direct naar inhoud van Regels
Plan: Heerlerbaan en omgeving
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0917.BP040100W000001-0401

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Heerlerbaan en omgeving met identificatienummer NL.IMRO.0917.BP040100W000001-0401 van de gemeente Heerlen;

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan huis gebonden beroep

de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en waarbij de woonfunctie in overwegende mate wordt behouden, waaronder niet begrepen de uitoefening van detailhandel of consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten;

1.4 aanbouw

een gebouw dat is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 aanduidingsvlak

een vlak begrensd door aanduidingsgrenzen;

1.8 aaneengebouwde woning

een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit meer dan twee grondgebonden, naast elkaar gelegen, woningen;

1.9 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.10 agrarisch bouwvlak

een bouwvlak voor een agrarisch bedrijf;

1.11 agrarisch gebruik

Het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, met inbegrip van recreatief medegebruik van de onbebouwde gronden;

1.12 agrarisch verwant bedrijf

bedrijven die gericht zijn op het leveren van diensten en goederen aan agrarische bedrijven zoals het bewerken, vervoeren en/of verhandelen van agrarische producten en bedrijven die zich richten op een combinatie van agrarische- en zorgfuncties. Voorbeelden van agrarisch verwante bedrijven zijn (loon)werkbedrijven, veehandelsbedrijven, dierenklinieken voor grootvee, groothandels in agrarische gewassen en zorgboerderijen;

1.13 ambachtelijke bedrijvigheid

het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen die verband houden met het ambacht;

1.14 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.15 bebouwingspercentage

een in dit plan aangegeven percentage, dat de omvang van het deel van een bouwperceel, bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.16 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, uitgezonderd detailhandel;

1.17 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.18 bedrijfswoning/dienstwoning

een woning in of bij een bedrijf, instelling of inrichting of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) één persoon of gezin, wiens huisvesting daar gelet op het noodzakelijke beheer van en/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting noodzakelijk is;

1.19 begane grond

een bouwlaag geen verdieping zijnde;

1.20 begane grondvloer

een bouwlaag die ter hoogte van het maaiveld ligt;

1.21 beperkt kwetsbare objecten
  • a. woningen:
    • 1. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal 2 woningen per hectare;
    • 2. dienst- en bedrijfswoningen van derden;
  • b. kantoorgebouwen met een brutovloeroppervlak van maximaal 1.500 m² per object;
  • c. hotels met een brutovloeroppervlak van maximaal 1.500 m² per object; restaurants die niet als kwetsbaar object zijn aangemerkt;
  • d. winkel/winkelcomplexen die niet als kwetsbaar object zijn aangemerkt;
  • e. sporthallen, zwembaden en speeltuinen;
  • f. sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet bestemd zijn voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
  • g. bedrijfsgebouwen, voor zover het niet betreft:
    • 1. kantoorgebouwen en hotels met een brutovloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object;
    • 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk brutovloeroppervlak meer dan 1000 m² bedraagt, en winkels met een totaal brutovloeroppervlak van meer dan 2000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
  • h. objecten met een hoge infrastructurele waarde, te weten een telefoon- of elektriciteitscentrale;

Objecten die onderdeel uitmaken van een Bevi-inrichting maken hiervan geen onderdeel uit;

1.22 bergbezinkbassin

een rioleringssysteem - een bouwwerk - voor het tijdelijk opslaan en laten bezinken van rioolwater;

1.23 bestaande situatie
  • bebouwing, zoals aanwezig ten tijde van de inwerkingtreding van het plan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  • het gebruik van gronden en opstallen, zoals dat werd uitgeoefend ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
1.24 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.25 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming;

1.26 Bevi

Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.27 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.28 bijgebouw

een vrijstaand gebouw behorende bij en bouwkundig en functioneel ondergeschikt aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.29 bijzondere woonvormen

een (gedeelte van een) gebouw dat dient om te voorzien in een aangepaste woonbehoefte, bijvoorbeeld ten behoeve van personen voor wie de normale woonvoorzieningen niet passend of toereikend zijn, zoals gehandicapten, of anderszins verzorgingsbehoevenden;

1.30 bliksempiek

Een hoge naaldvormige spijI (vrijstaand of geintegreerd in de constructie) die op trafostations

omhoog steekt en met een zeer scherpe punt boven de installaties uitkomt om bliksem aan te

trekken en af te leiden van de hoogspanningsinstallaties;

1.31 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.32 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.33 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijke omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder;

1.34 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.35 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.36 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.37 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.38 bouwwerk geen gebouw zijnde

De categorie bouwwerken die niet onder de definitie van "gebouw" valt;

1.39 bruto-vloeroppervlak

de som van de horizontale vloeroppervlakte van alle tot het gebouw behorende binnenruimte, met inbegrip van de daarbij behorende kantoren, magazijnen, werkplaatsen en overige dienstruimten;

1.40 cascadewoning

een geschakelde woning met een gelede opbouw met een statig verticaal geprononceerd hoofdvolume;

1.41 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik;

1.42 consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten

het beroepsmatig uitoefenen van dienstverlenende of ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, waarbij de omvang van de activiteiten zodanig is dat, wanneer deze in een woning en daarbij behorende bijgebouwen worden uitgeoefend de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en de ruimtelijke uitwerking of uitstraling in overeenstemming is met die woonfunctie;

1.43 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur;

1.44 dagrecreatie

recreatieve activiteiten die plaats vinden buiten de woning zonder dat daar een overnachting elders/buiten de woning mee gepaard gaat;

1.45 dagrecreatie - extensief

dagrecreatie met weinig dynamiek die nauwelijks druk uitoefent op de omgeving. Bijvoorbeeld wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen, vaarsporten en natuurobservatie. Er zijn weinig of geen gebouwen nodig en het aantal recreanten (per tijdseenheid of oppervlakte eenheid) is beperkt. Hieronder worden tevens begrepen lig- en speelweiden, volkstuinen en duivensport;

1.46 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.47 dakopbouw

een gedeelte van een gebouw, gesitueerd op de bovenste bouwlaag van een gebouw, met een oppervlakte van maximaal 60% van de oppervlakte van de bovenste bouwlaag;

1.48 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder mede begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.49 detailhandel - volumineus

detailhandel in ABC-goederen (zoals auto's, boten, caravans, campers, motoren en landbouwwerktuigen) die vanwege hun aard en omvang een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling, met bijbehorende reparatie en onderhoud van deze voer-, vaar- en werktuigen, waaronder tevens tuincentra, bouwmarkten en winkels in keukens, sanitair en woninginrichting (waaronder meubels);

1.50 dienstverlening - commercieel

Het beroeps- of bedrijfsmatig verlenen van diensten, seksinrichtingen uitgezonderd;

1.51 dienstverlening - maatschappelijk

het verlenen van diensten in de medische, sociale, educatieve, culturele, religieuze sfeer en andere vormen van dienstverlening, die een min of meer openbaar karakter hebben, seksinrichtingen uitgezonderd;

1.52 dienstverlening - publiek

het verlenen van diensten voortvloeiend uit de overheidstaken;

1.53 ecologische waarden

de aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de samenhang van dieren en planten en hun leefomgeving en/of tussen dieren en planten onderling;

1.54 erf- of perceelsafscheiding

fysieke begrenzing van een erf of perceel van een aangrenzend erf, perceel of van de openbare ruimte;

1.55 erker

een ondergeschikt uitgebouwd gedeelte (uitbouw) van een woning aan een gevel, in één bouwlaag;

1.56 functieaanduiding

een aanduiding waarmee wordt aangegeven dat binnen een bestemming specifieke gebruiksmogelijkheden zijn toegestaan of juist niet;

1.57 garagebox

een zelfstandig gebouw bedoeld voor de stalling van auto's;

1.58 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.59 geluidszoneringsplichtige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld;

1.60 gestapelde woning

een al dan niet uit meerdere bouwlagen bestaande woning, deel uitmakend van één gebouw met meerdere bouwlagen waarin meerdere woningen zijn ondergebracht, zodanig dat deze boven dan wel beneden dan wel naast elkaar zijn gesitueerd;

1.61 groepsrisico

cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is;

1.62 grondgebonden woning

een gebouw, dat een vrijstaande woning of meerdere aaneengebouwde, uitsluitend naast elkaar en niet boven elkaar gelegen, woningen omvat, en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd;

1.63 halfvrijstaande woning

een grondgebonden woning die onderdeel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit twee, naast elkaar gelegen, hoofdgebouwen;

1.64 hoekperceel

een perceel, gelegen aan een hoek van twee wegen of het openbaar gebied;

1.65 hoofdgebouw

een gebouw dat door zijn constructie of afmetingen valt aan te merken als belangrijkste gebouw op een bouwperceel;

1.66 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf niet zijnde prostitutie, waarbij de volgende onderverdeling wordt gehanteerd:

  • Horeca, categorie 1 - daghoreca:
    Een inrichting die qua exploitatievorm primair gericht is op de ochtend en middag en waarbij openingstijden veelal zijn afgestemd op openingstijden van andere dagvoorzieningen (zoals winkels en musea). Het type horeca (bijv. lunchroom, café of cafetaria) is bij deze categorie niet relevant.

  • Horeca, categorie 2 - lichte horeca:
    Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden. waaronder worden begrepen: cafetaria/snackbar, fastfood en broodjeszaken/lunchroom, konditorei, ijssalon/ijswinkel, koffie- en/of theeschenkerij, afhaalcentrum, eetwinkels, restaurant, kantine alsmede cateringbedrijf.

  • Horeca, categorie 3 - middelzware horeca:
    Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden, alsmede (in sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot dansen. Daaronder worden begrepen: café, bar, grandcafé, eetcafé, danscafé, pubs.

  • Horeca, categorie 4 - zware horeca:
    Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren. Daaronder worden begrepen: discotheek/dancing, nachtcafé en zalencentrum (met nachtvergunning).

  • Horeca, categorie 5 - logiesverstrekkers:
    Een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nachtverblijf. Daaronder worden begrepen: hotel, motel, pension en overige logiesverstrekkers.

1.67 huishouden

één persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan, studenten of alleenstaanden die bij elkaar wonen, vormen geen huishouden, ook kamerverhuur valt hier niet onder;

1.68 intensief recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.69 kantoor

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van kantooractiviteiten;

1.70 kantooractiviteiten

activiteiten die in overwegende mate bestaan uit administratieve werkzaamheden, dan wel werkzaamheden die worden uitgevoerd uit hoofde van juridische, bancaire, ontwerptechnische of hiermee vergelijkbare dienstverlenende beroepsgroepen, dan wel werkzaamheden welke verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen of hiermee vergelijkbare instellingen;

1.71 kap

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°;

1.72 kwetsbare objecten
  • a. woningen, niet zijnde verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal 2 woningen per hectare of dienst- en bedrijfswoningen van derden;
  • b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, te weten:
    • 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    • 2. scholen;
    • 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  • c. kantoorgebouwen en hotels met een brutovloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object;
  • d. restaurants met een brutovloeroppervlak van meer dan 800 m² per object;
  • e. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk brutovloeroppervlak meer dan 1000 m² bedraagt, en winkels met een totaal brutovloeroppervlak van meer dan 2000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd; en
  • f. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 person en gedurende meerdere aaneengesloten dagen;

Objecten die onderdeel uitmaken van een Bevi-inrichting maken hiervan geen onderdeel uit;

1.73 landschappelijke waarde(n)

waarde(n) in landschappelijk-esthetische en geomorfologische zin;

1.74 legaal gebruik

gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en dat niet in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;

1.75 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, religieuze en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en maatschappelijke dienstverlening;

1.76 monument

een door de minister/de gemeente als beschermd monument aangewezen onroerend goed als bedoeld in artikel 3 van de Erfgoedwet;

1.77 natuurlijke waarde(n)

de aan een gebied toegekende waarde(n), gekenmerkt door geologisch, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

1.78 nok

het hoogste gedeelte van een dak met hellende vlakken;

1.79 nutsvoorziening

een voorziening ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, duikers, gemaalgebouwtjes en bushokjes;

1.80 omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in de artikelen 2.1 en/of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);

1.81 onbenutte solitaire bouwtitel

een ten tijde van het voorbereiden van het onderhavige bestemmingsplan onbenutte en op grond van het- toto- dan geldende bestemmingsplan bestaande mogelijkheid tot de bouw van 1 grondgebonden woning;

1.82 onderbouw

het doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen, dat maximaal 1,50 meter boven straatpeil is gelegen en niet als ondergrondse bouwlaag wordt aangemerkt;

1.83 ondergeschikte functie

een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk en functioneel opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de ingevolge de bestemming toegestane hoofdfunctie;

1.84 ondergrondse bouwlaag

een volledig onder peil gelegen doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd;

1.85 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.86 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;

1.87 paardenbak

een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijdactiviteiten, voorzien van een zand of grindbed, schorsbedekking of ander (constructief) materiaal ter versteviging van de ondergrond en al dan niet voorzien van een omheining;

1.88 plaatsgebonden risico

risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is;

1.89 productiegebonden detailhandel

bedrijven die als hoofdactiviteit hebben het produceren/assembleren of kweken van een product. De verkoop van dat product in of vanuit de bedrijfslocatie vormt een ondergeschikte activiteit ten opzichte van het productie-/assemblageproces;

1.90 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.91 prostitué(e)

degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling;

1.92 prostitutiebedrijf

een bedrijf waar prostitutie het hoofdbestanddeel van de activiteiten vormt, waaronder begrepen een seksclub en een erotische massagesalon;

1.93 risicovolle inrichting
  • a. een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde of een richtwaarde voor het plaatsgebonden risico danwel een vastgestelde risicoafstand moet worden aangehouden bij het in een bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten; of
  • b. een inrichting waarvoor krachtens een artikel 8.40 van de Wet Milieubeheer vastgestelde algemene maatregel van bestuur regels gelden met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden bij de opslag en/of het gebruik van gevaarlijke stoffen; of
  • c. inrichtingen welke niet vallen onder het bereik van sub a. en b. en waarvan de plaatsgebonden 10-6 risicocontour is gelegen buiten de inrichtingsgrens; of
  • d. een inrichting waarin uitsluitend of in hoofdzaak consumentenvuurwerk en/of waarin professioneel vuurwerk en/of waarin pyrotechnische artikelen voor theatergebruik, allen als bedoeld in het Vuurwerkbesluit, worden opgeslagen of bewerkt.
1.94 seksinrichting

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.95 splitsen van een woning

het bouwkundig en / of functioneel splitsen van een bestaande woning in twee of meer woningen ten behoeve van de vestiging van meer dan één huishouden;

1.96 sportvoorzieningen

inrichting of bebouwing van een terrein ten behoeve van sportbeoefening;

1.97 Staat van bedrijfsactiviteiten

de lijst met bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen als Bijlagen bij de regels van deze planregels;

1.98 straatprostitutie

een vorm van prostitutie waarbij degene zich op de openbare weg respectievelijk in de openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimten bevindend voertuig, beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling;

1.99 supermarkt

een detailhandelsbedrijf met een bruto-vloeroppervlak van ten minste 500 m² dat zich in hoofdzaak richt op het verkopen van voedings- en genotmiddelen en dagelijkse levensbenodigdheden in een algemeen assortiment in de vorm van een zelfbedieningszaak;

1.100 thuisprostitutie

een vorm van prostitutie waarbij de seksuele dienstverlening plaatsvindt op het woonadres van de prostitué(e) en waarbij ook alleen door deze prostitué(e) op dit adres wordt gewerkt als prostitué(e);

1.101 tuinartikelen

artikelen die dienen voor de aanleg, de inrichting en het onderhoud van tuinen;

1.102 twee-aaneen-woning

een grondgebonden woning die onderdeel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit twee, naast elkaar gelegen, hoofdgebouwen;

1.103 verdieping

een bouwlaag niet zijnde de begane grond;

1.104 verkoopvloeroppervlakte

de totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank;

1.105 vloeroppervlakte

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond;

1.106 voorgevel

de naar de openbare weg gerichte gevel van een hoofdgebouw, met dien verstande dat bij hoekbebouwing sprake kan zijn van meerdere voorgevels;

1.107 voorgevellijn

de lijn waarin de voorgevel van een hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan;

1.108 voorgevelrooilijn
  • a. de naar de openbare weg gekeerde grens van één of meerdere bouwvlakken, of indien het een bouwvlak betreft met meer dan één naar de weg gekeerde grens, die grenzen die kennelijk als zodanig moeten worden aangemerkt;
  • b. bij het ontbreken van een bouwvlak: de langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
  • c. bij het ontbreken van een bouwvlak en waar langs de weg geen bebouwing als bedoeld onder b. aanwezig is:
    • 1. bij een wegbreedte van ten minste 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg;
    • 2. bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn gelegen op 10 meter uit de as van de weg.
1.109 vrijstaande woning

één grondgebonden woning bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw;

1.110 Wabo

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.111 water en waterhuishoudkundige voorzieningen

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.;

1.112 weg

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;

1.113 wonen

het in een woning gehuisvest zijn;

1.114 woning

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;

1.115 woonbuurt

een gebied, ten minste bestaande uit 10 of meer aaneengesloten bouwpercelen met daarop woningen en de daarbij behorende ontsluitingswegen en groenvoorzieningen;

1.116 woonwagen

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;

1.117 Wro

Wet ruimtelijke ordening;

1.118 Zorginstelling

Een zorginstelling is een verzorgingshuis of verpleeghuis voor ouderen die niet meer geheel zelfstandig kunnen wonen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

2.7 ondergeschikte bouwdelen

bij de toepassing van het in de regels bepaalde ten aanzien van het bouwen, meer in het bijzonder bouwhoogte en bouwdiepte, worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, lichtkoepels, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de aangegeven bouwmogelijkheid met niet meer dan 0,50 meter worden overschreden. Voor luifels, erkers en balkons geldt dat de bouwgrens met niet meer dan 1,50 meter mag worden overschreden;

2.8 maaiveld

De gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein, zoals dat na de voltooiing van de bouw is afgewerkt;

2.9 peil
  • a. voor bouwwerken op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld,
    plus/minus 0,50 meter.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.1.1 Doeleinden

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch gebruik.

3.1.2 Inrichting

Ten behoeve van deze bestemming zijn toegelaten:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. verhardingen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. overige bijbehorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mag alleen worden gebouwd ten dienste van deze bestemming en met inachtneming van de volgende regels.

3.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor bedrijfsgebouwen gelden de volgende eisen:

  • a. bedrijfsgebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal 4,00 meter tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' een andere hoogte is aangegeven;
  • c. het bebouwingspercentage bedraagt maximaal 60% van het bouwvlak, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' een ander percentage is aangegeven.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende eisen:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,00 meter, uitgezonderd erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte maximaal 2,00 meter bedraagt en antennes, windmolens en lichtmasten waarvan de bouwhoogte maximaal 12,00 meter bedraagt;
  • b. voor wat betreft de te bebouwen oppervlakte dient het bepaalde aangaande maximaal te bebouwen gronden in artikel 3.2.1 sub d in acht te worden genomen.

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.3.1 Schuilgelegenheid voor dieren

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2 ten behoeve van het realiseren van een schuilgelegenheid voor dieren met bijbehorende voederopslag, onder de voorwaarden dat:

  • a. de oppervlakte van het perceel minimaal 2500 m² bedraagt;
  • b. de schuilgelegenheid uit een overdekte ruimte met maximaal 3 omsloten wanden bestaat;
  • c. de goothoogte van de schuilgelegenheid maximaal 3 meter bedraagt;
  • d. de bouwhoogte van de schuilgelegenheid maximaal 4,50 meter bedraagt;
  • e. de oppervlakte van de schuilgelegenheid maximaal 30 m² bedraagt;
  • f. aangetoond wordt dat de landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast.

3.3.2 Schuilgelegenheid ten behoeve van recreatie

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2 ten behoeve van het realiseren van een schuilgelegenheid voor recreanten, onder de voorwaarden dat:

  • a. de schuilgelegenheid uit een overdekte ruimte met maximaal 3 omsloten wanden bestaat;
  • b. de goothoogte van de schuilgelegenheid maximaal 3 meter bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van de schuilgelegenheid maximaal 4,50 meter bedraagt;
  • d. de oppervlakte van de schuilgelegenheid maximaal 16 m² bedraagt;
  • e. aangetoond wordt dat de landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast.
3.3.3 Paardenbak of stapmolen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2 ten behoeve van het realiseren van een paardenbak of stapmolen, onder de voorwaarden dat:

  • a. per agrarisch perceel, of per woning, maximaal 1 paardenbak en stapmolen ten behoeve van hobbymatige paardenhouderij is toegestaan;
  • b. de situering van de paardenbak of stapmolen stedenbouwkundig aanvaardbaar is
  • c. aangetoond wordt dat er geen sprake is van hinder voor derden;
  • d. de bouwhoogte van een omheining rondom de paardenbak of stapmolen niet meer mag
    bedragen dan 1,50 meter;
  • e. de omvang van de paardenbak niet meer mag bedragen dan 800 m²;
  • f. lichtmasten bij de paardenbak of stapmolen niet zijn toegestaan;
  • g. aangetoond wordt dat de landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 4 Agrarisch met waarden

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.1.1 Doeleinden

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch gebruik, waaronder agrarisch bedrijfsmatig gebruik;
  • b. het behoud en/of herstel van de aldaar voorkomende waarden of de ontwikkeling van landschappelijke en natuurlijke waarden, en
  • c. extensief recreatief medegebruik.

4.1.2 Inrichting

Ten behoeve van deze bestemming zijn toegelaten:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. verhardingen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. recreatieve voorzieningen;
  • f. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. overige bijbehorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mag alleen worden gebouwd ten dienste van deze bestemming en met inachtneming van de volgende regels.

4.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd met uitzondering van schuilgelegenheden voor vee, mits:

  • a. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3,00 meter;
  • b. de oppervlakte van het bouwwerk niet meer bedraagt dan 30 m2;
  • c. per perceel ten hoogste één schuilgelegenheid wordt opgericht, en
  • d. de oppervlakte van het perceel als bedoeld onder c. tenminste 10.000 m2 bedraagt.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Uitsluitend erfafscheidingen/omheiningen en voederruiven zijn toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. de hoogte van erfafscheidingen/omheiningen maximaal 1,50 meter bedraagt;
  • b. erfafscheidingen/omheiningen uitsluitend in de vorm van draaderfafscheidingen en/of
    draadomheiningen worden gerealiseerd;
  • c. de hoogte van voederruiven maximaal 2,50 meter bedraagt.
4.3 Specifieke gebruiksregels

4.3.1 Verboden gebruik

Onder verboden gebruik en verboden laten gebruiken van gronden en bouwwerken, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c van de Wabo, wordt tenminste verstaan:

  • a. het gebruik:
    • 1. voor ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
    • 2. als staan- of ligplaats voor onderkomens;
    • 3. voor sport-, wedstrijd- of parkeerterreinen;
    • 4. voor het beproeven van voertuigen, voor de beoefening van de motorsport en de modelvliegsport, voor het houden van wedstrijden met motorrijtuigen, bromfietsen of mountainbikes;
    • 5. voor het racen of crossen met motorrijtuigen, bromfietsen of mountainbikes;
    • 6. voor militaire oefeningen, met uitzondering van marsoefeningen waarbij geen gebruik wordt gemaakt van voertuigen;
    • 7. als staanplaats voor wagens die geschikt en bestemd zijn voor de uitoefening van handel;
  • b. het uitvoeren van werken of werkzaamheden ten behoeve van de onder a. omschreven gebruiksdoeleinden.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
4.4.1 Schuilgelegenheid ten behoeve van recreatie

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2 ten behoeve van het realiseren van een schuilgelegenheid voor recreanten, onder de voorwaarden dat:

  • a. de schuilgelegenheid uit een overdekte ruimte met maximaal 3 omsloten wanden bestaat;
  • b. de goothoogte van de schuilgelegenheid maximaal 3 meter bedraagt;
  • c. de oppervlakte van de schuilgelegenheid maximaal 16 m² bedraagt;
  • d. aangetoond wordt dat de landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast.

4.4.2 Paardenbak of stapmolen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2 ten behoeve van het realiseren van een paardenbak of stapmolen, onder de voorwaarden dat:

  • a. per agrarisch perceel, of per woning, maximaal 1 paardenbak en stapmolen is toegestaan ten behoeve van hobbymatige paardenhouderij;
  • b. de situering van de paardenbak of stapmolen stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
  • c. aangetoond wordt dat er geen sprake is van hinder voor derden;
  • d. de bouwhoogte van een omheining rondom de paardenbak of stapmolen niet meer mag bedragen dan 1,50 meter;
  • e. de omvang van de paardenbak niet meer mag bedragen dan 800 m²;
  • f. lichtmasten bij de paardenbak of stapmolen niet zijn toegestaan;
  • g. aangetoond wordt dat de landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast.
4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden of picknickplaatsen en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen groter dan 50 m2;
  • b. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • d. het tot stand brengen of in exploitatie nemen van boor- en pompputten;
  • e. het wijzigen van de grondwaterstand of het uitvoeren van werkzaamheden die direct of indirect de grondwaterstand beïnvloeden;
  • f. het vellen of rooien van houtgewas en/of houtopstand of het verrichten van werkzaamheden die de dood of ernstige beschadiging van het houtgewas en/of houtopstand tot gevolg kunnen hebben, behoudens bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand en/of het aanwezige houtgewas;
  • g. het verrichten van exploratie - of exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen, olie of gas;
  • h. het bebossen van gronden die ten tijde van het van kracht worden van het plan niet als bos konden worden aangemerkt.

4.5.2 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden genoemd in 4.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in 4.1 omschreven doeleinden niet onevenredig worden aangetast.

 

4.5.3 Uitzonderingen op het verbod

Het in 4.5.1 bepaalde is niet van toepassing op:

  • a. werkzaamheden die behoren tot de normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik;
  • d. werken of werkzaamheden die ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning of vrijstelling mogen worden uitgevoerd;
  • e. het periodiek kappen van griendhout en ander hout, voorzover het betreft de normale uitoefening van het ten tijde van het van kracht worden van het plan bestaande bodemgebruik.

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

5.1.1 Doeleinden

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor de in de Staat van Bedrijfsactiviteiten milieucategorie 1 en 2 genoemde bedrijven van categorie 2 of lager;


en daarnaast geldt dat:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', 1 bedrijfswoning is toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bloemisterij' een bloemisterij is toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - verhuisbedrijf' een verhuisbedrijf is toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - houthandel en houtbewerking' houthandel en houtbewerking is toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - verhuurbedrijf van bouwmaterialen' verhuur van bouwmaterialen is toegestaan;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - detailhandel in vloerbedekkingsartikelen' detailhandel in vloerbedekkingsartikelen is toegestaan;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - handel in en opslag van bouwmaterialen' handel in en opslag van bouwmaterialen is toegestaan;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarisch loonbedrijf/melkrundveehouderij' een agrarisch loonbedrijf met 2 bedrijfswoningen en een agrarisch bedrijf in de vorm van een melkrundveehouderij is toegestaan;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - truckstop' een truckstop is toegestaan. Bij een truckstop is maximaal 400m2 bruto vloeroppervlakte toegestaan voor detailhandel ten dienste van het wegvervoer en maximaal 600m2 bruto-vloeroppervlak horeca t/m categorie 2 is toegestaan;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - carwash' een carwash is toegestaan;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel-woninginrichting' detailhandel met betrekking tot woninginrichting (waaronder meubels) is toegestaan;
  • l. ter plaatse van de anduiding 'specifieke vorm van bedrijf-sportschool' een sportschool is toegestaan;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-handel in kunststof kozijnen' handel in kunststof kozijnen is toegestaan;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg', met inachtneming van en/of in aanvulling op de Staat van Bedrijfsactiviteiten milieucategorie 1 en 2, een verkooppunt voor motorbrandstoffen uitgezonderd lpg is toegestaan;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg', met inachtneming van en/of in aanvulling op de Staat van Bedrijfsactiviteiten milieucategorie 1 en 2, een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg is toegestaan;
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'wonen', woningen zijn toegestaan. Per bouwvlak mogen niet meer woningen worden opgericht dan het aantal legale woningen dat bestaat, of op grond van een onherroepelijke omgevingsvergunning kan worden gerealiseerd, op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  • q. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-voluminueuze goederen' detailhandel in volumineuze goederen is toegestaan.
5.1.2 Inrichting

Ten behoeve van deze bestemming zijn toegelaten:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. verhardingen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. overige bijbehorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mag worden gebouwd ten dienste van deze bestemming en met inachtneming van de volgende regels.

5.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor bedrijfsgebouwen gelden de volgende eisen:

  • a. bedrijfsgebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal 4,00 meter tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' een andere hoogte is aangegeven;
  • c. het bebouwingspercentage bedraagt maximaal 100% van het bouwvlak, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' een ander percentage is aangegeven.
5.2.2 Bedrijfswoning

Voor bedrijfswoningen gelden de volgende eisen:

  • a. een bedrijfswoning is alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' in de vorm van maximaal één bedrijfswoning;
  • b. de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal 7 meter respectievelijk 12 meter tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' een andere hoogte is aangegeven;
  • c. voor wat betreft de te bebouwen oppervlakte dient het bepaalde aangaande de maximaal te bebouwen gronden in artikel 5.2.1 onder d in acht te worden genomen.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende eisen:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,00 meter, uitgezonderd erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte maximaal 2,00 meter bedraagt en antennes, windmolens en lichtmasten waarvan de bouwhoogte maximaal 12,00 meter bedraagt;
  • b. voor wat betreft de te bebouwen oppervlakte dient het bepaalde aangaande de maximaal te bebouwen gronden in artikel 5.2.1 onder d in acht te worden genomen.
5.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels

5.4.1 Afwijkingsbevoegdheden

Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 5.1 ten behoeve van:

  • f. bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving, gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten milieucategorie 1 en 2 mits het geen geluidszoneringplichtige inrichtingen betreft.

5.4.2 Afwijkingsvoorwaarden

Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in 5.4.1, kan slechts worden verleend indien:

  • a. de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische uitvoerbaarheid en de stedenbouwkundige en landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond, en
  • b. de belangen van de gebruikers en/of eigenaren van de aangrenzende gronden en/of nabijgelegen bedrijven niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorziening

6.1 Bestemmingsomschrijving

6.1.1 Doeleinden

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor voorzieningen van openbaar nut.

6.1.2 Inrichting

Ten behoeve van deze bestemming zijn toegelaten:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. verhardingen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mag worden gebouwd ten dienste van deze bestemming en met inachtneming van de volgende regels.

6.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor bedrijfsgebouwen gelden de volgende eisen:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal 3,00 meter tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' een andere hoogte is aangegeven;
  • c. het bebouwingspercentage bedraagt maximaal 100% van het bouwvlak, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' een ander percentage is aangegeven.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende eisen:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,00 meter, uitgezonderd erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte maximaal 2,00 meter bedraagt en antennes, windmolens en lichtmasten waarvan de bouwhoogte maximaal 12,00 meter bedraagt.

Artikel 7 Bedrijf - Hoogspanningsstation

7.1 Bestemmingsomschrijving

7.1.1 Doeleinden

De voor 'Bedrijf - Hoogspanningsstation' aangewezen gronden zijn bestemd voor een hoogspanningsstation.

7.1.2 Inrichting

Ten behoeve van deze bestemming zijn toegelaten:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. verhardingen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
7.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mag worden gebouwd ten dienste van deze bestemming en met inachtneming van de volgende regels.

7.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor bedrijfsgebouwen gelden de volgende eisen:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal de hoogte zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  • c. de goothoogte bedraagt maximaal de hoogte zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)';
  • d. het bebouwingspercentage bedraagt maximaal 100% van het bouwvlak, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' een ander percentage is aangegeven.

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende eisen:

De bouwhoogte bedraagt maximaal 20 meter, uitgezonderd erf- en terreinafscheidingen, camerabeveiligingsmasten en bliksempieken. Daarvoor geldt:

a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 3 meter;

b. De bouwhoogte van camerabeveiligingsmasten bedraagt maximaal 7 meter;

c. De bouwhoogte van bliksempieken bedraagt maximaal 25 meter;

Voor wat betreft de te bebouwen oppervlakte dient het bepaalde aangaande maximaal te bebouwen gronden in artikel 7.2.1 onder d in acht te worden genomen.

Artikel 8 Detailhandel

8.1 Bestemmingsomschrijving

8.1.1 Doeleinden

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel.

8.1.2 Inrichting

Ten behoeve van deze bestemming zijn toegelaten:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. verhardingen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. overige bijbehorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.
8.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mag worden gebouwd ten dienste van deze bestemming en met inachtneming van de volgende regels.

8.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende eisen:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal 4,00 meter tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' een andere hoogte is aangegeven;
  • c. het bebouwingspercentage bedraagt maximaal 100% van het bouwvlak, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' een ander percentage is aangegeven.

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende eisen:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,00 meter, uitgezonderd erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte voor de voorgevellijn maximaal 1,00 meter en achter de voorgevellijn maximaal 2,00 meter bedraagt en antennes, windmolens en lichtmasten waarvan de bouwhoogte maximaal 12,00 meter bedraagt;
  • b. voor wat betreft de te bebouwen oppervlakte dient het bepaalde aangaande maximaal te bebouwen gronden in artikel 8.2.1 onder d in acht te worden genomen.

Artikel 9 Gemengd

9.1 Bestemmingsomschrijving

9.1.1 Doeleinden

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dienstverlening-commercieel;
  • b. dienstverlening-maatschappelijk;
  • c. dienstverlening-publiek;
  • d. wonen in de vorm van woningen, uitsluitend op de bouwlagen gelegen boven de begane grond. Er mogen niet meer woningen opgericht worden dan het aantal legale woningen dat bestaat, of op grond van een onherroepelijke omgevingsvergunning kan worden gerealiseerd, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan, tenzij blijkens de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' een afwijkend aantal is weergegeven;

en:

  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – speelautomatenhal' op de begane grond een speelautomatenhal is toegestaan;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' op de begane grond detailhandel is toegestaan;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3', op de begane grond horeca tot en met categorie 3 is toegestaan;
9.1.2 Inrichting

Ten behoeve van deze bestemming zijn toegelaten:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. verhardingen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. overige bijbehorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.
9.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mag worden gebouwd ten dienste van deze bestemming en met inachtneming van de volgende regels.

9.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende eisen:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal de hoogte zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'.

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende eisen:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,00 meter, uitgezonderd erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte voor de voorgevellijn maximaal 1,00 meter en achter de voorgevellijn maximaal 2,00 meter bedraagt en antennes, windmolens en lichtmasten waarvan de bouwhoogte maximaal 12,00 meter bedraagt.

Artikel 10 Groen

10.1 Bestemmingsomschrijving

10.1.1 Doeleinden

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. openbare groenvoorzieningen.

10.1.2 Inrichting

Ten behoeve van deze bestemming zijn tevens toegelaten:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. speelplaatsen en speelvoorzieningen;
  • c. verhardingen, zoals in- en uitritten, fiets- en/of voetpaden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. plantsoenen, bomen en beplantingsstroken;
  • f. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. overige bijbehorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.
10.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mag worden gebouwd ten dienste van deze bestemming en met inachtneming van de volgende regels.

10.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende eisen:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,00 meter, uitgezonderd erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte voor de voorgevellijn maximaal 1,00 meter en achter de voorgevellijn maximaal 2,00 meter bedraagt en antennes, windmolens en lichtmasten waarvan de bouwhoogte maximaal 12,00 meter bedraagt.

Artikel 11 Kantoor

11.1 Bestemmingsomschrijving

11.1.1 Doeleinden

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoor;

en daarnaast geldt dat:

  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' maatschappelijke dienstverlening is toegestaan.

11.1.2 Inrichting

Ten behoeve van deze bestemming zijn toegelaten:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. verhardingen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. overige bijbehorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.
11.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mag worden gebouwd ten dienste van deze bestemming en met inachtneming van de volgende regels.

11.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende eisen:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal 4,00 meter tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' een andere hoogte is aangegeven.

11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende eis:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,00 meter, uitgezonderd erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte voor de voorgevellijn maximaal 1,00 meter en achter de voorgevellijn maximaal 2,00 meter bedraagt.

Artikel 12 Maatschappelijk

12.1 Bestemmingsomschrijving

12.1.1 Doeleinden

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;

en;

  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-zorgvoorziening' uitsluitend een vorm van wonen (zorgvoorziening) is toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-pastorie' tevens een pastorie is toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'wonen', uitsluitend woningen op de verdieping zijn toegestaan met dien verstande dat niet meer woningen opgericht mogen worden dan het aantal legale woningen dat bestaat, of op grond van een onherroepelijke omgevingsvergunning kan worden gerealiseerd, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' uitsluitend een begraafplaats is toegestaan;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling' uitsluitend een zorginstelling is toegestaan;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij' uitsluitend een zorgboerderij met ondergeschikte detailhandel is toegestaan;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs', uitsluitend onderwijsvoorzieningen, alsmede peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en voor- en naschoolse opvang zijn toegestaan;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'religie', uitsluitend levensbeschouwelijke en religieuze voorzieningen zijn toegestaan;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - wijkcentrum', uitsluitend een wijkcentrum is toegestaan;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'kinderdagverblijf' uitsluitend een kinderdagverblijf is toegestaan;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'scouting' uitsluitend een scouting is toegestaan.

12.1.2 Inrichting

Ten behoeve van deze bestemming zijn toegelaten:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. verhardingen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. overige bijbehorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.
12.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mag worden gebouwd ten dienste van deze bestemming en met inachtneming van de volgende regels.

12.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende eisen:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal 4,00 meter tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' een andere hoogte is aangegeven.
12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende eisen:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,00 meter, uitgezonderd erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte voor de voorgevellijn maximaal 1,00 meter en achter de voorgevellijn maximaal 2,00 meter bedraagt en antennes, windmolens en lichtmasten waarvan de bouwhoogte maximaal 12,00 meter bedraagt.

Artikel 13 Natuur

13.1 Bestemmingsomschrijving
13.1.1 Doeleinden

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud en/of herstel van de aldaar voorkomende waarden;
  • b. de ontwikkeling van landschappelijke en natuurlijke waarden, alsmede voor
  • c. extensieve recreatief medegebruik.
13.1.2 Inrichting

Ten behoeve van deze bestemming zijn toegelaten:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde in de vorm van erfafscheidingen/omheiningen;
  • b. verhardingen, zoals wegen en paden;
  • c. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • d. overige bijbehorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.
13.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen alleen bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht ten dienste van deze bestemming en met inachtneming van de volgende regels.

 

13.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt de volgende eis:

  • a. de hoogte van erfafscheidingen/omheiningen maximaal 1,50 meter bedraagt;
  • b. erfafscheidingen/omheiningen uitsluitend in de vorm van draaderfafscheidingen en/of draadomheiningen worden gerealiseerd
13.3 Afwijken van de bouwregels
13.3.1 Afwijkingsbevoegdheden

Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.2 ten behoeve van:

  • a. een schuil- of schaftgelegenheid voor personen, wier aanwezigheid verband houdt met in het natuurgebied uit te voeren werken of werkzaamheden;
  • b. een voederberging of voederruif voor wild;
  • c. een schuilhut ten behoeve van de recreanten;
  • d. de aanleg van een waterbuffer en/of bergbezinkbassin.
13.3.2 Voorwaarden schuil- of schaftgelegenheid

Een omgevingsvergunning voor de bouw van een schuil- of schaftgelegenheid , als bedoeld in 13.3.1 onder a., is toegestaan, mits:

  • a. de landschappelijke en/of natuurlijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • b. de bouw aantoonbaar noodzakelijk is voor een acceptabele schuil- of schaftgelegenheid in de nabijheid van de werklocatie;
  • c. deze geen caravan, woon- of stacaravan, dan wel een aan zijn oorspronkelijk gebruik onttrokken voer- of vaartuig betreft;
  • d. de oppervlakte maximaal 20 m² bedraagt, en
  • e. de hoogte maximaal 3,00 meter bedraagt.
13.3.3 Voorwaarden voerderberging of -ruif

Een omgevingsvergunning voor de bouw van een voederberging of voederruif, als bedoeld in 13.3.1 onder b., is toegestaan, mits:

  • a. de landschappelijke en/of natuurlijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • b. dit bouwwerk aantoonbaar noodzakelijk is voor de instandhouding van het wild;
  • c. de inhoud maximaal 3 m³ bedraagt;
  • d. de hoogte maximaal 2,00 meter bedraagt.
13.3.4 Voorwaarden schuilhut

Een omgevingsvergunning voor de bouw van een schuilhut, als bedoeld in 13.3.1 onder c., is toegestaan, mits:

  • a. de landschappelijke en/of natuurlijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • b. dit bouwwerk aantoonbaar noodzakelijk is voor het recreatief medegebruik;
  • c. de oppervlakte maximaal 25 m² bedraagt;
  • d. de bouwhoogte maximaal 5,00 meter bedraagt, en
  • e. de goothoogte maximaal 3,00 meter bedraagt.
13.3.5 Voorwaarden waterbuffer of bassin

Een omgevingsvergunning voor de bouw van waterbuffer en/of bergbezinkbassin, als bedoeld in 13.3.1 onder d., is toegestaan, mits:

  • a. de landschappelijke en/of natuurlijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • b. het bevoegd gezag daarover advies heeft ingewonnen bij de beheerder van het oppervlaktewater;
  • c. advies is ingewonnen bij de provincie Limburg indien het een Goudgroene natuurzone betreft.
13.4 Specifieke gebruiksregels
13.4.1 Verboden gebruik

Onder het verboden gebruik en verboden laten gebruiken van gronden en bouwwerken, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c van de Wabo, wordt tenminste verstaan:

  • a. het gebruik van de gronden en/of bouwwerken:als staan- of ligplaats voor onderkomens;
      • voor sport-, wedstrijd- of parkeerterreinen;
      • voor het beproeven van voertuigen, voor de beoefening van de motorsport en de modelvliegsport, voor het houden van wedstrijden met motorrijtuigen, bromfietsen of mountainbikes;
      • voor het racen of crossen met motorrijtuigen, bromfietsen of mountainbikes;
      • voor militaire oefeningen, met uitzondering van marsoefeningen waarbij geen gebruik wordt gemaakt van voertuigen;
      • als staanplaats voor wagens die geschikt en bestemd zijn de uitoefening van handel;
  • b. het uitvoeren van werken, niet zijnde bouwwerken, of van werkzaamheden ten behoeve van de onder a. omschreven gebruiksdoeleinden.
13.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden of picknickplaatsen en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen groter dan 50 m2;
  • b. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • d. het tot stand brengen of in exploitatie nemen van boor- en pompputten;
  • e. het wijzigen van de grondwaterstand of het uitvoeren van werkzaamheden die direct of indirect de grondwaterstand beïnvloeden;
  • f. het vellen of rooien van houtgewas of het verrichten van werkzaamheden die de dood of ernstige beschadiging van het houtgewas tot gevolg kunnen hebben, behoudens bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand;
  • g. het verrichten van exploratie- of exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen, olie of gas;
  • h. het bebossen van gronden die ten tijde van het van kracht worden van het plan niet als bos konden worden aangemerkt.
13.5.2 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden genoemd in 13.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in 13.1 omschreven doeleinden niet onevenredig worden aangetast;
  • b. de effecten op de natuurwaarden getoetst zijn door de provincie Limburg.
13.5.3 Uitzonderingen op het verbod

Het in 13.5.2 bepaalde is niet van toepassing op:

  • a. werkzaamheden die behoren tot de normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik;
  • d. werken of werkzaamheden die ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning of vrijstelling mogen worden uitgevoerd;
  • e. het periodiek kappen van griendhout en ander hout, voorzover het betreft de normale uitoefening van het ten tijde van het van kracht worden van het plan bestaande bodemgebruik;
  • f. werken of werkzaamheden die gericht zijn op het behoud of de versterking van de bestemming.

Artikel 14 Recreatie

14.1 Bestemmingsomschrijving

14.1.1 Doeleinden

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dagrecreatie;

en:

  • b. ter plaatse van de aanduiding 'speeltuin', een speeltuin is toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' volkstuinen zijn toegestaan.

14.1.2 Inrichting

Ten behoeve van deze bestemming zijn toegelaten:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. verhardingen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. speel- en ligweiden en trapvelden;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. water;
  • i. bruggen en overige kunstwerken;
  • j. uitritten en verhardingen;
  • k. wandel-, fiets- en ruiterpaden;
  • l. ontsluitingswegen;
  • m. overige bijbehorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.
14.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mag worden gebouwd ten dienste van deze bestemming en met inachtneming van de volgende regels.

14.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende eisen:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal de hoogte zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
  • c. het bebouwingspercentage bedraagt maximaal 100% van het bouwvlak, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' een ander percentage is aangegeven.
14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende eisen:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,00 meter, uitgezonderd erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte voor de voorgevellijn maximaal 1,00 meter en achter de voorgevellijn maximaal 2,00 meter bedraagt en antennes, windmolens en lichtmasten waarvan de bouwhoogte maximaal 12,00 meter bedraagt.
14.3 Specifieke gebruiksregels

14.3.1 Verboden gebruik

Onder het verboden gebruik en verboden laten gebruiken van gronden en bouwwerken, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c van de Wabo, wordt tenminste verstaan:

  • a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor permanente bewoning;
  • b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor prostitutie.

Artikel 15 Sport

15.1 Bestemmingsomschrijving

15.1.1 Doeleinden

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportactiviteiten met uitzondering van gemotoriseerde sporten en sporten met dieren;
  • b. sportvoorzieningen.

15.1.2 Inrichting

Ten behoeve van deze bestemming zijn toegelaten:

  • a. gebouwen, waaronder kantines en kleedruimten;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. verhardingen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. overige bijbehorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.
15.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mag worden gebouwd ten dienste van deze bestemming en met inachtneming van de volgende regels.

15.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende eisen:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal de hoogte zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'.

15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende eisen:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,00 meter, uitgezonderd erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte voor de voorgevellijn maximaal 1,00 meter en achter de voorgevellijn maximaal 2,00 meter bedraagt en antennes, ballenvangers, windmolens en lichtmasten waarvan de bouwhoogte maximaal 20,00 meter bedraagt.

Artikel 16 Tuin

16.1 Bestemmingsomschrijving

16.1.1 Doeleinden

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen;
  • b. erkers.

en:

  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduding - carport' een carport is toegestaan.

16.1.2 Inrichting

Ten behoeve van deze bestemming zijn toegelaten:

  • a. gebouwen, uitsluitend in de vorm van erkers;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. verhardingen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. overige bijbehorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.
16.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mag worden gebouwd ten dienste van deze bestemming en met inachtneming van de volgende regels.

16.2.1 Gebouwen

Uitsluitend erkers zijn toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. situering, binnen het bestemmingsvlak, waarbij:
    • 1. de afstand van een erker tot de naar de weg gekeerde perceelgrens minimaal 2,00 meter moet bedragen;
    • 2. de diepte van een erker niet meer dan 1,5 m mag bedragen, en
    • 3. de breedte van een erker niet meer mag bedragen dan 50% van de breedte van de gevel van de woning waaraan de erker gebouwd wordt;
  • b. bouwhoogte, de bouwhoogte van een erker mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning waaraan de erker gebouwd wordt.

16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende eisen:

  • a. de bouwhoogte van erfscheidingen bedraagt voor de voorgevellijn maximaal 1,00 meter en achter de voorgevellijn maximaal 2,00 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3,00 meter;
  • c. carports of overkappingen zijn niet toegestaan, uitgezonderd daar waar de 'specifieke bouwaanduiding - carport' geldt.
16.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
16.4 Specifieke gebruiksregels

Parkeren binnen deze bestemming is, voor zover er niet geparkeerd wordt voor een garage of een carport, niet toegestaan.

Artikel 17 Verkeer - Verblijfsgebied

17.1 Bestemmingsomschrijving

17.1.1 Doeleinden

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen met hoofdzakelijk een functie voor verblijf, alsmede ter ontsluiting van de aanliggende of nabijgelegen gronden.

17.1.2 Inrichting

Ten behoeve van deze bestemming zijn toegelaten:

  • a. gebouwen, waaronder tunnels;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. geluidsafschermende en veiligheidsvoorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. verhardingen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. speelplaatsen en speelvoorzieningen;
  • h. in- en uitritten;
  • i. kruisende wegen en water;
  • j. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • k. overige bijbehorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.
17.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mag worden gebouwd ten dienste van deze bestemming en met inachtneming van de volgende regels.

17.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende eisen:

  • a. situering, binnen het bestemmingsvlak;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 4,00 meter, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' een andere bouwhoogte is aangegeven.
17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende eisen:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt maximaal 2,00 meter en van schermen maximaal 3,00 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 10,00 meter.
17.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 18 Verkeer - Wegverkeer

18.1 Bestemmingsomschrijving

18.1.1 Doeleinden

De voor 'Verkeer - Wegverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen met hoofdzakelijk een functie voor het doorgaand verkeer.

18.1.2 Inrichting

Ten behoeve van deze bestemming zijn toegelaten:

  • a. gebouwen waaronder tunnels;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. geluidsafschermende en veiligheidsvoorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. verhardingen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. speelplaatsen en speelvoorzieningen;
  • h. in- en uitritten;
  • i. kruisende wegen en water;
  • j. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • k. overige bijbehorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.
18.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mag worden gebouwd ten dienste van deze bestemming en met inachtneming van de volgende regels.

18.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende eisen:

  • a. situering, binnen het bestemmingsvlak;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 4,00 meter, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' een andere bouwhoogte is aangegeven.
18.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende eisen:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt maximaal 2,00 meter en van schermen maximaal 3,00 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 10,00 meter.
18.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
18.4 Wijzigingsbevoegdheid

Ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingzone - wijzigingsgebied' kan door burgemeester en wethouders de bestemming worden gewijzigd in de hierna omschreven situaties en met in achtneming van de daarbijbehorende regels.

Artikel 19 Water

19.1 Bestemmingsomschrijving

19.1.1 Doeleinden

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterhuishoudkundige doeleinden.

19.1.2 Inrichting

Ten behoeve van deze bestemming zijn toegelaten:

  • a. gebouwen, waaronder bergbezinkbassins;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. taluds;
  • d. verhardingen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. overige bijbehorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.
19.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mag worden gebouwd ten dienste van deze bestemming en met inachtneming van de volgende regels.

19.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende eisen:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal de hoogte zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  • c. de goothoogte bedraagt maximaal de hoogte zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)'.
19.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende eisen:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,00 meter, uitgezonderd erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte voor de voorgevellijn maximaal 1,00 meter en achter de voorgevellijn maximaal 2,00 meter bedraagt en antennes, windmolens en lichtmasten waarvan de bouwhoogte maximaal 12,00 meter bedraagt;
19.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
19.4 Afwijken van de bouwregels
19.4.1 Afwijkingsbevoegdheden

Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 19.2 ten behoeve van:

  • a. het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot een bouwhoogte van maximaal 5,00 meter, indien de waterstaatkundige belangen dit gedogen, waarbij door het bevoegd gezag vooraf advies is ingewonnen bij de waterbeheerder.

19.4.2 Afwijkingsvoorwaarden

Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in 19.4.1, kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen.

Artikel 20 Wonen

20.1 Bestemmingsomschrijving

20.1.1 Doeleinden

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. tuinen;

en:

  • c. ter plaatse van de aanduiding 'garageboxen', uitsluitend garageboxen zijn toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', op de begane grond detailhandel is toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel- boerderijwinkel' een boederijwinkel is toegestaan;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk', op de begane grond maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening', op de begane grond dienstverlening is toegestaan;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2', met inachtneming van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, op de begane grond bedrijven van categorie 2 of lager zijn toegestaan;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2', op de begane grond horeca tot en met categorie 2 is toegestaan;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3', op de begane grond horeca tot en met categorie 3 is toegestaan;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca -1' horeca tot en met categorie 3' op de begane grond en de onder de begane grond gelegen verdieping is toegestaan;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' bijgebouwen zijn toegestaan.
20.1.2 Inrichting

Ten behoeve van deze bestemming zijn toegelaten:

  • a. woningen;
  • b. aanbouwen, erkers en bijgebouwen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. verhardingen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. overige bijbehorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.
20.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mag worden gebouwd ten dienste van deze bestemming en met inachtneming van de volgende regels.

20.2.1 Bebouwingsoppervlakte
  • a. Maximaal 60% van het bouwperceel mag worden bebouwd, mits de volgende oppervlaktes niet worden overschreden:

Oppervlakte bouwperceel   Maximaal bebouwbare oppervlakte  
kleiner dan 750 m2   200 m2  
750 m2 tot en met 1.000 m2   250 m2  
groter dan 1.000 m2   300 m2  

  • b. In afwijking van het bepaalde onder a, mag ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' maximaal 100% van het bouwperceel worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage bouwperceel' een ander percentage is opgenomen.

20.2.2 Woningen

Voor woningen gelden de volgende eisen:

  • a. woningen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd, tenzij ter plaatse de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding- bouwvlak solitaire bouwtitel' is opgenomen;
  • b. per bouwvlak mogen niet meer woningen worden opgericht dan het aantal legale woningen dat bestaat, of op grond van een onherroepelijke omgevingsvergunning kan worden gerealiseerd, op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, tenzij blijkens de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' een afwijkend aantal is weergegeven;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' mogen binnen het bouwvlak uitsluitend aaneengebouwde, grondgebonden rijwoningen worden gebouwd;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen binnen het bouwvlak uitsluitend gestapelde woningen worden gebouwd;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' mogen binnen het bouwvlak uitsluitend halfvrijstaande, grondgebonden woningen worden gebouwd,
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mag binnen het bouwvlak uitsluitend één vrijstaande, grondgebonden woning worden gebouwd;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats' mag binnen het bouwvlak uitsluitend één woonwagen worden gebouwd;
  • h. de goot- en bouwhoogte bedragen maximaal 7,00 meter respectievelijk maximaal 12,00 meter tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' een andere hoogte is aangegeven;
  • i. het maximale bebouwingspercentage van het bouwvlak bedraagt 100%, met inachtneming van het bepaalde in 20.2.1.

20.2.3 Aanbouwen

Voor aanbouwen gelden de volgende eisen:

  • a. aanbouwen moeten tenminste 3,00 meter achter de voorgevellijn zijn gesitueerd;
  • b. de goothoogtebedraagt maximaal 4,00 meter;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal de goothoogte van het hoofdgebouw;
  • d. het halfvrijstaande dan wel het vrijstaande karakter van de woning mag niet worden aangetast;
  • e. voor de oppervlakte dient het bepaalde in 20.2.1 in acht te worden genomen.

20.2.4 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende eisen:

  • a. bijgebouwen moeten tenminste 3,00 meter achter de voorgevellijn zijn gesitueerd;
  • b. de goothoogte bedraagt maximaal 4,00 meter, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)'een andere hoogte is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 6,00 meter, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' een andere hoogte is aangegeven; indien in of binnen een afstand van 2,00 meter van de perceelsgrens wordt gebouwd, dan bedraagt de bouwhoogte maximaal 4,00 meter;
  • d. voor de oppervlakte dient het bepaalde in Bebouwingsoppervlakte in acht te worden genomen.
20.2.5 Garageboxen

Voor garageboxen gelden de volgende eisen:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' mogen uitsluitend garageboxen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,50 meter;
  • c. het maximale bebouwingspercentage van het aanduidingsvlak bedraagt 100%, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' een ander percentage is aangegeven.
20.2.6 Erkers

Voor erkers geldende volgende eisen:

  • a. de afstand van een erker tot de naar de weg gekeerde perceelgrens minimaal 2,00 meter moet bedragen;
  • b. de diepte van een erker niet meer dan 1,5 m mag bedragen, en
  • c. de breedte van een erker niet meer mag bedragen dan 50% van de breedte van de gevel van de woning waaraan de erker gebouwd wordt;
  • d. de bouwhoogte van een erker mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning waaraan de erker gebouwd wordt.

20.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende eisen:

  • a. de bouwhoogte van erfscheidingen bedraagt voor de voorgevellijn maximaal 1,00 meter en achter de voorgevellijn maximaal 2,00 meter;
  • b. ten aanzien van overkappingen gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de bouwhoogte van een overkapping bedraagt maximaal 3,50 meter;
    • 2. de overkapping dient op een afstand van ten minste 1,00 meter achter de voorgevellijn te worden gebouwd;
  • c. voor de oppervlakte dient het bepaalde in 20.2.1 in acht te worden genomen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3,00 meter.

20.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
20.4 Specifieke bouwregels

Voor woningen ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding- bouwvlak solitaire bouwtitel' gelden de volgende eisen:

a. woningen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-bouwvlak solitaire bouwtitel'worden gebouwd;

b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding- aaneengebouwd solitaire bouwtitel' mag binnen het bouwvlak -uitsluitend- 1 aangebouwde, grondgebonden rijwoning worden gebouwd;

c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding- twee-aaneen solitaire bouwtitel'mag binnen het bouwvlak -uitsluitend- 1 halfvrijstaande, grondgebonden woning worden gebouwd;

d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding -vrijstaand solitaire bouwtitel' mag binnen het bouwvlak- uitsluitend- 1 vrijstaande, grondgebonden woning worden gebouwd;

e. de goot- en bouwhoogte bedragen maximaal 7,00 meter respectievelijk maximaal 12,00, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding -maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m) 1 solitaire bouwtitel;

f. de goot- en bouwhoogte bedragen maximaal 10,00 meter respectievelijk maximaal 12,00 ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding- maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m) 2 solitaire bouwtitel;

g. het maximale bebouwingspercentage van het bouwvlak bedraagt 100% met inachtneming van het bepaalde in 20.2.1.

20.5 Afwijken van de bouwregels

20.5.1 Afwijkingsbevoegdheden

Burgemeester en Wethouders kunnen via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 20.2 ten behoeve van:

  • a. de uitbreiding van een woning over twee bouwlagen;
  • b. de sloop en daaropvolgende nieuwbouw van een woning binnen hetzelfde bouwperceel.
20.5.2 Voorwaarden uitbreiding woning over twee lagen

Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in 20.5.1, onder a. kan slechts worden verleend indien wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 12,00 meter;
  • b. de goothoogte bedraagt maximaal 7,00 meter;
  • c. de bouwdiepte van het totale hoofdgebouw bedraagt maximaal:
    • 1. 10,00 meter ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd';
    • 2. 12,00 meter ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen';
    • 3. 15,00 meter ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand';
  • d. de afstand tussen de achtergevel van het hoofdgebouw en de achterste perceelsgrens bedraagt minimaal 5,00 meter;
  • e. de afstand tussen het hoofdgebouw en de zijdelingse perceelsgrens bedraagt:
    • 1. aan één zijde minimaal 3,00 meter ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen';
    • 2. minimaal 3,00 meter ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand';
  • f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de milieusituatie, en
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

20.5.3 Voorwaarden sloop en nieuwbouw binnen hetzelfde bouwperceel

Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in 20.5.1, onder b. kan slechts worden verleend indien wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 12,00 meter;
  • b. de goothoogte bedraagt maximaal 7,00 meter;
  • c. de bouwdiepte van het totale hoofdgebouw bedraagt maximaal:
    • 1. 10,00 meter ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd';
    • 2. 12,00 meter ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen';
    • 3. 15,00 meter ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand';
  • d. de afstand tussen de achtergevel van het hoofdgebouw en de achterste perceelsgrens bedraagt minimaal 5,00 meter;
  • e. de afstand tussen het hoofdgebouw en de zijdelingse perceelsgrens bedraagt:
    • 1. aan één zijde minimaal 3,00 meter ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen';
    • 2. minimaal 3,00 meter ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand';
  • f. het hoofdgebouw wordt in de voorgevelrooilijn gebouwd of:
    • 1. maximaal 2,00 meter achter de voorgevelrooilijn ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd';
    • 2. maximaal 5,00 meter achter de voorgevelrooilijn ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen';
    • 3. maximaal 5,00 meter achter de voorgevelrooilijn ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand';
  • g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de milieusituatie, en
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
20.6 Specifieke gebruiksregels

20.6.1 Solitaire bouwtitel

Ten aanzien van het benutten van een solitaire bouwtitel gelden de volgende bepalingen:

  • a. de 'specifieke bouwaanduiding - bouwvlak solitaire bouwtitel' en de daaraan verbonden bebouwingsmogelijkheden vervallen wanneer uiterlijk 5 jaren na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan "Heerlerbaan en omgevingt" geen ontvankelijke aanvraag om omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning is ingediend en deze na het doorlopen van de vergunning-procedure reeds is of alsnog kan worden vergund;
  • b. de ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - bouwvlak solitaire bouwtitel' toe te voegen woningen dienen aan de Structuurvisie Wonen Zuid Limburg (vastgesteld d.d 23 november 2016) of het structuurvisiebesluit Beleidsregel Ruim baan voor goede woningbouwplannen 2021 (vastgesteld d.d. 27 januari 2021) of diens rechtsopvolgers te voldoen;
  • c. de aanvraag om omgevingsvergunning dient vergezeld te gaan van een verzoek om de woning aan de regionale woningmarktprogrammering toe te voegen.
20.6.2 Aan huis gebonden beroep

Ten aanzien van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep gelden de volgende bepalingen:

  • a. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep is toegestaan in de woning en de bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van overkappingen;
  • b. degene die de activiteiten uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. de woonfunctie van het betreffende perceel blijft in overwegende mate behouden.

20.6.3 Gebruik bijgebouw

Een bijgebouw wordt niet gebruikt als woonruimte.

20.6.4 Parkeren

Parkeren voor de voorgevel is, voor zover er niet geparkeerd wordt voor een garage of carport, niet toegestaan.

20.7 Afwijken van de gebruiksregels

20.7.1 Consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en Wethouders kunnen via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.1 ten behoeve van het gebruik van de woning en de bijbehorende aan en bijgebouwen voor de uitoefening van consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten.
Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. de dienstverlenende bedrijfsactiviteit het bedrijfsmatig verlenen van diensten betreft;
  • b. de ambachtelijke bedrijfsactiviteit het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen alsook het - als ondergeschikte activiteit - verkopen en/of leveren van goederen die verband houden met het ambacht betreft;
  • c. de woonfunctie van het betreffende pand in overwegende mate behouden blijft, hetgeen ondermeer inhoudt dat in totaal maximaal 30% van de grondvloeroppervlakte, maar nooit meer dan 80 m² mag worden gebruikt;
  • d. het het een zelfstandige zonder personeel en zonder stagiaires betreft;
  • e. het geen detailhandelsactiviteiten betreft, tenzij deze van ondergeschikte aard zijn;
  • f. er geen onevenredige hinder wordt toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
  • g. het geen bedrijfsactiviteit betreft die onder de categorieën B of C van het Activiteitenbesluit valt, tenzij er geen overlast voor de omgeving op zal treden;
  • h. de bedrijfsactiviteit geen onevenredige hinder voor wat betreft de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden geeft;
  • i. de bedrijfsactiviteit niet zodanig verkeersaantrekkend is, dat er verkeersoverlast ontstaat, of dat verkeersmaatregelen, zoals het creëren van extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk worden;
  • j. aan of bij de woning geen grote bedrijfs- of reclameborden (groter dan 0,5 m) worden bevestigd of geplaatst;
  • k. degene die de bedrijfsactiviteit verricht bewoner van de woning in kwestie is.

20.7.2 Parkeren voor de voorgevel

Burgemeester en wethouders kunnen via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.6.4 ten behoeve van parkeren voor de voorgevel, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het parkeren leidt niet tot stedenbouwkundige bezwaren;
  • b. het parkeren leidt niet tot verkeerskundige bezwaren;
  • c. het parkeren kan niet anders worden gerealiseerd.

Artikel 21 Wonen-Kaldeborn

21.1 Bestemmingsomschrijving

21.1.1 Doeleinden

De voor 'Wonen-Kaldeborn' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. tuinen;


21.1.2 Inrichting

Ten behoeve van deze bestemming zijn toegelaten:

  • a. vrijstaande woningen;
  • b. aanbouwen en erkers;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. verhardingen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. overige bijbehorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.
21.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mag worden gebouwd ten dienste van deze bestemming en met inachtneming van de volgende regels.

21.2.1 Bebouwingsoppervlakte

Binnen het bouwvlak is een maximaal bebouwingsoppervlakte toegestaan van 200m2.

21.2.2 Woningen

Voor woningen gelden de volgende eisen:

  • a. binnen de aanduiding 'bouwvlak' mogen uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte bedragen maximaal 9,00 meter respectievelijk maximaal 9,00 meter tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' een andere hoogte is aangegeven;
  • c. het maximale bebouwingspercentage van het bouwvlak bedraagt 100%, met inachtneming van het bepaalde in 21.2.1.

21.2.3 Aanbouwen

Voor aanbouwen gelden de volgende eisen:

  • a. aanbouwen moeten tenminste 3,00 meter achter de voorgevellijn zijn gesitueerd;
  • b. de goothoogtebedraagt maximaal 4,00 meter;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal de goothoogte van het hoofdgebouw;
  • d. het halfvrijstaande dan wel het vrijstaande karakter van de woning mag niet worden aangetast;
  • e. voor de oppervlakte dient het bepaalde in 21.2.1 in acht te worden genomen.

21.2.4 Erkers

Voor erkers geldende volgende eisen:

  • a. de afstand van een erker tot de naar de weg gekeerde perceelgrens minimaal 2,00 meter moet bedragen;
  • b. de diepte van een erker niet meer dan 1,5 m mag bedragen, en
  • c. de breedte van een erker niet meer mag bedragen dan 50% van de breedte van de gevel van de woning waaraan de erker gebouwd wordt;
  • d. de bouwhoogte van een erker mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning waaraan de erker gebouwd wordt.

21.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende eisen:

  • a. de bouwhoogte van erfscheidingen bedraagt voor de voorgevellijn maximaal 1,00 meter en achter de voorgevellijn maximaal 2,50 meter;
  • b. ten aanzien van overkappingen gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de bouwhoogte van een overkapping bedraagt maximaal 3,50 meter;
    • 2. de overkapping dient op een afstand van ten minste 1,00 meter achter de voorgevellijn te worden gebouwd;
  • c. voor de oppervlakte dient het bepaalde in 21.2.1 in acht te worden genomen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3,00 meter.

21.3 Specifieke gebruiksregels

21.3.1 Aan huis gebonden beroep

Ten aanzien van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep gelden de volgende bepalingen:

  • a. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep is toegestaan in de woning en de bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van overkappingen;
  • b. degene die de activiteiten uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. de woonfunctie van het betreffende perceel blijft in overwegende mate behouden.

21.4 Afwijken van de gebruiksregels

21.4.1 Consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en Wethouders kunnen via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 21.1 ten behoeve van het gebruik van de woning en de bijbehorende aan en bijgebouwen voor de uitoefening van consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten.
Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. de dienstverlenende bedrijfsactiviteit het bedrijfsmatig verlenen van diensten betreft;
  • b. de ambachtelijke bedrijfsactiviteit het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen alsook het - als ondergeschikte activiteit - verkopen en/of leveren van goederen die verband houden met het ambacht betreft;
  • c. de woonfunctie van het betreffende pand in overwegende mate behouden blijft, hetgeen ondermeer inhoudt dat in totaal maximaal 30% van de grondvloeroppervlakte, maar nooit meer dan 80 m² mag worden gebruikt;
  • d. het het een zelfstandige zonder personeel en zonder stagiaires betreft;
  • e. het geen detailhandelsactiviteiten betreft, tenzij deze van ondergeschikte aard zijn;
  • f. er geen onevenredige hinder wordt toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
  • g. het geen bedrijfsactiviteit betreft die onder de categorieën B of C van het Activiteitenbesluit valt, tenzij er geen overlast voor de omgeving op zal treden;
  • h. de bedrijfsactiviteit geen onevenredige hinder voor wat betreft de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden geeft;
  • i. de bedrijfsactiviteit niet zodanig verkeersaantrekkend is, dat er verkeersoverlast ontstaat, of dat verkeersmaatregelen, zoals het creëren van extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk worden;
  • j. aan of bij de woning geen grote bedrijfs- of reclameborden (groter dan 0,5 m) worden bevestigd of geplaatst;
  • k. degene die de bedrijfsactiviteit verricht bewoner van de woning in kwestie is.

Artikel 22 Leiding - Hoogspanningsverbinding

22.1 Bestemmingsomschrijving

22.1.1 Doeleinden

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. een hoogspanningsmast ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding – hoogspanningsverbinding', en
  • b. het beheer en onderhoud van de leiding.

22.1.2 Inrichting

Ten behoeve van deze bestemming zijn toegelaten:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. overige bijbehorende voorzieningen.
22.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mag worden gebouwd ten dienste van deze bestemming en de andere voor deze gronden geldende bestemmingen met inachtneming van de volgende regels.

22.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan.

22.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende eisen:

  • a. de bouwhoogte van een hoogspanningsmast bedraagt maximaal 80,00 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3,00 meter.

22.2.3 Coördinatie met andere bestemmingen

Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag worden gebouwd, indien:

  • a. dit in overeenstemming is met de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels, en
  • b. het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • c. geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding, en
  • d. vooraf schriftelijk advies van de beheerder van de leiding is ingewonnen.
22.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 22.2.3 voor het bouwen overeenkomstig andere bestemmingen, mits vooraf schriftelijk advies van de beheerder van de leiding is ingewonnen.

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

22.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:

a. het aanbrengen en/of rooien van opgaande beplanting en bomen;

b. het wijzigen van maaiveld- of weghoogte;

c. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van (reeds bestaande) watergangen;

d. het opslaan van goederen, (brandbare)stoffen en/of materialen;

e. het aanbrengen en/of slopen van bovengrondse constructies, installaties, opstallen of apparatuur anders dan ten dienste van deze in lid 22.1.1 omschreven bestemming;

f. het aanleggen van wegen en parkeergelegenheden;

g. het aanleggen van zonneparken.

22.4.2 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden bedoeld in lid 22.4.1 zijn slechts toelaatbaar:

  • a. indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de in lid 22.1 omschreven doeleinden niet onevenredig worden aangetast, én
  • b. mits vooraf schriftelijk advies van de beheerder van de leiding is ingewonnen.

22.4.3 Uitzonderingen op het verbod

Het in lid 22.4.1 genoemde verbod geldt niet voor:

  • a. werkzaamheden die behoren tot de normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werkzaamheden ten behoeve van de ter plaatse aanwezige leiding;
  • c. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • d. werken of werkzaamheden die ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning of ontheffing mogen worden uitgevoerd;
  • e. graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.
  • f. werken of werkzaamheden die gericht zijn op het behoud of de versterking van de bestemming.

Artikel 23 Waarde - Archeologie 2 (zeer hoge waarde)

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2 (zeer hoge waarde)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

23.2 Bouwregels
23.2.1 Bouwverbod

Op de voor 'Waarde - Archeologie 2 (zeer hoge waarde)' bestemde grond mag niet worden gebouwd.

23.2.2 Uitzonderingen op verbod

Het verbod als bedoeld in artikel 23.2.1 is niet van toepassing indien:

  • a. het een bouwwerk, geen gebouw zijnde, betreft om de archeologische waarde vast te kunnen stellen;
  • b. het vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing betreft, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid en/of alleen de bestaande fundering wordt benut;
  • c. de grootte van de bodemingreep niet meer dan 100 m2 beslaat óf de verstoringsdiepte niet meer dan 40 cm onder maaiveld bedraagt.

23.3 Afwijken van de bouwregels
23.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 23.2.1 ten behoeve van grotere bodemingrepen.

23.3.2 Voorwaarden grotere bodemingrepen

Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in 23.3.1, kan slechts worden verleend indien:

  • a. de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • c. schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel;
  • d. door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.


23.3.3 Voorschriften aan omgevingsvergunning

Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 23.3.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve funderingsmethoden, beschermende bodemlagen of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

23.3.4 Toevalsvondsten

Indien het bepaalde in artikel 23.3.3, onder c, van toepassing is, wordt in de voorschriften aan de omgevingsvergunning tevens geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.

23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 2 (zeer hoge waarde)' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, waaronder begrepen het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en het aanleggen van drainage; het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • b. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • c. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

23.4.2 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 23.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • c. schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel;
  • d. door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.

23.4.3 Uitzonderingen op verbod

Het verbod als bedoeld in artikel 23.4.1 is niet van toepassing indien:

  • a. de werkzaamheden worden uitgevoerd teneinde de archeologische waarde vast te kunnen stellen (proefsleuven- / booronderzoek);
  • b. de werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend;
  • c. de grootte van de bodemingreep niet meer dan 100 m2 beslaat óf de verstoringsdiepte niet meer dan 40 cm onder maaiveld bedraagt;
  • d. de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhoud- en vervangingswerkzaamheden van bestaande riolen, bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen.

23.4.4 Voorschriften aan omgevingsvergunning

Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 23.4.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve funderingsmethoden, beschermende bodemlagen of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

23.4.5 Toevalsvondsten

Indien het bepaalde in artikel 23.4.4, onder c, van toepassing is, wordt in de voorschriften aan de omgevingsvergunning tevens geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden.

23.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
23.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 2 (zeer hoge waarde)' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een bouwwerk of bouwwerken te slopen.

23.5.2 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 23.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • c. schade door sloopwerkzaamheden kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel;
  • d. door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.

23.5.3 Uitzonderingen op verbod

Het verbod als bedoeld in artikel 23.5.1 is niet van toepassing indien:

  • a. de sloopwerkzaamheden worden uitgevoerd teneinde de archeologische waarde vast te kunnen stellen;
  • b. de grootte van de bodemingreep niet meer dan 100 m2 beslaat óf de verstoringsdiepte niet meer dan 40 cm onder maaiveld bedraagt.

23.5.4 Voorschriften aan omgevingsvergunning

Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 23.5.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve sloopmethoden of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

23.5.5 Toevalsvondsten

Indien het bepaalde in artikel 23.5.4, onder c, van toepassing is, wordt in de voorschriften aan de omgevingsvergunning tevens geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de sloopwerkzaamheden.

23.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:

  • a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 2 (zeer hoge waarde)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
  • b. aan gronden de bestemming 'Waarde - Archeologie 1, 2, 3, 4 of 5' toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.


 

Artikel 24 Waarde - Archeologie 3 (hoge waarde)

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3 (hoge waarde)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

24.2 Bouwregels
24.2.1 Bouwverbod

Op de voor 'Waarde - Archeologie 3 (hoge waarde)' bestemde grond mag niet worden gebouwd.

24.2.2 Uitzonderingen op verbod

Het verbod als bedoeld in artikel 24.2.1 is niet van toepassing indien:

  • a. het een bouwwerk, geen gebouw zijnde, betreft om de archeologische waarde vast te kunnen stellen;
  • b. het vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing betreft, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid en/of alleen de bestaande fundering wordt benut;
  • c. de grootte van de bodemingreep niet meer dan 250 m2 beslaat óf de verstoringsdiepte niet meer dan 40 cm onder maaiveld bedraagt.

24.3 Afwijken van de bouwregels
24.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 24.2.1 ten behoeve van grotere bodemingrepen.

24.3.2 Voorwaarden grotere bodemingrepen

Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in 24.3.1, kan slechts worden verleend indien:

  • a. de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • c. schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel;
  • d. door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.


24.3.3 Voorschriften aan omgevingsvergunning

Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 24.3.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve funderingsmethoden, beschermende bodemlagen of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

24.3.4 Toevalsvondsten

Indien het bepaalde in artikel 24.3.3, onder c, van toepassing is, wordt in de voorschriften aan de omgevingsvergunning tevens geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.

24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 3 (hoge waarde)' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, waaronder begrepen het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en het aanleggen van drainage; het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • b. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • c. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

24.4.2 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 24.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • c. schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel;
  • d. door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.

24.4.3 Uitzonderingen op verbod

Het verbod als bedoeld in artikel 24.4.1 is niet van toepassing indien:

  • a. de werkzaamheden worden uitgevoerd teneinde de archeologische waarde vast te kunnen stellen (proefsleuven- / booronderzoek);
  • b. de werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend;
  • c. de grootte van de bodemingreep niet meer dan 250 m2 beslaat óf de verstoringsdiepte niet meer dan 40 cm onder maaiveld bedraagt;
  • d. de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhoud- en vervangingswerkzaamheden van bestaande riolen, bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen.

24.4.4 Voorschriften aan omgevingsvergunning

Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 24.4.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve funderingsmethoden, beschermende bodemlagen of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

24.4.5 Toevalsvondsten

Indien het bepaalde in artikel 24.4.4, onder c, van toepassing is, wordt in de voorschriften aan de omgevingsvergunning tevens geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden.

24.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
24.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 3 (hoge waarde)' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een bouwwerk of bouwwerken te slopen.

24.5.2 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 24.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • c. schade door sloopwerkzaamheden kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel;
  • d. door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.

24.5.3 Uitzonderingen op verbod

Het verbod als bedoeld in artikel 24.5.1 is niet van toepassing indien:

  • a. de sloopwerkzaamheden worden uitgevoerd teneinde de archeologische waarde vast te kunnen stellen;
  • b. de grootte van de bodemingreep niet meer dan 250 m2 beslaat óf de verstoringsdiepte niet meer dan 40 cm onder maaiveld bedraagt.

24.5.4 Voorschriften aan omgevingsvergunning

Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 24.5.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve sloopmethoden of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

24.5.5 Toevalsvondsten

Indien het bepaalde in artikel 24.5.4, onder c, van toepassing is, wordt in de voorschriften aan de omgevingsvergunning tevens geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de sloopwerkzaamheden.

24.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:

  • a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 3 (hoge waarde)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. aan gronden de bestemming 'Waarde - Archeologie 1, 2, 3, 4 of 5' toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.


 

Artikel 25 Waarde - Archeologie 4 (middelhoge waarde)

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4 (middelhoge waarde)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

25.2 Bouwregels
25.2.1 Bouwverbod

Op de voor 'Waarde - Archeologie 4 (middelhoge waarde)' bestemde grond mag niet worden gebouwd.

25.2.2 Uitzonderingen op verbod

Het verbod als bedoeld in artikel 25.2.1 is niet van toepassing indien:

  • a. het een bouwwerk, geen gebouw zijnde, betreft om de archeologische waarde vast te kunnen stellen;
  • b. het vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing betreft, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid en/of alleen de bestaande fundering wordt benut;
  • c. de grootte van de bodemingreep niet meer dan 2.500 m2 beslaat óf de verstoringsdiepte niet meer dan 40 cm onder maaiveld bedraagt.

25.3 Afwijken van de bouwregels
25.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 25.2.1 ten behoeve van grotere bodemingrepen.

25.3.2 Voorwaarden grotere bodemingrepen

Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in 25.3.1, kan slechts worden verleend indien:

  • a. de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • c. schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel;
  • d. door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.


25.3.3 Voorschriften aan omgevingsvergunning

Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 25.3.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve funderingsmethoden, beschermende bodemlagen of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

25.3.4 Toevalsvondsten

Indien het bepaalde in artikel 25.3.3, onder c, van toepassing is, wordt in de voorschriften aan de omgevingsvergunning tevens geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.

25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 4 (middelhoge waarde)' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, waaronder begrepen het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en het aanleggen van drainage; het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • b. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • c. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

25.4.2 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 25.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • c. schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel;
  • d. door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.

25.4.3 Uitzonderingen op verbod

Het verbod als bedoeld in artikel 25.4.1 is niet van toepassing indien:

  • a. de werkzaamheden worden uitgevoerd teneinde de archeologische waarde vast te kunnen stellen (proefsleuven- / booronderzoek);
  • b. de werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend;
  • c. de grootte van de bodemingreep niet meer dan 2.500 m2 beslaat óf de verstoringsdiepte niet meer dan 40 cm onder maaiveld bedraagt;
  • d. de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhoud- en vervangingswerkzaamheden van bestaande riolen, bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen.

25.4.4 Voorschriften aan omgevingsvergunning

Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 25.4.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve funderingsmethoden, beschermende bodemlagen of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

25.4.5 Toevalsvondsten

Indien het bepaalde in artikel 25.4.4, onder c, van toepassing is, wordt in de voorschriften aan de omgevingsvergunning tevens geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden.

25.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
25.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 4 (middelhoge waarde)' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een bouwwerk of bouwwerken te slopen.

25.5.2 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 25.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • c. schade door sloopwerkzaamheden kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel;
  • d. door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.

25.5.3 Uitzonderingen op verbod

Het verbod als bedoeld in artikel 25.5.1 is niet van toepassing indien:

  • a. de sloopwerkzaamheden worden uitgevoerd teneinde de archeologische waarde vast te kunnen stellen;
  • b. de grootte van de bodemingreep niet meer dan 2.500 m2 beslaat óf de verstoringsdiepte niet meer dan 40 cm onder maaiveld bedraagt.

25.5.4 Voorschriften aan omgevingsvergunning

Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 25.5.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve sloopmethoden of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

25.5.5 Toevalsvondsten

Indien het bepaalde in artikel 25.5.4, onder c, van toepassing is, wordt in de voorschriften aan de omgevingsvergunning tevens geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de sloopwerkzaamheden.

25.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:

  • a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 4 (middelhoge waarde)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. aan gronden de bestemming 'Waarde - Archeologie 1, 2, 3, 4 of 5' toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.


 

Artikel 26 Waarde - Archeologie 5 (lage waarde)

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5 (lage waarde)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

26.2 Bouwregels
26.2.1 Bouwverbod

Op de voor 'Waarde - Archeologie 5 (lage waarde)' bestemde grond mag niet worden gebouwd.

26.2.2 Uitzonderingen op verbod

Het verbod als bedoeld in artikel 26.2.1 is niet van toepassing indien:

  • a. het een bouwwerk, geen gebouw zijnde, betreft om de archeologische waarde vast te kunnen stellen;
  • b. het vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing betreft, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid en/of alleen de bestaande fundering wordt benut;
  • c. de grootte van de bodemingreep niet meer dan 10.000 m2 beslaat óf de verstoringsdiepte niet meer dan 40 cm onder maaiveld bedraagt.

26.3 Afwijken van de bouwregels
26.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 26.2.1 ten behoeve van grotere bodemingrepen.

26.3.2 Voorwaarden grotere bodemingrepen

Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in 26.3.1, kan slechts worden verleend indien:

  • a. de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • c. schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel;
  • d. door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.


26.3.3 Voorschriften aan omgevingsvergunning

Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 26.3.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve funderingsmethoden, beschermende bodemlagen of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

26.3.4 Toevalsvondsten

Indien het bepaalde in artikel 26.3.3, onder c, van toepassing is, wordt in de voorschriften aan de omgevingsvergunning tevens geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.

26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 5 (lage waarde)' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, waaronder begrepen het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en het aanleggen van drainage; het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • b. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • c. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

26.4.2 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 26.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • c. schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel;
  • d. door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.

26.4.3 Uitzonderingen op verbod

Het verbod als bedoeld in artikel 26.4.1 is niet van toepassing indien:

  • a. de werkzaamheden worden uitgevoerd teneinde de archeologische waarde vast te kunnen stellen (proefsleuven- / booronderzoek);
  • b. de werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend;
  • c. de grootte van de bodemingreep niet meer dan 10.000 m2 beslaat óf de verstoringsdiepte niet meer dan 40 cm onder maaiveld bedraagt;
  • d. de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhoud- en vervangingswerkzaamheden van bestaande riolen, bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen.

26.4.4 Voorschriften aan omgevingsvergunning

Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 26.4.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve funderingsmethoden, beschermende bodemlagen of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

26.4.5 Toevalsvondsten

Indien het bepaalde in artikel 26.4.4, onder c, van toepassing is, wordt in de voorschriften aan de omgevingsvergunning tevens geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden.

26.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
26.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 5 (lage waarde)' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een bouwwerk of bouwwerken te slopen.

26.5.2 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 26.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • c. schade door sloopwerkzaamheden kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel;
  • d. door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.

26.5.3 Uitzonderingen op verbod

Het verbod als bedoeld in artikel 26.5.1 is niet van toepassing indien:

  • a. de sloopwerkzaamheden worden uitgevoerd teneinde de archeologische waarde vast te kunnen stellen;
  • b. de grootte van de bodemingreep niet meer dan 10.000 m2 beslaat óf de verstoringsdiepte niet meer dan 40 cm onder maaiveld bedraagt.

26.5.4 Voorschriften aan omgevingsvergunning

Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 26.5.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve sloopmethoden of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

26.5.5 Toevalsvondsten

Indien het bepaalde in artikel 26.5.4, onder c, van toepassing is, wordt in de voorschriften aan de omgevingsvergunning tevens geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de sloopwerkzaamheden.

26.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:

  • a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 5 (lage waarde)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. aan gronden de bestemming 'Waarde - Archeologie 1, 2, 3, 4 of 5' toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.


 

Artikel 27 Waterstaat - Waterberging

27.1 Bestemmingsomschrijving

27.1.1 Doeleinden

De voor 'Waterstaat - Waterberging' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het opvangen en het bergen van water.

27.1.2 Inrichting

Ten behoeve van deze bestemming zijn toegelaten:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. overige bijbehorende voorzieningen.
27.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mag worden gebouwd ten dienste van deze bestemming en de andere voor deze gronden geldende bestemmingen met inachtneming van de volgende regels.

27.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende eisen:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen een bouwvlak;
  • b. de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal de hoogte zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
  • c. het bebouwingspercentage bedraagt maximaal 100% van het bouwvlak, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' een ander percentage is aangegeven.

27.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt de volgende eis:

de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,00 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen maximaal 2,00 meter bedraagt.

27.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 27.2, indien:

  • a. in overeenstemming met de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) wordt gebouwd;
  • b. het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken;
  • c. de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid;
  • d. gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering, en
  • e. voorafgaand aan de vergunningverlening door het bevoegd gezag advies is ingewonnen bij de waterbeheerder.

Artikel 28 Waterstaat - Waterlopen met een waterhuishoudkundige en/of waterstaatkundige functie

28.1 Bestemmingsomschrijving

28.1.1 Doeleinden

De voor 'Waterstaat - Waterlopen met een waterhuishoudkundige en/of waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het beheer van de watergang, met inbegrip van een strook van 4,00 meter aan weerszijden van de watergang.

28.1.2 Inrichting

Ten behoeve van deze bestemming zijn toegelaten:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. overige bijbehorende voorzieningen.
28.2 Bouwregels

28.2.1 Gebouwen

Op en in deze gronden zijn geen gebouwen toegestaan.

28.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt de volgende eis:

de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,00 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen maximaal 2,00 meter bedraagt.

28.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 28.2, indien:

  • a. in overeenstemming met de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) wordt gebouwd;
  • b. het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken;
  • c. de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid;
  • d. gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering, en
  • e. voorafgaand aan de vergunningverlening door het bevoegd gezag advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterloop.
28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

28.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
  • b. beplantingen of materialen dienende tot verdediging van oevers, taluds of de waterbodem te beschadigen, te vernietigen, te verplaatsen of te verwijderen;
  • c. beplantingen aan te brengen, te hebben, te kappen en/of te rooien;
  • d. zich, anders dan als rechthebbende, al dan niet met vaar- of voertuigen of vlotten op te houden, tenzij dit plaatsvindt in verband met door het bevoegd gezag toegestane recreatieve activiteiten.

28.4.2 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden bedoeld in lid 39.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. die werken en/of werkzaamheden geen afbreuk doen aan een adequat beheer van en de veiligheid van de waterloop, waarbij het stellen van voorwaarden onvoldoende waarborg biedt voor een adequat beheer en/of de veiligheid van de watergang;
  • b. indien positief advies van de beheerder van de watergang is verkregen.

28.4.3 Uitzonderingen op het verbod

Het verbod als bedoeld in 28.4.1 geldt niet voor:

  • a. werkzaamheden die behoren tot de normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden die ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning of ontheffing mogen worden uitgevoerd;
  • d. werken of werkzaamheden die gericht zijn op het behoud of de versterking van de bestemming.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 29 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 30 Algemene bouwregels

30.1 Nutsvoorzieningen

Voor zover niet anders bepaald in deze planregels gelden voor nutsvoorzieningen, hoogspanningsstation uitgezonderd, de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van een gebouwde nutsvoorziening bedraagt maximaal 3,00 meter;
  • b. de inhoud van een gebouwde nutsvoorziening bedraagt maximaal 50 m3.
30.2 Splitsen van woningen
  • a. Het splitsen van een woning in twee of meer woningen is niet toegestaan;
  • b. Het splitsen van een woning in twee of meer kamers is niet toegestaan.
30.3 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht waar volgens de ter plaatse geldende bestemming bovengrondse gebouwen zijn toegestaan;
  • b. ondergrondse gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht tot een diepte van maximaal 3,50 meter per ondergrondse bouwlaag, met een maximum van twee ondergrondse bouwlagen;
  • c. ondergrondse gebouwen dienen ondergeschikt aan de hoofdfunctie te zijn, met dien verstande dat geen uitbreiding van de toegestane verkoopvloeroppervlakte of bedrijfsvloeroppervlakte is toegestaan.

Artikel 31 Algemene gebruiksregels

31.1 Verboden gebruik

Onder het verboden gebruik en verboden laten gebruiken van de in dit plan begrepen gronden en daarop voorkomende bouwwerken wordt tenminste verstaan:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- en/of opslagplaats voor normaal onderhoud, gebruik en beheer en met uitzondering van een gebruik als stort- en/of opslagplaats zoals uitdrukkelijk toegestaan ingevolge het bepaalde in deze regels;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan als stallings- en/of opslagplaats voor normaal onderhoud, gebruik en beheer;
  • c. een gebruik van gronden voor het beproeven van motorvoertuigen alsmede voor de beoefening van de motorsport en de modelvliegsport en voor het racen of crossen van motorvoertuigen;
  • d. een gebruik van gronden als kleinschalig kampeerterrein, tenzij de bestemming van de gronden dit specifiek toelaat;
  • e. een gebruik van gronden en bouwwerken voor risicovolle inrichtingen, tenzij de bestemming van de gronden dit specifiek toelaat;
  • f. een gebruik van gronden en bouwwerken voor inrichtingen als bedoeld in onderdeel D van Bijlage I bij het Besluit omgevingsrecht (Bor);
  • g. een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, tenzij de bestemming van de gronden dit specifiek toelaat;
  • h. een gebruik van gronden voor een supermarkt, indien de gronden ter plaatse niet zijn voorzien van de aanduiding 'supermarkt';
  • i. een gebruik van gronden voor een woonzorgcomplex, indien de gronden ter plaatse niet zijn voorzien van de aanduiding 'woonzorgcomplex';
  • j. een gebruik van gebouwen voor kamerverhuur, indien de gronden ter plaatse niet voorzien zijn van de aanduiding 'kamerverhuur';
  • k. een gebruik van gebouwen, niet zijnde een woning of een ander specifiek voor permanente bewoning bestemd gebouw, voor permanente bewoning;
  • l. een gebruik van gronden voor airsoft, paintball, lasergame activiteiten, survivaltrainingen en vergelijkbare outdoor-activiteiten, indien de gronden ter plaatse niet voorzien zijn van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - outdoor-activiteiten';
  • m. het aantal woningen mag niet toenemen ten opzichte van het aantal legale woningen dat bestond of op grond van een onherroepelijke omgevingsvergunning kon worden gerealiseerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
  • n. een gebruik van gronden voor evenementen, tenzij de bestemming dit uitdrukkelijk toelaat;
  • o. een gebruik van bouwwerken voor een shishabar of coffeeshop, tenzij de bestemming van de gronden dit specifiek toelaat;
  • p. een gebruik van gronden voor straatprostitutie;
  • q. een gebruik van bouwwerken als seksinrichtingen;
  • r. een gebruik van bouwwerken als sekswinkels.
31.2 Parkeren
31.2.1 Parkeren van auto's
  • a. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen dient vast te staan dat voldoende parkeergelegenheid, overeenkomstig de normen die in de beleidsnota 'Parkeernota Heerlen' (vastgesteld d.d. 02.11.2010) of diens rechtsopvolger, op eigen terrein wordt gerealiseerd en in stand gehouden;
  • b. Voor de maatvoering van de parkeerplaatsen wordt gebruik gemaakt van de eisen en aanbevelingen van het Handboek Openbare Ruimte van de gemeente Heerlen. Voor gevallen waarin het Handboek niet voorziet, wordt verwezen naar de richtlijnen van de CROW, die vastgelegd zijn in het ASVV 2012 of diens rechtsopvolger. Deze maatvoering wordt bij het bepalen van de parkeerbalans als minimale maten aangevoerd;
  • c. Bij het wijzigen van het gebruik dient de parkeerbehoefte behorende bij die nieuwe functie(s) op eigen terrein gerealiseerd te worden conform de beleidsnota 'Parkeernota Heerlen' (vastgesteld d.d. 02.11.2010), of diens rechtsopvolger.

31.2.2 Fietsstallingsgelegenheid bij of in gebouwen
  • a. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen of het wijzigen van het gebruik dient ten behoeve van het stallen van fietsen in voldoende mate fietsparkeerplaatsen worden gerealiseerd in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort, dan wel in de directe omgeving;
  • b. Aan de eis als bedoeld onder a. wordt geacht te zijn voldaan indien:
    • 1. het aantal fietsparkeerplaatsen op de locatie zoals aangegeven onder lid 1 ten minste overeenkomt met het aantal parkeerplaatsen dat voor de betreffende functie is genoemd in bijlage 2 van de regels 'Kencijfers fietsparkeren'; én
    • 2. de maatvoering van de fietsparkeerplaatsen voldoet aan het 'Normstellend document enkellaags fietsparkeren' en/of het 'Normstellend document meerlaags fietsparkeren' van de Stichting FietsParKeur.

Artikel 32 Algemene aanduidingsregels

32.1 veiligheidszone - bevi

32.1.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede aangewezen voor de waarborging van de externe veiligheid.

32.1.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de voor deze gronden geldende bestemming(en), zoals opgenomen in Hoofdstuk 2, mogen ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' geen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden opgericht.

32.1.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 32.1.2, indien:

  • a. in overeenstemming met de voor deze gronden geldende bestemming(en) wordt gebouwd;
  • b. ten aanzien van kwetsbare objecten, voor zover in de omgeving aanwezig, is aangetoond dat het plaatsgebonden risico kleiner is dan 10-6 per jaar;
  • c. ten aanzien van beperkt kwetsbare objecten, voor zover in de omgeving aanwezig, is aangetoond dat het plaatsgebonden risico kleiner is dan 10-6 per jaar of voldoende is gemotiveerd waarom van de norm van 10-6 per jaar mag worden afgweken;
  • d. het groepsrisico volwaardig wordt afgewogen, en
  • e. de belangen van externe veiligheid ook voor het overige niet onevenredig worden benadeeld.

32.1.4 Wijzigingsbevoegdheid
a Opheffen veiligheidszone - bevi

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - bevi' op te heffen, indien:

  • 1. de aanwezige risicovolle inrichting(en) gesaneerd is (zijn), of
  • 2. uit nader onderzoek is gebleken dat de aanwezige risicovolle inrichting buiten werking is gesteld.
b Verkleinen veiligheidszone - bevi

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - bevi' te verkleinen, indien:

  • 1. uit nader onderzoek gebleken is dat de contour voor het plaatsgebonden risico, namelijk 10-6 per jaar, als gevolg van een wijziging in een risicovolle inrichting kleiner is geworden;
  • 2. door een wijziging van de 'Regeling externe veiligheid inrichtingen' (Revi) de contour voor het plaatsgebonden risico, namelijk 10-6 per jaar, kleiner is geworden.

32.2 vrijwaringszone - weg

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 42.10.2 ten behoeve van het oprichten van bebouwing ten behoeve van de aldaar geldende bestemming voorzover de verkeersbelangen niet onevenredig worden aangetast, gehoord de wegbeheerder.

32.2.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede aangewezen voor een doelmatig en veilig beheer en de instandhouding van het wegverkeer.

32.2.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de voor deze gronden geldende bestemming(en), zoals opgenomen in Hoofdstuk 2, mogen geen bouwwerken worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg'.

32.2.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 32.2.2, indien:

  • a. in overeenstemming met de voor deze gronden geldende bestemming(en) wordt gebouwd;
  • b. de belangen van het wegverkeer niet onevenredig worden benadeeld, en
  • c. voorafgaand aan de vergunningverlening door het bevoegd gezag advies is ingewonnen bij de wegbeheerder.
32.3 geluidzone - industrie 1

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie 1' mag slechts geluidgevoelige bebouwing worden gerealiseerd, indien wordt voldaan aan de door Gedeputeerde Staten verleende ontheffingen van de wettelijke streefwaarde als bedoeld in artikel 66 respectievelijk artikel 68 van de Wet geluidhinder.

32.4 geluidzone - industrie 2

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie 2' mogen geen geluidsgevoelige objecten worden gerealiseerd, tenzij daarvoor door burgemeester en wethouders een hogere grenswaarde is vastgesteld.

32.5 geluidzone - industrie 3

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie 3' mogen geen geluidsgevoelige objecten worden gerealiseerd, tenzij daarvoor door burgemeester en wethouders een hogere grenswaarde is vastgesteld.

32.6 milieuzone - geurzone

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - geurzone' geldt dat de gronden naast de andere aangewezen bestemming(en), tevens zijn bestemd voor de bij het agrarisch bedrijf behorende geurzone.

Artikel 33 Algemene afwijkingsregels

33.1 Afwijkingsregels voor maten, afmetingen en percentages

Burgemeester en wethouders kunnen, behoudens voorzover reeds op grond van enige andere bepaling in dit plan is afgeweken, via een omgevingsvergunning afwijken van het in dit plan bepaalde ten aanzien van de in deze regels gegeven maten, afmetingen en percentages, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10%.

33.2 Algemene voorwaarden voor afwijkingen

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 33.1 dient het onderstaande in acht te worden genomen:

  • a. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. aan het stedenbouwkundige beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse mag geen afbreuk worden gedaan;
  • c. er mogen geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
  • d. de parkeerbalans in de directe omgeving mag niet in negatieve zin onevenredig worden beïnvloed;
  • e. de ruimtelijke ontwikkeling dient in overeenstemming te zijn met een goede ruimtelijke ordening;

Artikel 34 Algemene wijzigingsregels

34.1 Bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemmingsgrenzen op perceelsniveau wijzigen, voor zover:

  • a. de afwijking van geringe aard is, en
  • b. de afwijking noodzakelijk is in verband met de terreingesteldheid ter plaatse.

Artikel 35 Overige regels

35.1 Rangorde dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen

  • a. Voor zover dubbelbestemmingen en/of gebiedsaanduidigen geheel of gedeeltelijk samenvallen, geldt bij strijdigheid tussen de desbetreffende regels de volgende rangorde:
Dubbelbestemming
of gebiedsaanduiding  
Plaats in rangorde  
veiligheidszone - bevi   1  
vrijwaringszone - weg   2  
Leiding - Hoogspanningsverbinding   3  
Waarde - Archeologie   4  
Waterstaat - Waterlopen met een waterhuishoudkundige en/of waterstaatkundige functie   5  
Waterstaat - Waterberging   6  

  • b. Ten aanzien van de dubbelbestemming Archeologie: indien een bouwwerk wordt gebouwd, of een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden worden uitgevoerd binnen verschillende archeologische dubbelbestemmingen op een bouwperceel, gelden de meest strenge regels voor het gehele bouwperceel.
35.2 Andere wettelijke bepalingen

Voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luidden op het tijdstip van de vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 36 Overgangsrecht

36.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld het eerste lid met maximaal 10%;
  • c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
36.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 37 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Heerlerbaan en omgeving'.