Plan: | Zuidwolde, deelplan Zuider Esweg 1a (MFA) |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1690.2020BP1007003-ON01 |
Verschillende organisaties in gemeente de Wolden hebben de wens uitgesproken voor een multifunctioneel centrum in de kern van Zuidwolde. Dit multifunctionele centrum moet verschillende activiteiten op het gebied van sport, cultuur, welzijn en zorg omvatten en dient als een ontmoetingscentrum voor de inwoners.
De beoogde locatie hiervoor is het huidige sportpark van Zuidwolde. Een gedeelte van de huidige bebouwing zal daarvoor vervangen worden voor nieuwbouw.
Om het voornemen mogelijk te maken wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld waarin het voornemen juridisch-planologisch wordt verankerd. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in een juridisch-planologisch kader waarbinnen het beoogde gebruik en het bouwplan gerealiseerd kan worden.
Achtereenvolgens komen na deze inleiding (hoofdstuk 1) de volgende onderwerpen aan bod:
Het plangebied ligt aan de Zuider Esweg in het centrum van Zuidwolde. Het gebied wordt begrenst door de Oosterweg aan de noordkant en de sport- en tennisvelden aan de oost- en zuidkant. Op afbeelding 1 is globaal het plangebied weergeven.
Afbeelding 1: plangebied
Het plangebied ligt in de beheersverordening Zuidwolde. Hierin heeft het plangebied twee bestemmingen. Het noordelijke deel waar nu het gebouw de Boerhoorn staat heeft de bestemming maatschappelijke voorzieningen en het gedeelte vanaf de Sportlaan naar het zuiden heeft de bestemming sportvoorzieningen. Binnen deze bestemmingen mogen de gronden in eerste instantie worden gebruikt overeenkomstig het bestaand gebruik. Aanvullend daarop mogen de gronden en bouwwerken ook worden gebruikt voor andere maatschappelijke en sportvoorzieningen. Binnen het verordeningsgebied zijn aanwezige bestaande bouwwerken toegestaan en mogen op dezelfde locatie worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen. Op afbeelding 2 is een uitsnede van de beheersverordening weergegeven.
afbeelding 2: uitsnede beheersverordening
Het beoogde gebruik en de nieuwbouw passen niet binnen de bestemming sportvoorzieningen. Daarnaast zal het gedeelte dat nu een maatschappelijke bestemming heeft alleen voor parkeervoorzieningen worden ingericht. Het is daarom wenselijk dat de bestaande bouwrechten daar vanaf worden gehaald.
Daarnaast geldt voor het gehele plangebied de dubbelbestemming archeologie 2. Hierin zijn voorwaarden gekoppeld aan bouw en andere activiteiten die een mogelijke verstoring van de grond inhouden.
De locatie voor het nieuw te bouwen MFC (Huus voor Sport en Cultuur) Zuidwolde is gelegen aan het Sportlaantje te Zuidwolde. Hier bevinden zich meerdere sportvoorzieningen. Op de huidige locatie van de sporthal Mr. N. Wessels Boer ten zuiden van het Sportlaantje zal het nieuwe complex komen. De huidige sporthal en gymzaal worden gesloopt. De tennishal die aan de oostzijde grenst blijft staan en zal verbonden worden met het nieuw te bouwen MFC.
Aan de noordkant bevinden zich enkele woningen en zoals gezegd de Boerhoorn. De woningen vallen buiten het plangebied. De Boerhoorn maakt wel onderdeel van het plangebied. Het gebouw zal gesloopt worden en hiervoor in de plaats zal een parkeergelegenheid worden aangelegd.
De westkant van het plangebied wordt begrensd door de Zuider Esweg met aan de overzijde woningen. Ten zuiden van de nieuw op te richten bebouwing liggen tennisvelden en aan de oostzijde, achter de tennishal liggen meerdere sportvoorzieningen met onder andere ook het zwembad.
Het nieuwe complex zal zodoende worden gebouwd op een terrein dat reeds een soortgelijke bebouwing kent. Niettemin zal bij de nieuwe inrichting van het terrein rekening worden gehouden met de directe omgeving.
Het plangebied maakt deel uit van een terrein waar zich meerdere sportvoorzieningen bevinden. Dat blijft ook na realisatie van het HSC het geval.
Het beleid van Europa en de rijksoverheid is van invloed op het te voeren Drentse omgevingsbeleid. Zo is er op Europees niveau veel aandacht voor het verbinden van economische kerngebieden door vervoersnetwerken, de aansluiting van relatief zwak ontwikkelde regio’s, landsoverschrijdende samenwerking, stroomgebieden, ecologische relaties en duurzame ontwikkeling.
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), vastgesteld. De SVIR heeft een horizon tot het jaar 2040 en vervangt onder andere de Nota Ruimte. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vormt de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
Het rijk kiest met de structuurvisie voor een selectievere inzet van de onderstaande 13 rijksbelangen:
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt dieper ingegaan op deze 13 rijksbelangen. Het rijk blijft verantwoordelijk voor het systeem van ruimtelijke ordening. Daarnaast kan een rijksverantwoordelijkheid aan de orde zijn indien:
Geconstateerd wordt dat er geen onderwerpen van nationaal belang opgenomen zijn waarmee rekening dient te worden gehouden.
Het kabinet heeft in de SVIR vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen moet worden ingezet. De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze zijn bedoeld om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging door middel van normstelling, gebaseerd op de Wro, gewenst. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte. In het Barro zijn geen specifieke regels opgenomen voor het onderhavig plangebied.
De ladder voor duurzame verstedelijking is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Daarin is in artikel 3.1.6 een lid 2 ingevoegd waarin een motiveringsplicht is opgenomen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen (inclusief detailhandel) in bestemmingsplannen. De ladder ondersteunt gemeenten en provincies in vraaggerichte programmering van hun grondgebied, het voorkomen van overprogrammering en de keuzes die daaruit volgen.
In het gewijzigde Bro, van kracht sinds 1 juli 2017, is artikel 3.1.6, lid 2 gewijzigd in:
"De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied".
Nieuwe stedelijke ontwikkeling
De ladder voor duurzame verstedelijking houdt in dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. De eerste vraag die beantwoord moet worden is of de ontwikkeling waarvoor dit bestemmingsplan opgesteld is aan te merken is als een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
Dit bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van een multifunctionele accommodatie mogelijk voor sport en spel voorzieningen en maatschappelijke voorzieningen. De bruto-vloeroppervlakte van de beoogde ontwikkeling bedraagt ongeveer 5000m², waarvan een groot deel als nieuw gebouw wordt toegevoegd. Deze ontwikkelingen leiden tot nieuwe stedelijke functies in bestaand stedelijk gebied. Hierdoor wordt er conform de ladder van duurzame verstedelijking ingegaan op de behoefte van de nieuwe stedelijke ontwikkeling.
Behoefte verplaatsing bestaande activiteiten aangeven en omschrijven
In 2018 is in opdracht van de gemeente De Wolden een haalbaarheidsonderzoek uitgevoerd voor een nieuw op te richten multifunctionele accommodatie binnen de kern Zuidwolde, gemeente De Wolden. Op basis van het haalbaarheidsonderzoek is vastgesteld dat er draagvlak is voor een dergelijke accommodatie, de ruimtelijke en financiële uitgangspunten zijn op een rij gezet en besloten is een nieuwe multifunctionele accommodatie te bouwen in plaats van bestaande accommodaties te renoveren.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat voldaan wordt aan de ladder van duurzame verstedelijking. Daarmee wordt ook voldaan aan het rijksbeleid.
Provinciale Staten hebben op 3 oktober 2018 de Omgevingsvisie- en Omgevingsverordening Drenthe 2018 vastgesteld.
De Omgevingsvisie is voor Drenthe een centraal visiedocument. Deze Omgevingsvisie is het strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De ambitie ziet toe op het waarderen van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe passend bij deze kernkwaliteiten. Deze ambitie vormt het hart van ons beleid waarmee wordt ingezet op ‘ontwikkelen met ruimtelijke kwaliteit’, mede vanuit de wetenschap dat landschapskwaliteit een belangrijke vestigingsfactor is. In de omgevingsvisie worden zes verschillende kernkwaliteiten benoemd die de Drentse ruimtelijke identiteit inhoud geven. Het gaat om landschap, cultuurhistorie, aardkundige waarden, archeologie, rust en natuur.
Voor wat betreft voorliggend bestemmingsplan combineert de multifunctionele accommodatie bestaande maatschappelijke en sociaal-medische voorzieningen in één accommodatie. Doordat het aantal voorzieningen geclusterd wordt kan de ruimtelijke kwaliteit van de voorzieningen behouden blijven.
Geconstateerd wordt dat onderliggend bestemmingsplan geen provinciale belangen schaadt.
De gemeentelijke Structuurvisie De Wolden uit 2011 vormt het toetsingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen, met 2030 als zichtjaar. Daarin staat hoe de gemeente in de toekomst met thema’s als wonen, leefbaarheid, landbouw, recreatie en natuur omgaat. Welke ontwikkelingen zijn gewenst en waar moeten die ontwikkelingen plaatsvinden. De structuurvisie heeft niet als doelstelling de ontwikkelingslocaties op perceelsniveau op de kaart weer te geven, maar geeft de ontwikkelingsmogelijkheden per landschapstype weer.
De Visie zet in op het waarborgen van culturele voorzieningen in de kerndorpen (bibliotheken, musea, cultureel erfgoed, cultureel verenigingsleven, amateurkunst, kunst in de openbare ruimte).
Het multifunctionele centrum (Huus voor sport en Cultuur) clustert culturele en maatschappelijke en zorg voorzieningen in het Kerndorp Zuidwolde. Door de clustering blijft de ruimtelijke kwaliteit van de voorzieningen behouden.
Geconcludeerd wordt dat het multifunctionele centrum in lijn is met het gemeentelijke beleid.
Afbeelding 3: het plangebied gelegen binnen het kerndorp Zuidwolde.
Het toekomstige "Huus voor Sport en Cultuur" heeft een uitnodigende en open uitstraling naar de omgeving. Er is zicht op en zicht in het gebouw. De entree en ontmoetingsruimte laten zich duidelijk zien. Functies binnen zijn duidelijk herkenbaar, het gebouw is helder en overzichtelijk georganiseerd en laat zich bij binnenkomst lezen. De binnen- en buitenruimte sluiten op elkaar aan, versterken elkaar en stimuleren de gewenste ontmoeting en verblijfsfunctie.
De locatie voor het "Huus voor Sport en Cultuur" Zuidwolde is zoals gezegd op de huidige locatie van de sporthal Mr. N. Wessels Boer. De huidige sporthal en gymzaal worden gesloopt. De tennishal blijft staan. Aansluiting tussen deze hal en het nieuw te ontwikkelen "Huus voor Sport en Cultuur" wordt gerealiseerd zodat ook de tennissers gebruik kunnen maken van de voorzieningen in het "Huus voor Sport en Cultuur": de kleedruimten, de horecavoorziening en de grote ontmoetingsruimte. Door middel van een verfraaiing van de gevel van de bestaande hal zal de tennishal architectonisch worden geïntegreerd in het totaalbeeld.
De stedenbouwkundige inpassing gaat zorgvuldig om met het verschil in maat tussen het "Huus voor Sport en Cultuur" en de woningen aan de Zuider Esweg. De maatvoering en materialisatie van de westgevel houdt rekening met het uitzicht van de woningen en zorgt voor een inpassing die hier natuurlijk en passend aansluit zowel qua maatvoering als qua materialisatie.
De hoofdentree en de voorruimte, het plein, voor het "Huus voor Sport en Cultuur" worden zo gesitueerd dat deze op een logische manier de toegang tot het gebouw inleiden en zicht bieden op de hoofdentree vanuit het centrum van Zuidwolde. De routing voor auto's, fietsers en voetgangers wordt hierbij zorgvuldig ingepast binnen de bestaande omgeving. Op onderstaande afbeelding 4 is een ontwerp te zien van het "Huus voor Sport en Cultuur".
Afbeelding 4: ontwerp van het Huus voor Sport en Cultuur
Het plangebied is grotendeels in gebruik voor sportvoorzieningen. Het nieuwe gebouw zal hier een aantal functies aan toevoegen.zoals een centrale ontmoetingsruimte, een bibliotheek, een multifunctionele podiumruimte, fysiotherapie, fitness, kantoren en vergaderruimten. Uiteindelijk zal het nieuwe MFC en de omgeving plek bieden aan al deze verschillende activiteiten maar de huidige bestemming sportvoorzieningen is daarom niet toereikend genoeg.
Ook de buitenruimte zal opnieuw worden ingericht. Voor de hoofdentree bevindt zich een plein dat als voorruimte dient voor het MFC: een inleidende ruimte die de verbinding legt met het centrum van Zuidwolde. Deze ruimte verzorgt de aanblik op de hoofdentree. De inrichting van deze ruimte zorgt voor een open en veilige toegang tot het MFC. De routing van auto's, fietsers en voetgangers sluit op een logische manier aan op deze voorruimte. Daarnaast zal vanuit de ontmoetingsruimte een terras bereikbaar zijn dat bij mooi weer dienst doet als verlengstuk van de ontmoetingsruimte. Tevens zal er plek worden gereserveerd voor buitenbergruimten (containers, buitenmateriaal voor de spelotheek) en stallingen voor fietsen en scootmobiel. Uiteraard zal een groot gedeelte van het terrein als parkeerplaats worden ingericht. De eerder genoemde Boerhoorn wordt daartoe gesloopt.
Ook zal er aandacht zijn voor een gewenste groene buitenruimte die de dorpse en ruime inpassing in deze omgeving gezicht geeft.
Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.
Door Terra Agribusiness BV is een verkennend bodemonderzoek uitgebreid met asbest in grondonderzoek uitgevoerd. Het volledige rapport is bijgevoegd als bijlage I. Hieronder volgt de samenvatting en conclusie.
Verkennend bodemonderzoek
Ter plaatse van de onderzoekslocatie zijn boringen en inspectiegaten uitgevoerd ten behoeve van een bodemonderzoek conform de NEN5740 en NEN5707. In zowel de bovengrondmengmonsters (BM1 t/m BM4) als de ondergrondmengmonsters (OM1 t/m OM3) zijn geen verhogingen aangetroffen.
Omdat er binnen een boordiepte van 5 m -mv geen grondwater is aangetroffen, is de plaatsing van de peilbuis met daarbij behorende grondwateranalyse achterwege gebleven.
Op basis van onderhavig onderzoek wordt voor dit onderdeel een nader bodemonderzoek voor deze locatie niet noodzakelijk geacht.De onderzoekslocatie wordt vanuit milieuhygiënisch oogpunt voor dit onderdeel geschikt geacht voor het beoogde gebruik.
Verkennend bodemonderzoek "asbest in bodem"
Tijdens de maaiveld- inspectie zijn ter plaatse van deze deellocatie geen asbestverdachte materialen op het maaiveld aangetroffen.
Ter plaatse zijn meerdere inspectiegaten gegraven. Van de licht puinhoudende inspectiegaten is een mengmonster samengesteld en geanalyseerd op de aanwezigheid van asbest. In het mengmonster (MM1) is analytisch geen asbest aangetroffen.
Op basis van onderhavig onderzoek wordt voor dit onderdeel een nader bodemonderzoek voor deze locatie niet noodzakelijk geacht. De onderzoekslocatie wordt vanuit milieuhygiënisch oogpunt voor dit onderdeel geschikt geacht voor het beoogde gebruik
Algemeen
Als grond van de locatie vrijkomt, moet er rekening mee worden gehouden dat deze niet zonder meer elders toepasbaar is. Op hergebruik van grond is het “Besluit bodemkwaliteit” van toepassing. De toepassing van grond elders moet worden gemeld via het ‘meldpunt bodemkwaliteit’.
Naast het “Besluit bodemkwaliteit” dient opgemerkt te worden dat in het kader van de “Tijdelijk handelingskader voor hergebruik van PFAS houdende grond en baggerspecie” ook onderzoek naar PFAS noodzakelijk is.
Conclusie
Het aspect ‘bodem’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2019 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. In de wet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn archeologische monumenten kaarten en gemeentelijke cultuurhistorische beleidskaarten opgesteld.
De Archeologische Monumenten Kaart (AMK) bevat een overzicht van belangrijke archeologische terreinen in Nederland. In het plangebied zijn geen archeologische monumenten aanwezig waarmee rekening gehouden dient te worden.
Conform het beleid van de gemeente is op 23 september 2021 door De Steekproef een archeologisch onderzoek (verkennende fase) uitgevoerd omdat de oppervlakte van de bodemingrepen (sloop oude bebouwing en nieuwbouw) groter zal zijn dan 100 m2 en dieper dan 30 centimeter beneden maaiveld. De met de plannen gepaard gaande graafwerkzaamheden vormen een bedreiging voor eventueel aanwezige archeologische waarden. Hieronder volgt een samenvatting en conclusie. Het volledige onderzoek is bijgevoegd als bijlage 2
Voorafgaand aan het veldwerk is een archeologisch bureauonderzoek met een archeologisch verwachtingsmodel opgesteld. Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied onderdeel uitmaakt van het Drents Keileemplateau en ligt het op de westelijke helling van de zogenaamde Rug van Zuidwolde (stuwwal). Op grond van het bureauonderzoek gold voor het plangebied een middelhoge tot hoge verwachtingswaarde voor vindplaatsen vanaf de steentijd. Aanwijzingen voor historische bebouwing in het plangebied uit de late middeleeuwen zijn met het bureauonderzoek niet gevonden. Hiervoor gold een lage verwachtingswaarde.
Het plangebied is tot 1954 altijd onbebouwd gebleven en bestond tot die tijd uit bouw- en weiland. Dwars door het plangebied liep rond het begin van de 19e eeuw een weg: de voorganger van de Zuideresweg.
Er werden verstoringen in het plangebied verwacht. Voor de bouw van de huidige bebouwing en de aanleg van kabels en leidingen hebben bodemingrepen plaatsgevonden. Uit booronderzoeken in de directe omgeving blijkt dat de bodem op meerdere plekken diep verstoord is. Aan het Sportlaantje heeft eerder een archeologisch onderzoek plaatsgevonden. Hieruit bleek de bodem eveneens verstoord te zijn (Van Hoof 2013)
In totaal zijn tijdens het veldonderzoek (verkennende fase) elf boringen verricht. Deels in overeenstemming met wat verwacht werd op basis van het bureauonderzoek bestaat de bodemopbouw van het plangebied hoofdzakelijk uit een geroerd/vergraven, deels opgebracht pakket, op keizand en keileem. In het plangebied zijn geen intacte podzolbodems aangetroffen, geen intact esdek, noch archeologische cultuurlagen of archeologische indicatoren.
Conclusie
Met het veldonderzoek is vastgesteld dat de bodem in het plangebied reeds grotendeels verstoord is geraakt. In de boringen zijn geen vondsten gedaan en er is geen intacte podzolbodem en/of esdek (meer) aanwezig. Hiermee is er in het plangebied een lage kans op behoudenswaardige archeologische waarden.
Op basis van een hoge verstoringsgraad die is vastgesteld en vanwege de afwezigheid van archeologische indicatoren, intacte podzolbodems, een intact esdek en archeologische cultuurlagen, wordt de kans op archeologische waarden in het plangebied laag geacht. Het wordt daarom niet noodzakelijk geacht een archeologisch vervolgonderzoek voor het onderzochte terrein te doen.
Het rapport is beoordeeld door het bevoegd gezag en de conclusie en het advies zijn akkoord bevonden. Het plangebied is vrijgegeven door het bevoegd gezag en daarmee wordt de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 2’ niet overgenomen in de regels behorende bij dit plan.
Als bij toekomstig graafwerk onverhoopt toch archeologische vondsten worden gedaan of archeologische grondsporen worden aangetroffen, dan dient daarvan direct melding te worden gemaakt bij de minister conform de Erfgoedwet 2016, artikel 5.10 & 5.11.
Cultuurhistorische waardenkaart
Op 13 maart 2014 heeft de gemeenteraad de Cultuurhistorische waardenkaart voor de gemeente De Wolden vastgesteld. De cultuurhistorische waardenkaart biedt inspiratie voor recreatie, erfgoededucatie en PR-marketingstrategieën of ruimtelijk ontwerp (inrichting en beheer).
Op de beleidskaart (afbeelding 5) is het plangebied aangeduid als beleidsgebied 5 Daarbij is aangegeven dat dit gebied, met uitzondering van de waardevolle bebouwing, vanuit cultuurhistorisch oogpunt een zeer lage waarde heeft. Cultuurhistorie speelt een beperkte rol in dit gebied, met uitzondering van de randzones met hoger gewaardeerde gebieden.
Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen kan cultuurhistorie een nuttige inbreng leveren om de ruimtelijke kwaliteit van het gebied te verhogen.
afbeelding 5: Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart
Het plan voorziet in een bestemmingswijziging van het huidige sportterrein. Aanwezige bebouwing zonder specifieke cultuurhistorische waarden wordt gesloopt en vervangen door nieuwbouw. De nieuwe ontwikkeling vindt plaats binnen de bestaande verkaveling.
Met het mogelijk maken van het nieuwe bouwplan worden geen cultuurhistorische waarden extra aangetast.
Het aspect ‘cultuurhistorie’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
In dit bestemmingsplan worden nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Deze waterparagraaf is erop gericht om de actuele watersituatie en het actuele waterbeleid in beeld te brengen. Daarnaast is de waterparagraaf vooral bedoeld om een brug te slaan naar de procedures en toetsingsinstrumenten van de waterbeheerder. De gemeente De Wolden is gelegen in het beheersgebied van het waterschap Drents Overijsselse Delta en het waterschap Vechtstromen, welke beiden verantwoordelijk zijn voor het waterkwantiteit- en waterkwaliteitsbeheer.
De waterschappen Drents Overijsselse Delta en Vechtstromen vormen samen met waterschap Rijn en IJssel het waterschapsgebied Rijn-Oost. De waterschappen hebben hun beleid voor stedelijk waterbeheer vastgelegd in de gezamenlijke beleidsnotitie 'Water Raakt'. Deze notitie vormt op hoofdlijnen het beleid voor de wijze waarop de waterschappen in stedelijk gebied invulling geven aan het waterbeheer. Het waterbeheer richt zich op de volgende drie beleidsthema's:
Deze drie thema's hangen zo met elkaar samen dat het niet mogelijk is ze afzonderlijk van elkaar te realiseren. Er wordt gezorgd dat het watersysteem tijdig op orde is, duurzaam is ingericht, voldoet aan de landelijke normen voor het voorkomen van wateroverlast, bijdraagt aan het bereiken van grond- en oppervlaktewaterpeilen in relatie tot de functies van die wateren en gebieden, verdroging tegengaat en rekening houdt met de eisen vanuit de KRW. Om aan deze punten te voldoen is in december 2009 de Waterwet in werking getreden. De Waterwet vervangt acht bestaande wetten voor het waterbeheer in Nederland. Deze wet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater. Ook verbetert deze wet de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Hierdoor zijn waterschappen, gemeenten en provincies beter in staat wateroverlast, waterschaarste en watervervuiling tegen te gaan. Ook voorziet de Waterwet in het toekennen van functies voor het gebruik van water zoals scheepvaart, drinkwatervoorziening, natuur, landbouw, industrie en recreatie. Op basis van deze functies worden eisen gesteld aan de kwaliteit en de inrichting van het water. De instrumenten vanuit de Waterwet zijn Waterplannen (rijk en provincie), waterbeheer-plannen (waterbeheerder) en vergunningen.
Watertoetsproces
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht de Watertoets uit te voeren. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten. Het Waterschap Drents Overijsselse Delta is op 10 maart 2022 geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets (zie bijlage 3)
Op basis van de aangeleverde gegevens en het beleid van het waterschap kan de normale procedure worden doorlopen. naar aanleding hiervan heeft het waterschap een uitgangspunten notitie toegestuurd (zie bijlage 3)
Het doel van de uitgangspuntennotitie is om in de initiatieffase van een plan bruikbare informatie aan te leveren voor de waterhuishouding in en rond het plangebied. Dit kan worden opgenomen in de waterparagraaf van het inrichtingsplan, bestemmingsplan of ruimtelijke onderbouwing. De uitgangspuntennotitie bevat informatie over de bestaande waterhuishouding en concrete uitgangspunten voor het plan op basis waarvan de waterhuishouding kan worden geregeld. Het is de bedoeling dat de uitgangspunten uit pargarafa 3 worden worden verwerkt in het plan. De uitwerking van het plan zal nogmaals ana het waterschap worden opgestuurd ter beoordeling in het kader van vooroverleg zoals dat bedoeld is in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening.
Met de komst van de nieuwe HSC wordt in het gebied de gymzaal en de Boerhoorn gesloopt. Dat betekent dat per saldo het nieuwe bebouwde oppervlakte in het projectgebied, ongeveer gelijk blijft of zelfs kleiner is, dan het huidige bebouwde oppervlakte. Daarnaast wordt een gedeelte van het dak van HSC 'groen' uitgevoerd om hemelwater langer vast te houden waar het valt. Daarmee is de realistische verwachting dat de bebouwing niet meer druk zal geven op de afvoer van hemelwater via het rioolstelsel, dan in de huidige situatie het geval is.
Door de combinatie van functies in het nieuwe gebouw zal er voor parkeren en andere openbare functies wel meer verhard oppervlakte worden aangelegd in het gebied, dan nu het geval is.
De riolering in het gebied is een gemengd rioolstelsel nog in redelijk tot goede conditie. Gelet op de positionering van de HSC en de bestaande rioolstelsels die dwars door diverse woonstraten haar afvoerrichting heeft, is het geen optie om het hemelwater van het projectgebied HSC geschieden af te voeren. Het bestaande gemengde rioolstelsel zal het aanbod aan hemelwater moeten afvoeren. Om te voorkomen dat dit hemelwater bij een forse bui ineens het rioolstelsel te zwaar gaat belasten gaat de gemeente het water in het gebied bufferen en vertraagd afvoeren naar het rioolstelsel.
De gemeente gaat dit op twee manieren doen cq. bevorderen.
Voordeel, de huidige parkeerterreinen bij de sporthal/gymzaal zijn grotendeels uitgevoerd in asfalt met directe afvoer van regenwater via goten en kolken naar het gemengde rioolstelsel. In de nieuwe situatie zal een deel van het regenwater 'gewoon' de grond kunnen intrekken voordat het overschot wordt afgevoerd naar de riolering. Hierbij merken we wel op dat de bodem in diepere lagen uit keileem bestaat, waardoor optimale infiltratie in het gebied niet realistisch is. Water vasthouden zal voornamelijk kunnen in de (zand)cunetten onder de nieuwe verhardingen.
De civiele voorbereiding om de nieuwe openbare ruimte in detail uit te werken gaat nog van start. De verwachting is namelijk dat deze aanleg pas kan starten na de bouwvak van 2023. De eerste 1,5 jaar is vooral gericht op de sloop en nieuwbouw van de HSC en in die tijd wordt de detaillering van de openbare ruimte verder vormgegeven. De gemeente zal het Waterschap meenemen in deze detaillering. Het huidige Stedenbouwkundige ontwerp is vooral richtinggevend en de daadwerkelijk invulling binnen deze gestelde kaders, zal de komende tijd steeds concreter gemaakt worden.
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet heeft de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet vervangen. De bescherming van Natura 2000 gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen (houtopstanden) wordt nu via deze wet geregeld. De provincie is per 1 januari 2017 het bevoegde gezag voor soortenbescherming en houtopstanden. Deze bevoegdheden lagen voorheen bij het Rijk. Daarnaast is de provincie bevoegd gezag gebleven voor Natura 2000 bescherming en faunabeheer. De provincie is verantwoordelijk voor het afgeven van vergunningen en ontheffingen voor al deze gebieden. Hierop geldt alleen een uitzondering als het rijksaangelegenheden betreft.
Provinciale Staten hebben op 14 december 2016 regels gesteld en vrijstelling gegeven over de soortenbescherming, faunabeheer en houtopstanden in de Provinciale omgevingsverordening Drenthe. In deze verordening zijn de vrijstelling voor beweiden en bemesten en de soortenvrijstellingen van het rijk overgenomen. Verder zijn er regels gesteld om faunabeheer mogelijk te maken. Ten slotte zijn de spelregels voor houtopstanden (voorheen Boswet) vastgelegd. Zo is bepaald aan welke eisen een compensatieverzoek moet voldoen en is de mogelijkheid voor het aanleggen van tijdelijk bos geregeld. Daarnaast hebben Gedeputeerde Staten op 20 december 2016 de beleidsregels Wet natuurbescherming Drenthe vastgesteld. Deze beleidsregels gaan over het toedelen van ontwikkelingsruimte in relatie tot de PAS (Natura 2000), soortenbescherming en houtopstanden. De provincie Drenthe zet zich ook in voor actieve soortenbescherming.
Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling is door Ecoreest een quickscan Wet natuurbescherming uitgevoerd. Hieronder volgt de samenvatting en conclusie. Het volledige rapport is opgenomen als bijlage
Soortenbescherming
Uit de quickscan Wet natuurbescherming ten aanzien van soortenbescherming wordt het volgende geconcludeerd:
Gebiedsbescherming
Uit de quickscan Wet natuurbescherming ten aanzien van gebiedsbescherming wordt het volgende geconcludeerd:
Stikstof
Bouwplannen of vergelijkbare projecten kunnen leiden tot een toename van stikstofdepositie ter plaatse van stikstofgevoelige habitattypen in een Natura 2000-gebied. Deze toename van de stikstofdepositie kan het gevolg zijn van bouwwerkzaamheden in de aanlegfase (bijvoorbeeld als gevolg van de aanvoer van bouwmaterialen naar en grondverzet op de bouwplaats) en de gebruiksfase. De depositie is mede afhankelijk van de afstand tot het nabijgelegen N2000-gebied.
Het bestemmingsplan voorziet in een Multifunctioneel centrum op de locatie van de bestaande sporthal/ gymzaal en een maatschappelijke bestemming die gebruikt werd als ontmoetingscentrum en ten behoeve van welzijn en zorg. Het nieuwe centrum voegt de al bestaande functies samen in één gebouw.
Het plangebied behoort niet tot het Natuurnetwerk Nederland of Natura2000-gebied. Het centrum zal gasloos worden opgeleverd en is in de gebruiksfase dus emmissieneutraal. Omdat het een herhuisvesting betreft van bestaande functies zal er geen sprake zijn van een grotere verkeersaantrekkende werking dan in de bestaande situatie, dit zal dan ook geen negatief effect hebben. Onderhavig plan leidt alleen tot een tijdelijke uitstoot van stikstof in de aanlegfase.
Vanwege de ligging buiten het Natuurnetwerk Nederland, leiden de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties, omdat de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland geen externe werking kent in Drenthe. Gelet op de aard en omvang van de voorgenomen activiteiten, en de ligging van het plangebied op behoorlijke afstand van het meest nabijgelegen het Natura2000-gebied (Mantingerzand 12.4km), is het niet aannemelijk, dat voorgenomen activiteiten zullen leiden tot een negatief effect. Nader onderzoek, zoals een stikstofberekening, wordt niet noodzakelijk geacht om de wettelijke consequenties vast te kunnen stellen.
Om te bepalen of er nestplaatsen van gierzwaluwen, huismussen of vleermuisverblijfplaatsen in de bebouwing aanwezig zijn, is aanvullend onderzoek uitgevoerd. Hieronder volgt de samenvatting en de conclusies. het volledige rapport is te vinden in bijlage 5
Soortbescherming
Advies en conclusies
Ten behoeve van de voorgenomen activiteiten heeft Ecogroen een activiteitenplan geschreven en een ontheffingsaanvraag namens de gemeente ingediend. Deze is in december 2021 verleend.
Het aspect ecologie vormt zodoende geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
De Wet geluidhinder beschermt de volgende objecten:
Deze bescherming geldt als het gebruik van deze objecten is toegestaan volgens het bestemmingsplan, de beheersverordening, omgevingsvergunning afwijken bestemmingsplan of beheersverordening. Op tijdelijk afwijken van het bestemmingsplan met een periode van maximaal 10 jaar is de Wet geluidhinder niet van toepassing.
Onder "woning" wordt verstaan (artikel 1 Wet geluidhinder): gebouw of gedeelte van een gebouw waar bewoning is toegestaan op grond van de geldende planologische status (bestemmingsplan, de beheersverordening, omgevingsvergunning afwijken bestemmingsplan of beheersverordening). De Wet geluidhinder kent het begrip bedrijfswoning niet. Een bedrijfswoning is gewoon een woning, waarvoor het mogelijk is een hogere waarde (als nodig) te verlenen. Dit geldt natuurlijk alleen voor bedrijfswoningen die zijn gelegen in een geluidzone. Hotels, recreatiewoningen en kantoren zijn niet geluidgevoelig in het kader van de Wet geluidhinder.
In het Activiteitenbesluit zijn voorschriften opgenomen die bescherming bieden tegen geluidhinder van inrichtingen die onder het Besluit vallen. Deze bescherming wordt geboden aan gevoelige objecten (gevoelige gebouwen en gevoelige terreinen (artikel 1.1)). In artikel 1.1 is in de definitie van gevoelige gebouwen aangegeven dat gebouwen die bij de inrichting horen (dienst- of bedrijfswoningen) geen geluidsgevoelig object zijn waarvoor de grenswaarden uit het besluit gelden. Dienst- of bedrijfswoningen die niet tot de inrichting behoren zijn gewoon woningen van derden waarvoor de grenswaarden wel gelden.
Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) is rond inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur en spoorwegen een geluidzone van kracht. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de in de wet bepaalde voorkeursgrenswaarde. Wanneer niet aan deze grenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag, in de meeste gevallen de gemeente, hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd.
In het kader van de Wet geluidhinder is bij vaststelling of wijziging van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek vereist naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen vanwege industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai en luchtvaartlawaai. Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe wegen, spoorwegen of industrielocaties mogelijkt. Bovendien vindt geen wijziging van het luchtvaartverkeer plaats op basis van het bestemmingsplan. In dat kader is dan ook geen onderzoek noodzakelijk.
In het Activiteitenbesluit zijn voorschriften opgenomen die bescherming bieden tegen geluidhinder van inrichtingen die onder het Besluit vallen. Deze bescherming wordt geboden aan gevoelige objecten. Een Multifunctioneel centrum is een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer en op deze inrichting is het Activiteitenbesluit milieubeheer van toepassing. In dit besluit zijn geluidnormen opgenomen waaraan het bedrijf moet voldoen. De geluidnormen voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr, LT) komen overeen met:
- 50 dB(A) in de dagperiode;
- 45 dB(A) in de avondperiode;
- 40 dB(A) in de nachtperiode.
De geluidnormen voor het maximaal geluidsniveau (LAmax) bedragen:
- 70 dB(A) in de dagperiode;
- 65 dB(A) in de avondperiode;
- 60 dB(A) in de nachtperiode.
Door Noorman Advies is een akoestisch onderzoek uitgevoerd voor de nieuwbouw van het complex. Dit akoestisch onderzoek is uitgevoerd in het kader van de te doorlopen planprocedure en kan tevens deel uitmaken van een melding in het kader van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Het volledige onderzoek is te vinden in bijlage 6 van deze toelichting.
De vanwege het nieuwe Huus van Sport en Cultuur de omgeving te verwachten langtijdgemiddelde beoordelings-niveaus en maximale geluidniveaus zijn getoetst aan de beoordelingscriteria als vastgelegd in de VNG-uitgave “Bedrijven en milieuzonering”, alsmede de algemene geluidvoorschriften als verbonden aan het Activiteitenbesluit milieubeheer. Uit het onderzoek volgt dat aan de beide toetsingskaders kan worden voldaan.
Uit het onderzoek volgt verder dat ter plaatse kan worden voldaan aan de voor indirecte hinder geldende voorkeurswaarde van 50 dB(A) etmaalwaarde.
Het aspect geluid vormt zodoende geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).
Externe werking
Hierbij gaat het met name om de vraag of de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling leidt tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar bezien, in strijd is te achten met een goede ruimtelijke ordening. Daarvan is sprake als het woon- en leefklimaat van omwonenden in ernstige mate wordt aangetast of het plan leidt tot hinder of belemmeringen voor de bedrijven in de omgeving.
Dit plan bestaat uit de realisatie van een multifunctioneel centrum, waarbinnen de functies, sport, ontmoetingscentrum, welzijn en zorg samen komen. Op de locatie waar het pand komt te staan is de functie sport al toegestaan. Dit is meteen ook de functie met de hoogste milieucategorie en de grootste richtafstanden.
Een sporthal wordt in de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' specifiek genoemd onder 'Sporthallen'. Een dergelijke inrichting valt onder categorie 3.1 en heeft, indien wordt uitgegaan van rustige woonwijk, een grootste richtafstand van 50 meter voor de aspecten geluid en gevaar. In voorliggend geval is echter sprake van een gemengd gebied en wordt de richtafstand voor het aspect geluid verkleind naar 30 meter. De richtafstand voor gevaar en stof zijn 0 meter. De afstand tussen de sporthal en de dichtstbijzijnde woningen buiten het plangebied bedraagt 28 meter. Echter is een sporthal op basis van de beheersverordening reeds toegestaan op deze locatie, waardoor dit geen nieuwe ontwikkeling betreft en er niet voldaan hoeft te worden aan de richtafstanden.
De functies ontmoetingsruimten en zorg/welzijn vallen in categorie 1, met een richtafstand van 10 meter. Ook deze mag worden terug gebracht naar 0 meter vanwege gemengd gebied.
Het woon- en leefklimaat van omwonenden zal door de realisatie van dit plan niet in ernstige mate worden aangetast.
Interne werking
Hierbij gaat het om de vraag of de nieuwe functies hinder ondervinden van bestaande functies in de omgeving.
Een multifunctioneel centrum wordt niet aangemerkt als milieugevoelige functie. Omliggende milieubelastende functies vormen dan ook geen belemmering voor de realisatie van het multifunctioneel centrum.
Vanuit het aspect milieuzonering is het bestemmingsplan uitvoerbaar.
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.
Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling is perceelsgebonden. De functies die in het plangebied worden ontwikkeld zijn daar gedeeltelijk ook al aanwezig. De beoogde ontwikkeling blijft ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent wel dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is.
Op 5 juli 2022 heeft het college vastgesteld dat geen MER nodig is. In bijlage 7 is de aanmeldingsnotitie voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling opgenomen. Daaruit blijkt dat, gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten, geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Mitigerende maatregelen zijn dan ook niet noodzakelijk.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 5.1 weergegeven.
Tabel 5.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Stof | Toetsing van | Grenswaarde |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³ | |
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg /m³ |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot een verandering die een significant negatieve bijdrage levert aan de luchtkwaliteit. Een verdere toetsing aan de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit hoeft niet plaats te vinden.
Doordat er geen significante verslechtering van de luchtkwaliteit plaatsvindt als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling is nader onderzoek naar dit aspect niet noodzakelijk en staat het aspect luchtkwaliteit de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg.
Het aspect Externe Veiligheid heeft te maken met de gevolgen van ongevallen met gevaarlijke stoffen en de bescherming hiertegen. De veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico (PR) is de berekende kans per jaar dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft.
Het groepsrisico (GR) is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting.
Verder kunnen de veiligheidsrisico's worden verdeeld in risico's veroorzaakt door bedrijvigheid (inrichtingen) en in risico's veroorzaakt vanwege het transport (weg, spoor, water, buisleidingen) van gevaarlijke stoffen. Conform het nationale veiligheidsbeleid en de Visie externe veiligheid van de gemeente De Wolden is onderzoek verricht naar de veiligheidssituatie rondom het plangebied.
De risicokaart Nederland is nagezien op de mogelijke aanwezigheid van risicobronnen in de nabijheid van het plangebied. Volgens de risicokaart zijn er in de nabijheid geen buisleidingen, inrichtingen met gevaarlijke stoffen en/of transportroutes over (spoor)weg gelegen.
Het aspect ‘externe veiligheid’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
Met komst van het MFC zullen de reeds bestaande functies verschuiven en worden er een aantal functies toegevoegd, zoals de bibliotheek, vergaderruimten en een fitnessruimte. Verder zijn er bestaande functies, zoals de tennis en korfbalvereniging die ook gebruik maken van deze parkeerplaats. Deze verschillende functies zullen niet allemaal tegelijk plaatsvinden, ook wordt het pand zowel overdag als in de avond gebruikt door de verschillende functies. Dit zorgt ook voor een verspreiding van verkeer en parkeren.
Er is gekozen om een multifunctioneel ontmoetingsplein te realiseren aan de noordzijde van het MFC, hierbij is de keuze gemaakt om daar geen autoverkeer toe te staan. De verwachting is dat een groot deel van de gebruikers van het MFC met de fiets komt, zoals dit ook bij de bestaande sporthal het geval is. Op deze manier wordt het auto-, fiets- en voetgangersverkeer van elkaar gescheiden.
Verkeer
De hoofdingang wordt verplaatst naar de Oosterweg, een doorgaande weg, die een eventuele toenemende verkeersintensiteit toelaat. Aan de Zuider Esweg is een tweede ingang, zuidelijk gelegen van de bestaande, ten behoeve van een kleinere parkeerplaats. De verwachting is dat door deze nieuwe entrees de verkeersintensiteit op de Zuider Esweg afneemt. Dit is gezien de geringe breedte een verbetering van de verkeersveiligheid.
Parkeren
Er worden twee nieuwe parkeerplaatsen aangelegd, de grootste op de plek van de Boerhoorn ontsluitend op de Oosterweg en de kleinere ten zuiden van het nieuwe MFC ontsluitend via de Zuider Esweg. Daarnaast zullen er parkeerhavens worden aangelegd langs de tennishal. Net zoals het MFC zal ook de parkeerplaats multifunctioneel zijn en gebruikt worden door de vele verschillende functies. De parkeerplaatsen worden omsloten door een groene structuur. De parkeerbehoefte voor het MFC is getoetst aan de CROW normen. In bijlage 8 zijn de parkeercijfers voor de verschillende functies opgenomen, het plan voorziet in voldoende parkeerplaatsen.
Het bestemmingsplan is overeenkomstig artikel 3.1.3 van het Besluit ruimtelijke ordening vervat in een beschrijving van de bestemmingen, waarbij per bestemming het doel wordt of de doeleinden worden aangegeven. De inleidende regels (begrippen en wijze van meten) sluiten tevens aan bij de eisen van de SVBP 2012. Daarnaast sluit het bestemmingsplan aan bij de overige eisen uit het Besluit ruimtelijke ordening en het IMRO 2012. In het voorliggende bestemmingsplan worden tevens de begrippen uit de Wabo gehanteerd.
Het beleid en de planuitgangspunten, zoals verwoord in de voorgaande hoofdstukken, hebben in de regels van dit plan hun juridische vertaling gekregen. Daarmee zijn de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied vastgelegd.
Het plan is opgesteld conform het Handboek bestemmingsplannen van de gemeente De Wolden en de landelijke Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012).
De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, te weten:
Inleidende regels
Begrippen (Artikel 1): In dit artikel is een omschrijving gegeven van de in regels van dit bestemmingsplan gebruikte begrippen.
Wijze van meten (Artikel 2): Hierbij is een omschrijving aangegeven over de wijze van meten van in de regels aangegeven afstanden, oppervlakte- en inhoudsmaten.
Bestemmingsregels
In dit hoofdstuk zijn de regels betreffende de binnen het plangebied voorkomende bestemmingen opgenomen. De bepalingen zijn als volgt opgebouwd:
In paragraaf 6.3 wordt een nadere toelichting gegeven van en de binnen het plangebied voorkomende bestemmingen.
Algemene regels
De op het plan van toepassing zijn de algemene regels worden beschreven in hoofdstuk 3.
Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:
Overgangs- en slotregels
In dit hoofdstuk staan de overgangs- en slotregels vermeld. In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregel wordt aangegeven onder welke titel het plan bekend staat.
Ter plaatse van de bestemming 'gemengd' zijn voorzieningen toegestaan ten behoeve van maatschappelijk, sociaal-culturele en sociaal-medische functies. Dit betreft onder andere een bibliotheek, sporthal, ontmoetingscentrum, fysiotherapie, kantoor- en vergaderruimten en een biljartruimte.
De voor Groen bestemden gronden zijn bedoeld voor die gedeelten waar in het project extra aandacht aan het groen wordt geschonken. Deze bestemming wordt in onderhavig geval vooral gebruikt voor de gedeelten die landschappelijk worden ingericht of al enige landschappelijke kwaliteiten omvatten. Binnen de bestemming Groen zijn geen gebouwen toegestaan. Enkele bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen binnen deze bestemming worden opgericht
Alle wegen binnen het plangebied die zowel gericht zijn op de ontsluiting van de aanliggende bebouwing, als de wegen met een min of meer doorgaand karakter, vallen onder deze bestemming. Ook de parkeervoorzieningen vallen onder deze bestemming.
Overleg
In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro is het concept bestemmingsplan voorgelegd aan de betrokken vooroverlegpartners. De provincie Drenthe, het waterschap en de veiligheidsregio Drenthe hebben aangegeven dat er voldoende rekening is gehouden met hun belangen en in te kunnen stemmen met het plan.
Zienswijzen
Het voorliggend bestemmingsplan zal als ontwerp gedurende een periode van 6 weken ter visie worden gelegd. Binnen deze termijn is eenieder in de gelegenheid een zienswijze op het plan in te dienen.
Vaststelling
Het voorliggend bestemmingsplan zal door het college voor besluitvorming worden voorgelegd aan de gemeenteraad.
Het gaat om een gemeentelijk initiatief. De gemeente is als initiatiefnemer verantwoordelijk voor de economische uitvoerbaarheid. Eventuele planschadekosten en aan dit plan verwante kosten komen daarmee voor rekening van de initiatiefnemer.