direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Vriesveem
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0917.BP040200W000005-0401

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Oude Roderweg 23 te Heerlen is het koel-/vriesdistributiecentrum Vriesveem gelegen. Aan de zuidzijde van het gebouw is een ammoniakkoelsysteem opgesteld, nodig voor het koelen van het vriesgedeelte van het bedrijf. De installatie met compressoren, pompen, condensatoren en verdampers, heeft vanaf de eerste oprichting (ca. 2006) een maximale capaciteit van 5000 kg ammoniak, maar voor een goede werking wordt de installatie afgevuld met 4200 kg, welke waarde ook is vermeld op het installatieplaatje.

Het bedrijf is een risicovolle inrichting in de zin van artikel 2, lid g van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), vanwege de aanwezigheid van een koel- of vriesinstallatie met een inhoud van meer dan 1.500 kg ammoniak.

Risicovolle inrichtingen zijn volgens het vigerende bestemmingsplan 'Beitel en Omgeving' toegestaan indien uit onderzoek blijkt dat de contour van het plaatsgebonden risico PR 10-6 (verder: PR 10-6) binnen de perceelsgrenzen valt van de inrichting waartoe deze contour behoort, dan wel de contour een ter plaatse nader aangeduide zone niet overschrijdt.

De vergunde maximale opslagcapaciteit heeft onder andere tot gevolg dat de PR 10-6 de perceelsgrenzen overschrijdt: de PR 10-6 van de machinekamer (30 meter) overlapt een deel van de percelen ten zuiden van het bedrijf, nl. die van de bedrijven aan de Oude Roderweg 25-27 en 28 (beperkt kwetsbare objecten).

Bij de opstelling van het vigerende bestemmingsplan in 2016 is hiermee geen rekening gehouden, zodat de situatie nu in strijd is met dat plan. Om te voorkomen dat zich binnen de contour kwetsbare objecten kunnen vestigen, dan wel dat bestaande niet- of beperkt kwetsbare objecten tot kwetsbaar kunnen uitgroeien, wordt daarom een nieuw bestemmingsplan voorbereid.

1.2 Situering plangebied

Het plangebied ligt op het bedrijventerrein de Beitel in Heerlen. Het omvat het gebied van de contour van het plaatsgebonden risico, voor zo ver dat buiten het perceel van Vriesveem is gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP040200W000005-0401_0001.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP040200W000005-0401_0002.png"

Afbeelding 1 - 1 Ligging plangebied

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Het plangebied ligt in het vigerende bestemmingsplan Beitel en Omgeving, vastgesteld door de gemeenteraad van Heerlen op 28 september 2016, en heeft de bestemming Bedrijventerrein. Verder gelden functieaanduidingen, maatvoeringsaanduidingen en gebiedsaanduidingen (geluidzone industrie), maar die zijn voor dit bestemmingsplan niet relevant.

afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP040200W000005-0401_0003.png"

Afbeelding 1- 2 Uitsnede verbeelding bestemmingsplan Beitel en Omgeving

Omdat de contour voor het plaatsgebonden risico buiten het perceel van Vriesveem ligt en daarbinnen geen kwetsbare objecten mogelijk mogen zijn, is ervoor gekozen om een nieuw bestemmingsplan voor het bedrijf te maken.

1.4 De toelichting als onderdeel van het bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart), regels en een toelichting. In deze paragraaf worden de onderdelen van het bestemmingsplan en hun juridische status nader toegelicht. Hierna wordt de rol van de toelichting ten aanzien van de regels en verbeelding beschreven. De regels en verbeelding vormen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Deze worden in paragraaf 1.4.2 en 1.4.3 beschreven. In paragraaf 1.4.4 worden vervolgens de standaarden beschreven op grond waarvan dit bestemmingsplan is ontwikkeld.

Elk bestemmingsplan is te onderscheiden door een landelijk uniek identificatienummer.Dit bestemmingsplan is geregistreerd en vindbaar op het landelijke portaal onder www.ruimtelijkeplannen.nl nummer NL.IMRO.0917.BP040200W000005-0401.

1.4.1 Toelichting

In deze toelichting wordt de opzet van het bestemmingsplan beschreven. Zo worden het doel van het bestemmingsplan, het relevante beleid, een beschrijving van het plangebied, de relevante omgevingsaspecten en de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan besproken. Daarnaast wordt in de juridische planopzet de opbouw van de regels beschreven en wordt de werking van de regels nader toegelicht. Tenslotte wordt verslag gedaan van de resultaten van het met andere overheden en openbare lichamen gevoerde overleg en de (eventueel) ingediende zienswijzen.

1.4.2 Regels

Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening worden aan de gronden, die binnen het plangebied zijn gelegen, bestemmingen toegewezen met bijbehorende doeleinden of functies. Aan deze bestemmingen zijn regels gekoppeld. De regels maken duidelijk waarvoor de gronden gebruikt mogen worden en wat onder welke voorwaarden op de gronden gebouwd mag worden.

1.4.3 Verbeelding

De verbeelding (de plankaart) geeft een grafische weergave van het plangebied. In de verbeelding zijn de plangrens, bestemmingen en aanduidingen weergegeven op een ondergrond.

Voor bestemmingsplannen bestaan in de regel een digitale en een analoge verbeelding. De analoge verbeelding wordt doorgaans gebruikt bij de terinzagelegging van het bestemmingsplan. Beide verbeeldingen zijn in beginsel rechtsgeldig, maar bij interpretatieverschillen is de digitale verbeelding beslissend.

De ondergrond is een samenstelling van de Basisregistratie Grootschalige Topografie BGT (landmeetkundig ingemeten topografie), luchtfoto's en kadastrale begrenzingen. Voor de verbeelding op papier wordt ter oriëntatie gebruik gemaakt van topografische en kadastrale ondergronden. Na verloop van tijd kunnen deze ondergronden hun actualiteit verliezen. Daarnaast tonen de ondergronden niet altijd alle bebouwing.

De ondergronden (waaronder luchtfoto's) die worden gebruikt op de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl worden beschikbaar gesteld door de website zelf. Ook die ondergronden zijn niet altijd actueel en tonen niet altijd alle bebouwing. De gemeente heeft daar geen invloed op.

De ondergronden maken geen deel uit van het bestemmingsplan en dienen in beginsel ter oriëntatie.

De analoge verbeelding bestaat uit 1 blad en heeft een schaal van 1:1000. De legenda legt een verbinding tussen de bestemmingen, de aanduidingen en de regels en geeft een verklaring van de maatvoering, symbolen en topografische ondergrond(en).

1.4.4 Standaarden

Om de bestemmingsplannen in heel Nederland te kunnen vergelijken schrijft de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening voor, dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen.

Naast de SVBP2012 zijn ook het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening (IMRO2012) en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (STRI2012) normerend bij het vastleggen en beschikbaar stellen van bestemmingsplannen. De digitale verbeelding is te raadplegen via www.ruimtelijkeplannen.nl. Door een muisklik op de digitale verbeelding verschijnen de bijbehorende regels voor die locatie in beeld. Vervolgens kan doorgeklikt worden om de gehele inhoud van het bestemmingplan (regels, toelichting en eventuele bijlagen) te raadplegen. Tevens is het mogelijk om te meten op de digitale verbeelding en door middel van coördinaten (het Rijksdriehoekscoördinatenstelsel) de exacte locatie te bepalen.

1.4.5 Planspecifieke opzet: afwijken handboek Bestemmingsplannen

De gemeente Heerlen schrijft voor dat voor bestemmingsplannen het Handboek bestemmingsplannen van de gemeente wordt gevolgd. Dit bevat standaardteksten voor toelichting en regels en geeft aanknopingspunten voor de verbeelding. Het Handboek wordt regelmatig geactualiseerd.

Het enige onderwerp dat voor dit bestemmingsplan van belang is, is het onderwerp externe veiligheid. Om die reden wordt de toelichting ook toegespitst op dit onderwerp. Het Handboek bestemmingsplannen van de gemeente Heerlen wordt daarom gevolgd, als en voor zover dit in dit kader relevant is.

1.5 Het bestemmingsplan en de Omgevingswet

In januari 2024 treedt - naar verwachting - de Omgevingswet in werking. Deze wet vervangt het merendeel van de wet- en regelgeving voor wonen, ruimte, infrastructuur, milieu en water. De invoering van de wet is een behoorlijke omslag, ook voor bewoners, ondernemers en organisaties. Heerlen start binnenkort met de voorbereiding. De gemeente streeft er naar dit bestemmingsplan vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet in ontwerp ter inzage te leggen. Op basis van het algemene overgangsrecht onder de Omgevingsrecht wordt een procedure, die vóór de inwerkingtreding formeel is gestart, afgehandeld volgens het 'oude' recht, oftewel de huidige wetgeving.

1.6 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 bevat een bespreking van de relevante wettelijke- en beleidskaders die een rol hebben gespeeld bij de totstandkoming van dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 3 wordt het plan beschreven. Hoofdstuk 4 behandelt de voor het plangebied relevante omgevingsaspecten, in dit geval uitsluitend,externe veiligheid. Hoofdstuk 5 beschrijft de juridische opzet van het bestemmingsplan en de werking van de regels. In hoofdstuk 6 is de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan beschreven en hoofdstuk 7 geeft een beeld van de doorlopen bestemmingsplanprocedure en het gevoerde overleg.

Hoofdstuk 2 Wettelijk en beleidskader

2.1 Besluit en regeling externe veiligheid inrichtingen

2.1.1 Algemeen

Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van de opslag van of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is landelijke wet- en regelgeving van toepassing.

In de landelijke regelgeving zijn kwaliteitseisen en normen op het gebied van externe veiligheid geformuleerd. Doel is om bepaalde risico's, waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld, tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Deze bedoelde risico's hangen vooral samen met:

  • activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen;
  • transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
  • transport van gevaarlijke stoffen over de weg, spoor en water.

Ook zijn er onder meer landelijke regels voor de opslag en verkoop van vuurwerk. Verder wordt bij de plaatsing van windmolens tegenwoordig ook de externe veiligheid in ogenschouw genomen.
De risico's voor externe veiligheid komen tot uitdrukking via het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht. Afhankelijk van de ruimtelijke ontwikkeling en beschikbare gegevens is deze beperkt of ruim van opzet.

Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans, per jaar, op overlijden van een onbeschermd individu ten gevolge van ongevallen met gevaarlijke stoffen. De aanwezigheid van een persoon is fictief. Niet wordt beoordeeld hoe groot de kans op de aanwezigheid van een persoon feitelijk is. Het PR kan op de kaart van een gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Via het PR wordt een basisbeschermingsniveau gewaarborgd.

Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans per jaar dat een groep van bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen het slachtoffer wordt van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR wordt ook beschouwd als een maat voor de maatschappelijke ontwrichting. Bij het GR wordt wel beoordeeld hoeveel personen zich, redelijkerwijs, feitelijk in de omgeving kunnen bevinden. Voor het GR geldt geen grenswaarde, maar een oriëntatiewaarde. Dit is een ijkwaarde waaraan veranderingen getoetst kunnen worden. Deze oriëntatiewaarde mag overschreden worden, mits goed beargumenteerd door het bevoegd gezag. Deze argumentatie is een onderdeel van de verantwoording van het groepsrisico.

Verantwoordingsplicht groepsrisico

Voor het bevoegd gezag geldt een verantwoordingsplicht, wanneer binnen het invloedsgebied van een risicobron kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten via het bestemmingsplan worden toegelaten. Dit betreft ook de al bestaande (beperkt) kwetsbare objecten, zoals al gebouwde woningen.

Een risicobron is bijvoorbeeld een buisleiding die wordt gebruikt voor het transport van gevaarlijke stoffen. Met het invloedsgebied wordt gedoeld op het gebied waarbinnen minimaal 1% van de aanwezige personen overlijdt als gevolg van een calamiteit met gevaarlijke stoffen ter plaatse van de risicobron. Het invloedsgebied van een risicobron is soms vastgelegd in de wet. In de andere gevallen kan het worden berekend aan de hand van vastgelegde rekenregels.

De verantwoording van het groepsrisico is één van de onderdelen van een goede ruimtelijke ordening. De omvang en diepgang van de verantwoording is daarbij afhankelijk van de gevolgen voor het groepsrisico. Dit wordt per bestemmingsplan beoordeeld.

Het Besluit en de daarop gebaseerde Regeling externe veiligheid inrichtingen (verder: Bevi en Revi) bevatten regels voor risicovolle inrichtingen.

Het Bevi richt zich tot gemeenten en provincies die verantwoordelijk zijn voor (Bevi artikelen 4 en 5) vergunningverlening en ruimtelijk besluitvorming.

Bij die besluitvorming moet het bevoegd gezag rekening houden met:

  • de grenswaarde voor kwetsbare objecten, de plaatsgebonden risicocontour 10-6/jr; en
  • de richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten, deze zelfde plaatsgebonden risicocontour 10-6/jr.

Artikel 5.1 Wet milieubeheer geeft een omschrijving van de genoemde waarden:

  • een grenswaarde geeft de kwaliteit aan die op het in de maatregel aangegeven tijdstip ten minste moet zijn bereikt, en die, waar zij aanwezig is, ten minste moet worden in stand gehouden;
  • een richtwaarde geeft de kwaliteit aan die op het in de maatregel aangegeven tijdstip zoveel mogelijk moet zijn bereikt, en die, waar zij aanwezig is, zoveel mogelijk moet worden in stand gehouden;

Dit betekent dat kwetsbare objecten niet binnen deze contour aanwezig mogen zijn of mogen worden opgericht en beperkt kwetsbare objecten enkel zijn toegestaan als daarvoor voldoende motivatie is gegeven (zie onder andere de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 februari 2012, (ECLI:NL:RVS:2012:BV7287).

Gezien de definitie van het begrip 'richtwaarde' en de (beperkte) jurisprudentie over dit onderwerp geldt het volgende: als de richtwaarde niet wordt of kan worden nageleefd, moet goed worden onderbouwd dat en waarom van een richtwaarde wordt afgeweken, maar ook dat de afwijking zo beperkt mogelijk is. Onderdelen in de onderbouwing moeten zijn: hoeveel mensen aanwezig, hoelang, kunnen zij de eventuele risico's inschatten en zijn zij zelfredzaam, enz. Dit wordt verder uitgewerkt in de volgende paragraaf.

2.1.2 Beleidsregel voor Externe Veiligheid gemeente Heerlen 2011-2015

In de 'Beleidsregel voor externe veiligheid 2011-2015' heeft de gemeente Heerlen het beleid voor externe veiligheid geformuleerd. Dit beleid is op 1 november 2011 door de gemeenteraad vastgesteld. Het doel van het externe veiligheidsbeleid van de gemeente Heerlen is het behouden van een verantwoord en aanvaardbaar veiligheidsniveau. Het beleid in deze nota leidt tot het beperken van de risico's van de bronnen waar dat nodig is. Het gevolg van dit beleid is dat bepaalde bedrijven, die zijn gevestigd op locaties waar dat op grond van dit beleid ongewenst is, zullen worden beperkt in hun mogelijkheden. Ook zal de ontwikkeling van bepaalde gebieden anders moeten worden beoordeeld vanwege de aanwezige risico's. Een aanscherping c.q. actualisatie wordt meegenomen in de nog op te stellen omgevingsvisie. Dit beleid zal ertoe leiden dat op de langere termijn in Heerlen de risico's door het gebruik en de toepassing van gevaarlijke stoffen binnen aanvaardbare grenzen kunnen blijven. Het beleid is niet bedoeld als een keurslijf. Het biedt een afwegingskader om optimaal met externe veiligheid in samenspel met andere belangen en andere instanties rekening te houden.

In 2014 is in opdracht van de provincie Limburg door Adviesgroep AVIV in beeld gebracht welke risicobronnen in de gemeente Heerlen aanwezig zijn en welke risico's deze voor de omgeving kunnen opleveren. De invloedsgebieden van respectievelijk BEVI-inrichtingen, hogedruk aardgasleidingen en spoor-, rijks- en provinciale wegen zijn op kaarten weergegeven. De invloedsgebiedenkaarten lenen zich als praktisch instrument voor een quick scan bij een ruimtelijk project om gemakkelijk vast te stellen of de externe veiligheid in beschouwing genomen moet worden en het groepsrisico verantwoord. De kaarten hebben een signaalfunctie. Ze geven ook aan waar de zoneringen voor de grens- en richtwaarde van het plaatsgebonden risico liggen die zich wettelijk verplicht dienen te vertalen in de planregels. Voor meer informatie wordt verwezen naar de rapportage van dit onderzoek: 'Externe veiligheid: invloedsgebiedenkaart gemeente Heerlen voor de ruimtelijke ordening, Adviesgroep AVIV, 26 november 2014'.

2.1.3 Planspecifiek
2.1.3.1 Contour plaatsgebonden risico Vriesveem

Op grond van artikel 2, lid g van het Bevi is dit besluit van toepassing op een inrichting waar een koel- of vriesinstallatie aanwezig is met een inhoud van meer dan 1.500 kg ammoniak.

Voor een dergelijke installatie gelden op grond van artikel 4, lid 5 onder c, vastgestelde afstanden voor de grens- en richtwaarde tot (geprojecteerde) kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten zoals opgenomen in de artikelen 6 en 7.

In tabel 6 van bijlage 1 van Revi zijn de vaste afstanden voor koel- of vriesinstallaties met ammoniak als koudemiddel opgenomen'.

Voor de aanwezige installatie van het bedrijf Vriesveem gelden de onderstaande uitgangspunten:

  • Werktemperatuur: -40 °C;
  • Hoeveelheid ammoniak: de maximale afvulcapaciteit is 5000 kg maar voor een goede werking wordt deze afgevuld met 4200 kg, welke waarde ook is vermeld op het installatieplaatje;
  • Opstellingsuitvoering: leidingen van en naar de verdamper(s) in verbinding met buitenlucht;
  • Diameter van vloeistofleiding naar verdamper: = DN50.

Conform tabel 6 van bijlage 1 leidt dit tot een vaste afstand van 30 meter voor de machinekamer en 25 meter voor de vloeistofleiding naar de verdampers. Deze PR-contouren zijn in onderstaande figuur weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP040200W000005-0401_0004.png"

Afbeelding 2-1 contouren voor het plaatsgebonden risico

2.1.3.2 Bestaande beperkt kwetsbare objecten

Binnen de contour voor het plaatsgebonden risico liggen (delen van) beperkt kwetsbare objecten, namelijk de bedrijven aan de oude Roderweg 25 en 31. Er zijn geen kwetsbare objecten aanwezig.

Op het moment van het inwerkingtreden van Bevi en Revi waren deze beperkt kwetsbare objecten al aanwezig, evenals het bedrijf Vriesveem met een ammoniakinstallatie met een maximale capaciteit van ca. 4200 kg. De situatie was op dat moment niet in overeenstemming met de bepalingen van Bevi en Revi: er lagen beperkt kwetsbare objecten binnen de contour voor het PR, waardoor niet aan de richtafstand werd voldaan. Volgens de overgangsbepalingen van Bevi en Revi gold er geen 'saneringsplicht' voor bestaande beperkt kwetsbare objecten (overigens wel voor kwetsbare objecten).

Volgens het beleid van de gemeente Heerlen geldt hetzelfde: er zijn geen nieuwe  beperkt kwetsbare objecten (kantoren, winkels, bedrijven; geen woningen) toegestaan binnen een veiligheidscontour (PR 10-6 contour), tenzij zwaarwegende maatschappelijke en/of economische belangen in het geding zijn. Bestaande situaties hoeven echter niet te worden aangepast.

In dit bestemmingsplan wordt alsnog een contour opgenomen voor het plaatsgebonden risico, voor zover dat buiten het perceel van Vriesveem ligt. Er ontstaat dus geen nieuwe situatie, maar de bestaande vergunde situatie wordt alsnog planologisch geregeld.

Desondanks wordt aandacht besteed aan het feit dat niet aan de richtwaarde wordt voldaan. Verder moet dit bestemmingsplan voorkomen dat de aanwezige beperkt kwetsbare objecten veranderen in kwetsbare objecten, dan wel zich nieuwe beperkt kwetsbare of kwetsbare objecten kunnen vestigen.

2.1.3.3 Afwijken richtwaarde

Gezien de definitie van het begrip 'richtwaarde' en de (beperkte) jurisprudentie over dit onderwerp geldt het volgende: als de richtwaarde niet wordt of kan worden nageleefd, moet goed worden onderbouwd dat en waarom van een richtwaarde wordt afgeweken, maar ook dat de afwijking zo beperkt mogelijk is. Onderdelen in de onderbouwing moeten zijn: hoeveel mensen aanwezig, hoelang, kunnen zij de eventuele risico's inschatten en zijn zij zelfredzaam, enz.

In de bestaande situatie kan de richtwaarde niet worden nageleefd door bijvoorbeeld maatregelen aan de bron te nemen:

  • Het verminderen van de hoeveelheid ammoniak is geen optie, gezien de vereiste capaciteit in de huidige en toekomstige bedrijfsvoering. De koelcapaciteit zou daarmee onvoldoende worden.
  • het volledig omkasten van de leidingen van en naar de verdamper, zodat deze niet meer in verbinding staan met de buitenlucht. In dat geval ontstaat een opstellingsuitvoering 1 (in de huidige situatie is sprake van opstellingsuitvoering 2). Conform tabel 6 uit bijlage 1 bij het Revi zou het plaatsgebonden risico van de installatie daarmee kleiner worden dan 10-6 en geldt er geen afstandseis meer ten opzichte van al dan niet geprojecteerde kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Dit vereist echter vergaande constructieve maatregelen, waarvan de haalbaarheid op voorhand niet vaststaat. Bovendien zijn dergelijke maatregelen zeer kostbaar en is het de vraag of dit financieel uitvoerbaar is binnen de bedrijfsvoering.

In de omgeving zijn drie bedrijven aanwezig die invloed (kunnen) ondervinden van de situatie. Het gaat om bedrijven aan de Oude Roderweg 25-27 (koeriersbedrijf en transportbedrijf met opslag) en een deel van een op- en overslagbedrijf aan de Oude Roderweg 28 (kadastaal perceel 5890). De contour voor het plaatsgebonden risico 10-6 ligt over een gedeelte van deze percelen. Zie onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP040200W000005-0401_0005.png"

De gemeente heeft de bedrijven bezocht in het kader van de voorbereiding van dit bestemmingsplan. Gebleken is dat het koeriersbedrijf (op nr. 25), het transportbedrijf (op nr. 27) en het op- en overslagbedrijf (terrein met nr. 5890, bij Oude Roderweg 28) kunnen worden aangemerkt als 'beperkt kwetsbare objecten' (aanwezigheid tot 50 personen) .

Zoals op de afbeelding is te zien, ligt de contour voor de PR 10-6 over ca. een derde deel van het koeriersbedrijf op nr. 25 en voor een heel klein, verwaarloosbaar, gedeelte over het op- en overslagterrein bij nr. 28.

Het is niet de bedoeling, dan wel de aard/omvang van de genoemde bedrijven om uit te groeien naar kwetsbare objecten. Door het opnemen van de contour in het bestemmingsplan wordt dit ook uitgesloten.

Bij de genoemde bedrijven werken over het algemeen zelfredzame mensen. Er zijn verder mogelijkheden om te vluchten in de tegenovergestelde richting van het bedrijf Vriesveem. Het afwijken van de richtwaarde is in dit geval acceptabel gezien de situatie binnen de contour: ca. een derde deel van het beperkt kwetsbaar object (nr. 27) en een heel klein, verwaarloosbaar, deel van het beperkt kwetsbaar object horend bij nr. 28. Hierbinnen zijn een relatief beperkt aantal, zelfredzame mensen, aanwezig.

2.1.3.4 Conclusie

Het afwijken van de richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten is gerechtvaardigd in dit specifieke geval.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

De voorgenomen ontwikkelling bestaat uit het opnemen van een contour voor het plaatsgebonden risico op de verbeelding, waarmee de planologische situatie in overeenstemming is met de vigerende situatie.

Dit gebeurt in de vorm van een gebiedaanduiding 'veiligheidszone - Bevi'. Deze aanduiding is in het vigerende bestemmingsplan 'Beitel en omgeving' gebruikt voor het aangeven van veiligheidszones in het plangebied. De planregels die voor deze gebiedsaanduiding gelden, worden onverkort in dit bestemmingsplan opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP040200W000005-0401_0006.png"

afbeelding 3-1 verbeelding nieuw bestemmingsplan

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Milieueffectrapportage

In de Wet milieubeheer en het bijbehorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit mer) is wettelijk geregeld voor welke projecten en besluiten een milieueffectrapport dient te worden opgesteld. Een planmer-plicht is voor een bestemmingsplan aan de orde als het bestemmingsplan:

  • kaderstellend is voor een toekomstig besluit over mer-(beoordelings)plichtige activiteiten: bijvoorbeeld bedrijfsactiviteiten die in het kader van de omgevingsvergunning milieu mer-(beoordelings)plichtig zijn. De nieuwvestiging, uitbreiding of wijziging van veehouderijbedrijven is in het kader van de omgevingsvergunning vanaf een bepaalde omvang mer- of mer-beoordelingsplichtig. Deze mer-(beoordelings)plicht is afhankelijk van het aantal dieren waarop het initiatief betrekking heeft. De drempelwaarden zijn opgenomen in de C- en D-lijst bij het Besluit mer;
  • mogelijkheden biedt voor activiteiten die een significant negatief effect kunnen veroorzaken op Natura2000-gebieden (in dat geval is een passende beoordeling op grond van de Wet natuurbescherming noodzakelijk).

Doel van een planmer is het integreren van milieuoverwegingen in de voorbereiding van (in dit geval) een bestemmingsplan. In het planmer dient te worden beoordeeld of de ontwikkelingsruimte en flexibiliteit die het bestemmingsplan biedt, kan leiden tot ongewenste effecten voor het milieu. Waar relevant beschrijft het planmer maatregelen waarmee negatieve effecten kunnen worden beperkt of voorkomen (of positieve effecten kunnen worden versterkt).

Vormvrije m.e.r. beoordeling

In de bijlage bij het Besluit m.e.r. zijn activiteiten met drempelwaarden opgenomen op basis waarvan de noodzaak van het wel of niet opstellen van een m.e.r.-beoordeling (onderdeel D) of meteen een milieueffectrapportage (onderdeel C) wordt bepaald. In onderdeel C is aangegeven bij welke activiteiten waarschijnlijk sprake is van belangrijke nadelige milieugevolgen. Hiervoor geldt een directe verplichting voor het doorlopen van de m.e.r.-procedure (onderdeel C).

Onderdeel D bevat activiteiten waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Als blijkt dat aanzienlijke nadelige milieugevolgen niet zijn uit te sluiten, is alsnog een m.e.r-procedure nodig. De opgenomen drempelwaarden zijn gebaseerd op algemene kenmerken van een activiteit en een globale aanname dat bij gevallen onder de drempelwaarde geen belangrijke nadelige milieugevolgen zullen optreden.

In bijlage D van het Besluit m.e.r. is een groot aantal activiteiten genoemd waarvoor een m.e.r.- beoordelingsplicht geldt. Eén van de genoemde activiteiten betreft 'de aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein (activiteit D11.3). Deze activiteit is m.e.r.-beoordelingsplichtig in geval deze betrekking heeft op een oppervlakte van 75 ha of meer.

Het Besluit m.e.r. (artikel 2, vijfde lid onder b.) schrijft ook bij activiteiten onder de drempelwaarde voor dat een milieu-effectbeoordeling nodig is, waarbij wordt verwezen naar de Europese richtlijn milieueffectrapportage. Dit is de zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling.

De voorgenomen ontwikkeling, het opnemen van een contour voor het plaatsgebonden risico, waarbinnen de bestaande beperkt kwetsbare objecten aanwezig mogen blijven, maar waarbinnen kwetsbare objecten worden uitgesloten, is niet te beschouwen als een activiteit in de zin van categorie D11.3 van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkelingis niet te beschouwen als een activiteit in de zin van het Besluit milieueffectrapportage.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

5.1 Inleiding

Het bestemmingsplan Vriesveem bestaat uit een verbeelding met de bijbehorende regels en gaat vergezeld van de voorliggende toelichting. De verbeelding en de regels vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. Op de verbeelding zijn de binnen het plangebied voorkomende bestemmingen weergegeven. De verbeelding is getekend op een actuele digitale ondergrond, samengesteld uit de Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT) en kadastrale begrenzingen.

De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en bouwwerken (wat mag waar?) en bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing.

De regels kunnen niet los worden gezien van de verbeelding. De verbeelding geeft aan waar welke bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen gelden, waaraan vervolgens de regels zijn gekoppeld. De verbeelding en regels vormen daarom samen het voor eenieder bindende deel van het bestemmingsplan.

Voor de opzet en inhoud van de regels is, zo (veel) mogelijk, aansluiting gezocht bij het 'Sjabloon regels' dat onderdeel uit maakt van het Handboek ruimtelijke plannen van de gemeente Heerlen. Het geheel voldoet aan de randvoorwaarden die voortvloeien uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro), de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de Regeling Standaarden Ruimtelijke Ordening 2012 (RSRO2012), waaronder de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012).

De toelichting heeft geen bindende werking; deze maakt juridisch gezien ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de (ruimtelijke) onderbouwing en motivering van het bestemmingsplan en bij uitleg van de opzet van het plan en de daarin opgenomen regels.

5.2 Opbouw van de regels

De regels van dit bestemmingsplan bestaan uit driehoofdstukken, namelijk de Inleidende regels, de Algemene regels en de Overgangs- slotregels.

5.2.1 Inleidende regels
5.2.1.1 Begripsbepalingen

In de begrippen worden omschrijvingen gegeven van in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze zijn opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Alleen die begripsbepalingen zijn opgenomen die worden gebruikt in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.

5.2.2 Algemene regels

De algemene regels gelden voor alle in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen. Regels die specifiek voor een bepaalde bestemming gelden worden in het algemeen in het desbetreffende bestemmingsartikel opgenomen.

Artikel 2 Van toepassing verklaring: dit artikel bepaalt dat het vigerende bestemmingsplan'De Beitel en omgeving' van toepassing is op de gronden, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 Algemene aanduidingsregels.

5.2.2.1 Algemene aanduidingsregels

In artikel 3 Algemene aanduidingsregels is de aanduiding 'Veiligheidszone - Bevi' opgenomen. Hierin is bepaald wat binnen deze aanduiding al of niet is toegestaan. Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de aanduiding te verwijderen, te verkleinen en/of te vergroten. Deze regels gelden aanvullend op de planregels in het vigerende bestemmingsplan.

5.2.3 Overgangs- en slotregels
5.2.3.1 Overgangsbepalingen

In Overgangs- en slotregelsis een regeling opgenomen voor bestaande zaken en rechten die niet in overeenstemming zijn met de overige regelingen in dit bestemmingsplan. De regels voor het overgangsrecht zijn overgenomen uit paragraaf 3.2 van het Besluit ruimtelijke ordening, waarin standaard overgangsrecht voor bestemmingsplannen is opgenomen.

5.2.3.2 Slotregel

Als laatste wordt de slotregel opgenomen. Dit artikel bevat de titel van het bestemmingsplan. Elk bestemmingsplan is daarnaast te onderscheiden door een uniek identificatienummer. Dit bestemmingsplan is geregistreerd en vindbaar op het landelijke portaal www.ruimtelijkeplannen.nl, onder nummer NL.IMRO.0917.BP040200W000005-0401.

Hoofdstuk 6 Handhaving en uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan heeft meerdere functies. De belangrijkste functie betreft wellicht de normerende functie. Het bestemmingsplan geeft bindende regels voor het gebruik van de in het betreffende plan opgenomen gronden. Dit betreft gebruik in ruime zin. Niet enkel het feitelijke gebruik, maar ook de bebouwing van deze gronden en het gebruik van opstallen worden door het bestemmingsplan gereguleerd. Om recht te doen aan deze functie, is tijdens het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan ruime aandacht besteed aan de handhaafbaarheid van de opgestelde regels.

Er is sprake van een inzichtelijke en realistische juridische regeling. Dat wil zeggen, dat het plan niet onnodig beperkend of inflexibel is. De regels dienen niet meer, maar ook niet minder te regelen dan noodzakelijk is. Daarnaast is er sprake van een ondubbelzinnige en juridisch juiste regeling, die voor iedereen duidelijk is en weinig procesrisico kent.

6.1 Handhavingsbeleid

Binnen de gemeente Heerlen is handhavingsbeleid voor de Wabo-taken (bouwen, ruimtelijke ordening, brandveiligheid en milieu) vastgelegd in het Toezicht- en handhavingsbeleid 2019-2022 Wabo. In dit beleid staan de doelen en uitgangspunten voor toezicht en handhaving geformuleerd. Tevens is de beleidscyclus beschreven, ook wel de “dubbele regelkring” of “Big 8” genoemd. Er is een minimaal uitvoeringsniveau van de wettelijke taken voor toezicht en handhaving vastgesteld en er zijn bestuurlijke prioriteiten benoemd. Deze vormen de basis voor het beleid en voor het jaarlijks vast te stellen toezicht- en handhavingsprogramma. Om een goed naleefgedrag te bereiken zijn in het handhavingsbeleid verschillende toezicht- en handhavingsinstrumenten beschreven.

In de sanctiestrategie is de basisaanpak voor bestuursrechtelijk en strafrechtelijk optreden bij overtredingen vastgelegd. Bij overtredingen van de Wabo en de hieraan gerelateerde wet- en regelgeving, wordt het stappenplan uit de Landelijke Handhavingsstrategie toegepast. Wat betreft klachten over bouw- of ruimtelijke ordening, worden deze geprioriteerd opgepakt. Indien er echter sprake is van een handhavingsverzoek, dient de beslissing op het handhavingsverzoek binnen een wettelijke termijn te gebeuren en kan het besluit bestaan uit handhavend optreden, daarvan af te zien of te gedogen (alleen in bijzondere omstandigheden). Tegen dit besluit is bezwaar en beroep mogelijk.

6.2 Financiële uitvoerbaarheid

Ingevolge het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in de toelichting van een bestemmingsplan inzicht te worden gegeven over de uitvoerbaarheid van het plan. Hiermee wordt mede de financiële uitvoerbaarheid bedoeld.
Artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening bepaalt voor welke bouwplannen verhaal van kosten wettelijk verplicht is. In dit geval omvat het bestemmingsplan geen bouwplan.

De kosten in dit project worden door de gemeente gedragen. De kosten bestaan enkel uit het opstellen van dit bestemmingsplan en de procedurele behandeling ervan. Er is geen reden aan te nemen dat het plan financieel niet uitvoerbaar is.

6.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De gemeente heeft overleg gevoerd met het bedrijf Vriesveem en de omliggende bedrijven binnen de contour voor het plaatsgebonden risico.

Hieruit blijkt dat .......

Het ontwerp heeft vanaf .. xx 2023 tot en met … xx2023 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode kon eenieder een zienswijze indienen.

Hoofdstuk 7 Procedure en overleg

In dit hoofdstuk is de procedure van het bestemmingsplan beschreven. In de eerste plaats is een toelichting gegeven van de verschillende stappen die in het algemeen in een bestemmingsplanprocedure onderscheiden kunnen worden. Vervolgens zijn de resultaten van de doorlopen stappen in de procedure van bestemmingsplan Sjabloon toelichting BP Heerlen - 2020 weergegeven.

7.1 Procedurestappen

Een bestemmingsplan kent de volgende procedurestappen:

7.1.1 Voorontwerp

Een voorontwerp van een bestemmingsplan kan worden gezien als een (eerste) concept van het bestemmingsplan dat in verband met het vooroverleg naar diverse instanties wordt gestuurd. Deze fase van de voorbereiding van het bestemmingsplan heeft geen wettelijke grondslag in de Wro. Dat neemt niet weg dat het voorontwerp ook ter inspraak kan worden aangeboden. Op grond van de Inspraakverordening van de gemeente Heerlen wordt een voorontwerp gedurende zes weken voor eenieder ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn kunnen ingezetenen en belanghebbenden een inspraakreactie indienen bij het college van burgemeester en wethouders.

7.1.2 Ontwerp

Het ontwerp bestemmingsplan is de eerste versie van het plan die de officiële voorbereidingsprocedure ingaat die is voorgeschreven in de Wro. De ingediende inspraakreacties worden verwerkt, wat eventueel kan leiden tot aanpassing van het bestemmingsplan. Het ontwerp bestemmingsplan wordt behandeld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders. Een ontwerp bestemmingsplan ligt vervolgens gedurende zes weken ter inzage. Belanghebbenden hebben de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen bij de gemeenteraad.

7.1.3 Vaststelling

De gemeenteraad stelt het bestemmingsplan vast binnen 12 weken na de termijn van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan. De ingediende zienswijzen kunnen leiden tot een gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan en de beantwoording van de zienswijzen door het college vormen onderdeel van de motivering van het bestemmingsplan.

7.1.4 Beroep

Nadat de gemeenteraad het bestemmingsplan heeft vastgesteld, wordt het besluit tot vaststelling bekendgemaakt. Daarna bestaat nog de mogelijkheid om binnen 6 weken (te rekenen vanaf de dag na terinzagelegging van het besluit) een beroepsschrift bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Alleen belanghebbende die een zienswijze hebben ingediend tegen het ontwerpbestemmingsplan of die beroep aantekenen tegen wijzigingen die de gemeenteraad heeft aangebracht ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan kunnen beroep instellen.

7.1.5 Onherroepelijk bestemmingsplan

Een bestemmingsplan wordt onherroepelijk op de dag na afloop van de ter inzagelegging van het vastgestelde plan, tenzij er bij de Raad van State beroep is ingesteld. Dan wordt het plan pas onherroepelijk na de uitspraak van de Raad van State over het ingestelde beroep, afhankelijk van de strekking van de uitspraak.

7.2 Inspraak en overleg

Het concept van het ontwerpbestemmingsplan is in verband met het vooroverleg naar diverse instanties gestuurd.
Voor een weergave van de ingekomen reactie(s) en het gemeentelijke standpunt wordt verwezen naar het als bijlage xx bij deze toelichting opgenomen “Verslag vooroverleg”.

7.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 19 oktober 2023 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode heeft eenieder een zienswijze in kunnen dienen.

Er zijn geen zienswijzen ontvangen.

7.4 Algemene verordening gegevensbescherming

De Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) is een Europese verordening die de regels voor de verwerking van persoonsgegevens door particuliere bedrijven en overheidsinstanties in de hele Europese Unie standaardiseert. Het doel is niet alleen om de bescherming van persoonsgegevens binnen de Europese Unie te garanderen, maar ook om het vrije verkeer van gegevens binnen de Europese interne markt te waarborgen. De verordening geldt wereldwijd voor alle ondernemingen en organisaties die persoonsgegevens bijhouden en verwerken van natuurlijke personen in de Europese Unie, onafhankelijk of er al dan niet betaald wordt voor diensten of producten.

Op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming wordt het afgeraden persoonsgegevens elektronisch beschikbaar te stellen, i.e. op internet te publiceren. Inspraak- of zienswijzennota's, raadsbesluiten of in de toelichting opgenomen persoonsgegevens moeten voor publicatie geanonimiseerd worden. Dat betekent dat naam-, adres- en woonplaatsgegevens van natuurlijke personen verwijderd moeten worden. Deze gegevens mogen wel in de papieren versie van het bestemmingsplan opgenomen worden indien deze niet openbaar gemaakt worden. Gegevens mogen niet worden verwerkt tenzij er ten minste één wettelijke basis is om dit te doen. De AVG kent 6 grondslagen voor het verwerken van persoonsgegevens:

  • 1. Toestemming van de betrokken persoon;
  • 2. De gegevensverwerking is noodzakelijk voor de uitvoering van een overeenkomst;
  • 3. De gegevensverwerking is noodzakelijk voor het nakomen van een wettelijke verplichting;
  • 4. De gegevensverwerking is noodzakelijk ter bescherming van de vitale belangen;
  • 5. De gegevensverwerking is noodzakelijk voor de vervulling van een taak van algemeen belang of uitoefening van openbaar gezag;
  • 6. De gegevensverwerking is noodzakelijk voor de behartiging van de gerechtvaardigde belangen.