de verkeersveiligheid ten noorden van het plangebied geborgd door middel van de inrichting van de weg conform het GVVP van de gemeente De Wolden. Ook ten zuiden van het plangebied wordt voldaan aan de inrichtingseisen uit het GVVP. Echter is op dit wegvak wel een risico op te hard rijden wegens de lange rechtstand en het gebrek aan verkeersremmende maatregelen.

De parkeerbehoefte van de beoogde ontwikkeling bedraagt 237 parkeerplaatsen. Binnen het plangebied worden in totaal 271 parkeerplaatsen gerealiseerd, waarmee ruim voldoende parkeergelegenheid wordt aangeboden voor het opvangen van de parkeerbehoefte van de beoogde ontwikkeling.

Het plandeel aan de Buitenhuizerweg 4 is kleinschaliger van aard. Door beëindiging van de bedrijfsactiviteiten neemt het (vracht)verkeer aan de Buitenhuizerweg af. De totale toename van verkeer op deze locatie is hiermee zeer beperkt. Parkeren vindt op eigen terrein plaats.

Hoofdstuk 4 Beleidskaders

In dit hoofdstuk wordt het Rijksbeleid, provinciale beleid, regionale beleid en gemeentelijk beleid behandeld dat van toepassing is op het plangebied.

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden, en er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.


Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. De Regio Zwolle is aangewezen als een van de NOVI-gebieden. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren.

Opgaven

Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:

  • 1. Ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie;
  • 2. De economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden;
  • 3. Steden en regio's sterker en leefbaarder maken;
  • 4. Een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Realiseren opgaven

In de NOVI is een tweetal instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren:

  • 1. De Omgevingsagenda
    Voor Oost-Nederland is een omgevingsagenda opgesteld, waar de Regio Zwolle onderdeel van uitmaakt. In de Omgevingsagenda agenderen het Rijk en regio de gezamenlijke vraagstukken en de gewenste aanpak daarvan. De Omgevingsagenda biedt een basis voor uitvoeringsafspraken en inzet van programma's en projectbesluiten van Rijk en regio.
  • 2. De NOVI-gebieden
    Een NOVI-gebied is een instrument waarbij Rijk en regio meerdere jaren verbonden zijn aan de gezamenlijke uitwerking van de verschillende opgaven in het ruimtelijke domein. Vaak wordt voortgebouwd op bestaande samenwerkingstrajecten.

Regio Zwolle betreft een regio die snel sterk groeit, waardoor de woningmarkt oververhit is geraakt en het mobiliteitssysteem onder druk komt te staan. Als gevolg van klimaatverandering en de ligging in een Delta loopt het watersysteem van de regio tegen grenzen aan. In de Regio Zwolle is klimaatbestendige groei een hoofdopgave. De ambitie is om groeiregio Zwolle verder te ontwikkelen tot een blijvend aantrekkelijke, klimaatbestendige en economisch vitale regio.
In de samenwerkingsafspraken voor de uitvoering van de NOVI is onder andere vastgelegd dat in het bijzonder aandacht wordt besteed aan kwetsbaarheden in de fysieke leefomgeving, zoals gezondheid, natuurlijke systemen (bijv. bodem, ondergrond, water, lucht), natuur (bijvoorbeeld biodiversiteit, natuurgebieden, habitats) evenals landschap en openbare ruimte (bijvoorbeeld waardevolle landschappen, erfgoed).

Conclusie

Als het gaat over de te realiseren opgaven uit de NOVI wordt geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling geen Rijksbelangen raakt. In hoofdstuk 5 Milieu- en omgevingsaspecten wordt aangegeven hoe wordt omgegaan met de omgevingsaspecten.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Barro bevestigt in juridische zin de kaderstellende uitspraken van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Voor het bestemmingsplan zijn de regels vanuit het Barro dan ook direct bindend en het meest van belang. Vanuit het Barro is voor het plangebied alleen het Natuurnetwerk Nederland (NNN) direct van toepassing.

Het Rijk heeft voor het NNN aangegeven dat de begrenzing ervan een verantwoordelijkheid is van de provincies. De regels voor deze gebieden moeten dan ook in de provinciale verordening worden vastgelegd. Daarbij gaat het om het aanwijzen van wezenlijke kenmerken en waarden van gebieden en de regeling voor de bescherming, instandhouding en ontwikkeling daarvan. In paragraaf 5.7 Ecologie wordt nader ingegaan op de relatie tussen het plangebied en het NNN.

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen relatie met het Barro.

4.1.3 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

In artikel 3.1.6 lid 2 van het Bro is de verplichting opgenomen om in de toelichting op een ruimtelijk besluit voor nieuw te realiseren stedelijke ontwikkelingen bepaalde duurzaamheidsaspecten van het voornemen te motiveren. Bij de zogenoemde Ladder voor duurzame verstedelijking dient voor een stedelijke ontwikkeling de behoefte te worden beschreven. Voor locaties buiten bestaand stedelijk gebied moet ook worden gemotiveerd waarom niet binnenstedelijk in de behoefte wordt voorzien.
In paragraaf 3.3 Laddertoets is de verantwoording aan de Ladder duurzame verstedelijking opgenomen.

Conclusie

In de toelichting van dit bestemmingsplan wordt gemotiveerd dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening en dat de behoefte voldoende is aangetoond.

4.2 Provinciaal beleid

4.2.1 Omgevingsvisie Drenthe 2022

Op 22 september 2018 is de Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. De omgevingsvisie Drenthe is het strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van de provincie Drenthe voor de periode tot 2030 en in een aantal gevallen verder in de toekomst. Om in te spelen op de actualiteiten en nieuwe beleidsdoelen toe te voegen is de omgevingsvisie in 2022 geactualiseerd.

De provincie ziet vijf belangrijke ontwikkelingen:

  • De demografische ontwikkeling;
  • De klimaatverandering;
  • De afname van de biodiversiteit;
  • De transitie naar een kennis- en netwerkeconomie;
  • De transitie naar een duurzame energievoorziening.

De belangrijkste opdracht tot 2030 is het vinden van een antwoord op de vraag hoe met deze ontwikkelingen moet worden omgaan. Daarnaast heeft de provincie diverse ambities en daarmee ook belangen. Het doel van de omgevingsvisie is het koesteren van kwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij die kwaliteiten. Het is een streven naar ruimtelijke kwaliteit door nieuwe ontwikkelingen en behoud van bestaande kwaliteiten.

In de omgevingsvisie zijn de provinciale belangen benoemd, waarmee gemeenten rekening dienen te houden bij het beoordelen van bestemmingsplannen. De provinciale belangen zijn verdeeld in Drentse kwaliteiten en ontwikkelingen. Binnen de Drentse kwaliteiten staat het behoud en de ontwikkeling van de kernkwaliteiten, de dynamiek van bedrijvigheid, de biodiversiteit en de milieu- en leefomgevingskwaliteit centraal. De kernkwaliteiten zijn opgenomen op een kernkwaliteitenkaart. Op het gebied van ontwikkelingen zijn onder meer het regionale economische vestigingsklimaat, de landbouw, het toerisme, de demografische ontwikkeling, de mobiliteit en de ontwikkeling van natuur en landschap (ecologische hoofd structuur, diversiteit in landschapstypen) als provinciaal belang benoemt.

De kernkwaliteiten vormen de belangrijkste basis voor het begrip 'ruimtelijke kwaliteit'. Daarnaast is zorgvuldig ruimtegebruik en milieu- en leefomgevingskwaliteit van belang. Hieronder worden de kernkwaliteiten benoemd die relevant zijn voor het plangebied.

Kernkwaliteit landschap

De kernkwaliteit waar het plangebied in ligt wordt omschreven als ‘wegdorpen van de laagveenontginning’. Het wegdorpenlandschap van de laagveenontginning, ook wel het ‘slagenlandschap’, ligt op de laagst gelegen plekken in de provincie Drenthe. Hier is in de benedenlopen van de beekdalen veen ontstaan. Kenmerkend zijn de ontginningsassen, de langgerekte lintdorpen en de grote, open weidegebieden. Sommige delen hebben door de kavelgrensbeplanting een min of meer besloten karakter. Het provinciaal beleid is gericht op het behouden en versterken van het open karakter, de smalle verkavelingsstructuur en het fijnmazige slotenpatroon.

Kernkwaliteit aardkundige waarden en cultuurhistorie

Het gehele plangebied is voor de kernkwaliteit aardkundige waarden aangeduid met het beschermingsniveau ‘Generieke bescherming’. Aangezien het plangebied buiten de kern Ruinerwold valt is er geen directe kernkwaliteit voor cultuurhistorie opgenomen. Een kwaliteit die wel van belang is bij de verdere ontwikkeling van Ruinerwold in het algemeen is het in standhouden van de kwaliteiten van de lintbebouwing langs de ontginningsassen. De ambitie van de provincie is het in stand houden van het oude en het nieuwere lint van Ruinerwold en de ligging ervan in de omgeving. De provincie stuurt op het herkenbaar houden van de verschillen in positionering, weginrichting en architectuur, door het vasthouden aan de verkavelingsstructuren en door het openhouden van de ruimte tussen de twee bebouwingslinten.

Kernkwaliteit archeologie

Het plangebied is voor de kernkwaliteit archeologie aangeduid met het ‘beschermingsniveau 1: generiek’. Het beschermingsniveau generiek richt zich op het algemene uitgangspunt dat alle behoudenswaardig archeologische vindplaatsen (waarden) die op de Archeologische Monumentenkaart (AMK) van Drenthe staan en de nieuw ontdekte behoudenswaardige vindplaatsen niet ongezien kunnen verdwijnen. In de paragraaf 5.10 Archeologie en cultuurhistorie onder hoofdstuk 5 wordt nader ingegaan op dit onderdeel.

Kernkwaliteiten robuust landbouwsysteem/groen-blauwe dooradering en multifunctioneel gebied

Het plangebied ligt voor een groot deel in een gebied met de kernkwaliteit 'robuust landbouwsysteem'. In dit gebied, waar een groot deel van de het landelijk gebied van de provincie onder valt, is ruimte voor kringlooplandbouw, lokale afzet en korte ketens en de eiwittransitie. De provincie heeft dit aangewezen als gebied waar de landbouw de ruimte krijgt om zich te ontwikkelen en ziet voor zichzelf een rol door innovatie in de landbouw te stimuleren en door minder beperkingen op te leggen. Hiermee samen hangt de ambitie om in het lager gelegen landbouwgebied direct ten zuiden van de Buitenhuizerweg de groen-blauwe dooradering als natuurdoel verder uit te werken. Het plandeel aan de Buitenhuizerweg valt onder de kernkwaliteit multifunctioneel gebied, waarin een combinatie van landbouw, water en natuur voorop staat.

Wonen

De provincie streeft naar een balans tussen het aanbod voor wonen en de demografische behoefte. De leefbaarheid in dorpen en wijken is belangrijk, met basisvoorzieningen die voldoende op peil blijven, goede bereikbaarheid, culturele initiatieven en een betaalbaar en aantrekkelijk woningaanbod. De provincie wil toekomstbestendige woningen voor jong én oud. Toekomstbestendig betekent duurzaam, betaalbaar en passend bij de woonwens. De woningbouwbehoefte en ambities rondom wonen zijn vastgelegd in de Drentse Woonagenda, waarin een bod aan het Rijk is gedaan met te bouwen woningen tot 2030 binnen een bandbreedte van minimaal 13.000 en maximaal 25.000. Dit bod is vertaald in de Regionale Woondeal Zuidwest Drenthe 2022 en de gemeentelijke woon(zorg)visie.

Conclusie

Het plangebied ligt direct tegen het bestaand stedelijk gebied van Ruinerwold aan. Voor Ruinerwold streeft de provincie naar het in stand houden van het oude en het nieuwere lint van Ruinerwold en de karakteristieke landschappelijke en cultuurhistorische structuur. Het plan houdt nadrukkelijk rekening met de bestaande verkavelingsstructuur door aan te sluiten bij de bestaande sloten en het aanbrengen van bijpassende groenstructuren.

Voor het plangebied Buitenhuizerweg wordt aangesloten bij de bebouwing aan dit bestaande lint. Bestaande kwaliteiten van het dorp worden niet beïnvloed door de voorgenomen ontwikkeling. Het plan onttrekt agrarische gronden aan het gebied waar de provincie een robuust landbouwsysteem voor ogen heeft, maar hierdoor ontstaat de gelegenheid om aan de woonambitie van de provincie en de regio te werken. Het voorliggend plan voorziet hierin, door te bouwen voor de lokale gemeenschap met een duidelijke focus op betaalbare woningen. In paragraaf 3.3 Laddertoets wordt nader toegelicht waarom het noodzakelijk is om buiten de bestaande stedelijke structuur ruimte in te zetten voor woningbouw.

4.2.2 Omgevingsverordening Drenthe

Provinciale Staten van Drenthe hebben op 3 oktober 2018 de Verordening Ruimtelijk Omgevingsbeleid vastgesteld. Deze Omgevingsverordening wordt elk jaar geactualiseerd. De laatste actualisatie is van juni 2023. De beoogde wijzigingen in de actualisatie zijn voor dit woningbouwplan al meegenomen in de overwegingen.

De Omgevingsverordening is gericht tot gemeenten en bevat voorschriften waar ruimtelijke plannen aan dienen te voldoen. De belangrijkste regel die van toepassing is op het plangebied zijn artikel 2.16 (ruimte-voor-ruimte regeling) en artikel 2.17. Woningbouw. Hierin wordt beschreven dat een ruimtelijk plan kan voorzien in nieuwe woningbouw mits de behoefte op basis van de gemeentelijke woonvisie kan worden aangetoond en het plan aansluit bij bestaand stedelijk gebied.

Artikel 2.16 Ruimte-voor Ruimte regeling

Een ruimtelijk plan voor een gebied gelegen buiten bestaand stedelijk gebied, kan voorzien in een ruimte-voor-ruimte regeling als in dat gebied bedrijfsmatige of maatschappelijke bebouwing aanwezig is die de oorspronkelijke functie is verloren, mits:

  • 1. Een ruimtelijk plan voor een gebied gelegen buiten bestaand stedelijk gebied, kan voorzien in een ruimte-voor-ruimte-regeling als in dat gebied bedrijfsmatige of maatschappelijke bebouwing aanwezig is die de oorspronkelijk functie is verloren, mits:
    • a. de sloopnorm voor 1 compensatiewoning ten minste 750 m² en ten minste 2.000 m² voor maximaal 2 compensatiewoningen aan bedrijfsbebouwing bedraagt;
    • b. onverminderd het bepaalde in sub a bedraagt de sloopnorm voor 3 compensatiewoningen ten minste 3000 m² en ten minste 4000 m² voor 4 compensatiewoningen en ten minste 5000 m² voor 5 compensatiewoningen.
    • c. In afwijking van het bepaalde in sub b bedraagt de sloopnorm 6 compensatiewoningen wanneer meer dan 6000 m² wordt gesloopt.
  • 2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 kan een ruimtelijk plan voorzien in ten hoogste 4 woningen bij een sloopnorm van 2000 m², voor zover de totale oppervlakte van alle woningen tezamen niet meer bedraagt dan 500 m;
  • 3. De ruimte-voor-ruimte regeling wordt vormgegeven met inachtneming van het volgende:
    • a. toepassing van de regeling is alleen mogelijk voor bebouwing die op 1 januari 2014 al aanwezig was;
    • b. in het ruimtelijk plan mag de mogelijkheid worden geboden tot het samenvoegen van bebouwing op meerdere percelen (saldering) om te kunnen komen tot de sloopnorm;
    • c. Bij het realiseren van drie of meer woningen als bedoeld in lid 1 en 2 toont het ruimtelijk plan aan dat de aantallen en doelgroep passen binnen de gemeentelijke woonvisie of omgevingsvisie, uitvoeringsprogramma’s en prestatieafspraken;
    • d. randvoorwaarden voor inpassing, omvang, inhoud en uiterlijk van de compensatiewoning worden vastgelegd; en
    • e. de randvoorwaarde dat bouw van een compensatiewoning niet plaatsvindt in gebieden die op kaart D3 (Natuurnetwerk Nederland) en/of kaart D11 (Beekdal en bergingsgebied) zijn aangeduid, tenzij de oorspronkelijke bebouwing wordt verwijderd in de betreffende gebieden.

In heel plangebied voor de Buitenhuizerweg 4 wordt gebruik gemaakt van de ruimte-voor-ruimte regeling. Op het erf staan naast de huidige bedrijfswoning verschillende bedrijfsgebouwen met een oppervlak van circa 2.400 m2. Op basis van lid 1 sub a mogen, naast de bestaande (bedrijfs)woning ten minste 2 compensatiewoningen gebouwen. Zoals beschreven in paragraaf 3.1 Planvorming, worden twee nieuwe woningen gerealiseerd. Om gebruik te moge maken van deze regeling is sub 3 van toepassing. De huidige bebouwing is ruimt voor 2014 gerealiseerd, namelijk in 1930,1960 en 1999. Daarmee wordt voldaan aan sub a. Sub b en c zijn is niet van toepassing. In het stedenbouwkundig plan (zie bijlage 1 Stedenbouwkundig Plan Kerkweg en Buitenhuizerweg 4 bij de regels) zijn de randvoorwaarde vastgelegd (sub d). Tot slot is het plangebied niet gelegen in het Natuurnetwerk Nederland of een beekdal en bergingsgebied. Op basis van bovenstaande kan worden geconcludeerd dat wordt voldoet het plan aan de provinciale verordening.

Artikel 2.17 Woningbouw

  • 1. Een ruimtelijk plan kan voorzien in nieuwe woningbouw mits de behoefte op basis van de gemeentelijke woonvisie kan worden aangetoond en aansluit bij bestaand stedelijk gebied. De gemeentelijke woonvisie ten aanzien van de woningvoorraad:
    • a. draagt bij aan balans tussen vraag en aanbod in de gehele Drentse woningvoorraad op de lange termijn en is hiertoe afgestemd binnen de woningmarktregio's;
    • b. benoemt tenminste de kwaliteit, kwantiteit, doelgroepen, duurzaamheid en kernenstructuur.
    • c. schetst de opgaven in de bestaande woningvoorraad;
    • d. geeft aan op welke wijze balans op lange termijn wordt gerealiseerd;
    • e. geeft een lange termijn beeld.

Voor het plangebied Kerkweg wordt gebruikgemaakt va artikel 2.17 lid 1. Zoals blijkt uit paragraaf 4.4.1 'Samen aan zet! Toekomstvisie 2022-2040 zijn deze gronden aangewezen als uitbreidingslocaties van Ruinerwold. Zoals uitgebreid beschreven in paragraaf 3.3 Laddertoets is voor de periode tot 2030 een verwachte woningbehoefte van 750-1.000 extra woningen, waarvan het grootste deel in de komende vijf jaar nodig is. Regionaal is afgesproken dat in De Wolden de bouw van 747 woningen wordt versneld. De locatie is aangemerkt als een van de sleutelprojecten in de regionale afspraken (woondeal), zie paragraaf 4.3.1 Regionale Woondeal Zuidwest Drenthe 2022. Doordat het plan gefaseerd (drie fases) wordt uitgewerkt en in elke fase wordt voorzien in woningen voor verschillende doelgroepen draagt het plan bij aan het langer termijn.

Conclusie

Het voorgestelde plan sluit aan bij de provinciale kaders. Het plan sluit aan doordat het direct aansluitend aan de bebouwde kom van Ruinerwold wordt gebouwd. Rekening wordt gehouden met landschappelijke structuren, er is sprake van landschappelijke inpassing (zie hiervoor bijlage 1 Stedenbouwkundig Plan Kerkweg en Buitenhuizerweg 4 bij de regels) en er is voldoende behoefte aan de voorgestelde woningen. Hierop wordt in het gemeentelijk beleid (paragraaf 4.4 Gemeentelijk beleid) en de laddertoets (paragraaf 3.3 Laddertoets) nader op ingegaan. De overige artikelen uit de verordening zijn voor het plangebied niet relevant. De beoogde aanpassing in de actualisatie zorgt voor een bredere toepasbaarheid voor initiatieven.

4.2.3 Cultuurhistorisch Kompas Drenthe

De nota Cultuurhistorisch Kompas Drenthe maakt onderdeel uit van het provinciale beleid op het gebied van ruimtelijke ordening en cultuurhistorie. Het voorliggende plan is daarom getoetst aan de uitgangspunten die hierin worden genoemd.

In de nota wordt voor het betreffende gebied in Ruinerwold aangegeven dat sprake is van twee bebouwingslinten, namelijk langs de Dr. Larijweg en in een latere fase langs de Wolddijk (in het verlengde van Haakswold en Dijkhuizen). In paragraaf 6.9.3 van de nota wordt de ambitie uitgesproken om het tussenliggende gebied tussen de linten zoveel mogelijk open te houden.

De situering van de met dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte woningen levert geen aantasting op van deze openheid, zoals beschreven in paragraaf 3.1 Planvorming en het de gebiedsanalyse zoals opgenomen in bijlage 1 Stedenbouwkundig Plan Kerkweg en Buitenhuizerweg 4 bij de regels, is met de ontwikkeling van het gebied rekening gehouden met de overgang naar het omliggende landschap en de cultuurhistorie van het gebied.

4.3 Regionaal beleid

4.3.1 Regionale Woondeal Zuidwest Drenthe 2022

Gemeenten in de regio Zuidwest Drenthe hebben op 21 december 2022 met het Rijk en de provincie een versnelling afgesproken van de bouw van minimaal 5.033 woningen. De uitbreidingswijk aan de Kerkweg in Ruinerwold met 125 woningen waarover dit plan gaat is daarin al benoemd als sleutelproject voor de versnellingsopgave van de Wolden. De gemeenten in Zuidwest Drenthe verwerken deze versnellingsambitie in het lokale beleid.

Conclusie

Het plan past binnen de ambitie en woningbouwaantallen die zijn vastgesteld met de woondeal. In paragraaf 3.3 Laddertoets is aangegeven hoe het plan past binnen de regionale afspraken.

4.3.2 Woningmarkt behoefteonderzoek regio Zuidwest en Midden-Drenthe

In 2021 is een (regionaal) woningmarktonderzoek uitgevoerd, in opdracht van de gemeenten en woningcorporaties in Zuidwest en Midden-Drenthe. Hierin wordt een beeld geschetst van de woningmarkt in de regio en de belangrijkste kernopgaven van 2021 tot 2030, met een doorkijk naar 2040. Door de gemeenten in Zuidwest en Midden-Drenthe is bestuurlijk afgesproken dit onderzoek te gebruiken als basis voor de gemeentelijke woonvisies (zie paragraaf 4.4.2 Woon(zorg)visie 2023 en 3.3 Laddertoets).

Conclusie

De gemeente de Wolden heeft het behoefteonderzoek verwerkt door vaststelling van de Woonzorgvisie 2023. Het plan sluit aan bij de behoefte en stuurt op diverse doelgroepen.

4.3.3 Verstedelijkingsstrategie regio Zwolle

Op 1 februari 2023 is de verstedelijkingsstrategie regio Zwolle vastgesteld. Deze strategie is een samenwerking tussen 22 gemeenten, waaronder de Wolden, en 4 provincies rondom de stad Zwolle. Om richting te geven aan de forse groeiambitie van de regio, maar tegelijk aandacht te hebben voor klimaatadaptatie en behoud van landschappelijke kwaliteit, is een integrale afweging nodig. De koers van de regio is bepaald aan de hand van 7 ontwikkelprincipes.

Voor het plangebied zijn met name de principes van klimaatadaptatie en woningbouwopgave van belang. Vanuit het belang van klimaat is het uitgangspunt dat nieuwe verstedelijking niet mag leiden tot een grotere water- of klimaatopgave, maar moet juist leiden tot verkleining van het probleem. Natuurlijke oplossingen hebben de voorkeur boven techische oplossingen. Vanuit het belang van de woningbouwopgave geldt dat nieuwe woningbouwontwikkeling een aanvulling moet zijn het bestaande aanbod en rekening moet houden met demografische trends.

Conclusie

In het plan is veel aandacht besteed aan het vasthouden van water binnen het plangebied. Daarnaast wordt door de inzet op variatie in woningtypen aangesloten bij de lokale en regionale woningbehoefte, zoals beschreven in paragraaf 3.3 Laddertoets. Het plan voegt zich daarmee naar de verstedelijkingsstrategie van de regio Zwolle.

4.4 Gemeentelijk beleid

4.4.1 'Samen aan zet! Toekomstvisie 2022-2040

De toekomstvisie 'Samen aan zet!', beschrijft de stip op de horizon (2040) waar de gemeente de Wolden naar toe ontwikkelt. Het fungeert als een leidraad in de samenwerking tussen gemeente, inwoners, ondernemers en samenwerkingspartijen. De samenleving wordt uitgenodigd om samen vorm te geven aan de ambities en uitdagingen die zijn geformuleerd. De drie hoofdambities zijn vitale samenleving, landschap als drager en duurzame leefomgeving.

Verhalend wordt de toekomst van de Wolden beschreven als:

In 2040 is De Wolden een gemeente waar groen, verbinding en vernieuwing hand in hand gaan en waar het landschap ruimte biedt aan bestaande en nieuwe functies. Een gemeente waar het welzijn van ons allen voorop staat, waar we duurzaam omgaan met de beschikbare ruimte en manieren hebben gevonden om de kwaliteiten van het landschap te behouden voor huidige en toekomstige generaties. Een gemeente waar het begrip naoberschap opnieuw is uitgevonden en waar initiatieven uit de samenleving nog meer ruimte krijgen. Het fraaie en afwisselende landschap met karakteristieke dorpen biedt huisvesting aan een groeiend aantal Woldenaren. Daarnaast is de gemeente een plek waar dagjesmensen en vakantiegangers hun hart kunnen ophalen. En dat terwijl de sector toerisme en recreatie nu al één van de belangrijkste economische pijlers is in de gemeente.

Ten aanzien van woningbouw ziet de Wolden zich als het groene hart van de regio waar het prettig en ruim wonen is. Deze kwaliteit willen ze uitdragen in de regio en daarbuiten. Om de gevolgen van vergrijzing het hoofd te bieden en de kwaliteit en kwantiteit van het voorzieningenniveau te verhogen worden meer (jonge) mensen uit de regio aan de gemeente verbinden. In samenwerking met de Regio Zwolle wordt een bijdrage geleverd aan de woningbouwopgave van de regio en wordt ingezet op groei van het aantal woningen. Hierbij wordt nieuwbouw gezien als een flexibele opgave die meebeweegt met de tijd. Er wordt ingezet op beheerste uitbreiding van de kleine dorpen en grootschalige uitbreiding (extra groei) van de kerndorpen. De uitbreidingslocaties zoals waren opgenomen in de structuurvisie de Wolden (2011), zijn overgenomen in de toekomstvisie.

Leidraad voor de fysieke leefomgeving is

  • Bij elke nieuwe ontwikkeling gaat de voorkeur uit naar inbreiding boven uitbreiding;
  • In de kerndorpen (Zuidwolde, de Wijk, Ruinen, Ruinerwold en Koekange) en in Alteveer-Kerkenveld willen we uitbreiding toestaan;
  • In de kerndorpen wordt uitbreiding actief gestimuleerd, ook als de behoefte niet uit het eigen dorp komt;
  • In de kleine dorpen wordt voorzichtig omgegaan met uitbreidingen. Het landschappelijke karakter van de dorpen moet bij nieuwe ontwikkelingen behouden blijven;
  • Uitbreiding vindt bij voorkeur aansluitend aan de bestaande dorpen plaats.
  • We zijn terughoudend met het bouwen van woningen die niet grenzen aan de bestaande dorpen, behalve als er sprake is van vrijkomende agrarische bebouwing (VAB);
  • Vrijkomende agrarische bebouwing (VAB) mag binnen de kaders van de programma’s ontwikkeld worden voor woningbouw;
  • Nieuwe ontwikkelingen passen binnen de aard en de schaal van het landschap en laten zich inspireren door de cultuurhistorie van het gebied waar de ontwikkeling plaatsvindt;
  • Nieuwe woningbouwinitiatieven worden zoveel mogelijk klimaatadaptief ingericht.
  • We besteden hierbij aandacht aan het leefklimaat in en rond de woningen;
  • We stimuleren initiatieven die gebruik maken van circulaire bouwmaterialen;
  • De gemeente stimuleert bouw-initiatieven die vanuit de samenleving ontstaan. Denk hierbij ook aan collectief particulier opdrachtgeverschap (CPO).

Structuurvisie de Wolden (2011)

Met het vaststellen van de Toekomstvisie 2022-2040 ' Samen aan zet!' is de voormalige structuurvisie De Wolden (2011) komen te vervallen. Met de Toekomstvisie zijn de uitbreidingslocaties zoals waren opgenomen in de structuurvisie overgenomen.

De planmatige uitbreidingsrichtingen voor woningbouw in de vijf kerndorpen zijn op een visiekaart gezet. De visiekaart voor Ruinerwold is hieronder weergegeven in figuur 4.1. Hierop zijn vier uitbreidingsrichtingen te zien, waarbij duidelijk is dat ter plaatse van het plangebied een uitbreiding van de kern is voorzien (de zuidelijke ster). In dit gebied ziet de gemeente kansen voor een mooi woonklimaat, waarbij oog moet zijn voor voldoende afstand tot buurtschap Blijdenstein.

In de structuurvisie werd benoemd dat het landschap één van de belangrijkste kwaliteiten vormt voor de gemeente de Wolden en daarmee randvoorwaardelijk dient te zijn bij nieuwe ontwikkelingen. Om hierop te kunnen sturen is los van de Structuurvisie een Landschappelijk Ontwikkelingskader (LOK) opgesteld, waarop wordt ingegaan in paragraaf 4.4.4 Landschappelijk Ontwikkelingskader

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2023BP1002020-ON01_0023.png"
Figuur 4.1 Visiekaart uitbreidingsmogelijkheden Ruinerwold.

Conclusie

Het plan sluit aan bij de toekomstvisie van de gemeente. Uitbreiding van het kerndorp Ruinerwold is gewenst om voorzieningenniveau te versterken en dynamisch te blijven. De diversiteit aan woningtypen in het plan sluit goed aan bij de wens om verschillende woonwensen te bedienen en bij te dragen aan lokale en regionale behoeften. Het plangebied is als uitbreidingslocatie opgenomen in de structuurvisie. Het plangebied wordt gezien als een goede mogelijkheid voor een prettig nieuw woonklimaat, met aandacht voor de aanwezige landschappelijke kenmerken. Ontwikkeling van de vrijkomende agrarische bebouwing op locatie Buitenhuizerweg 4 voor woningbouw is eveneens passend binnen de visie.

4.4.2 Woon(zorg)visie 2023

De woon(zorg)visie “Veelzijdig wonen in De Wolden!” geeft een overzicht van de belangrijkste woningmarktopgaven in gemeente De Wolden voor de komende jaren en is een concretisering van regionaal en provinciaal beleid. De woon(zorg)visie gaat in op de belangrijkste opgaves van de woningmarkt:

  • Het toevoegen van nieuwe woningen
  • Het verduurzamen en toekomstbestendig maken van de bestaande woningvoorraad
  • De betaalbaarheid
  • Wonen en Zorg
  • Leefbaarheid van wijken en dorpen
  • Huisvesting van aandachtsgroepen.

De kwantitatieve en kwalitatieve woningbouwopgave in de gemeente en in Ruinerwold is in paragraaf 3.3 Laddertoets behandeld.

De gemeente werkt ook met een afwegingskader voor woningbouw. Alle complexe ruimtelijke initiatieven worden intern besproken in de zogenaamde ‘intaketafel’ aan de hand van een format. Kansrijke initiatieven gaan door naar de ‘omgevingstafel’. Daar zitten ook de initiatiefnemers en soms andere belanghebbenden bij. Een van de onderwerpen aan de intaketafel en de omgevingstafel is of het initiatief aansluit bij het woonbeleid. Het afwegingskader is het instrument om die vraag te beantwoorden. Wanneer een woningbouw- of transformatieplan aan alle criteria voldoet komt het in de snelst mogelijke procedure terecht. Aan hoe meer criteria een plan voldoet, hoe sneller de procedure kan verlopen. In het programma woningbouwversnelling zal de gemeente benoemen welke criteria absoluut noodzakelijk zijn om voor versnelling in aanmerking te komen. Wanneer niet aan de criteria wordt voldaan zal maatwerk nodig zijn en duurt het langer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2023BP1002020-ON01_0024.png"

Figuur 4.2 Afwegingskader (bron: Woon(zorg)visie)

Conclusie

De uitbreidingslocatie is benoemd als versnellingslocatie in de regionale woondeal (zie paragraaf 3.3 Laddertoets). Dit project voldoet aan de criteria die in het gemeentelijk toetsingskader zijn benoemd en geeft invulling aan de gemeentelijke woningbehoefte.

4.4.3 Welstandsnota 2013

In de raadsvergadering van 13 december 2012 heeft de gemeenteraad besloten tot het welstandsvrij verklaren van grote gebieden van de gemeente. Hiermee wordt het vertrouwen bij de samenleving gelegd om bij nieuwe initiatieven om aansluiting te zoeken bij de ruimtelijke kwaliteiten in de gemeente.

Het grootste deel van De Wolden is welstandsvrij. In tien gebieden is welstandstoetsing nog wel aan de orde. Deze gebieden zijn Dr. Larijweg, Dijkhuizen, Oosteinde, Wolddijk, Boerpad, Haakswold, Echten, Ten Arlo, Kraloo, Rheebruggen en het Reestdal.

In Ruinerwold wordt vooral grote cultuurhistorische waarde toegekend aan de kenmerkende bebouwing langs de historische linten. Deze gebieden blijven welstandsplichtig, net als monumenten en een aantal karakteristieke gebouwen. De rest van het dorp en het omliggende landschap is aangeduid als 'welstandsvrij'. Dit geldt ook voor het plangebied aan de Kerkweg en de Buitenhuizerweg.

Conclusie

Het plangebied is aangeduid als welstandsvrij. Dit betekent niet dat elke ontwikkeling passend is. Voor het plangebied wordt een beeldkwaliteitsplan opgesteld, en wordt toegevoegd aan bijlage 1 bij de regels. Hiermee is een kader ontstaan waardoor er samenhang in het plangebied ontstaat en de aansluiting met de omgeving is geborgd. Het plan sluit hierdoor aan op het welstandsbeleid van de gemeente. De overwegingen voor het beeldkwaliteitsplan worden besproken in hoofdstuk 3.2.

4.4.4 Landschappelijk Ontwikkelingskader

De gemeenteraad stelde op 2 november 2012 het Landschappelijk Ontwikkelingskader (LOK) voor de Wolden vast. De reden hiervoor is dat het landschap als één van de belangrijkste kwaliteiten van de gemeente wordt beschouwd. Nieuwe ontwikkelingen dienen zich in het landschap te voegen en hier waar mogelijk een bijdrage aan te leveren. Andersom bieden nieuwe ontwikkelingen ook kansen om landschappelijke kwaliteiten terug te brengen die zijn verdwenen. Uitgangspunten van het LOK zijn dan ook:

  • het behouden en versterken van de landschappelijke kenmerken binnen de gemeente en daarmee ook het versterken van de landschappelijke verschillen in de gemeente;
  • het verenigen van nieuwe ontwikkelingen en bestaande kwaliteiten op een landschappelijk verantwoorde manier, met als doel meerwaarde te creëren voor de landschappelijke en ruimtelijke kwaliteit;
  • het op een landschappelijk verantwoorde manier verankeren van de dorpen en de ontwikkelingen bij de dorpen in de omgeving.

Rondom de dorpen worden op landschappelijk gebied vooral kleinschalige veranderingen voorzien, zoals woningbouw op beperkte schaal. De meeste verandering wordt voorzien in het landelijk gebied in het licht van bedrijfsverbreding, vergroting of functieverandering.

Kenmerken laagveen ontginningen

Van oudsher hadden de laagveengebieden een besloten karakter door de vele elzensingels op de perceelsgrenzen. Door schaalvergroting in de landbouw en de wens om de gronden efficiënter te benutten zijn in de omgeving van Ruinerwold elzensingels weggehaald. Bovendien zijn door ruilverkavelingen gronden samengevoegd. De gemeente geeft in het LOK aan dat nieuwe ontwikkelingen de opstrekkende verkaveling weer dienen te accentueren.

Andere kenmerken rondom Ruinerwold zijn:

  • Wegdorpen als ontginningsas met Ruinerwold als bijzonder dubbellint
  • Langgerekte slagenverkaveling loodrecht op deze assen (opstrekkend, smal, recht)
  • Verkaveling tot aan de Woldse Aa
  • Sloten als perceelscheiding in regelmatig patroon
  • Deels verdwenen bosstroken en singelbeplanting op perceelsgrenzen (met els, eik, hulst), daar waar de beplanting nog aanwezig is is het landschap kleinschalig en besloten, daar waar zij verdwenen is, is het landschap open.
  • Dorp en landschap loopt in elkaar over, zachte randen
  • Uitzondering is de harde rand van bedrijventerrein Hoge Akkers.

Plangebied

Het plan voorziet in de geleidelijke ontwikkeling van 125 woningen aan de Kerkweg en een functieverandering van het perceel aan de Buitenhuizerweg 4, waar twee compenstatiewoningen aan het erf worden toegevoegd. De ontwikkeling van een nieuwe woonwijk aan de rand van Ruinerwold was al voorzien in de Structuurvisie en in de toekomstvisie, zie hiervoor paragraaf 4.4.1 'Samen aan zet! Toekomstvisie 2022-2040, overgenomen. Met de stedenbouwkundige opzet van de wijk heeft een analyse van het landschap en de cultuurhistorie plaatsgevonden. De uitgebreide analyse is opgenomen in bijlage 1 bij de regels.

Het uitgangspunt bij de ontwikkeling van de wijk is het behoudt van de bestaande verkavelingsstructuur geweest. Hiermee wordt aansluiting gezocht bij de rechte lijnen die voorkomen in het landschap. Langs de randen van het plangebied en langs de bestaande greppel middenin het plangebied wordt opgaande inheemse beplanting aangebracht.

Hiermee ontstaat een groene afscherming, wat tevens zorgt voor een zachte overgang van bebouwing naar open buitengebied.

Het erf aan de Buitenhuizerweg 4 zal vanuit functieverandering worden herontwikkeld. De erfontsierende bebouwing wordt gesloopt daarvoor in de plaats worden 3 nieuwe woningen (2 nieuw+ 1 bestande) gerealiseerd. Voor de landschappelijke inpassing van dit erf is een inrichtingsplan opgesteld. Dit plan is opgenomen in bijlage 1 Stedenbouwkundig Plan Kerkweg en Buitenhuizerweg 4, bij de regels. Hierbij is veel aandacht voor de inpassing van het nieuwe erf in het landschap, de relatie met de omliggende erven en de historische context van het perceel zelf. Groene inpassing en beplanting langs de erfranden zorgen voor een zachte overgang tussen erf en omliggend landschap.

Conclusie

Het voorgenomen plan legt een duidelijke relatie tussen dorp en landschap. Daarmee sluit het aan op het doel van het LOK om nieuwe ontwikkelingen onderdeel te laten worden van het landschap.

4.4.5 Ruimte voor ruimte regeling

In de beheersverordening Buitengebied is onder de algemene afwijkingsregels een gemeentelijke vertaling van de provinciale ruimte voor ruimte regeling opgenomen (Art 35 onder j).

Artikel 35 sub j lid 1.

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van:

j. het bepaalde in het plan en toestaan dat binnen de bestemming Agrarisch, Agrarisch met waarden, Agrarisch - Aanverwante bedrijven, Agrarisch - Dienstverlenende bedrijven, Bedrijf of Wonen een woning wordt gebouwd, met dien verstande dat:

1. op het betreffende voormalige bouwperceel ten minste 750 m² met een afwijkingsmarge van 5% aan voormalige agrarische bedrijfsbebouwing (voor één woonhuis) of ten minste 2.000 m² met een afwijkingsmarge van 3% (voor twee woonhuizen) aan voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, niet zijnde cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, moet worden gesloopt (vierkante meters die bij recht teruggebouwd mogen worden (inclusief mogelijke afwijkingen) tellen niet mee in de m² te slopen bebouwing);

  • 1. indien de minimale oppervlakte niet op één bouwperceel kan worden gehaald het tevens mogelijk is de oppervlakte samen te voegen met andere percelen (salderen), waarbij per afzonderlijk perceel minimaal 375 m² bedrijfsbebouwing moet worden gesloopt (vierkante meters die bij recht teruggebouwd mogen worden (inclusief mogelijke afwijkingen) tellen niet mee in de m² te slopen bebouwing;
  • 2. indien er sprake is van saldering dient de compensatiewoning te worden opgericht op 1 van de percelen waarop bebouwing wordt gesloopt;
  • 3. de ter compensatie van de sloop nieuw te bouwen woning mag niet gebouwd worden in gebieden die in de provinciale omgevingsvisie zijn aangewezen als Natuur Netwerk Nederland (NNN; voorheen Ecologische Hoofdstructuur ), dan wel op de es tenzij er in de huidige situatie een agrarisch bouwblok is gesitueerd;
  • 4. er middels een inrichtingsschets met landschappelijke inpassing conform het Landschappelijk Ontwikkelingskader De Wolden (LOK) aangetoond moet zijn dat er sprake is van een verbetering van de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit;
  • 5. de geluidbelasting van de geluidgevoelige gebouwen niet hoger mag zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere waarde;
  • 6. aangetoond moet zijn dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de geomorfologische, cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en dat geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • 7. dat in principe de gehele locatie met voormalige agrarische bebouwing moet worden gesloopt (met uitzondering van de voormalige bedrijfswoning met bijgebouwen);
  • 8. de te slopen gebouwen moeten minimaal 3 jaar agrarisch in gebruik zijn geweest;
  • 9. de te slopen gebouwen mogen niet zijn aangewezen als rijksmonument of aangemerkt zijn als culthuurhistorisch of architectonisch waardevol, dan wel een karakteristieke aanduiding hebben;

Doorwerking wijzigingsregel

In artikel 35, lid 1, sub j, is bepaald dat binnen de bestemming 'Agrarisch met waarde' twee woningen mogen worden gebouwd indien op het betreffende voormalige bouwperceel ten minste 2.000 m² aan voormalige agrarische bedrijfsbebouwing wordt gesloopt. Aan deze regeling zijn verschillende voorwaarden verbonden:

  • Conform het provinciaal beleid is het plangebied niet aangewezen als NNN-gebied. Deze voorwaarde is dus niet van toepassing op onderhavige plangebied;
  • In het stedenbouwkundig plan, zoals opgenomen in bijlage 1 bij de regels, is de nieuwe erfinrichting opgenomen. De beoogde erfinrichting is volgens het Landelijk Overleg Kwaliteit (LOK) opgesteld.
  • Uit paragraaf 5.4 Geluid blijkt dat de geluidbelasting op de gevels niet hoger is dan de voorkeurgrenswaarden;
  • alle bedrijfsgebouwen worden gesloopt en vervangen voor drie nieuwe woningen (één bestaande en twee compensatiewoningen);
  • in de huidige situatie zijn alle te slopen gebouwen nog aanwezig. Deze worden pas gesloopt als dit deel van het plangebied worden ontwikkeld.
  • zoals blijkt uit paragraaf 5.10 Archeologie en cultuurhistorie is het erf en/of de opstal niet aangewezen als rijksmonument of cultuurhistorie.

Op basis van bovenstaande kan worden geconcludeerd dat onderhavige ontwikkeling op de Buitenhuizerweg 4 voldoet aan de ruimte voor ruimte regeling zoals opgenomen in artikel 35, lid 1, sub j,.

4.4.6 Transitievisie Warmte 2021

Alle gemeenten in Nederland hebben de opdracht gekregen om een Transitievisie warmte op te stellen. De gemeente de Wolden schetst in haar visie welke route ze voor zich ziet om de gebouwde omgeving van het aardgas af te krijgen. In de visie is onder meer aangegeven welke energiebronnen aanwezig zijn in de gemeente om hiervoor te benutten. De Wolden ziet de uitvoering voor bestaande wijken na 2030 starten, met de nadruk op individuele oplossingen. In eerste instantie wordt vooral ingezet op energiebesparing. In Ruinerwold ziet de gemeente koppelkansen om met de renovatie van corporatiewoningen voor 2025 ook andere woningen mee te nemen in verduurzaming. De gemeente ziet collectieve oplossingen op buurtniveau als alternatief voor individuele oplossingen. Nieuwbouwwoningen kunnen op een lage temperatuur warmtenet worden aangesloten, indien dit technisch mogelijk is.

Conclusie

Het plan voorziet in woonbebouwing met eigen warmtevoorziening, zonder het gebruik van aardgas. Daarmee sluit het aan bij de transitievisie. Daarnaast worden de woningen zo energiezuinig mogelijk gerealiseerd.

4.4.7 Parkeernota

De gemeente De Wolden heeft in het Gemeentelijk Verkeers- en vervoersplan De Wolden, haar parkeerbeleid opgenomen. In dit beleid is beschreven dat de gemeente bij het berekenen van de parkeerbehoefte gebruik gemaakt van de kencijfers uit CROW-publicatie 381. Uit paragraaf 3.4 Verkeer en parkeren blijkt dat in het plangebied voldoende ruimte is om de parkeeropgave op te vangen binnen het plangebied zelf. Uit figuur 3.13 en het stedenbouwkundigplan (bijlage 1 bij de regels) blijkt binnen het plangebied 271 parkeerplaatsen worden gerealiseerd. van deze 271 liggen er 189 in het openbaar gebied.

in het plangebied. De overige 82 parkeerplaatsen worden op eigenterrein bij de woningen gerealiseerd. Met deze parkeeroplossing wordt ruimschoots voldaan aan de berekende parkeerbehoefte.

In toenemende mate zal door verduurzaming sprake zijn van elektrificatie van vervoer. Naast voldoende parkeerplaatsen voor woningen zal daarmee ook voldoende ruimte moeten zijn voor het aanleggen van laadinfrastructuur. In het voorliggend plan is deze ruimte aanwezig in het openbaar gebied.

Conclusie

Er wordt voldoende parkeergelegenheid aangelegd binnen het voorliggend plan.

Hoofdstuk 5 Milieu- en omgevingsaspecten

In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan relevante milieu- en omgevingsaspecten.

5.1 Vormvrije m.e.r. beoordeling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject mer-beoordelingsplichtig is indien (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2);

  • de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer;
  • een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat;
  • een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van netto 127 woningen en het plangebied heeft een oppervlakte van 40.000 m2. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Door middel van de toetsing aan de verschillende milieu-aspecten in de hierna volgende paragrafen wordt voorzien in deze vormvrije m.e.r.-beoordeling. Tevens is ten behoeve van het ontwerpbestemmingsplan een aanmeldnotitie vormvrije mer opgesteld, zie hiervoor bijlage 1. Daaruit blijkt dat, gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten, geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden.

5.2 Bedrijven- en milieuzonering

5.2.1 Toetsingskader

Met dit project worden milieugevoelige functies toegevoegd, namelijk woningen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies:

  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieu-ruimte van de betreffende bedrijven;
  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd.

Om de belangen tussen bedrijvigheid en een goed woon- en leefmilieu voor de nieuwe woningen te kunnen afwegen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze brochure is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen rustige woonwijk of buitengebied en gemengd gebied. Het aspect geluid is in veel gevallen de bepalende factor voor de richtafstand.

De definitie van een rustige woonwijk/rustig buitengebied is:

  • 'Een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven kantoren) voor. Langs de randen (in de overgang naar mogelijke bedrijfsfuncties) is weinig verstoring door verkeer. Een vergelijkbaar omgevingstype qua aanvaardbare milieubelasting is een rustig buitengebied (eventueel inclusief verblijfsrecreatie), een stiltegebied of een natuurgebied.'

De definitie van een gemengd gebied is:

  • 'Een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden en hogere milieunormen rechtvaardigen.

milieucategorie   richtafstand  
  rustige woonwijk en
rustig buitengebied  
gemengd gebied  
1   10 m   0 m  
2   30 m   10 m  
3.1   50 m   30 m  
3.2   100 m   50 m  
4.1   200 m   100 m  

Tabel 5.1: richtafstanden tot aan milieucategorie 4.1

Het plan wordt beschouwd als rustige woonwijk. In het noorden wordt aangesloten op een bestaande woonwijk. Ten oosten en zuiden van het plangebied liggen agrarische gronden.

5.2.2 Doorwerking in het plan

Kerkweg

Ten westen van het plangebied, aan de overzijde van de Kerkweg, ligt het bedrijventerrein van Ruinerwold waar verschillende bedrijfsactiviteiten plaatsvinden. Op basis van het geldende bestemmingsplan bedrijfsterrein Hoge Akkers (2008) zijn hier bedrijven tot milieucategorie 3.1 toegestaan. Hiervoor geldt een richtafstand van 50 meter. Een uitzondering hierop is een bedrijf aan de Hoge Akkers 13. Voor deze locatie is een bedrijf in milieucategorie 3.2 toegestaan. Hiervoor geldt een richtafstand van 100 meter.

De afstand van de plangrens tot het bedrijventerrein is minimaal 55 meter. Voor bedrijven binnen milieucategorie 3.1 kan voldaan worden aan de richtafstand. Voor de bedrijfslocatie met milieucategorie 3.2 wordt niet voor het hele plangebied voldaan aan de richtafstand. Direct tegenover de betreffende bedrijfslocatie staan echter ook al woningen op kortere afstand dan het plangebied. Het bouwen van woningen binnen het plangebied zal voor deze bedrijfslocatie daarmee geen nieuwe belemmeringen opleveren.

Ten aanzien van het woon- en leefklimaat voor de huishoudens in de nieuwe woningen is rekening gehouden met de positionering van de woningen in het stedenbouwkundig plan. De bedrijfsactiviteiten waar geluidsproductie te verwachten valt, vinden inpandig plaats. Daarnaast fungeren de bestaande woningen als geluidswering voor de nieuwe woningen. Op basis hiervan wordt voor deze woningen een aanvaardbaar woon-en leefklimaat gegarandeerd. Voor de vorige woningen geldt een goed aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Buitenhuizerweg

Met dit bestemmingsplan wordt de bestaande varkenshouderij aan de Buitenhuizerweg 4 vervangen voor twee extra woningen. Met het wegbestemmen van de agrarische activiteiten verdwijnt de geurhinder van dit bedrijf. Het wegvallen van deze geurhinder heeft een positief effect op het woon- en leefklimaat van de omliggende woningen aan de Buitenhuizerweg. Daarnaast is het wegbestemmen van de agrarische activiteiten noodzakelijk om de beoogde woningen aan de Kerkweg mogelijk te maken.

Op het voormalige agrarische erf worden drie woningen gerealiseerd (twee nieuwe en de bestaande woning). Ten oosten van het plangebied Buitenhuizenweg 4 is een agrarisch (rundveehouderij) bedrijf gevestigd (Buitenhuizenweg 6). De richtafstand voor de rundveehouderij is op basis van de VNG-brochure 100 meter (fokken en houden van rundvee). Met name geur speelt hier een rol. Aan deze richtafstand wordt voldaan, de minimale afstand is circa 200 meter.

Conclusie

Bedrijven in de omgeving worden niet belemmerd in de huidige bedrijfsvoering. Daarnaast is een goed woon- en leefklimaat te garanderen voor de nieuwe woningen. Ten aanzien van het aspect bedrijven- en milieuzonering is het plan daarmee uitvoerbaar.

5.3 Milieuhinder (agrarisch)

5.3.1 Toetsingskader

Wet geurhinder en veehouderij (milieu) en Activiteitenbesluit
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) bevat het beoordelingskader voor geurhinder van veehouderijen die vergunningplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer (Wm). Het beoordelingskader is als volgt:

  • voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld (in de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv)) geldt een maximale geurbelasting op een geurgevoelig object;
  • voor andere diercategorieën geldt een minimale afstand van de dierenverblijven ten opzichte van geurgevoelige objecten.

Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen concentratiegebieden en niet-concentratiegebieden en tussen situaties binnen de bebouwde kom en buiten de bebouwde kom. De wet beschrijft in artikel 3 de maximale norm voor geurbelasting van een veehouderij ten opzichte van een gevoelig object in vier situaties, deze zijn weergegeven in de onderstaande tabel 5.3.

Tabel 5.3: Overzicht geurnormen Wgv

  concentratiegebied   niet-concentratiegebied  
binnen bebouwde kom   diercategorieën Rgv   max. 3 ouE/m3   max. 2 ouE/m3  
  andere diercategorieën   min. 100 m t.o.v. geurgevoelig object   min. 100 m t.o.v. geurgevoelig object  
buiten bebouwde kom   diercategorieën Rgv   max. 14 ouE/m3   max. 8 ouE/m3  
  andere diercategorieën   min. 50 m t.o.v. geurgevoelig object   min. 50 m t.o.v. geurgevoelig object  

Voor geurgevoelige objecten die onderdeel uitmaken van een andere veehouderij gelden niet de maximale geurbelastingen, maar de minimale afstanden van:

  • 100 m ten opzichte van geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom; en
  • 50 m ten opzichte van geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom.

Regeling geurhinder en veehouderij
In de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) is de wijze vastgelegd waarop:

  • de geurbelasting wordt bepaald;
  • de afstand tussen veehouderij en geurgevoelig object wordt gemeten.

Activiteitenbesluit
Per 1 januari 2013 zijn agrarische activiteiten onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit gebracht. In het Activiteitenbesluit zijn voor alle agrarische activiteiten, waaronder akkerbouwbedrijven en veehouderijen, eisen opgenomen.

Voor de veehouderijen is aangesloten bij de systematiek uit de Wgv, dat wil zeggen dat in bepaalde gevallen een maximaal toegestane geurbelasting geldt (diercategorieën waarvoor een geuremissiefactor is vastgesteld, bijvoorbeeld varkens en pluimvee) en in andere gevallen vaste afstandseisen gelden (diercategorieën waarvoor geen geuremissiefactor is vastgesteld, waaronder melkrundvee).

5.3.2 Doorwerking in het plan

Aan de Buitenhuizerweg zijn op dit moment twee agrarische bedrijven gevestigd; een varkenshouderij op nummer 4 en een rundveehouderij op nummer 6. Het bedrijf aan de Buitenhuizerweg 4 is onderdeel van de planvorming. Zoals in hoofdstuk 3 Het plan is beschreven zal de bedrijfsactiviteit hier worden beëindigd. Dit bedrijf wordt daarom niet getoetst. Beëindiging van de bedrijfsactiviteit levert een verbetering op voor het woon- en leefklimaat van de al aanwezige woningen rondom het plangebied. De richtafstand voor de rundveehouderij op nummer 6 is op basis van de VNG-brochure 100 meter (fokken en houden van rundvee). Met name geur speelt hier een rol. Aan deze richtafstand wordt voldaan voor beide delen van het plangebied; de minimale afstand is circa 200 meter.

5.4 Geluid

5.4.1 Toetsingskader

Veel ruimtelijke plannen hebben te maken met geluid; als ontvanger van geluid of als veroorzaker van geluid. Het aspect geluid wordt geregeld in diverse wet- en regelgeving. De belangrijkste wet- en regelgeving omtrent het aspect geluid betreffen:

  • Wet geluidhinder
  • Wetmilieubeheer
  • Activiteitenbesluit
  • Wetruimtelijke ordening
  • Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Het begrip 'geluidgevoelige objecten' is in de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer bepaalt. De Wet geluidhinder maakt onderscheid in de volgende drie categorieën:

  • woningen;
  • andere geluidsgevoelige gebouwen: onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen en kinderdagverblijven (Besluit geluidhinder artikel 1.2);
  • geluidsgevoelige terreinen: woonwagenstandplaats en ligplaatsen voor woonschepen (Besluit geluidhinder artikel 1.2).

In de Wet milieubeheer wordt dit onderscheid niet gemaakt, maar deze wet gaat wel uit van dezelfde objecten. Als middels een plan een geluidbron of een geluidgevoelig object wordt mogelijk gemaakt, of een uitbreiding van een geluidbron of een geluidgevoelig object plaatsvindt, dan is een toetsing in het kader van geluid nodig. Voor voorliggend plan is een toets aan de Wet geluidhinder en de Wet ruimtelijke ordening doorlopen, zie hiervoor paragraaf 5.4.2 Geluid verkeer.

Wet geluidhinder

In de Wgh zijn regelingen opgenomen ten behoeve van geluid in de omgeving afkomstig van de drie geluidbronnen wegen (met uitzondering van rijkswegen), spoorwegen (met uitzondering van hoofdspoorwegen) en industrielawaai. Deze geluidbronnen hebben een geluidzone. Bij plannen waarbij binnen deze geluidzones een geluidgevoelig object mogelijk wordt gemaakt, of een uitbreiding plaatsvindt van een geluidgevoelig object dient de geluidbelasting op dit object te worden getoetst.

In artikel 76 Wgh is aangegeven dat bij woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen binnen een geluidzone moet worden aangetoond of wordt voldaan aan de hoogst toelaatbare waarde van 48 dB. In artikel 100a Wgh is aangegeven dat voor de ter plaatse ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van de gevel van woningen een hogere waarde kan worden vastgesteld met een maximale verhoging van 5 dB, dus maximaal 53 dB.

5.4.2 Geluid verkeer

Wettelijke zones langs wegen

Langs alle wegen, met uitzondering van 30 km-wegen en woonerven, bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidzones waarbinnen de geluidhinder vanwege een weg aan bepaalde wettelijke normen dient te voldoen. De breedte van een geluidzone voor wegen is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de binnen- of buitenstedelijke ligging. De breedte van een geluidzone van een weg is in tabel 5.4 weergegeven.

Tabel 5.4: schema zonebreedte aan weerszijden van de weg volgens artikel 74 Wgh

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2023BP1002020-ON01_0025.png"

De kerkweg is een weg met twee stroken en geldt ter hoogte van het plangebied een maximumsnelheid van 50km/uur. De geluidzone van deze weg bedraagt 200-250 meter. Daarmee is het plangebied binnen deze geluidzone gelegen.

In figuur 5.1 is de geluidbelasting van wegverkeerslawaai weergeven. Hieruit blijkt dat voor de ontwikkeling aan de Buitenhuizerweg 4 wordt voldaan aan de voorkeurgrenswaarde van 48dB, het gehele gebied is namelijk gelegen in de zone <45dB.

Voor de ontwikkeling aan de Kerkweg geldt dat een deel van de woningen zijn gelegen in de zone 46-50 dB. De maximale ontheffingswaarde van 63dB wordt niet overschreden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2023BP1002020-ON01_0026.png"

Figuur 5.1 geluidbelasting Kerkweg (bron: atlas voor de leefomgeving)

Op basis van een akoestisch onderzoek is bepaald waar de voorkeursgrenswaarde ligt en of er een hogere grenswaarde procedure noodzakelijk is. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 2 bij de toelichting.

De berekende geluidbelasting vanwege het 60 km-gedeelte van de Kerkweg bedraagt ten hoogste Lden = 52 dB op de voorgevel van de direct langs deze weg geprojecteerde woningen. Daarmee wordt niet voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van Lden = 48 dB; de maximale grenswaarde van Lden = 63 dB wordt niet overschreden. Voor deze woningen wordt een hogere grenswaarde vastgesteld.

Voor het geluid vanwege de Buitenhuizerweg geldt dat ter plaatse van de nieuw geprojecteerde woningen aan de Buitenhuizerweg 4 wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van Lden = 48 dB.

Conclusie

Voor de woningen aan de kerkweg is een akoestisch onderzoek noodzakelijk. Op basis van dit onderzoek kan worden bepaald of een hogere grenswaarde procedure noodzakelijk is. Dit onderzoek wordt bij het ontwerpbestemmingsplan opgenomen.

5.4.3 Geluid windturbines

In de nabijheid van het plangebied staan 2 kleine windturbines van het type EAZ van 21 meter hoogte. De turbine op het erf van Buitenhuizerweg 6 staat relatief dicht bij het plandeel aan de Buitenhuizerweg 4. Windturbines maken geluid en kunnen daarmee overlast veroorzaken. Bij de huidige geluidsnormen is de minimale afstand voor dit type turbine 60 meter tot kwetsbare objecten, zoals woningen. De afstand van deze turbine tot het plangebied is minimaal 200 meter. Daarmee is overlast door geluid van deze turbine niet te verwachten.

5.5 Bodem

5.5.1 Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een ruimtelijke ontwikkeling rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

5.5.2 Doorwerking in het plan

Kerkweg 

Voor de locatie aan de kerkweg is een Het verkennend bodemonderzoek en asbestonderzoek uitgevoerd als onderdeel van het planvoornemen van de bestemmingswijziging. Deze onderzoeken zijn vereist volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) om de geschiktheid van de gronden voor de beoogde functie te beoordelen en eventuele saneringsmaatregelen te bepalen.

De resultaten van het verkennend bodemonderzoek zijn opgenomen in bijlage 3 bij de toelichting van het planvoornemen. In de volgende alinea's worden de bevindingen van het onderzoek beschreven.

Zintuiglijke waarnemingen
Op basis van zintuiglijke waarnemingen zijn in het opgeboorde bodemmateriaal geen bodemvreemde afwijkingen / bijmengingen of asbestverdachte materialen waargenomen (indicatieve waarneming).

Bovengrond
De bovengrondmengmonsters MM1 en MM2 bevatten geen van de onderzochte componenten verhoogd t.o.v. de achtergrondwaarde en/of detectiewaarde. Het bovengrondmengmonster MM3 bevat een verhoogd gehalte aan lood t.o.v. de achtergrondwaarde, de tussenwaarde (indicatie voor naderonderzoek) en de bodemindex-waarde (>0.5) wordt in dit geval niet overschreden zodat er uit milieuhygiënische overweging, geen directe aanleiding is tot het instellen van aanvullend onderzoek.

Ondergrond
De ondergrondmengmonster MM4 t/m MM6 bevatten geen van de onderzochte componenten verhoogd t.o.v. de achtergrondwaarde en/of detectiewaarde.

Aanbevelingen

Indien de grond ontgraven gaat worden, bijvoorbeeld ten behoeve van bouwwerkzaamheden, is het Besluit Bodemkwaliteit van toepassing. Indien grond van het eigen terrein moet worden afgevoerd zal deze verwerkt dienen te worden conform de eisen van het Besluit Bodemkwaliteit.

Conclusie

Op basis van het bodemonderzoek zoals opgenomen in bijlage 3 bij de toelichting, kan worden geconcludeerd dat het aspect bodem geen belemmering vormt voor onderhavige ontwikkeling aan de Kerkweg.

Buitenhuizerweg

Voor de ontwikkeling aan de Buitenhuizerweg 4 is vooralsnog geen bodemonderzoek uitgevoerd. De ontwikkeling van dit perceel ligt verder in de toekomst, daarom wordt dit onderzoek uitgevoerd voor de sloop en herontwikkeling van het perceel.

5.6 Water

5.6.1 Toetsingskader

Op grond van artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening moeten ruimtelijke plannen zijn voorzien van een waterparagraaf. Hiervoor moet het proces van de watertoets worden doorlopen. Bij het watertoetsproces gaat het om het hele proces van vroegtijdig meedenken, informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten.

Beleidskader
Nationaal Waterplan 2016-2021

In 2015 is het Nationaal Waterplan vastgesteld. Het plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2016-2021 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Belangrijke punten uit het nationaal waterplan zijn:

  • Eerst vasthouden, dan bergen en dan pas afvoeren;
  • Hemelwater zo veel mogelijk afkoppelen, mits schoon (anders eerst zuiveren);
  • Uitbreiding van verhard oppervlak zo veel mogelijk compenseren met hectares oppervlaktewater.

Nationaal Bestuursakkoord Water

Met het NBW-Actueel (2008) onderstrepen het Rijk, het Interprovinciaal Overleg, de Unie van Waterschappen en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten de gezamenlijke opgave om het watersysteem op zo kort mogelijke termijn en tegen de laagste maatschappelijke kosten op orde te brengen en te houden. Samenwerken is de rode draad van het geactualiseerde Nationaal Bestuursakkoord. Een actualisatie van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) uit 2003 komt voort uit de invoering van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW), de noodzaak tot het aanscherpen van een aantal begrippen en het beschikbaar komen van nieuwe klimaatscenario's. Ook is een nieuwe fase aangebroken in het samenwerkingsproces, waarbij het zwaartepunt verschuift van planvorming naar uitvoering. Het NBW is een uitwerking van de uitvoering van waterbeleid 21e eeuw (WB21) en de KRW. De belangrijkste doelen en taken zijn: het teveel (overlast) of tekort (onderlast) aan water aanpakken; verbetering van de waterkwaliteit.

Kaderrichtlijn Water (KRW)

Door de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) heeft Nederland een resultaatsverplichting voor het bereiken van de gewenste waterkwaliteit en ecologie van grond- en oppervlaktewatersystemen. Voor grote wateren of watersystemen, de zogenaamde KRW-waterlichamen, zijn hiertoe doelen opgesteld. De (bindende) maatregelen om de doelen te bereiken zijn vastgelegd in de stroomgebiedsplannen. Voor de overige wateren geldt minimaal het stand-still principe, dit betekent dat de toestand van de wateren er niet op achteruit mag gaan. Waterbeheerders mogen hiervoor zelf aanvullende doelen opstellen.

Beleid Waterschap Drents Overijsselse Delta

Door de invoering van de Kaderrichtlijn Water is Nederland verdeeld in vijf deelstroomgebieden. Het deelstroomgebied Rijn-Oost wordt beheerd door de waterschappen Drents Overijsselse Delta (voorheen Reest en Wieden & Groot Salland), Vechtstromen en Rijn en IJssel. Om te voldoen aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water hebben deze waterschappen de afgelopen jaren intensief samengewerkt met elkaar en met andere partners. Het nieuwe Waterbeheerplan is één van de resultaten van deze samenwerking. De opzet en grote delen van dit Waterbeheerplan zijn inhoudelijk hetzelfde als dat van de andere waterschappen in Rijn-Oost.

Waterschap Drents Overijsselse Delta heeft het waterbeheerplan opgesteld. Hierin aangegeven hoe uitvoering wordt gegeven de wettelijke waterschaptaken als zorgen:

  • Een goede bescherming tegen hoog water;
  • Een goed functionerend regionaal watersysteem;
  • Het zuiveren van afvalwater.

Met betrekking tot de verwerking van hemelwater hanteert het WDOD de volgende eisen:

  • per vierkante meter verhard (dak)oppervlak dient er 80 mm hemelwater binnen het plangebied geborgen te worden. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen uitgeefbaar en niet-uitgeefbaar gebied. de bergingsvoorziening moet binnen 48 uur geheel beschikbaar zijn voor een nieuwe neerslagsituatie;
  • halfverhardingen moeten in berekeningen worden meegenomen als volledige verharding. Indien door de fabrikant aangetoond kan worden dat toegepaste halfverharding voldoende waterdoorlatend is, kan een uitzondering gemaakt worden.
5.6.2 Doorwerking in het plan

Het bestemmingsplan is in eerste instantie in een verkennend advies besproken met het waterschap. Op basis van dit verkennende advies is voor het aspect water een notitie opgesteld. Deze notitie is opgenomen in bijlage 4 Memo waterberging Kerkweg Zuid bij de toelichting. Vervolgens is op basis van geohydrologisch onderzoek een nader waterbergingsadvies opgesteld, zie hiervoor bijlage 5 Memo waterberging vervolg bij de toelichting. Op basis van deze stukken word het waterhuiskundingplan nader uitgewerkt.

Tevens is voor de ontwikkeling een check van de digitale watertoets op de website www.dewatertoets.nl uitgevoerd. Deze is opgenomen in bijlage 3 van bijlage 4 Memo waterberging Kerkweg Zuid. Op basis hiervan wordt geconcludeerd dat er belangen van het waterschap worden geraakt en dat daarom de normale procedure moet worden gevolgd. In het kader van vooroverleg is het voorontwerpbestemmingsplan voorgelegd aan het waterschap. Ingekomen aanvullingen zijn verwerkt in de waterparagraaf.

Voor de ontwikkeling aan de kerkweg is de haalbaarheid van het plan met betrekking tot waterhuishoudkundige aspecten beoordeeld aan de hand van de volgende

vragen:

Is de waterbergingsopgave op te lossen in de openbare ruimte?

Op welke manier kan dat gerealiseerd worden?

  • Heeft dat eventueel gevolgen voor het stedenbouwkundig plan zoals dat nu is voorgesteld.

In de volgende alinea's wordt beknopt ingegaan op de notitie, zoals opgenomen in bijlage 4 Memo waterberging Kerkweg Zuid en bijlage 5 Memo waterberging vervolg.

Algemene gegevens plangebied

Aan de noordwestkant van het plangebied ligt een A-watergang met een onderhoudsstrook van 5 m. Binnen het plangebied varieert de maaiveldhoogte tussen circa +1,35 en +1,70 mNAP.

Uit tabel 1 en afbeelding 4 van bijlage 4 Memo waterberging Kerkweg Zuid, kan worden afgeleid dat de bodem binnen het plangebied uit zand bestaat dat tot een diepte van circa 5 m-mv redelijk tot goed doorlatend is en tussen circa 5 en 73 m-mv goed tot zeer goed doorlatend is. Dit betekent dat er op basis van de bodemopbouw binnen het plangebied goede mogelijkheden zijn voor het infiltreren van hemelwater.

Grondwater

Binnen het plangebied zijn geen gegevens over de grondwaterstand bekend. Een indicatie over de GHG en GLG binnen het plangebied kan worden verkregen uitgemeten grondwaterstanden in monitoringspeilbuizen die niet binnen het plangebied staan.

Op een afstand van circa 320 m tot het midden van het plangebied is een monitoringspeilbuis van TNO-NITG (met putcode GMW16H126772) gesitueerd, waarin de grondwaterstand gedurende meerdere jaren is gemeten.

Met een maaiveldhoogte binnen het plangebied van +1,35 tot +1,70 mNAP (zie afbeelding 3 van bijlage 4) ligt de GHG binnen het plangebied 0,05 tot 0,40 m onder het maaiveld. Op de klimaateffectatlas is voor het plangebied een GHG aangegeven van 0,40 tot 0,80 m-mv (zie afbeelding 7 van bijlage 4).

Oppervlaktewater

Het plangebied ligt in het beheergebied van het Waterschap Drents Overijsselse Delta (WDOD). In figuur 5.2 zijn de op de legger van het waterschap geregistreerde watergangen in de omgeving van het plangebied weergegeven. Hieruit blijkt dat het plangebied aan de west- en noordzijde wordt begrensd door een A-watergang en aan de oost- en zuidzijde door kavelsloten. Binnen het plangebied ligt een kavelsloot die gaat bijdragen aan de waterbergingsopgave.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2023BP1002020-ON01_0027.png"

figuur 5.2 Uitsnede uit de legger van de WDOD

Het deel van het plangebied ten westen van de kavelsloot ligt in peilgebied WA038 met een minimaal peil van +0,40 mNAP en een maximaal peil van + 0,70 mNAP. Het ten oosten van de kavelsloot gelegen deel van het plangebied ligt in peilgebied WA102 met een minimaal peil van +0,75 mNAP en een maximaal peil van + 1,15 mNAP.

Overstromingsrisico

Op de klimaateffectatlas =zijn kaarten weergegeven waarop de overstromingskansen van gebieden zijn aangeduid. Dit betreffen overstromingen die kunnen ontstaan vanuit een rivier of zee.

Op de klimaateffectatlas is voor het plangebied geen overstromingskans aangegeven (zie afbeelding 10 van bijlage 4).

Stresstest

Op de klimaateffectatlas zijn naast kaarten met gegevens over overstromingskansen, ook kaarten beschikbaar met een indicatie van de kans op wateroverlast door hevige neerslagsituaties met daarbij aangegeven wat de verwachte optredende waterdiepte is. Er zijn kaarten beschikbaar voor twee neerslagsituaties: een bui van 70 mm in 2 uur en een bui van 140 mm in 2 uur. In figuur 5.2 zijn deze kaarten weergegeven. Uit figuur 5.2 blijkt dat er binnen het plangebied een kleine kans op wateroverlast is tijdens hevige neerslagsituaties. In de wijken ten westen en noorden van het plangebied wordt tijdens hevige neerslagsituaties wel wateroverlast verwacht.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2023BP1002020-ON01_0028.png"

Figuur 5.3 Kans op wateroverlast door hevige neerslag (bron: klimaatatlas)

Echter uit de regionale klimaateffectatlas blijkt dat er binnen het plangebied bij een bui van 70 mm in het uur kans optreedt op wateroverlast. Wateroverlast treedt in deze situatie op bij de watergang aan de westzijde van het perceel en rondom de bestaande sloot centraal in het plangebied met waterdieptes vanaf 0,25 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2023BP1002020-ON01_0029.png"

Figuur 5.4 Kans op wateroverlast door hevige neerslag op basis van de regionale klimaateffectatlas (bron: Stresstest van Fluvius)

Randvoorwaarden en uitgangspunten

Hemelwaterafvoer en benodigde berging

Afstromend verhard oppervlak

In de notitie is in tabel 5 de verdeling van oppervlaktes in het plangebied weergegeven voor de toekomstige situatie. Uit tabel 5 blijkt dat binnen het plangebied circa 25.000 m² aan verhard (dak)oppervlak gaat worden aangelegd.

Op basis van de bergingseis van 80 mm per m² verhard (dak)oppervlak moet binnen het plangebied circa 2.000 m3 aan berging worden gerealiseerd. Berekend is hoeveel berging er kan worden gecreëerd in de kavelsloot die is gelegen binnen het plangebied en in het naastliggende groen. Hierbij is rekening gehouden met verschillende GHG namelijk 0,4, 0,5, en 0,6 m-mv. .

Uit tabel 6 van bijlage 4 Memo waterberging Kerkweg Zuid blijkt dat met de gehanteerde uitgangspunten is berekend dat er binnen het plangebied, afhankelijk van de GHG, nog 87 tot 442 m³ berging moet worden gerealiseerd, hierbij is geen rekening gehouden met het ophogen van het maaiveld. Vanuit de gemeente De Wolden is aangegeven dat het uitgangspunten moet zijn, dat deze waterberging in het opbaar gebied moet worden gerealiseerd waarbij de voorkeur uitgaat naar natuurlijke maatregelen zoals wadi's, greppels, verlaagde groenzones. Gezien de omvang van het plangebied is dit goed te realiseren binnen het plangebied, bijvoorbeeld:

  • met berging in overige verlaagde groenvakken;
  • met berging tussen trottoirbanden;
  • door het aanbrengen van een verhoogde rand/dijk rondom de vier beschouwde wadi’s.

De diepte van de GHG ten opzichte van maaiveld is afhankelijk van de maaiveldhoogte. Door het maaiveld plaatselijk te verhogen kan ook meer berging worden gecreëerd.

Uit bijlage 5 Memo waterberging vervolg blijkt dat het totale oppervlak van de groenstroken in het plangebied is circa 5.280 m² . Als over dit oppervlak 487 m³ water moet worden geborgen, betekent dit een gemiddelde waterdiepte van 0,09 m. Wanneer de groenstroken verdiept worden aangelegd met een talud van 1:0,25 en een diepte van 0,20 m-mv, kan in alle groenstroken 868 m³ hemelwater worden geborgen (zie tabel 2 van bijlage5 Memo waterberging vervolg) waarmee dus ruimschoots aan de bergingsopgave wordt voldaan

Uit de tabellen 2 en 3 van bijlage 5 Memo waterberging vervolg blijkt dat met een ophoging van het maaiveld met 0,1 m, er in de sloten met verlaagde bermen en in de verlaagde groenstroken in totaal 2.603 m³ hemelwater kan worden geborgen. Hiermee wordt ruimschoots aan de bergingsopgave voldaan.

Ledigingstijd

Of aan de eis van een maximale ledigingstijd van 48 uur kan worden voldaan, is afhankelijk van:

de bodemopbouw: de dikte en samenstelling van de verschillende bodemlagen ter plaatse van de kavelsloot en het naastliggende groen;

de doorlatendheid (K-waarde) van de verschillende bodemlagen;

de grondwaterstand en fluctuaties daarvan(GHG/GLG).

De bodem binnen het plangebied bestaat uit zand wat gunstig is met betrekking tot infiltratie. De GHG binnen het plangebied is relatief hoog wat ongunstig is met betrekking tot infiltratie. Over de doorlatendheid van het zand in de bodem van het plangebied zijn alleen gegevens het Dinoloket beschikbaar. Op basis van die gegevens is de bodem goed doorlatend wat gunstig is voor de ledigingstijd. Om betrouwbare berekeningen te kunnen uitvoeren van de ledigingstijden die kunnen worden verwacht, is inzicht in de doorlatendheden (K-waarden) van het zand binnen het plangebied nodig. Dit inzicht kan worden verkregen via een geohydrologisch onderzoek waarbij infiltratieproeven worden uitgevoerd.

Tabel 4 van bijlage 5 Memo waterberging vervolg blijkt dat aan de vereiste maximale ledigingstijden worden voldaan

Conclusie

Op basis van de in bijlage 4 beschreven uitgangspunten wordt geconcludeerd dat het plan met betrekking tot waterhuishoudkundige aspecten haalbaar is. De waterbergingsopgave is in de openbare ruimte realiseerbaar:

  • in verlaagde groenvakken;
  • met berging tussen trottoirbanden.

Op basis van de op dit moment bekend zijnde gegevens is de verwachting dat aan de eis van een maximale ledigingstijd van 48 uur kan worden voldaan. Om daarover duidelijkheid te krijgen is een geohydrologisch onderzoek binnen het plangebied nodig. Daaruit volgt de dimensionering van de wadi en wordt duidelijk of er maatregelen getroffen moeten worden om de ledigingstijd te bevorderen (zoals bodemverbetering, infiltratieriolering en/of overstortconstructie).

5.7 Ecologie

5.7.1 Toetsingskader

Bij elk ruimtelijk plan moet, met het oog op de natuurbescherming, rekening worden gehouden met de Wet natuurbescherming. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Voor de ontwikkeling aan de kerkweg is een quickscan ecologie uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 6 Quickscan Ecologie bij de toelichting. In de volgende paragrafen wordt ingegaan op gebiedsbescherming en soortenbescherming.

5.7.2 Gebiedsbescherming

De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Wet natuurbescherming(Wnb). Indien ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het provinciale bescherming van het Natuur Netwerk Nederland (NNN) en weidevogelleefgebieden.

Uit bijlage 6 blijkt dat geen vormen van gebiedsbescherming naar voren zijn gekomen die betrekking hebben op het plangebied. Het plangebied is niet aangewezen als weide- of akkervogelleefgebied, of als ganzenrustgebied. Daarnaast is het plangebied geen onderdeel van een Natura2000-gebied of het NatuurNetwerk Nederland (NNN, voormalige EHS) (bron: Kaartportaal Provincie Drenthe).

Negatieve effecten op deze gebieden als gevolg van het planvoornemen (anders dan ten

gevolge van stikstofuitstoot) kunnen op voorhand worden uitgesloten. De provincie Drenthe is bevoegd gezag in deze.

Stikstofgevoeligheid.

Het plangebied bevindt zich op ca. 5,8 km, 7,1 km, 10 km, 11,1 km en 14,4 km afstand van de Natura 2000-gebieden Holtingerveld, De Wieden, Dwingelderveld, Olde Maten & Veerslootslanden en Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht. Het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige habitattype ten opzichte van het plangebied bevindt zich in het Natura2000-gebied Holtingerveld, op ca. 6,5 km afstand van het plangebied (bron: AERIUS calculator).

Binnen het planvoornemen worden 125 nieuwbouwwoningen + 3 woningen aan de Buitenhuizerweg 4 gerealiseerd, waarbij onder andere diverse grondwerkzaamheden worden uitgevoerd, bijvoorbeeld voor de aanleg van funderingen. Als gevolg van de inzet van mobiele werktuigen hiervoor komt extra stikstof vrij. In dit kader zijn voor onderhavige ontwikkeling verschillende stikstofberekeningen uitgevoerd. Het onderzoek is opgenomen in bijlage 7 Stikstofonderzoek.

Uit de berekeningen blijkt dat, na intern salderen (het bemesten van de gronden), de stikstofdepositie nergens hoger is dan afgerond 0,00 mol/ha/jaar en er derhalve geen relevant effect is. Met de berekeningen is geen rekeningen gehouden, met het vervallen van stikstofdepositie door het beëindigen van de varkenshouderij. Negatieve effecten in de vorm van vermesting en verzuring zijn derhalve niet aan de orde. Voor dit plan geldt geen vergunningplicht op basis van de Wet natuurbescherming (Wnb).

5.7.3 Soortenbescherming

In de Wnb wordt onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn en daarnaast de overige soorten. De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn.

Voor het plangebied is een ecologisch onderzoek uitgevoerd. Het onderzoeksrapport is opgenomen in bijlage 6 Quickscan Ecologie en in het bestemmingsplan verwerkt.

Algemene broedvogels

Binnen en vlak buiten het plangebied kunnen enkele vogelsoorten tot broeden komen waarvan de nesten geen jaarronde bescherming genieten. geadviseerd wordt om de voorgenomen werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. Voor het broedseizoen wordt over het algemeen de periode van 15 maart-15 juli aangehouden. Afhankelijk van de soort en klimatologische omstandigheden kunnen soorten echter eerder of later in het jaar tot broeden komen. Wat voor deze soorten van belang is, is of er sprake is van een broedgeval. Zo ja, dan is deze altijd beschermd.

Steenuil

De aanwezigheid van een jaarrond beschermd nest, dan wel leefgebied van steenuil binnen het plangebied kan niet op voorhand worden uitgesloten. Gezien de aard van de werkzaamheden wordt geadviseerd om nader onderzoek uit te voeren om dit vast te stellen, dan wel uit te sluiten.

Grote modderkruiper

De aanwezigheid van leefgebied van grote modderkruipers in de sloten binnen en rond het plangebied kan niet op voorhand worden uitgesloten. Geadviseerd wordt om nader onderzoek uit te voeren om de aanwezigheid van deze soort vast te stellen, dan wel uit te sluiten.

Voor de overige (beschermde) soorten zoals ongewervelden, reptielen, overige zoogdieren en de vleermuis is geen (nader) onderzoek noodzakelijk.

Conclusie 

Kerkweg

Op basis van de quickscan ecologie, zijn voor de steenuil en de grote modderkruiper nader onderzoek noodzakelijk.

Daarnaast geldt de zorgplicht van de Wnb (art. 1.11) schrijft dat men verplicht is om alles wat redelijkerwijze mogelijk is te doen of juist te laten om schade aan wilde planten en dieren zo veel mogelijk te voorkomen. Dit kan bijvoorbeeld tot uiting worden gebracht door altijd zo te werken, dat dieren kunnen ontsnappen en/of deze te verplaatsen naar een geschikt biotoop in de directe omgeving. De algemene zorgplicht geldt voor elke soort en elk individu in Nederland. Voor de voorwaarden waaraan de vrijstellingen moeten voldoen in het kader van de soorten waarvoor een vrijstelling geldt, wordt verwezen naar Bijlage I van bijlage 6 Quickscan Ecologie.

Aanvullende onderzoeken worden in de eerste beschikbaare mogelijkheid (voorjaar 2024) uitgevoerd. Voor de Steenuil geldt dat drie gerichte veldbezoeken noodzakelijk zijn. Voor de modderkruiper een eDNA analyse, waarbij watermonsters worden verzameld uit verschillende delen van het plangebied, welke vervolgens in het lab worden geanalyseerd.

Buitenhuizerweg 4

De locatie aan de Buitenhuizerweg 4 is nog niet onderzocht. De reden hiervoor is dat de ontwikkeling op deze locatie nog in de toekomst ligt. Om op dit moment een ecologisch onderzoek uit te voeren zou geen realistisch beeld geven van de situatie. Aangezien in de aankomende jaren er nieuwe (beschermde) soorten kunnen vestigen, zouden de onderzoeksgegevens dan niet meer overeenkomen met de situatie ter plaatse. Door onderzoek uit te voeren vóórdat de werkzaamheden op het nieuwe erf plaatsvinden, wordt een onderzoek uitgevoerd dat actueel is.

Voorafgaand aan de uitvoering van de sloopwerkzaamheden dient een ecologisch onderzoek te zijn uitgevoerd. De eventuele mitigerende maatregelen die noodzakelijk zijn, zullen bij de uitvoering van de bouw in acht worden genomen.

5.8 Luchtkwaliteit

Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese Unie vier kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer.

In de Wet milieubeheer staan onder meer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Onderdeel van de Wet milieubeheer zijn de volgende Besluiten en Regelingen:

  • Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen);
  • Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen);

Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen

Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM) staat bouwprojecten toe wanneer de bijdrage aan de luchtkwaliteit van het desbetreffende project niet in betekenende mate is. Het begrip “niet in betekenende mate” is gedefinieerd als 3% van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Het gaat hierbij uitsluitend om stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Toetsing aan andere luchtverontreinigende stoffen uit de Wet milieubeheer vindt niet plaats.

In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Enkele voorbeelden zijn:

  • 1.500 woningen met een enkele ontsluitingsweg;
  • 3.000 woningen met twee ontsluitingswegen;
  • 100.000 m2 bruto vloeroppervlak aan kantoren met een enkele ontsluitingsweg.

Als een ruimtelijke ontwikkeling niet genoemd staat in de Regeling NIBM kan deze nog steeds niet in betekenende mate bijdragen. De bijdrage aan NO2 en PM10 moet dan minder zijn dan 3% van de grenswaarden.

Besluit gevoelige bestemmingen

Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen/klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen.

De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerszijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet milieubeheer nodig.

Beoordeling plangebied

Gelet op de aard en omvang van dit project, in verhouding tot categorieën van gevallen zoals beschreven in voorgaande paragraaf, kan worden gesteld dat voorliggend plan 'niet in betekenende mate bijdraagt' aan luchtverontreiniging in de omgeving van Ruinerwold.

Het plan maakt gefaseerd 128 woningen mogelijk, inclusief locatie Buitenhuizerweg 4. Hiermee blijft het aantal woningen ruim onder de gestelde grens waarbinnen het voornemen vrijgesteld blijft van toetsing. Het plan draagt niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Ook valt het plangebied buiten 300 meter van een rijksweg of 50 meter van een provinciale weg. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is daarom niet noodzakelijk.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling, het plan is uitvoerbaar.

5.9 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering.

Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Voor het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Voor (beperkt) kwetsbare objecten binnen de GR-contour moet een bestuurlijke verantwoording plaatsvinden.

De publieke website www.atlasleefomgeving.nl biedt inzicht in de risicobronnen waarvoor een afweging of verantwoording vereist is. Op figuur 5.4 hieronder zijn risicobronnen in de directe omgeving van het plangebied in Ruinerwold te zien. Hierop vallen drie dingen op rondom het plangebied: de aanwezigheid van 2 windturbines (groene vakjes), de opslag van gas op een perceel op het bedrijventerrein en de aanwezigheid van een aardgastransportleiding.

Windturbines

In de omgeving van het plangebied zijn twee windturbines aanwezig, namelijk bij het agrarisch bedrijf aan de Buitenhuizerweg 6 en bij de kringloopwinkel aan de Westerweiden. Het zijn relatief kleine turbines van het type EAZ, met een tiphoogte van 21 meter. Het plaatsgebonden risico dat hoort bij deze turbines is door de geringe hoogte beperkt. De afstand tot aan het plangebied Buitenhuizerweg 4 is hierin lijdend. Deze afstand is ruim voldoende en vraagt geen nadere onderbouwing.

Opslag gas

Op het bedrijventerrein van Ruinerwold wordt bij een bedrijf op kleine schaal gas opgeslagen ten behoeve van de bedrijfsvoering. De contour van het plaatsgebonden risico hiervan is zeer klein. De afstand tot aan het plangebied is ruim voldoende en vraagt geen nadere onderbouwing.

Transportleiding

Ten zuiden van Ruinerwold ligt ter hoogte van het buurtschap Blijdenstein een aardgastransportleiding van de NAM. Het traject hiervan loopt globaal tussen Koekange en Meppel-Noord. De afstand tot het plangebied is overal minimaal 500 meter, waarmee een nadere duiding van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico niet nodig is. Op figuur 5.3 hieronder is de positie van de leiding ten opzichte van het plangebied te zien in paars. Er worden binnen korte afstand van het plangebied verder geen gevaarlijke stoffen vervoerd over de weg, het spoor of het water.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2023BP1002020-ON01_0030.png"

Figuur 5.4, risicobronnen ten opzichte van het plangebied met blauwe kaders. Bron: www.atlasleefomgeving.nl

Conclusie

Het aspect externe veiligheid geeft geen belemmeringen en heeft geen extra aandacht nodig, het plan is uitvoerbaar.

5.10 Archeologie en cultuurhistorie

5.10.1 Toetsingskader

Rijk en provincie stellen zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologisch erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.

Doelstelling van het Verdrag van Valletta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.

5.10.2 Archeologie

Als uitgangspunt voor het behoud van archeologisch waardevolle gebieden heeft de gemeente de Wolden een beleidskaart vastgesteld waarin archeologische waarden zijn aangeduid. Deze waarden dienen te worden geborgd in de regels van een bestemmingsplan of beheersverordening. In figuur 5.5 is een uitsnede weergeven van de archeologische beleidskaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2023BP1002020-ON01_0031.png"
Figuur 5.5: Archeologische waardenkaart Ruinerwold

Kerkweg

Binnen de beheersverordening Ruinerwold is voor het plangebied aan de Kerkweg te zien dat er sprake is van een lage archeologische verwachtingswaarde. Dit is historisch goed te verklaren omdat de gronden binnen het plangebied pas na het ontgraven van de veengrond in gebruik is genomen door de mens. Menselijke activiteit, en daarmee overblijfselen, was daarvoor vooral op de hoger gelegen zandgronden te verwachten. Vanwege de lage historische verwachtingswaarde is met de huidige beheersverordening vastgelegd dat er bij ruimtelijke ingrepen verkennend archeologisch onderzoek nodig is wanneer deze meer dan 30.000 m2 en dieper dan 30 cm beslaan.

Het totale plangebied aan de Kerkweg heeft een oppervlakte van 4 ha (40.000 m2). Voor de realisatie van de woningen, worden de gronden in eerste instantie opgehoogd en bouwrijp gemaakt. Bij het bouwrijp maken worden de gronden voor (openbaar) groen en openbare parkeerplekken niet afgegraven. Deze gronden samen hebben een oppervlakte van circa 16.000 m2. Nader onderzoek is niet noodzakelijk om dat de onderzoeksgrens van 30.000 m2 niet wordt overschreden.

Buitenhuizerweg

Voor het plandeel aan de Buitenhuizerweg 4 is de situatie iets anders. Voor een gedeelte van de gronden is aangegeven dat deze zijn verstoord tot onder archeologisch niveau en dat geen onderzoek noodzakelijk is.

Voor de gronden ter plaatse van de bedrijfswoning en achterliggende schuur geeft de kaart weer een zone 'historische nederzetttingslocaties' weer. Er is hier al langer sprake van bewoning, de exacte datum waarop hier een woning is gebouwd is echter niet bekend. Een groot deel van het plangebied is in de afgelopen decennia verstoord tot onder archeologisch niveau, onder meer door de realisatie van de schuren en het erf. Zie afbeelding 5.4. Onderzoeksplicht is voor deze gebieden niet meer noodzakelijk; voor de rest van het terrein geldt een onderzoeksplicht bij ingrepen groter dan 100m2.

Conclusie

Het oppervlak bij elkaar opgeteld dat geroerd zal worden voor de ontwikkeling van de woningen en de infrastructuur is lager dan 30.000 m2. De verplichting van een verkennend onderzoek vervalt daarmee voor dit plan. De bescherming blijft echter wel bestaan en zal met een herziening van de beheersverordening overgenomen moeten worden.

Archeologische waarden vormen geen belemmeringen voor de ontwikkeling van het plan vanwege de lage verwachtingswaarde voor het plandeel aan de Kerkweg en de geroerde grond voor het plandeel aan de Buitenhuizerweg. Uiteraard geldt wel een zorgplicht. Dit betekent dat wanneer tijdens de ontwikkeling archeologische grondsporen worden aangetroffen of vondsten worden gedaan dat hiervan een melding dient te worden gedaan bij de gemeente de Wolden en de provinciale archeoloog. In dit bestemmingsplan is de dubbelbestemming 'Waarde- Archeologie' uit de huidige beheersverordening Ruinerwold in de plankaart en regels overgenomen, waarmee de huidige bescherming in stand blijft.

5.10.3 Cultuurhistorie

Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee vaak een sturend onderdeel in de ruimtelijke ordening. In het kader van het aspect cultuurhistorie wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de zichtbare cultuurhistorische waarden (cultuurhistorie) en op het erfgoed onder de grond (archeologie).

Onder cultuurhistorie wordt hier verstaan de aanwezigheid van waardevolle objecten zoals monumenten of de aanwezigheid van kenmerkende landschappen. Het behouden en versterken van cultuurhistorische elementen is belangrijk voor de beleving en herkenbaarheid van een plaats.

Binnen de gemeente De Wolden zijn diverse rijksmonumenten en provinciale monumenten aangewezen. Er zijn geen gemeentelijke monumenten. De dichtstbijzijnde beschermde monumenten liggen in het lint van Ruinerwold, op ruime afstand van het plangebied. De voorgenomen ontwikkeling heeft geen invloed op deze beschermde gebouwen.

Aanvullend op beschermde monumenten heeft de gemeente een cultuurhistorische waardenkaart opgesteld. Hierin is aangegeven aan welke gebieden of landschappelijke elementen bijzondere waarden zijn toegekend die behouden dienen te blijven. Het plangebied ligt in zone 5. Dit gebied, met uitzondering van de waardevolle bebouwing, heeft vanuit cultuurhistorisch oogpunt een lage waarde. Cultuurhistorie speelt een beperkte rol in dit gebied, met uitzondering van de randzones met hoger gewaardeerde gebieden. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen kan cultuurhistorie een nuttige inbreng leveren om de ruimtelijke kwaliteit van het gebied te verhogen.

Kerkweg

De voorgenomen ontwikkeling heeft geen negatieve invloed op cultuurhistorische waarden rondom Ruinerwold. Zoals beschreven in paragraaf 3.1 Planvorming en het de gebiedsanalyse zoals opgenomen in bijlage 1 Stedenbouwkundig Plan Kerkweg en Buitenhuizerweg 4 bij de regels, is met de ontwikkeling van het gebied rekening gehouden met de overgang naar het omliggende landschap:

  • Met de voorgestelde inrichting wordt de bebouwing gerealiseerd passend in het beeld van smalle, langgerekte verkavelingsstructuur haaks op de ontginningsas. De al aanwezige kavelgrensbeplanting aan de oostzijde en de houtwal in het gebied, blijft behouden en waar mogelijk versterkt zodat de landschappelijke structuur wordt benadrukt.
  • De zuidelijke rand van het bestaande bedrijventerrein fungeert als begrenzing voor de nieuwe ontwikkeling. Door deze rand verder door te trekken, wordt een heldere en nieuwe grens van het stedelijke gebied gecreëerd.
  • Bebouwing is geconcentreerd in een aantal alzijdig georiënteerde clusters opgespannen tussen de huidige opgaande groenstructuren in het landschap. De bebouwing is georiënteerd op het groen en de randen van het gebied, zodat de relatie met het groen en de beleving van het landschap wordt geoptimaliseerd;
  • Tussen de nieuwbouwwijk en het bebouwingslint aan de Buitenhuizerweg wordt voldoende ruimte gelaten, zodat dit lint als element herkenbaar blijft in het slagenlandschap. Om dit te verduidelijken zijn in het stedenbouwkundig plan enkele visualisaties opgenomen. De landschappelijke karakteristieke watergangen uit het slagenlandschap zijn in het plan verwerkt, waardoor dit beleefbaar blijft.

Buitenhuizerweg

Locatie Buitenhuizerweg 4 wordt herontwikkeld met aandacht voor de bebouwing en landschappelijk historische inrichting van de aangrenzende percelen. De bebouwing en het gebruik van de gronden aan dit lint is ouder. De te slopen bebouwing op het erf van Buitenhuizerweg 4 is cultuurhistorisch gezien echter weinig waardevol. Cultuurhistorische waarden worden met het voorgenomen plan niet geschonden. De beoogde woningen zullen als nieuwe elementen in het lint worden ontwikkeld, met oog voor de historische rooilijn en bouwhoogtes. Er wordt voldoende afstand gehouden tussen de woningen onderling en de bestaande woningen in het lint.

Conclusie

Het plan is uitvoerbaar ten aanzien van de aspecten archeologie en cultuurhistorie.

5.11 Trillingen

In het kader van het bestemmingsplan dient gekeken te worden naar trillingsbronnen en de mogelijke overlast daarvan. Hiervan kan sprake zijn bij nieuwbouw in de buurt van spoorlijnen of andere bronnen van trillingen.

Het plangebied ligt circa 1,4 kilometer verwijderd van de spoorlijn Hoogeveen-Meppel. Dit is een dusdanig grote afstand dat aangenomen mag worden dat trillingshinder niet aan de orde is. Andere bronnen zijn niet aanwezig.

Conclusie

Het aspect trillingen geeft geen belemmeringen. Het plan is uitvoerbaar.

5.12 Kabels en leidingen

In het plangebied of de directe omgeving kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.

In het plangebied en in de directe omgeving is geen sprake van relevante kabels en leidingen die planologische bescherming vragen. Op grotere afstand ligt een aardgasleiding, welke al besproken is bij het aspect externe veiligheid. Voorafgaand aan de bouw van woningen is het wel nodig om een KLIC-melding uit te voeren om beter zicht te krijgen op bestaande infrastructuur in de ondergrond.

Conclusie

Het aspect kabels en leidingen geeft geen belemmeringen, het plan is uitvoerbaar.

Hoofdstuk 6 Juridische vormgeving

Het beleid en de planuitgangspunten, zoals verwoord in de voorgaande hoofdstukken, hebben in de regels van dit plan hun juridische vertaling gekregen. Daarmee zijn de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied vastgelegd. Het plan is opgesteld conform de landelijke Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012).

6.1 Opzet van de regels

Het bestemmingplan valt onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Het bestemmingsplan is opgezet volgens de wettelijke regelgeving en qua systematiek volgens de Regeling standaarden ruimtelijke ordening, waaronder de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (versie 2012), met inachtneming van de aanpassingen die voortvloeien uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
Het plan is digitaal raadpleegbaar uitgevoerd. Met een digitale plan is het voor elke inwoner mogelijk om informatie te krijgen over het doel van het plangebied. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties.

6.1.1 Algemeen

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze verbeelding kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De verbeelding en de planregels moeten in samenhang worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • Inleidende regels (begrippen en wijze van meten);
  • Bestemmingsregels;
  • Algemene regels(o.a. afwijkingsregels);
  • Overgangs- en slotregels

6.1.2 Inleidende regels

In Hoofdstuk 1 staan de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en hierin staan:

Begrippen

In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee is een eenduidige uitleg van deze begrippen vastgelegd.

Wijze van meten

Dit artikel geeft weer hoe de wijze van meten opgevat moet worden.

6.1.3 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de in het plangebied voorkomende bestemmingen. De regels zijn onderverdeeld in o.a.:

  • Bestemmingsomschrijving: omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan;
  • Bouwregels: eisen waaraan de bebouwing moet voldoen (bebouwingshoogte, bebouwingspercentage, etc.);
  • Nadere eisen: in sommige gevallen kan het college nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bebouwing;
  • Specifieke gebruiksregels: welk gebruik van gronden en opstallen in ieder geval strijdig zijn;
  • Afwijken van de bouw- en gebruiksregels: onder welke voorwaarde mag afgeweken worden van de aangegeven bouwregels en bestemming;

De voorkomende bestemmingen worden onder 6.2 nader toegelicht.

6.1.4 Algemene regels

In Hoofdstuk 3 staan de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:

Anti-dubbeltelregel

Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze verdichting kan zich met name voordoen, indien een perceel of een gedeelte daarvan, meer dan één keer betrokken wordt bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage.

Algemene gebruiksregels

In dit artikel worden de algemene gebruiksregels beschreven. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. Dit brengt met zich mee dat de bestemmingsomschrijving van de betreffende bestemming helder en duidelijk moet zijn.

Algemene afwijkingsregels

In dit artikel worden de algemene afwijkingsregels beschreven. Deze regels maken het mogelijk om op ondergeschikte punten van de regels in het bestemmingsplan af te wijken.

Overige regels

In dit artikel zijn regels opgenomen ten aanzien van de aanvullende werking omtrent parkeren en is voor de landschappelijke inpassing van het plan een voorwaardelijke verplichting opgenomen

6.1.5 Overgangs- en slotregels

In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregels wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan wordt genoemd.

6.2 Bestemmingen

In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven op de bestemmingen die in dit plan voorkomen. In de basis is aangesloten bij de regels uit de beheersverordening Ruinerwold (2016).

6.2.1 Groen

Gronden met de bestemming groen zijn in de eerste plaats bedoeld voor groenvoorziening en beplanting. Hierdoor kan worden aangesloten bij het omliggende landschap en kan het plangebied door middel van beplanting worden ingepast conform het Stedenbouwkundig Plan Kerkweg en Buitenhuizerweg 4 zoals opgenomen in bijlage 1 bij de regels. Binnen gronden met de bestemming groen is ook waterberging mogelijk gemaakt, waaronder wadi's en sloten. Hiermee kan binnen het plangebied wateropvang worden gerealiseerd danwel behouden. Verder zijn andere kleinschalige voorzieningen toegestaan, zoals speelvoorzieningen, paden, en nutsvoorzieningen. Parkervoorzieningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - parkeren'. Parkeervoorzieningen zijn binnen deze aanduiding uitsluitend toegestaan indien gebruik wordt gemaakt van halfverharding.

Met de provincie Drenthe is afgesproken dat de breedte van de groenbestemming aan de oost- en zuidzijde wordt geborgd met respectievelijk 9 en 6 meter. In de verbeelding van dit bestemmingsplan is dit gewaarborgd door middel van de bestemming 'Groen'.

6.2.2 Verkeer - Verblijfsgebied

De infrastructuur binnen het plangebied krijgt de bestemming 'Verkeer - verblijfsgebied'. hieronder vallen wegen, voet- en rijwielpaden. Binnen deze bestemming is geen bebouwing mogelijk gemaakt. Wel zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan die noodzakelijk zijn voor de verkeersfunctie of hiermee samenhangen, zoals lantaarnpalen, bewegwijzering en laadpalen. Daarnaast zijn groenvoorzieningen en watervoorzieningen toegelaten.

6.2.3 Wonen

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen in woonhuizen. In dit geval gaat het om de grondgebonden woningen. Het totaal aantal woonhuizen binnen het plangebied bedraagt ten hoogste 125 + 3 aan de Buitenhuizerweg 4. Binnen de bestemming ' Wonen' worden in totaal 90 woningen gerealiseerd. De woonhuizen moeten binnen het bouwvlak gebouwd worden. De goothoogte van een woonhuis mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte en de bouwhoogte van een woonhuis mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte.

In de bouwregels wordt onderscheid gemaakt tussen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Bij gebouwen wordt nader onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen enerzijds (de woningen) en bijbehorende bouwwerken anderzijds. Onder bijbehorende bouwwerken vallen bijgebouwen en aan- en uitbouwen. Een bijbehorend bouwwerk mag bijvoorbeeld wel worden gebruikt als slaapkamer van het huishouden dat in de woning is gevestigd. Overkappingen zijn hiervan uitgesloten, deze vallen onder de regeling voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

De woningen mogen gebouwd als vrijstaande, halfvrijstaande of rijwoningen. Het totaal aantal woningen dat is toegestaan per gebied is aangegeven op de verbeelding. De bouwregels laten binnen elk gebied een standaard bouwhoogte van maximaal 10 meter en een goothoogte van maximaal 7 meter toe. Welk bouwvorm waar gewenst is, is aangeduid in het beeldkwaliteitsplan. Te bouwen woningen dienen aan te sluiten bij het beeldkwaliteitsplan.

Bij het wonen is het toegestaan een aan huis verbonden beroep of bedrijf uit te oefenen. De oppervlakte hiervan mag ten hoogste 60 m² bedragen, met dien verstande dat deze oppervlakte de oppervlakte van het hoofdgebouw niet te boven mag gaan. Zo wordt geborgd dat de woonfunctie de hoofdfunctie blijft. In bijlage 2 bij de regels wordt inzichtelijk gemaakt welke beroepen en/of bedrijven toelaatbaar zijn.

6.2.4 Wonen - Woongebouw

De voor 'Wonen - Woongebouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor woongebouwen. Het woongebouw wordt binnen een bouwvlak gebouwd. De bouwhoogte van een woongebouw bedraagt niet meer dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte. In het woongebouw mogen maximaal 38 woningen komen.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

Het bestemmingsplan vormt het toetsingskader voor een particuliere ontwikkeling. Het project richt zich op een gefaseerde ontwikkeling van woningen, waarbij ingespeeld wordt op de actuele behoefte op de woningmarkt. De initiatiefnemer heeft daarmee aangetoond dat het plan financieel haalbaar is en investeringen passend zijn.

Kostenverhaal

Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.

Voor dit plan wordt een anterieure overeenkomst opgesteld. Daarin worden behalve afspraken over het kostenverhaal ook afspraken opgenomen over planschade. Eventuele planschade zal geheel voor rekening komen van initiatiefnemer. Daarmee is het kostenverhaal voldoende geborgd.

Hoofdstuk 8 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan doorloopt een uitgebreide procedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop inwoners en belanghebbenden hun mening over het plan kenbaar kunnen maken. Hieronder volgt toelichting over het doorlopen proces.

Voorbereidingsfase

Begin van dit jaar is door de initiatiefnemer een start gemaakt met het uitvoeren van noodzakelijke onderzoeken en het opstellen van een concept-voorontwerpbestemmingsplan.

Voordat er een concept-plan is opgesteld, is op basis van een schetsontwerp op 25 januari 2023 een inloopavond georganiseerd door initiatiefnemer, waarbij ook medewerkers van de gemeente aanwezig waren. Ook Dorpsbelangen was hierbij aanwezig.

De avond is bezocht door ruim 300 belangstellenden. Hieruit kwam naar voren dat er veel belangstelling is naar vooral betaalbare starters- en huurwoningen, en vooral ook dat veel Ruinewolders graag de mogelijkheid willen hebben om in het eigen dorp te kunnen blijven wonen.

Naast positieve geluiden zijn ook enkele kritische kanttekeningen gemaakt. De gemaakte opmerkingen zijn geïnventariseerd en meegenomen in de verdere planvorming.

Vooroverleg en inspraak (voorontwerpbestemmingsplan)

De volgende stap in het proces is het ter inzage leggen van een voorontwerpbestemmingsplan ten behoeve van vooroverleg (met wettelijke instanties/ketenpartners) en inspraak, voor een periode van 6 weken. Omdat i.c. sprake is van een belangrijke ontwikkeling voor Ruinerwold, en van een behoorlijke omvang en impact, is er ook (opnieuw) een inloopavond georganiseerd tijdens de periode van terinzageligging.

Gedurende deze periode van terinzageligging van het voorontwerpbestemmingsplan zijn er inspraakreacties en vooroverlegreacties ingediend. De ingekomen inspraak en overlegreactie samengevat en voorzien van reactie, zie hiervoor bijlage 8 Reactienota vooroverleg en inspraak BP Uitbr Kerkweg Ruinerwold bij de toelichting.

Ontwerpbestemmingsplan

Na afloop van de periode van terinzageligging van het voorontwerpbestemmingsplan zullen eventueel ontvangen reacties worden geïnventariseerd en worden opgenomen in een 'Reactienota vooroverleg en inspraak' en waar nodig en/of gewenst in het plan verwerkt. Daarna zal een (al dan niet aangepast) ontwerpbestemmingsplan ter inzage worden gelegd voor de wettelijk voorgeschreven periode van 6 weken. Hiervan zal op de gebruikelijke en wettelijk voorgeschreven wijze kennis worden gegeven. Tegen het ontwerpbestemmingsplan kunnen vervolgens door eenieder schriftelijk of mondeling (op afspraak) zienswijzen naar voren worden gebracht bij de gemeenteraad.

Vaststelling

Na afloop van de periode van terinzageligging van het ontwerpbestemmingsplan zullen eventueel ontvangen zienswijzen worden behandeld en opgenomen in een 'Reactienota zienswijzen' en waar nodig en/of gewenst in het plan worden verwerkt. Deze reactienota zal vervolgens tezamen met het (al dan niet aangepaste) vast te stellen plan aan de gemeenteraad voor besluitvorming c.q. ter vaststelling worden aangeboden.

Het vaststellingsbesluit zal daarna tezamen met het vastgestelde bestemmingsplan en bijbehorende stukken voor een periode van 6 weken ter inzage worden gelegd. Ook hiervan zal op de gebruikelijke en wettelijk voorgeschreven wijze kennis worden gegeven. Tegen het vaststellingsbesluit is beroep mogelijk bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.