direct naar inhoud van Regels
Plan: TAM-omgevingsplan Het Zuiderhof fase 3
Status: concept
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0599.TI2170Zuiderhof3-on02

Regels

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van dit omgevingsplan wordt verstaan onder:

Aanbouw (uitbouw)

een uitbreiding van het hoofdgebouw in één bouwlaag (hieronder wordt tevens een uitbouw begrepen);

Aansluitafstand

afstand tussen een leiding van het distributienet en het deel van het bouwwerk dat zich het dichtst bij die leiding bevindt, gemeten langs de kortste lijn waarlangs een aansluiting zonder bezwaren kan worden gemaakt;

Activiteitenbesluit-bedrijventerrein

cluster aaneengesloten percelen met overwegend bedrijfsbestemmingen, binnen een in het omgevingsplan als bedrijventerrein aangewezen gebied, daaronder niet begrepen een gezoneerd industrieterrein of een industrieterrein waarvoor geluidproductieplafonds als omgevingswaarden zijn vastgesteld;

AS SIKB 2000

AS SIKB 2000: Accreditatieschema Veldwerk bij Milieuhygiënisch Bodem- en waterbodemonderzoek, versie 2.8, 07-02- 2014, met wijzigingsblad van 10-02-2018;

ashoogte van een windturbine

de bouwhoogte van een windturbine exclusief het uiteinde van de rotor;

bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

bebouwingsgebied

achtererfgebied en de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw; 

bebouwingspercentage

een percentage dat aangeeft hoeveel van het oppervlak van een bestemmingsvlak door gebouwen mag worden ingenomen;

bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is; 

bedrijven

de bedrijven genoemd in de lijst van bedrijfsactiviteiten die als bijlage [P.M.] bij deze regels is gevoegd;

Beleidskader hoog-risico biologische laboratoria Rotterdam-Rijnmond

het "Beleidskader hoog-risico biologische laboratoria Rotterdam-Rijnmond" dat als bijlage [P.M.] is gevoegd bij de regels van dit plan of een herziening of wijziging van dit beleidskader;

belwinkel

een inrichting waarvan de bedrijfsvoering onder welke benaming dan ook is gericht op het ter plaatse tegen betaling bieden van gelegenheid tot elektronische berichtenuitwisseling in de vorm van telefonie of door middel van toegang tot het internet. Een op de openbare weg geplaatste telefooncel wordt hier niet onder begrepen;

bijgebouw

vrijstaand gebouw dat door constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan een hoofdgebouw gelegen op hetzelfde perceel;

bouwlaag

het tussen twee opeenvolgende vloeren (of tussen een vloer en plat dak) gelegen, voor verblijf geschikt deel van een gebouw. Een kap, vliering, zolder, souterrain, alsmede een dakopbouw binnen het theoretisch profiel van een kap, worden niet als een afzonderlijke bouwlaag beschouwd. Alleen ingeval een dakopbouw of dakkapel breder is dan tweederde van de pandbreedte, wordt dit als een aparte bouwlaag geteld.                 NB: onder het "theoretisch profiel van een kap" wordt verstaan de ruimte binnen een kap met schuine zijden waarvan de hellingshoek ten minste 20 en maximaal 60 graden bedraagt, tenzij in de bestemmingsregels in hoofdstuk 2 anders is bepaald;

BRL SIKB 2000 

BRL SIKB 2000: Beoordelingsrichtlijn 2000, Veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek, versie 5, 12-12-2013;

BRL SIKB 7000

BRL SIKB 7000: Beoordelingsrichtlijn 7000, Uitvoering van (water)bodemsaneringen en ingrepen in de waterbodem, versie 5, 19-06-2014, met wijzigingsblad
van 12-02-2015;

bruto vloeroppervlak (b.v.o.)

het vloeroppervlak van een bouwwerk, inclusief de niet direct voor het hoofddoel bruikbare ruimten (bijvoorbeeld bij een productiebedrijf of winkel, de magazijn-, expeditie-, kantoorruimten). Gebouwde parkeervoorzieningen worden niet tot het b.v.o. gerekend;

concentratiegebied geurhinder en veehouderij

gebied I of gebied II, bedoeld in bijlage I bij de Meststoffenwet, of een in dit omgevingsplan aangewezen concentratiegebied;

cultuur en ontspanning

voorzieningen op het gebied van cultuur, spel en ontspanning, zoals een atelier, creativiteitscentrum, dansschool, kookstudio, muziekschool, museum, wellness, speelautomatenhal, theater en bioscoop;

dakterras

een bouwkundige voorziening op het platte dak van een gebouw dat bestaat uit een te betreden vlak, geheel of gedeeltelijk omgeven door een hekwerk waarvan de bouwhoogte minimaal 1,2 meter bedraagt;

detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ter verkoop, verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen. Een belwinkel en een seksinrichting worden hier niet onder begrepen;

distributienet voor warmte

collectief circulatiesysteem voor het transport van warmte door een circulerend medium voor verwarming of warmtapwater;

erf

terrein ten behoeve van de ontsluiting van de aanliggende bebouwing, voor parkeren, groenvoorzieningen, waterlopen en bouwwerken van lichte constructie (carports, slagbomen, fietsenstallingen e.d.);

gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

geluidgevoelige objecten

hieronder worden verstaan de in de Wet geluidhinder aangewezen objecten: woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen en kinderdagverblijven.          NB: Delen van deze gebouwen kunnen worden uitgezonderd wanneer deze een bestemming krijgen voor een functie die niet als geluidsgevoelig kan worden beschouwd; nieuwe terminologie: geluidgevoelig gebouw

gestapelde woningen

woningen, gestapeld met woningen (soms ook gestapeld met andere functies, die dan in de bestemmingsomschrijving vermeld dienen te zijn); 

geurgevoelig object

  • a. gebouw: 
  • i. dat op grond van het omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit mag worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf;
  • ii. dat gezien de aard, indeling en inrichting geschikt is om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf; en
  • iii. dat permanent of op een daarmee vergelijkbare wijze wordt gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf; of
  • a. geurgevoelig gebouw dat nog niet aanwezig is, maar op grond van het omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit mag worden gebouwd;

gezoneerd industrieterrein

industrieterrein als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder zoals die wet luidde voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet;

GGD

Gemeentelijke Gezondheidsdienst Rotterdam-Rijnmond; 

hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

Hoog-risico biologisch laboratorium

een biologisch laboratorium met een biologische veiligheidsklasse 3 of hoger zoals bedoeld in het "Beleidskader hoog-risico biologische laboratoria Rotterdam-Rijnmond";

horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en drank, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf;

hotel

het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf en bijbehorende voorzieningen zoals ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie;

ISO 11423-1

ISO 11423-1:1997: Water – Bepaling van het gehalte aan benzeen en enige afgeleiden – Deel 1: Gaschromatografische methode met bovenruimte, versie 1997;

kantoren

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

kap

een afdekking van een gebouw met schuine zijden waarbij de hellingshoek ten minste 20 en ten hoogste 60 graden bedraagt;

laagbouw woningen

woningen, niet gestapeld met woningen of andere functies. Woonwagens c.q. woonwagenstandplaatsen worden niet hieronder begrepen;

landbouwhuisdieren met geuremissiefactor

landbouwhuisdieren waarvoor in de Omgevingsregeling een emissiefactor voor geur is vastgesteld en die vallen binnen een van de volgende diercategorieën: 

  • varkens, kippen, schapen of geiten; en 
  • als deze worden gehouden voor de vleesproductie: 
  • i. rundvee tot 24 maanden; 
  • ii. kalkoenen; 
  • iii. eenden; of 
  • iv. parelhoenders; 
     

landbouwhuisdieren zonder geuremissiefactor

landbouwhuisdieren waarvoor in de Omgevingsregeling geen emissiefactor voor geur is vastgesteld, met uitzondering van pelsdieren;

maaiveld

de bovenkant van het aansluitende, afgewerkte terrein dat een bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein het gemiddelde van die bovenkanten wordt aangehouden;

maatschappelijke voorzieningen

voorzieningen op het gebied van onderwijs, religie, gezondheidszorg, cultuur, maatschappelijke dienstverlening en publieke dienstverlening;

milieudeskundige

de DCMR Milieudienst Rijnmond of de daarvoor in de plaats tredende instantie;

NAP

het Normaal Amsterdams Peil is de referentiehoogte waaraan hoogtemetingen in Nederland worden gerelateerd;

NEN 5725

NEN 5725:2017: Bodem – Landbodem – Strategie voor het uitvoeren van milieuhygiënisch vooronderzoek, versie 2017; 

NEN 6600-1

NEN 6600-1:2019: Water – Monsterneming – Deel 1:Afvalwater, versie 2019;

NEN 6966

NEN 6966:2006: Milieu – Analyse van geselecteerde elementen in water, eluaten en destruaten – Atomaire emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma, versie 2005 + C1:2006;

NEN-EN 858-1/A1

NEN-EN 858-1:2002/A1:2004: Afscheiders en slibvangputten voor lichte vloeistoffen (bijv. olie en benzine) – Deel 1: Ontwerp, eisen en beproeving, merken en kwaliteitscontrole, versie 2002 + A1: 2004;

NEN-EN 858-2

NEN-EN 858-2:2003: Afscheiders en slibvangputten voor lichte vloeistoffen (bijv. olie en benzine) – Deel 2: Bepaling van nominale afmeting, installatie, functionering en onderhoud, versie 2003;

NEN-EN 872

NEN-EN 872:2005: Water – Bepaling van het gehalte aan onopgeloste stoffen – Methode door filtratie over glasvezelfilters, versie 2005;

NEN-EN 1825-1

NEN-EN 1825-1:2004: Vetafscheiders en slibvangputten – Deel 1: Ontwerp, eisen en beproeving, merken en kwaliteitscontrole, versie 2004 + C1:2006

NEN-EN 1825-2

NEN-EN 1825-2:2002: Vetafscheiders en slibvangputten – Deel 2: Bepaling van nominale afmeting, installatie, functionering en onderhoud, versie 2002; 

NEN-EN 12566-1

NEN-EN 12566-1:2016: Kleine afvalwaterzuiveringsinstallaties = 50 IE – Deel 1: Geprefabriceerde septictanks, versie 2016;

NEN-EN 12673

NEN-EN 12673:1999: Water – Gaschromatografische bepaling van een aantal geselecteerde chloorfenolen in water, versie 1999;

NEN-EN 16693

NEN-EN 16693:2015: Water – Bepaling van de organochloor pesticiden (OCP) in watermonsters met behulp van vaste fase
extractie (SPE) met SPE-disks gecombineerd met gaschromatografiemassaspectrometrie (GC-MS), versie 2015;

NEN-EN-ISO 2813

NEN-EN-ISO 2813:2014: Verven en vernissen – Bepaling van de glans (spiegelende reflectie) van niet-metallieke verflagen onder 20 graden, 60 graden en 85 graden, versie 2014;

NEN-EN-ISO 5667-3

NEN-EN-ISO 5667-3:2018: Water – Monsterneming – Deel 3: Conservering en behandeling van watermonsters, ;

NEN-EN-ISO 5815-1

NEN-EN-ISO 5815-1:2019: Water – Bepaling van het biochemisch zuurstofverbruik na n dagen (BZVn) – Deel 1: Verdunning en enting onder toevoeging van allylthioureum, versie 2019;

NEN-EN-ISO 5815-2

NEN-EN-ISO 5815-2:2003: Water – Bepaling van het biochemisch zuurstofverbruik na n dagen (BZVn) – Deel 2: Methode voor onverdunde monsters, versie 2003;

NEN-EN-ISO 9377-2

NEN-EN-ISO 9377-2:2000: Water – Bepaling van de minerale-olie-index – Deel 2: Methode met vloeistofextractie en gas-chromatografie, versie 2000;

NEN-EN-ISO 9562

NEN-EN-ISO 9562:2004: Water – Bepaling van adsorbeerbare organisch gebonden halogenen (AOX), versie 2004;

NEN-EN-ISO 10301

NEN-EN-ISO 10301:1997: Water – Bepaling van zeer vluchtige gehalogeneerde koolwaterstoffen – Gaschromatografische methoden, versie 1997;

NEN-EN-ISO 10523

NEN-EN-ISO 10523:2012: Water – Bepaling van de pH, versie 2012;

NEN-EN-ISO 11885

NEN-EN-ISO 11885:2009: Water – Bepaling van geselecteerde elementen met atomaire-emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-AES), versie 2009;

NEN-EN-ISO 12846

NEN-EN-ISO 12846:2012: Water – Bepaling van kwik – Methode met atomaire-absorptiespectrometrie met en zonder concentratie, versie 2012;

NEN-EN-ISO 14403-1

NEN-EN-ISO 14403-1:2012: Water – Bepaling van het totale gehalte aan cyanide en het gehalte aan vrij cyanide met doorstroomanalyse (FIA en CFA) – Deel 1: Methode met doorstroominjectie analyse (FIA), versie 2012;

NEN-EN-ISO 14403-2

NEN-EN-ISO 14403-2:2012: Water – Bepaling van het totale gehalte aan cyanide en het gehalte aan vrij cyanide met doorstroomanalyse (FIA en CFA) – Deel 2: Methode met continu doorstroomanalyse (CFA), versie 2012;

NEN-EN-ISO 15587-1

NEN-EN-ISO 15587-1:2002: Water – Ontsluiting voor de bepaling van geselecteerde elementen in water – Deel 1: Koningswater ontsluiting, versie 2002;

NEN-EN-ISO 15587-2

NEN-EN-ISO 15587-2:2002: Water – Ontsluiting voor de bepaling van geselecteerde elementen in water – Deel 2:Ontsluiting met salpeterzuur, versie 2002;

NEN-EN-ISO 15680

NEN-EN-ISO 15680:2003: Water – Gaschromatografische bepaling van een aantal monocyclische aromatische koolwaterstoffen, naftaleen en verscheidene gechloreerde verbindingen met «purge-and-trap» en thermische desorptie, versie 2003;

NEN-EN-ISO 15680

NEN-EN-ISO 15680:2003: Water – Gaschromatografische bepaling van een aantal monocyclische aromatische koolwaterstoffen, naftaleen en verscheidene gechloreerde verbindingen met «purge-and-trap» en thermische desorptie, versie 2003

NEN-EN-ISO 15682

NEN-EN-ISO 15682:2001: Water – Bepaling van het gehalte aan chloride met doorstroomanalyse (CFA en FIA) en fotometrische of potentiometrische detectie, versie 2001;

NEN-EN-ISO 15913

NEN-EN-ISO 15913:2003: Water – Bepaling van geselecteerde fenoxyalkaanherbicide, inclusief bentazonen en hydroxybenzonitrillen met gaschromatografie en massaspectrometrie na vastefase-extractie en derivatisering, versie 2003;

NEN-EN-ISO 17294-2

NEN-EN-ISO 17294-2:2016: Water – Toepassing van massaspectrometrie met inductief gekoppeld plasma – Deel 2: Bepaling van geselecteerde elementen inclusief uranium isotopen, versie 2016;

NEN-EN-ISO 17852

NEN-EN-ISO 17852:2008: Water – Bepaling van kwik – Methode met atomaire fluorecentiespectometrie, versie 2008;

NEN-EN-ISO 17993

NEN-EN-ISO 17993:2004: Water – Bepaling van 15 polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK) in water met HPLC met fluorescentiedetectie na vloeistof-vloeistof extractie, versie 2004;

NEN-ISO 15705

NEN-ISO 15705:2003: Water – Bepaling van het chemisch zuurstofverbruik (ST-COD) – Kleinschalige gesloten buis methode, versie 2003;

NEN-ISO 15923-1

NEN-ISO 15923-1:2013: Waterkwaliteit – Bepaling van de ionen met een discreet analysesysteem en spectrofotometrische detectie – Deel 1: Ammonium, chloride, nitraat, nitriet, ortho-fosfaat, silicaat en sulfaat, versie 2013

NEN:5740

NEN 5740:2009/A1:2016: Bodem – Landbodem – Strategie voor het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek – Onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van bodem en grond, versie 2009+A1 en 2016; 

NEN:6090

NEN 6090:2017: Bepaling van de vuurbelasting, versie 2017;

NEN:6578

NEN 6578:2011: Water – Potentiometrische bepaling van het totale gehalte aan totaal fluoride, versie 2011;

NEN:6589

NEN 6589:2005/C1:2010: Water – Potentiometrische bepaling van het gehalte aan totaal anorganisch fluoride met doorstroomsystemen (FIA en CFA), versie 2010;

NEN:6965

NEN 6965:2005: Milieu – Analyse van geselecteerde elementen in water, eluaten en destruaten – Atomaireabsorptiespectrometrie met vlamtechniek, versie 2005;

Nieuw hoog-risico biologisch laboratorium

nieuwvestiging van een hoog-risico biologisch laboratorium of uitbreiding van een bestaand (hoog-risico biologisch) laboratorium met een hoog-risico biologisch laboratorium;

oorspronkelijke zij- resp. achtergevel

de zij- resp. achtergevel van een gebouw op het tijdstip van eerste oplevering van het gebouw;

openbaar nutsvoorzieningen

op het openbaar leidingen net aangesloten voorzieningen op het vlak van gas-, water-, elektriciteitsdistributie, blokverwarming, (riool)gemalen (een gasdrukregelstation wordt niet hieronder begrepen);

Peil(straat-): 

  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de kruin van de weg;
  • b. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang, na voltooiing van de aanleg van dat terrein. 

Indien een bouwwerk aan meer dan één weg wordt gebouwd, is het peil van de hoogstgelegen weg maatgevend.

publieke dienstverlening

bestuursorganen van de overheid en de daaraan gekoppelde ambtelijke diensten ten behoeve van de beleidsvoorbereiding en -uitvoering, alsmede politie, brandweer, reinigingsdiensten, gezondheidsdiensten;

seksinrichting

de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht;

souterrain

een gedeeltelijk onder het maaiveld gelegen gebruiksruimte van een gebouw;

straatmeubilair

voorzieningen ten behoeve van de weggebruiker, zoals verkeersborden, straatverlichting, zitbanken, plantenbakken e.d.;

straatpeil

  • i. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; 
  • ii. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

tiphoogte van een windturbine

de bouwhoogte van een windturbine inclusief het uiteinde van de rotor;

tuin

terrein ten behoeve van de aanleg van groenvoorzieningen, met de daarbij behorende verharding (paden, terrassen) en vijvers en dat in overwegende mate niet voor bebouwing in aanmerking komt;

uitstekende delen aan gebouwen

erkers, luifels, balkons, galerijen e.d.;

VRR

Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond;

warmteplan

besluit over de aanleg van een distributienet voor warmte in een bepaald gebied, waarin voor een periode van ten hoogste 10 jaar, uitgaande van het voor die periode geplande aantal aansluitingen op dat distributienet, de mate van energiezuinigheid en bescherming van het milieu, gebaseerd op de energiezuinigheid van dat distributienet en het opwekkingsrendement van de over dat distributienet getransporteerde warmte, bij aansluiting op dat distributienet is opgenomen;

water

waterlopen (sloten, singels, vijvers e.d.) ten behoeve van de waterberging, alsmede de aan- en afvoer van oppervlaktewater;

windturbine

door de wind aangedreven bouwwerk, waarmee energie wordt opgewekt

Hoofdstuk 2 Doelen

Hoofdstuk 3 Programma's

Hoofdstuk 4 Aanwijzingen in de fysieke leefomgeving

Hoofdstuk 5 Activiteiten

Afdeling 5.1 Inleidende bepalingen

Paragraaf 5.1.1 Algemeen

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van de in dit hoofdstuk van het omgevingsplan opgenomen regels wordt als volgt gemeten:

  • a. de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
  • b. de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het Peil(straat-) tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  • c. de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
  • d. de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  • e. de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van een bouwwerk;
  • f. de breedte van een gebouw: van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur, met dien verstande, dat wanneer de zijgevels verspringen of niet evenwijdig lopen, het gemiddelde wordt genomen van het kleinste en de grootste breedte;
  • g. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens: vanaf het punt van de gevel van een gebouw welke het dichtst bij de perceelsgrens is gelegen, haaks op de perceelsgrens;
  • h. de hoogte van een windturbine: vanaf het peil tot aan de as van de windturbine. 

Artikel 3 anti dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 4 Aan huis gebonden beroepen of bedrijven

Ter plaatse van locaties waar de activiteit wonen is toegelaten mag in een woning een aan huis gebonden beroep of bedrijf worden uitgeoefend, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de activiteit wonen in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30% mag worden gebruikt voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf;
  • b. ten aanzien van een aan huis gebonden bedrijf sprake is van een bedrijf tot en met categorie 1 als bedoeld in de bij deze regels horende lijst van bedrijfsactiviteiten;
  • c. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen;
  • d. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen;
  • e. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van het aan huis gebonden beroep of bedrijf.

Artikel 5 Groen

Ter plaatse van het werkingsgebied {'Groen'} is het toegelaten de locaties te gebruiken voor:

  • a. groenvoorzieningen, met bijbehorende voet- en fietspaden en watergangen;
  • b. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn op grond van paragraaf 5.3.2 op een aangrenzende locatie;
  • c. kleinschalige voorzieningen voor openbaar nut en verkeer en vervoer. 

Artikel 6 Parkeergarage

Ter plaatse van het werkingsgebied {'Parkeergarage'} is het toegelaten de locaties te gebruiken voor een parkeergarage (al dan niet ondergronds).

Artikel 7 Verblijfsgebied

Ter plaatse van het werkingsgebied {'Verblijfsgebied'} is het toegelaten de locaties te gebruiken voor:

  • a. voorzieningen ten behoeve van wandelen, verblijven en spelen, zoals trottoirs, voetpaden en trappen;
  • b. voorzieningen voor rijdende en stilstaande voertuigen, zoals rijstroken, fietspaden, parkeerplaatsen;
  • c. groenvoorzieningen, waterpartijen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen;
  • d. bouwwerken voor kleinschalige openbaar nutsvoorzieningen, verkeer en vervoersvoorzieningen;
  • e. geluidswerende voorzieningen;
  • f. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn op grond van paragraaf 5.3.2 op een aangrenzende locatie;
  • g. terrassen ten behoeve van een horecavestiging die is toegelaten op grond van paragraaf  5.2.3  op een aangrenzende locatie; (indien van toepassing).

Artikel 8 Wonen

Ter plaatse van het werkingsgebied {'Wonen'} zijn de volgende activiteiten toegelaten:

  • a. wonen;
  • b. het gebruiken van locaties voor voorzieningen ten dienste van de activiteit wonen, zoals (inpandige) bergingen en garageboxen, aanbouwen en bijgebouwen;
  • c. het gebruiken van locaties voor tuinen, groen, water, ontsluitingswegen- en paden.

Artikel 9 Omgevingsplanactiviteit

  • 1. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.14 om andere bedrijfsactiviteiten toe te laten. 

  • 2. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de artikelen 5.225.235.295.305.40 en 5.41 om andere bedrijfsactiviteiten toe te laten. 

  • 3. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.89eerste lid, om een nieuw hoog-risico laboratorium toe te laten.

  • 4. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.89tweede lid, om de activiteiten die worden verricht binnen gebouwen, te wijzen. 

  • 5. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.89derde lid  om de activiteiten die worden verricht binnen gebouwen, te wijzen. 

  • 6. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.89vierde lid, om de activiteiten die worden verricht binnen gebouwen, te wijzen. 

  • 7. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.89vijfde lid,  om de activiteiten die worden verricht binnen gebouwen, te wijzen.

Artikel 10 Beoordelingsregels omgevingsvergunning

  • 1. De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.90eerste lid, kan worden verleend, indien:
  • a. de bedrijfsactiviteiten naar aard en invloed op de omgeving gelijk zijn te stellen aan de op grond van artikel 5.14 toegelaten bedrijfsactiviteiten;
  • b. de milieudeskundige is gehoord;
  • c. aan de overige voorwaarden, die zijn opgenomen in artikel 5.14 wordt voldaan.

  • 2. De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.90tweede lid, kan worden verleend, indien:
  • a. de bedrijfsmatige activiteiten naar aard en invloed op de omgeving gelijk zijn te stellen aan de op grond van de artikelen 5.225.235.295.305.40 en 5.41 toegelaten bedrijfsmatige activiteiten; en 
  • b. de milieudeskundige is gehoord. 

  • 3. De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.90derde lid, kan worden verleend; alvorens deze omgevingsvergunning te verlenen winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de VRR en de GGD, waarbij VRR en GGD hun advies baseren op het "Beleidskader hoog-risico biologische laboratoria Rotterdam-Rijnmond".

  • 4. De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.90vierde lid, kan worden verleend indien:
  • a. de oorspronkelijke activiteit geheel of ten dele is beëindigd; 
  • b. de activiteit wordt gewijzigd in één  (of meerdere) van de andere toegelaten activiteiten op grond van artikel 5.29;
  • c. de maxima, zoals vastgelegd in artikel 5.107, niet worden overschreden. 

  • 5. De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.90vijfde lid, kan worden verleend indien:
  • a. de oorspronkelijke activiteit geheel of ten dele is beëindigd;
  • b. de activiteit wordt gewijzigd in één (of meerdere) van de andere toegelaten activiteiten op grond van artikel 5.30;
  • c. de maxima, zoals vastgelegd in artikel 5.107, niet worden overschreden. 

  • 6. De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.90zesde lid, kan worden verleend indien:
  • a. de oorspronkelijke activiteit geheel of ten dele is beëindigd;
  • b. de activiteit wordt gewijzigd in één (of meerdere) van de andere toegelaten activiteiten op grond van artikel 5.77;
  • c. de maxima, zoals vastgelegd in artikel 5.135, niet worden overschreden.

  • 7. De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.90zevende lid, kan worden verleend indien:
  • a. de oorspronkelijke activiteit geheel of ten dele is beëindigd;
  • b. de activiteit wordt gewijzigd in één (of meerdere) van de andere toegelaten activiteiten op grond van artikel 5.78;
  • c. de maxima, zoals vastgelegd in artikel 5.136, niet worden overschreden.

  • 8. Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een gebruiksactiviteit kan een omgevingsvergunning uitsluitend worden verleend als voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid voor auto's en fietsen, overeenkomstig het in de gemeente Rotterdam geldende beleid ten aanzien van parkeren.

Artikel 11 Algemene regels

  • 1. Als een locatie is opgenomen in het {'bouwvlak'}, komen uitsluitend de gronden binnen het bouwvlak voor bebouwing in aanmerking, met dien verstande dat bouwwerken geen gebouwen zijnde, ook buiten het bouwvlak zijn toegestaan.

  • 2. Het bebouwingspercentage bedraagt niet meer dan de in het 'maximum bebouwingspercentage gebouwen' bepaalde waarde.

  • 3. Als voor een locatie, die voor bebouwing in aanmerking komt, noch in de regels, noch in een geografisch informatieobject een maximum bebouwingspercentage is vermeld, mogen deze gronden volledig worden bebouwd.

  • 4. De goothoogte van gebouwen bedraagt niet meer dan de in het 'maximum goothoogte gebouwen' bepaalde waarde.

  • 5. De bouwhoogte van gebouwen bedraagt niet meer dan de in het 'maximum bouwhoogte gebouwen' bepaalde waarde;

  • 6. De bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt niet meer dan [P.M.] meter; 

  • 7. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan [P.M.] meter;

  • 8. Voor woningen mag de maximum bouwhoogte (nokhoogte) niet meer bedragen dan 7 meter boven de maximum goothoogte.

  • 9. Als de toegestane bouwhoogte in bouwlagen is vermeld, dient voor het berekenen van de maximum toegestane goothoogte een hoogte van 3,5 meter voor een bouwlaag van een woonfunctie resp. een hoogte van 4,5 meter voor een niet-woonfunctie te worden aangehouden.

  • 10. Als de regels geen specifieke wijze van afdekking van gebouwen voorschrijven, mogen gebouwen zowel met een kap als plat worden afgedekt.

  • 11. Tenzij anders is bepaald, is op een kap/schuin dakvlak een dakkapel toegestaan, onder de volgende voorwaarden:
  • a. ingeval zij geplaatst wordt op het voordakvlak of een naar het openbaar toegankelijke gebied gekeerd dakvlak, mag zij niet breder zijn dan 2/3 deel van bedoeld dakvlak; niet meer dan één dakkapel mag op elk van bedoelde dakvlakken worden gerealiseerd;
  • b. op een ander dakvlak dan de onder sub a. genoemde, zijn meerdere dakkapellen toegestaan, waarbij de dakkapellen in totaal niet breder mogen zijn dan 2/3 deel van het bedoeld dakvlak;
  • c. op een aanbouw aan een hoofdgebouw is een dakkapel alleen toegestaan op het achterdakvlak;
  • d. in alle gevallen geldt dat een dakkapel dient te voldoen aan de volgende eisen:
  • i. voorzien van een plat dak;
  • ii. gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,50 meter;
  • iii. onderzijde meer dan 0,5 meter en minder dan 1 meter boven de dakvoet;
  • iv. bovenzijde meer dan 0,5 meter onder de daknok;
  • v. zijkanten meer dan 0,5 meter van de zijkanten van het dakvlak.

  • 12. Ter plaatse van het werkingsgebied {'Onderdoorgang'} moet een onderdoorgang worden gebouwd, waarvan de breedte en hoogte niet minder dan 2,5 meter mag bedragen, met dien verstande dat ingeval de onderdoorgang tevens voor autoverkeer bestemd is deze niet minder dan 3,5 meter breed resp. 4,2 meter hoog mag zijn.

  • 13. Een souterrain mag niet hoger reiken dan 2 meter boven peil.  

  • 14. Ter plaatse van het werkingsgebied {'plat dak'} dienen gebouwen plat te worden afgedekt. 

  • 15. Het bouwen van een dakterras is toegestaan, met dien verstande dat indien de maximaal toegelaten bouwhoogte van een gebouw is bereikt, geldt dat:
  • a. een hekwerk gerealiseerd moet worden, met een minimum bouwhoogte van 1,2 m en op een afstand van minimaal 1,5 m uit de dakrand;
  • b. een gebouwde voorziening op het dak (ten behoeve van een daktoegang) is toegestaan met een maximum oppervlak van 6 m2 en een maximum bouwhoogte van 2,5 m.

Artikel 12 Groen

Ter plaatse van het werkingsgebied {'Groen'} mag niet gebouwd worden, behoudens:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die binnen de toegelaten gebruiksactiviteiten passen, zoals straatmeubilair, huisvuilcontainers, niet groter dan 10 m(al dan niet ondergronds), bovenleidingsmasten c.q. -portalen ten behoeve van trambanen, bruggen, duikers;
  • b. uitstekende delen aan gebouwen, niet dieper dan 2 meter uit de gevel en ten minste 2,2 meter boven maaiveld;
  • c. kleine gebouwen voor openbaar nut, verkeer en vervoer, zoals gemaalgebouwtjes, telefooncellen, gasdrukregel- en meetstations, wachthuisjes e.d., niet groter dan 80 m3.

Artikel 13 Parkeergarage

Ter plaatse van het werkingsgebied {'Parkeergarage'} geldt dat een parkeergarage niet meer dan [P.M.] bouwlagen mag omvatten.

Artikel 14 Verblijfsgebied

Ter plaatse van het werkingsgebied {'Verblijfsgebied'} mag niet worden gebouwd, behoudens:

  • a. binnen de toegelaten gebruiksactiviteiten passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals straatmeubilair, huisvuilcontainers (al dan niet ondergronds) niet groter dan 10 m3, abri's, alsmede niet voor bewoning bestemde kleine gebouwen voor openbaar nut, verkeer en vervoer, welke gebouwen niet groter mogen zijn 80 m3, met dien verstande dat bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van terrassen uitsluitend zijn toegelaten indien deze vergund zijn op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp omgevingsplan; (indien van toepassing);  
  • b. uitstekende delen aan gebouwen als bedoeld in artikel 5.67, onder f, niet dieper dan 2 meter uit de gevel en ten minste 2,2 meter boven maaiveld.

Artikel 15 Wonen

Gereserveerd. 

Artikel 16 Omgevingsplanactiviteiten

  • 1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een bouwactiviteit te verrichten en het te bouwen bouwwerk in stand te houden en te gebruiken.

  • 2. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.100 voor het bouwen van agrarische hulpgebouwen ter plaatse van het werkingsgebied {'Agrarisch'}.

  • 3. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.126, onder a, voor de bouw van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van terrassen, tot een maximum hoogte van 1,50 meter.

  • 4. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.153eerste lid, voor het bouwen van een bouwwerk, anders dan genoemd in artikel 5.153eerste lid, onder a en b.

  • 5. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.153tweede lid, voor het bouwen van een bouwwerk, anders dan genoemd in artikel 5.153tweede lid, onder a en b.

  • 6. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.153derde lid, voor het bouwen van een bouwwerk, anders dan genoemd in artikel 5.153derde lid, onder a en b.

  • 7. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.153vierde lid, voor het bouwen van een bouwwerk, anders dan genoemd in artikel 5.153vierde lid, onder a en b.

  • 8. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.153vijfde lid, voor het bouwen van een bouwwerk, anders dan genoemd in artikel 5.154vijfde lid, onder a en b.

  • 9. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.153zesde lid, voor het bouwen van een bouwwerk, anders dan genoemd in artikel 5.153zesde lid, onder a en b.

  • 10. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.139tweede lid, onder a, voor het bouwen van kleine bouwwerken voor voorzieningen van openbaar nut, verkeer en vervoer (niet groter dan 80 m3) toegelaten op locaties die eveneens zijn opgenomen in de geografische informatieobjecten [P.M.].

  • 11. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.153zevende lid, voor het bouwen van een bouwwerk, anders dan genoemd in artikel 5.153zevende lid, onder a en b.

  • 12. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.153achtste lid, voor het bouwen van een bouwwerk.

  • 13. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouwregels ten behoeve van afwijkingen van de toegestane afmetingen, maten (waaronder minimale en maximale afstanden) en percentages tot niet meer dan 10% van die afmetingen, maten en percentages.

  • 14. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels over de maximum toegestane bouwhoogte van een gebouw ten behoeve van technische voorzieningen op het dak, welke noodzakelijk zijn voor het doelmatig functioneren van het bouwwerk, zoals liftopbouwen, lichtkoepels, schoorstenen, antennemasten, luchtverversingsapparatuur, glazenwas installatie e.d.

  • 15. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels over de maximum toegestane bouwhoogte van een gebouw, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,5 meter.

Artikel 17 Beoordelingsregels

  • 1. Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwactiviteit en het in stand houden en gebruiken van het te bouwen bouwwerk, wordt de omgevingsvergunning alleen verleend als:
  • a. de activiteit in overeenstemming is met de in dit omgevingsplan gestelde regels over het bouwen, in stand houden en gebruiken van het te bouwen bouwwerk, met uitzondering van de artikelen 5.165.17 en 5.18;
  • b. het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk, met uitzondering van een tijdelijk bouwwerk dat geen seizoensgebonden bouwwerk is, zowel op zichzelf beschouwd als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, niet in strijd is met redelijke eisen van welstand, beoordeeld volgens de criteria van de welstandsnota, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, van de Woningwet; en
  • c. de activiteit betrekking heeft op een bodemgevoelig gebouw op een bodemgevoelige locatie en:
  • I. de toelaatbare kwaliteit van de bodem niet wordt overschreden; of
  • II. bij overschrijding van de toelaatbare kwaliteit van de bodem: als aannemelijk is dat een sanerende of andere beschermende maatregelen wordt getroffen. Een sanerende of andere beschermende maatregel is in ieder geval een sanering overeenkomstig paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving.
  • d. de activiteit betrekking heeft op een bodemgevoelig gebouw op een bodemgevoelige locatie en:
  • I. de toelaatbare kwaliteit van het grondwater niet wordt overschreden; of
  • II. bij overschrijding van de toelaatbare kwaliteit van het grondwater: als het technisch en milieuhygiënisch mogelijk is om sanerende of andere beschermende maatregelen te treffen [grondslag: artikel 7.3.23.2, lid 1, van de provinciale Omgevingsverordening.
  • e. Een sanerende of andere beschermende maatregel als bedoeld, onder d, is een sanering die is uitgevoerd overeenkomstig paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving, of door middel van:
  • I. het onttrekken van verontreinigd grondwater en het behandelen van het hierbij vrijkomende water;
  • II. het inzetten van gangbare en bewezen technieken die biologische afbraak of omzetting, of chemische omzetting van een verontreiniging tot niet schadelijke eindproducten tot gevolg hebben. [grondslag: artikel 7.3.23.2, lid 2, van de provinciale Omgevingsverordening.]

  • 2. Het eerste lid, aanhef en onder b, is niet van toepassing als:
  • a. het gaat om een gebied of bouwwerk waarvoor geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn; of
  • b. het bevoegd gezag van oordeel is dat de omgevingsvergunning toch moet worden verleend.

  • 3. Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwactiviteit of een gebruiksactiviteit kan een omgevingsvergunning uitsluitend worden verleend als voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid voor auto's en fietsen, overeenkomstig het in de gemeente Rotterdam geldende beleid ten aanzien van parkeren.

  • 4. De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.154tweede lid, kan worden verleend als:
  • a. de gezamenlijke oppervlakte van hulpgebouwen niet meer bedraagt dan [P.M.] m² b.v.o.;
  • b. de oppervlakte van elk hulpgebouw niet meer bedraagt dan [P.M.] m² b.v.o.;
  • c. de goot- en bouwhoogte van hulpgebouwen niet meer bedraagt dan [P.M.] meter respectievelijk [P.M] meter.

  • 5. De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.154derde lid, kan worden verleend. Bij de afweging betrekken burgemeester en wethouders de op dat moment van toepassing zijnde en door hen vastgestelde kwaliteitseisen voor terrassen. (indien van toepassing).

  • 6. De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.154vierde lid, kan worden verleend, als:
  • a. het bouwwerk past binnen de overige toegelaten gebruiksactiviteiten op deze locatie;
  • b. het belang van de leiding hierdoor niet wordt geschaad, met dien verstande dat het toelaten van zeer kwetsbare en kwetsbare gebouwen niet is toegestaan [zie artikel 5.19, lid 6, onder b, van het Bkl]; en
  • c. het advies als bedoeld in artikel 8.1eerste lid, is ontvangen.

  • 7. De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.154vijfde lid, kan worden verleend, als:
  • a. het bouwwerk past binnen de overige toegelaten gebruiksactiviteiten op deze locatie;
  • b. het belang van de hoogspanningsleiding hierdoor niet wordt geschaad; en
  • c. het advies als bedoeld in artikel 8.1tweede lid, is ontvangen.

  • 8. De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.154zesde lid, kan worden verleend, als:
  • a. het bouwwerk past binnen de overige toegelaten gebruiksactiviteiten op deze locatie;
  • b. het belang van de hoogspanningsverbinding hierdoor niet wordt geschaad; en
  • c. het advies als bedoeld in artikel 8.1derde lid, is ontvangen.

  • 9. De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.154zevende lid, kan worden verleend als:
  • a. het bouwwerk past binnen de overige toegelaten gebruiksactiviteiten op deze locatie;
  • b. het belang van de leidingen hierdoor niet wordt geschaad; en
  • c. het advies als bedoeld in artikel 8.1vierde lid, is ontvangen.

  • 10. De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.154achtste lid, kan worden verleend als:
  • a. het bouwwerk past binnen de overige toegelaten gebruiksactiviteiten op deze locatie;
  • b. het belang van de leiding hierdoor niet wordt geschaad; en
  • c. het advies als bedoeld in artikel 8.1vijfde lid, is ontvangen.

  • 11. De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.154negende lid, kan worden verleend, als:
  • a. het bouwwerk past binnen de overige toegelaten gebruiksactiviteiten op deze locatie;
  • b. het belang van de leiding hierdoor niet wordt geschaad; en
  • c. het advies als bedoeld in artikel 8.1zesde lid, is ontvangen.

  • 12. De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.154tiende lid, kan worden verleend, als het advies als bedoeld in artikel 8.1zevende lid, is ontvangen.

  • 13. De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.154elfde lid, kan worden verleend, als:
  • a. het bouwwerk past binnen de overige toegelaten gebruiksactiviteiten op deze locatie;
  • b. het belang van de waterkering hierdoor niet wordt geschaad; en
  • c. het advies als bedoeld in artikel 8.1achtste lid, is ontvangen.

  • 14. De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.154twaalfde lid, kan worden verleend als:
  • a. het bouwwerk past binnen de overige toegelaten gebruiksactiviteiten op deze locatie;
  • b. het belang van de hoofdwatergang hierdoor niet wordt geschaad; en
  • c. het advies als bedoeld in artikel 8.1negende lid, is ontvangen.

  • 15. De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.154dertiende lid, kan worden verleend als geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de milieusituatie.

  • 16. De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.154,  veertiende lid, kan worden verleend als de overschrijding van de maximum bouwhoogte niet meer dan 5 meter bedraagt en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

  • 17. De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.154vijftiende lid, kan worden verleend als extra bouwhoogte nodig is voor een architectonische verantwoorde afronding van de bovenste bouwlaag c.q. kap/schuin dakvlak.

Artikel 18 Voorschriften

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders kan aan de hand van het advies, als bedoeld in artikel 8.1eerste lid, desgewenst voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 5.154vierde lid, ter bescherming van het belang van de leiding.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders kan aan de hand van het advies, als bedoeld in artikel 8.1tweede lid, desgewenst voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 5.154vijfde lid, ter bescherming van bedoelde leiding.

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders kan aan de hand van het advies, als bedoeld in artikel 8.1derde lid, desgewenst voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 5.154zesde lid, ter bescherming van de hoogspanningsverbinding.

  • 4. Het college van burgemeester en wethouders kan aan de hand van het advies, als bedoeld in artikel 8.1vierde lid, desgewenst voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 5.154zevende lid, ter bescherming van het leidingbelang.

  • 5. Het college van burgemeester en wethouders kan aan de hand van het advies, als bedoeld in artikel 8.1vijfde lid, desgewenst voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 5.154achtste lid, ter bescherming van het leidingbelang.

  • 6. Het college van burgemeester en wethouders kan aan de hand van het advies, als bedoeld in artikel 8.1zesde lid, desgewenst voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 5.154negende lid, ter bescherming van het belang van de leiding.

  • 7. Het college van burgemeester en wethouders kan aan de hand van het advies, als bedoeld in artikel 8.1achtste lid, desgewenst voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 5.154elfde lid, ter bescherming van het belang van de waterkering.

  • 8. Het college van burgemeester en wethouders kan aan de hand van het advies, als bedoeld in artikel 8.1negende lid, desgewenst voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 5.154twaalfde lid, ter bescherming van het belang van de hoofdwatergang.

  • 9. Het college van burgemeester en wethouders kan, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een locatie ter plaatse van het werkingsgebied {'Waarde – Archeologie'}, – in het belang van de archeologische monumentenzorg – aan een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit met betrekking tot een bouwwerk de volgende voorschriften verbinden:
  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

  • 10. Het college van burgemeester en wethouders verbindt aan een omgevingsvergunning voor een bodemgevoelig gebouw op een bodemgevoelige locatie die is verleend met toepassing van artikel 5.161eerste lid, aanhef en onder c, onder 2°, in ieder geval het voorschrift dat het gebouw, of een gedeelte daarvan, alleen in gebruik wordt genomen nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over de wijze waarop er een of meer sanerende of andere beschermende maatregelen zijn getroffen als bedoeld in artikel 5.161.

Artikel 19 aanvraagvereisten vergunningplichtige activiteiten

  • 1. Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit met betrekking tot een bouwwerk worden voor de toetsing aan dit omgevingsplan in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
  • a. een opgave van de bouwkosten;
  • b. de plattegronden van alle verdiepingen en een doorsnedetekening voor de nieuwe situatie en, voor zover daarvan sprake is, de bestaande situatie;
  • c. het beoogde en het huidige gebruik van het bouwwerk en de bijbehorende gronden waarop de aanvraag betrekking heeft;
  • d. een opgave van de bruto inhoud in m3 en de bruto vloeroppervlakte in m2 van het deel van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft;
  • e. een situatietekening van de bestaande toestand en een situatietekening van de nieuwe toestand met daarop:
  • i. de afmetingen van het perceel en bebouwd oppervlak;
  • ii. de situering van het bouwwerk ten opzichte van de perceelsgrenzen en de wegzijde;
  • iii. de wijze waarop de locatie wordt ontsloten;
  • iv. de aangrenzende locaties en de daarop voorkomende bebouwing; en
  • v. het beoogd gebruik van de gronden behorende bij het voorgenomen bouwwerk;
  • vi. de plaats van de bluswatervoorziening;
  • vii. de aangegeven weg(en) geschikt voor verbindingsweg voor voertuigen van de brandweer en andere hulpverleningsdiensten; en
  • viii. de opstelplaats(en) voor brandweervoertuigen.
  • f. de hoogte van het bouwwerk ten opzichte van het straatpeil en het aantal bouwlagen;
  • g. de inrichting van parkeervoorzieningen op het eigen terrein;
  • h. gegevens en bescheiden die samenhangen met een uit te brengen advies van de Agrarische Adviescommissie in geval van een aanvraag voor een bouwactiviteit op een locatie waaraan een agrarische functie is toegedeeld;
  • i. voor zover dat in dit omgevingsplan is bepaald: een rapport waarin de archeologische waarde van de locatie in voldoende mate is vastgesteld;
  • j. de volgende gegevens en bescheiden voor de toetsing aan de regels over redelijke eisen van welstand, beoordeeld volgens de criteria van de welstandsnota, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, van de Woningwet, zoals dat artikel luidde voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet:
  • i. tekeningen van alle gevels van het bouwwerk, inclusief de gevels van belendende bebouwing, waaruit blijkt hoe het geplande bouwwerk in de directe omgeving past;
  • ii. principedetails van gezichtsbepalende delen van het bouwwerk;
  • iii. kleurenfoto's van de bestaande situatie en de omliggende bebouwing; en
  • iv. een opgave van de toe te passen bouwmaterialen in de uitwendige scheidingsconstructie en de kleur daarvan, waaronder in ieder geval het materiaal en de kleur van de gevels, het voegwerk, kozijnen, ramen en deuren, balkonhekken, dakgoten, boeidelen en de dakbedekking;
  • k. koverige gegevens en bescheiden die samenhangen met een eventueel benodigde toetsing aan dit omgevingsplan; en
    als de aanvraag betrekking heeft op een bodemgevoelig gebouw op een bodemgevoelige locatie:
  • i. de onderzoeken, bedoeld in paragraaf 5.2.2 van het Besluit activiteiten leefomgeving, tenzij het gaat om een locatie die is aangewezen in dit omgevingsplan waar een overschrijding van de toelaatbare kwaliteit, bedoeld in artikel 5.162, redelijkerwijs is uit te sluiten; en
  • ii. als de toelaatbare kwaliteit, bedoeld in artikel 5.162, wordt overschreden: gegevens en bescheiden die aannemelijk maken dat een sanerende of andere beschermende maatregel wordt getroffen, tenzij het gaat om een locatie die is aangewezen in dit omgevingsplan waar een overschrijding van de toelaatbare kwaliteit, bedoeld in artikel 5.162, redelijkerwijs is uit te sluiten.

  • 2. Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit met betrekking tot een bouwwerk dient – in het belang van de archeologische monumentenzorg – de aanvrager een rapport te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

  • 3. Het bepaalde in het tweede lid is uitsluitend van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op een locatie ter plaatse van het werkingsgebied {'Waarde – Archeologie'} en het bouwen van een bouwwerk (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) een groter oppervlak heeft dan [P.M.] en dieper reikt dan [P.M.].

Artikel 20 Omgevingsplanactiviteiten

  • 1. Het is ter plaatse van het werkingsgebied {'Agrarisch met waarden'} verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  • a. dempen, graven, afdammen, vergroten of herprofileren van aanwezige waterlopen; 
  • b. [P.M.].

  • 2. Het is ter plaatse van het werkingsgebied {'Natuurgebied'} verboden zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
  • a. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen en afgraven, alsmede door ophogen;
  • b. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
  • c. het dempen, graven, afdammen, vergroten of herprofileren van waterlopen.

  • 3. Het is ter plaatse van het werkingsgebied {'Natuurgebied en landschappelijk waardevol gebied'} verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  • a. dempen, graven, afdammen, vergroten of herprofileren van aanwezige waterlopen;
  • b. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • c. het scheuren van graslanden;
  • d. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • e. het beplanten van gronden met houtgewassen, ter plaatse waar de gronden op het tijdstip van het van kracht worden van het plan niet reeds met houtgewassen waren beplant;
  • f. het verwijderen van oevervegetaties.

  • 4. Het is ter plaatse van het werkingsgebied {'Leiding – Gas'} verboden zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
  • a. het aanbrengen/rooien van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • b. het indrijven van voorwerpen in de bodem (incl. heiwerkzaamheden);
  • c. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven alsmede door ophogen;
  • d. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • e. het verrichten van grondroer werkzaamheden, anders dan ten behoeve van leidingen;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • g. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • h. het permanent opslaan van goederen waaronder begrepen afvalstoffen.

  • 5. Het is ter plaatse van het werkingsgebied {'Leiding – Hoogspanning'} verboden zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
  • a. het aanbrengen/rooien van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • b. het indrijven van voorwerpen in de bodem (incl. heiwerkzaamheden);
  • c. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven alsmede door ophogen;
  • d. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • e. het verrichten van grondroer werkzaamheden, anders dan ten behoeve van leidingen;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • g. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.

  • 6. Het is ter plaatse van het werkingsgebied {'Leiding – Hoogspanningsverbinding'} verboden zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
  • a. het aanbrengen van hoogopgaande beplantingen en/of bomen;
  • b. het indrijven van voorwerpen in de bodem (incl. heiwerkzaamheden);
  • c. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven alsmede door ophogen;
  • d. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • e. het verrichten van grondroer werkzaamheden, anders dan ten behoeve van leidingen;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • g. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.

  • 7. Het is ter plaatse van het werkingsgebied {'Leiding – Leidingenstrook'} verboden zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
  • a. het aanbrengen/rooien van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • b. het indrijven van voorwerpen in de bodem (incl. heiwerkzaamheden);
  • c. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven alsmede door ophogen;
  • d. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • e. het verrichten van grondroer werkzaamheden, anders dan ten behoeve van leidingen;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • g. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.

  • 8. Het is ter plaatse van het werkingsgebied {'Leiding – Riool'} verboden zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
  • a. het aanbrengen/rooien van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • b. het indrijven van voorwerpen in de bodem (incl. heiwerkzaamheden);
  • c. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven alsmede door ophogen;
  • d. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • e. het verrichten van grondroer werkzaamheden, anders dan ten behoeve van leidingen;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • g. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.

  • 9. Het is ter plaatse van het werkingsgebied {'Leiding – Water'} verboden zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
  • a. het aanbrengen/rooien van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • b. het indrijven van voorwerpen in de bodem (incl. heiwerkzaamheden);
  • c. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven alsmede door ophogen;
  • d. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • e. het verrichten van grondroer werkzaamheden, anders dan ten behoeve van leidingen;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • g. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.

  • 10. Het is ter plaatse van het werkingsgebied {'Archeologie'} verboden zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
  • a. grondbewerkingen (van welke aard dan ook);
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven;
  • e. het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.

  • 11. De vergunningplicht in het tiende lid heeft betrekking op het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden die:
  • a. dieper reiken dan [P.M.] meter beneden maaiveld / NAP (gebied P.M.);
  • b. dieper reiken dan [P.M.] meter beneden maaiveld / NAP en die tevens een terreinoppervlak groter dan [P.M.] m2 beslaan (gebied P.M.).

  • 12. Het is in het {'Beschermd stadsgezicht'} verboden zonder omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
  • a. ter plaatse van het werkingsgebied [P.M.], terrein te verharden of terrein meer dan [P.M.] meter op te hogen of af te graven; 
  • b. ter plaatse van het werkingsgebied [P.M.], wegwerkzaamheden die het bestaande wegprofiel kunnen aantasten;
  • c. ter plaatse van het werkingsgebied [P.M.], waterlopen te dempen of waterlopen om te leggen; 
  • d. in de voortuinen van gebouwen terrein te verharden of terrein meer dan [P.M.] meter op te hogen of te ontgraven.

  • 13. Het is ter plaatse van het werkingsgebied {'Vrijwaringszone – molenbiotoop 1'} verboden zonder omgevingsvergunning bomen, heesters en andere beplantingen te planten indien deze hoger kunnen worden dan de hoogte van de onderste punt van de verticaal staande wiek (PM meter + NAP).

  • 14. Het is ter plaatse van het werkingsgebied {'Vrijwaringszone – molenbiotoop 2'} verboden zonder omgevingsvergunning bomen, heesters en andere beplantingen te planten indien deze hoger kunnen worden dan de hoogte gelijk aan 1/100 van de afstand tussen bouwwerk en molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek.

  • 15. Het is ter plaatse van het werkingsgebied {'Vrijwaringszone – molenbiotoop 3'} verboden zonder omgevingsvergunning bomen, heesters en andere beplantingen te planten indien deze hoger kunnen worden dan de hoogte gelijk aan 1/30 van de afstand tussen bouwwerk en molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek. [grondslag: artikel 7.3.18.2, lid 1, onder b, onder 2, van de provinciale Omgevingsverordening]

Artikel 21 Vergunningvrije aanlegactiviteiten

  • 1. Het verbod, bedoeld in artikel 5.165eerste lid, geldt niet voor de in dat artikellid bedoelde activiteiten als die betrekking hebben op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:
  • a. voor normaal onderhoud en beheer;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het omgevingsplan;
  • c. die reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken, zijnde, of van werkzaamheden.

  • 2. Het verbod, bedoeld in artikel 5.165tweede lid, geldt niet voor de in dat artikellid bedoeld activiteiten als die betrekking hebben op:
  • a. normaal onderhoud en beheer;
  • b. werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het omgevingsplan;
  • c. werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden.

  • 3. Het verbod, bedoeld in artikel 5.165derde lid, geldt niet voor de in dat artikellid bedoelde activiteiten als die betrekking hebben op:
  • a. normaal onderhoud en beheer;
  • b. werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het omgevingsplan;
  • c. werkzaamheden die reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden.

  • 4. Het verbod, bedoeld in artikel 5.165vierde lid, geldt niet voor de in dat artikellid bedoelde activiteiten als die betrekking hebben op:
  • a. het normale onderhoud en beheer van de betreffende locatie;
  • b. werken en werkzaamheden welke ten tijde van het van kracht worden van het omgevingsplan in uitvoering waren; en
  • c. graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken.

  • 5. Het verbod, bedoeld in artikel 5.165vijfde lid, geldt niet voor de in dat artikellid bedoelde activiteiten als die betrekking hebben op:
  • a. het normale onderhoud en beheer van de betreffende locatie;
  • b. werken en werkzaamheden welke ten tijde van het van kracht worden van het omgevingsplan in uitvoering waren; en
  • c. graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken.

  • 6. Het verbod, bedoeld in artikel 5.165zesde lid, geldt niet voor de in dat artikellid bedoelde activiteiten als die betrekking hebben op:
  • a. het normale onderhoud en beheer van de betreffende locatie;
  • b. werken en werkzaamheden welke ten tijde van het van kracht worden van het omgevingsplan in uitvoering waren; en
  • c. graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken.

  • 7. Het verbod, bedoeld in artikel 5.165zevende lid, geldt niet voor de in dat artikellid bedoelde activiteiten als die betrekking hebben op:
  • a. het normale onderhoud en beheer van de betreffende locatie;
  • b. werken en werkzaamheden welke ten tijde van het van kracht worden van het omgevingsplan in uitvoering waren; en
  • c. graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken.

  • 8. Het verbod, bedoeld in artikel 5.165achtste lid, geldt niet voor de in dat artikellid bedoelde activiteiten als die betrekking hebben op:
  • a. het normale onderhoud en beheer van de betreffende locatie;
  • b. werken en werkzaamheden welke ten tijde van het van kracht worden van het omgevingsplan in uitvoering waren; en
  • c. graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse ondergrondse netten en netwerken.

  • 9. Het verbod, bedoeld in artikel 5.165negende lid, geldt niet voor de in dat artikellid bedoelde activiteiten als die betrekking hebben op:
  • a. het normale onderhoud en beheer van de betreffende locatie;
  • b. werken en werkzaamheden welke ten tijde van het van kracht worden van het omgevingsplan in uitvoering waren; en
  • c. graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken.

  • 10. Het verbod, bedoeld in artikel 5.165tiende lid, geldt niet voor de in dat artikellid bedoelde activiteiten als die betrekking hebben op:
  • a. het normale onderhoud en beheer van de betreffende locatie
  • b. werken en werkzaamheden welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit omgevingsplan;
  • c. bestaande weg- en leidingcunetten.

  • 11. Het verbod, bedoeld in artikel 5.165twaalfde lid, geldt niet voor de in dat artikellid bedoelde activiteiten als die betrekking hebben op:
  • a. normaal onderhoud en beheer;
  • b. werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden;
  • d. gebouwen die ten gevolge van een calamiteit verloren zijn gegaan.

  • 12. Het verbod, bedoeld in artikel 5.165dertiende lid, geldt niet voor plantwerkzaamheden die ten tijde van het in werking treden van het omgevingsplan in uitvoering waren.

  • 13. Het verbod, bedoeld in artikel 5.165veertiende lid, geldt niet voor plantwerkzaamheden die ten tijde van het in werking treden van het omgevingsplan in uitvoering waren.

  • 14. Het verbod, bedoeld in artikel 5.165vijftiende lid, geldt niet voor plantwerkzaamheden die ten tijde van het in werking treden van het omgevingsplan in uitvoering waren.

Artikel 22 Beoordelingsregels

  • 1. Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als genoemd in artikel 5.165eerste lid, wordt een omgevingsvergunning verleend indien:
  • a. daardoor de landschapswaarden van de betrokken locaties niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast; en
  • b. door de aanvrager een schriftelijk advies van de natuur- en landschapsdeskundige is overgelegd.

  • 2. Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden als genoemd in artikel 5.165tweede lid, wordt een omgevingsvergunning verleend, indien de natuur- en landschappelijke waarden niet in onevenredige mate worden of kunnen worden aangetast; alvorens de vergunning te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de vergunning aan het college van burgemeester en wethouders een schriftelijk advies van een deskundige van de DCMR (danwel een door de DCMR aan te wijzen deskundige) op het gebied van natuur- en landschapsbeheer te overleggen.

  • 3. Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden als genoemd in artikel 5.165derde lid, wordt een omgevingsvergunning verleend, indien daardoor de landschaps- en natuurwaarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast. Alvorens de vergunning te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de vergunning aan het college van burgemeester en wethouders hieromtrent een schriftelijk advies van de natuur- en landschapsdeskundige te overleggen.

  • 4. Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden als genoemd in artikel 5.165vierde lid, wordt een omgevingsvergunning verleend, als:
  • a. de uitvoering van deze werken c.q. werkzaamheden geen gevaar oplevert voor de ondergrondse leidingen of het goed functioneren daarvan; en
  • b. het advies als bedoeld in artikel 8.2eerste lid, is ontvangen.

  • 5. Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden als genoemd in artikel 5.165vijfde lid, wordt een omgevingsvergunning verleend, als:
  • a. de uitvoering van deze werken c.q. werkzaamheden geen gevaar oplevert voor de ondergrondse leidingen of het goed functioneren daarvan; en
  • b. het advies als bedoeld in artikel 8.2tweede lid, is ontvangen.

  • 6. Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden als genoemd in artikel 5.165zesde lid, wordt een omgevingsvergunning verleend, als:
  • a. de uitvoering van deze werken c.q. werkzaamheden geen gevaar oplevert voor de bovengrondse verbindingen of het goed functioneren daarvan; en
  • b. het advies als bedoeld in artikel 8.2derde lid, is ontvangen.

  • 7. Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden als genoemd in artikel 5.165zevende lid, wordt een omgevingsvergunning verleend, als:
  • a. de uitvoering van deze werken c.q. werkzaamheden geen gevaar oplevert voor de ondergrondse leiding of het goed functioneren daarvan; en
  • b. het advies als bedoeld in artikel 8.2vierde lid, is ontvangen.

  • 8. Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden als genoemd in artikel 5.165achtste lid, wordt een omgevingsvergunning verleend, als:
  • a. de uitvoering van deze werken c.q. werkzaamheden geen gevaar oplevert voor de ondergrondse leiding of het goed functioneren daarvan; en
  • b. het advies als bedoeld in artikel 8.2vijfde lid, is ontvangen.

  • 9. Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden als genoemd in artikel 5.165negende lid, wordt een omgevingsvergunning verleend, als:
  • a. de uitvoering van deze werken c.q. werkzaamheden geen gevaar oplevert voor de ondergrondse leiding of het goed functioneren daarvan; en
  • b. het advies als bedoeld in artikel 8.2zesde lid, is ontvangen.

  • 10. Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden als genoemd in artikel 5.165tiende lid, wordt een omgevingsvergunning verleend, nadat de aanvrager een rapport aan het college van burgemeester en wethouders heeft overgelegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

  • 11. Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden als genoemd in artikel 5.165twaalfde lid, wordt/[kan] een omgevingsvergunning [worden] verleend. Bij zijn beslissing omtrent het verlenen van een vergunning betrekt het college van burgemeester en wethouders de belangen van het betrokken beschermd stadsgezicht in zijn overwegingen. Alvorens vergunning te verlenen wint het college het advies, als bedoeld in artikel 8.2zevende lid, in.

  • 12. Voor zover een aanvraag betrekking heeft op het uitvoeren van werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in artikel 5.165dertiende lid, wordt de omgevingsvergunning verleend. Alvorens vergunning te verlenen wint het college van burgemeester en wethouders het advies, als bedoeld in artikel 8.2achtste lid, in.

  • 13. Voor zover een aanvraag betrekking heeft op het uitvoeren van werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in artikel 5.165veertiende lid, wordt de omgevingsvergunning verleend. Alvorens vergunning te verlenen wint het college van burgemeester en wethouders advies, als bedoeld in artikel 8.2negende lid, in.

  • 14. Voor zover een aanvraag betrekking heeft op het uitvoeren van werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in artikel 5.165vijftiende lid, wordt de omgevingsvergunning verleend. Alvorens vergunning te verlenen wint het college van burgemeester en wethouders advies, als bedoeld in artikel 8.2tiende lid, in.

Artikel 23 Voorschriften

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders kan aan de hand van het advies, als bedoeld in artikel 8.2eerste lid, desgewenst voorschriften kan verbinden aan de omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 5.165vierde lid, ter bescherming van het belang van de leiding.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders kan aan de hand van het advies, als bedoeld in artikel 8.2tweede lid, desgewenst voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 5.165vijfde lid, ter bescherming van het belang van de hoogspanningsleiding.

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders kan aan de hand van het advies, als bedoeld in artikel 8.2derde lid, desgewenst voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 5.165zesde lid, ter bescherming van het belang van de hoogspanningsverbinding.

  • 4. Het college van burgemeester en wethouders kan aan de hand van het advies, als bedoeld in artikel 8.2vierde lid, desgewenst voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 5.165, lid 7, ter bescherming van het belang van de leiding.

  • 5. Het college van burgemeester en wethouders kan aan de hand van het advies, als bedoeld in artikel 8.2vijfde lid, desgewenst voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 5.165achtste lid, ter bescherming van het belang van de leiding.

  • 6. Het college van burgemeester en wethouders kan aan de hand van het advies, als bedoeld in artikel 8.2zesde lid, desgewenst voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 5.165negende lid, ter bescherming van het belang van de leiding.

  • 7. Het college van burgemeester en wethouders kan, voor kan, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een locatie ter plaatse van het werkingsgebied {'Waarde – Archeologie'), aan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.165tiende lid, de volgende voorschriften verbinden:
  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

Artikel 24 Overgangsrecht bouwwerken

  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het omgevingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 25 Overgangsrecht bestaande bouwwerken - in stand houden

Een bouwwerk waarop het overgangsrecht voor bestaande bouwwerken, opgenomen in artikel 11.1, van toepassing is, mag in stand worden gehouden.

Artikel 26 Overgangsrecht gebruik

  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het omgevingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  • 2. Het is verboden het met het omgevingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende omgevingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan

Artikel 27 Omgevingsplanactiviteit vergroten bouwwerk

Bij omgevingsvergunning kan het college van burgemeester en wethouders eenmalig afwijken van het bepaalde in artikel 11.1eerste lid, voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld dit artikellid met maximaal 10 %.

Hoofdstuk 6 Beheer en onderhoud

Hoofdstuk 7 Financiële bepalingen

Hoofdstuk 8 Procesregels

Hoofdstuk 9 Handhaving

Hoofdstuk 10 Monitoring en informatie

Hoofdstuk 11 Overgangsrecht

Hoofdstuk 12 Slotbepalingen