Plan: | Buitengebied, locatie Huis Landfort |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1509.BP000201-ON01 |
In 2017 verwierf stichting Erfgoed Landfort (sEL) de historische buitenplaats Huis Landfort in Megchelen. Sinds die tijd werkt de stichting aan de bouwkundige en landschappelijke restauratie van de buitenplaats.
Hierbij hebben het landhuis, de bijgebouwen, de bruggen en het park hun vroegere grandeur teruggekregen. Het landhuis is volledig gerenoveerd en voor particuliere bewoning en ontvangsten geschikt gemaakt. Huis en tuin zijn door groepen op aanvraag te bezichtigen. Geïnteresseerde bezoekers kunnen op Huis Landfort kennis opdoen van alle aspecten die met het leven op een historische buitenplaats samenhangen.
SEL wil Huis Landfort uiteindelijk laten uitgroeien tot een ontmoetingsplek en kenniscentrum voor iedereen die zich voor het behoud en beheer van de vele honderden Nederlandse historische buitenplaatsen inspant. Voor betrokken partijen, waaronder particuliere eigenaren, natuurorganisaties, kasteel- en buitenplaatsmusea en in dit monumentale erfgoed geïnteresseerden, zullen er in het koetshuis studiedagen en kennis- en netwerkbijeenkomsten worden georganiseerd. In het beleidsplan van sEL zijn de doelstelling nader omschreven (zie bijlage 1).
Het voorliggende bestemmingsplan is overwegend conserverend van aard en gericht op het vastleggen van de bestaande ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied en het daarbinnen goed planologisch vastleggen van de aanwezige functies. Daarnaast maakt het bestemmingsplan één nieuwe ontwikkeling mogelijk, te weten de aanleg van een parkeervoorziening.
Om te voorzien in de parkeerbehoefte en om ongewenste parkeerdruk en overlast in de omgeving te voorkomen, is het noodzakelijk dat er voorzien wordt in een nieuwe parkeervoorziening.
Van oudsher trekken de openbaar toegankelijke delen van de buitenplaats al vele bezoekers. Nu ook het landhuis en koetshuis en de tuinen een duurzame en toekomstbestendige publieksfunctie krijgen, nemen de bezoekersaantallen verder toe.
Voor de omvang van de parkeervoorziening is vooraf een studie gedaan naar vergelijkbare landgoederen/ buitenplaatsen en hun voorzieningen. Op basis hiervan en de gedane tellingen is de gewenste omvang naar voren gekomen. Een nadere onderbouwing van de parkeerbehoefte is opgenomen in subparagraaf 2.2.2.
Na een grondige locatiestudie, waarin meerdere locaties zijn beschouwd (aan beide zijden van de Duits-Nederlandse grens), is naar voren gekomen dat de beste locatie voor deze parkeervoorziening een agrarisch perceel aan de Hogestraat is.
Dit perceel heeft op dit moment een agrarische bestemming. Er is dus een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk om de gewenste ontwikkeling mogelijk te maken.
Voorliggend document is de toelichting van dit bestemmingsplan.
Het plangebied is kadastraal bekend onder gemeente Gendringen, Sectie I, nummer 154, 560, 1591, 1369, 1368, 1370, 1544, 1545, 1316, 1367, 1510, 1338, 1512, 1513. Het plangebied is gelegen in het buitengebied ten noorden van Megchelen. De locatie voor de parkeervoorziening is gelegen tegenover de entree van de historische buitenplaats. Bezoekers kunnen op die manier gemakkelijk de buitenplaats of de omliggende natuur betreden.
In het linker plaatje van figuur 1.1 is de ligging van de planlocatie in het buitengebied met een rode marker aangegeven. Aan de noord- en de oostzijde grenst het plangebied aan de Duitse grens. Het rechter plaatje van figuur 1.1. geeft de globale begrenzing van het plangebied weer. De positie van de parkeervoorziening binnen het plangebied is rood gearceerd aangegeven.
Figuur 1.1 Ligging planlocatie (linker plaatje) en begrenzing plangebied en positie parkeervoorziening (rechter plaatje)
De planlocatie is bereikbaar via de Landfortseweg (vanuit Gendringen) en de Hogestraat (vanuit Megchelen). Vanuit Duitsland is het landgoed goed per fiets en te voet bereikbaar via de weg Nieder-Issel. Deze weg loopt dood op het Landgoed en komt aan de andere kant uit op de Klever Strasse te Anholt schuin tegenover Wasserburg Anholt.
De percelen in het plangebied maken onderdeel uit van de Groene Ontwikkelingszone en het Gelders Natuur Netwerk en vormen tezamen met de omgeving het natuurlijke karakter waarin Huis Landfort is gelegen.
In figuur 1.2 is een luchtfoto weergegeven van de volledige planlocatie en is vanuit de richting van de Hogestraat een foto genomen van het perceel waarop de parkeervoorziening aangelegd zal worden.
Figuur 1.2 Indruk volledige planlocatie en te ontwikkelen perceel tot
parkeervoorziening
Het plangebied valt binnen het bestemmingsplan 'Buitengebied Oude IJsselstreek 2017', vastgesteld op 28 juni 2018. Hierin heeft de planlocatie voor de parkeervoorziening de enkelbestemming 'Agrarisch met waarden'. Daarnaast zijn er twee dubbelbestemmingen van kracht "Waarde - Archeologische verwachting 2" en "Waarde - Archeologische verwachting 3". Ook zijn er verschillende gebiedsaanduidingen van kracht. De meest in het oog springende zijn de aanduidingen die aangeven welk deel behoort tot de Groene ontwikkelingszone (GO) en welke gronden behoren tot het Gelders Natuur Netwerk (GNN). Een weergave van de planologische situatie is toegevoegd in figuur 1.3.
Figuur 1.3 Planologische situatie met de rode marker in het plangebied
De voorgenomen ontwikkeling van de parkeervoorziening is niet mogelijk binnen de agrarische bestemming. Hiervoor dient het bestemmingsplan te worden herzien.
Verder doet de huidige bestemming niet volledig recht aan het beoogde en toen al te verwachten gebruik van de historische buitenplaats. De regels en de verbeelding behoeven op dit punt een actualisering opdat het bestemmingsplan weer in overeenstemming is met het reeds beoogde gebruik.
Op dit moment is het gemengde gebruik planologisch niet ingeregeld. Daarom is het herbestemmen van wonen naar gemengd onderdeel van dit plan geworden.
Deze toelichting heeft na dit inleidende hoofdstuk de volgende indeling. In hoofdstuk 2 wordt nader ingegaan op het plan en het plangebied zowel in de huidige als in de toekomstige situatie. In hoofdstuk 3 wordt het beleidskader gepresenteerd. In hoofdstuk 4 worden alle relevante omgevingsaspecten behandeld en verantwoord. De juridische planopzet is opgenomen in hoofdstuk 5. In hoofdstuk 6 ten slotte is de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid beschreven.
Landfort wordt voor het eerst in 1434 onder de naam 'Lanckvoort' vermeld. Volgens een verkoopadvertentie uit 1610 bestond het goed uit 'sijn huijs ende hoofstadt, graften, wallen, bomgaert ende hoven'. Het 17e eeuwse blokvormige huis bezat hoektorens.
Het huis werd tussen 1823 en 1827, met behoud van de oude kern, verbouwd in historiserende Duitse barokstijl en met twee kwartronde vleugels uitgebreid. Rond 1825 is het park integraal in landschapsstijl veranderd. Deze structuur is thans nog gaaf aanwezig. Het harmonieuze karakter van de aanleg wordt bewerkstelligd door vloeiend verlopende gebogen lijnen, die de akkers, weilanden en bospartijen tot één geheel samenvoegen. De singel is in golvende lijnen vergraven en de oorspronkelijke oprijlaan is met een flauw verlopende bocht in westelijke richting verlegd. Nieuwe landschapselementen zijn het ovale grafeiland ten zuiden van de oprijlaan en het parkbos langs de zuidrand. Tussen 1970 en 2006 is het de historische buitenplaats gerestaureerd. De buitenplaats is gerangschikt onder de Natuurschoonwet 1928.
Het rijksmonument 'Landfort' bestaat uit het in oorsprong 17e eeuwse hoofdgebouw, de 18e en 19e eeuwse historische tuin- en parkaanleg, de massieve kettingbrug als toegangsbrug uit 1903, een in oorsprong 19e eeuwse bakstenen duiventoren (ca. 1825), een laat 19e eeuwse of vroeg 20ste eeuwse bakstenen tuinmuur met kas en veranda en een ijzeren brug uit 1872 over de singel. Een foto van het rijksmonument is in figuur 2.1 weergegeven.
Figuur 2.1 Een deel van het Rijksmonument 'Landfort'
De aanwezige gebouwen op de buitenplaats zijn in de onderstaande afbeelding weergegeven. Deze bebouwing bestaat uit het landhuis, het koetshuis, een duiventoren en een informatiekiosk.
Figuur 2.2 aanwezige bebouwing op de buitenplaats
In het vigerende bestemmingsplan ligt het landhuis met de duiventoren en de tuin aan de noordzijde binnen de bestemming 'Wonen'. Het koetshuis en de aangrenzende moestuin met waterpartij liggen binnen de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie'. De landbouwgronden en de parkachtige tuin rondom het landhuis zijn bestemd als 'Agrarisch met waarden'. Binnen deze bestemming is ook de informatiekiosk aanwezig. De dichte bosbegroeiing is bestemd als 'Bos'.
Terwijl de restauratie van Huis Landfort nog niet eens volledig is afgerond, trekt de buitenplaats nu al veel wandelaars naar het park. Ook veel fietsers weten de weg naar Huis Landfort te vinden als onderdeel van een fietstocht door de grensstreek. Eigen tellingen door sEL in een weekend in het najaar van 2020 op een mooie dag wezen uit dat hier gemiddeld tussen de 500 en 1.000 mensen per dag recreëren. Sindsdien is het aantal wandelaars en fietsers verder toegenomen.
Bezoekers die met de auto komen, maken nu gebruik van een kleine parkeervoorziening aan de Landfortseweg of parkeren hun auto in de bocht van de smalle Hogestraat. Zie figuur 2.3. In koude en natte periodes van het jaar kan het op deze plek erg modderig worden. Dat levert een uitstraling op die niet past bij de enorme kwaliteitsimpuls die de stichting op Huis Landfort realiseert.
Figuur 2.3 Indruk huidige parkeerplaats Huis Landfort, 12 parkeerplekken
De huidige parkeervoorziening biedt plek aan maximaal 12 auto's. Op drukke dagen is deze capaciteit volstrekt onvoldoende en staan auto's regelmatig in de berm geparkeerd, tot ver in de Hogestraat. In combinatie met het gebruik van deze weg door landbouwvoertuigen, vrachtverkeer en doorgaand particulier verkeer, waarvan het gemotoriseerde verkeer vaak (te) hard rijdt, levert dat onoverzichtelijke en gevaarlijke verkeerssituaties op.
Het bestemmingsplan is overwegend conserverend van aard. Rondom het landhuis en koetshuis zijn geen ontwikkelingen voorzien. Met het voorliggende bestemmingsplan wordt de bestaande ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied planologisch vastgelegd.
Qua bestemmingslegging is ervoor gekozen om het landhuis met omliggende tuin/park en het koetshuis met moestuin de bestemming 'Gemengd' te geven. Hierbinnen vallen ook de duiventoren en de informatiekiosk. De aanwezige waterpartijen worden in het voorliggende bestemmingsplan bestemd als 'Water'. De bestemming 'Bos' en 'Agrarisch met waarden' blijft voor het overige ongewijzigd.
De gebruiksmogelijkheden en het organiseren van bijeenkomsten worden door middel van het voorliggende bestemmingsplan verder geformaliseerd binnen de bestemming 'Gemengd'. Aanvullend wordt voor het koetshuis in de bestemmingsomschrijving opgenomen dat het houden van evenementen is toegestaan en de informatiekiosk krijgt een bouwvlakje.
Omdat gebruiks- en bouwmogelijkheden rondom het landhuis ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan nagenoeg ongewijzigd worden overgenomen in de regels van het voorliggende bestemmingsplan, behoeft dit verder geen nadere toelichting in het kader van de uitvoerbaarheid van het plan en spreekt de bestaande ruimtelijke kwaliteit van de historische buitenplaats voor zich.
Parkeerbehoefte
Op termijn kunnen de plannen van sEL alleen een succes worden als er wordt voorzien in voldoende, goed bereikbare en veilige bezoekersparkeerplaatsen. Bovendien wil sEL voorkomen dat er ongewenste parkeerdruk en overlast in de omgeving van Huis Landfort ontstaat.
Vanwege het bijzondere en hybride karakter van Huis Landfort als particuliere buitenplaats met een beoogde publieksfunctie, bieden standaardparkeernormen (CROW) bij het invullen van de parkeerbehoefte geen uitkomst. Dit wordt verder versterkt omdat de parkeerplaatsen ook gebruikt zullen / mogen worden voor mensen die in de omgeving recreëren (dus niet op het landgoed).
Daarom is gekeken naar ervaringscijfers van vergelijkbare locaties van Geldersch Landschap & Kastelen (GLK). Zo voldoet Kasteel Cannenburch met 76 eigen parkeerplekken en meer dan 75 parkeerplekken op wandelafstand in zijn parkeerbehoefte. Kasteel Doorwerth kent twee vaste parkeerlocaties voor circa 65 auto's en een overlooplocatie voor circa 100 auto's die regelmatig gebruikt wordt en waarvoor plannen in voorbereiding zijn om deze te vergroten en min of meer permanent te maken. Landgoed Warnsborn beschikt voor de bezoekers van tuin en park over ruim 100 parkeerplaatsen en bij Kasteel Hernen is de parkeercapaciteit recent van 28 naar 90 parkeerplaatsen vergroot.
Op basis van de ervaringscijfers van GLK, het beleidsplan van sEL en de nieuwe ontwikkelingen, is de parkeerbehoefte vastgesteld op maximaal 140 parkeerplaatsen voor personenauto's dan wel twee plaatsen voor bussen en touringcars. Dit aantal is ingegeven door de piekmomenten van publieksfuncties waarbij bezoekers min of meer tegelijk komen en ook min of meer tegelijk weggaan. Denk aan netwerk- en studiedagen in het Koetshuis, waaraan hoogstens enkele malen per maand maximaal 100 tot 120 personen tegelijk kunnen deelnemen, of aan particuliere ontvangsten in het landhuis. Verreweg het grootste deel van deze gasten zal doorgaans met de auto komen. Ook op andere momenten kunnen bezoekerspieken ontstaan, bijvoorbeeld op de dagen waarop de tuin van Huis Landfort wordt opengesteld voor publiek. Bovendien moeten ook de reguliere bezoekers voor het bospark op dat soort momenten ergens hun auto kunnen parkeren.
Locatie parkeervoorziening
Voor de nieuwe parkeervoorziening is gezocht naar mogelijke locaties op of nabij de buitenplaats Huis Landfort. Hierbij is onder meer gekeken naar de vormen van het landschap en de processen die bij het ontstaan daarvan een rol hebben gespeeld. Ook moeten locaties over voldoende mogelijkheden voor een goede landschappelijke inpassing beschikken en op loopafstand van het landhuis en koetshuis gelegen zijn.
Na bestudering van de omgeving zijn vier parkeerlocaties nader onderzocht:
Uit deze studie bleek dat locatie 4 de meest geschikte locatie voor de parkeervoorziening is. De locatiestudie is opgenomen als bijlage 2 bij deze toelichting en diende mede als onderlegger voor een principeverzoek.
Aaanvullend heeft sEL op verzoek van de provincie Gelderland een verkenning uitgevoerd naar de aanleg van de benodigde parkeervoorziening in Duitsland. Dit verkennend locatieonderzoek is als bijlage 3 toegevoegd aan deze toelichting.
In deze verkenning zijn drie zoekgebieden beoordeeld. Geconcludeerd is dat het aanleggen van de parkeervoorziening in Duitsland in ruimtelijk opzicht meerdere gebreken kent. Twee zoekgebieden liggen bijvoorbeeld binnen de grenzen van een overstromingsgebied. Ook de verkeersveiligheid en ontoereikende ontsluitingswegen maken deze gebieden ongeschikt. Hierdoor is de aanleg van een parkeervoorziening op Duits grondgebied als onwenselijk en niet haalbaar beschouwd.
Bovendien zou in de dagelijkse praktijk veel onduidelijkheid ontstaan als personeel, vrijwilligers, bepaalde zakelijke bezoekers en mindervalide bezoekers de toegang via de Landfortseweg mogen gebruiken terwijl reguliere bezoekers naar de parkeervoorziening in Duitsland worden verwezen. Dat leidt onherroepelijk tot zoekgedrag, omrijden en extra uitstoot van schadelijke gassen met alle nadelige gevolgen van dien voor de omgeving en omwonenden.
Op 8 februari 2022 heeft de gemeente een positief besluit genomen over het ingediende principeverzoek.
Het ontwerp van de parkeervoorziening is weergegeven in figuur 2.4. Het volledige ontwerp is toegevoegd als bijlage 4 bij dit bestemmingsplan. Het landschappelijk inpassingsplan (inclusief beplantingsplan, plantenlijst en hoeveelhedenstaat) is opgenomen als bijlage 5.
Figuur 2.4 Ontwerp parkeervoorziening (bron: Studio Nico Wissing)
De nieuwe parkeervoorziening biedt plaats aan 140 personenauto's en 2 touringcars / bussen.
Voor het ontwerp is gekozen voor een losse benadering van het gebied. Slingerende rijbanen banen zich een weg tussen het groen.
Parkeren gebeurt op grasroosters in clusters waartussen her en der diverse inheemse en streekeigen bomen worden aangeplant. De grasroosters zijn waterdoorlatend en worden ingezaaid met gras om zo een groene uitstraling te krijgen.
De rijbanen worden gerealiseerd door middel van streekeigen Achterhoeks Padvast. Hierdoor zal bij regen het parkeerterrein goed toegankelijk blijven, maar heeft het regenwater wel de kans om in de ondergrond te infiltreren. Regenwater op de verhardingen wordt tevens afgevoerd door deze op afschot te leggen in de richting van de beplantingsvakken.
De parkeervakken kunnen rondom voor het overgrote deel uit het zicht worden onttrokken door gebruik te maken van inheems bosplantsoen. Het gebruik van inheemse soorten zorgt er voor dat aanwezige fauna deze kan gebruiken als zijnde foerageerplek of schuil-, nestgelegenheid. Inheemse beplanting is sterker bestand tegen de daar aanwezige groeiomstandigheden en zoals gezegd passend bij de van natureaanwezige fauna zoals vogels, kleine zoogdieren, insecten en vlinders.
In het bosplantsoen is ruimte voor diverse inheemse bomen. Bomen welke schaduw brengen op de geparkeerde auto’s (dit vermindert hitte in de auto’s en voorkomt verdamping van de brandstof in de tank).
Rondom het parkeerterrein is ruimte voor landschappelijke hagen. Dit kunnen gemengde hagen zijn, bestaande uit diverse inheemse soorten bes-en bloesemdragendeheesters, zoals:
Deze hagen zullen niet elk jaar strak worden geschoren, maar enkele jaren uit kunnen groeien en daardoor ook kunnen bloeien. Deze hagen worden extensief beheerd en niet in zijn geheel gesnoeid, maar in delen, verdeeld over enkele jaren. Aan de westzijde is een ouderwetse vlechtheg aangebracht uit meidoorn.
Langs het bosplantsoen en de hagen is ruimte voor een kruidenrijke vegetatie. Er kan worden gekozen om eerst de aanwezige zadenbank in de bodem zijn werk te laten doen en af te wachten welke kruiden op komen. Daarvoor zal de toplaag worden verschraald middels het verwijderen daarvan.
Het voorgaande resulteert in een kwalitatief goede ruimtelijke en landschappelijke inpassing.
Omdat het terrein lager is gelegen dan de weg en bijbehorende berm zal het parkeerterrein gemiddeld zo'n 50 centimeter worden opgehoogd met op een enkele plek een uitloop naar maximaal 70 centimeter. In zuidelijke richting loopt het parkeerterrein iets af om wateroverlast in natte periodes van het jaar en bij hevige buien tegen te gaan. Het ophogen van het terrein heeft als bijkomend voordeel dat het verloop bij de in- en uitgang (hellingproef) hierdoor vermindert.
De voormalige parkeerplaats aan de overzijde (zie ook figuur 2.3) wordt na de realisatie van de nieuwe parkeervoorziening weer als bos ingericht. Per saldo gaat op die plek dus een versterking van de natuurwaarden plaatsvinden.
De nieuwe parkeervoorziening wordt geheel buiten het Gelders Natuurnetwerk aangelegd. In figuur 2.5 is de contour van de parkeervoorziening ingetekend en is het Gelders Natuurnetwerk met een donkergroene kleur aangegeven. De parkeervoorziening ligt geheel binnen de Groene ontwikkelingszone.
Figuur 2.5 Ligging parkeervoorziening buiten het GNN
Verkeersveiligheid
De in- en uitrit voor gemotoriseerd verkeer van en naar de parkeervoorziening is gesitueerd in de bocht van de Hogestraat, richting de ingang van de buitenplaats. Deze verkeersstroom wordt gecombineerd met de looproute richting Huis Landfort. Op die manier ontstaat er slechts 1 focuspunt waar overige verkeersdeelnemers op de Hogestraat op moeten letten.
Om de verkeersveiligheid te vergroten wordt het asfalt in de bocht van de Hogestraat vervangen door klinkers, zodat er een contrast ontstaat met de rest van de wegen rondom de parkeervoorziening. Door de bocht ook nog eens verhoogd aan te leggen en de toevoeging van een geleiderail (uit natuurlijke materialen), wordt extra benadrukt dat er een andere verkeerssituatie is ontstaan. Hierdoor zal de snelheid van het doorgaande gemotoriseerde verkeer verlaagd worden en de verkeersveiligheid verbeteren.
Voor overstekende wandelaars zullen ook maatregelen worden genomen om de verkeersveiligheid te vergroten. Er zullen twee geleide hekken worden geplaatst bij de voetgangers oversteekplaatsen. Dit zal ervoor zorgen dat voetgangers niet direct de straat op lopen.
In deze paragraaf wordt een analyse gegeven van het relevante beleidskader. De beleidsnota's die direct of indirect doorwerken in voorliggend bestemmingsplan, worden in deze paragraaf behandeld. Per bestuurslaag is een korte samenvatting gegeven van de meest relevante aspecten uit de verschillende beleidsnota's, alsmede de consequenties voor het voorliggende plan.
De NOVI stelt een nieuwe aanpak voor: integraal, samen met andere overheden en maatschappelijke organisaties, en met meer regie vanuit het rijk.
Nationale belangen en prioriteiten
Het realiseren van een fysieke leefomgeving die dit toekomstperspectief mogelijk maakt, is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle overheden. In de NOVI benoemt het Rijk 21 nationale belangen voor het omgevingsbeleid, inclusief de opgaven en de rol van het Rijk in het realiseren van deze opgaven. De nationale belangen komen samen in vier prioriteiten:
Voor de vier NOVI-prioriteiten geldt steeds dat zowel voor de lange als de korte termijn maatregelen nodig zijn. Deze maatregelen dienen in de praktijk voortdurend op elkaar in te spelen. Bij de afweging van de belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving centraal voor zowel de boven- als de ondergrond.
Toetsing
Uit de NOVI blijkt dat gestreefd wordt naar sterke en duurzame steden en regio's en een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
In 2017 verwierf stichting Erfgoed Landfort (sEL) de historische buitenplaats Huis Landfort. Sinds die tijd werkt de stichting aan de bouwkundige en landschappelijke restauratie van de buitenplaats. Het landhuis, de bijgebouwen, de bruggen en het park hebben hun vroegere grandeur inmiddels voor een groot deel teruggekregen.
SEL wil Huis Landfort uiteindelijk laten uitgroeien tot een ontmoetingsplek en kenniscentrum voor iedereen die zich voor het behoud en beheer van de vele honderden Nederlandse historische buitenplaatsen inspant.
Juist door deze inspanning levert sEL een belangrijke bijdrage aan een toekomstbestendig landelijk gebied.
Het aanleggen van een parkeervoorziening met voldoende capaciteit is nodig om het parkeren ten behoeve van het bezoek aan de buitenplaats in goede banen te leiden. De huidige parkeerruimte is lang niet toereikend, waardoor wildparkeren dreigt.
De nieuwe parkeervoorziening wordt halfverhard uitgevoerd en landschappelijk aangekleed door middel van inheems bosplantsoen en gemengde hagen. Langs het bosplantsoen en de hagen is ruimte voor een kruidenrijke vegetatie. Met deze landschappelijke inpassing doet de parkeervoorziening geen afbreuk aan het landschap. Tot slot wordt de huidige parkeerplaats, waar ruimte is voor circa 12 auto's, omgevormd tot bos.
Conclusie
Samenvattend kan worden geconcludeerd dat hier sprake is van een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied. Daarmee is het plan in overeenstemming met de NOVI.
In de SVIR is de ladder voor duurzame verstedelijking (hierna: de Ladder) geïntroduceerd. In de NOVI blijft dit instrument bestaan. De Ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: het Bro, artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Op 1 juli 2017 is de Ladder in het Bro gewijzigd. Aanleiding voor de wijziging waren de in de praktijk gesignaleerde knelpunten bij de uitvoering van de Ladder en de wens om te komen tot een vereenvoudigd en geoptimaliseerd instrument.
Doel van de Ladder is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij geldt een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt.
Teneinde een ontwikkeling adequaat te kunnen toetsen aan de Ladder is het noodzakelijk inzicht te geven in de begrippen 'bestaand stedelijk gebied' en 'stedelijke ontwikkeling'.
In artikel 1.1.1 van het Bro zijn definities opgenomen voor:
Bij het beschrijven van de behoefte moet worden uitgegaan van het saldo van de aantoonbare vraag naar de voorgenomen ontwikkeling (de komende tien jaar, zijnde de looptijd van het bestemmingsplan), verminderd met het aanbod in planologische besluiten, ook als het feitelijk nog niet is gerealiseerd (harde plancapaciteit).
De ‘Ladder voor duurzame verstedelijking’ is van toepassing bij ‘nieuwe stedelijke ontwikkelingen’ (3.1.6 Bro).
Toetsing
Een parkeerterrein waarvan de behoefte afhankelijk is van de aanwezigheid van een bestaande voorziening, zoals een recreatieterrein, is conform jurisprudentie (uitspraak van 5 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:943) niet aan te merken als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, Bro.
Het voorliggende bestemmingsplan is bovendien conserverend van aard en staat geen uitbreiding van de maximaal toegelaten oppervlakte aan bebouwing toe.
Conclusie
Vanwege het voorgaande kan worden vastgesteld dat het plan geen nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt. De toetsing aan de Ladder kan daarom achterwege blijven.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (hierna: het Barro), beter bekend als de AmvB Ruimte, zijn de nationale belangen uit de SVIR opgenomen die juridische borging vereisen. Het Barro is gericht op de doorwerking van de nationale belangen in (onder andere) gemeentelijke bestemmingsplannen.
In het Barro worden onder andere regels gesteld omtrent de planologische bescherming van het Natuurnetwerk Nederland bij provinciale verordening. In de paragrafen 3.2.2 en 5.3 wordt hier nader op ingegaan.
Het planvoornemen is niet in strijd met het ruimtelijk rijksbeleid. Gesteld kan worden dat er sprake is van een toekomstbestendige ontwikkeling in het landelijk gebied. Een nadere toetsing aan de ladder is niet aan de orde omdat het planvoornemen geen stedelijke ontwikkeling betreft. Er wordt immers geen bebouwing toegevoegd.
In 2018 zijn zowel de Omgevingsvisie als de bijbehorende Omgevingsverordening vastgesteld, waarin het provinciale beleid is vastgelegd. Op 21 december 2022 is de geconsolideerde versie van de omgevingsverordening vastgesteld. De Omgevingsverordening is een uitwerking van de Omgevingsvisie en stelt de regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Hieronder volgt een korte uiteenzetting van de inhoud en de toetsing van dit plan.
Op 19 december 2018 hebben provinciale staten de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland vastgesteld. De Omgevingsvisie gaat over 'Gaaf Gelderland'. 'Gaaf' is een woord met twee betekenissen. 'Gaaf' betekent 'mooi' en gaat over wat historisch en landschappelijk gezien mooi en ongeschonden is. 'Gaaf' verwijst ook naar dat wat nieuw en vernieuwend is; aantrekkelijk voor nieuwe generaties. Het ontwikkelen waard. Beide aspecten zijn dan ook opgenomen in de Gelderse Omgevingsvisie.
Een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland staat daarbij centraal. Gezond en veilig is een gezonde leefomgeving, schone en frisse lucht, een schoon milieu, een niet vervuilde bodem, voldoende schoon en veilig (drink)water, bescherming van onze flora en fauna. Dat is voorbereid zijn op klimaatverandering, zoals hitte, droogte, bosbranden en overstromingen. En dat is aandacht hebben voor verkeersveiligheid en veilige bedrijvigheid.
Schoon en welvarend is een dynamisch, duurzaam en aantrekkelijk woon-, werk- en ondernemersklimaat, goed bereikbaar en met een goed functionerende arbeidsmarkt en dito kennis- en onderwijsinstellingen. Maar dat is ook: het tegengaan van schadelijke uitstoot, afval en uitputting van grondstoffen. En: het investeren in nieuwe, alternatieve vormen van energie.
De visie geeft zeven ambities voor een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland, onder andere op het terrein van economisch vestigingsklimaat en het woon- en leefklimaat. Met vier spelregels of Doe-principes' - DOEN, LATEN, ZELF en SAMEN - geeft de provincie hier werking aan. Tezamen vormen zij het kader waarbinnen de provincie werkt en afwegingen maakt.
Gestreefd wordt naar een duurzaam, dynamisch en toegankelijk economisch vestigingsklimaat, waar voor ondernemers en inwoners een sterke aantrekkingskracht vanuit gaat. De provincie wil haar concurrerende positie in het internationale stedelijke netwerk van Amsterdam, Brussel en Keulen verder versterken. Om onderscheidend te blijven wordt in 2050 maximaal profijt uit de unieke combinatie van stedelijke en groene kwaliteiten gehaald. In 2050 zijn alle werklocaties in Gelderland duurzaam ingericht qua energie, klimaatbestendigheid en logistieke en productiestromen. Gelderland is koploper in Nederland.
Ook wordt gestreefd naar een duurzaam en divers woon- en leefklimaat, dat steeds weet te anticiperen op ontwikkelingen. Ambities vanuit dit streven zijn: Gelderland heeft een aanbod aan woningtypen en woonmilieus passend bij de diversiteit aan woningvraag; voor ieder een passende, duurzame woning. De bestaande bebouwde omgeving wordt optimaal benut met voldoende ruimte voor klimaat adaptieve maatregelen. Alle nieuwbouw wordt aardgasloos aangelegd en zoveel mogelijk circulair gebouwd. De provincie gaat, zo stelt de visie, in gesprek met de Gelderse regio's en maakt regionale afspraken over een goede balans tussen de vraag en het aanbod van woningen. Het omvormen van bestaande en leegstaande bebouwing heeft de voorkeur voor de aanleg van nieuwe woonlocaties.
Toetsing
De parkeervoorziening wordt aan het zicht onttrokken door gebruik te maken van inheems bosplantsoen. Het gebruik van inheemse soorten zorgt ervoor dat aanwezige fauna deze kan gebruiken als zijnde foerageerplek of schuil-, nestgelegenheid. Inheemse beplanting is sterker, bestand tegen de daar aanwezige groeiomstandigheden en zoals gezegd passend bij de van nature aanwezige fauna zoals vogels, kleine zoogdieren, insecten en vlinders.
Eén van de zeven ambities uit de Omgevingsvisie is 'Biodiversiteit, werken met de natuur'. Ten opzichte van het huidige gebruik van het perceel als landbouwgrond draagt het toepassen van de inheemse soorten bij aan het versterking van de biodiversiteit.
Vanwege de aard en schaal van dit planvoornemen, raakt dit de niet de overige doelen uit de Omgevingsvisie.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming van de provinciale Omgevingsvisie.
De Omgevingsverordening vormt de juridische doorwerking in regels van het beleid uit de Omgevingsvisie. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening.
Ten aanzien van voorliggend bestemmingsplan zijn de regels ten aanzien van het onderwerp 'natuur, landschap en klimaatadaptie' relevant.
In een vroeg stadium is de provincie betrokken bij de ontwikkeling van de parkeervoorziening. De provincie concludeerde dat vanwege het provinciale belang op het gebied van Natuur / Groene Ontwikkelingzone, medewerking kan worden verleend aan het verzoek op basis van artikel 2.53 lid 2 van de Omgevingsverordening.
In dit artikel is mede bepaald dat een bestemmingsplan kan voorzien in een uitbreiding van een landgoed in de zin van de Natuurschoonwet 1928 als de activiteit of ontwikkeling landschappelijk wordt ingepast zodat de kernkwaliteiten niet significant worden aangetast. Er hoeft dus geen sprake te zijn van een versterking van de kernkwaliteiten.
De provincie stelt als voorwaarde dat de uitbreiding van het landgoed (parkeerplaats) zodanig wordt ingepast in het betreffende landschapstype dat de kernkwaliteiten, in hun onderlinge samenhang bezien, per saldo niet significant worden aangetast. Deze landschappelijke inpassing moet vervolgens planologisch verankerd worden in bestemmingsplan.
Nationaal Landschap
De Omgevingsverordening bevat regels voor bescherming van het op basis van de Structuurvisie infrastructuur en ruimte aangewezen Nationaal Landschap. Op grond van artikel 2.56 van de Omgevingsverordening mag een bestemmingsplan voor gronden binnen een Nationaal landschap alleen bestemmingen mogelijk maken die de kernkwaliteiten van een Nationaal landschap niet aantasten.
Gelders natuurnetwerk
Een deel van dit bestemmingsplan is in het Gelders natuurnetwerk (GNN) gelegen. Dit deel van het plan is voornamelijk conserverend van aard. Indien er wel een nieuwe activiteit of ontwikkeling zal zijn dan is deze alleen toegelaten als die geen nadelige gevolgen heeft voor de kernkwaliteiten, oppervlakte of samenhang als bedoeld in de bijlage Kernkwaliteiten Gelders natuurnetwerk en Groene ontwikkelingszone.
Groene ontwikkelingszone
Op basis van de kaart 'Natuur' van de Omgevingsverordening blijkt dat het plangebied van de parkeervoorziening in zijn geheel binnen de Groene Ontwikkelingszone (GO) ligt. Het beleid met betrekking tot de GO is gericht op het versterken van ecologische samenhang door de aanleg van ecologische verbindingszones, waaronder landgrensoverschrijdende klimaatcorridors. De GO heeft een dubbeldoelstelling: er is ruimte voor economische ontwikkeling in combinatie met versterking van de ecologische samenhang tussen inliggende en aangrenzende natuurgebieden.
GO bestaat uit de aanwezige ecologische waarden, de ecologische samenhang met inliggende en aangrenzende natuur van het GNN. Het plangebied valt binnen het landschapstype 'Oude IJssel'. De algemene kernkwaliteiten van dit landschap bestaan uit:
Figuur 3.1 ligging plangebied binnen GO (lichtgroen) en GNN (donkergroen)
klimaatadaptie
Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient inzichtelijk gemaakt te worden welke maatregelen worden getroffen om de risico’s van klimaatverandering te voorkomen of beperken en de afweging die daarbij is gemaakt. Het gaat hierbij om risico’s als waterveiligheid, wateroverlast, droogte en hitte.
Toetsing
Landschap en natuur
De voorgenomen ontwikkeling past binnen de kaders van de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland. Er is sprake van een duurzame ontwikkeling waarbij gezocht wordt naar een goede en gezonde balans tussen economische en landschappelijke belangen. Voorliggend plan voorziet in het versterken van een historische buitenplaats, door deze bereikbaar te maken/houden voor een groter aantal bezoekers. Door goede landschappelijke inpassing, gebruik van natuurlijke materialen en behoud van het landelijke karakter voldoet het plan aan deze doelstellingen uit de omgevingsvisie.
De historische buitenplaats is een landgoed in de zin van de Natuurschoonwet 1928. Op grond van artikel 2.53 lid 2 van de omgevingsverordening is een uitbreiding van een dergelijk landgoed mogelijk als de uitbreiding van het landgoed zodanig wordt ingepast in het betreffende landschapstype dat de kernkwaliteiten, in hun onderlinge samenhang bezien, per saldo niet significant worden aangetast.
De nieuwe parkeervoorziening wordt ruimtelijk en landschappelijk zorgvuldig ingepast, waarbij het landelijke karakter van de omgeving behouden blijft. Mede vanwege het gegeven dat voor een groene aankleiding van de parkeervoorziening is gekozen, waarbij de parkeerplaatsen worden uitgevoerd met groene grasroosters en de rijbanen bestaan uit het streekeigen Achterhoeks Padvast.
De bestaande groenstrook langs de Landfortseweg (onderdeel van het GNN) houdt zijn huidige functie. Bij de keuzes voor bomen en groen wordt aangesloten op gebiedseigen typen die passen op de overgang van bosrand naar cultuur- en grasland. Uiteraard wordt hierbij ook rekening gehouden met de ecologische samenhang en wordt lichtvervuiling zoveel als mogelijk voorkomen. Bij de inrichtingskeuzes is rekening gehouden met de gevolgen voor de biodiversiteit en migratiemogelijkheden voor planten en dieren. In zijn algemeenheid hecht sEL zeer aan het bewaren van de rust in de natuur.
In het ontwerp van de parkeervoorziening is rekening gehouden met de kernkwaliteiten van het bestaande landschap. Met de investeringen in het groen en het open groene karakter (zie bijlagen 4 en 5) wordt bewerkstelligd dat de kernkwaliteiten van het Oude IJssellandschap, in hun onderlinge samenhang bezien, per saldo niet significant worden aangetast.
De mate van versterking is door middel van het rekenmodel van de Provincie Gelderland inzichtelijk gemaakt. Uit het rekenmodel blijkt dat er een versterking optreedt. Het rekenmodel (matrix voor compensatie) is bijgevoegd als bijlage 6 aan deze toelichting.
Het perceel wordt momenteel gebruikt door een veehouder uit de omgeving als regulier grasland, zonder beheerspakket. Er is daarom geen sprake van een verliesfactor. Het nieuwe parkeerterrein heeft een oppervlak van circa 0,45 ha, wat 450 impactpunten tot gevolg heeft. Onderdeel van de landschappelijke inpassing is onder meer het toevoegen van inheems bosplantsoen, bomen, hagen en kruidenrijke vegetatie. Ook worden takkenrillen en insectenhotels geplaatst. Deze onderdelen zijn de versterkingsmaatregelen (tabel 3 GO toets) en leveren 557,05 versterkingspunten op. Per saldo is de balans derhalve 107,05 punten positief.
Aanvullend kan worden gemeld dat het voornemen bestaat om de aanwezige parkeerplaatsen aan de Landfortseweg, die gelegen zijn in het GNN, na realisatie van de nieuwe parkeervoorziening op te heffen en terug te geven aan de natuur. Ook hierdoor zal een versterking optreden van de kernkwaliteiten in het GNN.
Tot slot is geconstateerd dat de belangen van de Nationale landschappen niet worden geschaad omdat de afstand tussen het plangebied en het meest dichtstbijzijnde Nationale landschap aanzienlijk is.
Klimaatadaptatie
Ten aanzien van klimaatadaptie zijn voor de aanleg van de parkeervoorzieningen de aspecten wateroverlast, verdroging en hitte met name van belang. In paragraaf 4.12 is dit onderwerp nader uitgewerkt.
Conclusie
Het planvoornemen leidt niet tot aantasting van de kernkwaliteiten van GNN en GO, omdat vrijwel geen uitbreiding van bebouwing kan plaatsvinden. De toevoeging van het kaartjesloket en tuinsieraad leiden niet tot aantasting van de kernkwaliteiten, mede omdat het landgoed als geheel ook kernkwaliteit is. Het plan is in overeenstemming met de Omgevingsverordening.
Op grond van het voorgaande en de ontwerpkeuzes en uitgangspunten, zoals die eerder in deze paragraaf zijn toegelicht, kan worden geconcludeerd dat de beoogde ontwikkeling past binnen het ruimtelijk beleid, de ambities en doelstellingen van de provincie Gelderland.
Regionale Structuurvisie Achterhoek 2012
De regionale structuurvisie is een actualisatie van de regionale structuurvisie uit 2004. Er is gekozen voor een actualisatie, omdat er zich een aantal relevante en ingrijpende economische en maatschappelijke ontwikkelingen voordoen, zoals:
De visie gaat ervan uit dat deze ontwikkelingen gevolgen kunnen hebben voor de manier waarop er nu gewoond, geleefd en gewerkt wordt in de regio Achterhoek. Ze hebben invloed op de wijze waarop geld verdiend wordt in de regio. Wijzigingen hierin kunnen ruimtelijke consequenties hebben. De geactualiseerde visie wil richting geven aan het regionaal ruimtelijk beleid om de transitieopgaven op juiste wijze te kunnen faciliteren. Dit door belangrijke ruimtelijke thema's te agenderen en hierop afstemming tussen gemeenten te zoeken. Het doel hiervan is om ook in de toekomst te kunnen spreken van een vitale, regionale economie en een zeer prettige omgeving om in te wonen en te recreëren.
De visie gaat uit van waardeontwikkeling door het toevoegen van kwaliteit als motor achter ruimtelijke ontwikkelingen. Flexibiliteit is nodig om het kwalitatieve aanbod en vraag goed op elkaar af te kunnen stemmen.
Deze ruimtelijke visie richt zich niet op een ruimtelijk eindbeeld, maar streeft juist flexibiliteit na. Het leidende principe is een omslag 'van sturen naar begeleiden'. Dit om kansen te pakken en tegelijkertijd te werken aan behoud en versterking van ruimtelijke kwaliteit. Met de visie wordt juist regionale afstemming beoogd in de keuzes in de ruimtelijke ontwikkeling op lokaal niveau. Dit door het benoemen van ruimtelijke speerpunten.
Als regionale speerpunten worden genoemd:
Omdat de regionale structuurvisie inmiddels ouder dan 10 jaar is, is deze op onderdelen (zoals de bevolkingsdaling) niet meer actueel.
Toetsing
De voorgenomen ontwikkeling sluit aan bij het doel om de Achterhoek te behouden / te ontwikkelen als een zeer prettige omgeving om in te recreëren.
De historische buitenplaats wordt door bewoners van de Achterhoek volop bezocht voor recreatieve doeleinden. Ook stelt sEL het landhuis en de tuin open voor publiek. Geïnteresseerde bezoekers kunnen op Huis Landfort kennis opdoen van alle aspecten die met het leven op een historische buitenplaats samenhangen.
Door de inspanningen van sEL zijn de mogelijkheden om te recreëren versterkt. Dit heeft een aantrekkende werking op bezoekers aan de historische buitenplaats, waardoor de verkeersstroom naar de buitenplaats toeneemt.
Bezoekers die met de auto komen, maken nu gebruik van een kleine parkeervoorziening aan de Landfortseweg of parkeren hun auto in de bocht van de smalle Hogestraat. Allereerst is de huidige parkeercapaciteit volstrekt onvoldoende. Bovendien heeft deze een uitstraling die niet past bij de enorme kwaliteitsimpuls die de stichting op Huis Landfort realiseert.
Om recreanten blijvend naar de historische buitenplaats te blijven trekken is een goede parkeervoorziening een must. Met de realisatie van voldoende parkeerplaatsen op de voorgestelde locatie wordt bewerkstelligd dat de verkeerskundige afwikkeling van de toegenomen bezoekersstromen vlot verloopt.
Met de zorgvuldige landschappelijke inpassing en de groene (halfverharde) uitvoering van de parkeervoorziening wordt bovendien de ruimtelijke kwaliteit behouden en zelfs iets versterkt. Zie hiervoor de berekening van de investeringen in de groene aankleding van de parkeervoorziening, opgenomen in bijlage 6 van deze toelichting.
Conclusie
Het aanleggen van de parkeervoorziening heeft een positieve invloed op de beleving van het totale gebied. Er wordt tegemoet gekomen aan het in goede banen leiden van recreëren op het terrein van Huis Landfort en het kunnen verlenen van een duurzame functie aan dit landgoed en daarmee het in stand houden van een rijksmonument (cultureel erfgoed). Geconcludeerd wordt dat het planvoornemen aansluit bij de regionale Structuurvisie.
De gemeente Oude IJsselstreek heeft zichzelf zeven opgaven gesteld waarmee ze een antwoord kan bieden op maatschappelijke uitdagingen en waarmee de gemeente en de gemeenschap verder kunnen groeien. Eén van die zeven opgaven betreft de groene parels, welk vanuit de toekomstvisie Oude IJsselstreek het meest relevant is voor de planontwikkeling.
Over de Groene Parels is in de visie geschreven dat landgoederen en natuurgebieden schitterend met elkaar verbonden kunnen worden door wandel- en fietsroutes over bestaande wegen, fiets- en zandpaden. Langs al die routes kan extra aandacht gegeven worden aan ontspanning en recreatie én voor het realiseren van doelen op het gebied van natuur, klimaat en milieu. Daarmee kan de kracht van het groen heel sterk worden neergezet.
Toetsing
Huis Landfort is reeds onderdeel van fietsroutes door de grensstreek. Fietsers weten de historische buitenplaats daarom al goed te vinden.
Stichting Erfgoed Landfort heeft de afgelopen jaren volop geïnvesteerd in het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van de historische buitenplaats en draagt zodoende bij aan de instandhouding van deze groene parel in het buitengebied van de Oude IJsselstreek.
De opgave 'Groene Parels' zet in op het verder versterken van een groene parelketting door Oude IJsselstreek van oude bossen en natuurgebieden. Onderdeel van het plan is het teruggeven aan de natuur van de huidige parkeerplaats. Het plan versterkt daarom indirect ook deze groene parelketting.
De gemeenteraad van Oude IJsselstreek heeft op 12 mei 2011 de Structuurvisie Oude IJsselstreek 2025 vastgesteld. De Structuurvisie geeft richting aan het ruimtelijke, economische en maatschappelijke beleid van de gemeente en laat in grote lijnen zien hoe Oude IJsselstreek zich tot het jaar 2025 zal gaan ontwikkelen. De gemeente Oude IJsselstreek wil zich graag verder ontwikkelen als een dynamische gemeente. Deze boodschap blijft voor de komende jaren een belangrijk uitgangspunt voor het gemeentelijke woonbeleid.
De gemeente Oude IJsselstreek heeft daarnaast een groot oppervlak landelijk gebied, waarin zich veel verschillende functies en waarden bevinden en allerlei ontwikkelingen gaande zijn. Plattelandsontwikkeling en toerisme zijn speerpunten van beleid. Daarnaast streeft de gemeente naar een brede en gedifferentieerde economische basis voor het buitengebied, maar ook de bescherming en ontwikkeling van natuurgebieden en water zijn van belang.
Toetsing
Op de structuurvisiekaart is de historische buitenplaats ingekleurd als 'Bos'. De gebieden, op de kaart aangegeven als bos, hebben betrekking op ieder aaneengesloten bosterrein van minimaal 10 are of een rijbeplanting van meer dan 20 bomen buiten de bebouwde kom.
De nieuwe parkeervoorziening wordt aangelegd op een perceel landbouwgrond. Van de kap van bomen is derhalve geen sprake. De bestaande parkeerplaatsen zullen op termijn worden omgevormd in bos. Het plan versterkt hiermee het aanwezige bosgebied.
De gemeente Oude IJsselstreek heeft door de jaren heen meerdere plannen ontwikkeld voor de groene ruimte, echter ontbrak het aan een samenhangend toekomstbeeld voor het landschap en de groene kernen. De Visie op Landschap, Natuur en Groene Kernen (VLNGK) biedt dit gewenste toekomstbeeld.
De visie geeft richting aan de gewenste ontwikkeling van het landschap voor zowel het buitengebied als de kernen. De visie gaat in op de wijze waarop de kenmerkende landschappen voor de toekomst verder versterkt worden, in samenhang met de ontwikkelingen die de komende jaren spelen. Ook gaat de visie in op de gewenste groenstructuur in de kernen.
In de visie wordt ingezet op het behouden van de basiskwaliteit van groen en landschap. Voor de toekomst van het landschap is het goed om bewust om te gaan met de nog bestaande patronen en structuren die bij de historische verschillende landschapstypen horen. De waardevolle structuren moeten behouden worden en daar waar mogelijk gestimuleerd worden om verder uit te bouwen.
Toetsing
Het plangebied valt in deze visie binnen het landschapstype 'Rivierenlandschap' en in het bijzonder de rivierweiden of IJsselweiden. De Oude IJssel zelf vormt een belangrijke verbinding en daarmee lijnelement in het landschap. Hier ligt de ecologische verbindingszone Oude IJssel. In het recente verleden heeft hier natuurontwikkeling plaatsgevonden, waarmee de Oude IJssel met haar IJsselweiden nu als een groene long tussen de kernen slingert. Vanuit die long is het van belang een verbindende groenstructuur te ontwikkelen.
De aanleg van de parkeervoorziening vindt buiten het Gelders natuurnetwerk plaats, maar binnen de Groene ontwikkelingszone. In het ontwerp van de parkeervoorziening is rekening gehouden met de kernkwaliteiten van het bestaande landschap. Met de investeringen in het groen en het open groene karakter van de parkeervoorziening wordt bewerkstelligd dat de kernkwaliteiten van het landschap, in hun onderlinge samenhang bezien, per saldo niet significant worden aangetast.
De waardevolle structuren zijn met het voorliggend plan niet in het geding. De ontwikkeling is daarom in overeenstemming met de visie.
De gemeente Oude IJsselstreek wil een aantrekkelijke gemeente zijn voor inwoners en bezoekers. In de beleidsnotitie zijn de toeristische ambities van de gemeente opgenomen. Toerisme is een belangrijk onderdeel van de economie en zorgt voor werkgelegenheid. Samen met ondernemers en betrokken partijen werkt de gemeente de komende jaren aan de kwalitatieve en kwantitatieve groei van de toeristische sector. De beleidsnotitie vormt de basis om een impuls te geven aan de vrijetijdssector in Oude IJsselstreek. Om de doelen te bereiken is in de beleidsnotitie een gebiedsgerichte en thematische aanpak geformuleerd.
Gebiedsgerichte aanpak
Binnen de gemeente Oude IJsselstreek worden een aantal toeristische kerngebieden met een concentratie van recreatief-toeristisch aanbod onderscheiden. Dit zijn de Vennebulten-De Radstake, Idink-Nibbelinkbos, Engbergen, DRU, Slootermeer-Scholtenhof en de Oude IJssel. In de beleidsnotitie wordt per kerngebied ingegaan op de opgaven en kansen.
Voor het plangebied is kerngebied Oude IJssel van belang. De Oude IJssel leent zich uitstekend voor waterrecreatie. De Oude IJssel begint in het Duitse Raesfeld en loopt via de gemeenten Oude IJsselstreek, Doetinchem en Bronckhorst bij Doesburg de IJssel in. Er is een ecologische oeverinrichting met vistrappen gerealiseerd vanaf Doesburg tot aan Hutten-Zuid in Ulft. Ook is er een fietspad langs het water aangelegd. De mogelijkheden voor de tracés Megchelen-Gendringen en Ulft-Terborg worden momenteel onderzocht. Gedacht kan worden aan waterbeleving, wonen op het water, een netwerk van uitkijkpunten, een kastelen- en landgoederenroute en het versterken van de recreatievaart. Het waterschap en de provincie onderschrijven het belang van dit onderwerp.
Het belang van recreatie langs de rivier wordt hier specifiek onderschreven.
Thematische aanpak
Voor onderhavig bestemmingsplan zijn de beleidsdoelen voor het thema 'recreatieve infrastructuur' van belang. Aangegeven wordt dat zowel het toeristisch-recreatief bedrijfsleven als de inwoners gebaat zijn bij een goede, complete en goed onderhouden recreatieve infrastructuur. Een aantrekkelijk routenetwerk en goede bereikbaarheid is een basisvoorwaarde voor toeristische ontwikkeling. Een constante doorontwikkeling van bereikbaarheid, aantrekkelijkheid en beleefbaarheid is cruciaal om de concurrentie met andere regio's aan te kunnen. Het routenetwerk is onlosmakelijk verbonden met de marketinginspanningen waarmee de regio op de kaart wordt gezet. Het fietsknooppuntensysteem, wandelroutenetwerk, fietspad Doesburg-Bocholt, Aaltense Goor-Zwarte Veen, Recreatiegebied Engbergen, kerkenpaden en de Oude IJssel zijn belangrijke onderdelen van de lokale, recreatieve infrastructuur. Ook wordt samengewerkt met buurgemeente Stadt Isselburg aan de recreatieve ontsluiting naar Huis Landfort vanuit Duitsland. Essentieel is dan wel dat Huis Landfort ook ter plekke goed te bereiken is.
Toetsing
De inspanningen van sEL zijn erop gericht om meer toeristen, bezoekers en recreanten te trekken naar de historisch buitenplaats. Onderdeel hiervan is het zorgen voor voldoende parkeergelegenheid en een goede en veilige verkeersafhandeling van de bezoekers. In zijn algemeenheid kan daarom worden gesteld dat het planvoornemen bijdraagt aan de recreatieve beleving van dit deel van de Oude IJsselstreek.
Het Landschapspark is ontwikkeld met aandacht voor de thema's wonen, toerisme & recreatie en klimaat & landschap. Bij het ontwerpen is de gemeente uitgegaan van drie principes:
Vanuit het landschap
Vanuit het landschap wordt 'gestart' en gekeken wat mogelijk is. Het Landschap, de natuur en het klimaat is het vertrekpunt voor ontwikkelingen. De natuur en het landschap worden niet aangepast naar de behoefte van de mensen, maar andersom.
Met het gezicht naar het water
Vroeger was de Oude IJssel niet meer dan een snelweg over water. Wegen, paden, bruggen, bebouwing, alles stond in het teken van deze snelweg. Dat de rivier eigenlijk ook heel mooi kan zijn en geschikt voor meer dingen dan alleen vervoer, daar is jarenlang niet bij stilgestaan. De gemeente wil de blik dan ook weer gericht naar het water toe, in plaats van er vanaf.
Verbindend lint
De gemeente ziet het gebied als één verbindend lint, waarin landschap, groen, rust en ruimte behouden blijven. Eén landschapspark voor wonen aan de flanken, recreatie, verblijf, natuur en landschap, met een belangrijke plek voor de agrarische sector en industrie. Daarbij worden de verschillende kernen subtiel met elkaar verbonden, maar hun identiteit wel gerespecteerd.
Natuur en landschap hebben een belangrijke rol gespeeld bij de landschappelijke inpassing van de nieuwe parkeervoorziening. Onderdeel hiervan is onder meer het toevoegen van inheems bosplantsoen, bomen, hagen en kruidenrijke vegetatie. Ook worden takkenrillen en insectenhotels geplaatst. Gesteld kan worden dat natuur en landschap het vertrekpunt zijn geweest bij het ontwerp van de voorziening.
De gemeente wil het recreatieve netwerk versterken, waarbij onder andere wordt verwezen naar ontwikkelingen rondom Landfort. Een belangrijk onderdeel is het realiseren van nieuwe (fiets) routes parallel aan de Oude IJssel, die Anholt verbinden met Landfort, Gendringen, Voorst en Megchelen.
Toetsing
De aanleg van de parkeervoorziening draagt bij aan de ambities van de gemeente ten aanzien van het versterken van recreatie in het landschapspark omdat de parkeervoorziening zowel gebruikt zal worden door bezoekers aan de historische buitenplaats als door toeristen die de historische buitenplaats niet zullen bezoeken en recreëren in de omgeving.
Voorliggend initiatief voorziet in de realisatie van een parkeerplaats bij het landgoed, waarbij de landschappelijke kwaliteiten van het gebied worden behouden en gewaardeerd. De parkeerplaats biedt ruimte aan alle voertuigen die tijdens piekdruktes aanwezig kunnen zijn. Daarnaast ziet het plan toe op het aanleggen van een goede voetgangersverbinding. Het geheel wordt landschappelijk ingepast en zo veel mogelijk natuurlijk aangelegd.
De aanleg van de parkeerplaats zorgt ook voor een verbetering van de recreatieve mogelijkheden rondom Huis Landfort en heeft een positief effect op de beleving van de historische buitenplaats.
Het aanpassen van de bestemming op het landhuis zorgt voor een juiste afstemming tussen gebruik en de planologische inregeling. Het geeft het geheel een belangrijke status in het landschap. De buitenplaats wordt beleefbaar en toegankelijk gemaakt, zowel voor lokale wandelaars als voor bezoekers van verderaf. Het biedt tevens de mogelijkheid om op Huis Landfort groepen te ontvangen, een gewilde economische activiteit op een unieke locatie in de gemeente. Het initiatief sluit, gelet op het voorgaande, aan bij het beleid van de gemeente.
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de bodemkwaliteit volgens de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluitbodemkwaliteit voldoet aan de gestelde eisen behorende bij het beoogde gebruik. Bij een project moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er daardoor gezondheidsrisico's of ecologische risico's zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen.
Toetsing
Omdat alleen ter plaatse van de aan te leggen parkeervoorziening sprake is van signifcante ruimtelijke wijzigingen, vindt de toetsing aan het aspect bodem alleen plaats voor dit plandeel.
Voorliggend plan voorziet niet in de oprichting van een inrichting of anderszins gevoelig (verblijfs)object. Tevens is het huidige gebruik (agrarisch gebruik, grasland) geen bodembedreigende activiteit.
Vanuit de BIS (bodem informatie systeem) is voor het betreffende perceel geen bodeminformatie beschikbaar. Historische kaarten laten zien dat op basis van het historisch gebruik geen bodemvervuiling wordt verwacht. Uit de historische kaarten van topotijdreis blijkt dat het perceel vanaf 1960 voor de agrarische activiteit (grasland) in gebruik is geweest. Voor deze periode was het perceel als bos aangemerkt.
Voor het beoogd gebruik is het niet nodig om de bodemkwaliteit te bepalen. Het is de verwachting dat de bodemkwaliteit geen significante verandering ondergaat door het beoogd gebruik. In het geval van calamiteiten, bijvoorbeeld door uitlekken van vloeistoffen door voertuigen, zal de terreinbeheerder hier maatregelen moeten treffen om enige vorm van milieubelasting tegen te gaan.
Conclusie
Het aspect bodem staat de uitvoering van het plan niet in de weg. Het uitvoeren van een nader verkennend bodemonderzoek is niet noodzakelijk.
Op 5 maart 2015 heeft de gemeenteraad de archeologische waardenkaart, cultuurhistorische waardenkaart en de erfgoedverordening vastgesteld.
Voor de gemeente is het belangrijk om in ruimtelijke plannen archeologische en cultuurhistorische waarden structureel te gaan meewegen. Daarvoor is een inventarisatie voor het gehele grondgebied van de gemeente uitgevoerd. Er is gekeken waar al archeologische waarden bekend zijn en er is gekeken of er op andere plekken archeologische resten te verwachten zijn. Al deze gegevens (uit eerdere onderzoeken, literatuurstudie en kennis van de geologie en geomorfologie) zijn samengevoegd en verwerkt tot een archeologische waarden- en verwachtingenkaart en een daarop gebaseerde archeologische maatregelenkaart.
Archeologie
Bij ruimtelijke plannen en projecten die archeologische resten in de bodem kunnen aantasten, moet rekening worden gehouden met bekende en te verwachten archeologische waarden.
Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze (naar verwachting) in 2023 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
In de Erfgoedwet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.
Toetsing
De werkzaamheden zullen plaatsvinden binnen de dubbelbestemmingen "Waarde - archeologie 2" en "Waarde - archeologie 3". Er geldt voor een archeologisch onderzoek een ondergrens van 5.000 m² en dieper dan 30 centimeter vanaf het maaiveld binnen de gebieden met verwachtingswaarde 3. Voor de gronden met verwachtingswaarde 2 geldt een ondergrens van 1.000 m² en 30 centimeter. De archeologische dubbelbestemmingen zijn rechtstreeks ontleend aan de archeologische waardenkaart van de gemeente. De verwachting varieert van middelhoog tot laag.
De lage verwachtingswaarde ligt aan de westzijde van het terrein over circa 2/3 van het gebied. De middelhoge verwachtingswaarde ligt aan oostzijde op het overige gedeelte. Zie ook de onderstaande uitsnede van de verbeelding waarop de archeologische dubbelbestemmingen zijn aangegeven.
Figuur 4.1 uitsnede verbeelding parkeervoorziening
De grondwerkzaamheden zullen hoofdzakelijk bestaan uit het aanleggen van (half)verharding. Deze werkzaamheden zullen niet dieper zijn dan 30 centimeter. Op enkele punten (aanleg hekwerken en beplanting) zullen er wel grondbewerkingen zijn op meer dan 30 centimeter diepte, maar dit zal de ondergrens qua oppervlakte niet overschrijden.
Omdat het terrein lager gelegen is dan de weg en bijbehorende berm zal het parkeerterrein enkele centimeters worden opgehoogd. Voor ophoging met meer dan 1 meter geldt een vergunningsplicht. Deze hoogte wordt niet overschreden.
Rondom het landhuis zijn geen ontwikkelingen of werkzaamheden in de bodem verwacht vanwege het conserverende karakter van dit onderdeel van het bestemmingsplan.
Aangezien de werkzaamheden voor de aanleg van de parkeerplaats de onder vrijstellingsgrenzen niet overschrijden, is verder geen archeologisch onderzoek vereist. Er worden geen archeologische waarden aangetast met de realisatie van dit plan.
Bij het uitvoeren van grondwerkzaamheden geldt de wettelijke meldingsplicht bij toevalsvondsten (Erfgoedwet, art. 5.10). In de omgevingsvergunning voor het aanleggen van de parkeervoorziening zal deze meldingsplicht worden opgenomen.
Cultuurhistorie
Onder cultuurhistorische waarden worden alle structuren, elementen en gebieden bedoeld die cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. Vaak is er een sterke relatie tussen aardkundige aspecten en cultuurhistorische aspecten.
De historische buitenplaats Huis Landfort is van cultuurhistorische waarde. De buitenplaats is aangewezen als rijksmonumentencomplex (512219), bestaande uit het in oorsprong 17e eeuwse hoofdgebouw, de 18e en 19e eeuwse historische tuin- en parkaanleg, de massieve kettingbrug als toegangsbrug uit 1903, een in oorsprong 19e eeuwse bakstenen duiventoren (ca. 1825) naar ontwerp van J.T. Ubbing, een laat 19e eeuwse of vroeg 20ste eeuwse bakstenen tuinmuur met kas en veranda en een ijzeren brug uit 1872 over de singel. In het bestemmingsplan Buitengebied Oude IJsselstreek 2017 heeft de historische buitenplaats om die reden dan ook de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie'.
Het voorliggende bestemmingsplan is overwegend conserverend van aard. De voornaamste ontwikkeling, die met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, is de realisatie van de parkeervoorziening. De parkeervoorziening wordt aangelegd buiten de gronden die de genoemde dubbelbestemming hebben. Deze gronden zijn in de huidige situatie in gebruik als wei- annex bouwland.
Door de parkeervoorziening landschappelijk zorgvuldig in te passen en een groene uitstraling te geven door middel van het toepassen van onder andere inheems bosplantsoen en hagen, voegt deze zich op een natuurlijke wijze in het landschap. De cultuurhistorische waarde van de buitenplaats wordt daardoor niet aangetast.
Conclusie
Bij de aanleg van de parkeervoorziening worden de oppervlakteondergrenzen overschreden. Echter zal de ondergrens qua verstoringsdiepte niet of slechts op enkele plekken worden overschreden. Op basis van het planvoornemen is het uitvoeren van nader archeologisch onderzoek dan ook niet noodzakelijk.
Verder is vastgesteld dat het plan de cultuurhistorische waarden van de buitenplaats niet zal aantasten.
De twee Europese richtlijnen Vogelrichtlijn (1979) en Habitatrichtlijn (1992) vormen samen de belangrijkste natuurbeschermingswetgeving op Europees niveau. De Vogelrichtlijn heeft tot doel in het wild levende vogelsoorten op het grondgebied van de EU te beschermen. De Habitatrichtlijn waarborgt de biologische diversiteit door het in stand houden van natuurlijke leefgebieden en de wilde flora en fauna. Beide richtlijnen verplichten de lidstaten tot het aanwijzen van te beschermen gebieden, zogeheten speciale beschermingszones. Het netwerk van speciale beschermingszones die op grond van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn aangewezen wordt over het algemeen als Natura 2000 aangeduid.
Rijksregels over natuurbescherming staan in de Wet natuurbescherming (verder: Wnb). De wet kent een algemene zorgplicht voor iedereen in Nederland ten aanzien van Natura 2000-gebieden, bijzondere nationale natuurgebieden en in het wild levende dieren en planten. De Wnb geeft de provincies de opdracht om gebieden aan te wijzen die behoren tot het 'natuurnetwerk Nederland', een samenhangend landelijk ecologisch netwerk. Andere gebieden kunnen de provincies aanwijzen als bijzondere provinciale natuurgebieden dan wel bijzondere provinciale landschappen. De Wnb bevat -voor zover voor bestemmingsplannen relevant- regels voor de bescherming van gebieden, voor de bescherming van soorten en over houtopstanden.
Ruimtelijke plannen dienen getoetst te worden aan bovenstaande regelgeving.
Toetsing
Gebiedsbescherming
In de omgeving van de locatie Landfortseweg 4 bevinden zich meerdere Natura 2000-gebieden waar sprake is van een te hoge belasting met stikstof. Het meest dichtbijgelegen gebied is het Duitse gebied NSG Hetter-Millinger Bruch, mit Erweiterung, op een afstand van circa 2 kilometer van de planlocatie. Zie ook figuur 4.2.
Figuur 4.2 afstand tussen de planlocatie en dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden
Stikstofberekening
Gebruiksfase
Het aantal verkeersbewegingen neemt in de aangevraagde situatie slechts beperkt toe. De ontwikkeling vindt bovendien plaats op een afstand van meer dan 15 kilometer van de Nederlandse Natura 2000-gebieden. De toename aan stikstofdepositie is in dit geval op basis van ervaringscijfers als verwaarloosbaar klein te beschouwen. Uit de bijgevoegde AERIUS-berekening (zie bijlage 7) blijkt inderdaad dat het verkeer geen nadelige gevolgen heeft voor Natura 2000-gebieden in Nederland aangezien de berekende depositie 0,00 mol/ ha / jaar bedraagt.
Vanwege de aanzienlijke afstand tot de Nederlandse Natura 2000-gebieden zijn andere effecten dan stikstof niet te verwachten. Het enige andere mogelijke effect op grotere afstand van een Natura 2000-gebied hangt samen met (grootschalige) grondwateronttrekking of andere hydrologische maatregelen. Daarvan is in dit geval geen sprake.
Het is in dit geval bij voorbaat duidelijk dat de aangevraagde situatie niet leidt tot negatieve gevolgen voor de Nederlandse Natura 2000-gebieden. Een passende beoordeling is daarom niet nodig.
Aanlegfase
Op 2 november 2022 is er door de Raad van State een streep gehaald door de vrijstelling voor bouw- sloop en eenmalige aanlegactiviteiten. Het gevolg is dat ook berekent moet worden wat de stikstofdepositie op de relevante Natura 2000-gebieden in de aanlegfase is. Om op de juiste wijze de stikstofdepositie van de aanlegfase te bepalen, is in kaart gebracht welk bouwmaterieel en transportbewegingen noodzakelijk zijn. Het overzicht van het bouwmaterieel en de transportbewegingen over de openbare weg is toegevoegd als bijlage 8. De AERIUS-berekening van de aanlegfase is bijgevoegd als bijlage 9. Uit de AERIUS-berekening blijkt dat ook het transport en de inzet van materiaal in de aanlegfase van de parkeervoorziening geen nadelige gevolgen heeft voor Natura 2000-gebieden in Nederland aangezien de berekende depositie 0,00 mol per hectare per jaar bedraagt.
Duitse Natura 2000-gebieden
De beoordeling van stikstofdepositie op Duitse Natura 2000-gebieden vindt plaats volgens de Duitse beoordelingsmethode. Volgens die methode beperkt het onderzoek zich tot projecten waarvan de stikstofdepositie meer dan 7,14 mol per hectare per jaar bedraagt.
In zowel de AERIUS-berekening van de gebruiksfase als die van de aanlegfase zijn rekenpunten ingevoerd op de Duitse Natura 2000-gebieden en enkele beekjes. In de berekeningen van de gebruiksfase is een hoogste depositie berekend van 0,04 mol per hectare per jaar op het beekje. In de gebruiksfase wordt geen depositie berekend op het meest nabijgelegen Duitse Natura 2000-gebied. Zie hiervoor de bijlage 7.
In de berekeningen van de aanlegfase is een hoogste depositie berekend van 0,01 mol per hectare per jaar op de grens van het meest nabijgelegen Duitse Natura 2000-gebied (te weten gebied NSG Hetter-Millinger Bruch, mit Erweiterung). De hoogste depositie op het beekje bedraagt 0,05 mol per hectare per jaar. Deze waarden liggen beneden de 7,14 mol per hectare per jaar. Zie ook de als bijlage 9 toegevoegde AERIUS-berekening.
De stikstofdepositie als gevolg van de ontwikkeling voldoet hiermee aan het Duitse beleid. Een nadere toetsing van de stikstofdepositie aan de kritische depositiewaarde is daarom niet nodig.
Quickscan Wet natuurbescherming
In verband met de realisatie van de parkeervoorziening is een flora en fauna onderzoek uitgevoerd. Deze quickscan heeft als doel in te schatten of er in het plangebied planten- en diersoorten aanwezig of te verwachten zijn die volgens de Wet natuurbescherming een beschermde status hebben en die mogelijk negatieve invloed kunnen ondervinden van de voorgenomen ontwikkeling en ingrepen. Tevens is beoordeeld of de voorgenomen ontwikkeling en ingrepen invloed kunnen hebben op Natura 2000-gebieden en houtopstanden die middels de Wet natuurbescherming zijn beschermd, of op gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN).
Het veldonderzoek en de effectbeoordeling zijn uitgevoerd door een erkend en deskundig senior ecoloog. Onderstaand zijn de bevindingen van de ecoloog samengevat. Het volledige rapport is als bijlage 10 aan dit bestemmingsplan toegevoegd.
Habitatrichtlijnsoorten
Planten
Vanwege de ligging en de kenmerken van het gebied zijn er geen geschikte omstandigheden voor planten van de Habitatrichtlijn aanwezig.
Vleermuizen
Verblijfplaatsen
Geschikte verblijfpaatsen ontbreken in het plangebied vanwege de afwezigheid gebouwen en het ontbreken van bomen met holtes, (spechten)gaten, spleten, scheuren, loshangende schors en dergelijke.
Essentiële vliegroutes
Vanwege de ruimtelijke indeling van het plangebied en de omliggende bosranden en bosstrookje is er geen aanleiding te veronderstellen dat deze in gebruik zijn als essentiële vliegroute. Bovendien blijven alle bomen gespaard.
Essentieel foerageergebied
Binnen het plangebied ontbreekt belangrijk onmisbaar foerageergebied. Mogelijk dat de bosranden langs het plangebied in gebruik zijn als foerageerplek. Deze plekken blijven echter in stand bij de voorziene ontwikkeling van het landbouwperceel tot parkeervoorziening. Ook zijn in de directe omgeving meerdere andere geschikte foerageerplekken aanwezig.
Grondgebonden zoogdieren
De aanwezigheid van beschermde grondgebonden zoogdieren van de Habitatrichtlijn kan op voorhand worden uitgesloten. Grondgebonden zoogdieren die vanuit de Habitatrichtlijn zijn beschermd (bever, hamster, hazelmuis, lynx, otter en wolf) komen niet in het plangebied en omgeving voor en er zijn hier ook geen geschikte leefgebieden voor deze soorten aanwezig.
Amfibieën en reptielen
Er zijn uit het plangebied en directe omgeving geen waarnemingen bekend van amfibieën (boomkikker, geelbuikvuurpad, heikikker, kamsalamander, knoflookpad, poelkikker, rugstreeppad en vroedmeesterpad) van de Habitatrichtlijn en zijn ook niet te verwachten.
Ook zijn uit het plangebied en wijde omgeving geen waarnemingen bekend van reptielen (gladde slang, muurhagedis en zandhagedis) van de Habitatrichtlijn en deze zijn ook niet te verwachten.
Vissen
De aanwezigheid van vissen van de Habitatrichtlijn (houting en steur) kan op voorhand worden uitgesloten. Geschikt leefgebied in de vorm van (grote) rivieren ontbreekt.
Dagvlinders, libellen en andere ongewervelden
De aanwezigheid van dagvlinders, libellen en andere ongewervelden die zijn beschermd onder de Habitatrichtlijn zijn niet te verwachten.
Vogelrichtlijnsoorten
Van de 16 vogelsoorten met vaste rust- en/of voortplantingsplaatsen (jaarrond beschermde nesten), categorie 1 t/m 4, zijn van 9 soorten waarnemingen bekend uit de ruime omgeving van het plangebied, te weten: buizerd, gierzwaluw, grote gele kwikstaart, havik, huismus, ooievaar, roek, sperwer en steenuil.
Voor gierzwaluw, grote gele kwikstaart, huismus en ooievaar ontbreken geschikte elementen in het plangebied en directe omgeving om als nestplaats te kunnen functioneren. Tijdens het veldbezoek is specifiek gezocht naar jaarrond beschermde nesten van buizerd, havik, roek, sperwer en steenuil in bomen direct grenzend aan het landbouwperceel, maar deze zijn niet aangetroffen.
Jaarrond beschermde vogelnesten en/of in gebruik zijnde vaste rustplaatsen zijn niet aanwezig in het plangebied.
Nationaal beschermde soorten
Planten
Er zijn geen groeiplaatsen bekend in het plangebied en de directe omgeving van nationaal beschermde plantensoorten van de Wet natuurbescherming (‘Andere soorten’).
Grondgebonden zoogdieren
Er zijn uit de omgeving van het plangebied waarnemingen bekend van een aantal grondgebonden zoogdieren van de lijst met Nationaal beschermde soorten (‘Andere soorten’, artikel 3.10), te weten: boommarter, bunzing, das, eekhoorn, grote bosmuis, haas, konijn, ree en steenmarter. Voor een groot deel van deze soorten vormt het plangebied geen geschikt leefgebied en voor enkele andere van deze soorten heeft Provincie Gelderland een vrijstelling verleend voor ruimtelijke inrichting of ontwikkeling en bestendig beheer en onderhoud.
De ecoloog heeft tijdens het veldbezoek extra aandacht geschonken aan het bosstrookje noordelijk van het te ontwikkelen landbouwperceel en de omliggende greppels, greppelranden en slootoever. Niet-vrijgestelde soorten zijn niet aangetroffen.
Reptielen en amfibieën
Van de nationaal beschermde reptielen (adder, hazelworm en levendbarende hagedis) zijn geen waarnemingen bekend van het plangebied en wijde omgeving. Deze soorten stellen zeer specifieke eisen aan de kwaliteit van hun leefgebied. Vanwege de ligging en kenmerken van het plangebied worden reptielen niet verwacht.
Vissen
De aanwezigheid van nationaal beschermde vissen (beekdonderpad, beekprik, elrits, gestippelde alver, grote modderkruiper en kwabaal) kan worden uitgesloten. Er zijn geen waterelementen in het plangebied zelf aanwezig.
Dagvlinders, libellen en andere ongewervelden
Vanwege de kenmerken van het plangebied (landbouwperceel met Italiaans raaigras als groenbemester) kunnen beschermde dagvlinders, libellen en andere ongewervelden worden uitgesloten. Mogelijk dat de bosranden grenzend aan het plangebied gebruikt worden als leefgebied, maar deze blijven bij de voorziene ontwikkeling tot parkeervoorziening intact en voldoende functioneel.
Uit het onderzoeksrapport is gebleken dat er geen nader onderzoek noodzakelijk is voor de aanwezige flora en fauna in het gebied. Wél Wel kunnen meer of minder algemene broedvogels de begroeiingen in of aan de randen van het plangebied gebruiken als nestgelegenheid. De werkzaamheden kunnen daarom het best buiten het broedseizoen worden uitgevoerd. In het kader van de zorgplicht is het bovendien noodzakelijk om voldoende zorg te dragen voor eventueel aanwezige zoogdieren, reptielen en amfibieën. Mochten deze toch worden aangetroffen tijdens de (aanleg) werkzaamheden, dan zal al het redelijkerwijs mogelijke gedaan moeten worden om het doden of verwonden van individuen te voorkomen.
Conclusie
Uit de uitgevoerde AERIUS-berekeningen kan worden vastgesteld dat het planvoornemen geen significant negatieve effecten heeft op de instandhoudingsdoelstellingen in de Natura 2000-gebieden. Ook overige effecten anders dan stikstof zijn niet te verwachten. Verder is door middel van de ecologische quickscan vastgesteld dat beschermde flora en fauna door de ontwikkeling niet in het geding is.
Voor de beoordeling van het onderdeel geluid moet in algemene zin aan de volgende punten worden voldaan:
Bij het opstellen van ruimtelijke plannen binnen een geluidzone waarbij geluidgevoelige bestemmingen (zoals woningen) zijn betrokken is de Wgh van toepassing. De Wgh kent drie geluidbronnen waarvoor geluidzones gelden:
Wanneer een ontwikkeling in een zone valt zoals aangegeven in de Wgh, zal akoestisch moeten worden aangetoond dat aan de grenswaarden in deze wet wordt voldaan. Kan niet worden voldaan aan deze grenswaarden, dan bestaat onder voorwaarden de mogelijkheid hogere grenswaarden vast te stellen.
Toetsing
Het plangebied is niet gelegen in een akoestisch aandachtsgebied; er is geen sprake van de toevoeging van geluidszones. Om die reden hoeft geen akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd. In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich geen inrichtingen als bedoeld in de Wet milieubeheer.
Het voorgenomen plan voorziet ook niet in een toevoeging van een inrichting als bedoeld in de Wet milieubeheer. Van aantasting van het woon- en leefklimaat rondom het plangebied is ook geen sprake. De meest dichtbij gelegen woningen liggen op ruim 200 meter (ten westen) en 300 meter (ten zuiden) van het plangebied. Gezien de aard van de voorgenomen activiteiten is deze afstand meer dan voldoende om een instandhouding van het woon- en leefklimaat te garanderen.
De aan- en afrijroutes die worden gebruikt zijn de Landfortseweg en Hogestraat. Er valt een kleine toename te verwachten van verkeer. 's Avonds zijn er zelden bijeenkomsten (minder dan 6 keer per jaar). Als er een bijeenkomst is, dan zijn dat kleine groepen (30-40 personen max). Die parkeren dan niet op de nieuwe parkeerplaats, maar rijden door tot aan koetshuis en parkeren daar. Reden hiervan is dat de oprijlaan naar het koetshuis niet verlicht is. Door naast het koetshuis te parkeren hoeven de bezoekers niet over een onverlichte laan te lopen.
Ook in de avonduren kan in principe worden geparkeerd op de nieuwe parkeerplaats. Maar aangezien wandelaars 's avonds het park niet in mogen (het park is 's avonds gesloten) en er in het koetshuis alleen ruimte is voor kleine groepen, zal de parkeerplaats 's avonds niet of nauwelijks gebruikt worden.
Gelet op het voorgaande wordt voor het berekenen van de indirecte hinder vanwege de verkeersaantrekkende werking van het parkeerterrein uitgegaan van:
Uitgaande van deze gegevens wordt voldaan aan de voorkeurswaarde van 50 dB(A) op de gevel van de maatgevende woning Landfortseweg 3.
Ook wordt, gelet op de afstand tot woningen, voldaan aan de beoordelingsniveaus van het Activiteitenbesluit.
De kleine toename van verkeer valt binnen de grenzen van wat redelijkerwijs te verwachten valt op dit type weg. De verwachte geluidsbelasting van deze wegen ligt tussen de 51 en 60 dB (bron: atlasleefomgeving.nl), de voorgenomen ontwikkeling zal hier geen wijziging in aanbrengen.
Conclusie
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.
Op 15 november 2007 is de zogeheten 'Wet luchtkwaliteit' in werking getreden. Met de 'Wet luchtkwaliteit' wordt de wijziging van de Wet milieubeheer op het gebied van luchtkwaliteitseisen bedoeld. De 'Wet luchtkwaliteit' vervangt het 'Besluit luchtkwaliteit 2005'.
De 'Wet luchtkwaliteit' voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (hierna: het NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate bijdragen' (hierna: NIBM) aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe 'Wet luchtkwaliteit' geen belemmering voor een ruimtelijke ontwikkeling als:
In het Besluit NIBM en de ministeriële regeling NIBM zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. Als een project 'niet in betekenende mate' (nibm) bijdraagt aan de luchtverontreiniging, dan is geen toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit nodig. De nibm-bijdrage komt overeen met 3% van de norm voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof of stikstofdioxide. Dit komt neer op 1,2 µg/m³.
In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Het betreft de volgende categorieën:
Toetsing
Voorliggend plan voorziet in de aanleg van een parkeerterrein met een maximale capaciteit van 140 parkeerplekken en het herbestemmen van het bestaande landhuis met koetshuis met haar functies. Binnen en rondom dit plangebied is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde uit bijlage 2 van de Wet milieubeheer.
Om inzicht te krijgen in de effecten van de extra verkeersbewegingen is een berekening uitgevoerd met behulp van de NIBM-tool. Het Besluit nibm is niet zondermeer toepasbaar, omdat de ruimtelijke procedure voorziet in de realisatie van een parkeerplaats. Bij dit soort ontwikkelingen is bekend dat de verkeersaantrekkende werking groot is en het aspect stikstofdioxide (NO2) problematisch kan zijn.
De resultaten van de berekening zijn weergegeven in figuur 4.3. In de berekening is uitgegaan van gemiddeld 140 voertuigbewegingen heen en 140 terug zonder vrachtverkeer. Uit de berekening met de NIBM-tool blijkt dat deze toename aan verkeersbewegingen niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. De berekening laat zien dat de bijdrage aan de luchtverontreiniging minder bedraagt dan 1,2 µg/m3.
Figuur 4.3 Berekening NIBM-tool
Omdat het planvoornemen ‘niet in betekenende mate’ (nibm) bijdraagt aan de luchtverontreiniging is toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit niet nodig.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het planvoornemen.
Milieuaspecten worden geregeld via de daartoe geëigende wetgeving, maar daar waar het de ruimtelijke ordening raakt, dient met deze aspecten rekening te worden gehouden. Het gaat dan om de situering van milieugevoelige objecten ten opzichte van milieuhinderlijke elementen. Van belang is dat de omgevingskwaliteit passend is voor de nieuwe bestemmingen. Andersom geldt dat met de nieuwe bestemmingen de aanwezige bedrijven en functies niet worden belemmerd in hun bedrijfsvoering en ontwikkeling.
De toelaatbaarheid van bedrijvigheid kan globaal worden beoordeeld met behulp van de methodiek van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Deze publicatie biedt een handreiking ten behoeve van de afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu op lokaal niveau en geeft informatie over de milieukenmerken van verschillende typen bedrijven. Op basis van de milieukenmerken van de verschillende typen bedrijven en inrichtingen wordt een indicatie van de afstanden gegeven, die als gevolg van deze kenmerken moeten worden aangehouden tussen de diverse typen bedrijven en een rustige woonwijk. Deze afstanden hebben uitdrukkelijk niet het karakter van een norm of een richtlijn.
Bij het bepalen van de richtafstanden wordt uitgegaan van de volgende uitgangspunten:
Toetsing
In deze situatie is sprake van een rustig buitengebied. Het gaat hier over een aanvraag voor parkeerplaatsen. Voor de aangevraagde activiteiten geldt een maximale richtafstand van 30 meter (zie onderstaande tabel). De omschrijvingen komen uit bijlage 1 van de VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering. Ze sluiten zo goed mogelijk aan bij de aangevraagde bedrijfsactiviteiten. Hierbij geldt de richtafstand tussen de grens van de bedrijfsbestemming en de gevel van de woning.
Met de aanleg van de parkeervoorziening wordt er een functie gerealiseerd die voor mogelijke milieuhinder kan zorgen. Voor een dergelijke functie gelden de richtafstanden, zoals weergegeven in de tabel hierboven.
De meest nabijgelegen woning ligt op ten minste 160 meter afstand van de te realiseren parkeerplaatsen. Er wordt voldaan aan de richtafstand van 30 meter.
Ter plaatse van de nabijgelegen woningen is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Omdat de parkeervoorziening geen gevoelige functie betreft, is het uitgesloten dat bedrijven in de omgeving door deze nieuwe functie worden belemmerd in de bedrijfsvoering.
Conclusie
Het aspect milieuzonering vormt dus geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het voorliggend plan.
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico op zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Het externe veiligheidsbeleid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt binnen het werkveld van de externe veiligheid veelal het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) gehanteerd.
Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf en transportas vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen deze kans 1x10-6 (één op de miljoen) bedraagt.
Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen en Regeling externe veiligheid inrichtingen (Bevi en Revi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.
Circulaire effectafstanden LPG-tankstations
In de circulaire is de effectbenadering uitgewerkt voor LPG-tankstations. In beginsel zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten binnen een effectafstand van 60 meter en geen zeer kwetsbare objecten binnen een effectafstand van 160 meter toegestaan. Naast de circulaire blijft ook de toetsing aan het Bevi noodzakelijk.
Transport van gevaarlijke stoffen (water, spoor, weg)
Voor de beoordeling van de risico's vanwege transport van gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt en basisnet), met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet en de bijbehorende regeling Basisnet.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor de beoordeling van de risico's van transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb en Revb). Naast de toetsing aan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is hierin vastgelegd dat aan weerszijden van een buisleiding een bebouwingsvrije afstand moet worden aangehouden voor beheer en onderhoud aan de buisleidingen.
Toetsing
In voorliggend plan wordt een parkeerplaats aangelegd en het landhuis herbestemd met een gelijkblijvend gebruik. De parkeerplaats is geen kwetsbaar object volgens artikel 1 van het Bevi. Er hoeft dus niet getoetst te worden of risicobronnen in de buurt van invloed zijn op het plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR). Voor de volledigheid is dit toch toegevoegd bij dit bestemmingsplan.
Aan de hand van de risicokaart (zie figuur 4.4) is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. Uit de inventarisatie blijkt dat binnen een straal van meer dan 3 km van het plangebied geen risico's op basis van de externe veiligheid zijn gelegen.
Andersom voorziet voorliggend plan niet in de toevoeging van een nieuw risicovol object, er wordt dus ook geen risicocontour toegevoegd.
Figuur 4.4 Uitsnede risicokaart met in het rood de locatie van het plangebied (Bron:
Risicokaart.nl)
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het voorliggend plan.
Sinds 1 november 2003 is de toepassing van de Watertoets wettelijk verplicht door de verankering in het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985. De watertoets heeft betrekking op alle grond- en oppervlaktewateren en behandelt alle van belang zijnde waterhuishoudkundige aspecten. Bij de toetsingsprocedure gaat het om het hele proces van vroegtijdig meedenken, informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten.
Waterbeheerprogramma 2022 - 2027
Het Waterschap Rijn en IJssel (WRIJ) heeft op 13 januari 2022 het Waterbeheerprogramma 2022-2027 vastgesteld.
Aanleiding
Het waterbeheerprogramma (WBP) is een belangrijk instrument, waarmee WRIJ aangeeft welke beleidsdoelen het nastreeft, welke inspanningen het pleegt om dat beleid te realiseren en welke financiële middelen daarmee gemoeid zijn. De sturende werking ervan wordt mede bepaald door de mate waarin doelen en maatregelen geconcretiseerd worden. Voor het overgrote deel zijn de langetermijndoelen voor de beleidsthema’s al vastgesteld; het WBP geeft aan hoe WRIJ in de planperiode met deze doelen aan de gang gaat en waar WRIJ in 2027 denkt te staan. Gedurende de looptijd van het WBP kan/zal tussentijds bepaald worden of er aanleiding is het WBP te actualiseren; dit is aan de orde als koers of de kaders significant wijzigen.
Water en mens in hun element
Vanuit het leidend principe ‘Water en mens in hun element’ draagt WRIJ bij aan ruimtelijke kwaliteit en een duurzame leefomgeving. De zorg voor waterveiligheid, schoon water en voldoende water vraagt structureel aandacht en is continu in beweging. Dat doet WRIJ door het (grond)waterpeil te beheren, rioolwater te zuiveren en te zorgen voor schoon water in beken, sloten en rivieren en stevige dijken. De beleidsdoelen worden in samenwerking met netwerkpartners opgesteld (open planvorming) en gebiedsgericht vertaald naar haalbare wateropgaven en programmaopdrachten (gebiedsprocessen). De programmaopdrachten worden in samenwerking met de betrokkenen in het gebied doorgezet naar uitvoering (co-creatie).
Wateropgaven
De wereld om ons heen is blijvend in verandering en die veranderingen lijken ook steeds sneller te gaan. Toenemende risico’s met betrekking tot droogte en wateroverlast, een groeiende vraag naar woningen, de natuur- en milieuopgaven zoals stikstofdepositie. WRIJ ziet dat de samenhang van de wateropgaven met andere opgaven in het gebied vragen om nauwe samenwerking met de partners (zoals gemeenten en provincies), inwoners en bedrijven. Het betreft het samenwerken aan wateropgaven die WRIJ nu in beeld heeft en wateropgaven die de komende periode nog worden uitgewerkt. Hoe WRIJ dat de komende zes jaar wil gaan doen samen met de omgeving, dat wordt beschreven in dit WBP.
Kerntaken
De kerntaken van WRIJ zijn:
Klimaatrobuust gebied
De ambitie is om richting 2050 wendbaar invulling te geven aan het beheer, het onderhoud en de inrichting van het regionaal watersysteem. Dit doet WRIJ in combinatie met aanpassingen in gebruik en inrichting van de omgeving, zodat jaarrond een optimale balans tussen te nat en te droog wordt bereikt en tegelijkertijd inwoners, bedrijven en medeoverheden voldoende weerbaar zijn tegen de onvermijdelijke gevolgen van extreem weer.
Veilig gebied
De bescherming tegen hoog water is een randvoorwaarde om veilig te kunnen wonen en werken in het gebied. WRIJ zorgt voor veilige dijken, nu en in de toekomst, door dagelijks beheer van keringen en door continu inzicht in de keringen. WRIJ voert het beheer op een duurzame wijze uit en werkt aan behoud en verhoging van de biodiversiteit van de dijken. De ambitie is dat in 2050 de keringen voldoen aan de nieuwe normen voor waterveiligheid, en dat daarbij wendbaar wordt ingespeeld op ontwikkelingen. Daarnaast heeft WRIJ een sterke adviesrol in de ruimtelijke ordening en is het een sterke partner in de calamiteitenbestrijding.
Circulaire Economie en Energietransitie
WRIJ wil in het uitvoeren van de primaire taak zoveel mogelijk bijdragen aan het beperken van klimaatverandering. Daarbij wil WRIJ in 2050 onderdeel zijn van een 100% circulaire economie waarin de taken klimaatneutraal worden uitgevoerd. Hiervoor moeten zoveel mogelijk de grondstofbehoefte worden beperkt en ervoor worden gezorgd dat er geen sprake is van waardevermindering van grondstoffen. De afvalstromen moeten zo klein mogelijk zijn. En bovenal: WRIJ moet met diens werkwijze zorgen voor 95% minder emissie van broeikasgassen.
Gezonde leefomgeving
WRIJ zorgt voor een schoon en gezond watersysteem voor de mensen en de natuur in het gebied. Het streven is dat water in de leefomgeving geschikt is voor verschillende maatschappelijke functies en dat het geen risico’s oplevert voor de volksgezondheid. Het doel is een oppervlaktewatersysteem te bereiken dat optimaal is voor ecologisch functioneren en biodiversiteit en natuurwaarden daarbinnen en -buiten bevordert. WRIJ verwacht met deze plannen de woon-, werk- en leefomgeving van de Achterhoek, Liemers en Overijssel nog toekomstbestendiger te maken.
Toetsing
Voor het plan is d.d. 28 juni 2021 een watertoets uitgevoerd. De uitkomsten van de watertoets zijn als bijlage 11 opgenomen. Aan de westzijde grenst de parkeervoorziening direct aan een leggerwatergang. Hierdoor zijn er waterschapsbelangen gemoeid met het planvoornemen. De belangen van de watergang moeten geborgd worden bij de verdere realisatie van het plan.
Uit de watertoets en het overleg met het Waterschap blijken de volgende aspecten van belang voor de verdere realisatie van het planvoornemen:
Ad 1
Aan de westzijde van het parkeerterrein loopt een watergang van het waterschap. Hier is nu nog sprake van een tweezijdig onderhoudspad. Met de aanleg van de parkeerplaats zal dit wijzigen naar een éénzijdig onderhoudspad. Omdat het plangebied direct aan een leggerwatergang grenst zullen de belangen van de watergang geborgd dienen te worden. Hiervoor zal een omgevingsvergunning aangevraagd worden. Tevens zal een watervergunning aangevraagd worden omdat er binnen 5 meter van de watergang (beschermingszone) werkzaamheden verricht gaan worden.
Het waterschap heeft in een reactie op de plannen voor de aanleg van het parkeerterrein aangegeven dat de aanleg van de parkeervoorziening geen probleem oplevert voor het onderhoud aan de watergang. In de praktijk doet het waterschap het onderhoud de laatste jaren al vanaf één zijde. Dit omdat het maaipad toch al niet helemaal doorliep tot het bovenstroomse gedeelte.
Daarmee is het voor het bestemmingplan voor de parkeerplaats geen probleem. Wél geldt hier dat er sprake is van de noodzaak van een watervergunning, zoals hierboven al benoemd. In de watervergunninng zullen door het waterschap de details vastgelegd worden over wat wel en niet mogelijk is aan beplanting in deze zone.
Ad 2
Het parkeerterrein wordt halfverhard aangelegd. De plaatsen waar de auto's parkeren worden gemaakt van waterdoorlatende ecorasters waartussen gras groeit. In figuur 4.5 is een foto weergegeven van dit systeem.
Afbeelding 4.5 ecorasters met gras
De rijbanen van het parkeerterrein worden gemaakt van waterdoorlatend streekeigen materiaal (Achterhoeks Padvast).
Het regenwater dat op het parkeerterrein valt zal voor een belangrijk deel direct in de bodem infiltreren. Het water dat afstroomt, bijvoorbeeld bij hevige buien, komt terecht in de beplantingsvakken rondom het parkeerterrein. In deze beplantingsvakken zal het 'overtollige' water infiltreren in de bodem door een lichte verlaging in de beplantingsvakken. Zie hiervoor ook het bijgevoegde ontwerp van de parkeervoorziening (bijlage 4).
Ad 3
Zoals in paragraaf 2.2.2 is aangegeven wordt de parkeervoorziening iets opgehoogd en in zuidelijke richting op afschot gelegd. Overtollig afstromend water zal daarom in zuidelijke richting stromen naar de groenstrook. De leggerwatergang ligt ten westen van de parkeervoorziening. Hier komt het overtollig afstromend regenwater dus niet in terecht.
Conclusie
Omdat de parkeerplaatsen binnen 5 meter uit een beschermingszone van een watergang worden aangelegd, is het aanvragen van een watervergunning bij het waterschap, voorafgaand aan de werkzaamheden, een vereiste.
Bij de inrichting van de parkeervoorziening is er rekening mee gehouden dat het water niet afstroomt naar de nabijgelegen watergang. Onderhoud aan de watergang wordt door de aanleg van de voorziening niet belemmerd.
Het aspect water staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
Bij ruimtelijke plannen moet worden aangetoond dat de ontwikkeling geen negatieve gevolgen heeft voor de verkeer- en parkeersituatie ter plaatse.
Toetsing
Verkeer
Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van een parkeerterrein met de omvang van maximaal 140 plekken. Deze omvang is nodig om de piekdrukte op te kunnen vangen tijdens zakelijke bijeenkomsten, studiedagen of speciale gelegenheden op Huis Landfort. Op rustige dagen is de verwachting dat het parkeerterrein slechts in beperkte mate wordt gebruikt. Wanneer er geen activiteiten of bijeenkomsten van de stichting zijn, zal doorgaans slechts een beperkt aantal plaatsen bezet zijn vooral door recreanten die voor een wandeling door de omgeving komen.
Het aantal bezoekers is sterk afhankelijk van het weertype en de aard van eventuele activiteiten op het terrein van Huis Landfort. Tijdens rustige dagen is het te verwachten dat de huidige ontsluitingswegen (Landfortseweg en Hogestraat) de capaciteit hebben om deze aantallen te verwerken. Dit verschilt niet veel met de huidige situatie.
Tijdens piekmomenten kunnen er enige opstoppingen ontstaan wanneer veel bezoekers tegelijkertijd de in- en uitrit van de parkeerplaats in de bocht van de Hogestraat gebruiken. Aangezien het gaat om enkele momenten per maand, bij speciale evenementen/gelegenheden bij Huis Landfort, is dit niet structureel. Bij deze momenten zullen mogelijk ook verkeersregelaars worden ingezet om de voortgang van het verkeer zo veel mogelijk te waarborgen en dus de overlast voor de omgeving zo veel mogelijk te beperken.
De hoeveelheid verkeer richting het plangebied en Huis Landfort zal als gevolg van voorliggend plan toenemen. Deze toename zal echter voor het grootste deel van het jaar beperkt zijn. Enkel bij speciale gelegenheden is het mogelijk dat de drukte veel toeneemt. Dit zijn uitzonderingen, er is alsnog sprake van goede ruimtelijke ordening.
Parkeren
Het plan voorziet in de ontwikkeling van 140 parkeerplekken voor auto's en 2 parkeerplaatsen voor bussen. Dit is omdat de huidige parkeerplaats bij de ingang van Huis Landfort niet voldoet aan de gevraagde capaciteit. Het betreft hier slechts 12 plekken, dit is niet toereikend voor de normale dagelijkse bezoekersstroom richting het landgoed. Met de parkeerplaats kunnen voertuigen op een verantwoorde manier worden geparkeerd op de dagen waarop bijeenkomsten, openstellingen en dergelijke worden georganiseerd.
De behoefte van het aantal parkeerplaatsen is niet aan de hand van de CROW normen vastgesteld vanwege het bijzondere en hybride karakter van Huis Landfort als particuliere buitenplaats met een beoogde publieksfunctie. Maar ook omdat de parkeervoorziening gebruikt zal worden door recreanten en toeristen die de historische buitenplaats niet zullen bezoeken en recreëren in de omgeving. De parkeerbehoefte is daarom vastgesteld op basis van de ervaringscijfers van GLK, het beleidsplan van sEL en de nieuwe ontwikkelingen zoals studiedagen en kennis- en netwerkbijeenkomsten in het Koetshuis. Zie hiervoor ook paragraaf 2.2.2.
Door de aanleg van het parkeerterrein zal de parkeersituatie rondom Huis Landfort sterk worden verbeterd, wat uiteindelijk ook de verkeersveiligheid ten goede komt. Bezoekers hoeven dan niet meer langs de Landfortseweg te parkeren.
Conclusie
Het plan voldoet op het gebied van verkeer en parkeren en vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het planvoornemen.
Uit de toelichting en verbeelding van bestemmingsplan ‘Buitengebied Oude IJsselstreek 2017’ is op te maken dat er geen planologisch relevante kabels en leidingen in het plangebied of in de directe omgeving daarvan aanwezig zijn. Voorafgaand aan graafwerkzaamheden zal een klic-melding uitgevoerd worden.
De milieueffectrapportage is een wettelijk instrument met als doel het aspect milieu een volwaardige plaats in deze integrale afweging te geven. Een bestemmingsplan of ruimtelijk plan kan op drie manieren met een milieueffectrapportage in aanraking komen:
In het Besluit m.e.r., bijlage D, onder artikel 11 (Woningbouw, Stedelijke ontwikkeling, Industrieterreinen) staat onder artikel 11.3 genoemd dat een m.e.r-beoordeling moet plaatsvinden in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject (met inbegrip van winkelcentra of parkeerterreinen) indien:
Toetsing
Een passende beoordeling is nodig als op voorhand niet uitgesloten kan worden dat het plan significante gevolgen heeft voor een Natura 2000-gebied. Daarbij vormt de huidige feitelijke (planologisch legale) situatie het uitgangspunt.
Het voorliggende bestemmingsplan is grotendeels conserverend van aard. De ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt is de aanleg van de nieuwe parkeervoorziening. Uit de AERIUS-berekeningen (zie paragraaf 4.3) blijkt dat zowel in de aanlegfase als in de gebruiksfase geen significant negatieve gevolgen opterden voor de Natura 2000-gebieden. In dat geval is er geen passende beoordeling nodig als bedoeld in artikel 2.8 van de Wet natuurbescherming.
Om te bepalen of een m.e.r. (beoordeling) noodzakelijk is, dient bepaald te worden (1) of de ontwikkeling de drempelwaarden uit lijst D van het Besluit m.e.r. overschrijdt, (2) of de ontwikkeling in een gevoelig gebied ligt en (3) of er belangrijke milieugevolgen zijn.
De beoogde ontwikkeling blijft onder de drempelwaarden van alle activiteiten zoals opgenomen in onderdeel D 11.2 van de bijlage van het Besluit m.e.r. Uit de verrichte onderzoeken, zoals verwoord in dit hoofdstuk, blijkt voorts dat het voornemen geen significante effecten op de omgeving heeft. Voor het voornemen hoeft daarmee geen (vorm vrije) m.e.r.-beoordelingsprocedure of een plan - m.e.r. te worden opgesteld.
In onderdeel A van de bijlage bij het Besluit m.e.r is bepaald wat verstaan wordt onder een 'gevoelig gebied'. Als gevoelig gebied zijn gebieden aangewezen die beschermd worden op basis van de natuurwaarden, landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden en waterwingebieden. Onderhavig plangebied is niet gelegen binnen een 'gevoelig gebied' zoals gedefinieerd in het Besluit m.e.r. In de hoofdstukken 3 en 4 van de toelichting is reeds aangegeven dat het plan gelet op de aard, omvang en ligging geen negatieve effecten heeft ten opzichte van dergelijke gevoelige gebieden.
In de bijgevoegde aanmeldingsnotitie mer-beoordeling bestemmingsplan 'Buitengebied, locatie Huis Landfort' (zie bijlage 12) zijn de verschillende milieuaspecten afgewogen. Daaruit is gebleken dat de aanleg van de nieuwe parkeervoorziening geen belangrijke nadelige negatieve gevolgen heeft voor het milieu. Een aanvullende m.e.r.-beoordeling is hierdoor dan ook niet noodzakelijk.
Conclusie
Gezien de resultaten van de aanmeldnotitie is het uitvoeren van een aanvullende m.e.r.-beoordeling niet noodzakelijk.
Ten aanzien van klimaatadaptie zijn voor de aanleg van de parkeervoorziening de aspecten wateroverlast, verdroging en hitte met name van belang.
Wateroverlast wordt voorkomen door voldoende infiltratiemogelijkheden. De halfverharding en de groene omzoming van de parkeervoorziening maakt dat hemelwater langzaam kan infiltreren binnen de omliggende beplanting en het niet verharde deel van de voorziening. Met hoog opgaande beplanting wordt verdroging van het oppervlak tegengegaan. Ook is er in het beplantingsplan bewust gekozen voor soorten die relatief goed met de veranderende klimatologische omstandigheden kunnen omgaan.
Om wateroverlast op de parkeervoorziening tegen te gaan wordt het terrein enkele centimeters opgehoogd. Hierdoor zal in natte periodes van het jaar en bij hevige buien de parkeervoorziening goed bruikbaar blijven.
De halfverharding heeft ten opzichte van een volledig verhard terrein als voordeel dat in warme perioden het terrein minder opwarmt. De onverharde delen van het terrein zullen de warmte absorberen en zorgen voor relatieve koelte. Bovendien zorgen de bomen in het beplantingsplan voor schaduwrijke plekken om auto's op zonnige dagen onder te parkeren en hittestress tegen te gaan.
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en regels en is voorzien van een toelichting. De regels en verbeelding vormen het juridisch bindende deel, terwijl de toelichting geen juridische binding heeft, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van de opgenomen bestemmingen. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De verbeelding heeft een rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen.
In deze paragraaf worden de systematiek van de regels en de wijze waarop de regels gehanteerd dienen te worden, uiteengezet. De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen. Voor de systematiek is aangesloten op de landelijke standaard (SVBP2012). Hieronder wordt de opbouw en dergelijke van de regels kort toegelicht.
Begrippen (artikel 1)
In deze bepaling zijn omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.
Wijze van meten (artikel 2)
Om op een eenduidige manier afstanden, oppervlakten en inhoud van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.
Bestemmingsomschrijving
Bevat de omschrijving van de doeleinden die met de bestemming aan de grond worden toegekend. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies zoals agrarisch met waarden en wonen.
Bouwregels
In de bouwregels worden voor alle hoofdgebouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de van toepassing zijnde bouwregels gesteld. Waar en met welke maatvoering mag worden gebouwd, wordt hier vastgelegd. Indien mogelijk wordt verwezen naar bouwvlakken en aanduidingen op de verbeelding.
Wat betreft de toegestane bouwhoogten wordt zo veel als mogelijk aangesloten bij de regels uit het bestemmingsplan 'Buitengebied Oude IJsselstreek 2017'.
Afwijken van de bouwregels
In deze bepaling zijn afwijkingsbevoegdheden toegekend aan het bevoegd gezag ten aanzien van bepaalde bouwregels.
Specifieke gebruiksregels
In dit onderdeel kan worden aangegeven welke vormen van gebruik men in ieder geval strijdig acht met de bestemming. Het is niet de bedoeling alle mogelijke strijdig gebruiksvormen te noemen, maar alleen die, waarvan het niet op voorhand duidelijk is dat deze in strijd zijn met de bestemming. Het gaat hierbij in feite om een aanvulling op de doeleindenomschrijving.
Afwijken van de gebruiksregels
In deze bepaling zijn afwijkingsbevoegdheden toegekend aan het bevoegd gezag ten aanzien van bepaalde gebruiksregels.
Hieronder volgt in het kort een beschrijving van de gebruikte bestemmingen.
Agrarisch (artikel 3) en Agrarisch met waarden (artikel 4)
In dit bestemmingplan is de bestemming "Agrarisch" en ''Agrarisch met waarden'' overgenomen uit het geldende bestemmingsplan als basisbestemming voor de omliggende gronden. De bestemming "Agrarisch met waarden" vereist extra aandacht, in deze gebieden moet rekening worden gehouden met landschappelijke waarden. Voor de betreffende locatie gaat het om houtwallen, zandwegen en reliëf. Deze landschapswaarden worden beschermd doordat voor de uitvoering van bepaalde werkzaamheden een vergunning moet worden aangevraagd. Bij die aanvraag wordt dan beoordeeld of de landschapswaarden door de gevolgen van de voorgestelde ingreep niet blijvend afbreuk wordt gedaan.
Bos (artikel 5)
De percelen die als 'Bos' zijn bestemd, zijn bestemd voor bosgebieden. Het doel is om deze te behouden of te herstellen. De percelen met de bestemming 'Bos' zijn ook bestemd voor het ontwikkelen van landschappelijke- en natuurwaarden. Soms is het toegestaan om een bouwwerk op het perceel te plaatsen, hiervoor moet het college van burgemeester en wethouders eerst toestemming geven.
Gemengd (artikel 6)
De bestemmingen ''Gemengd'' voorzien in het behoud van het gemengde karakter van deze bebouwing, waarbij voldoende vrijheid wordt geboden voor onderlinge uitwisseling tussen de toegelaten gebruiksvormen (dienstverlening, horecabedrijf in categorie 1, congrescentra en conferentie-oorden, kantoor, maatschappelijke voorzieningen en wonen, al dan niet in combinatie met inwoning/ mantelzorg).
Recreatie - Dagrecreatie (artikel 7)
De voor ''Recreatie - Dagrecreatie'' aangewezen gronden zijn bestemd voor onder andere parkeren.
Verkeer (artikel 8)
De bestemming ''Verkeer'' is gegeven aan wegen, straten, wandel en fietspaden.
Water (artikel 9)
De bestemming ''Water'' is gegeven aan de waterpartijen die in het plangebied aanwezig zijn.
Waarde - Archeologie 1 (Artikel 10)
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, ook bestemd voor het behoud, bescherming en veiligstelling van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
Waarde - Archeologische verwachting 1 (artikel 11)
De voor 'Waarde - Archeologische Verwachting 1' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, ook bestemd voor het behoud, bescherming en veiligstelling van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
Waarde - Archeologische verwachting 2 (artikel 12)
De voor 'Waarde - Archeologie Verwachting 2' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, ook bestemd voor het behoud, bescherming en veiligstelling van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
Waarde - Archeologische verwachting 3 (artikel 13)
De voor 'Waarde - Archeologie Verwachting 3' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, ook bestemd voor het behoud, bescherming en veiligstelling van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
Waarde - Cultuurhistorie (artikel 14)
Met deze dubbelbestemming worden de bestaande cultuurhistorische waarden op de landgoederen, bestaande uit lanenstructuur, cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, waterpartijen en landschappelijke elementen, beschermd.
Anti-dubbeltelregel (artikel 14)
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Algemene gebruiksregels (artikel 15)
Deze bepaling bevat de vormen van gebruik, die in ieder geval strijdig zijn met de regels van het bestemmingsplan. In dit artikel is tevens een regeling voor parkeren opgenomen. Indien op grond van dit bestemmingsplan wordt gebouwd dan wel het gebruik wordt gewijzigd, dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Ook de voorwaardelijke verplichting voor de landschappelijke inpassing is in dit artikel opgenomen, waarmee is geregeld dat de landschappelijke inpassing van de parkeervoorziening binnen 2 jaren na onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan is gerealiseerd.
Algemene aanduidingsregels (artikel 16)
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de ter plaatse geldende waardes. Tevens is er een verbodsbepaling opgenomen welke aangeeft dat het verboden is om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een bepaald werk, geen bouwwerk zijnde, of bepaalde werkzaamheden mag uitvoeren. De criteria hiervoor zijn aangegeven.
Overgangsrecht (artikel 17)
Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een bouwvergunning is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bouwregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingsbevoegdheid. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan, mag eveneens worden voortgezet.
Slotregel (artikel 18)
Dit artikel geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald
Op basis van de voorgaande hoofdstukken kan worden geconcludeerd dat het plan, gelet op het planologisch beleid en de omgevingssituatie ter plaatse uitvoerbaar kan worden geacht. Geconcludeerd kan worden dat met het initiatief sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro) en het Bro beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten. Hierbij valt te denken aan kosten voor het bouw- en woonrijp maken, planschade en kosten voor het opstellen van een bestemmingsplan. Indien sprake is van bepaalde bouwplannen, dient de gemeente hiervoor in beginsel een exploitatieplan vast te stellen. Van het vaststellen van een exploitatieplan kan worden afgezien als voornoemde kosten anderszins verzekerd zijn.
De ontwikkeling die met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt wordt gerealiseerd in opdracht van de initiatiefnemer. De uit dit plan voortvloeiende kosten zullen door de initiatiefnemer worden bekostigd en drukken niet op de gemeentelijke begroting.
Het kostenverhaal van de gemeente Oude IJsselstreek maakt deel uit van de anterieure overeenkomst, die met de initiatiefnemer is afgesloten. Hierdoor is het kostenverhaal voor de gemeente Oude IJsselstreek voldoende geborgd, zodat afgezien kan worden van het opstellen van een exploitatieplan.
De economische uitvoerbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan is niet in het geding.
De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Het ontwerp bestemmingsplan wordt voor een termijn van 6 weken ter inzage gelegd, zodat een ieder kan reageren op het plan. Na terinzagelegging wordt het plan al dan niet gewijzigd voorgelegd aan de Gemeenteraad, die kan besluiten tot vaststelling.