direct naar inhoud van Artikel 6 Wonen
Plan: Camping De Oase
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1676.00022BpGhp-vast

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. De huisvesting van personen.
  • b. Wegen, parkeervoorzieningen, waterlopen, tuinen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 6.1 bedoelde bestemming worden gebouwd:

  • a. Hoofdgebouwen.
  • b. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen.
  • c. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2.2 Hoofdgebouwen

De hoofdgebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de op de verbeelding aangegeven aanduiding 'vrijstaand'.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mogen uitsluitend vrijstaande hoofdgebouwen worden gebouwd.
  • c. De goothoogte en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt de op de verbeelding aangeduide maat;
  • d. De breedte van een hoofdgebouw – een aan- of uitbouw en/of aangebouwd bijgebouw als genoemd in lid 6.2.1, sub b niet meegerekend – bedraagt minimaal ter plaatse van aanduiding:
    • 1. vrijstaand 6 m.
  • e. De afstand tussen het hoofdgebouw – een aan- of uitbouw en/of aangebouwd bijgebouw als genoemd in lid 6.2.1, sub b niet meegerekend – en de zijdelingse bouwperceelsgrens bedraagt minimaal ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. vrijstaand 1 m.

6.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Bij ieder hoofdgebouw mogen binnen het bouwvlak aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De totale bebouwde oppervlakte van het zij- en achtererf, overkappingen en onoverdekte zwembaden meegerekend, mag maximaal 50% bedragen met een maximum van 60 m2.
  • b. De goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag maximaal 3,30 m bedragen.
  • c. De bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag maximaal 6,00 m bedragen.
  • d. De afstand tussen aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen die aan de zijgevel of achtergevel van het hoofdgebouw worden gebouwd en de zijdelingse perceelsgrens zal minimaal bedragen ter plaatse van de aanduiding vrijstaand 1 m.
  • e. Aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen moeten minimaal 3 m achter (het verlengde van) de gevellijn worden gebouwd.
  • f. Vrijstaande bijgebouwen achter (het verlengde van) de achtergevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd waarbij de afstand van de gebouwen op het bouwperceel tot de zijdelingse bouwperceelsgrens minimaal zal bedragen ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. vrijstaand: 3 m (aan één zijde).

6.2.4 Bouwwerken geen gebouw zijnde

Bij ieder hoofdgebouw mogen bouwwerken geen gebouw zijnde worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat het bouwen van een overkapping niet tot gevolg mag hebben dat het zij- of achtererf voor meer dan 50% wordt bebouwd.
  • b. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd.
  • c. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 2 m bedragen.
  • d. Onoverdekte zwembaden mogen worden gebouwd, mits:
    • 1. het zwembad minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevellijn van de woning is gelegen;
    • 2. de oppervlakte van het zwembad maximaal 15% van het zij- en achtererf bedraagt met een maximum van 100 m²;
    • 3. het bouwen van een zwembad niet tot gevolg heeft dat het zij- of achtererf voor meer dan 50% wordt bebouwd;
    • 4. de afstand tot de perceelsgrenzen minimaal 1 m bedraagt;
  • e. In afwijking van het onder lid 6.2.4, sub c bepaalde mag de bouwhoogte van een overkapping maximaal 3 m bedragen.
  • f. In afwijking van het onder lid 6.2.4, sub c bepaalde mag de bouwhoogte van een tuin- of erfafscheiding die gebouwd wordt vóór de gevellijn maximaal 1,00 meter bedragen.

6.3 Nadere eisen
6.3.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
  • a. De plaatsing van gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten opzichte van de bouwperceelsgrens en ten opzichte van elkaar.
  • b. De dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen.
  • c. De plaatsing en vormgeving van bouwwerken geen gebouw zijnde.

6.3.2 Deze nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde en gronden in verband met calamiteiten.

6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
  • a. Lid 6.2.2, sub c tot een overschrijding met maximaal 1 m.
  • b. Lid 6.2.3, sub f voor een kortere afstand tot minimaal 1 m van de zijdelingse bouwperceelsgrens.
  • c. Lid 6.2.4, sub c tot een bouwhoogte van maximaal 10 m, met uitzondering van overkappingen.

6.4.2 De in lid sub a tot en met c genoemde afwijkingen bij omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  • a. De samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld.
  • b. De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouw werken.

6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt gerekend:
  • a. Het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw als gastenverblijf.
  • b. Het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of een vrijstaand bijgebouw als woonruimte ten behoeve van het bieden of ontvangen van mantelzorg.
  • c. Het maximum aantal wooneenheden bedraagt het met de aanduiding aangegeven 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal.

6.5.2 Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt niet gerekend:
  • a. Het beroepsmatig of bedrijfsmatig gebruik van een woning en/of bij deze woning behorende bijgebouwen, met dien verstande dat:
    • 1. het beroep of bedrijf uitsluitend is toegestaan als nevenfunctie van het wonen;
    • 2. ten hoogste 40 m2 van de woning en/of de bij deze woning behorende bijgebouwen voor de uitoefening van het aan huis gebonden beroep of bedrijf mag worden gebruikt;
    • 3. het gebruik geen detailhandel of horeca mag betreffen;
    • 4. geen afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de omgeving;
    • 5. geen onevenredige verkeers- en parkeeroverlast voor de omgeving ontstaat;
    • 6. er geen verlichte en/of andere opvallende reclame-uitingen aan de gevel zichtbaar zijn;
    • 7. het gebruik geen bedrijvigheid mag zijn die meldingsplichtig is op grond van de Wet milieubeheer of voor de activiteit milieu-omgevingsplichtig is, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet aantast;
    • 8. de woning bewoond moet worden door de uitoefenaar van het beroep.
  • b. Het aanbieden van bed & breakfast in een woning, met dien verstande dat:
    • 1. er aan maximaal vijf personen tegelijkertijd logies mag worden aangeboden;
    • 2. de woning bewoond dient te worden door de hoofdbewoner(s);
    • 3. het gebouw geschikt moet zijn voor permanente bewoning;
    • 4. het gebouw het hoofdgebouw van het bouwperceel moet zijn;
    • 5. er geen onevenredige verkeers- en parkeeroverlast mag ontstaan voor de omgeving;
    • 6. er slechts terughoudende reclame-uitingen geplaatst mogen worden, neonreclame is niet toegestaan;
    • 7. de woning voldoet aan bijlage 3 en 4 van de Bouwverordening.

6.6 Afwijken van de gebruiksregels
6.6.1 Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.5.1 voor het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw als gastenverblijf, met dien verstande dat:
  • a. Omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend voor percelen waarop een (bedrijfs)woning aanwezig is, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is.
  • b. De aanvrager eigenaar en/of bewoner is van het bouwperceel.
  • c. het hoofdgebouw op het bouwperceel permanent wordt bewoond;
  • d. Per bouwperceel maximaal 1 aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw als gastenverblijf is toegestaan.
  • e. Het gastenverblijf uitsluitend voor niet-permanente bewoning wordt gebruikt.
  • f. Het gastenverblijf uitsluitend niet-commercieel wordt gebruikt.
  • g. De algemene bebouwingsregels voor bijgebouwen in acht worden genomen, met dien verstande dat de minimale afstand van het bijgebouw tot de bouwperceelsgrenzen 1 m moet bedragen.
  • h. De omgevingsvergunning niet tot gevolg heeft dat de belangen van derden onevenredig worden geschaad.
  • i. Er aangetoond wordt dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat in het betreffende bijgebouw (veiligheid, milieuhinder).
  • j. Op eigen terrein voorzien wordt in parkeerruimte voor minimaal één auto.

6.6.2 Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.5.1 voor het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of vrijstaand bij-gebouw als woonruimte ten behoeve van het bieden of ontvangen van mantelzorg, met dien verstande dat:
  • a. Omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend voor percelen waarop een (bedrijfs)woning aanwezig is, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is.
  • b. Per bouwperceel maximaal 1 aan- of uitbouw of bijgebouw als mantelzorgwoning is toegestaan.
  • c. Er sprake is van mantelzorg waarbij een zorgindicatie van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) of een doktersverklaring als toetsinstrument wordt toegepast.
  • d. De algemene bebouwingsregels voor bijgebouwen in acht worden genomen, met dien verstande dat de minimale afstand van het bijgebouw tot de bouwperceelsgrenzen 1 m moet bedragen.
  • e. De omgevingsvergunning niet tot gevolg heeft dat de belangen van derden onevenredig worden geschaad.
  • f. Er aangetoond wordt dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat in het betreffende bijgebouw (veiligheid, milieuhinder).