Plan: | Locatie Bunthoef |
---|---|
Status: | voorontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0826.BSPhz4oosterhout-VO01 |
De gemeente Oosterhout en corporatie Thuisvester zijn samen voornemens het gebouw waar activiteitencentrum 'de Bunthoef' in gevestigd is, gelegen aan de Bloemenhof 2, te slopen en op deze locatie een nieuw gebouw te realiseren. In dit gebouw worden maximaal 75 appartementen gerealiseerd. Naast de woningen wordt tevens ruimte gegeven aan een activiteitencentrum, een parkeergarage en kleinschalige overige voorzieningen.
Het plangebied ligt in het huidige bestemmingsplan 'Oosterhout-Zuid 2017' (vastgesteld op 16 mei 2017). Binnen dit bestemmingsplan is de huidige bebouwing bestemd als 'Maatschappelijk'. Het terrein rondom het gebouw is bestemd als 'Verkeer' en 'Groen'. Voor het plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie' en de gebiedsaanduiding 'Milieuzone – Grondwaterbeschermingsgebied'. Het bouwen van woningen is niet toegestaan binnen de bestemming 'Maatschappelijk'. Er is daarom noodzaak een nieuw bestemmingsplan op te stellen.
Het plangebied van dit bestemmingsplan ligt in de wijk Oosterheide, aan de zuidzijde van het Oosterhoutse stadscentrum. Het plangebied omvat het huidige activiteitencentrum de Bunthoef en haar directe omgeving.
Het plangebied wordt aan de westzijde begrensd door de Burgemeester Holtroplaan en aan de zuidzijde door het parkeerterrein van Winkelcentrum Zuiderhout. Aan de noordzijde grenst het plangebied aan de Europaweg. In het oosten grenst het plangebied aan de Bloemenhof.
Figuur 1.1: Ligging plangebied binnen Oosterhout.
Voor het plangebied vigeert het bestemmingsplan Oosterhout-Zuid 2017. In de onderstaande tabel is deze weergegeven met de data van vaststelling door de gemeenteraad en de datum van het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan.
bestemmingsplan | vaststelling | onherroepelijk |
Bestemmingsplan Oosterhout-Zuid 2017 | 16-05-2017 | 21-07-2017 |
Figuur 1.2: Bestemmingen in Bestemmingsplan Oosterhout-Zuid 2017 (plangebied indicatief rood omlijnd weergegeven)
In het huidige plangebied gelden de volgende bestemmingen:
In hoofdstuk 2 worden het plangebied en de ontwikkeling nader beschreven. In hoofdstuk 3 wordt het plan getoetst aan het relevante beleid op nationaal, provinciaal en gemeentelijk niveau. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 het plan getoetst aan de diverse milieu- en omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 bevat een juridische toelichting van het bestemmingsplan en hoofdstuk 6 een beschrijving van de handhaafbaarheid. Tot slot wordt in hoofdstuk 7 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid toegelicht.
In dit hoofdstuk zijn de huidige en toekomstige situatie van het plangebied beschreven. Allereerst wordt de historie van het plangebied en de omgeving beschreven. Vervolgens wordt ingegaan op de huidige situatie en op de de herontwikkeling van het gebied.
De kern Oosterhout is ontstaan op de grens van zand- en kleigronden, op een kruising van landwegen. De kern Oosterhout heeft zich in eerste instantie ontwikkeld langs een aantal linten, die in een uitwaaierend patroon richting de kernen in de omgeving liepen. Op de kruising van de bebouwingslinten ontstond een groot dorp met van oorsprong een open ruimtelijke structuur. In de 19e eeuw vond rond de pleinen Markt en Heuvel verdichting van deze structuur plaats. Hier ontstond een centrumgebied waar handel en nijverheid zich vestigden.
Figuur 2.1: Historisch Oosterhout (Bron: Erfgoedkaart Oosterhout.)
Naast deze belangrijkste dorpskern ontwikkelden zich in het buitengebied verschillende buurtschappen en kleinere dorpen, die voornamelijk een agrarische functie hadden. Kenmerkend voor Oosterhout waren de wegen die in een sterpatroon samenkwamen op de Markt en de kern Oosterhout verbonden met de omliggende plaatsen zoals Breda, Geertruidenberg en Dongen. Het Wilhelminakanaal, dat werd voltooid in 1924, maakte verdere industrialisatie mogelijk. In 1919 werd reeds een haven in gebruik genomen. Deze lag ten westen van het centrum en hier kwamen enkele betonfabrieken. Door de verbeterde infrastructuur en de opkomende industrie en handel in de tweede helft van de 19e eeuw groeide de woningbehoefte in Oosterhout. Het bestaande centrumgebied werd verdicht en langs de voornaamste doorgaande wegen breidde de kern uit. De groei van Oosterhout vond in deze periode ongepland en zonder sturing plaats, waarbij de gronden tussen Markt en Heuvel verder werden bebouwd.
In de 20e eeuw zijn rondom het centrumgebied de eerste woonwijken aangelegd. Na de tweede wereldoorlog groeide Oosterhout explosief. In de jaren 50 van de vorige eeuw werden ten zuiden van de kern de wijken Slotjes Oost, Slotjes Midden en Slotjes West gerealiseerd. Deze nieuwe woonbuurten waren de eerste grootschalige planmatige uitbreidingen van Oosterhout, dat tot die tijd voornamelijk kleinschalige, incidentele groei had doorgemaakt. Het Slotjesveld, ten zuiden van de Ridderstraat, bleef vrij van woningbouwontwikkelingen, waardoor een groene plek in het stedelijk gebied ontstond.
In de jaren 60 van de vorige eeuw werd aan de zuidzijde van het Wilhelminakanaal de woonwijk Oosterheide gebouwd. Ook werd in deze periode de A27 aangelegd, in de jaren ’70 gevolgd door de A59. In de periode 1970-2000 vond de groei van Oosterhout met name plaats richting het noorden, waar de wijken Strijen en Dommelbergen werden ontwikkeld. De meest recente uitbreiding van de kern wordt gevormd door de wijk Vrachelen, gelegen aan de westzijde van het Wilhelminakanaal, welke met de realisering van de buurt De Contreie zijn voltooiing nadert. Oosterhout heeft zich ontwikkeld tot een kern die met name gekenmerkt wordt door de woongebieden uit verschillende tijdsperioden.
De huidige ruimtelijke structuur van Oosterhout wordt gedragen door ontsluitingswegen, die de kern opdelen in verschillende wijken en gebieden. Het centrumgebied, met de oorspronkelijke kenmerkende uitwaaierende wegenstructuur, wordt omsloten door verkeerswegen. Buiten het centrum zijn de historische routes in veel gevallen doorsneden ten behoeve van de aanleg van nieuwe woonwijken. Hierdoor zijn ze vaak niet meer herkenbaar aanwezig. De oorspronkelijke verkeersfunctie van deze routes is overgenomen door de recentere ontsluitingswegen. In artikel 4.4.1 en 4.4.2 wordt verder ingegaan op de cultuurhistorische en archeologische waarden binnen het plangebied.
De ontwikkeling ligt in de buurt Oosterheide, een ruim opgezette en groene wijk in het zuiden van Oosterhout. Oosterheide was de eerste grote uitbreidingswijk van Oosterhout, gebouwd in de jaren ’60 en ’70. In de loop der jaren zijn er allerlei voorzieningen gekomen in de wijk, zoals basisscholen en scholen voor voortgezet onderwijs, huisartsencentra, een zwembad en verschillende sportvoorzieningen. Ook de bekende Floraliatuinen liggen in Oosterheide.
Het plangebied ligt in een diverse omgeving. Ten zuiden van het plangebied is winkelcentrum Zuiderhout gevestigd, waar verscheidene winkels, horecagelegenheden en supermarkten gevestigd zijn. Ten westen van het plangebied, aan de overzijde van de Burgemeester Holtroplaan, liggen verscheidene sport-, onderwijs- en zorgvoorzieningen, alsook hoge woongebouwen. Ten noorden van het plangbied liggen onder andere het politiebureau Oosterhout en diverse vormen van bedrijvigheid. Ten oosten van het plangebied bevind zich woningbouw. Het plangebied bevind zich aan de kruising Burgemeester Holtroplaan - Europaweg, beide belangrijke ontsluitingswegen in de gemeente Oosterhout. De oprit naar de A27 snelweg (Breda - Utrecht - Almere) is binnen 1 kilometer van het plangebied gelegen.
Het grootste deel van het plangebied wordt beslagen door het bestaande gebouw waar het activiteitencentrum de Bunthoef in gevestigd is. Op deze maatschappelijke locatie organiseren buurtbewoners, verenigingen en clubs activiteiten voor mensen van alle leeftijden. Ook vindt in dit activiteitencentrum onder andere buurtbemiddeling, begeleiding van statushouders en een zomerschool voor senioren plaats. Aan de noordkant van het activiteitencentrum bevindt zich een groene openbare ruimte, bestaande uit een grasland met bomen, welke onderdeel is van het plangebied.
Figuur 2.2: Activiteitencentrum de Bunthoef met naastgelegen groenstrook
Figuur 2.3: Activiteitencentrum de Bunthoef met nabijgelegen parkeerterrein
Figuur 2.4: Activiteitencentrum de Bunthoef
De ontwikkeling in het kort
In het plangebied is een herontwikkeling gepland. De huidige bebouwing, waar activiteitencentrum de Bunthoef in is gevestigd, wordt gesloopt en er wordt een nieuw gebouw gerealiseerd. In dit gebouw worden maximaal 75 appartementen ontwikkeld. De doelgroep van de woningen zijn hoofdzakelijk één- en tweepersoonshuishoudens. Naast de appartementen worden een activiteitencentrum en een parkeervoorziening ontwikkeld. Er wordt tevens ruimte geboden voor andere kleinschalige voorzieningen op de begane grond van het gebouw, zoals dienstverlening, detailhandel of een kantoor.
Voorkeursscenario
Er is een scenariostudie uitgevoerd, waarin diverse ontwerpen voor het nieuw te bouwen gebouw zijn onderzocht. In deze studie is onder andere gekeken naar een goede inpassing van het gebouw in de omgeving, het zoveel mogelijk behouden van groen en bomen en een goede en veilige ontsluiting van het plangebied. Uit de scenariostudie is een voorkeursscenario naar voren gekomen. Dit voorkeursscenario vormt de basis voor onderhavig bestemmingsplan. Echter, het scenario wordt nog verder uitgewerkt naar een bouwplan, waarin het ontwerp op detailniveau nog kan wijzigen. Onderstaand is het voorkeursscenario nader beschreven.
In het voorkeursscenario is het gebouw zoveel mogelijk aan de zuidoostzijde van het plangebied gesitueerd. Aanleiding hiervoor is onder andere de geluidssituatie en het zoveel mogelijk behouden van de groene openbare ruimte in het noorden en westen van het plangebied. Het gebouw bestaat uit verschillende onderdelen, namelijk:
Figuur 2.5: (Indicatieve) schematische doorsnede van het voorkeursontwerp
Wonen
De woningen die in het plangebied ontwikkeld worden zijn uitsluitend sociale huurwoningen. De woningen worden uitsluitend in gestapelde vorm gerealiseerd. Iedere woning wordt voorzien van een berging. De woningen zijn ingesteld op grotendeels 1- en 2-persoonshuishoudens.
Verkeer en parkeren
Een voorwaarde voor deze ontwikkeling is het realiseren van voldoende parkeergelegenheid. Hiervoor zijn een aantal eisen opgesteld. Allereerst moet het aantal parkeerplekken voor het winkelcentrum Zuiderhout gelijk blijven vergeleken met de huidige situatie. Daarnaast geldt er een parkeernorm van 1,0 parkeerplaats en 2,0 fietsparkeerplekken per appartement. Voor de bewoners van de appartementen wordt een parkeervoorziening gerealiseerd. In het openbaar gebied worden nog tien tot twaalf parkeerplaatsen gerealiseerd. Deze parkeerplaatsen zijn bedoeld voor de bezoekers van de bewoners van het gebouw. Net als in de huidge situatie kunnen bezoekers en medewerkers van activiteitencentrum de Bunthoef gebruik maken van het openbare parkeerterrein bij het winkelcentrum Zuiderhout.
Ten behoeve van de parkeergarage wordt een ontsluitingsweg gerealiseerd, welke via het parkeerterrein van Winkelcentrum Zuiderhout ontsloten wordt op de Burgemeester Holtroplaan. Verder worden er enkel voetpaden gerealiseerd in het plangebied. Een nadere toelichting van het aspect verkeer en parkeren is te vinden in paragraaf 4.1.1.
Groen, duurzaamheid en klimaatadaptatie
De groene openbare ruimte ten noorden van de bebouwing zal deels intact blijven. Echter, omdat het gebouw, inclusief parkeervoorziening, een groter vloeroppervlak heeft dan de bestaande bebouwing ter plaatse, zal een gedeelte van de groenvoorziening verloren gaan. Er zullen tevens bomen gekapt moeten worden voor de realisatie van de bebouwing. Bij het uitwerken van het plan wordt er naar gestreefd om het ontwerp zo te maken dat er zo min mogelijk bomen gekapt hoeven te worden. Er wordt dan ook een Bomeneffectanalyse (BEA) opgesteld. Als er bomen gekapt worden, dienen deze te worden gecompenseerd conform de Richtlijn Bomencompensatie van de gemeente Oosterhout
Er wordt gestreefd naar een duurzame ontwikkeling. De ontwikkeling wordt volledig gasloos. Er wordt gebruik gemaakt van duurzame energiebronnen zoals een warmtepomp en zonnepanelen. Het gebouw voldoet aan de BENG-eisen.
In het kader van klimaatadaptatie stelt de gemeente Oosterhout eisen omtrent waterberging aan nieuwe ontwikkelingen. In paragraaf 4.2 wordt nader ingegaan op de uitwerking van de wateropgave in dit plangebied. Het plangebied zal via een leidingstelsel worden aangesloten op een reeds bestaande infiltratievoorziening in de omgeving van het plangebied, waardoor bij piekbuien wateroverlast voorkomen kan worden.
Bezonning
De geplande ontwikkeling heeft invloed op de woningen in de directe omgeving. Voor de ontwikkeling is een schaduwstudie gemaakt. In figuur 2.6 is de schaduwstudie weergegeven. In de studie is de schaduw van het gebouw tijdens 4 seizoenen en 3 tijdstippen op een dag te zien. Door de situering van de hoogbouw aan de Burgemeester Holtroplaan is de impact van de schaduw op de bestaande woningen in de Bloemenhof en Tulpenlaan minimaal.
De schaduw die als eerste de woningen in de directe omgeving zal raken is van het lagere deel van het nieuw te ontwikkelen gebouw.
Figuur 2.6: Bezonningsstudie (bron: LOS Stadomland)
Toetsingskader
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte in werking getreden. Deze structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau.
Figuur 3.1: Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Het Rijk heeft drie doelen centraal gesteld voor de middellange termijn (2028):
Toetsing
Het plangebied is niet gelegen in een gebied waarvoor van rijkswege belangen gelden zoals opgenomen in de SVIR.
Conclusie
De SVIR staat niet in de weg aan de uitvoering van het bestemmingsplan.
Vanaf 2022 treedt naar verwachting de nieuwe Omgevingswet in werking. De Omgevingswet bundelt een aantal wetten over de leefomgeving. Daarbij hoort ook één Rijksvisie op de leefomgeving: de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). De NOVI biedt een (duurzaam) toekomstperspectief op onze leefomgeving. Dit komt samen in vier prioriteiten:
Toetsing
Bij de herontwikkeling van de Bunthoef en haar omgeving is rekening gehouden met klimaatadaptatie en energietransitie. Het gebouw wordt gasloos gebouwd en voorzien van zonnepanelen. Daarnaast wordt er voorzien in waterberging die piekbuien in de toekomst, als gevolg van klimaatverandering, kan opvangen.
Conclusie
De Nationale Omgevingsvisie staat niet in de weg aan de uitvoering van het bestemmingsplan.
Toetsingskader
De wetgever heeft in de Wet ruimtelijke ordening, ter waarborging van nationale en provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien nationale of provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) respectievelijk provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn de 14 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. In het Barro komen de volgende veertien nationale belangen terug:
Toetsing
De boogde ontwikkeling is niet in strijd met de nationale belangen zoals omschreven in de Barro.
Conclusie
Het Barro staat niet in de weg van de uitvoering van dit bestemmingsplan.
Toetsingskader
Per 1 oktober 2012 is in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in artikel 3.1.6 een lid 2 ingevoegd waarin een motiveringsplicht is opgenomen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen in bestemmingsplannen. In de toelichting van het bestemmingsplan moet hiervoor een verantwoording plaatsvinden aan de hand van de 'ladder voor duurzame verstedelijking' (de ladder).
Bij de ladder voor duurzame verstedelijking wordt als eerste bepaald of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Hierbij geldt dat voor woningbouwlocaties vanaf twaalf woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling die ladderplichtig is. In onderhavige situatie worden meer dan twaalf woningen gerealiseerd. Daarmee kan worden geconcludeerd dat er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Omdat sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, moet worden gekeken naar de behoefte. Deze behoefte moet worden bepaald binnen het ruimtelijk verzorgingsgebied van de (woningbouw)ontwikkeling.
Op de begane grond van het gebouw zijn maatschappelijke voorzieningen mogelijk. Deze voorzieningen zijn nu al aanwezig binnen het plangebied en zijn in het geldende bestemmingsplan ook als zodanig bestemd. Zodoende is er voor het maatschappelijke gedeelte van het ontwikkelplan geen ladderonderbouwing vereist.
Toetsing
Kwantitatieve behoefte
Voor de gemeente Oosterhout is in 2019 een marktonderzoek naar de woningbehoefte uitgevoerd door Fakton ('De Oosterhoutse woningbehoefte', 2019). Op basis van het onderzoek is gebleken dat de totale behoefte naar nieuwbouwwoningen in Oosterhout 239 woningen per jaar kent. Ook komt uit cijfers van Primos naar voren dat het aantal huishoudens in Oosterhout in de periode 2020-2030 met 1950 huishoudens groeit. Het voorgenomen bouwprogramma past daarmee binnen de gemeentelijke kwantitatieve vraag naar woningen.
In 'De bevolkings- en woningbehoefteprognose Noord-Brabant - Actualisering 2020' is een beeld geschetst van enkele actuele ontwikkelingen op de woningmarkt in Noord-Brabant. Naast de regionale plancapaciteit komt ook een aantal vraagstukken en opgaven rond de aansluiting van vraag en aanbod op de regionale woningmarkt aan bod. Op dit moment blijft de gerealiseerde woningbouw achter op de geprognosticeerde woningbouwopgave. Voor de Subregio Breda e.o , waar Oosterhout onderdeel van uitmaakt, is de prognose dat de woningvoorraad zal groeien met 14.765 woningen tussen 2020 en 2030 naar een totaal van 181.700 woningen. Deze woningbouwprognose van de subregio is weer verder doorvertaald per gemeente. Hierbij geldt voor de gemeente Oosterhout een groeiprognose van 1.595 woningen in de periode 2020 - 2030. Dit is een groei van ongeveer 160 woningen per jaar tussen de jaren 2020 - 2030.
Aan de hand van de 'Monitor bevolking en wonen' (2020) is de kwantitatieve woningbehoefte voor Oosterhout geactualiseerd. In de onderstaande tabel is het huidig aantal woningen en de plancapaciteit in de gemeente Oosterhout opgenomen. Voor de gemeente geeft de indicator harde plancapaciteit aan dat de woningvraag met 96% ingevuld kan worden met de harde planvoorraad. Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat in Oosterhout een kwantitatieve behoefte aan nieuwe woningen bestaat.
Vanuit de provincie wordt vooral gestuurd op realisatie en niet alleen op plannen. Voor voortgang van de woningbouw is het hierbij essentieel, dat gemeenten voor de korte termijn steeds over (ruim) voldoende hard planaanbod beschikken, aansluitend op de actuele vraag en op geschikte plekken waar de woningen snel in aanbouw kunnen worden genomen. Hiermee wordt voortgang van de woningbouw van jaar op jaar gewaarborgd (Bron: De bevolkings- en woningbehoefteprognose Noord-Brabant - Actualisering 2020).
Feitelijke woningvoorraad gemeente Oosterhout 2020 | 25.160 |
Totale plancapaciteit per 2020 | 2.540 |
Harde plancapaciteit per 2020 | 1.880 |
Zachte plancapaciteit per 2020 | 660 |
*Monitor bevolking en wonen d.d. september 2020
Kwalitatieve behoefte
De jaarlijkse vraag naar woningen in Oosterhout bestaat voor het grootste gedeelte uit de productsegmenten meergezinshuurwoningen en eengezinskoopwoningen. Oosterhout kent een hoge vraag naar de woonmilieus 'levendige stadswijk' en 'woonwijk met laag- en hoogbouw'. Hierbij is betaalbaarheid een belangrijk thema: er is een grote vraag naar woningen met een huurprijs onder de eerste aftoppingsgrens (huurtoeslaggerechtigden). Daarnaast is er sprake van een groeiend aandeel één- en tweepersoonshuishouden in zowel de gemeente als de regio (CBS, 2021; Primos, 2021).
De locatie van het plangebied ligt ten zuiden van het centrum van Oosterhout. Het woningbouwprogramma bestaat uit de realisatie van appartementen. Dit zijn uitsluitend sociale huurwoningen, waarvan een deel onder de eerste aftoppingsgrens verhuurd wordt.
Met de beoogde ontwikkeling wordt derhalve rekening gehouden met de vraag naar meergezinswoningen en appartementen die geschikt zijn voor relevante doelgroepen. Hiermee wordt aangetoond dat de beoogde ontwikkeling voorziet in een kwalitatieve behoefte. Daarmee wordt voor dat aspect voldaan aan de Ladder.
Conclusie
Met de realisatie van de beoogde ontwikkeling is sprake van een ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied, waarmee wordt voorzien in een kwalitatieve en kwantitatieve behoefte. De ontwikkeling voldoet aan de ladder voor duurzame verstedelijking.
Toetsingskader
Op 14 december 2018 hebben de Provinciale Staten de omgevingsvisie Noord Brabant 'De kwaliteit van Brabant, Visie op de Brabantse leefomgeving' vastgesteld. Deze omgevingsvisie vervangt de voorheen geldende structuurvisie ruimtelijke ordening 2010 en de partiële herziening 2014. Met de omgevingsvisie formuleert de provincie haar ambitie over hoe de Brabantse leefomgeving er in 2050 uit moet zien. Daarbij stelt zij tussendoelen voor 2030, maar legt nu nog niet vast hoe zij die doelen wil bereiken. De provincie wilt daarmee ruimte bieden voor inbreng vanuit partijen en disciplines. Om hiermee aan de slag te gaan is volgens de provincie een verdere uitwerking van de ambities nodig in de vorm van programma's.
Met de visie geeft de provincie aan wat zij belangrijk vindt voor de verbetering en duurzame ontwikkeling van Brabant. Daarbij legt zij de focus op vier hoofdopgaven voor de middellange en lange termijn: werken aan energietransitie, een klimaat proof Brabant, de slimme netwerkstad en een concurrerende duurzame economie. Deze vier hoofdopgave staan ten dienste van de basis opgaven: werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit. Om te komen tot de slimme netwerkstad richt de provincie zich op duurzame verstedelijking. Zij wil daarin richting geven door middel van het bevorderen van regionale afspraken, het sturen op zorgvuldig ruimtegebruik en het periodiek opstellen van prognoses. Verder wil zij een actieve rol spelen om beweging te stimuleren (o.a. door samen te werken bij gebiedsopgaven en bij het opstellen van uitvoeringsprogramma's) en gewenste ontwikkelingen mogelijk te maken.
Toetsing
De beoogde ontwikkeling voorziet in de herstructurering van gronden ten behoeve van onder andere woningbouw en de realisatie van maatschappelijke voorzieningen op een binnenstedelijke locatie. Daarmee wordt ingespeeld op het streven naar concentratie van verstedelijking en zorgvuldig ruimtegebruik.
De provincie vindt het belangrijk dat er in Noord-Brabant verschil blijft tussen de steden en de kernen in het landelijk gebied. De provincie wil dat er verschillende kwaliteiten worden ontwikkeld voor wonen en werken rond de steden en in het landelijk gebied. Met de onderhavige ontwikkeling wordt een nieuw (woon)gebied ontwikkeld met diverse functies, zijnde 'maatschappelijk' en 'wonen'.
Conclusie
Het voorliggende bestemmingsplan is in overeenstemming met de Omgevingsvisie Noord-Brabant
Toetsingskader
De Interim omgevingsverordening Noord-Brabant (Iov) integreert regels uit zes provinciale verordeningen (waaronder de Verordening ruimte Noord-Brabant). De Iov is op 6 november 2019 in werking getreden. De Iov bevat regelgeving die anticipeert op de komst van de Omgevingswet en kan gezien worden als een uitwerking van de ambities uit de Brabantse Omgevingsvisie in regels.
De Iov heeft een beleidsneutraal karakter. Dat houdt in dat in de Iov geen nieuwe beleidswijzigingen zijn doorgevoerd, tenzij dit nieuwe beleid reeds was opgenomen in vastgestelde beleidsdocumenten. De Iov is een interimdocument en daarmee een tussenstap naar een definitieve provinciale omgevingsverordening. Gelet op het beleidsneutrale karakter van de Iov komt de regelgeving uit de Verordening ruimte Noord-Brabant terug in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant.
Toetsing
In het Iov is het plangebied aangewezen als stedelijk gebied en concentratiegebied. Binnen het stedelijk gebied zijn stedelijke ontwikkelingen toegestaan. Er dient echter wel een toets plaats te vinden aan Artikel 3.42 Duurzame stedelijke ontwikkeling. In deze paragraaf is de ontwikkeling getoetst aan de regels van de Iov.
Artikel 3.42 Duurzame stedelijke ontwikkeling
Een bestemmingsplan dat voorziet in de ontwikkeling van een stedelijke ontwikkeling (wonen, werken of voorzieningen) dient binnen het 'Stedelijk gebied' gelegen te zijn. Het plangebied ligt binnen het 'Stedelijk gebied'. Daarnaast dient het volgende onderbouwd te worden:
Onderstaand zijn de onderbouwingen opgenomen voor de bovenstaande twee bepalingen.
Lid 1 Regionale afspraken
De regionale afspraken op het gebied van woningbouw zijn geclusterd in de Brabantse Agenda Wonen. In deze agenda zijn vier actielijnen beschreven:
De voorgenomen ontwikkeling draagt bij aan de actielijnen, met name aan actielijn 1 en 3. Er is sprake van een duurzame verstedelijking. Dit is onderbouwd in paragraaf 3.1.4, Ladder voor duurzame verstedelijking. Uit deze toets is gebleken dat er een ruime behoefte bestaat naar gestapelde meergezinswoningen en sociale huurwoningen (onder de eerste aftoppingsgrens). Dit bestemmingsplan maakt uitsluitend deze woonvorm mogelijk. Er is daarom sprake van een vraaggericht aanbod van woningen.
Tevens is op 9 juli het 'Regionaal perspectief op wonen en woningbouw 2021' vastgesteld. In dit document zijn regionale afspraken rondom woningbouw vastgelegd voor nieuwe woningbouwprojecten. Eén van uitgangspunten uit het regionaal perspectief is het samenwerken van gemeenten met partijen zoals woningbouwcorporaties. Deze ontwikkeling geeft hier invulling aan.
Lid 2 Duurzame stedelijke ontwikkeling
Een duurzame stedelijke ontwikkeling voor wonen, werken of voorzieningen:
Onderstaand wordt ingegaan op alle bepalingen opgenomen in lid 2.
Bevordert een goede omgevingskwaliteit
Met de beoogde ontwikkeling worden geen cultuurhistorische waarden aangetast. De beoogde ontwikkeling is aanvaardbaar en gewenst, omdat de programmering van de ontwikkeling bijdraagt aan de kwalitatieve en kwantitatieve behoefte van de gemeente Oosterhout. Er is sprake van een veilige en gezonde leefomgeving. Uit onderzoek is gebleken dat externe veiligheid geen belemmering vormt voor de ontwikkeling. Tevens is de ontwikkeling verkeersveilig gebleken. Op het gebied van gezondheid is er onderzoek gedaan naar belangrijke aspecten zoals geluid, luchtkwaliteit en stikstof. Deze aspecten vormen geen vermindering van de omgevingskwaliteit.
Bevordert zorgvuldig ruimtegebruik
Vanwege zorgvuldig ruimtegebruik is nieuwvestiging van stedelijke functies in het buitengebied in principe niet toegestaan. Daarnaast dient bij stedelijke ontwikkelingen toepassing gegeven te worden aan artikel 3.1.6, tweede lid, Besluit ruimtelijke ordening (ladder voor duurzame verstedelijking). In paragraaf 3.1.4 van de toelichting is onderbouwd dat dit bestemmingsplan past binnen de kaders van de ladder voor duurzame verstedelijking. De beoogde ontwikkeling voorziet namelijk in de herstructurering van gronden ten behoeve van woningbouw en verschillende voorzieningen op een binnenstedelijke locatie. Daarmee wordt ingespeeld op het streven naar concentratie van verstedelijking en zorgvuldig ruimtegebruik.
Geeft invulling aan gebruik van duurzame energie
Er is in het ontwerp van de ontwikkeling rekening gehouden met de productie van duurzame energie. Het dakvlak van de hoge bebouwing zal gebruikt worden voor de plaatsing van zonnepanelen. Daarnaast wordt het gebouw volledig gasloos gerealiseerd.
Houdt rekening met klimaatverandering
De ontwikkeling houdt rekening met klimaatverandering. Als gevolg van klimaatverandering kunnen er in de toekomst vaker piekbuien ontstaan. Dit zijn zeer heftige regenbuien waarbij er in korte tijd extreem veel regen valt. De gemeente Oosterhout speelt reeds in op klimaatverandering door strikte eisen te stellen aan nieuwe ontwikkelingen. De afstroom van alle verharding in een gebied, ook als de totale verharding gelijk blijft, dient bij wijziging gecompenseerd te worden. Voor al de verharding moet:
Er is een onderzoek uitgevoerd naar de meest geschikte wijze om invulling te geven aan deze bergingseis. In paragraaf 4.2 wordt hier nader op ingegaan.
Geeft invulling aan duurzame mobiliteit
De voorgenomen ontwikkeling geeft invulling aan duurzame mobiliteit. Er worden, per woning, twee fietsparkeerplaatsen gerealiseerd voor de bewoners van het gebouw. Daarnaast wordt er een lagere parkeernorm gehanteerd (1,0) dan de parkeernorm die is opgenomen in de nota parkeernormen (1,7). Dit stimuleert het niet gebruiken van non-duurzame mobiliteit, en is mogelijk omdat er op wandel- en fietsafstand van het plangebied alle dagelijkse voorzieningen aanwezig zijn. Daarnaast past dit bij de beoogde doelgroep. Ook ligt er naast het te realiseren woongebouw een hoogwaardig openbaar vervoer halte die in noodzakelijke mobiliteit voorziet.
Draagt bij aan een duurzame, concurrerende economie
Met de realisatie van de beoogde ontwikkeling is sprake van een ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied, waarmee wordt voorzien in een kwalitatieve en kwantitatieve behoefte. De ontwikkeling draagt bij aan het voortbestaan van maatschappelijke voorzieningen in de omgeving, waardoor het bij draagt aan een aantrekkelijke woonomgeving, wat goed is voor de (lokale) economie.
Artikel 2.7 Verboden activiteiten Grondwaterbeschermingsgebied
In de IOV is een opsomming opgenomen met activiteiten en handelingen die verboden zijn binnen een grondwaterbeschermingsgebied. Het betreft de volgende activiteiten:
De ontwikkeling maakt geen activiteiten mogelijk die vallen onder de verboden activiteiten binnen grondwaterbeschermingsgebieden.
Artikel 2.8 Meldingsplichtige activiteiten Grondwaterbeschermingsgebied
Naast verboden activiteiten is er in de IOV een opsomming met meldingsplichtige activiteiten opgenomen. Deze activiteiten zijn onder voorwaarden toegestaan. Het betreft de volgende activiteiten:
Van activiteit a is geen sprake. Activiteit b wordt tevens niet mogelijk gemaakt in dit bestemmingsplan. Er is in de regels een maximale verticale bouwdiepte van 3 meter vastgelegd. Van activiteiten c en d is tevens geen sprake. Er stroomt geen water van gebouwen of verharde wegen af op de bodem. Het water wordt gecontroleerd afgevoerd naar een waterbergingsvoorziening ('Lidl-bak') in de omgeving van het plangebied.
Van activiteit e is wel sprake. Er worden 12 openbare parkeerplaatsen gerealiseerd langs de ontsluitingsweg. De voorwaarden voor het mogen realiseren van een permanent parkeerterrein in een grondwaterbeschermingsgebied zijn opgenomen in Artikel 2.14. Onderstaand wordt hier nader op ingegaan. Van de activiteiten f en g is geen sprake.
Artikel 2.14 Meldingsplicht permanent parkeerterrein Grondwaterbeschermingsgebied
Het is toegestaan een permanent parkeerterrein in te richten of te hebben als aan één van de volgende voorwaarden is voldaan en daarvoor een melding is gedaan:
Er wordt voldaan aan voorwaarde a. Het afstromend hemelwater van de parkeerplaatsen wordt gecontroleerd afgevoerd naar de waterbergingsvoorziening ('Lidl-bak') in de omgeving van het plangebied. Er zal een melding worden gedaan van deze activiteit.
Conclusie
Het voorliggende bestemmingsplan is in overeenstemming met de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant.
Toetsingskader
Het waterschap Brabantse Delta is verantwoordelijk voor het waterbeheer in de gemeente op basis van de volgende wettelijke kerntaken: het zuiveringsbeheer, watersysteembeheer, beheer van dijken en beheer van vaarwegen. Het watersysteembeheer -waaronder grondwater- heeft daarbij twee doelen: zowel de zorg voor gezond water als de zorg voor voldoende water van voldoende kwaliteit.
Het beleid en de daarmee samenhangende doelen van het waterschap zijn opgenomen in het waterbeheerplan 2016-2021, wat tot stand is gekomen in samenspraak met de waterpartners. Zo zijn bijvoorbeeld relevante waterthema's gekoppeld aan de belangrijkste ruimtelijke ontwikkelingen in de regio.
Daarnaast heeft het waterschap waar nodig nog toegespitst beleid en beleidsregels op de verschillende thema's/speerpunten uit het waterbeheersplan en heeft het waterschap een eigen verordening; De Keur en de legger. De Keur bevat gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. De legger geeft aan waar de waterstaatswerken liggen, aan welke afmetingen en eisen die moeten voldoen en wie onderhoudsplichtig is. Veelal is voor deze ingrepen een watervergunning van het waterschap benodigd. De Keur is onder andere te raadplegen via de site van waterschap Brabantse Delta.
Het waterschap hanteert bij nieuwe ontwikkelingen het principe van waterneutraal bouwen, waarbij gestreefd wordt naar het behoud of herstel van de 'natuurlijke' waterhuishoudkundige situatie. Vanwege dit principe wordt bij uitbreiding van verhard oppervlak voor de omgang met hemelwater uitgegaan van de voorkeursvolgorde infiltreren, bergen, afvoeren. De technische eisen en uitgangspunten voor het ontwerp van watersystemen zijn opgenomen in de 'beleidsregel Afvoer hemelwater door toename en afkoppelen van verhard oppervlak, en de hydrologische uitgangspunten bij de keurregels voor afvoeren van hemelwater'.
Toetsing
Door middel van de watertoets ziet het waterschap toe op de uitvoering van hun beleid. De watertoets zorgt er voor dat bij alle ruimtelijke plannen aandacht is voor de kwaliteit en kwantiteit van water. De watertoets is verplicht bij alle plannen voor zowel landelijk en stedelijk gebied. De gemeente doorloopt met het waterschap en de provincie Noord-Brabant het watertoetsproces, dat bestaat uit advisering, toetsing en goedkeuring door het waterschap. Hiermee wordt gewaarborgd dat bij nieuwe ontwikkelingen het waterbeheer wordt meegenomen.
De watertoets krijgt vorm via het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Met de watertoets wordt beoordeeld of aan het beleid van het waterschap wordt voldaan. In paragraaf 4.2 wordt hier nader op ingegaan.
Conclusie
Middels de watertoets, uiteengezet in paragraaf 4.2, kan gesteld worden dat er in het plangebied een watercompensatie moet worden toegepast van 210 m3 of 120 m3 , afhankelijk van hoeveelheid gesloten en open berging. Het voorgenomen ontwerp heeft verder geen negatieve impact op het omliggende watersysteem en voldoet aan de gestelde eisen. Hiermee voldoet de beoogde ontwikkeling aan het geldende waterbeleid.
Toetsingskader
In de Toekomstvisie 2030 wordt een beeld geschetst van het Oosterhout van 2030. Deze toekomstvisie vormt de basis voor de omgevingsvisie die momenteel wordt opgesteld. De toekomstvisie biedt een toekomstperspectief waar de gemeente Oosterhout naar toe wil werken. Voor verschillende onderwerpen zijn ambities en opgaven benoemd. In de toekomstvisie wordt op alle gemeentelijke beleidsterreinen een wensbeeld van de gemeente geschetst. Relevante kernpunten uit de visie zijn:
Toetsing
Met dit project wordt een bijdrage geleverd aan de realisatie van de Toekomstvisie Oosterhout 2030. In de Toekomstvisie Oosterhout 2030 wordt het belang aangegeven van wonen en ontmoeten. De doelstelling van de beoogde ontwikkeling is het realiseren van niet alleen woningen, maar ook het herontwikkelen van de maatschappelijke functie op deze locatie. Zo wordt aan de kernpunten wonen en ontmoeten uit de Toekomstvisie Oosterhout 2030 invulling gegeven in de beoogde ontwikkeling. Een deel van het bestaande groen in het plangebied zal verwijderd worden voor de realisatie van de ontwikkeling. Hierbij worden tevens bomen gekapt. De beschermde bomen in de APV worden gecompenseerd, waarbij gestreefd wordt om bomen te compenseren in de omgeving van het plangebied.
Conclusie
De beoogde ontwikkeling draagt bij aan de Toekomstvisie Oosterhout 2030.
De gemeente heeft 23 november 2021 de Omgevingsvisie Oosterhout vastgesteld. In deze visie zijn in samenspraak met inwoners de belangrijkste opgaven voor Oosterhout benoemd. Opgaven waar de gemeente Oosterhout samen met de dorpen, wijken en buurten verder invulling aan gaat geven.
In deze visie worden de opgaven geconcretiseerd en uitgewerkt, zowel naar thema's als naar de verschillende wijken en gebieden binnen de gemeente. Hierdoor ontstaat een overzicht en een samenhangend beeld over welke opgaven er liggen om te komen tot het in de Oosterhoutse ''Toekomstvisie 2030'' geschetste toekomstperspectief. Naast de Toekomstvisie liggen ook het gemeentelijk beleid, opgaven voortvloeiend uit (nieuwe) wet- en regelgeving en nieuwe maatschappelijke opgaven (zoals de energietransitie) aan de basis van deze Omgevingsvisie.
De Omgevingsvisie nodigt uit, inspireert en geeft de kaders om ontwikkelingen op een Oosterhoutse wijze plaats te laten vinden. De Omgevingsvisie wordt gebruikt om te 'toetsen' of ontwikkelingen die op de gemeente afkomen, bijdragen aan de Oosterhoutse ambities.
Voor de gemeente Oosterhout zijn de volgende koepelthema's van belang:
Bij het voorliggende bestemmingsplan is rekening gehouden met de Omgevingsvisie Oosterhout. Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op het deelgebied 'Oosterheide en omringend buitengebied', weergegeven in figuur 3.2.
De visie beschrijft voor het deelgebied 'Oosterheide en omringend buitengebied' de volgende opgaven:
Figuur 3.2: Plankaart Omgevingsvisie Oosterheide en omringend Buitengebied, inclusief aanduiding planlocatie.
Toetsing
Het plangebied is in de Omgevingsvisie aangeduid als aantrekkelijk woongebied, met aantrekkelijke compacte voorzieningenconcentratie en aandachtsgebied voor wijkgericht werken. Met de herontwikkeling van het activiteitencentrum en de realisatie van woonappartementen wordt een waardevolle bijdrage geleverd ten aanzien van de versterking van maatschappelijke voorzieningen en uitbreiding van het woningaanbod. Het plangebied ligt nabij verscheidene voorzieningen en is goed ontsloten door de aanwezige verkeersinfrastructuur en openbaar vervoersvoorzieningen. Woningbouw op deze locatie voorziet daardoor in meer woningen met een goede bereikbaarheid, mobiliteit en toegankelijkheid. De ontwikkeling wordt ingepast in het bestaand stedelijk gebied en sluit aan bij de beleidsdoelen ten aanzien van leefbaar, gezond en aantrekkelijk wonen.
De ontwikkeling is tevens gelegen aan een groene ruggengraat van Oosterheide, welke in de Omgevingsvisie is aangeduid voor behoud en versterking van de bestaande groenstructuur. Deze ruggengraat bevindt zich aan de westzijde van het plangebied, langs de Burgemeester Holtroplaan. De bomen langs de Burgemeester Holtroplaan blijven behouden.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling past binnen de Omgevingsvisie Oosterhout.
Toetsingskader
De coalitiepartners hebben voor de periode 2018-2022 het bestuursakkoord 'Samen op weg naar 2030' opgesteld. Hierin zijn doelstellingen uitgewerkt op de thema's Financiën, Sociaal Domein, Economie en werkgelegenheid, De levendige gemeente, Ruimtelijke ontwikkeling en Burger en bestuur. Hierna wordt ingegaan op de relevante onderdelen uit het thema Wonen, ruimtelijke ordening en openbare ruimte.
Wonen, ruimtelijke ordening en openbare ruimte
In het bestuursakkoord wordt gesteld dat Oosterhout gebaat is bij een gevarieerd woningaanbod, dat rekening houdt met de wensen en behoeften van verschillende doelgroepen (met name in de gemeente woonachtige ouderen), maar dat tegelijkertijd aantrekkelijk is voor nieuwe inwoners (met name jongeren/gezinnen met jonge kinderen). Om draagvlak voor de bestaande voorzieningen te behouden en de dynamiek in de samenleving te borgen, is het van belang dat Oosterhout in trek blijft bij jongeren en (jongere gezinnen). Er wordt dus ook gebouwd voor een toekomstbestendig en vitaal Oosterhout.
Oosterhouters hechten waarde aan een groene en open woonomgeving. Bij plannen voor woningbouw binnen het bestaand stedelijk gebied (inbreidingslocaties) is het behoud hiervan een belangrijk uitgangspunt.
Een kwalitatief goede openbare ruimte draagt niet alleen bij aan een positief beeld van de gemeente, het is ook een uitnodiging aan de inwoners om medeverantwoordelijkheid te nemen om de openbare ruimte schoon en netjes te houden.
Toetsing
De ontwikkeling vindt binnenstedelijk plaats. Er worden maximaal 75 appartementen gerealiseerd. Dit zijn uitsluitend betaalbare woningen (sociale huurwoningen). Een gedeelte wordt gerealiseerd onder de eerste aftoppingsgrens. De doelgroep van de woningen zijn één- en tweepersoonshuishoudens. Dit kunnen jongeren zijn, maar ook ouderen. Er bestaat een ruime behoefte aan betaalbare woningen voor deze doelgroepen in Oosterhout.
Voor de realisatie van de ontwikkeling dienen bomen gekapt te worden. Hiermee gaat een gedeelte van het aanwezige groen verloren. De bomen die beschermd zijn in de APV worden gecompenseerd in de omgeving van het plangebied, zodat het groene karakter van de omgeving behouden blijft. Het gebouw wordt gedeeltelijk voorzien van een groen dak. Voor het kappen van de bomen is een belangenafweging gemaakt. Het belang van het realiseren van woningbouw weegt in dit geval zwaarder dan het belang van het behoud van de twee boomgroepen.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling is niet in strijd met het Bestuursakkoord.
Toetsingskader
In 2016 is de gemeentelijke woonvisie geactualiseerd. De aanleiding voor het actualiseren is dat zich op het gebied van het wonen en aangrenzende beleidsvelden sinds 2011 veel veranderingen hebben voorgedaan die hun weerslag hebben op het wonen. De woningmarkt is veranderd ten gevolge van de economische crisis én binnen de corporatiesector hebben zich tal van ontwikkelingen voorgedaan. De invoering van de gewijzigde Woningwet op 1 juli 2015 is bepalend voor de corporatiesector en hiermee het te voeren woonbeleid. Corporaties dienen volgens de wet terug te keren naar hun kerntaak, namelijk het bouwen, verhuren en beheren van sociale huurwoningen. Daarnaast heeft de transitie in de Wmo door de scheiding van wonen en zorg directe gevolgen voor het wonen.
De in te zetten richting van de Woonvisie 2016-2021 is onderbouwd op basis van demografische ontwikkelingen en (lokale) onderzoeken. De regionale ontwikkelingen en de rol die Oosterhout daarin heeft en neemt, zijn daarbij tevens van invloed op het Oosterhoutse woonbeleid. De gemeenteraad heeft de Woonvisie medio 2016 vastgesteld. De volgende hoofdthema's zijn door de gemeenteraad en de externe partners van belang geacht voor het woonbeleid in Oosterhout:
Op 21 maart 2021 is de Woningbouwstrategie Oosterhout 2030 'Bouwen aan de toekomst' vastgesteld. Deze strategie betreft een verbijzondering van de Woonvisie. De woningbouwstrategie stelt dat Oosterhout aantrekkelijk moet blijven voor jonge categorieën inwoners. Een van de weinige middelen waarover gemeenten beschikken om te kunnen sturen op de bevolkingssamenstelling, is woningbouwproductie. Dit betekent dat de woningmarkt en de woningproductie veel meer als instrument ingezet moet worden om specifieke groepen aan Oosterhout te binden.
Daarnaast is gebleken dat er een grote groei is in het aantal éénpersoonshuishoudens en ouderen. Eén van de uitgangspunten in de woningbouwstrategie is het zorgen voor meer draagvlak voor gemeentelijke voorzieningen zoals theater, bibliotheek, sportfaciliteiten of activiteitencentrum.
Toetsing
Met de beoogde ontwikkeling wordt de bouw van appartementen mogelijk gemaakt. De appartementen behoren allen tot de categorie sociale huurwoning. Een gedeelte wordt verhuurd onder de eerste aftoppingsgrens. Er worden dus uitsluitend betaalbare woningen gebouwd. De doelgroep van deze woningen zijn 1- en 2 persoonshuishoudens. Dit kunnen zowel jongeren als ouderen zijn. Er kunnen tevens bijzondere doelgroepen gehuisvest worden. Tevens wordt het activiteitencentrum de Bunthoef gehuisvest op de begane grond van het gebouw.
De woningen zijn allemaal gelijkvloers, wat een bijdrage levert aan het langer thuis kunnen wonen van ouderen. Ten slotte worden er maatschappelijke voorzieningen gerealiseerd op de begane grond van het gebouw, wat bijdraagt aan de leefbaarheid van de locatie. Dagelijkse voorzieningen zoals een supermarkt, bakker en slager zijn aanwezig op loopafstand in Winkelcentrum Zuiderhout.
Conclusie
De beoogde ontwikkeling past binnen de Woonvisie 2016-2021 en de Woningbouwstrategie Oosterhout 2030.
Toetsingskader
Het groene karakter van Oosterhout wordt zowel door het groen in de openbare ruimte als het groen in de particuliere tuinen gevormd. De tuinen zijn groene ruimten in de stad, waarbij vooral voortuinen van grote invloed zijn op de sfeer van de stedelijke buitenruimte. Bescherming van het aanwezige groen in de stad gaat vooraf aan compensatie. Compensatie is immers het herstellen van of goedmaken voor iets dat verloren is gegaan. Met betrekking tot het particuliere groen heeft de gemeente beperkte beschermings- en sturingsmogelijkheden. In het openbaar gebied heeft de gemeente daarentegen maximale mogelijkheden tot instandhouding en ontwikkeling.
Er geldt een vergunningsplicht voor het vellen van een houtopstand op gemeentegrond dan wel een boom (bomen) die op de lijst van monumentale bomen is (zijn) opgenomen. Grotere bomen (dikker dan Ø 0,20m) in het openbare gebied worden beschermd op basis van de velvergunningsprocedure in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Monumentale bomen genieten een zwaardere bescherming en krijgen in bestemmingsplannen tevens een beschermende dubbelbestemming op basis van de monumentale-bomenlijst, ook als deze op particulier terrein staan. In de openbare ruimte heeft de gemeente dus voldoende mogelijkheden tot instandhouding en uitbouw van het groene karakter van Oosterhout, op particulier terrein zijn alleen monumentale bomen beschermd.
Toetsing
In het plangebied bevinden zich geen monumentale bomen. Daarnaast wordt de groenstrook aan de noordzijde van het plangebied deels behouden. Daarentegen worden er wel meerdere bomen in deze groenstrook gekapt om de beoogde ontwikkeling mogelijk te maken. De beschermde bomen in de APV worden gecompenseerd, waarbij gestreefd wordt om bomen te compenseren in de omgeving van het plangebied. Momenteel is de compensatielocatie nog niet bekend. Voor deze ontwikkeling geldt dat het belang van het realiseren van woningen zwaarder weegt dan het behoud van de twee boomgroepen.
Conclusie
Op basis van het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat de ontwikkeling grotendeels aansluit bij het groenbeleid van de gemeente Oosterhout. Er worden bomen gekapt. De bomen die op basis van de APV beschermd zijn zullen worden gecompenseerd. Voor deze ontwikkeling is een belangenafweging gemaakt. Het belang van het realiseren van woningen weegt in dit geval zwaarder dan het behoud van de twee boomgroepen.
Toetsingskader
De gemeente werkt aan de duurzame toekomst van Oosterhout. De ambities hiervoor en de manier waarop de gemeente deze wil bereiken zijn op 22 oktober 2019 aangenomen door de gemeenteraad. Tot 2030 ligt de focus op het verlagen van energieverbruik en het opwekken van duurzame energie, vooral met wind en zon. De gemeente kan de ambities alleen samen met haar inwoners, bedrijven en partners realiseren.
Het belangrijkste afwegingskader voor duurzaamheid is, naast wet- en regelgeving, de in 2019 door de gemeenteraad vastgestelde documenten ''Ambities voor de energietransitie Oosterhout 2030" en de "Routekaart energietransitie 2019-2022". Duurzaamheid bestaat voor de gemeente Oosterhout uit drie speerpunten: energietransitie, circulariteit en klimaatadaptatie.
Energietransitie
De huidige samenleving zorgt voor uitputting van de huidige energiebronnen (fossiel). Met de energietransitie werken we aan een samenleving waar sprake is van duurzaam opgewekte hernieuwbare energie. Deze transitie is essentieel om de nationale doelstellingen op het gebied van CO2-reductie te behalen. De Klimaatwet zegt ons dat we 49% CO2 moeten reduceren in 2030 ten opzichte van onze uitstoot in 1990. Ook Oosterhout moet voldoen aan de landelijke doelstellingen. Naast het gebruik van duurzame energie, draagt het verminderen van energieverbruik (isoleren) ook bij aan het reduceren van CO2 uitstoot.
De gemeente beoordeelt (ver-)bouwplannen op hun bijdrage aan de lokale, regionale of nationale duurzaamheidsdoelstellingen. Deze doelstellingen zijn verwoord in het ambitie document Energietransitie Oosterhout 2030 en de RES West-Brabant. Het absolute minimum staat beschreven in het Bouwbesluit, waarin eisen ten aanzien van de EPC en geluidisolatie zijn opgenomen. Sinds januari 2021 is de BENG-eis ingevoerd (Bijna Energie Neutraal Gebouw). De gemeente Oosterhout heeft de ambitie om op het gebied van duurzaamheid een extra inspanning boven op het bouwbesluit te stimuleren. De energietransitie van de gemeente Oosterhout wordt uitgewerkt in de Transitievisie Warmte, welke uiterlijk eind 2021 beschikbaar is.
Circulariteit
We streven als gemeente naar het bundelen van onze lokale kennis, technologie en innovaties om zo een meer circulaire lokale economie te krijgen. Een circulaire economie draagt bij aan het hergebruik van materialen, producten en diensten in plaats van de vernietiging daarvan. Het gebruik van biobased producten, gemaakt van hernieuwbare grondstoffen, draagt bij aan circulariteit en een duurzame samenleving, en wordt daarom gestimuleerd door de gemeente Oosterhout.
Klimaatadaptatie
Een veranderd klimaat heeft gevolgen voor de samenleving. Wateroverlast, droogte, hitte en bodemdaling komen in meer of mindere mate regelmatig voor en dat neemt de komende jaren verder toe. Vanuit de landelijke overheid is bepaald dat Nederland in 2050 zo goed mogelijk klimaatbestendig moet zijn ingericht. In de 'Nationale Klimaatadaptatiestrategie 2016' (NAS), het Uitvoeringsprogramma NAS en in het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie (DPRA) wordt klimaatadaptatie verder uitgelegd. Ook wij streven naar een klimaatbestendig Oosterhout in 2050. Dit betekent dat onze woningen en de ruimtelijke inrichting aangepast moeten worden zodat ze bestand zijn tegen o.a. hitte, droogte en wateroverlast. Bovendien moet dit ervoor zorgen dat de kwaliteit van de leefomgeving wordt vergroot.
De gemeente stelt momenteel beleid op waarin de gevolgen van klimaatverandering inzichtelijk worden gemaakt op ons grondgebied. Dit beleid dient ook als ruimtelijke onderbouwing voor het stellen van toekomstige planregels in het bestemmingsplan. Hierbij ziet de gemeente Oosterhout het programma van eisen uit het Convenant Klimaatadaptief Bouwen en het Manifest Bouwen voor Natuur, beide van de provincie Zuid-Holland, als richtinggevend. Voor nu verwacht de gemeente Oosterhout dat bij nieuwe ontwikkelingen de uitkomsten van de stresstesten worden meegenomen bij de ontwikkeling van plannen. De nieuwe ontwikkeling mag de situatie in het plangebied en omliggende gebied voor de thema's hitte, droogte en wateroverlast niet verergeren t.o.v. de bestaande situatie, en draagt het liefst bij aan het verminderen daarvan. De initiatiefnemer moet in het bestemmingsplan aangeven welke maatregelen genomen worden om het project klimaatbestendig te maken.
Specifiek voor het thema Water (berging, afvoer, etc.) gelden de bestaande normen. Zie het gemeentelijk rioleringsplan in paragraaf 4.2.
Toetsing
Door de nieuwbouw is het mogelijk de woningen en de maatschappelijke voorzieningen energiezuinig te realiseren. De volledige ontwikkeling is gasloos. Dit wordt vervangen door het gebruik van een warmtepomp. De ontwikkeling voldoet aan de BENG-eisen. Daarnaast worden er zonnepanelen geplaatst op het dakvlak van de hoogbouw. Op de laagbouw wordt het dak ingericht als een groen dak. De beoogde ontwikkeling draagt hiermee bij aan de ambities voor de energietransitie, circulariteit en klimaatadaptatie van de gemeente Oosterhout.
Conclusie
De ontwikkeling draagt bij aan de ambities van de energietransitie Oosterhout 2030.
Toetsingskader
Per 1 oktober 2015 geldt er in Oosterhout bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen geen welstandstoets meer. Wel kan er achteraf, via een zogenaamde excessenregeling, worden opgetreden tegen bouwwerken die in strijd zijn met redelijke eisen van welstand. De afschaffing van welstandsbeoordeling van bouwplannen geldt niet voor beschermde monumenten en voor bebouwing binnen de beschermde stads- en dorpsgezichten, omdat hier van rechtswege en/of uit oogpunt van cultuurhistorie en ruimtelijke kwaliteit extra eisen worden gesteld aan de op te richten bebouwing.
Toetsing
De beoogde ontwikkeling valt buiten de drie beschermde stadsgezichten in de gemeente Oosterhout, zijnde de kern Heuvel-Slotlaan-Ridderstraat, de Heilige Driehoek en Den Hout.
Conclusie
De Welstandsnota staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Toetsingskader
Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen ontwikkeling. Wel dient in het kader van het bestemmingsplan dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en dat een eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling. Ook is er relevant beleid, wat hier verder uiteen is gezet:
Mobiliteitsvisie 'Oosterhout Vooruit'
Het verkeers- en vervoerbeleid van de gemeente Oosterhout ligt vast in de mobiliteitsvisie 'Oosterhout Vooruit'. Deze visie is op 21 mei 2019 vastgesteld door de gemeenteraad. De mobiliteitsvisie geeft een beschrijving van de huidige situatie en schetst een toekomstbeeld voor 2030. Daarbij worden de ambities voortvloeiend uit de toekomstvisie en het bestuursakkoord belicht, alsmede lokale en regionale ontwikkelingen en autonome trends die van invloed (kunnen) zijn op de mobiliteit in Oosterhout. Op basis daarvan wordt in het toekomstbeeld geschetst welke uitdagingen er op het gebied van verkeer en vervoer in en rond Oosterhout liggen in 2030. Het beleid in de mobiliteitsvisie is verwoord in de vorm van doelstellingen op het gebied van bereikbaarheid, leefbaarheid, verkeersveiligheid én duurzaamheid en gezondheid. Deze vier thema's vormen gezamenlijk de pijlers van de visie. Tevens is besloten om, in lijn met de nieuwe Omgevingswet, een gebiedsgewijze benadering toe te passen, die erop neerkomt dat niet alleen op het niveau van de hele gemeente, inclusief de kerkdorpen, wordt gekeken, maar dat binnen de gemeente ook een aantal typen gebieden wordt onderscheiden met hun eigen profiel, doelstellingen en opgaves. Immers voor een bedrijventerrein zijn andere zaken van belang dan voor de schoolomgeving.
Dit resulteert in een beeld met een groot aantal opgaven. Gezien de hoeveelheid opgaven zullen keuzes moeten worden gemaakt. Zo heeft de gemeente Oosterhout gesteld dat bereikbaarheid, leefbaarheid, veiligheid en duurzaamheid & gezondheid prioriteit hebben De focus van het verkeers- en vervoerbeleid voor de periode tot en met 2030 komt te liggen op deze onderwerpen.
Stilstaan in de toekomst
Het gemeentelijk parkeerbeleid is vastgelegd in de nota 'Stilstaan in de toekomst, Parkeerbeleid op de middellange termijn (2020)'. Deze nota is in december 2009 door de gemeenteraad vastgesteld en in 2013 heeft een tussentijdse evaluatie plaatsgevonden. Met het parkeerbeleid worden doelen nagestreefd op het gebied van leefbaarheid, het economische functioneren van de binnenstad en bereikbaarheid. In de nota zijn parkeernormen opgenomen waaraan bij de ontwikkeling van nieuwe functies dient te worden voldaan. Uitgangspunt hierbij is dat het parkeren zoveel mogelijk op eigen terrein wordt opgelost.
Parkeernormen 2019
In mei 2019 heeft de gemeenteraad besloten de parkeernormen te actualiseren. Het is geen actualisatie van beleid, maar van de parkeernormen. Deze normen zijn van toepassing bij nieuwbouw en verbouw van bestaande locaties. Naast normen voor auto's zijn er ook normen voor fietsers opgenomen.
Toetsing
Verkeer
Er is door Antea Group in 2021 een verkeersonderzoek uitgevoerd. Het rapport is bijgevoegd als Bijlage 1. Onderstaand is het resultaat uiteengezet.
De verkeersanalyse geeft antwoord op de vraag of de verkeersgeneratie, die ontstaat door de bouw van de nieuwe woningen, zonder knelpunten kan worden afgewikkeld op de bestaande wegenstructuur. Voor de beantwoording van de vraag wordt de inpassing van het bouwplan in de bestaande wegenstructuur beschreven. Hierbij wordt de nieuwe verkeersgeneratie berekend, de doorstroming van de bestaande kruispunten doorgerekend en de mogelijke ontsluitingsroutes tegen elkaar afgewogen.
De extra verwachte verkeersgeneratie door de voorgenomen ontwikkeling aan Bunthoef is zeer beperkt, maximaal 300 voertuigbewegingen per etmaal. De overcapaciteit van de Zuiderhout en de Burg. Holtroplaan in combinatie met de beperkte toename door de ontwikkeling leidt ertoe dat er geen knelpunten te verwachten zijn op het gebied van doorstroming voor gemotoriseerd verkeer.
De ontsluiting van de ontwikkeling bevindt zich aan de westzijde van het gebouw.
Autoparkeren
In de ontwikkeling is een gebouwde parkeervoorziening (stallingsgarage) beoogd voor de bewoners en wordt bezoekersparkeren voorzien in het openbaar gebied. Voor de parkeerbehoefte van de Bunthoef geldt dat medewerkers en bezoekers gebruik maken van het openbare parkeerterrein van het winkelcentrum (zoals dit nu ook gebeurt). Er worden tevens tien tot twaalf parkeerplaatsen in de openbare ruimte gerealiseerd voor bezoekers van bewoners van het gebouw.
In de onderhavige ontwikkeling wordt afgeweken van de gemeentelijke parkeernorm zoals die geldt voor het soort woningen die ontwikkeld worden. In plaats daarvan wordt een lagere parkeernorm gehanteerd. Zo is de parkeernorm voor het onderhavige project bijgesteld van 1,7 parkeerplek per woning naar 1,0 parkeerplek per woning. In Bijlage 2 wordt hier een nadere toelichting op gegeven. Deze aangepaste parkeernorm wordt aangehouden omdat 70% van de appartementen een huurprijs zal krijgen onder de eerste aftoppingsgrens (€ 633,25 in 2021), gericht op huishoudens uit de primaire doelgroep. Van de appartementen heeft 30% een huurprijs tussen de eerste aftoppingsgrens en de liberalisatiegrens, gericht op huishoudens behorende tot de secundaire doelgroep. Het inkomen van de huishoudens uit de primaire doelgroep kan in 2021 variëren van een bijstandsinkomen (ca. 15.000 euro) tot ca. 22.000 (voor 1-persoonshuishoudens) en 30.000 (voor 2-persoonshuishoudens). Gezien de hoge kosten die gemoeid gaan met het hebben van een auto is de inschatting dat deze huishoudens maximaal 1 auto hebben. Er is bijvoorbeeld becijferd dat in Nederland het autobezit onder de laagste 20% inkomens (tot ca. 20.000 euro) 38% is.
Rekening houdende met het beoogde autobezit van de toekomstige bewoners van de Bunthoef en met parkeren voor bezoekers is een parkeernorm van 1,0 (opgebouwd uit 0,8 voor bewoners en 0,2 voor bezoekers) realistisch voor dit appartementencomplex.
Fietsparkeren
Ook fietsparkeren en overig parkeren speelt een rol in de beoogde ontwikkeling. Vanuit de doelgroep senioren is scootmobielgebruik op deze locatie te verwachten. Om scootmobielgebruik eenvoudig te faciliteren is stalling van de scootmobiel dichtbij de woning in een berging gewenst. In de uitwerking van het project worden mogelijk bergingen op de verdieping bij de woningen gesitueerd waardoor in een gezamenlijke fietsenstalling voorzien moet worden op maaiveldniveau.
In het parkeerbeleid wordt een fietsparkeernorm voorgeschreven van 3 fietsparkeerplaatsen per appartement. Gezien de doelgroep 1- en 2- persoonshuishoudens is, waarbij de grootste groep zal bestaan uit 1- persoonshuishoudens in de ontwikkeling is het voorstel om een lagere fietsparkeernorm van 2 fietsparkeerplekken per appartement aan te houden.
Conclusie
De aangehouden parkeernormen voor zowel auto's als fietsen zijn in lijn met de kengetallen van het CROW. De aangehouden parkeernorm van 1 parkeerplek per woning voor autoparkeren en 2 parkeerplekken per woning voor fietsparkeren wijken daarentegen af van het gemeentelijk beleid. Gezien deze afwijking voldoende onderbouwd is vormt het aspect parkeren geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Gezien er geen knelpunten te verwachten zijn op het gebied van doorstroming voor gemotoriseerd verkeer vormt het aspect verkeer ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Toetsingskader
De gemeente Oosterhout heeft op 5 september 2017 een Beleidsvisie Externe Veiligheid vastgesteld, waarin zij aangeeft welke risico’s op het gebied van externe veiligheid de raad acceptabel vindt en op welke manier zij deze risico’s wil beheersen. Hierin zijn wettelijke veiligheidsafstanden opgenomen, waardoor er een minimale ruimtelijke scheiding ontstaat. De Beleidsvisie externe veiligheid is gemaakt om een verdergaande ruimtelijke scheiding tussen risicovolle activiteiten en te beschermen objecten te waarborgen.
Ook stelt deze visie dat, om ruimtelijke scheiding tussen Bevi-inrichtingen en de te beschermen objecten te stimuleren. De volgende twee gebiedstypen zijn gekozen:
De gemeente Oosterhout heeft in haar beleid vastgelegd dat externe veiligheid erop is gericht om risico's voor haar burgers en de bedrijven te voorkomen. Indien er risico's zijn toegelaten worden die zoveel mogelijk beperkt en moeten die beheersbaar zijn. Tenslotte moeten de mogelijkheden voor de evacuatie van personen en de voorbereiding op de bestrijding van een ramp voldoende zijn. Risicobronnen zijn niet toegelaten buiten aangewezen risicogebieden, zoals industrieterreinen. Echter kunnen op bestaande (spoor) wegen en vaarwegen risico's niet worden uitgesloten. Het beleid houdt ook in dat minder zelfredzame personen binnen het invloedsgebied van een risicobron beter moet worden beschermd.
Toetsing
Het plangebied bevind zich op ruime afstand van enige installaties en andere factoren die de externe veiligheid beinvloeden. Ook worden in het plangebied, welke in gebied B zoals uiteengezet in de Beleidsvisie Externe Veiligheid ligt, geen nieuwe Bevi-inrichtingen of vuurwerkopslagen geconstrueerd.
Het plangebied is niet gelegen binnen een contour voor het plaatsgebonden risico of plasbrandaandachtsgebied. Wel is het nog net gelegen in het invloedsgebied vanwege de Rijksweg A27 (circa 800 m). Op figuur 4.1 is dit zichtbaar. Aangezien een nieuwe woning aan de eisen van luchtdichtheid van het Bouwbesluit moet voldoen zijn er geen verdergaande belemmeringen.
Figuur 4.1: Ligging plangebied (blauwe cirkel) ten opzichte van A27
Standaard Advies VeiligheidsRegio Brabant Zuidoost
Op basis van het standaardadvies (mei 2017), opgenomen als Bijlage 3, worden de volgende adviespunten meegegeven:
De externe veiligheidssituatie is gelet op het voorgaande aanvaardbaar.
Conclusie
Op basis van kwalitatief onderzoek kan worden geconcludeerd dat het milieuaspect Externe Veiligheid geen belemmering vormt voor de beoogde ontwikkeling.
Toetsingskader
Ten gevolge van artikel 74 van de Wet geluidhinder zijn in principe alle wegen in Nederland gezoneerd. Uitzondering op deze regel zijn wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 kilometer per uur geldt en woonerven. Als een geluidzone geheel of gedeeltelijk binnen het plangebied valt, moet bij de voorbereiding van een bestemmingsplan akoestisch onderzoek worden verricht naar de geluidsbelasting op nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen, waaronder woningen. Dit geldt eveneens indien het bestemmingsplan de aanleg van een nieuwe gezoneerde weg mogelijk maakt.
De hoogst toelaatbare geluidsbelasting (voorkeursgrenswaarde) voor de geluidsbelasting afkomstig van het wegverkeer voor nieuwe woningen bedraagt 48 dB. In bepaalde gevallen kunnen door het bevoegd gezag hogere waarden vastgesteld worden. De maximaal toegestane hogere waarde bedraagt 63 dB voor binnenstedelijke situaties.
Toetsing
In het kader van de herontwikkeling van de Bunthoef in Oosterhout is door Antea Group een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidbelasting vanwege omliggende wegen op het plangebied (zie Bijlage 4). Onderstaand zijn de resultaten uit het onderzoek beschreven per geluidbron. Er is tevens ingegaan op de cumulatie van geluid.
Europaweg
De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt als gevolg van wegverkeer op de Europaweg op verschillende beoordelingspunten en hoogtes overschreden. De hoogst berekende geluidbelasting inclusief 5 dB aftrek is 52 dB op de 'hoge massa'. Op de lage massa is de hoogst berekende geluidbelasting 50 dB inclusief 5 dB aftrek. De ten hoogst toelaatbare geluidbelasting van 63 dB wordt niet overschreden.
Burgemeester Holtroplaan
De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt als gevolg van wegverkeer op de Burgemeester Holtroplaan op verschillende beoordelingspunten en hoogtes overschreden. De hoogst berekende geluidbelasting inclusief 5 dB aftrek is 57 dB op de 'hoge massa'. Op de lage massa is de hoogst berekende geluidbelasting 53 dB inclusief 5 dB aftrek. De ten hoogst toelaatbare geluidbelasting van 63 dB wordt niet overschreden.
Eikdijk
De geluidbelasting van het wegverkeer op de Eikdijk op de te beoordelen gevels inclusief 5 dB aftrek ingevolge artikel 110g Wet geluidhinder is ten hoogste 39 dB en overschrijdt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB derhalve niet.
Cumulatie wegverkeerslawaai
De ten hoogste cumulatieve geluidbelasting op de gevels van de te realiseren woning ten gevolge van alle hierboven genoemde wegen bedraagt 62 dB, excl. aftrek ex artikel 110g Wgh.
Maatregelen
Conform de Regeling Doelmatigheid geluidmaatregelen Wet geluidhinder is het toepassen van Dunne deklagen A en Dunne deklagen B doelmatig. De gemeente Oosterhout dient zelf een besluit te nemen over het wel/niet toepassen van Dunne deklagen A/B op de Burgemeester Holtroplaan en de Europaweg.
Hogere waarden
Vanwege de overschrijdingen van de voorkeursgrenswaarde als gevolg van de Burgemeester Holtroplaan en de Europaweg dient het college van burgemeester en wethouders van Oosterhout hogere waarden vast te stellen.
Conclusie
Er dienen hogere grenswaarden vastgesteld te worden voor de ontwikkeling. De hoogst toelaatbare geluidbelasting wordt niet overschreden. Het aspect akoestiek vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het voornemen.
Toetsingskader
Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en tast de kwaliteit van het natuurlijk leefmilieu aan. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteit mee te nemen in de overwegingen. De Wet bodembescherming (Wbb), het Besluit bodemkwaliteit en de Woningwet stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen. Indien bij planvorming blijkt dat (ernstige) verontreinigingen in het plangebied aanwezig zijn, wordt op basis van de aard en omvang van de verontreiniging én de aard van de ruimtelijke plannen beoordeeld welke gevolgen dit heeft.
Wet bodembescherming
De Wet bodembescherming (Wbb) regelt zaken rond bodembescherming en bodemsanering. Vertrekpunt van de Wbb is dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling dan wel herontwikkeling van plangebied of projectlocatie. De wettelijke doelstelling is functiegericht saneren. De wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen:
Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het huidige en toekomstige gebruik van de bodem. Het is niet nodig de hele locatie aan te pakken.
Toetsing
Voor de uitvoerbaarheid van een ontwikkeling is het van belang inzicht te hebben in de kwaliteit van de bodem. De kwaliteit van de bodem is ingedeeld in functieklassen. De functieklasse van een bepaald perceel dient, bij de herontwikkeling van een perceel, geschikt te zijn voor de beoogde functie. De gemeente Oosterhout beschikt over een bodemkwaliteitskaart. Hierop is af te lezen tot welke functieklasse de bodemkwaliteit binnen de gemeente behoort.
Ter plaatse van het plangebied is de bodemfunctieklasse aangewezen als functieklasse 'Wonen'(zie figuur 4.2). Dit wil zeggen dat de bodemkwaliteit ter plaatse geschikt is voor de functie wonen. Het gebied is niet verdacht op bodemverontreinigingen. Hiermee is de uitvoerbaarheid van de voorgenomen ontwikkeling aangetoond. In het kader van de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen zal nader bodemonderzoek uitgevoerd dienen te worden.
Er is sprake van een grondwaterbeschermingsgebied. In paragraaf 4.2 wordt hier nader op ingegaan.
Figuur 4.2: bodemfunctieklasse. Bron: Bodemkwaliteitskaart Midden- & West Brabant
Bekende bodemverontreinigingen
Ten noordoosten van het plangebied bevindt zich een grondwaterverontreiniging. Ondanks dat het plangebied op ruime afstand van deze verontreinigde grond gelegen is dient rekening gehouden te worden met deze verontreiniging indien bemaling noodzakelijk is voor het uitvoeren van de werkzaamheden. Dit ter voorkoming van de verspreiding van de verontreiniging. De verontreiniging wordt gesaneerd.
Conclusie
Op basis van kwalitatief onderzoek kan worden geconcludeerd dat het aspect bodem geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van de voorgenomen ontwikkeling. Echter dient de bodemsituatie in het kader van de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen nader onderzocht te worden.
Toetsingskader
Ten aanzien van de luchtkwaliteit dient voldaan te worden aan de grenswaarden zoals weergegeven in de Wet tot wijziging van de Wet Milieubeheer (luchtkwaliteitseisen, Stb. 2007,141). Ook moet de concentratie van de desbetreffende stoffen in de buitenlucht verbeteren of ten minste gelijk blijven en moet het plan niet 'in betekenende mate’ bijdragen aan de concentratie van de desbetreffende stoffen in de buitenlucht.
Toetsing
Er is volgens de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen' in de Wet Milieubeheer geen onderzoek nodig voor ‘woningbouwlocaties, indien een dergelijke locatie, in geval van één ontsluitingsweg, netto niet meer dan 1.500 nieuwe woningen omvat, dan wel, in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer dan 3.000 woningen omvat’. Met dit bestemmingsplan worden veel minder woningen mogelijk gemaakt, namelijk maximaal 75. Hierdoor kan een onderzoek naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit achterwege blijven.
Conclusie
Het milieuaspect luchtkwaliteit in het plangebied vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Toetsingskader
De beoordeling van het windklimaat met betrekking tot windhinder en windgevaar, is in Nederland vastgelegd in de norm NEN 8100. Om te bepalen of windhinder en/of windgevaar te verwachten is, kan in eerste instantie gebruik worden gemaakt van het beslismodel in de NEN 8100. Hierin wordt onder meer beschreven in welke situaties windklimaatonderzoek nodig is. Voor gebouwen met een hoogte vanaf 30 meter wordt nader onderzoek met CFDof windtunnelsimulatie noodzakelijk geacht. Gezien de geplande bouwhoogte van maximaal 43 meter, wordt het uitvoeren van een windklimaatonderzoek als noodzakelijk beschouwd.
Toetsing
Er is door Peutz een windhinder en windgevaar onderzoek uitgevoerd. Het rapport is opgenomen als Bijlage 5 bij deze toelichting. Onderstaand zijn de resultaten uit het onderzoek beschreven.
Uit de resultaten blijkt dat op het maaiveld rond de planlocatie op de meeste plaatsen een lage hinderkans te verwachten is, waarmee het windklimaat voor het criterium doorlopen als goed beoordeeld kan worden. Met name bij de gebouwhoeken is plaatselijk sprake van een matig windklimaat voor het criterium doorlopen. Aangezien deze gebieden samenvallen met voetpaden en parkeergelegenheid wordt hier een goede terreininrichting geadviseerd om het windklimaat te verbeteren.
Voor het plaatsen van gebouwentrees dient gestreefd te worden naar een hinderkans van lager dan 5% hetgeen overeenkomt met een beoordeling goed voor het criterium slenteren. Indien een gebouwentree wordt geplaatst op een positie waar een hogere hinderkans is vastgesteld dienen lokale windafschermende maatregelen te worden toegepast, zoals schermen of het verdiepen van de entree in de gevel.
Gezien het plaatselijk matige windklimaat met het bestemmingsplanvolume wordt geadviseerd bij de verdere uitwerking van het ontwerp een vervolgonderzoek uit te voeren. Dit is echter niet noodzakelijk voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
Conclusie
Het windklimaat is matig tot goed. Er is geadviseerd bij de verdere planuitwerking een vervolgonderzoek uit te voeren. Er is geen sprake van een belemmering voor de uitvoerbaarheid van het voornemen.
Toetsingskader
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Op grond van deze wet zijn de Natura 2000-gebieden beschermd. Daarnaast regelt de Wet natuurbescherming de bescherming van planten- en dierensoorten. In deze wet zijn de EU-richtlijnen voor de bescherming van soorten opgenomen (Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn). Nationaal beschermde soorten vallen ook onder deze wet. De doelstelling is de bescherming en behoud van in het wild levende planten en dieren. Het uitgangspunt van de wet is 'nee, tenzij'. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten zonder ontheffing verboden zijn. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dienen vooraf de effecten op Natura 2000-gebieden en het Natuur Netwerk Brabant beoordeeld te worden. Ook dient vooraf onderzocht te worden of en welke beschermde dier- en plantensoorten voorkomen, wat hun beschermingsstatus is en wat de effecten zijn van de ingreep op het voortbestaan van de gevonden soorten.
Toetsing
In het kader van de herontwikkeling van de Bunthoef en haar omgeving is er in 2020 een natuurtoets uitgevoerd. In Bijlage 6 is het volledige rapport opgenomen. Onderstaand zijn de belangrijkste resultaten uit de natuurtoets beschreven.
Natura2000
Het dichtstbij gelegen Natura 2000-gebied Ulvenhoutse Bos ligt op circa 8,4 kilometer afstand van het plangebied. Het Natura 2000-gebied ligt buiten het invloedsgebied van het plan wat betreft verdroging of geluid- en lichtverstoring. Vanwege de afstand, de geringe omvang van de ontwikkeling in het plangebied en door de afscherming worden geen effecten op soorten, habitats van soorten of habitattypen in het Natura 2000-gebied verwacht.
Er is door Antea Group in 2021 een stikstofdepositieberekening uitgevoerd (zie Bijlage 7) voor de gebruiksfase. Hieruit is gebleken dat de voorgenomen ontwikkeling een bijdrage van niet meer dan 0,00 mol/ha/jaar op een stikstofgevoelig habitat veroorzaakt. Er is geen sprake van een significant negatief milieugevolg.
Figuur 4.3: Ligging van het plangebied (rood omlijnd bij de rode punt) ten opzichte van nabijgelegen Natura 2000-gebieden.
Natuurnetwerk Nederland / Natuurnetwerk Brabant
In het plangebied is geen NNB-gebied aanwezig. Het dichtstbijzijnde NNB-gebied is op circa 315 meter ten noorden van het plangebied gelegen. Voor wat betreft het NNB is bij directe en indirecte aantasting sprake van vervolgstappen, waaronder compensatie. Er bevindt zich geen NNB binnen het plangebied. Er is van directe aantasting van het NNB dan ook geen sprake. In de omgeving van het plangebied liggen wel NNB-gebieden. Ook significant negatieve effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNB in de nabijheid van het plan kunnen worden uitgesloten. Dit is beschreven in de natuurtoets. De ontwikkeling in het plangebied heeft geen effect op de directe omgeving van het plangebied. Vanuit dit oogpunt zijn er voor NNB geen belemmeringen. Het NNB-beleid staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
Figuur 4.4: Ligging van het plangebied (rood omlijnd) ten opzichte van het Natuurnetwerk Brabant (NNB).
Beschermde soorten
Uit de bureaustudie in combinatie met het terreinbezoek is gebleken dat (leefgebied van) de volgende in het kader van de Wet natuurbescherming beschermde soorten aanwezig zijn en/of mogelijk verwacht worden in het plangebied:
1. Algemene broedvogels
Alle in gebruik zijnde nesten van vogelsoorten in Nederland zijn beschermd onder de Wet natuurbescherming. Met de meeste broedvogels kan echter in het algemeen relatief eenvoudig rekening worden gehouden door kap- en sloopwerkzaamheden niet uit te voeren in de broedtijd (circa maart tot en met juli) en indien concrete broedgevallen aanwezig zijn. Op deze wijze zijn geen belemmeringen vanuit de Wet Natuurbescherming aan de orde.
Zo kunnen in het plangebied nesten gebouwd worden door (algemeen voorkomende) soorten met name in opgaande vegetatie). Indien nesten aanwezig zijn mogen deze tijdens de broedperiode (en wanneer deze in gebruik zijn) niet verwijderd of verstoord worden.
2. Vogelsoorten met een jaarrond beschermd nest
Er is een aantal vogelsoorten waarvan de broedplaatsen jaarrond beschermd zijn en bij verwijdering van de broedplaats altijd ontheffing moet worden aangevraagd. Ten oosten van 'De Bunthoef' is een nest waargenomen dat gezien de afmetingen mogelijk een jaarrond beschermd nest is. Mogelijk is dit een nest van een ransuil.
Om de functie van het waargenomen vogelnest en tevens het effect van de plannen op dit eventueel aanwezige jaarrond beschermde nest te kunnen bepalen, is er een nader onderzoek uitgevoerd naar het potentiële jaarrond beschermde nest (zie bijlage 8). Tijdens het onderzoek naar ransuil binnen het onderzoeksgebied zijn geen ransuilen waargenomen. Tevens zijn er geen braakballen of veren van de ransuil gevonden. Hierdoor kan geconcludeerd worden dat binnen het onderzoeksgebied geen nestlocatie aanwezig is. Er zijn derhalve geen vervolgstappen nodig.
3. Vleermuizen
Tijdens het terreinbezoek wat in het kader van de natuurtoets is uitgevoerd zijn geen vleermuizen waargenomen. Echter kan op basis van het terreinbezoek niet worden uitgesloten dat zich gebouwbewonende vleermuizen bevinden in het gebouw van activiteitencentrum de Bunthoef.
Door de toekomstige sloop van de bebouwing is daarom mogelijk sprake van het verstoren en aantasten van vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen. Indien daadwerkelijk verblijfplaatsen aanwezig, dan zijn soortspecifieke maatregelen noodzakelijk en verplicht.
Er is een nader onderzoek uitgevoerd naar vleermuizen in het plangebied. Tijdens het onderzoek naar vleermuizen binnen het onderzoeksgebied zijn verschillende vleermuissoorten waargenomen. Dit betrof ruige- en gewone dwergvleermuizen, rosse vleermuis en gewone grootoorvleermuis. In het onderzoeksgebied zijn twee baltsende gewone dwergvleermuizen waargenomen. Echter, zijn er tijdens de veldbezoeken geen (paar)verblijfplaatsen waargenomen in het onderzoeksgebied. Daarbij zijn er tijdens de terreinbezoeken geen vliegroutes in het onderzoeksgebied waargenomen. Er zijn derhalve geen vervolgstappen nodig.
Conclusie
In het plangebied is geen NNB-gebied of Natura 2000-gebied aanwezig. Er komen ook geen beschermde gebieden (NNB of N2000-gebieden) voor binnen de invloedsfeer van het plangebied. Uit het nader onderzoek naar de ransuil en vleermuizen is gebleken dat er geen sprake is van verblijfsplaatsen van deze beschermde soorten. Het aspect flora en fauna vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de voorgenomen ontwikkeling.
Toetsingskader
Voor het behoud en de verbetering van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving is een juiste afstemming tussen de verschillende voorkomende functies enerzijds, en het wonen anderzijds, noodzakelijk. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een milieuzonering die uitgaat van richtinggevende afstanden tussen hinderlijke functies (in de vorm van gevaar, geluid, geur, stof) en gevoelige functies. In de brochure ‘Bedrijven en Milieuzonering’ van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) (versie 2009) zijn deze richtafstanden opgenomen. Van deze richtafstanden kan gemotiveerd worden afgeweken.
De richtafstanden zijn afhankelijk van het omgevingstype waarbinnen de milieugevoelige bestemming is gelegen. De VNG publicatie kent twee verschillende omgevingstypes: ‘rustige woonwijk/rustig buitengebied’ en ‘gemengd gebied’ uit. Een ‘rustige woonwijk/rustig buitengebied’ kan aangemerkt worden als een gebied zonder functiemenging en een minimale invloed van wegverkeer. Bij een ‘gemengd gebied’ is sprake van een functiemenging tussen wonen en milieubelastende activiteiten, van wonen langs drukke gebiedsontsluitingswegen, of bij lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid.
In bepaalde situaties kan, vanwege de bijzondere kenmerken van gebieden met enige vorm van functiemenging, niet worden gewerkt met een systematiek van richtafstanden: vanwege de zeer korte afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies is een dergelijke systematiek niet geschikt voor functiemengingsgebieden. De Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB) 'functiemenging' hanteert vier categorieën :A, B1, B2 en C met specifieke criteria voor de toelaatbaarheid. Aan de hand van deze criteria zijn in dit bestemmingsplan de categorieën bepaald die binnen de bestemmingen zijn toegestaan. De criteria zijn hieronder uiteen gezet:
Categorie A
Bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen/andere gevoelige functies zijn toegestaan, desgewenst in daarvoor omschreven zones binnen rustige woongebieden. De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn.
Categorie B1
Bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen/andere gevoelige functies in een daarvoor omschreven gebied met functiemenging zijn toegestaan . De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn.
Categorie B2
Bedrijfsactiviteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter bouwkundig afgescheiden van woningen/andere gevoelige functies. Bouwkundig afgescheiden betekent dat de panden los van elkaar dienen te staan of dat er andere bouwkundige voorzieningen getroffen zijn waardoor milieubelasting voorkomen wordt op vergelijkbare wijze als bij bouwkundige afscheiding. Uitzondering hierop vormen binnenterreinen omringd door voornamelijk woningen: ook al zijn bedrijven bouwkundig afgescheiden van woningen, op deze locaties zijn hooguit categorie B1 bedrijven toegestaan.
Categorie C
Activiteiten zoals genoemd onder categorie B2, waarbij vanwege relatief grote verkeersaantrekkende werking een directe ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.
Toetsing
De omgeving van het plangebied kent een functiemenging tussen wonen, detailhandel en maatschappelijke functies. Door de sterke mate van functiemenging in de omgeving van het plangebied kan het plangebied aangemerkt worden als een 'gemengd gebied'. Binnen het plangebied worden gevoelige functies (woningen) naast maatschappelijke voorzieningen beoogd. Onderstaand is een overzicht gemaakt van de beoogde voorzieningen. Hierbij is aangegeven binnen welke categorie de voorzieningen vallen:
Deze bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan naast of beneden woningen/andere gevoelige functies desgewenst in daarvoor omschreven zones binnen rustige woongebieden. De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn. Daarentegen geld voor het activiteitencentrum ook dat er een vorm van bouwkundige voorzieningen getroffen moeten zijn waardoor milieubelasting voorkomen wordt op vergelijkbare wijze als bij bouwkundige afscheiding. Hierbij kan gedacht worden aan geluidsdichte afscheidingen tussen het activiteitencentrum en de woningen.
Rondom het plangebied bevinden zich verdere bedrijfsacitiviteiten die een milieuzonering kennen. Bij deze bedrijvigheid die niet binnen het plangebied valt kan worden gewerkt met richtafstanden zoals genoemd in de richtafstandenlijst van de brochure ‘Bedrijven en Milieuzonering’ van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) (versie 2009).
In figuur 4.5 zijn de bedrijven in de omgeving van het plangebied weergegeven, met de bijbehorende contour. Op basis van toetsing van deze richtafstanden kan worden geconcludeerd dat er aan de richtafstanden wordt voldaan. Er zijn geen rakende contouren tussen de overlastcontouren van de omliggende bedrijven en de beoogde herontwikkeling van de Bunthoef. De herontwikkeling van de Bunthoef ondervindt derhalve geen nadelige invloed op het woon- en leefklimaat door omliggende bedrijven.
Figuur 4.5: Contouren bedrijven en milieuzonering
Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Daarentegen moeten er wel bouwkundige maatregelen worden genomen om overlast van het activiteitencentrum op de te ontwikkelen woningen te voorkomen.
Toetsingskader
Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen hebben voor het milieu, waardoor het opstellen van een milieueffectrapportage (m.e.r.) of het verrichten van een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is. In het Besluit milieueffectrapportage is in bijlage C vastgelegd welke activiteiten m.e.r-plichtig zijn en voor welke activiteiten een m.e.r-beoordeling moet worden verricht. In onderdeel D van de bijlage zijn de activiteiten, plannen en besluiten opgenomen waarvoor een m.e.r.-beoordeling moet worden uitgevoerd. Als een activiteit op grond van onderdeel D m.e.r.-beoordelingsplichtig is, geldt voor een kaderstellend (bestemmings)plan dat die activiteit mogelijk maakt, een plan-m.e.r-plicht.
Voor alle activiteiten zijn drempelwaarden opgenomen. Voor activiteiten die genoemd worden in onderdeel D, maar waarbij de drempelwaarde niet wordt overschreden, geldt de verplichting om na te gaan of tóch een m.e.r.-beoordeling (of een m.e.r.) moet worden uitgevoerd. Het bevoegd gezag moet in zo’n geval nagaan of er sprake is van omstandigheden die - ondanks dat de drempelwaarden niet worden overschreden - aanleiding geven voor het verrichten van een m.e.r.(beoordeling). De motivering moet zijn gebaseerd op een toets die qua inhoud aansluit bij de verplichte m.e.r.-beoordeling. Voor de toets gelden echter geen vormvereisten, daarom wordt de term ‘vormvrije m.e.r.- beoordeling’ gehanteerd.
In 2017 is het Besluit milieueffectrapportage gewijzigd. De wetswijziging heeft voor vorm-vrije m.e.r-beoordelingen geen inhoudelijke gevolgen, maar heeft wel een procedurele verandering tot gevolg. Het bevoegd gezag dient op grond van de wetswijziging namelijk voorafgaand aan de terinzagelegging van een ontwerpbesluit of ontwerpbestemmingsplan – net als bij ‘formele’ m.e.r.-beoordelingen - te besluiten of al dan niet een milieueffectrapport moet worden opgesteld. Indien sprake is van een particuliere initiatiefnemer, dient deze een aanmeldnotitie in te dienen op basis waarvan het bevoegd gezag kan besluiten of een milieueffectrapport moet worden opgesteld.
Toetsing
Het planvoornemen om maximaal 1200 m2 en maximaal 75 woningen te ontwikkelingen valt onder de in D gestelde drempelwaarde, daarom dient een vormvrije m.e.r-beoordeling uitgevoerd te worden.
Er is in 2021 door Antea Group een vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld. Het volledige rapport is opgenomen als Bijlage 10. Uit de effecten die in de vormvrije m.e.r.-beoordeling zijn beschreven, kan geconcludeerd worden dat als gevolg van de voorgestelde ontwikkeling van het plangebied met maximaal 75 nieuwe woningen en 1200 m2 geen sprake is van belangrijke nadelige milieugevolgen. Er is daarom geen noodzaak tot het opstellen van een milieueffectrapport.
Conclusie
Er is geen noodzaak tot het opstellen van een milieueffectrapport. De ontwikkeling veroorzaakt geen belangrijke nadelige milieugevolgen.
Toetsingskader
Provincie Noord-Brabant
Het plangebied ligt in een grondwaterbeschermingsgebied (de 25-jaarszone). De provincie heeft voor werken in deze gebieden regels vastgelegd in een interim omgevingsverorderning. Het uitdragen en controleren van deze regels heeft de provincie uitbesteed aan de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant (ODZOB). Het is betreffende het afstromen van verharding in een grondwaterbeschermingsgebied verboden om:
Vanuit de Interim omgevingsverordening Noord Brabant komen daarnaast de volgende randvoorwaarden:
Waterschap Brabantse Delta
Waterschap Brabantse Delta is binnen zijn beheergebied verantwoordelijk voor het waterbeheer op basis van de volgende wettelijke kerntaken: het zuiveringsbeheer, het watersysteembeheer, het beheer van dijken en het beheer van vaarwegen. Het watersysteembeheer - waaronder grondwater - heeft daarbij twee doelen: zowel de zorg voor gezond water als de zorg voor voldoende water van voldoende kwaliteit. Het beleid en de daarmee samenhangende doelen van het waterschap zijn opgenomen in het Waterbeheerplan 2016-2021, dat tot stand is gekomen in samenspraak met de waterpartners. In paragraaf 3.3 wordt nader ingegaan op het beleid van Waterschap Brabantse Delta.
Gemeente Oosterhout
In het gemeentelijk water- en rioleringsplan (2017 – 2021) staan beleidsregels die betrekking hebben op het plangebied. Voor de hemelwaterafvoer gelden de onderstaande uitgangspunten.
De gemeente Oosterhout kent eigen compensatie - eisen. De afstroom van alle verharding in een gebied, ook als de totale verharding gelijk blijft, dient bij wijziging gecompenseerd te worden. Hiervoor gelden de volgende normen:
De afstroom van groene daken en groen hoeft niet gecompenseerd te worden.
Bij nieuwbouw geldt dat het regenwater in principe niet mag worden afgevoerd op de gemeentelijke riolering, tenzij de aanwezige regenwaterriolering hiervoor is aangelegd. Het regenwater zal dus of in de bodem geïnfiltreerd moeten worden of op oppervlaktewater geloosd. Hiervoor geldt een doelmatigheidsafweging binnen vastgestelde normen.
Toetsing
In het kader van dit bestemmingsplan is een watertoets uitgevoerd, zie Bijlage 9. Onderstaand zijn de belangrijkste bevindingen hieruit beschreven.
Huidige situatie
Maaiveldhoogte
Uit het Algemeen Hoogtebestand Nederland (AHN) blijkt dat het maaiveld in het plangebied tussen NAP +5,7 m en NAP +6,5 m ligt.
Bodemopbouw
Om de bodemopbouw ter plaatse van het plangebied te analyseren is het GEOTOP-model van DINOloket geraadpleegd. Uit deze data blijkt dat de bodem uit verschillende zandpakketten bestaat. Het eerste watervoerend pakket loopt tot -15m t.o.v. maaiveld en bestaat uit verschillende zandlagen (fijn tot grof).
Grondwater
Om de grondwaterstand in het plangebied te kunnen analyseren zijn grondwatermetingen van de gemeente Oosterhout geraadpleegd. De peilbuizen zijn niet direct gelegen in het plangebied. Uit de gegevens blijkt dat het grondwaterstad op 4,4 m NAP ligt, dit komt overeen met 1,3 m -mv.
Grondwateronttrekkingen
In het plangebied zijn geen grondwateronttrekkingen. Rondom het plangebied zijn ook geen grondwateronttrekkingen weergegeven.
Grondwaterbeschermingsgebied
Het plangebied is gelegen in een grondwaterbeschermingsgebied. Dit betekent dat de provincie Noord-Brabant aanvullende wet- en regelgeving heeft ten aanzien van infiltratie van het hemelwater.
Watersysteem
Volgens de leggerkaart van waterschap Brabantse Delta zijn er geen watergangen en andere oppervlaktewateren aanwezig in het plangebied. Circa 150 meter ten oosten van het plangebied is een A-watergang (primaire watergang) gelegen.
Vuil- en hemelwater
In de huidige situatie ligt een gemengd rioleringssysteem. Het hemelwater wordt in de huidige situatie niet geïnfiltreerd maar afgevoerd via het rioleringssysteem.
Waterveiligheid
Uit de legger van waterschap Brabantse Delta blijkt dat het plangebied niet in een kern- of beschermingszone van een waterkering ligt. Om deze reden worden er geen negatieve effecten op de waterveiligheid verwacht.
Toekomstige situatie
Grondwater
Het plangebied is gelegen in een grondwaterbeschermingsgebied. Dit betekent dat de provincie aanvullende eisen heeft voor het infiltreren van hemelwater in de bodem. De provincie eist een voldoende zuiverende voorziening. Indien wadi's of andere (ondergrondse) infiltratievoorzieningen worden aangelegd dient de ondergrond hiervoor geschikt gemaakt te worden.
Waterbergingsopgave
Door de realisatie van verharding is bij het nieuwe ontwerp een compensatie-eis van 210 m3 of 120 m3 aanwezig. Dit is afhankelijk van de hoeveelheid gesloten en open berging. Uitgangspunt bij de compensatie is dat een groot gedeelte van het dak van de laagbouw ingericht wordt als groen dak. Voor de overige compensatieopgave is geadviseerd gebruik te maken van de 'Lidl-bak' (infiltratievoorziening) die reeds aanwezig is in de omgeving van het plangebied.
Met behulp van het groene dak wordt de benodigde berging teruggebracht naar 198 m3 aan open- of 113 m3 gesloten berging. Dit water kan verwerkt worden in de ondergrondse waterbergingsbak bij de Lidl. Middels een leiding van 120 m wordt de Bunthoef gekoppeld aan het stelsel verbonden met de Lidl bak.
Vuil- en hemelwater
Uit het gemeentelijk rioleringsplan van gemeente Oosterhout blijkt dat de gemeente een voorkeur heeft voor een gescheiden hemelwaterafvoer bij nieuwbouwprojecten. De voorkeur volgorde is eerst infiltreren, daarna bergen en vervolgens afvoeren.
Zoals aangegeven is het niet mogelijk het hemelwater in zijn geheel binnen het plangebied te infiltreren of te bergen. Het water kan echter wel afstromen op een ondergrondse waterberging in de omgeving ('Lidl-bak'). Op deze manier wordt getracht de voorkeur volgorde van het gemeentelijke beleid aan te houden.
In het voorgenomen ontwerp dient een nieuwe leiding van 120 m aangelegd te worden om de Bunthoef aan te sluiten op de ondergrondse waterberging. Hierbij kan bij 210/l/s/ha, het volledige Bunthoef oppervlak en 65% van het parkeerterrein (7.500m2) afstromen op de Lidl bak.
Grondwaterbeschermingsgebied
De ontwikkeling wordt gerealiseerd in een grondwaterbeschermingsgebied. Hiervoor gelden nadere eisen ten aanzien van het afvoeren/infiltreren van water. Het is niet toegestaan om 'vuil water' in de bodem te laten infiltreren.
Er dient sprake te zijn van gecontroleerd infiltreren van het afstromend hemelwater op of in de bodem met een voldoende zuiverende voorziening of het hemelwater stroomt af via een watergang zonder infiltrerende werking. Bij de plaatsing van de ondergrondse waterberging ('Lidl-bak') is een zuiveringssysteem toegepast. Er dient een melding gedaan te worden voor het extra afstromende hemelwater.
Voor de half verdiept gelegen parkeergarage dient voorafgaand aan de bouwwerkzaamheden op basis van Artikel 2.14 van de Interim Omgevingsverordening een melding gedaan te worden voor het oprichten van permanente parkeervoorziening in een Grondwaterbeschermingsgebied. Hierin dient tevens aangegeven te worden hoe het hemelwater afgevoerd wordt. Bij de realisatie van de parkeergarage worden geen uitlogende materialen gebruikt. In de regels van het bestemmingsplan is een maximale verticale bouwdiepte van 3 meter ten opzichte van het maaiveld opgenomen. Hierdoor past de halfverdiepte parkeergarage binnen het beleid van de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant.
Waterveiligheid
Uit de legger van waterschap Brabantse Delta blijkt dat het plangebied niet in een kern- of beschermingszone van een waterkering ligt. Om deze reden zijn er geen negatieve effecten op de waterveiligheid.
Conclusie
Middels de watertoets kan gesteld worden dat voor de beoogde ontwikkeling een watercompensatie moet worden toegepast van 210 m3 of 120, afhankelijk van hoeveelheid gesloten en open berging. Het voorgenomen ontwerp heeft geen negatieve impact op het omliggende watersysteem of grondwaterbeschermingsgebied en voldoet aan de gestelde eisen.
Toetsingskader
Kabels, leidingen en straalpaden dienen te worden beschermd tegen ingrepen die de werking ervan kunnen bedreigen. Aan de andere kant dient de omgeving te worden beschermd tegen het gevaar dat van bestaande en toekomstige leidingen, kabels en hoogspanningslijnen kan uitgaan.
Toetsing
Er bevinden zich binnen het plangebied geen kabels en leidingen die planologisch beschermd dienen te worden.
Conclusie
Het aspect kabels en leidingen vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de voorgenomen ontwikkeling.
Toetsingskader
Erfgoedwet
In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. De uitgangspunten van dit verdrag dienen te worden vertaald in nationale wetgeving. In Nederland heeft deze vertaling plaatsgevonden in de Erfgoedwet, die in werking is getreden op 1 juli 2016. De Erfgoedwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van archeologische waarden in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe 'de verstoorder betaalt' voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.
Besluit ruimtelijke ordening
Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in de toelichting van elk bestemmingsplan een beschrijving te worden gegeven van de aanwezige cultuurhistorische en archeologische waarden van het plangebied.
Beleidsnota Cultuurhistorie, Monumenten en Archeologie
In de beleidsnota Cultuurhistorie, Monumenten en Archeologie, die op 20 januari 2009 is vastgesteld, is het gemeentelijk beleid op het gebied van cultuurhistorie vastgelegd. Het doel van de beleidsnota is het betrekken van cultuurhistorie bij planvorming, zodat archeologische vindplaatsen en cultuurhistorisch waardevolle structuren niet verloren gaan. Centraal in de beleidsnota staa de opvatting dat bescherming van cultuurhistorisch erfgoed en dynamiek in de ruimtelijke inrichting prima samen kunnen gaan ('behoud door ontwikkeling').
De nota geeft daarnaast een eerste aanzet om te komen tot een gemeentelijk archeologiebeleid. In de nota is vastgelegd hoe de monumenten, archeologie en cultuurhistorische waarden kunnen worden beschermd, ontwikkeld en zichtbaar gemaakt. Cultuurhistorie dient als volwaardig belang te worden meegenomen bij ruimtelijke inrichtingsplannen. Cultuurhistorische waarden hoeven hierbij niet altijd doorslaggevend te zijn, maar de kansen die cultuurhistorie biedt, moeten reeds in een vroeg stadium worden meegewogen in de planvorming.
Erfgoedkaart
Om de aanwezige cultuurhistorische waarden (monumentale gebouwen, archeologische terreinen, cultuurhistorische landschapselementen en historische stedenbouwkundige structuren en infrastructuur) in beeld te brengen, is een gemeentelijke erfgoedkaart vervaardigd, die met name een signalerende functie heeft. Op basis van de erfgoedkaart kunnen cultuurhistorisch en archeologisch waardevolle gebieden in bestemmingsplannen een passende regeling krijgen.
Toetsing
Door Antea Group zijn zowel een bureauonderzoek (zie Bijlage 11) en een booronderzoek (zie Bijlage 12) gedaan inzake de archeologie van het ontwikkelgebeid. Uit het bureauonderzoek komt naar voren dat er voor het plangebied een brede archeologische verwachting geldt. Er kunnen sporen en vondsten worden aangetroffen van de ijzertijd tot en met de nieuwe tijd, hoewel de hoogste verwachting geldt voor de perioden (late) middeleeuwen/nieuwe tijd. Daarbij gaat het voornamelijk om sporen van agrarische activiteit en ontginningen, en eventueel sporen van bewoning.
Uit het bureauonderzoek is echter ook gebleken dat waarschijnlijk ter plaatse van de bebouwing de bovenste meter van de bodemopbouw verstoord is geraakt door de funderingen van de aanwezige bebouwing. Daarnaast hebben kabels en leidingen binnen het plangebied ook voor een beperkte verstoring gezorgd. Uit de KLIC inventarisatie bleek dat er in de bestaande groenstroken geen tot bijna geen kabels en leidingen zijn en heeft bovendien geen bebouwing gestaan. Hier kan nog een intact archeologisch sporenniveau aanwezig zijn.
In het booronderzoek is beschreven dat er kans bestaat op de aanwezigheid van intacte archeologische resten. Er kunnen dieper ingegraven sporen aanwezig zijn. In het gehele plangebied zijn bij het booronderzoek geen archeologische indicatoren aangetroffen.
Op basis van de resultaten van het veldonderzoek wordt geadviseerd om binnen het plangebied geen graafwerkzaamheden dieper dan 0,5 m – mv uit te voeren (excl. een buffer van 0,3 m). Indien dat niet mogelijk is wordt geadviseerd om hier een proefsleuven- onderzoek uit te laten voeren. Er is een dubbelbestemming opgenomen voor het plangebied.
Conclusie
Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de voorgenomen ontwikkeling. De archeologische waarden zijn geborgd doormiddel van een archeologische dubbelbestemming in de regels.
Toetsingskader
De Erfgoedwet, welke per 1 juli 2016 van kracht is, bundelt bestaande regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. Bovendien zijn aan de Erfgoedwet een aantal nieuwe bepalingen toegevoegd. Het beschermingsniveau zoals die in de oude wetten en regelingen golden blijven gehandhaafd. In hoofdstuk 4 van de Erfgoedwet is de bescherming van erfgoed opgenomen en in hoofdstuk 5 de archeologische monumentenzorg. De wet en de hierop gebaseerde regelgeving bevatten onder meer voorschriften met betrekking tot opgravingen, het melden van archeologische vondsten en de archeologische rapportage.
Het gebiedsdeel waar de nieuwbouw is voorzien maakt deel uit van het agrarisch cultuurlandschap ten zuiden van de historische kern van Oosterhout. Dit gebied kenmerkte zich voor de bouw van de wijk Oosterheide door de aanwezigheid van droge zandgronden, stuifzanden en heidevelden. Met de bouw van de wijk Oosterheide in de jaren '60 zijn deze kenmerken verloren gegaan in het plangebied. Ten noorden van het deelgebied werd rond de jaren ’30 van de vorige eeuw het Wilhelminakanaal gegraven.
Toetsing
Op basis van inventarisatie is vastgesteld dat er binnen het plangebied in de huidige situatie geen cultuurhistorische objecten of structuren aanwezig zijn welke een belemmering vormen voor de voorgenomen planontwikkeling. Tevens bevinden zich binnen het plangebied geen monumentale bomen.
Conclusie
Het milieuaspect cultuurhistorie is geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied.
Het onderhavige bestemmingsplan heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te scheppen voor de bebouwing en het gebruik van de gronden en gebouwen binnen het bestaand stedelijk gebied. Bij het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Daarnaast is aangesloten bij het gemeentelijke ‘Handboek (digitale) bestemmingsplannen’. Voor onderhavig bestemmingsplan is de versie van 2019 gehanteerd. Het handboek bevat een set regels die voor alle nieuwe bestemmingsplannen binnen de gemeente Oosterhout wordt gehanteerd, waardoor sprake is van uniforme regelingen in de diverse plannen. In het Handboek is gestreefd naar standaardisering van bestemmingen en regels zoals aangegeven in de Standaard Vergelijkbare bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012).
De Wet ruimtelijke ordening biedt mogelijkheden voor het opstellen van verschillende bestemmingsplanvormen, van zeer globaal tot gedetailleerd. Het onderhavige bestemmingsplan beschrijft meer dan alleen de hoofdlijnen van het beleid, doch treedt niet al te zeer in details. Uitgangspunt van het bestemmingsplan is het bieden van een flexibele, juridische regeling, zonder dat hierdoor de rechtszekerheid van de burger wordt geschaad.
In de volgende paragraaf wordt inhoudelijk ingegaan op de afzonderlijke bestemmingen binnen het onderhavige bestemmingsplan.
Opzet regels
De opbouw van de regels is gelijk aan Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012.
De opbouw is als volgt:
Een bestemmingsartikel (Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels) wordt uit de volgende leden in deze volgorde opgebouwd:
Flexibiliteitsregels
Aan het bestemmingsplan kan flexibiliteit worden toegevoegd door regels op te nemen over de bevoegdheid tot het verlenen van een (binnenplanse) omgevingsvergunning ter afwijking van het bestemmingsplan, het stellen van nadere eisen of een wijzigingsbevoegdheid. Voor het opnemen van flexibiliteitsregels geldt als uitgangspunt dat flexibiliteitregels alleen worden gebruikt als van een wezenlijke belangenafweging sprake kan zijn. Ontwikkelingen die niet in de regels mogelijk zijn gemaakt, zijn uitsluitend mogelijk via een buitenplanse procedure.
Toelichting bestemmingen
Hieronder worden de voorkomende bestemmingen kort toegelicht.
Bestemming Gemengd-1
De bestemming 'Gemengd - 1' is opgenomen voor de gronden met bebouwing, waar gebouwen met appartementen boven (maatschappelijke) voorzieningen zijn beoogd. De gronden met de bestemming 'Gemengd-1' zijn bestemd voor wonen (met aan de woonfunctie ondergeschikte activiteiten in de vorm van aan huis verbonden beroepen/bedrijven en gastouderschap) en voor maatschappelijke voorzieningen. Verder zijn de gronden bestemd voor tuinen, erven en verhardingen, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, voorzieningen voor verkeer en verblijf en water en waterhuishoudkundige voorzieningen. Ongebouwde parkeervoorzieningen zijn overal binnen de bestemming toegestaan. Gebouwde parkeervoorzieningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage'.
In de bestemming is vastgelegd wat er maximaal gerealiseerd mag worden op het gebied van woningen en (maatschappelijke) voorzieningen. Zo zijn er maximaal 75 woningen toegestaan en maximaal 1200 m2 maatschappelijke voorzieningen. Op de verbeelding zijn bouwvlakken opgenomen en is de maximale bouwhoogte aangeduid.
Enkelbestemming Groen
De bestemming 'Groen' is opgenomen voor de groene openbare ruimte ten noorden van de Bunthoef. De gronden met de bestemming 'Groen' zijn onder meer bestemd voor groenvoorzieningen, bermen en beplanting, voorzieningen voor langzaam verkeer, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen. In de bouwregels zijn regels opgenomen voor het bouwen van gebouwen en voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde.
Enkelbestemming Verkeer
De bestemming 'Verkeer' is opgenomen voor de ontsluitingsweg van de Bunthoef, inclusief de openbare parkeerplaatsen langs de ontsluitingsweg en tevens de gronden aan de oostzijde en de zuidzijde van het plangebied. De gronden met deze bestemming zijn onder meer bestemd voor voorzieningen voor verkeer en verblijf, ongebouwde parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Op de gronden met deze bestemming mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd. In de bouwregels zijn regels opgenomen voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde.
Dubbelbestemming Waarde - Archeologie
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. Voor werkzaamheden waarbij de grond wordt geroerd tot meer dan 0,50 m onder maaiveld en over een oppervlakte van meer dan 100 m² geldt een vergunningplicht. Een omgevingsvergunning wordt afgegeven indien uit een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport blijkt dat het archeologisch bodemarchief niet wordt verstoord. Het bevoegd gezag kan voorwaarden aan de vergunning verbinden.
Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied' zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede aangewezen voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening.
Handhaving vormt een belangrijk onderdeel van een beleidscyclus. Regels worden gesteld met als doel het beschermen van een bepaald belang. Zonder toezicht op naleving van deze regels bestaat het risico dat dit doel onvoldoende bereikt wordt. Tevens komt de gemeente ongeloofwaardig over als gestelde regels niet worden gehandhaafd.
Handhaafbaarheid, draagvlak en naleefgedrag
Een eerste voorwaarde voor handhaving is duidelijk en handhaafbaar beleid en regelgeving. Om die reden worden nieuwe versies van digitale handboeken en die onderdelen van bestemmingsplannen die afwijken van het digitale handboek, door de afdeling die belast is met vergunningverlening en handhaving, gecontroleerd op uitvoerbaarheid. Ook voor dit bestemmingsplan heeft deze toets plaatsgevonden.
Naast handhaafbare regels dient er ook het nodige draagvlak voor het nieuwe beleid en de daaruit voortvloeiende regels te zijn. Immers zal een plan met weinig draagvlak op weinig naleefgedrag kunnen rekenen. Het creëren van draagvlak is onder andere bewerkstelligd door in de verschillende fasen van het planproces burgers, belangenorganisaties en andere belanghebbenden te betrekken, al dan niet via wettelijk bepaalde inspraakmomenten.
Preventieve en repressieve handhaving
Naast repressie (handhavend optreden op het moment dat er sprake is van een overtreding) heeft preventie een belangrijke functie in de gemeentelijke handhavingsstrategie (de gemeente hanteert de landelijke handhavingsstrategie). Bij preventief handhaven spelen vooral dialoog, voorlichting en advisering een belangrijke rol. Zo voorziet het handhavingsbeleid van de gemeente Oosterhout in meer aandacht voor voorlichting en communicatie, onder andere door het uitgeven van voorlichtingsbrochures.
Qua repressie voorziet het gemeentelijk handhavingsbeleid en het daarop gebaseerde integrale uitvoeringsprogramma in het continu opsporen van overtredingen van het bestemmingsplan. Ook worden er gezamenlijk met andere overheden (brandweer, politie, belastingdienst) multidisciplinaire handhavingsacties georganiseerd. Binnen dergelijke acties is er ook aandacht voor overtredingen van het bestemmingsplan. Indien een overtreding wordt geconstateerd, zal als eerste stap in het handhavingstraject telkens worden bezien of het illegale gebruik of bouwwerk op grond van het bestemmingsplan of door middel van een afwijking daarvan, alsnog gelegaliseerd kan worden. Is dat niet het geval dan wordt het handhavingstraject doorgezet. Al deze aspecten zijn vastgelegd in het beleidsplan Fysieke Leefomgeving en de daarin opgenomen handhavingsstrategie en dienen als leidraad voor de alledaagse handhavingspraktijk binnen de gemeente Oosterhout.
IJkmoment, overgangsrecht en monitoring beleid
Het inwerking treden van dit bestemmingsplan is een ijkmoment voor de handhaving. Indien bebouwing of gebruik afwijkt van het bestemmingsplan, zal hiertegen handhavend worden opgetreden. Tegen bebouwing en gebruik dat onder het overgangsrecht valt, kan niet handhavend worden opgetreden.
In artikel 6.12, eerste lid van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Er hoeft geen exploitatieplan te worden vastgesteld als het verhalen van kosten anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld doordat de gemeente hierover overeenkomsten heeft gesloten met de eigenaren van de binnen het plangebied gelegen gronden.
De beoogde ontwikkeling wordt geïnitieerd door Thuisvester in samenwerking met de gemeente Oosterhout. Thuisvester draagt de kosten voor de realisering van het gebouw. De gemeente blijft grondeigenaar van de openbare ruimte. Er wordt een anterieure overeenkomst gesloten tussen gemeente en Thuisvester, waarmee de bekostiging van het project geborgd wordt.
Omgevingsdialoog
Om omwonenden en andere belangstellenden te betrekken bij de plannen voor herontwikkeling van de Bunthoef zijn de plannen tijdens een informatiebijeenkomst op 3 juni 2021 gepresenteerd. Tijdens deze bijeenkomst zijn de plannen nader toegelicht en is gelegenheid geboden tot het stellen van vragen en het geven van een reactie. Naast deze bijeenkomst is regelmatig met verschillende omwonenden en partners/organisaties in het gebied gesproken en zijn vragen beantwoord en reacties opgehaald.
Inspraak
Artikel 2.2, lid a van de Inspraakverordening Oosterhout 2006 bepaalt dat inspraak wordt gegeven op de voorbereiding of herziening van ruimtelijke plannen. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in het bouwen van woningen als onderdeel van de woningbouwstrategie. Gezien het vastgestelde beleid, en gezien de gevoerde omgevingsdialoog (zie Bijlage 13) en gesprekken met omwonende en belanghebbende organisaties over het stedenbouwkundig plan, is besloten om onderhavig bestemmingsplan niet als voorontwerp vrij te geven voor inspraak.
Vooroverleg
Het concept ontwerpbestemmingsplan 'De Bunthoef' wordt overeenkomstig artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening in het kader van vooroverleg verzonden naar de betrokken instanties. De vooroverlegreacties worden, voor zover daar aanleiding toe is, verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan.
Verdere procedure
Het plan wordt vervolgens als ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd, waarbij de procedure van artikel 3.8 en verder van de Wet ruimtelijke ordening wordt doorlopen. De resultaten van deze procedures zullen te zijner tijd in deze toelichting worden vermeld.