Plan: | Bentveld |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0473.BPBentveld-ON01 |
Op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) bestond tot voor kort de plicht om voor het gehele grondgebied van de gemeente actuele bestemmingsplannen te hebben vastgesteld, die niet ouder zijn dan 10 jaar. Met deze wet werden gemeente gedwongen een strikter beleid te voeren ten aanzien van de houdbaarheid van hun bestemmingsplannen. Met de komst van de nieuwe Omgevingswet is de actualisatieplicht per 1 juli 2018 afgeschaft, zodat de gemeenten de vrijgekomen ruimte kunnen gebruiken voor het voorbereiden van omgevingsplannen. De actualisatie van voorliggend bestemmingsplan Bentveld was al opgestart begin 2017 en wordt om die reden nog afgerond. Voor Bentveld vigeert op dit moment (grotendeels) het bestemmingsplan "Bentveld", vastgesteld op 29 januari 2008.
Actualisatie van bestemmingsplannen was niet alleen een wettelijke verplichting, maar ook gewenst, omdat verouderde bestemmingsplannen veelal geen adequate planologische regeling bevatten en niet meer in overeenstemming zijn met de gewenste ruimtelijke inzichten van het betreffende gebied. Tevens zijn plannen, regelingen en voorschriften die voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening ingevolge artikel 10 van de Overgangswet ruimtelijke ordening en volkshuisvesting of ingevolge enige andere wettelijke bepaling geacht werden bestemmingsplan te zijn in de zin van de Wet op de Ruimtelijke Ordening per 1 juli 2013 in het geheel komen te vervallen.
Daarnaast verplicht de Wet ruimtelijke ordening dat bestemmingsplannen die na 1 januari 2010 in procedure worden gebracht digitaal vervaardigd dienen te worden en digitaal raadpleegbaar dienen te zijn.
Dit bestemmingsplan kan worden gezien als een voortzetting van de voorgaande juridisch-planologische regeling voor dit gebied. De regeling is wel afgestemd op de huidige wet- en regelgeving. Daarnaast zijn in het plan een aantal (nieuwe) wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden opgenomen waarmee (kleinschalige) ontwikkelingen mogelijk kunnen worden gemaakt.
Ter voorbereiding op het opstellen van het bestemmingsplan is een inventarisatie uitgevoerd voor het bestemmingsplan. Strijdige situaties, zowel ten aanzien van gebruik als ten aanzien van bouwen, planwijzigingen en nieuwe initiatieven zijn geïnventariseerd.
De inventarisatie is input geweest voor de Nota van Uitgangspunten Bentveld 2017, vastgesteld op 23 mei 2017 door de gemeenteraad van Zandvoort. In de Nota van Uitgangspunten is aangegeven hoe dient te worden omgegaan met geconstateerde strijdigheden, planwijzigingen en nieuwe initiatieven en op welke wijze deze in het bestemmingsplan vertaald kunnen worden.
Het plangebied is globaal gelegen tussen de grens met Aerdenhout in het oosten, de Westerduinweg in het noorden, Zandvoortselaan tot Blinkertweg en de grens met de Amsterdamse Waterleidingduinen in het westen en de bebouwing aan de Zuidlaan, Duinrooslaan en Bramenlaan in het zuiden. Het betreft het bebouwde gebied van Bentveld. Hiermee wordt aangesloten bij de begrenzing van het vigerende bestemmingsplan Bentveld.
Het plangebied van het bestemmingsplan "Groot Bentveld", vastgesteld op 22 december 2015, maakt geen deel uit van dit nieuwe bestemmingsplan. Omdat er voor dit perceel reeds een actueel planologisch kader is wordt dit plangebied uit het plangebied weggelaten. In afbeelding 1 is dit gebied geel gearceerd.
Afbeelding 1: globale begrenzing plangebied
Voor het plangebied is het bestemmingsplan "Bentveld" van kracht. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 29 januari 2008. Op 30 september 2008 is het bestemmingsplan goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland. Op 16 september 2009 heeft de Raad van State uitspraak gedaan over het goedgekeurde bestemmingsplan. Er is door de Raad van State op verzoek van de eigenaar en exploitant goedkeuring onthouden aan het perceel Zandvoortselaan 345-347. Dit vanwege het ontbreken van de mogelijkheid van het uitbaten van een hotel op deze locatie.
Voor dit perceel is een nieuw bestemmingsplan opgesteld, het bestemmingsplan "Zandvoortselaan 345-347". Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 27 november 2011 en zal integraal worden overgenomen in dit nieuwe bestemmingsplan. In afbeelding 1 is dit plangebied paars gearceerd.
Het bestemmingsplan "Bentveld" was conserverend van aard en was zoveel mogelijk gericht op handhaven van de bestaande structuren.
Het bestemmingsplan is een juridisch instrument en bestaat uit planregels en de ruimtelijke verbeelding van het plan. Een bestemmingsplan alsmede een ontwerp hiervoor gaan vergezeld van een toelichting. De planregels en ruimtelijke verbeelding van het plan leggen de bouw- en gebruiksmogelijkheden vast van de grond en opstallen en zijn juridisch bindend voor burger en overheid. De toelichting is een beschrijving van de keuzes die in de planregels en op de ruimtelijke verbeelding van het plan worden gemaakt.
Het uitgangspunt voor dit bestemmingsplan "Bentveld" is een (hoofdzakelijk) conserverend, gedetailleerd bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan maakt daarnaast de ontwikkeling van vijf woningen mogelijk ter plaatse van het manegebedrijf aan de Zuidlaan 51 en twee woningen ter plaatse van het aangrenzende perceel de Duirooslaan 3 (zie paragraaf 4.3 Nieuwe ontwikkeling Zuidlaan 51 en Duinrooslaan 3 voor een uitgebreide toelichting). Het plan biedt verder een beperkte ruimte om in te kunnen spelen op maatschappelijke en marktontwikkelingen (binnen de vastgestelde beleidskaders). Voor het overige zijn er uitsluitend beperkte ruimtelijke of functionele veranderingen mogelijk in het plangebied. In de planregels is daartoe een aantal flexibiliteitbepalingen opgenomen.
Achtereenvolgens komen na deze inleiding (hoofdstuk 1) de volgende onderwerpen aan de orde:
Bentveld is gelegen op de reliëf- en bosrijke binnenduinrand. Dit duinlandschap van jonge duinen is pas ontstaan tussen 1200 en 1600. De oudere duinen zijn doorgaans door afslag verdwenen. De hogere, jonge duinen liggen door verstuiving voor een deel op deze oude strandwallen. Bentveld is gelegen op een dergelijke strandwal. De binnenduinrand bestond uit een bosrijke omgeving waar rijke regenten en kooplieden vele buitenplaatsen en landgoederen (Groot Bentveld, 17e eeuw) in bezit hadden.
In de 19e en 20e eeuw zijn op en rond deze landgoederen fraaie villawijken ontstaan. Halverwege de 19e eeuw, ontstond voor die tijd de eerste grootschalige uitbreiding in Zandvoort. Tegelijkertijd is de weg tussen Heemstede en Zandvoort aangelegd, wat de eerste goede verbinding vormde met het "achterland". Deze Zandvoortselaan doorsnijdt Bentveld. Vervolgens is in 1899 de tramlijn van Zandvoort naar Haarlem aangelegd waarop Nederlands eerste elektrische tram ging rijden. Deze ontsluitingen gaven een grote impuls voor verdere ontwikkeling van Bentveld en Zandvoort. Vijf jaar later werd de lijn naar Zandvoort gekoppeld aan het nieuwe tramtraject naar Amsterdam. De tramlijn Zandvoort - Amsterdam overleefde de crisis en vijf jaar bezetting, maar maakte in 1957 alsnog plaats voor een bus, die nog altijd de verbinding onderhoudt tussen het centrum van Amsterdam en Zandvoort. De oude trambaan, die op zo ongeveer 100 meter achter de Zandvoortselaan loopt, is nu in gebruik als vrijliggend fietspad.
In de 20e eeuw is de woningbouw in Bentveld op gang gekomen van met name vrijstaande villa's. Typisch Zandvoortse verandawoningen komen in Bentveld niet voor.
Het plangebied wordt gekenmerkt als een villadorp met een hoogwaardige kwaliteit. Bentveld kent een grillige structuur van gebogen lanen en straten met een eenvoudige profielindeling, begeleid door openbaar en particulier groen. Langs de straten in het zuidelijk deel van Bentveld zijn vaak bomenrijen geplaatst die het groene aanzien van de straten mede bepalen. Bentveld is aan drie zijden door duingebied omgeven en aan de vierde zijde loopt de verkaveling van de villawijken door in Aerdenhout. Het gebied wordt doorsneden door de Zandvoortselaan die een breed, voornamelijk verkeerskundig profiel kent. Doordat Bentveld is gebouwd op de reliëfrijke duingronden, zijn met name in de noordelijke helft van Bentveld hoogteverschillen in het gebied te ervaren.
Bentveld wordt grotendeels gekenmerkt door vrijstaande villabebouwing. Verspreid in het gebied bevinden zich ook enkele andere soorten van woonbebouwing. Langs de Zandvoortselaan zijn enkele aaneengebouwde woningen aanwezig. Aan het Bentveldsduin zijn enkele appartementengebouwen gesitueerd en tevens zijn er in het gebied aan de Saxenrodeweg 3 galerijflats aanwezig.
Aan de Bramenlaan is een complex van woonzorgcentrum Bodaan gelegen. Naast het woonzorgcentrum is het wooncentrum Bodaan gelegen waarin verschillende appartementen zijn gesitueerd waarin zelfstandig gewoond wordt.
Het gemeentebestuur vindt het belangrijk dat binnen Zandvoort de cultuurhistorische waarden in de vorm van dorpse kleinschaligheid en de authentieke, monumentale en historische bouwwerken, zo veel mogelijk behouden blijven. Dit besluit ligt in lijn met de uitspraken in de Structuurvisie Parel aan Zee + (2010) waarin belang wordt gehecht aan de historie en onderscheidende bebouwing van Zandvoort.
Voor Bentveld is het vanuit cultuurhistorisch oogpunt van belang dat de stedenbouwkundige structuur en de bijbehorende architectuur zoveel mogelijk gehandhaafd blijft. Het beleid is dan ook gericht op het handhaven van de bestaande kwaliteiten en eigenschappen. In geval van verandering of vervanging van bestaande elementen dient de nadruk te liggen op conformeren aan de reeds aanwezige context en waar mogelijk het herstellen van verloren waarden.
In het plangebied zijn een viertal panden aanwezig die zijn aangewezen als gemeentelijk monument. Deze panden worden op de planverbeelding aangegeven met de aanduiding 'karakteristiek'. De bebouwing aan de Zandvoortselaan 250-252 is aangewezen als gemeentelijk monument. Rond 1915 is deze bebouwing opgericht als complex voor het Gemeentelijk Waterleidingbedrijf Zandvoort, met onder andere een pompstation en een woning. In de voorgevel van nummer 252 bevindt zich het gemeentewapen van Zandvoort.
De woning aan Zandvoortselaan 269, bekend als Landhuis 't Heem, heeft monumentale waarde door de cottage opzet met een veranda met conische zuilen. In de tuin van dit perceel zijn oude waardevolle bomen aanwezig.
Het pand aan Zandvoortselaan 309 is in 1918-1919 gebouwd en ontworpen door architect J.A. Visser. De monumentale waarde is zichtbaar in de detaillering van ramen en deuren.
Het dubbele woonhuis aan Zandvoortselaan 357-359 is ook aangewezen als gemeentelijk monument, het bouwjaar van deze woning ligt rond 1910.
In het plangebied zijn geen rijksmonumenten aanwezig.
Bentveld heeft voornamelijk een woonfunctie van hoogwaardige kwaliteit. Vrijstaande villabebouwing wordt afgewisseld met aaneengebouwde woningen, appartementengebouwen en enkele galerijflats. Een andere belangrijke functie is het natuurlijke groen. Het bosrijke duinlandschap is herkenbaar binnen Bentveld. Door de reliëfverschillen en de bosrijke percelen, wordt de ligging in het duinlandschap versterkt.
Naast de woonfunctie zijn er ook een aantal andere functies in het gebied gesitueerd. Zo zijn er een tweetal horecagelegenheden, kleinschalige dienstverlening en kantoren, een praktijk voor fysiotherapie en een garagebedrijf. Deze functies komen voor aan de Zandvoortselaan.
Voor dit plangebied wordt gestreefd naar het behouden van de woonfunctie en wordt vermeden dat (te) veel andere functies zich mengen in het plangebied.
De Zandvoortselaan ligt centraal in het plangebied en vormt de ontsluitingsweg van de kernen Aerdenhout, Bentveld en Heemstede en eveneens richting Hoofddorp en Schiphol. De Zandvoortselaan heeft in het plangebied een gebiedsontsluitende inrichting en profilering met een bochtig karakter. Gedurende een groot deel van het jaar biedt deze weg voldoende capaciteit om een goede bereikbaarheid van Bentveld mogelijk te maken. Echter is in de zomermaanden sprake van veelvuldig filevorming door (strand-)bezoekers. In het kader van de uitvoering van het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) zijn er snelheidsbeperkende maatregelen in de vorm van drempels en inritconstructies naar de Zandvoortselaan aangebracht.
Langs de Zandvoortselaan bevindt zich vanaf de grens van de bebouwde kom tot aan de gemeentegrens aan beide zijden een fietspad. Daarnaast is een provinciale fietsroute aangelegd op het tracé van de voormalige trambaan.
Vanaf de Zandvoortselaan is Bentveld onder andere ontsloten door de Bentveldweg die bij de categorie erftoegangsweg plus behoort. Tevens zijn er nog een drietal andere ontsluitingswegen die als erftoegangsweg fungeren. De binnen het plangebied liggende wegen zijn woonstraten en hebben een zodanig profiel, dat dit voor de verkeersafwikkeling geen problemen oplevert.
Het plangebied is door het openbaar vervoer ontsloten. Buslijn 80 verbindt Bentveld met Zandvoort en Amsterdam. Op zijn route komt deze bus onder andere langs NS-station Heemstede-Aerdenhout.
Ten aanzien van het parkeren zijn er geen problemen in het plangebied, omdat het merendeel van de woningen in het plangebied een parkeervoorziening op eigen erf heeft en er tevens langs de kant van de weg in de berm van de woonstraten wordt geparkeerd. Langs de Bentveldweg en Zandvoortselaan zijn insteekhavens aangelegd.
Bentveld grenst aan het Hollands duingebied. Het Hollands duingebied is het meest uitgestrekte, gave duingebied van Noordwest-Europa. Het is van internationale betekenis. Het is een biologisch, morfologisch, hydrologisch en landschappelijk geheel van duinen met natte en vochtige duinvalleien, duingraslanden, struwelen, bossen en ruigten. Het ligt in de overgang van de kalkrijke naar de kalkarme duinen.
De beeldbepalende elementen en structuren van de duinen zijn de variërende mate van openheid, het reliëf, de duinvalleien en -plassen en de begroeiing (struwelen en bossen). De aanwezige beplanting bestaat uit typische duinvegetatie. De zorg voor het duingebied is belangrijk: het duingebied dient te worden beschermd.
De Kennemerduinen zijn aangemeld als speciale beschermingszone in het kader van de Europese Habitatrichtlijn. De speciale beschermingszone maakt onderdeel uit van een samenhangend Europees ecologisch netwerk: Natura 2000.
Afbeelding 2: ligging van de Natura 2000-gebieden (bron: www.natura2000.nl, 2017)
De Zuidduinen zijn aangewezen als beschermd natuurgebied, als bedoeld in de Wet natuurbescherming. De duinen die rond Bentveld liggen behoren ook tot de provinciale ecologische hoofdstructuur (PEHS). Hier zijn ontwikkelingen mogelijk die passen binnen de natuurdoelen voor het gebied en die de identiteit van het landschap versterken. De PEHS kent geen externe werking zoals van toepassing bij Habitatrichtlijngebieden. Nieuwe ontwikkelingen die buiten de PEHS mogelijk worden gemaakt, hoeven derhalve niet getoetst te worden aan eventuele negatieve gevolgen voor deze gebieden.
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte in werking getreden. In de structuurvisie schetst het Rijk de ambities van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor Nederland. Het Rijk heeft 3 hoofddoelen:
Plangebied
Het bestemmingsplan Bentveld heeft nauwelijks raakvlak met het nationale beleid. Gelet op het karakter van dit bestemmingsplan kan worden geconcludeerd dat het onderhavige plan in overeenstemming is met de Structuurvisie.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden, waarvan de geconsolideerde versie op 1 januari 2017 beschikbaar is gesteld. Het Barro stelt regels omtrent de 13 aangewezen nationale belangen die genoemd zijn in de conceptversie van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De volgende belangen zijn relevant voor dit wijzigingsplan:
Het Barro omvat alle ruimtelijke Rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmings- en inpassingsplannen. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen, inpassingsplannen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen, voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. Het merendeel van de regels in het Barro legt beperkingen op, daarin is een gradatie te onderkennen. Deze zijn geformuleerd als een 'ja-mits', een 'ja, voor zover', een 'nee-tenzij', een 'nee-als' of een stringente 'nee' bepaling.
Afbeelding 3: uitsnede uit het Barro, met in geel het kustfundament (belang 3)
Plangebied
In het plangebied is het oostelijke deel van de Zandvoortseweg aangewezen als onderdeel van het kustfundament. Ten aanzien van het kustfundament is aangegeven dat een ruimtelijk plan dat een wijziging inhoudt ten opzichte van het (vooraf) geldende bestemmingsplan, geen activiteiten mogelijk maakt die een belemmering vormt voor het uitzicht op de vrije horizon vanaf de gemiddelde hoogwaterlijn met de blik op zee. Daarvan is ter plaatse van deze locatie geen sprake.
Daarnaast mag met vaststelling van het bestemmingsplan geen belemmering ontstaan voor de instandhouding of de versterking van het zandige deel van het kustfundament. Voor het betreffende plangebied zijn geen activiteiten mogelijk die de waterkering zouden kunnen verzwakken. Het Barro staat de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg.
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geeft regels waar concrete ruimtelijke projecten aan moeten voldoen. Zo is in het Bro de Ladder voor duurzame verstedelijking verankerd. Het doel van de Ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de Ladder wordt er een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.
In de praktijk werd de toepassing van de Ladder voor duurzame verstedelijking als lastig ervaren. Daarom is op 1 juli 2017 het Bro gewijzigd, waarmee een nieuwe Laddersystematiek geldt. De derde trede is geschrapt en de eerste twee treden zijn samengevoegd. Hiermee is de 3-trapsstructuur losgelaten. Ook zijn de termen 'actueel' en 'regionaal' geschrapt die waren opgenomen in de voormalige eerste trede. De Ladder voor duurzame verstedelijking bestaat nu uit twee onderdelen. Het tweede lid van artikel 3.1.6. Bro omvat de Ladder voor duurzame verstedelijking.
Het begrip 'stedelijke ontwikkeling' is nader gespecificeerd in de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State 1 op 23 april 2014. De Afdeling noemt in de uitspraak de uitgangspunten, die zij hanteert voor de beoordeling of een voorziene ontwikkeling voldoende substantieel is om als stedelijke ontwikkeling te kunnen gelden. Op 28 juni 2017 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een overzichtsuitspraak2 gedaan over de Ladder voor duurzame verstedelijking. Ook hier is het begrip 'stedelijke ontwikkeling' nader gespecificeerd. Indien het om een woningbouwlocatie gaat, geldt het volgende uitgangspunt:
"Wanneer een bestemmingsplan voorziet in niet meer dan 11 woningen die gelet op hun onderlinge afstand als één woningbouwlocatie als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, Bro, kunnen worden aangemerkt, kan deze ontwikkeling in beginsel niet als een stedelijke ontwikkeling worden aangemerkt."
Plangebied
Zoals wordt beschreven in hoofdstuk 4 van deze toelichting worden er in dit bestemmingsplan geen ontwikkelingen opgenomen die vallen onder het begrip 'stedelijke ontwikkeling' zoals bedoeld in de duurzaamheidsladder. De Ladder is op dit bestemmingsplan dan ook niet van toepassing. De toelichting van dit bestemmingsplan gaat in op de uitvoerbaarheid, zoals bedoeld in artikel 3.1.6, eerste lid van het Bro, van dit bestemmingsplan.
Op 8 juni 2018 is de Structuurvisie Ondergrond door het Rijk vastgesteld. Hierin worden de beleidsvelden van de ruimtelijke ordening en de ondergrond op nationale schaal bij elkaar gebracht.
In de Structuurvisie Ondergrond (STRONG) worden de beleidsopgaven uitgewerkt die betrekking hebben op de nationale belangen 'drinkwatervoorziening' en 'mijnbouwactiviteiten', zoals de winning van olie, gas en aardwarmte en opslag van stoffen in de ondergrond. De ondergrond is van groot belang voor onze energievoorziening en grondwater is de belangrijkste bron van onze drinkwatervoorziening.
Het plangebied is in de STRONG aangewezen als gebied voor "Aanvullende Strategische Voorwaarden" en "Bescherming huidige grondwaterwinningen". Het plangebied is door de provincie Noord-Holland aangewezen als een grondwaterbeschermingsgebied, zie paragraaf 3.2.3. Het beleid voor een beschermingsgebied is erop gericht de kans op verontreiniging van het grondwater binnen deze gebieden zoveel mogelijk te beperken door risicovolle activiteiten te verbieden of te reguleren.
De provincies hebben met het Rijk afgesproken dat zij binnen een periode van 2 tot 3 jaar Aanvullende Strategische Voorraden zullen vaststellen met een bijbehorend beschermingsregime. De provincies nemen daarbij een aantal afgesproken uitgangspunten in acht. Het Rijk overlegt periodiek met de provincies over de voortgang van dit project.
Afbeelding 4: uitsnede kaart STRONG, in groen "Aanvullende strategische voorraden" en "Bescherming huidige grondwaterwinningen"
Plangebied
In dit bestemmingsplan worden geen activiteiten opgenomen die van invloed zijn op de verontreiniging van het grondwater.
Per 1 januari 2017 is de nieuwe Wet Natuurbescherming in werking getreden. Deze wet heeft 3 wetten vervangen, namelijk de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. De provincies bepalen nu wat er wel en niet wordt toegestaan in de natuur in hun gebied. De provincies zorgen tevens voor vergunningen en ontheffingen. In deze nieuwe wet blijft de bescherming van Natura-2000 gebieden vrijwel hetzelfde. Ook de bescherming van soorten blijft op een vergelijkbare manier beschermd als onder de Flora- en faunawet.
Plangebied
Het plangebied grenst aan de noord-, zuid- en westzijde aan het Natura 2000-gebied "Kennemerland-Zuid", zie afbeelding 2 in paragraaf 2.2.3. Het is een reliëfrijk en landschappelijk afwisselend gebied, dat grotendeels bestaat uit kalkrijke duinen. De overgang tussen de kalkrijke jonge duinen en de ontkalkte oude duinen ligt ter hoogte van Zandvoort. Dit levert een soortenrijke en kenmerkende begroeiing op. Wanneer er activiteiten of ontwikkelingen plaatsvinden die kunnen leiden tot negatieve effecten op instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied moet op basis van de Wet Natuurbescherming een vergunning worden aangevraagd. Dit bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die kunnen leiden tot negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van het nabijgelegen Natura-2000 gebied. In paragraaf Ecologie wordt dit aspect nader gemotiveerd.
Op 19 november 2018 hebben de Provinciale Staten van Noord - Holland de Omgevingsvisie NH2050 vastgesteld. Hierin staat de visie op de fysieke leefomgeving beschreven. In de Omgevingsvisie heeft de provincie Noord - Holland de hoofdambitie om het huidige hoge welvaarts- en welzijnsniveau te behouden. Om deze ook voor de toekomst vast te kunnen houden, richt de provincie zich op een goede balans tussen economische groei en leefbaarheid. Zodanig dat bij veranderingen in het gebruik van de fysieke leefomgeving de doelen voor een gezonde en veilige leefomgeving overeind blijven.
De provincie hanteert daarvoor de centrale sturingsfilosofie 'lokaal wat kan, regionaal wat moet. Gelet op de diversiteit aan regio's, om ruimte te bieden aan maatwerk en om vorm te kunnen geven aan een wendbare samenleving. Hierbij staat de opgave centraal. Dat bepaalt de wijze van sturing en samenwerking.
Om de hoofdambitie te behalen heeft de provincie Noord - Holland meerdere deelambities opgesteld:
Leefomgeving
Gebruik van de leefomgeving
Energietransitie
Plangebied
Dit bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die kunnen leiden tot negatieve effecten op de hoofdambitie van de provincie Noord - Holland. Het bestemmingsplan is conserverend van aard en zorgt er daarmee voor dat de huidige leefbaarheid en woonkwaliteit behouden blijft. Het plan draagt niet actief bij aan de ambities van de provincie, maar belemmert deze ambities ook niet.
Provinciale Staten hebben op 28 september 2015 de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) gewijzigd. Op 20 december 2016 is de Provinciale ruimtelijke verordening door Provinciale Staten vastgesteld en op 1 maart 2017 is deze in werking getreden. De laatste wijziging van de PRV is op 14 januari 2019 door Provinciale Staten vastgesteld. De gewijzigde PRV is op 1 februari 2019 in werking getreden.
De Provinciale Ruimtelijke Verordening stelt algemene regels aan bestemmingsplannen met als doel het veiligstellen van de provinciale belangen. In de PRV worden voor een aantal onderwerpen regels gesteld die door rijksoverheid bij de provincies zijn neergelegd ter verdere uitwerking en/of aanvulling in een provinciale verordening. Op deze wijze komen de rijksregels 'getrapt' in bestemmingsplannen en beheersverordeningen terecht. Het gaat hierbij om de volgende onderwerpen:
De regeling die is opgesteld in de PRV heeft betrekking op de volgende onderwerpen:
Plangebied
Voor het plangebied is de ligging binnen 'Bestaand Stedelijk Gebied' (BSG) van belang. Hiermee wordt het bestaand stedelijk gebied als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, onder h van het Besluit ruimtelijke ordening bedoeld. Alleen binnen het BSG kunnen nieuwe stedelijke ontwikkelingen plaatsvinden, mits deze in overeenstemming zijn met in de regio gemaakte afspraken. Onder deze stedelijke ontwikkelingen worden woningbouw, bedrijventerrein en kantoren, detailhandel en overige stedelijke voorzieningen verstaan.
Het plangebied grenst direct aan gebieden die behoren tot de ecologische hoofdstructuur (EHS), maar het plangebied zelf behoort niet tot de EHS. Vanuit de PRV zijn er geen specifieke aandachtspunten voor dit bestemmingsplan.
Op 14 januari 2002 is de Provinciale Milieuverordening (PMV) van de provincie Noord-Holland vastgesteld. Deze verordening is via een aantal tranches verder aangevuld, gewijzigd en geactualiseerd. Op 12 november 2018 is tranche 10a van de Provinciale Milieuverordening (PMV) vastgesteld. In deze PMV komt onder andere de grondwaterbescherming en de bescherming van de Aardkundige Monumenten aan de orde.
Het plangebied is gelegen in een grondwaterbeschermingsgebied van de provincie Noord-Holland. De provincie Noord-Holland kent drie zones ten behoeven van de bescherming van drinkwater; waterwingebied (60-dagen zone), grondwaterbeschermingsgebied I (25 jaar zone) en grondwaterbeschermingsgebied II (110/ 200 jaar zone). Binnen grondwaterbeschermingsgebieden gelden diverse gebruiksbeperkingen om het drinkwaterbelang te beschermen, deze zijn beschreven in de provinciale milieuverordening.
De provinciale milieuverordening schrijft voor dat in grondwaterbeschermingsgebieden moet worden voorkomen dat er inrichtingen worden gevestigd die voor de kwaliteit van de bodem en grondwater met het oog op waterwinning een te groot risico vormen. Voor deze inrichtingen geldt een absoluut verbod. Het verbod betreft de categorieën van inrichtingen die zijn aangewezen in bijlage 1, onderdeel D, van de verordening.
Plangebied
Grondwaterbeschermingsgebied
Afbeelding 6: ligging plangebied in grondwaterbeschermingsgebied
Het plangebied is grotendeels aangewezen als grondwaterbeschermingsgebied I en voor een klein gedeelte als grondwaterbeschermingsgebied II. In artikel 5.3 zijn de voorwaarden ten aanzien van de grondwaterbeschermingsgebieden I en II beschreven.
In het plangebied is geen inrichting in werking die behoort tot één of meer van de categorieën die zijn aangewezen in bijlage 1, onderdeel D. Dit bestemmingsplan biedt ook geen mogelijkheden voor het oprichten van een dergelijke inrichting.
Onder titel 5.3 van de Provinciale Milieuverordening zijn een aantal verboden opgenomen. Zo is in artikel 5.3.10 van de Provinciale Milieuverordening bepaald dat het verboden is in een grondwaterbeschermingsgebied werken tot stand te brengen of handelingen te verrichten waardoor direct of indirect warmte en/ of koude aan de bodem wordt onttrokken of toegevoegd.
Aardkundige Monumenten
Bijzondere kwaliteiten van het oorspronkelijke natuurlijk landschap worden door de provincie aangeduid als Aardkundige Waarden of Aardkundige Erfgoed. De fraaiste en indrukwekkendste van deze Aardkundige Waarden heeft de provincie de status Aardkundig Monument gegeven. Het doel van het aardkundige monumentenbeleid van de provincie is de duurzame instandhouding van gebieden die extra bescherming behoeven vanwege hun waardevolle bodem en/ of waardevolle elementen die primair bepaald zijn door de bodem. In de Provinciale Milieuverordening zijn regels opgenomen ter bescherming van deze gebieden.
Rondom het plangebied bevindt zich het Aardkundig Monument "Duingebied Nationaal Park Zuid-Kennemerland en Amsterdamse Waterleiding Duinen". Voor een Aardkundig Monument geldt op basis van de Provinciale Milieuverordening een zorgplicht. Tevens is bepaald dat het verboden is in of op een aardkundig monument handelingen te verrichten die het Aardkundig Monument kunnen aantasten.
Afbeelding 7: ligging aardkundige monumenten, in rood het plangebied Bentveld
Het plangebied van dit bestemmingsplan zelf ligt buiten het Aardkundig Monument. De bouw- en gebruiksmogelijkheden die op basis van dit bestemmingsplan toegestaan worden in het plangebied leiden niet tot aantasting van het naastgelegen aardkundige monument.
Op 9 maart 2016 is het Waterbeheerplan 5 van het Hoogheemraadschap van Rijnland vastgesteld. Dit waterbeheerplan geeft richting aan het waterbeheer in de periode 2016-2021. De speerpunten uit dit beheerplan zijn: waterveiligheid, voldoende water, schoon en gezond water en waterketen. Hiervoor wordt een duurzaam financieel beleid gevoerd.
De duinen behoren tot de primaire waterkeringen die ons land beschermen tegen hoogwater vanuit de zee. De Noordzeekust is helemaal op orde, de basiskustlijn wordt door het Rijk met zandsuppleties op orde gehouden. In 2017 start de vierde landelijke toetsronde van primaire waterkeringen.
Plangebied
Het plangebied van Bentveld ligt buiten de primaire waterkering, daardoor is het niet nodig om via het bestemmingsplan beschermende maatregelen te nemen tot behoud van de waterkerende functie.
Door Waternet is de Beheersvisie Amsterdamse Waterleidingduinen opgesteld. Hierin zijn de uitgangspunten voor het beleid en beheer voor de Amsterdamse Waterleidingduinen voor de periode tot en met 2022 vastgelegd. Waternet zorgt voor een vertaling naar concrete plannen en de realisatie in de praktijk. Beschreven wordt dat de Waterleidingduinen op drie manier uniek zijn: als waterwingebied, als natuurgebied en als recreatiegebied. In samenwerking met het naastgelegen Natura-2000 gebied Kennemerland-Zuid zal de natuur versterkt worden. Hiervoor is zowel een aanpak op grote lijnen als een aanpak op maat bedacht.
Plangebied
De Natuurbrug Zandpoort zorgt voor een verbinding tussen de Amsterdamse Waterleidingduinen en het Nationaal Park-Kennemerland. Deze brug is inmiddels gerealiseerd en in april 2014 in gebruik genomen. De natuurbrug ligt net buiten het plangebied van het bestemmingsplan "Bentveld".
De Structuurvisie Zandvoort, Parel aan Zee + is op 26 januari 2010 vastgesteld door de gemeenteraad. De structuurvisie geeft het gemeentelijk beleid op de ruimtelijke ordening weer tot aan 2025 en biedt een verdere doorkijk naar 2040.
De centrale visie van de gemeente is dat Zandvoort wil dat de steeds mobieler wordende mens blijft kiezen voor Zandvoort als plek waar men graag woont en recreëert. Zandvoort zet daarom in op een gezonde toekomst, met een sterke positie binnen de regio; een toeristische sector als belangrijkste economische motor; een aantrekkelijke woongemeente met een evenwichtige bevolkingsopbouw; een onderscheidende identiteit en 'kwaliteit boven kwantiteit'.
Aan de hand van zeven ambities wordt inhoud gegeven aan de centrale visie: 'thuiskomen', 'iedereen doet mee', 'toerisme en recreatie als economische motor', 'bestemming Zandvoort', 'beleef het landschap', 'authentiek en kleinschalig' en 'een veilige kust in weer en wind'.
Afbeelding 9: uitsnede Structuurvisie Zandvoort Parel aan Zee +
Op de centrale visiekaart van de structuurvisie is Bentveld aangeduid als 'bosmilieu'. Het groene bosrijke uiterlijk maakt Bentveld aantrekkelijk om in te wonen. Eventuele ontwikkelingen mogen hier geen afbreuk aan doen. Het doel voor Bentveld is om de aanwezige woonkwaliteiten te handhaven en waar mogelijk te versterken. Het bosrijke gebied met grotendeels vrijstaande villa's kan worden omschreven als een kwalitatief hoogwaardig woongebied, vanwege zowel de openbare ruimte als architectuurrijke villabebouwing. De landgoederen en villagebieden op en langs de binnenduinrand zijn in de Nota Belvedère beschreven als cultuurhistorisch waardevolle gebieden. Er is sprake van grote vrijheid aan individuele vormgeving en positionering van de villabebouwing ten opzichte van de weg, wat een divers beeld oplevert.
Plangebied
Het woningbouwplan ter plaatse van het manegebedrijf en de Duinrooslaan 3, zoals nader gemotiveerd in paragraaf 4.3 sluit aan bij het doel (handhaven en waar mogelijk versterken van de aanwezige woonkwaliteiten) van de structuurvisie. De activiteiten van het manegebedrijf worden beëindigd en daarvoor in de plaats worden woningen toegevoegd, die aansluiten bij de huidige stedenbouwkundige opzet van het gebied. De woningen aan de Duinrooslaan 3 sluiten ook aan op de stedenbouwkundige opzet van het gebied. De aanwezige woonkwaliteiten worden hierbij gerespecteerd. Verdere ingrijpende ontwikkelingen zijn in Bentveld niet aan de orde. Het beleid is gericht op handhaven van het groene karakter van het buurtschap. Nieuwbouw door splitsing van kavels wordt vermeden, de lage dichtheid is essentieel onderdeel van de groene uitstraling van de kern. Langs de Zandvoortselaan wordt het omzetten van bedrijfsfuncties in wonen gestimuleerd.
Op 29 oktober 2013 is de Nota Openbare Ruimte deel A vastgesteld. In de nota geeft de gemeente haar integrale visie op de openbare ruimte in hoofdlijnen. De Nota richt zich op de volgende in de structuurvisie omschreven speerpunten:
In de Nota wordt onderscheid gemaakt in het visitekaartje, de woonwijken en het landschap. In de woonwijken is het streven om met name in de groenarme wijken de groene uitstraling te vergroten.
Bentveld valt onder het deelgebied "Woonwijk". Het beleid wat gevoerd wordt voor deze woonwijken is om de betrokkenheid bij de openbare ruimte van de bewoners van de wijken te vergroten. Dit past bij de trend waarbij bewoners de openbare ruimte opnieuw tot zich nemen.
Op 26 september 2017 is het handboek inrichting openbare ruimte, deel B1 door de gemeenteraad vastgesteld. Het handboek is een uniform inrichtingskader waarin de algemene inrichtingseisen opgenomen zijn voor de openbare ruimte uit het oogpunt voor beheer en onderhoud. Het ambitieniveau is beschreven als ook welke stappen er nodig zijn om dit te bereiken.
In deel B1 van de Nota Openbare Ruimte is het beleidskader verder uitgewerkt en vertaald naar een aantal basis-wegprofielen en voorstellen voor de materialisering en de toepassing van wegmeubilair. De inhoud van het handboek zal verwerkt moeten worden tot concrete wijkinrichtingsplannen, Nota Openbare Ruimte deel B2. Bewoners zullen daarin een belangrijke rol spelen. Zij leveren de extra input om tot een echte Zandvoortse inrichting te komen.
Plangebied
Bentveld is een wijk met veel ruimte en heeft een groen karakter. Er is één speelplek in de wijk, aan de Bramenlaan. Dat is voldoende voor deze wijk omdat veel huizen in de wijk ruime tuinen hebben en er minder behoefte is aan speelvoorzieningen voor jonge kinderen.
De groene uitstraling van Bentveld is belangrijk en dient behouden te blijven. In het bestemmingsplan zal gekozen worden voor een bestemmingsregeling waarmee het bestaande groen, zowel particulier als openbaar, behouden blijft.
Bij besluit van 2 april 2013 heeft het college van burgemeester en wethouders de (nieuwe) toetsingscriteria voor het verlenen van afwijkingen van het bestemmingsplan vastgesteld ten behoeve van:
Dit vastgestelde beleid biedt een aantal verruimingen ten opzichte van het vorige beleid. Daar waar door het vergunningsvrij bouwen ruimere mogelijkheden zijn ontstaan is het beleid zo mogelijk aangepast. Naast de aan huis verbonden beroepen is in dit beleid ook de mogelijkheid opgenomen om onder voorwaarden kleine bedrijven in of bij een woning te vestigen. Vrije beroepen en bedrijven dienen een duidelijk ondergeschikte functie te hebben ten opzichte van de woonfunctie. Besloten is om deze beleidsuitgangspunten op te nemen in nieuw op te stellen bestemmingsplannen.
Plangebied
De toetsingscriteria zijn daar waar relevant vertaald in dit bestemmingsplan.
Het GVVP beschrijft in hoofdlijnen het gewenste beleid ten aanzien van verkeer en vervoer dat de gemeente Zandvoort voor de korte en lange termijn wenst te voeren. In het GVVP is een korte en lange termijnvisie op de onderdelen Infrastructuur, Fietsverkeer en Openbaar Vervoer gegeven.
De algemene doelstelling van het verkeers- en vervoerbeleid is te definiëren als "een duidelijke en logische indeling en in verkeersruimte en verblijfsgebieden. Het verbeteren van de leefbaarheid, bereikbaarheid en verkeersveiligheid. Het bevorderen van gebruik openbaar vervoer en fiets".
Plangebied
Het GVVP geeft een wegencategorisering voor heel de gemeente Zandvoort. De Zandvoortselaan (N201) ligt centraal in het gebied en ontsluit Bentveld met Zandvoort, Aerdenhout en Heemstede. Deze weg heeft een gebiedsontsluitende functie. Vanaf de Zandvoortselaan is Bentveld onder andere ontsloten door de Bentveldweg die in het GVVP van 2005 bij de categorie erftoegangsweg plus behoort. Tevens zijn er nog een drietal andere ontsluitingswegen die als erftoegangsweg fungeren. De categorie erftoegangsweg plus zal overigens in het nieuw op te stellen verkeers- en vervoersplan van Zandvoort vervallen.
Langs de Zandvoortselaan bevindt zich vanaf de grens met de bebouwde kom tot aan de gemeentegrens aan beide zijden een fietspad. Daarnaast is een provinciale fietsroute aangelegd op het tracé van de voormalige trambaan. Voor het bestemmingsplan is het van belang dat de beschreven wegen, straten en routes een bestemming krijgen die past bij het gebruik.
Welstandsbeoordeling wordt gedaan door een onafhankelijke welstandscommissie. De welstandscommissie geeft voor elk bouwplan een advies aan het college van burgemeester en wethouders (college) of het plan voldoet aan de gewenste architectuurkwaliteit. Dit doet zij niet op basis van een door de gemeenteraad vastgestelde welstandsnota. Deze welstandsnota is voor een ieder raadpleegbaar, zodat het voor burgers, ondernemers en bestuurders op voorhand duidelijk is aan welke redelijke eisen van welstand een bouwplan wordt beoordeeld.
De vorige welstandsnota dateerde uit 2004 en in 2008 was een specifieke welstandsnota opgesteld voor het strand, omdat hiervoor geen welstandscriteria waren opgenomen in de oorspronkelijke welstandsnota. Sinds 2004 is er veel veranderd. Zo is met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) nieuwe wet- en regelgeving ingevoerd en heeft Zandvoort met de structuurvisie richting gegeven aan de architectonische ontwikkeling van Zandvoort. Daarnaast is er in het dorp veel bijgebouwd en is ook de tijdsgeest anders dan 15 jaar geleden. Een voorbeeld hiervan is de populariteit van historisch geïnspireerde architectuur. De teksten van de vorige welstandsnota's waren sterk verouderd en om die reden heeft de gemeenteraad in 2017 de Welstandsnota 2017 vastgesteld.
De inhoud van de welstandsnota is grotendeels gebaseerd op algemene regels voor architectuur en is technisch van aard. De beleidskeuzen voor actualisatie van de welstandsnota liggen vooral in drietal mogelijke welstandsniveaus die gebiedsgewijs kunnen worden aangegeven:
Plangebied
Het doel uit de structuurvisie voor Bentveld luidt: Handhaven en waar mogelijk versterken van de aanwezige woonkwaliteiten. Het bosrijke gebied met grotendeels vrijstaande villa's kan worden omschreven als een kwalitatief hoogwaardig woongebied, vanwege zowel de openbare ruimte als architectuurrijke villabebouwing. De landgoederen en villagebieden op en langs de binnenduinrand zijn in de Nota Belvedère beschreven als cultuurhistorisch waardevolle gebieden.
Er is sprake van een grote vrijheid aan individuele vormgeving en positionering van de villabebouwing ten opzichte van de weg, wat een divers beeld oplevert. De villabebouwing geeft een staalkaart te zien van ruim een eeuw rijke architectuurtraditie. Het tijdsbeeld, de stijlkenmerken, de plasticiteit en gevelgeleding, toevoegingen, ornamentiek en kleur- en materiaalgebruik zijn zeer belangrijke kenmerken, die de villa's een eigen karakter geven en daarom in het welstandsbeleid extra aandacht vragen.
Langs de Zandvoortselaan zijn een aantal functies (bijv. garage/ autodealer) gesitueerd die door hun verschijningsvorm het traditionele beeld van een villagebied aantasten. Het welstandsbeleid is er op gericht deze dissonante elementen bij verbouwing en/of renovatie een kwaliteitsverbetering te laten ondergaan, zodat er een representatief beeld ontstaat van het achterliggende gebied.
Elk vergunningplichtig bouwwerk zal worden getoetst aan het bijzondere welstandsniveau als bedoeld in de Welstandsnota 2017.
Op 18 februari 2014 is de retail- en horecavisie vastgesteld. Het beleid in de retail- en horecavisie is erop gericht om de horeca meer te concentreren in het centrum van Zandvoort. De visie is niet van toepassing op Bentveld.
Plangebied
In het plangebied van het nieuwe bestemmingsplan zijn aan de Zandvoortselaan twee horecabedrijven gevestigd welke ook als zodanig positief bestemd worden. Er is geen detailhandel in het plangebied aanwezig.
De gemeente Zandvoort onderkent het belang van de particuliere toeristische verhuur van woningen en appartementen voor de verblijfstoeristische sector en wilt onder voorwaarden hieraan medewerking verlenen. Zandvoort is immers in sterke mate afhankelijk van het toerisme (ongeveer 60% van de werkgelegenheid is direct of indirect gerelateerd aan het toerisme). Het hotelaanbod is bovendien beperkt en om alle bezoekers te kunnen herbergen is particuliere toeristische verhuur dan ook van belang. Voorgaande neemt niet weg dat er bij toeristische verhuur van woningen sprake kan zijn van negatieve effecten, zoals overlast, brandonveiligheid, woningonttrekking aan de woningvoorraad en een ongelijk speelveld met de hotel- en pensionbranche.
Toeristische verhuur van woningen is alleen een positieve ontwikkeling als deze op een verantwoorde wijze plaatsvindt, rekening houdend met wet- en regelgeving, waarbij de gemeente een goede balans vindt tussen de verschillende belangen. Het moet passen in de sociaal-maatschappelijke context (geen overlast, geen onttrekking van woningen aan de voorraad) en het moet veilig en humaan zijn (geen excessen of brandonveilig). Om die goede balans te bewaren heeft de gemeente Zandvoort regels opgesteld voor de diverse vormen van verblijfsaccommodaties en vastgelegd in de beleidsregel 'Toetsingskader verblijfstoeristische accommodaties' (vastgesteld op 19 februari 2019) .
Plangebied
In het bestemmingsplan wordt de regels voor verblijfsaccommodaties waar mogelijk vertaald. Voor het gebied van Bentveld betekent dit dat er binnen de woonbestemming een regeling voor Bed & Breakfast moet worden opgenomen. Deze vorm van verblijfstoerisme betreft het verstrekken van nachtverblijf aan maximaal 4 personen. Op grond van de Huisvestingsverordening geldt voor de verhuurder een eenmalige meldplicht.
De Parkeernormennota 2012 is op 9 oktober 2012 vastgesteld (zie bijlage 7). In de Parkeernormennota is het beleid vastgelegd ten aanzien van de parkeerplaatsen die gerealiseerd moeten worden bij de ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente. Dit beleid dient als toetsingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen.
In de nota zijn parkeernormen vastgesteld die nodig zijn bij bouwprojecten en nieuwe ontwikkelingen in Zandvoort. De parkeernormen geven aan hoeveel parkeerplekken gerealiseerd moeten worden bij een bouwproject of nieuwe ontwikkeling. Afhankelijk van het gebied gelden er specifieke parkeernormen. Nieuwe ontwikkelingen dienen parkeren op eigen terrein op te lossen.
Bentveld valt in het restgebied van de parkeernormennota, maar er zijn in Bentveld geen parkeerdrukmetingen uitgevoerd. Verwacht wordt dat de parkeerdruk in Bentveld onder de 80% zal liggen.
Bij parkeerkencijfers wordt onderscheid gemaakt naar verstedelijkingsgraad en naar ligging in de stedelijke zone. Voor Zandvoort wordt uitgegaan van 'matig stedelijk'. De parkeereis voor een woning (koop, vrijstaand) is voor dit gebied minimaal 1,9 en maximaal 2,1 parkeerplaats per woning (parkeernormennota Zandvoort). In deze cijfers is het bezoekersaandeel 0,3 parkeerplaats per woning. Bentveld lijkt echter meer te passen in 'niet stedelijk', met ligging in 'rest bebouwde kom', waarvoor minimaal 1,9 en maximaal 2,7 parkeerplaats per woning (Kencijfers parkeren CROW) als parkeereis geldt. In deze cijfers is het bezoekersaandeel 0,3 parkeerplaats per woning.
Plangebied
Binnen het plangebied worden ter plaatse van het manegebedrijf en de Duinrooslaan 3, twee aangrenzende locaties, 7 nieuwe woningen mogelijk gemaakt. In paragraaf 4.3 wordt deze ontwikkeling nader toegelicht. Gezien de opzet van de wijk, en de woningtypologie: vrijstaande villa op een ruime kavel, wordt uitgegaan van een parkeereis van 2,7 parkeerplaatsen per woning. Op de woningbouwkavels wordt op eigen terrein voorzien in deze parkeerbehoefte. De kavels zijn van voldoende omvang om de parkeerbehoefte op eigen terrein op te vangen. Verder zijn er geen ontwikkelingen van enige omvang in het plan voorzien. Nadere toetsing aan de parkeernormennota is niet nodig. Indien er binnen de kaders van het bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt worden, dan is de parkeernormennota het gemeentelijk beleidskader. In de bestemmingsplanregels is hiertoe een parkeerregeling opgenomen, waarin verwezen wordt naar het gemeentelijk beleid.
Geconcludeerd kan worden dat het vanuit Rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid voor Bentveld gewenst is om zorgvuldig om te gaan met de bestaande situatie. Het is vanuit de verschillende beleidskaders niet gewenst dat er grote ingrepen in Bentveld gaan plaatsvinden de komende jaren. Het behouden en versterken van de huidige karakter en de omgeving is één van de belangrijkste uitgangspunten voor het plangebied. Hier wordt verder op ingegaan in hoofdstuk 4 van deze toelichting.
In de Nota van Uitgangspunten, vastgesteld door de gemeenteraad op 23 mei 2017 en opgenomen in bijlage 1 van deze toelichting, zijn de uitgangspunten voor het bestemmingsplan benoemd. Het belangrijkste uitgangspunt voor Bentveld is om de bestaande ruimtelijke en stedenbouwkundige karakteristieken en kwaliteiten van het (woon)gebied te behouden en waar mogelijk te versterken in combinatie met het handhaven van het bestaande profiel van de openbare ruimte.
Afbeelding 10: Teunisbloemlaan, karakteristieke bosrijke omgeving
Ten behoeve van het behouden van het stedenbouwkundige karakter van het gebied wordt zeer terughoudend omgegaan met het toevoegen van nieuwe woonbebouwing in het plangebied. Zo is het splitsen van bestaande woonkavels, behoudens de twee nieuwe woningen aan de Duinrooslaan 3, niet mogelijk gemaakt. Het splitsen van woonkavels zal leiden tot een grotere bebouwingsdichtheid en doet afbreuk aan de huidige villastructuur van Bentveld.
Nieuwe woonbebouwing is wel mogelijk op die locaties waar in het vorige bestemmingsplan "Bentveld" ook planologische mogelijkheden aanwezig waren. Dit betreft in ieder geval een tweetal onbebouwde kavels aan de Wikkelaan en een tweetal onbebouwde kavels aan de Zuidlaan. Deze woningbouwmogelijkheden blijven in dit bestemmingsplan behouden.
Voor de meest noordelijke nieuw te realiseren woning aan de Zuidlaan zal het bouwvlak vergroot worden ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan. Dit omdat de huidige vorm van het bouwvlak incourant is en qua oppervlakte niet in verhouding staat tot de andere drie bouwvlakken. Naast dat het bouwvlak vergroot wordt, wordt deze ook iets noordelijker op het kavel gesitueerd.
Afbeelding 11: de onbenutte bouwmogelijkheden aan de Wikkelaan
Afbeelding 12: de onbenutte bouwmogelijkheden aan de Zuidlaan
Daarnaast wordt nieuwe woonbebouwing mogelijk gemaakt ter plaatse van het huidige manegebedrijf en het aangrenzende perceel Duinrooslaan 3. In paragraaf 4.3 wordt een motivering gegeven van het woningbouwplan op deze locaties.
Aan de noordzijde van het plangebied, achter de Duinrooslaan rondom de Westerduinweg zijn zogenaamde duinvilla's gelegen. Deze percelen zijn ruim van opzet en het hoogteverschil is hier zichtbaar aanwezig. Hier is het bosrijke duinlandschap nog herkenbaar en wordt de ligging in het duinlandschap versterkt. Vanaf de Westerduinweg is er zicht op het open duingebied, gelegen buiten de plangrens van dit bestemmingsplan.
Om het hier aanwezige unieke karakter te behouden hebben de percelen van deze duinvilla's een bijzondere planologische bescherming gekregen. In het voorgaande bestemmingsplan waren deze villa's al op een specifieke wijze bestemd, dit is in dit bestemmingsplan geconsolideerd.
Afbeelding 13: aanwezigheid van reliëfrijke percelen aan de Westerduinweg
De duinvilla's hebben een aparte woonbestemming gekregen waarin zij een ruim bouwvlak krijgen waarbinnen alle bebouwing dient te worden gerealiseerd, zowel hoofdbebouwing als bijbehorende bouwwerken. De rest van het perceel wordt beschermd door een natuurbestemming waarbinnen niet gebouwd mag worden. Op deze wijze wordt het huidige reliëf- en bosrijke karakter van het gebied zoveel mogelijk behouden.
De woningen die gesitueerd zijn in de tweedelijns bebouwing achter de Bramenlaan en Duinrooslaan worden in dit bestemmingsplan ook bestemd als duinvilla's. Deze kavels zijn niet zichtbaar vanaf de openbare weg en hebben door de ligging een natuurlijke uitstraling. Om deze uitstraling zoveel mogelijk te behouden zijn deze woningen voorzien van een groter bouwvlak waarbinnen alle bebouwing moet worden gerealiseerd en wordt het bouwvlak omringd met de bestemming "Natuur" waarbinnen geen bouwmogelijkheden zijn.
Afbeelding 14: bestemming duinvilla's achter Duinrooslaan
Ten aanzien van de mogelijkheden van erfbebouwing is aangesloten bij de toetsingscriteria voor het verlenen van afwijkingen van het bestemmingsplan die het college op 2 april 2013 heeft vastgesteld ten behoeve van opbouwen, bijbehorende bouwwerken, dakkapellen, het splitsen van grote woningen en aan huis verbonden beroepen en bedrijven. Conform het vigerende bestemmingsplan wordt er voor percelen met een oppervlak van 2000 m2 en groter een uitzondering gemaakt ten aanzien van de maximale oppervlakte aan erfbebouwing.
Erfbebouwing mag in principe binnen en buiten het bouwvlak worden opgericht, voortuinen dienen vrij te blijven van bebouwing. Voor duinvilla's geldt een uitzonderingsregel ten aanzien van erfbebouwing. Alle bebouwing dient hier, inclusief de erfbebouwing, binnen het (ruime) bouwvlak te worden opgericht.
De volgende oppervlaktes zijn van toepassing:
Ten aanzien van de bestaande bebouwing staat behoud en zo mogelijk versterking van de woonfunctie en van de huidige kwaliteit van het wonen voorop. Uiteraard is er in het licht van veranderende behoeftepatronen ruimte voor kwaliteitsverbetering en aanpassing van woningen aan de eisen van de tijd.
Binnen de bestemming "Wonen" is daarom de regeling van "aan-huis-verbonden beroepen" opgenomen. Dit conform de gemeentelijke regeling die vastgelegd is in de "toetsingscriteria voor het verlenen van afwijkingen van het bestemmingsplan ten behoeve van opbouwen, bijbehorende bouwwerken, dakkapellen, het splitsen van grote woningen en aan huis verbonden beroepen en bedrijven" zoals beschreven in paragraaf 3.3.3.
Bepaald is dat de goot- en bouwhoogte van de woningen respectievelijk 6 en 10 meter mag bedragen. De gemeente heeft door middel van de retrospectieve toets onder andere de aanwezige bebouwing op zorgvuldige wijze in beeld gebracht. Op diverse plaatsen is er voor gekozen om strijdige situaties met het vorige bestemmingsplan en met de algemene regels van dit nieuwe bestemmingsplan niet specifiek aan te duiden of te bestemmen. Niet is uit te sluiten dat sinds de laatste vaststelling van het bestemmingsplan met een afwijkingsprocedure legaal bouwwerken tot stand zijn gekomen. Deze bouwwerken kunnen wat betreft de maatvoering afwijken van de thans in het bestemmingsplan opgenomen maximale goot- en bouwhoogte. Om te voorkomen dat deze legaal tot stand gekomen bouwwerken deels dan wel geheel worden wegbestemd, is in dit plan een regeling opgenomen waarmee alle legale bouwwerken alsnog positief worden bestemd, ongeacht de maatvoering in de regels en op de verbeelding. Dit wordt in de planregels de "bestaande maten-regeling" genoemd.
Bramenlaan 12
Voor de woning aan de Bramenlaan 12 wordt het bestaande bouwvlak in zuidelijke richting verschoven. Hiermee wordt de woning beter op het kavel gesitueerd. De afstand van het bouwvlak tot de noordelijke perceelsgrens zal 4,5 meter bedragen. De verplaatsing van het bouwvlak heeft geen nadelige gevolgen voor omliggende percelen.
Afbeelding 15: bouwvlak Bramenlaan 12
Naast wonen zijn er in het plangebied een aantal percelen met een andere bestemming aanwezig. Deze hebben zich met name geconcentreerd aan de Zandvoortselaan. Het betreft functies als een kantoor, een garagebedrijf, een manegebedrijf en een praktijk voor fysiotherapie. De betreffende niet-woonfuncties worden in het bestemmingsplan positief bestemd, met uitzondering van het manegebedrijf (zie paragraaf 4.3. Er worden geen uitbreidingsmogelijkheden geboden voor de niet-woonfuncties. Het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid om deze niet-woonfuncties om te zetten in een woonfunctie. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt is een dergelijke ontwikkeling gewenst.
Voor de percelen die bestemd zijn als Gemengd wordt de woonfunctie rechtstreeks via de bestemmingsomschrijving toegestaan. Voor de bestemmingen Horeca en Bedrijf worden in de planregels wijzigingsregels opgenomen voor het wijzigen van de bestemming in een woonbestemming. Hier wordt in paragraaf 4.2.3 en 4.2.4 verder op ingegaan.
De in het plangebied aanwezige horecavoorzieningen worden gehandhaafd en positief bestemd. Ter voorkoming van ontoelaatbare (milieu-)hinder wordt uitgesloten dat er horeca-activiteiten plaats kunnen vinden, welke (milieu-)hinder voor de omgeving kunnen veroorzaken.
Het horeca bedrijf op het perceel Zandvoortselaan 363 heeft een specifieke aanduiding gekregen voor het aldaar aanwezige met een luifel overdekt terras. Tevens is het op basis van het vigerende bestemmingsplan bestaande bouwvlak van vorm gewijzigd (niet vergroot) en is het bestemmingsvlak achter het perceel Zandvoortselaan 361 gewijzigd in de bestemming 'Horeca'. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de wensen ten aanzien van de bedrijfsvoering op het perceel.
Afbeelding 16: bestemming percelen horeca (oranje) en bedrijf (paars) aan Zandvoortselaan
In het plan is een regeling getroffen voor het uitoefenen van beroepen aan huis. Dit kan onder voorwaarden worden toegestaan. Uitgangspunt hierbij is dat er geen hinder voor de omgeving mag plaatsvinden en dat het uiterlijk c.q. de uitstraling van de woning c.q. de woonomgeving niet mag worden aangetast.
Voor het pand aan de Zandvoortselaan 345-347 is ook een horecabestemming opgenomen. Eén en ander conform het voor dit perceel vigerende bestemmingsplan.
De horecabedrijven kunnen via een wijzigingsbevoegdheid gewijzigd worden in een woonbestemming.
Uitgangspunt is dat bedrijfsfuncties op hun huidige locatie moeten kunnen blijven functioneren. In het gebied is één garagebedrijf aan de Zandvoortselaan 365 gevestigd. Het bedrijf wordt in dit bestemmingsplan gehandhaafd. Gelet op de aard van het plangebied en de genoemde uitgangspunten worden er geen nieuwe bedrijven in het plangebied toegestaan. Het bestaande garagebedrijf kan niet uitgroeien naar een hogere milieucategorie, dat is ongewenst in een overwegende woonomgeving.
Ten aanzien van dit garagebedrijf is in de nota van uitgangspunten bepaald dat het perceel aan de voorzijde van het bedrijf gebruikt mag worden voor de uitstalling van auto's. Hiermee wordt het bestemmingsplan in overeenstemming gebracht met de bestaande situatie.
In de planregels is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het wijzigen van deze bestemming naar een woonbestemming.
De groene uitstraling van Bentveld is belangrijk en dient behouden te blijven. In dit bestemmingsplan is gekozen voor een bestemmingsregeling waarmee het bestaande groen, zowel particulier als openbaar, behouden blijft.
Tevens is er rekening gehouden met de ambitie van het naar binnen trekken van het duingebied. Dit door het behoud van het reliëfrijke karakter van de wijk.
Bebouwing binnen bestemming natuur
De duinvilla's hebben in het voorgaande bestemmingsplan "Bentveld" een (ruim) bouwvlak voor de woning en bijbehorende bouwwerken gekregen en daar buiten zijn de percelen bestemd als "Natuur". In een aantal gevallen is de bestaande woning echter niet binnen het bouwvlak gelegen maar in de bestemming "Natuur". Dit is een gevolg van de wijze van bestemmen in het vigerende bestemmingsplan.
Daar waar bouwvlakken in het voorgaande bestemmingsplan anders zijn aangeduid is in het thans voorliggende bestemmingsplan opnieuw onderzocht of het bouwvlak kan worden aangewezen binnen 10 meter gemeten uit de erfgrens. De gebieden buiten het bouwvlak zijn bestemd als "Natuur". Dit om het bosrijke landschap van het gebied te behouden. Hiermee is echter ook in een aantal gevallen de (toentertijd) bestaande hoofdbebouwing op het perceel buiten het bouwvlak gekomen. De bouwvlakken zijn nu zo op het perceel geprojecteerd dat alle bestaande bebouwing binnen het bouwvlak past.
Voorafgaand aan het opstellen van dit bestemmingsplan is er een retrospectieve toets uitgevoerd voor het plangebied. Doel van deze retrospectieve toets was om inzicht te krijgen in de situaties in bouw en gebruik die binnen het plangebied bestaan, welke niet in overeenstemming zijn met de vigerende bestemmingsplannen en verleende vrijstellingen. De retrospectieve toets is als bijlage toegevoegd aan de regels (bijlage 2).
Uit de retrospectieve toets is gebleken dat er op een aantal percelen sprake is van strijdig gebruik van de (voor)tuin. Er worden auto's geparkeerd vóór de voorgevelrooilijn in de bestemming 'Tuin'. Dit is in strijd met het vigerende bestemmingsplan, want parkeren is alleen toegestaan achter (het denkbeeldige verlengde van) de voorgevel van de woning, of op een hiervóór gelegen oprit naar de op hetzelfde perceel aanwezige parkeergelegenheid achter (het denkbeeldige verlengde van) de voorgevel.
In artikel 12, lid 5 van het vigerende bestemmingsplan biedt het college van B&W een mogelijkheid om vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 1 voor het parkeren op eigen erf voor de voorgevel van de woning of het denkbeeldig verlengde daarvan, indien:
In dit nieuwe bestemmingsplan is de regeling uit het vigerende bestemmingsplan "Bentveld" overgenomen, parkeren op eigen erf blijft in beginsel alleen toegestaan op de percelen welke voldoen aan de 'Beleidsregels uitwegen' en daarmee aan de relevante bepalingen uit het bestemmingsplan. In het bestemmingsplan wordt de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid geconsolideerd.
Omdat er in het kader van de reconstructie van de Zandvoortselaan in 2014 uitwegvergunningen zijn verleend aan de woningen aan de Zandvoortselaan wordt het parkeren voor (de voorgevel of het denkbeeldige verlengde daarvan) in deze gevallen toegestaan. Dit wordt op de planverbeelding apart aangeduid.
Aan de Zuidlaan 51 is momenteel manegebedrijf Stal de Naaldenhof gevestigd. De eigenaar is voornemens om de bedrijfsactiviteiten te beëindigen en de gronden te ontwikkelen naar woningbouw. Het betreft een plan voor de realisatie van vijf vrijstaande woningen.
Uitgangspunten en inpassing
De bebouwing in dit deel van Bentveld wordt gekenmerkt door karakteristieke villa's op ruime kavels in een boomrijke omgeving. De samenhang in het villagebied komt voornamelijk voort uit de landschappelijke setting, het verkavelingspatroon en de situering van bebouwing ten opzichte van de weg. Er is sprake van afwisseling in afstanden tussen de villa's onderling en ten opzichte van de weg. Er is hierbij een onderscheid te maken tussen de villabebouwing aan de randen waar het woongebied aan het duinlandschap grenst en het "binnen" gebied. De villa's aan de buitenrand hebben grotere kavels waarop over het algemeen grotere woningen zijn gelegen. De bestaande woningpercelen die in de tweede linie, tegen de duinrand liggen, worden direct ontsloten vanaf de openbare weg via een lang erfpad.
Afbeelding 17: verkavelingspatroon Bentveld
Op bovenstaande afbeelding is het verkavelingspatroon van Bentveld weergegeven. Te zien is dat de bebouwing aan de Zandvoortselaan (rood) compacter is dan de bebouwing in het middengebied (lichtgroen). De randen van het gebied (donkergroen) kent de laagste bebouwingsdichtheid. In de zuidwest-hoek van het gebied zijn de vijf nieuwe woningen (globaal) geprojecteerd.
De lijn van bestaande woningen langs de Duinrooslaan (ten noorden van de manege) wordt doorgetrokken. De vijf nieuwe kavels sluiten in omvang en ritmiek aan op de strook bebouwing waarin ze liggen. Het plan bestaat uit drie vrijstaande woningen in de eerste lijn en twee vrijstaande woningen in de tweede lijn. Op afbeelding 18 zijn de nieuwe kavels en de ligging van de bouwvlakken voor de woningen ingetekend.
De nieuwe woningen worden ontsloten via de bestaande ontsluiting van de huidige manege. De tweedelijns woningen worden ontsloten via het eigen erf of via een erfpad. Het huidige einde van de Zuidlaan (openbare weg) wordt doorgetrokken, welke gaat voldoen aan de inrichtingseisen voor de openbare ruimte van de gemeente Zandvoort. Er wordt geen directe ontsluiting gerealiseerd op de Duinrooslaan/ Teunisbloemlaan.
Afbeelding 18: de vijf nieuwe woonkavels
De bebouwingsmogelijkheden van de nieuwe woningen sluiten aan op de bebouwingsmogelijkheden van omliggende woningen. Dat betekent dat de goothoogte maximaal 6 meter mag bedragen en de bouwhoogte maximaal 10 meter. De nieuwe woningen worden binnen het centraal op de (nieuwe) percelen gelegen bouwvlak gerealiseerd.
De bouwvolumes en verschijningsvorm van de te bouwen woningen gaan aansluiten op het aanwezige karakter en beeldkwaliteit van de directe omgeving of deze versterken. De villa's worden gekenmerkt door bouwmassa's die zijn samengesteld uit meerdere bouwdelen. De nieuwe te bouwen afzonderlijke villa's zullen onderling van elkaar verschillen door middel van de hoofdvorm, de gevelgeleding, de kapvormen, de vensters, etc. De villa's hebben daardoor een grote diversiteit in verschijningsvorm. Dit sluit aan op de huidige architectuur en bouwvormen in het gebied. Zoals te zien is op afbeelding 19 (bestaande situatie) en 20 (referentie nieuwe situatie).
Afbeelding 19: bestaande woningbouw Duinrooslaan Bentveld
Afbeelding 20: referenties nieuwbouw
Ook het particulier groen gaat door middel van waardevolle beplanting een wezenlijk onderdeel vormen van de toekomstige beeldkwaliteit.
Het parkeren gaat plaatsvinden op eigen terrein, al dan niet in een (ondergrondse) gebouwde garage. Gezien de grootte van de percelen is hier voldoende ruimte voor. In paragraaf 3.3.8 is dit aspect reeds onderbouwd.
Daarnaast sluit dit plan aan bij het doel (handhaven en waar mogelijk versterken van de aanwezige woonkwaliteiten) van de gemeentelijke structuurvisie, zoals gemotiveerd in paragraaf 3.3.1. De activiteiten van het manegebedrijf worden beëindigd en daarvoor in de plaats worden woningen toegevoegd, die aansluiten bij de huidige stedenbouwkundige opzet van het gebied. De aanwezige woonkwaliteiten worden hierbij gerespecteerd.
In hoofdstuk 5 wordt een nadere onderbouwing en motivering gegeven van dit plan met betrekking tot de omgevingsaspecten. Hieruit komt naar voren dat er vanuit deze 'omgevingsaspecten', zoals bodem, geluid, natuur, e.d., geen belemmeringen zijn voor de uitvoering van dit plan.
In aanvulling op de ontwikkeling aan de Zuidlaan 51 vindt de ontwikkeling van 2 vrijstaande woningen aan de Duinrooslaan 3 plaats. Beide percelen liggen naast elkaar zoals weergegeven op afbeelding 21. Het initiatief is ingediend gedurende de bestemmingsplanprocedure en voldoende concreet uitgewerkt om op te nemen in het bestemmingsplan. De percelen vormen gezamenlijk één ontwikkellocatie.
De kavel herindeling vindt plaats in lijn met zowel de bestaande bebouwingsstructuur als de nieuwe bebouwing aan de Zuidlaan 51. Het parkeren gaat plaatsvinden op eigen terrein, al dan niet in een (ondergrondse) gebouwde garage. Gezien de grootte van de percelen is hier voldoende ruimte voor. De ontsluiting van de twee nieuwe kavels plaats zal vinden via het erf van de Duinrooslaan 3.
Qua uitgangspunten en stedenbouwkundige inpassing wordt aansluiting gezocht bij de ontwikkeling aan de Zuidlaan 51. De in paragraaf 4.3.1. genoemde uitgangspunten betreffende bouwpatronen, bouwvolumes en bouwmogelijkheden gelden ook voor de Duinrooslaan 3. Qua uiterlijk kunnen de referentiebeelden op afbeelding 20 worden aangehouden
Afbeelding 21 De Duinrooslaan 3 en de naastgelegen manege Zuidlaan 51
In het vorige planologische regime was het bestaande voet- en fietspad wat voorlangs loopt aan de woonkavels aan de Duinrooslaan bestemd als 'Verkeer'. Het pad is echter in de huidige situatie geen doorgaande autoverkeersroute en dit is ook niet gewenst. Dit zou namelijk de luwe ligging van de Duinrooslaan alsmede de Zuidlaan ontnemen en de ruimtelijke kwaliteit verminderen. Het pad dient echter wel geschikt te blijven voor voetgangers en fietsers, onder andere wegens de ligging van de scoutingvereniging aan de Zuidlaan. Om die reden wordt het pad aan de Duinrooslaan herbestemd naar 'Groen', hetgeen beter aansluit bij het gebruik van het pad.
Het huidige pad wordt gekenmerkt door een meanderend patroon, waardoor het pad ook deels over particulier terrein loopt en deels over gemeentegrond. Vanuit de bewoners aan de Duinrooslaan is de suggestie gedaan om een recht pad te creëren waarbij er een houtsnipperpad wordt aangelegd vergelijkbaar als elders in Bentveld (zie onderstaand een impressie). Vooralsnog blijft de huidige situatie gehandhaafd, maar mocht de situatie in de toekomst wijzigen dan kan onderstaande impressie als referentie dienen.
Afbeelding 22 Impressie houtsnipperpad
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid nader wordt behandeld.
Europa
Nationaal
Provinciaal
Het algemeen bestuur van het Hoogheemraadschap van Rijnland heeft op 9 maart 2016 het nieuwe Waterbeheerplan 'Waardevol Water' (WBP5) vastgesteld. In het WBP5 wordt richting gegeven aan het waterbeheer in de periode 2016 -2021. Daarmee realiseert het Hoogheemraadschap van Rijnland de ambities uit het coalitieakkoord, zodat het gebied nu en in de toekomst goed beschermd wordt tegen overstromingen en wateroverlast, er een goede waterkwaliteit ontstaat, het afvalwater op duurzame wijze wordt gezuiverd en de grondstoffen worden hergebruikt. In het WBP5 staat samen werken met de omgeving aan water centraal. Rijnland wil samen met zijn omgeving werken aan duurzaam en efficiënt waterbeheer tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten.
Keur en uitvoeringsregels
Op grond van de Waterwet is het Hoogheemraadschap van Rijnland als waterschap bevoegd via een eigen verordening, de Keur, regels te stellen aan handelingen die het watersysteem beïnvloeden.
Sinds 1 juli 2015 heeft het Hoogheemraadschap van Rijnland een nieuwe Keur. Er gelden minder regels voor burgers, bedrijven en het Hoogheemraadschap van Rijnland. Het aantal vergunningen en meldingen is ongeveer gehalveerd. Zo geeft het Hoogheemraadschap van Rijnland verantwoordelijkheid, flexibiliteit en vertrouwen waar dat kan, maar stellen we regels waar dat moet.
Bij de Keur horen de Uitvoeringsregels. Hierin staan voorwaarden voor allerlei werkzaamheden die bewoners en bedrijven willen uitvoeren bij water en dijken. De Uitvoeringsregels kan een zorgplicht, een Algemene regel en een Beleidsregel bevatten.
De Keur en uitvoeringsregels zijn te vinden op: https://www.rijnland.net/regels/keur-en-uitvoeringsregels.
Bodem en grondwater
Het plangebied is gelegen in een grondwaterbeschermingsgebied van de provincie Noord-Holland. De provincie Noord-Holland kent drie zones ten behoeve van de bescherming van drinkwater; waterwingebied (60-dagen zone), grondwaterbeschermingsgebied I (25 jaar zone) en grondwaterbeschermingsgebied II (110/ 200 jaar zone). Binnen grondwaterbeschermingsgebieden gelden diverse gebruiksbeperkingen om het drinkwaterbelang te beschermen, deze zijn beschreven in de provinciale milieuverordening. Het plangebied is grotendeels aangewezen als grondwaterbeschermingsgebied I en voor ene klein deel als grondwaterbeschermingsgebied II. Zie paragraaf 3.2.3.
In het nieuwe bestemmingsplan worden geen activiteiten opgenomen die van invloed zijn op de verontreiniging van het grondwater.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem geldt een verbod op het toepassen van zink, lood, koper en PAK's-houdende bouwmaterialen.
Veiligheid en waterkeringen
De duinen behoren tot de primaire waterkeringen die ons land beschermen tegen hoogwater vanuit de zee. De Noordzeekust is helemaal op orde, de basiskustlijn wordt door het Rijk met zandsuppleties op orde gehouden. In 2017 start de vierde landelijke toetsronde van primaire waterkeringen.
Het plangebied van Bentveld ligt buiten de primaire waterkering, daardoor is het niet nodig om via het bestemmingsplan beschermende maatregelen te nemen tot behoud van de waterkerende functie
Riolering en afkoppelen
Overeenkomstig het rijksbeleid (de voorkeursvolgorde uit Wm art 29 a en de doelmatigheidsdoelstelling uit het bestuursakkoord waterketen 2007) geeft Rijnland de voorkeur aan het scheiden van hemelwater en afvalwater, mits het doelmatig is. De voorkeursvolgorde voor de omgang met afvalwater houdt in dat het belang van de bescherming van het milieu vereist dat:
De gemeente kan gebruikmaken van deze voorkeursvolgorde bij de totstandkoming van het gemeentelijk rioleringsplan (GRP). Deze voorkeursvolgorde is echter geen dogma. De uiteindelijke afweging zal lokaal moeten worden gemaakt, waarbij doelmatigheid van de oplossing centraal moet staan.
Het bestemmingsplan is overwegend conserverend van aard en biedt geen directe mogelijkheden om de doelstellingen met betrekking tot riolering en afkoppeling te realiseren. Bij nieuwe ontwikkelingen, die in dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, wordt een gescheiden rioleringsstelsel aangelegd.
Zorgplicht en preventieve maatregelen voor hemelwater
Voor de behandeling van hemelwater wijst het Hoogheemraadschap van Rijnland op de zorgplicht en op het nemen van preventieve maatregelen. Het verdient aanbeveling daar waar mogelijk aandacht te besteden aan maatregelen bij de bron. Preventie heeft de voorkeur boven 'end-of-pipe' maatregelen. Uitgangspunt is dat het te lozen hemelwater geen significante verslechtering van de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater mag veroorzaken en emissie van vervuilende stoffen op het oppervlaktewater waar mogelijk wordt voorkomen. Door bijvoorbeeld:
Daar waar ondanks de zorgplicht en de preventieve maatregelen het te lozen hemelwater naar verwachting een aanmerkelijk negatief effect heeft op de oppervlaktewaterkwaliteit, kan in overleg tussen gemeente en waterschap gekozen worden voor aanvullende voorzieningen, een verbeterd gescheiden stelsel of als laatste keus aansluiten op het gemengde stelsel. Ook kan de gemeente in overleg met het waterschap kiezen voor een generieke 'end-of-pipe'-aanpak. Deze keuze moet dan expliciet gemaakt worden in het GRP.
Het bestemmingsplan is overwegend conserverend van aard. Bij nieuwe ontwikkelingen, die in dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, zal sprake zijn van een gescheiden rioleringsstelsel.
Het bestemmingsplan heeft vanwege het overwegende conserverende karakter geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse. Bij de verdere uitwerking van de ontwikkelingen, die in dit plan mogelijk gemaakt worden, wordt het beleid van het Hoogheemraadschap van Rijnland in acht genomen.
Het is verboden om onder andere nieuwe woningen, maar ook andere kwetsbare bestemmingen, te bouwen op verontreinigde grond. Om deze reden moeten bij een bouwplan (dus: bij een ruimtelijke ontwikkeling) altijd recente gegevens over de kwaliteit van de bodem bekend zijn. Een bodemonderzoek start met een verkennend onderzoek, dat bestaat uit een historisch onderzoek (conform de NEN 5725) en veldwerk (conform NEN 5740). De resultaten van dit onderzoek worden getoetst aan de Wet bodembescherming. Deze wet stelt dat de kwaliteit van de bodem geschikt moet zijn voor het beoogde gebruik van de locatie of het gebied. Indien uit de resultaten van het verkennend onderzoek blijkt dat er geen belemmering bestaat voor het beoogde gebruik, kan een geschiktheidsverklaring worden afgegeven. Indien uit de resultaten blijkt dat er mogelijk een belemmering is wordt nader bodemonderzoek geadviseerd. In een nader bodemonderzoek wordt de omvang, herkomst en de spoedeisendheid van de verontreiniging bepaald. Een omgevingsvergunning wordt afgegeven als de bodem, eventueel na sanerende maatregelen, geschikt is voor het beoogde gebruik.
Rol Omgevingsdienst IJmond
Omgevingsdienst IJmond adviseert een bodemonderzoek uit te laten voeren voorafgaand aan het indienen van de aanvraag voor een omgevingsvergunning. Omgevingsdienst IJmond toetst de resultaten van het bodemonderzoek en adviseert hierover aan de gemeente Zandvoort. Het bodemonderzoek moet in principe worden uitgevoerd door de initiatiefnemer van een bouwplan. Als de gemeente initiator is van een project of bouwplan kan de gemeente de Omgevingsdienst IJmond opdracht geven het onderzoek te laten uitvoeren en begeleiden.
Bodemkwaliteitskaart/ Bodembeheerplan
Om bij ontwikkelingen grondverzet eenvoudiger te maken is in 2016 de Nota bodembeheer en de bodemkwaliteitskaart Regio IJmond vastgesteld. De bodemkwaliteitskaart, die in het kader van het Besluit bodemkwaliteit is opgesteld, kan binnen de gemeenten van de Regio IJmond gebruikt worden als bewijsmiddel voor de milieuhygiënische kwaliteit van zowel een partij vrijkomende grond als voor de kwaliteit van de ontvangende bodem. In de Nota bodembeheer wordt beschreven welke regels en procedures er gelden voor het binnen de gemeenten (opnieuw) toepassen van grond en baggerspecie als bodem, en het daarbij gebruik maken van onderliggende bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel.
Voor het plangebied zijn bij Omgevingsdienst IJmond historische gegevens beschikbaar over de kwaliteit van de bodem. Deze bodemgegevens zijn opgenomen in het Bodeminformatiesysteem van de Omgevingsdienst IJmond. Binnen het plangebied zijn behalve enkele kleine lokale bodemverontreinigingen geen significante bodemverontreinigingen bekend die ontwikkelingen van het gebied in de weg kunnen staan. Verder bodemonderzoek is pas noodzakelijk als de voorgenomen ontwikkelingen daadwerkelijk hun beslag krijgen.
Woningbouwontwikkeling manege
Ten behoeve van het woningbouwplan ter plaatse van het huidige manegebedrijf is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd door NIPA Milieutechniek B.V. Dit onderzoek is als bijlage 5 opgenomen in deze toelichting. Uit dit onderzoek is gebleken dat de bovengrond ter plaatse van de bebouwing en mestput licht verontreinigd is met lood. In de boven- en ondergrond op het overige terreindeel zijn geen verhoogde gehaltes ten opzichte van de achtergrondwaarde gemeten. Daarnaast is gebleken dat het grondwater een licht verhoogd gehalte aan barium bevat. De uitvoering van een aanvullend of nader onderzoek wordt echter niet zinvol geacht. Tegen de eventuele bebouwing van de onderzoeklocatie zijn geen zwaarwegende milieuhygiënische bezwaren aan te voeren. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor deze ontwikkeling.
In vergelijking met de Zuidlaan 51 zijn er ter plaatse van de Duinrooslaan 3 geen activiteiten bekend die mogelijk tot bodemverontreiniging hebben kunnen leiden. Op basis van het onderzoek aan de Zuidlaan 51 en de historie van de Duinrooslaan 3 kan afgeleid worden dat ook hier geen zwaarwegende milieuhygiënische bezwaren zijn tegen woningbouwontwikkeling.
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor het vaststellen van het bestemmingsplan.
Wet op de archeologische monumentenzorg
Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Hiermee worden de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'.
Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe dat de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.
Provinciale Leidraad Landschap en Cultuurhistorie
De provincie Noord-Holland hanteert het beleidsinstrument "Leidraad Landschap en Cultuurhistorie". Hierin heeft de provincie de archeologische waarden in beeld gebracht. De waardering zoals vastgelegd in de leidraad geldt als uitgangspunt van beleid.
Er is een bureauonderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van archeologische waarden in het plangebied. Dit rapport "Bestemmingsplan Bentveld, gemeente Zandvoort" van ADC ArcheoProjecten met nummer 4571 van 30 april 2018 is opgenomen als bijlage 6 bij deze toelichting.
Op basis van het bureauonderzoek worden in een zone in het noordwesten van het bestemmingsplangebied bewoningsresten uit de periode vanaf de Bronstijd tot en met de Vroege Middeleeuwen verwacht, vanwege de aanwezigheid van een strandwal die vermoedelijk tussen 2750 en 1500 v. Chr. gevormd is. Het potentieel archeologische niveau bevindt zich naar verwachting in of aan de top van de strandwal en/of in de top van de duinafzettingen van voor de Late Middeleeuwen. Op basis van het bureauonderzoek bevindt de top van deze Oude Duinen zich op een diepte variërend tussen 4 en 6 m +NAP. In geologische boringen in het plangebied lijkt deze top zich in het plangebied echter op 2,0 à 2,5 m +NAP te bevinden. Dit kan echter niet met zekerheid vastgesteld worden, mede omdat de grens tussen Oude en Jonge Duinen in veel gevallen niet duidelijk vast te stellen is. Vandaar dat ook op hogere NAP-hoogtes nog archeologische waarden kunnen voorkomen. De maximale NAP-hoogte waarop archeologische waarden verwacht worden, ligt op 6 m +NAP, wat naar gelang de dikte van de bovenliggende duinafzettingen overeenkomt met een maaivelddiepte van minstens 2 m tot meer dan 13 m. Een vindplaats uit deze perioden is over het algemeen te herkennen aan een humeuze laag met een strooiing van onder andere aardewerk. Grondsporen zijn direct onder deze humeuze laag te herkennen. De verwachte resten bestaan overwegend uit sporen van bewoning en landbouw.
Voor het overige deel van het plangebied geldt dat archeologisch resten van off-site activiteiten uit de periode Bronstijd tot en met Vroege Middeleeuwen kunnen voorkomen. Vanwege de ligging in de lager gelegen strandvlakte worden geen bewoningsresten verwacht. Wel kunnen resten van akkerbouw, zoals perceleringsgreppels of akkerlagen voorkomen. Deze resten worden verwacht in de top van het veenpakket direct onder het duinzand. Deze resten zullen zich dieper dan 3 m +NAP bevinden, wat naar gelang de dikte van de bovenliggende duinafzettingen overeenkomt met een maaivelddiepte van minstens 4 m-mv, oplopend tot 17 m-mv.
Hoewel de gronden van het bestemmingsplangebied vermoedelijk voor een groot deel tot de landgoederen Groot Bentveld en Klein Bentveld behoord hebben, is de kans op het aantreffen van sporen hiervan relatief laag. Het plangebied was grotendeels in gebruik als bos- en duingebied, met verspreide agrarische percelen. Sporen van tuinaanleg en resten van hoofd- en bijgebouwen zijn niet in het plangebied te verwachten.
Voor de zones waar op historische kaarten huizen, erven en tuinen zijn weergegeven geldt een hoge verwachting op het aantreffen van archeologische waarden uit de Nieuwe tijd. Het gaat hierbij om twee locaties ter hoogte van de Langelaan 15 en Duinrooslaan 3. De bebouwing langs de Duinrooslaan is niet weergegeven op kaarten van voor de 19e eeuw, maar huis langs de Langelaan is al aanwezig op kaarten uit de 17e eeuw. De verwachting is dat deze resten zich direct onder het maaiveld bevinden. Archeologische resten uit deze periode zullen overwegend bestaan uit funderingsresten en sporen van erf- en tuininrichting (zoals greppels en paalkuilen). Ook worden vondststrooiingen van aardewerk, botmateriaal, en ander huishoudelijk afval verwacht. Binnen het gehele plangebied kunnen resten voorkomen uit de Tweede Wereldoorlog. In het uiterste noordwesten worden nog resten van een tankmuur verwacht. Deze resten worden verwacht vanaf het maaiveld. In het overige deel van het plangebied zullen resten uit de Tweede Wereldoorlog vooral bestaan uit losse vondsten zoals munitie.
Op basis van het bureauonderzoek wordt geadviseerd om het bestemmingsplan op te delen in drie delen:
Waarde Archeologie 1: Dit betreft de delen waar archeologische resten uit de Nieuwe tijd, waaronder resten van een tankmuur uit de Tweede Wereldoorlog en resten van huizen en erfinrichting, verwacht worden vanaf het maaiveld. Geadviseerd wordt hieraan een aanlegvergunning te koppelen bij plannen groter dan 50 m2.
Waarde Archeologie 2: Dit betreft het op de strandwal gelegen deel van het plangebied, waar bewoningsresten verwacht worden uit de periode Bronstijd- Vroege Middeleeuwen, dieper dan 6 m +NAP. Geadviseerd wordt hieraan een aanlegvergunning te koppelen bij plannen groter dan 500 m2 en dieper dan 6 m +NAP.
Waarde Archeologie 3: Dit betreft het op de strandvlakte gelegen deel van het plangebied, waar mogelijk resten van landbouw kunnen voorkomen uit de periode Bronstijd- Vroege Middeleeuwen, dieper dan 3 m +NAP. Geadviseerd wordt hieraan een aanlegvergunning te koppelen bij plannen groter dan 1.000 m2 en dieper dan 3 m +NAP.
Afbeelding 23: de voorgestelde archeologische regimes
Het voorgaande advies uit het bureauonderzoek is in de juridische regeling en op de verbeelding van het bestemmingsplan opgenomen.
Besluit ruimtelijke ordening
Op 1 januari 2012 is het gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. In artikel 3.1.6, lid 5 onder a van het Bro is de verplichting voor het opnemen van een beschrijving over de wijze waarop met de in het plangebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden opgenomen. Het voorstel tot wijziging is een uitvloeisel van de Beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg (MoMo) uit 2009.
Provinciale Leidraad Landschap en Cultuurhistorie
De provincie Noord-Holland hanteert het beleidsinstrument "Leidraad Landschap en Cultuurhistorie". Hierin heeft de provincie de cultuurhistorische waarden in beeld gebracht. De waardering zoals vastgelegd in de leidraad geldt als uitgangspunt van beleid.
Provinciale Milieuverordening
De provincie Noord-Holland heeft in de PMV regels opgenomen ter bescherming van de aardkundige monumenten. Het doel van het aardkundige monumentenbeleid van de provincie is de duurzame instandhouding van gebieden die extra bescherming behoeven vanwege hun waardevolle bodem en/ of waardevolle elementen die primair bepaald zijn door de bodem.
In de Nota Belvedère (1999) worden vanuit de cultuurhistorie de meest waardevolle gebieden van Nederland geselecteerd: de zogenaamde Belvedère gebieden. De nota is een aanwijzing en voorzet hoe gemeenten met de inrichting van hun grondgebied moeten omgaan wat betreft cultuurhistorie. Het plangebied maakt onderdeel uit van het belvedèregebied Kennemerland. Kenmerkend voor dit belvedè regebied zijn de landschappelijk fraaie landgoederen en oude villawijken die op het oude duingebied zijn gebouwd. Deze waarden dienen beschermd te worden en nieuwe ontwikkelingen dienen ingepast te worden met aandacht voor de cultuurhistorische waarden.
Eén van de belangrijkste doelstellingen van dit bestemmingsplan is het behoud van deze karakteristieke waarden van Bentveld. Er zal terughoudend gereageerd worden op nieuwe woningen en ook nieuwbouw door splitsing van kavels wordt vermeden om verdichting tegen te gaan.
In het gebied zijn vier gemeentelijke monumenten aanwezig, zie voor een beschrijving hiervan paragraaf 2.1.3. Deze monumenten zijn aangeduid op de verbeelding en in de planregels voorzien van een beschermende regeling.
De landgoederen en villagebieden op en langs de binnenduinrand zijn aangemerkt als cultuurhistorisch waardevolle gebieden. Deze worden niet voorzien van een specifieke regeling, maar worden afdoende beschermd door de bestemmingslegging en de bijbehorende planregels.
In paragraaf 3.2.3 is reeds ingegaan op de bescherming van het aan het plangebied grenzende Aardkundige Monument. Dit bestemmingsplan maakt geen activiteiten mogelijk die het Aardkundige Monument kunnen aantasten.
Wet natuurbescherming
Per 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming van kracht. De Wet natuurbescherming vervangt drie actuele wetten, te weten de Flora- en faunawet, de Boswet en de Natuurbeschermingswet 1998. Daarmee zijn gebiedsbescherming en soortbescherming bij elkaar gebracht in één Nederlandse wet.
Deze wet beschermt de van nature in Nederland in het wild voorkomende planten en dieren en hun directe leefomgeving, waaronder nesten en holen.
De Wet natuurbescherming wijkt in een aantal opzichten af van de Flora- en faunawet; de strekking is echter hetzelfde. In de wet is onder meer bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden (algemene verbodsbepalingen).
Net als in de Flora- en faunawet is in de Wet natuurbescherming een zorgplicht opgenomen, een algemeen geldende fatsoensnorm voor de omgang met flora en fauna. Deze zorgplicht houdt in dat menselijk handelen zo weinig mogelijk nadelige gevolgen voor flora en fauna mag hebben.
De soortbeschermingsbepalingen uit de Europese richtlijnen Vogelrichtlijn (VR) en Habitatrichtlijn (HR) zijn in de Wet natuurbescherming geïmplementeerd: soorten en vegetatietypen waarvoor Natura 2000-gebieden zijn aangewezen, worden beschermd onder de nieuwe Wet natuurbescherming. Ongeveer 200 soorten verliezen hun bescherming in vergelijking met de eerder vigerende Flora- en faunawet, voornamelijk soorten vaatplanten (muurplanten, orchideeën) en (zee)vissen.
De bij de Flora- en faunawet gehanteerde gedragscodes blijven bestaan, zij het dat de lijsten met beschermde soorten wijzigen en aangepast moeten worden.
Voor soortbescherming in relatie tot ruimtelijke ingrepen is een aantal artikelen in de nieuwe Wet natuurbescherming van belang:
Er worden in de Wet natuurbescherming drie beschermingsregimes onderscheiden:
Bescherming van alle in het wild levende vogels in de EU, beschreven in artikel 3.1-3.4.
Dit beleid verandert deels t.o.v. de. Ffwet. Het begrip "opzettelijk" is bij doden, vangen en verstoring van nesten etc. opgenomen. Hieronder valt ook het begrip "voorwaardelijk opzet". De grote verandering is dat verstoring onder de nieuwe wet is toegestaan, mits de staat van instandhouding van de soort maar niet in het geding komt. Degene die de verstoring begaat, moet dan aantonen dat er geen verstoring van wezenlijke invloed is. Verstoren van broedende vogels (op nest) en eieren blijft verboden. De provincie kan hiervoor vrijstellingen maken en ontheffingen verlenen.
Bescherming van dier- en plantensoorten in artikel 3.5-3.9:
Dit zijn de in de bijlage van bij artikel 3.10 van Wet natuurbescherming genoemde soorten. Op deze bijlage staan zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen, dagvlinders, libellen, kevers en vaatplanten. Onderdeel A bevat de fauna, onderdeel B de flora. Deze lijst is een nationale toevoeging en betreft soorten die in principe een landelijke achteruitgang kennen. In praktijk is deze bescherming lichter en verwacht wordt dat ontheffingen vrij gemakkelijk verkregen kunnen worden, aangezien er niet de zwaardere belangen gelden voor de soorten van de Europese richtlijnen. Ruimtelijke ontwikkeling is een geldig belang voor een ontheffing (art 3.10.2 onderdeel a). Opzettelijk verstoren in algemene zin, wordt voor deze groep niet genoemd als verbod. De provincies kunnen voor deze lijst vrijstellingsbesluiten maken. Op dit moment staan ook zeer algemene soorten op deze lijst; mogelijk zal er een vrijstellingsbesluit of AMvB opgesteld worden hoe hier mee om te gaan.
Het plangebied grenst aan de noord-, zuid- en westzijde aan het Natura 2000-gebied "Kennemerland-Zuid". Dit is een uitgestrekt duingebied aan de zuidkant van het Noordzeekanaal. De overgang tussen de kalkrijke jonge duinen en ontkalkte oude duinen ligt ter hoogte van Zandvoort. Dit levert een soortenrijke en kenmerkende begroeiing op, met duinroosvegetaties in het open duin, duingraslanden, vochtige en droge duinvalleien, plasjes, goed ontwikkelde struwelen en diverse vormen van duinbossen. Vegetaties van vochtige en natte duinvalleien komen met name voor ten zuiden van Zandvoort, waarvan het Houtglob het best ontwikkelde kalkrijke, natte duinvallei is. Het areaal kalkrijk duingrasland is vooral rondom Zandvoort groot. Hier komen over voorbeelden van het zeedorpenlandschap voor. De oudere duinen van het zuidoostelijk gedeelte herbergen goed ontwikkeld kalkarm duingrasland. Ook zijn er in het zuidelijke puntje en ter hoogte van Zandvoort paraboolduincomplexen aanwezig. Het Kennemerstrand is de enige locatie langs de Hollandse vastelandsduinen waar een jonge strandvlakte met embryonale duinen en een uitgestrekte oppervlakte met kalkrijke duinvalleien aanwezig is. Aan de binnenduinrand zijn diverse landgoederen aanwezig. Hier is een aantal oude buitenplaatsen gelegen, die voor een aanzienlijk deel bebost zijn met naaldbos en loofbos, waaronder oude bossen met rijke stinzeflora. (www.synbiosys.alterra.nl/natura2000/gebiedendatabase)
Afbeelding 24: de ligging van het plangebied (binnen rode cirkel) grenzend aan het Natura 2000 gebied
Kennemerland-Zuid (geel gekleurd)
Het duinengebied heeft een rijke flora en fauna en biedt plaats voor verschillende beschermde soorten. De landgoedbossen in de binnenduinrand bieden plaats aan meerdere vleermuiskolonies. Verder vormt het duingebied het leefgebied van vele andere zoogdiersoorten die wettelijk beschermd zijn. In het duingebied leeft verder de zandhagedis, een soort die sterk afhankelijk is van reliëfrijk, open zand. Deze landelijk bedreigde soort is in het plangebied algemeen te noemen. Alle amfibieën en reptielen worden beschermd door de Wet Natuurbescherming.
De vogelbevolking in het duinlandschap is mede door de gevarieerde landschapsstructuur zeer rijk, maar broedvogels in het open duin, zoals de Wulp en Tapuit, zijn schaars geworden. Er komen verschillende soorten voor die voorkomen op de landelijke rode lijst van bedreigde vogels. De broedvogeldichtheid (paren per ha) neemt toe in oostelijke richting, hetgeen vooral te maken heeft met de landinwaarts toenemende structuurrijkdom van de vegetatie. Zeer algemeen zijn struweelvogels als fitis, winterkoning, grasmus en heggenmus.
Woningbouwontwikkeling manege
Ten behoeve van de ontwikkeling van vijf vrijstaande woningen ter plaatse van het huidige manegebedrijf is door Blom Ecologie B.V. een oriënterend onderzoek (quickscan) verricht naar de effecten op de beschermde flora en fauna en/of beschermde natuurgebieden en de mogelijke effecten van de ruimtelijke ingreep. Deze quickscan is opgenomen in bijlage 3 van deze toelichting. De beoogde ingreep betreft in ieder geval het slopen van de bestaande bebouwing en het verwijderen van de bomengroep.
Uit de quickscan is gebleken dat in het plangebied of de directe omgeving daarvan beschermde diersoorten van de Wet natuurbescherming voorkomen. De planlocatie heeft aannemelijk geen relevante functie voor beschermde soorten waarvoor geen vrijstelling geldt in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen. Mogelijk maken wel vleermuizen gebruik van de locatie tijdens het foerageren en migreren. Daarnaast hebben de planlocatie en de directe omgeving (mogelijk) een functie voor algemeen voorkomende planten, zoogdieren, amfibieën, insecten en vogels. De bomen zijn geschikt als broedlocatie voor algemene broedvogels waar in het broedseizoen rekening mee dient te worden gehouden. Daarnaast ligt de planlocatie naast een Natura 2000-gebied en het Natuurnetwerk Nederland. Gelet op de aard van de werkzaamheden, de afstand tot de gebieden en de beoogde situatie is er mogelijk sprake van externe werking op het Natura 2000-gebied en dient er een Aerius berekening te worden uitgevoerd en (mogelijk) aanvullende maatregelen. Deze Aerius berekening is uitgevoerd. Later in deze paragraaf wordt daar nader op ingegaan.
Op de planlocatie zijn houtopstanden aanwezig waarvoor bij kap een meldingsplicht (en mogelijk herplantplicht) geldt.
Uitvoerbaarheid bestemmingsplan:
De werkzaamheden en toekomstige situatie leiden niet tot aantasting van beschermde natuurwaarden. Ten aanzien van het gebied Kennemerland-Zuid dienen mogelijk wel maatregelen getroffen te worden om effecten op doelsoorten en instandhoudingsdoelstellingen te voorkomen. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met de (mogelijke) aanwezigheid van vleermuizen en algemene zoogdieren, amfibieën en broedvogels. Voor deze soortgroepen dienen eventueel maatregelen te worden getroffen om effecten te voorkomen. De aanwezigheid van beschermde soorten en hun leefgebied vormen geen bezwaar voor de bestemmingsplanwijziging.
Geconcludeerd kan worden dat de beoogde ontwikkeling uitvoerbaar is. Wel dienen er tijdens de uitvoering maatregelen getroffen te worden zoals opgenomen in de ecologische quickscan. In aansluiting op / als aanvulling op de genoemde maatregelen in de quickscan, heeft de gemeente onderstaande aanbevelingen gegeven.
Aanbevelingen gemeente (maatregelen):
Woningbouwontwikkeling Duinrooslaan 3
Ten behoeve van de ontwikkeling van twee vrijstaande woningen op het perceel van de Duinrooslaan 3 is door Blom Ecologie B.V. een oriënterend onderzoek (quickscan) verricht naar de effecten op de beschermde flora en fauna en/of beschermde natuurgebieden en de mogelijke effecten van de ruimtelijke ingreep. De Duinrooslaan 3 grenst aan de manege en kan gekenmerkt worden als een bosrijke tuin. Met de beoogde ingreep zullen meerdere bomen gekapt worden. Op de planlocatie zijn houtopstanden aanwezig waarvoor bij kap een meldingsplicht (en mogelijk herplantplicht) geldt. Voor de ontwikkeling aan de Duinrooslaan 3 gelden dezelfde conclusies en aanbevelingen als voor de woningbouwontwikkeling op de naastgelegen manege.
Aan de Duinrooslaan 3 zijn diverse waarnemingen van uilen bekend, uit onderzoek kan geconcludeerd worden dat dit uitsluitend categorie 5 soorten zoals de bosuil en ransuil zijn. Categorie 5 soorten zijn niet jaarrond beschermd. Rondom de bomen zijn bovendien geen eischalen, braakballen, veren, uitwerpselen of andere sporen aangetroffen die mogelijk aanleiding geven dat een van de te kappen bomen een functie vervult ten aanzien van ransuilen of sperwerachtigen. Tevens zijn in de directe omgeving ruim voldoende geschikt alternatieven dat de (tijdelijke) afname van enkele bomen geen effect uitoefent op de lokale populaties. Van overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van jaarrond beschermde nestlocaties en essentiële habitatonderdelen is geen sprake
Aerius-berekening
Zoals ook in de ecologische quickscan naar voren kwam dient er een Aerius berekening te worden uitgevoerd. Deze berekening is uitgevoerd op 6 mei 2020 door NIPA Milieutechniek B.V. en als bijlage 4 bij deze toelichting opgenomen. Uit deze berekening kan de conclusie getrokken worden dat de ontwikkeling een positief effect heeft op de stikstofdepositie op het aangelegen natuurgebied.
Omdat er sprake is van depositie moet op grond van de beoordelingssystematiek een vergunning in het kader van de Wnb worden aangevraagd.
Op de locatie wordt een bedrijf beëindigd waar bedrijfsmatig dieren worden gehouden en dus is een intern salderen mogelijk. Vanwege de beoordelingssystematiek is er geen reden om een Wnb-vergunning niet te verlenen. Op grond van de depositie van stikstof is er geen reden het initiatief te belemmeren.
Dit bestemmingsplan is voornamelijk conserverend van aard. Hoofdzakelijk is onderhavig plan gericht op het handhaven van bestaand bebouwd gebied. Voor deze delen geldt dat het aspect 'ecologie' geen belemmering vormt voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.
Ook voor de woningbouwontwikkelingen van het huidige manegebedrijf en de Duinrooslaan 3 kan de conclusie getrokken worden dat deze plannen in het kader van 'een goede ruimtelijke ordening' uitvoerbaar is. Wel dienen er bij de uitvoering van dit plan een aantal maatregelen getroffen te worden, zoals genoemd in de ecologische quickscan. De beoogde ontwikkeling van 7 woningen aan de Zuidlaan 51 en Duinrooslaan 3 te Bentveld is uitvoerbaar conform het bepaalde in de Wro (artikel 3.1.6 Bro).
Ten behoeve van mogelijke toekomstige ontwikkelingen in de beschermde gebieden vinden afzonderlijke ruimtelijke procedures plaats waarbij rekening dient te worden gehouden met de mogelijke negatieve effecten op het naastgelegen beschermd natuurgebied.
Een goede ruimtelijke ontwikkeling streeft naar het bevorderen van een duurzame ruimtelijke kwaliteit in een dynamische samenleving. Het is helder dat duurzame ruimtelijke kwaliteit mede richting en inhoud geeft aan het criterium "een goede ruimtelijke ordening". Een goede ruimtelijke ordening houdt ook in het voorkomen van voorzienbare hinder door milieubelastende activiteiten. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten doet in de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (editie 2009), het zogenaamde 'groene boekje', een handreiking ten behoeve van de afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu op lokaal niveau. Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie ten opzichte van woningen krijgen en dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden. Het Groene Boekje geeft richtafstanden (zie tabel) die gemotiveerd kunnen worden toegepast bij ruimtelijke ordening.
De richtafstanden hangen samen met het omgevingstype. Het is mogelijk om door middel van maatregelen overlast te beperken en daardoor af te wijken van de afstanden. In dit geval zal aangetoond moeten worden welke maatregelen worden genomen om de overlast te beperken. Aan de hand hiervan kan dan gemotiveerd worden afgeweken van de standaard richtafstanden.
Milieucategorie | Richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied | Richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied |
1 | 10 m | 0 m |
2 | 30 m | 10 m |
3.1 | 50 m | 30 m |
3.2 | 100 m | 50 m |
4.1 | 200 m | 100 m |
4.2 | 300 m | 200 m |
5.1 | 500 m | 300 m |
5.2 | 700 m | 500 m |
5.3 | 1.000 m | 700 m |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
Het toetsen van het plan bestaat uit:
Omgevingstype 'Gemengd gebied'
Langs de Zandvoortseweg is sprake van een omgevingstype 'gemengd' gebied. Dit in verband met de aanwezigheid van een doorgaande weg en de aanwezigheid van een aantal niet-woonfuncties naast woningen. De rest van het plangebied kan worden aangemerkt als een rustige woonwijk.
In het plangebied zijn in beperkte mate bedrijfsactiviteiten aanwezig. De bedrijfsactiviteiten die aanwezig zijn kunnen volgens de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' (uitgave 2009), onder categorie 1 of 2 worden gerangschikt. Bedrijven die zijn gecategoriseerd als 1 of 2 zijn, qua milieubelasting, in principe passend binnen een woonomgeving. Daarnaast bevindt zich in het plangebied een manegebedrijf rondom woningen. Een manegebedrijf valt onder milieucategorie 3.1. Zoals in paragraaf 4.3 beschreven worden de bedrijfsactiviteiten hier binnen de planperiode beëindigd en komen er vijf vrijstaande woningen voor in de plaats. Daarmee wordt het woon- en leefklimaat van de (woon)omgeving planologisch verbeterd.
Bouw- en gebruiksmogelijkheden
Dit bestemmingsplan maakt bij de bestemming "Wonen" ook 'aan huis verbonden beroepen en bedrijven' mogelijk. Binnen deze categorie mogen maximaal milieucategorie 1 bedrijven, zoals bepaald in de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering worden gevestigd. Hierdoor is met enige zekerheid te stellen dat deze geen afbreuk kunnen doen aan de woonfunctie en/ of geen overlast met zich meebrengen. Daarnaast is een aantal specifieke activiteiten expliciet uitgesloten en mogen deze alleen in een hoofdgebouwen en/of de daarbij behorende aan-, uit- en bijgebouw plaatsvinden. Samenvattend geldt dat de 'aan huis verbonden beroepen en bedrijven' een dusdanige beperkte ruimtelijke uitstraling hebben dat deze passend zijn in een woonomgeving.
In het bestemmingsplan is op een aantal locaties sprake van onbenutte bouwmogelijkheden, zie paragraaf 4.1.1. De woningen aan de Wikkelaan liggen op ongeveer 250 meter van de bedrijven aan de Zandvoortselaan. Ter hoogte van de Zandvoortselaan zijn maximaal milieucategorie 2 bedrijven toegestaan. Geconcludeerd wordt dat aan de richtafstanden uit VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering (10 meter) wordt voldaan.
De woningen aan de Zuidlaan en de Duinrooslaan liggen op ongeveer 350 meter van de bedrijven aan de Zandvoortselaan. Ter hoogte van de Zandvoortselaan zijn maximaal milieucategorie 2 bedrijven toegestaan. Geconcludeerd wordt dat aan de richtafstanden uit de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering (10 meter) wordt voldaan.
Externe veiligheid heeft betrekking op de veiligheid voor de omgeving van een inrichting met gevaarlijke stoffen en/of transport van gevaarlijke stoffen. Elk nieuw ruimtelijk plan moet volgens de Wet ruimtelijke ordening getoetst worden aan de normen voor plaatsgebonden risico en groepsrisico. Daarbij kunnen de volgende bronnen worden onderscheiden:
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans dat een denkbeeldige persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De norm (één op één miljoen per jaar) geldt voor kwetsbare objecten als grenswaarde en voor beperkt kwetsbare objecten als richtwaarde. Dit betekent dat er als gevolg van een ongeval - in theorie - per jaar slechts één persoon op een miljoen mensen mag overlijden. Dit geldt ook als deze objecten geprojecteerd zijn.
Het plaatsgebonden risico van 10-6 contour is niet aan de orde binnen het plangebied. Alle risicobronnen zijn ver verwijderd van de beoogde ontwikkeling, waardoor het plangebied niet in de veiligheidszones ligt. Daarnaast verblijven personen slechts zeer kortstondig op het parkeerterrein. Hierdoor is het terrein niet aan te merken als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object. Het plaatsgebonden risico van de externe veiligheid vormt dus geen belemmering voor het plan.
Groepsrisico
Het groepsrisico (GR) is de kans op een ongeval met veel dodelijke slachtoffers. Hierbij wordt gekeken naar de werkelijk aanwezige bevolking en de verspreiding van die bevolking rond een risicobron.
Bepaald wordt hoe groot de kans is op tien, honderd of meer slachtoffers tegelijk onder die bevolking. Groepsrisicoberekeningen beogen maatschappelijke ontwrichting inzichtelijk te maken. Het groepsrisico is afhankelijk van de omvang van het ongeval. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet het groepsrisico worden verantwoord (VGR). Vanzelfsprekend speelt de hoogte van het groepsrisico een rol, ook de mogelijkheden voor zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid maken onderdeel uit van de verantwoordingsplicht. De risicomaten zijn vastgelegd in diverse besluiten en beleidsnota's.
In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid inrichtingen, zoals deze op dit moment luiden (REVI II), zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen vastgelegd.
De normstelling voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (voor zowel weg, spoor als water) is gebaseerd op de Nota Risico Normering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (RNVGS) die reeds is vervallen. De nota heeft geen wettelijk bindende werking, maar is niet vrijblijvend. Voor buisleidingen geldt sinds 1 januari 2012 de regeling 'Beleid externe veiligheid buisleidingen'
Er zijn in en nabij het plangebied geen bedrijven aanwezig waar handelingen met gevaarlijke stoffen worden uitgevoerd.
Buisleidingen
Uit de risicokaart (afbeelding 25) blijkt dat er in het plangebied een transportleiding voor aardgas aanwezig is. Het betreft de leiding W-532-02, gelegen onder het fietspad (oude trambaan). De diameter van de leiding is (6 inch) en de druk is 40 bar.
Plaatsgebonden risico
Deze ondergrondse buisleiding heeft geen 10-6/jaar contour waarmee rekening moet worden gehouden bij het opstellen van het bestemmingsplan
Groepsrisico
De W-532-02 heeft een 100% letaliteitszone van 40 meter en een 1% letaliteitszone van 70 meter (invloedsgebied).
Dit betekent dat in principe binnen een zone van 40 meter geen nieuwe bijzonder kwetsbare objecten geprojecteerd/gerealiseerd mogen worden. Dit zijn objecten die vanwege hun aard meer bescherming nodig hebben dan kwetsbare objecten. Het zijn objecten waarin zich doorgaans personen bevinden die minder dan gemiddeld zelfredzaam zijn. Denk hierbij aan geestelijk en lichamelijk gehandicapten, zieken, ouderen, kinderen in een basisschool en gevangenen.
Binnen de zone van 70 meter moet het groepsrisico worden verantwoord, tenzij het groepsrisico lager is dan 10% van de oriënterende waarde of de toename van het groepsrisico minder is dan 10%, waarbij de oriënterende waarde niet wordt overschreden.
Afbeelding 25: uitsnede risicokaart plangebied
In dit bestemmingsplan worden geen ontwikkelingen opgenomen die leiden tot een noemenswaardige toename van de personendichtheid binnen het invloedsgebied van de hogedrukaardgasleidingen. Er is in dit bestemmingsplan geen sprake van een toename van het groepsrisico. GasUnie heeft eind 2012 de hoogte van het groepsrisico van de W-530-02 bepaald op 0,362 * oriënterende waarde.
De gasleiding is middels de dubbelbestemming "Leiding - Gas" (voor leiding W-532-02 met een maximale werkdruk van 40 bar) van een beschermende regeling voorzien in dit bestemmingsplan.
Transportroute
Het gemeentebestuur van Zandvoort heeft geen route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen vastgesteld. Dit betekent dat als het nodig is om met gevaarlijke stoffen door de gemeente te rijden, de algemene regel 'zoveel als mogelijk de bebouwde kom mijden' gevolgd dient te worden.
In Zandvoort is een aantal bovengrondse propaantanks die bevoorraad dienen te worden. Daarbij wordt aan het einde van het jaar in Zandvoort vuurwerk verkocht dat van elders wordt aangevoerd. Door het ontbreken van een vastgestelde route zijn de vervoerders vrij te kiezen voor of de Zeeweg (N200, Bloemendaal) of de Zandvoortselaan (N201). In beide gevallen geldt dat de frequentie over een jaar genomen van het vervoer van gevaarlijke stoffen zeer laag is.
Plaatsgebonden risico
De Zandvoortselaan heeft geen 10-6/jaar PR-contour.
Groepsrisico
Het groepsrisico is lager dan 0,1 * oriënterende waarde (vuistregels HART).
Geconcludeerd kan worden dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.2 weergeven.
Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Stof | Toetsing van | Grenswaarde | Geldig |
Stikstofdioxide (NO2) | Jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m3 | 2010 tot en met 2014 |
Jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m3 | Vanaf 2015 | |
Fijn stof (PM10) | Jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m3 | Vanaf 11 juni 2011 |
24-uurgemiddelde concentratie | Max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m3 | Vanaf 11 juni 2011 |
NIBM
In het Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn de jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 en PM2,5 (zeer fijnstof) in de omgeving van het plangebied inzichtelijk gemaakt. De Atlas Leefomgeving geeft de concentratie weer van concentraties fijn stof (PM10) en Stikstofdioxide (NO2) in het jaar 2015. In afbeelding 26 is een uitsnede uit deze atlas opgenomen voor de concentratie fijn stof (PM10). Hieruit blijkt dat de jaargemiddelde grenswaarde voor PM10 niet wordt overschreden. Dit geldt ook voor de jaargemiddelde grenswaarden voor NO2 (afbeelding 25) en PM2,5.
Afbeelding 26: concentratie fijn stof (PM10) over het jaar 2015
Afbeelding 27: concentratie stikstofdioxide (NO2) over het jaar 2015
Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk conserverend van aard. Op basis van dit bestemmingsplan is een aantal (kleinschalige) woningbouwontwikkelingen mogelijk. Dit zijn echter ontwikkelingen die 'niet in betekenden mate' bijdragen aan eventuele luchtverontreiniging. Kortom, het bestemmingsplan levert geen significante bijdrage aan de luchtkwaliteit en nader onderzoek naar dit aspect is niet noodzakelijk.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.
Actieplan Geluid
In 2013 is het Actieplan geluid van de gemeente Zandvoort vastgesteld. In dit actieplan is aangegeven hoe de gemeente de geluidshinder van spoor- en wegverkeerslawaai in de periode 2013-2018 wil beperken. Het Actieplan vloeit voort uit de Europese Richtlijn 2002/49/EG die gericht is op de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai, daarmee wordt bedoeld het geluid van (spoor)wegen, industrie en luchtvaart. Nederland heeft de richtlijn voor wat betreft het Actieplan geïmplementeerd in artikel 11.11 Wet milieubeheer.
Voor Zandvoort zijn in het actieplan geluidsbelastingkaarten opgesteld. Deze zijn in het najaar van 2012 vastgesteld en gepubliceerd.
Wegverkeerslawaai
Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) hebben alle wegen in principe een geluidszone. De breedte van de zone is afhankelijk van de ligging van de weg in stedelijk of buitenstedelijk gebied en van het aantal rijstroken. Wegen binnen een woonerf of wegen waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 km per uur hebben geen zone. Binnen een zone moet voor het realiseren van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen, zoals woningen, onderzoek worden gedaan naar de optredende geluidbelasting.
In de Wet geluidhinder wordt getoetst aan voorkeursgrenswaarden en ontheffingswaarden, deze bedragen respectievelijk 48 dB en 63 dB. Indien niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, kunnen de gemeenten zelf een hogere waarde vaststellen.
De Zandvoortselaan (N201) is de enige zoneplichtige weg in het bestemmingsplangebied. De Zandvoortselaan bestaat deels uit één en deels twee rijstroken, zodat de zonebreedte 200 meter bedraagt.
Het bestemmingsplan voorziet niet in directe bebouwing van (planologisch) nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze zonebreedte. Het plangebied voor de ontwikkeling ter plaatse van het manegebedrijf is gelegen op tenminste 500 meter afstand van de Zandvoortselaan. Omdat dit plangebied buiten de zonebreedte van 200 meter ligt is er geen onderzoeksplicht op grond van de Wet geluidhinder. Toetsing aan de Wet geluidhinder is daarom achterwege gelaten.
Voor de overige wegen binnen het plangebied geldt een 30 km/uur zone. Deze wegen zijn niet zoneplichtig en er hoeft dus geen rekening te worden gehouden met (geluidsbeperkende) regelingen en maatregelen. Voor beide woningbouwplannen is in het kader van 'een goede ruimtelijke ordening' is wel de geluidbelasting van de relevante 30 km/h wegen beschouwd. De Zuidlaan en Duinrooslaan zijn wegen met één rijstrook met uitsluitend lokaal bestemmingsverkeer van omwonenden. De verkeersintensiteit is hier minimaal. Zonder nader onderzoek kan daarom gesteld worden dat er geen relevante geluidbelasting als gevolg van het wegverkeer. Het woon- en leefklimaat bij de nieuwe woonbestemmingen is gewaarborgd. Het aspect 'wegverkeersgeluid' vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
Afbeelding 28: geluidsbelasting in Zandvoort van het wegverkeer, in dB Lden (peiljaar 2011)
Industrielawaai
In het plangebied zijn geen bedrijventerreinen gelegen. Wel zijn er enkele afzonderlijke bedrijven gevestigd. Al deze bedrijven vallen echter in een lage milieucategorie en hebben een lage richtafstand voor geluid.
Er is in dit geval sprake van een hoofdzakelijk conserverend bestemmingsplan. Nadere toetsing aan de Wet geluidhinder kan achterwege worden gelaten.
Spoorweglawaai
In het plangebied liggen geen spoorwegen. Het aspect spoorweglawaai is niet aan de orde.
Regelgeving aardgasvrij- en energie neutrale nieuwbouw (VET en BENG)
Per 1 juli 2018 is de wet Voortgang Energietransitie (wet ) van kracht, die zegt dat het niet meer is toegestaan om nieuwbouw met aardgas te realiseren, tenzij de gemeente beslist dat er zwaarwegende belangen zijn om hier van af te wijken. Daarmee is aardgasvrij voor nieuwbouwwoningen de nieuwe norm.
Vanaf 1 januari 2020 moet alle nieuwbouw in Nederland een Bijna Energie Neutraal Gebouw oftewel BENG zijn. De energieprestatie wordt nu nog uitgedrukt in de energieprestatiecoëfficiënt (EPC). Per 1 januari 2020 wordt de EPC voor nieuwbouw vervangen door BENG-eisen. BENG stelt ook de eis dat de energiebronnen voor het gebouw in bepaalde mate duurzaam moeten zijn.
GPR Gebouw
Een instrument om duurzaam bouwen inzichtelijk en meetbaar te maken is GPR Gebouw. Dit instrument geeft rapportcijfers op de onderdelen energie, milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde. Hoe hoger de score, hoe duurzamer het gebouw of de woning(en). GPR Gebouw is zowel een communicatiemiddel als praktische maatregelenlijst om nog duurzamer te bouwen; een voorbeeld is dat HR++ glas wordt vervangen door HR+++ glas met hogere isolatiewaarden. Dit is dan direct te merken aan de scores, de meerkosten zijn gering en er kan volstaan worden met mogelijk een warmtepomp met een lagere capaciteit (in overleg met de installateur) en dus goedkoper.
Ook kunt u circulair bouwen bespreekbaar en toetsbaar maken bij ontwikkelaars. De licentie wordt gratis verstrekt door de Omgevingsdienst IJmond (info@odijmond.nl).
In de voorgaande hoofdstukken zijn de in het plangebied voorkomende functies, de (eventuele) ontwikkelingen daarbinnen en de uitgangspunten ten aanzien daarvan aan de orde gesteld. Het in de voorgaande hoofdstukken beschreven beleid, krijgt zijn juridische vertaling in bestemmingen.
Het bestemmingsplan is een middel waarmee functies aan gronden wordt toegekend. Het wordt de grondgebruiker toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft uit te oefenen (toelatingsplanologie). Een afgeleide van de gebruiksregels van het bestemmingsplan zijn regels voor bebouwing (omgevingsvergunning) en regels voor het verrichten van werken (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden).
Het bestemmingsplan regelt derhalve:
Het bestemmingsplan dient flexibel en doelmatig te zijn en dient rechtszekerheid te bieden omtrent de ruimte voor verandering. Daar staat tegenover dat het plan de nodige bescherming moet bieden tegen ontwikkelingen die schadelijk zijn voor anderen. Bescherming tegen een zodanige ontwikkeling wordt samengevat in de term rechtsbescherming.
Het bestemmingsplan is opgezet als een digitaal raadpleegbaar plan. Deze digitale versie is bedoeld om de burger 'online' informatie te verschaffen omtrent het bestemmingsplan via het landelijke portaal www.ruimtelijkeplannen.nl. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties.
In het kader van de nieuwe wet- en regelgeving wordt het plan technisch als een digitaal raadpleegbare versie uitgevoerd. Het bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012).
De planregels bestaan uit vier hoofdstukken:
In dit artikel is een aantal begrippen verklaard dat wordt gebruikt in de regels. Dit voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen.
In het artikel "Wijze van meten" zijn regels opgenomen waarin bepaald is hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden. Ten aanzien van het bepalen van het peil geldt dat bij ophoging van het bouwterrein c.q. het kunstmatig verhogen van het maaiveld geen sprake is van een afgewerkt terrein als bedoeld in de planvoorschriften.
Deze bestemming is gekozen voor het autobedrijf aan de Zandvoortselaan 365. Er zijn alleen bedrijven mogelijk in milieucategorie 1 of 2 met uitzondering van geluidzoneringplichtige en risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven. Voor deze bestemming wordt een wijzigingsregeling opgenomen dat de bestemming van het perceel na beëindiging van de functie gewijzigd kan worden in de bestemming Wonen met bijbehorende regels.
Op verschillende locaties langs de Zandvoortselaan is de bestemming 'Gemengd' van toepassing. Binnen deze bestemming zijn diverse functies toegestaan zoals kantoren, bedrijvigheid, dienstverlening of detailhandel tot maximaal bedrijfscategorie 1. Wonen wordt rechtstreeks binnen deze bestemming toegestaan.
Deze bestemming is opgenomen voor de belangrijkste groenstructuren in het plangebied (met uitzondering van het duingebied, dat de bestemming 'Natuur' heeft gekregen). Binnen deze bestemming zijn beperkte bouwmogelijkheden opgenomen. Binnen de bestemming zijn voet- en fietspaden, inritten, water en straatmeubilair toegestaan.
In het plangebied zijn 2 horecagelegenheden aanwezig. Aan de Zandvoortselaan 363 en Zandvoortselaan 345-347. Deze worden beide bestemd als "Horeca". Voor het perceel Zandvoortselaan 345-347 worden de mogelijkheden overgenomen uit het bestemmingsplan "Zandvoortselaan 345-347". Hierin is bepaald dat naast een restaurant ook een hotel mogelijk is op het perceel, tevens is een ondergrondse parkeergarage toegestaan. Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming Horeca te wijzigingen in de bestemming Wonen.
Deze bestemming wordt toegepast op de gronden van het woonzorgcentrum A.G. Bodaan aan de Bramenlaan. Het betreft een woonzorgcentrum met daaromheen 52 aanleunwoningen. De bebouwing op het perceel wordt binnen een bouwvlak opgenomen. Een ondergrondse parkeergarage is hier toegestaan.
Deze bestemming komt voor in het noordelijk deel van het plangebied, in de omgeving van de Westerduinweg en aan de westzijde van het plangebied, aansluitend op de tweedelijnsbebouwing aan de Duinrooslaan. Gronden met de bestemming "Natuur" hebben zeer beperkte bouw- en gebruiksmogelijkheden. De gronden zijn bestemd ten behoeve van het behoud van de bijzondere landschappelijke en natuurwaarden van het duingebied.
Ter bescherming van deze bijzondere waarden zal in de bestemming een verplichting worden opgenomen tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor aanlegactiviteiten
In het plangebied zijn een locatie aanwezig die als "Sport" bestemd is. Dit zijn de tennisbanen gelegen tussen de woonbebouwing achter de Duindoornlaan. De tennisbanen zelf mogen niet overkapt worden. De bijbehorende bebouwing ten behoeve van onder andere kleedruimte, zijn door middel van een bouwvlak bestemd.
De bestemming 'Tuin' is gelegd op de delen van de percelen die als voor- of zijtuin (of waardevol groen binnenterrein) zijn aan te merken en waar het vanuit stedenbouwkundig oogpunt niet gewenst wordt geacht erfbebouwing te situeren.
De bestemmingsgrens ligt voor het merendeel tegen de voorgevel en in hoeksituaties tegen de zijgevel van het hoofdgebouw. De bestemming kent een regeling voor het plaatsen van erkers aan de voor- en zijkant van een woning.
Onoverdekt parkeren op eigen erf vóór de voorgevelrooilijn of het denkbeeldige verlengde daarvan is niet toegestaan, tenzij het parkeren betreft op een vóór de voorgevelrooilijn gelegen oprit naar de op hetzelfde perceel achter de voorgevelrooilijn aanwezige parkeergelegenheid. Deze specifieke gebruiksregels geldt niet voor de percelen aan de Zandvoortselaan waar in 2014 vergunning is verleend voor het parkeren in de voortuin, hiervoor is een aanduiding opgenomen op de planverbeelding.
Onder deze bestemming vallen de straten, paden, pleintjes en parkeerhavens en het daarvan deel uitmakende (kleinschalige) openbaar groen.
Ook speelvoorzieningen geplaatst in de openbare ruimte, worden tot deze bestemming gerekend.
De bestemming is van toepassing op de openbare ruimte die slechts een verkeers- en verblijfsfunctie voor de directe omgeving heeft. Voor herinrichtingsmaatregelen en maatregelen ter verbetering van de verkeersveiligheid (bijvoorbeeld inrichting als 30 km/h-zone), biedt deze bestemming voldoende ruimte.
Op verschillende plaatsen komt het voor dat de gronden met de bestemming 'Verkeer' mede voor functies uit aangrenzende bestemmingen wordt gebruikt. Denk aan reclameborden en delen van gebouwen (denk aan erkers) die over de bestemming 'Verkeer' hangen. Deze gebruiksvormen zijn ook in dit plan toegestaan.
De vrijstaande, twee-onder-een-kap- en aaneengesloten woningen (grondgebonden) vallen onder bestemming 'Wonen - 1' met respectievelijk de aanduidingen 'vrij', 'twee-aaneen' en 'aaneengebouwd'. Binnen de bestemming zijn aan-huis-verbonden beroepen mogelijk; de pensions, detailhandelsbedrijven en dienstverlenende bedrijven zijn geregeld via een aanduiding.
Via een wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk om een aanduiding van het bestemmingsvlak te verwijderen.
Het bouwvlak mag tot 100% worden bebouwd, waarbij maximum goot- en bouwhoogte zijn vastgelegd op ruimtelijke verbeelding van het plan. Hierbij wordt in eerste instantie uitgegaan van een kap, maar een plat dak is ook mogelijk, zij het dat in dat geval de goothoogte de maximale bouwhoogte wordt.
Het gezamenlijke oppervlak aan bijgebouwen, aan- en uitbouwen mag buiten het bouwvlak niet meer dan 35% van het erf beslaan met een maximum tot 50 m2. Hierbij wordt uitgegaan van één bouwlaag met eventueel een dak.
In afwijking hiervan mag voor bouwpercelen groter dan 2.000 m2 het gezamenlijk grondoppervlak van bijgebouwen, aan- en uitbouwen, gelegen buiten het bouwvlak, maximaal 100 m2 bedragen.
Binnen de bestemming zijn specifieke gebruiksregels opgenomen voor aan-huis-verbonden beroepen en logiesverstrekking.
Gestapelde woningen en appartementencomplexen zijn onder de bestemming 'Wonen - 2' gebracht. Ook binnen deze bestemming zijn aan-huis-verbonden beroepen mogelijk. Daarnaast zijn de locaties waar sprake is van detailhandel, dienstverlening of maatschappelijke voorzieningen, eveneens met een aanduiding geregeld.
De bebouwingsmogelijkheden zijn vergelijkbaar met de bestemming Wonen-1, zij het dat bijvoorbeeld in het geval van appartementencomplexen doorgaans geen of weinig ruimte is voor bijgebouwen, aan- en uitbouwen.
De woningen aan de Westerduinweg en achter de Duinrooslaan worden getypeerd als vrijstaande duinvilla's in het duingebied. Deze woningen worden op aparte wijze bestemd. De woningen zelf behoeven geen beschermde status, maar het bouwperceel er omheen wel. Dit vanwege het reliëf en de ligging tegen het beschermde natuurgebied aan.
Om de woningen wordt een ruim bouwvlak gelegd waarbinnen alle bebouwing dient te worden gerealiseerd. Deze bouwvlakken mogen voor 40% bebouwd worden. de bouwvlakken zijn zo gelegd dat de bestaande bebouwing op het perceel allemaal binnen het bouwvlak gelegen is. Voor het overige zijn de bebouwingsmogelijkheden vergelijkbaar met de bestemming "Wonen-1".
In het plangebied bevinden zich een gastransportleiding. Om graafschade aan deze leiding te voorkomen, zijn de zakelijke rechtstroken bij deze leiding voorzien van een beschermende regeling voorzien in dit bestemmingsplan. De dubbelbestemming is ingetekend over een breedte van 8 meter (4 meter ter weerszijde van de hartlijn). In de dubbelbestemming geldt een verplichting tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor aanlegactiviteiten.
In het plangebied bevindt zich een watertransportleiding. Om graafschade aan deze leiding te voorkomen, zijn de zakelijke rechtstroken bij deze leiding voorzien van een beschermende regeling voorzien in dit bestemmingsplan. De dubbelbestemming is ingetekend over een breedte van 10 meter (5 meter ter weerszijde van de hartlijn). In de dubbelbestemming geldt een verplichting tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor aanlegactiviteiten.
Artikel 17 Waarde - Archeologie 1
Het plangebied is in verband met de mogelijke waarden op het vlak van archeologie extra beschermd. De regeling is dusdanig dat, wanneer meer dan 50 m2 wordt bebouwd, een archeologisch onderzoek nodig is. Daarnaast is vanuit diezelfde optiek een omgevingsvergunning vereist voor werkzaamheden op het vlak van kabels en leidingen of wanneer voor meer dan 50 m2 en dieper dan 0,4 m de grond wordt bewerkt. Ook voor diepwortelende bomen en beplanting geldt dit omgevingsvergunningvereiste.
Artikel 18 Waarde - Archeologie 2
Het plangebied is in verband met de mogelijke waarden op het vlak van archeologie extra beschermd. De regeling is dusdanig dat, wanneer meer dan 500 m2 wordt bebouwd en dieper dan 6 meter +NAP, een archeologisch onderzoek nodig is. Daarnaast is vanuit diezelfde optiek een omgevingsvergunning vereist voor werkzaamheden op het vlak van kabels en leidingen of wanneer voor meer dan 500 m2 en dieper dan 6 meter +NAP en dieper dan 0,4 m de grond wordt bewerkt. Ook voor diepwortelende bomen en beplanting geldt dit omgevingsvergunningvereiste.
Artikel 19 Waarde - Archeologie 3
Het plangebied is in verband met de mogelijke waarden op het vlak van archeologie extra beschermd. De regeling is dusdanig dat, wanneer meer dan 1.000 m2 wordt bebouwd en dieper dan 3 meter +NAP, een archeologisch onderzoek nodig is. Daarnaast is vanuit diezelfde optiek een omgevingsvergunning vereist voor werkzaamheden op het vlak van kabels en leidingen of wanneer voor meer dan 1000 m2 en dieper dan 6 meter +NAP en dieper dan 0,4 m de grond wordt bewerkt. Ook voor diepwortelende bomen en beplanting geldt dit omgevingsvergunningvereiste.
Artikel 20 Anti-dubbeltelregel
In deze regel is vastgelegd dat grond die in aanmerking moest worden genomen bij het verlenen van een omgevingsvergunning, waarvan de uitvoering heeft plaatsgevonden of alsnog kan plaatsvinden, bij de beoordeling van een andere aanvraag om omgevingsvergunning niet opnieuw in beschouwing mag worden genomen.
Artikel 21 Algemene bouwregels
In dit artikel is een aantal aanvullende bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden.
Artikel 22 Algemene gebruiksregels
In de algemene gebruiksregels is aangegeven welke vormen van gebruik in elk geval vallen onder de algemene verbodsbepaling op 'strijdig gebruik'. In beginsel is een seksinrichting 'strijdig gebruik', maar hiervan kan eventueel worden afgeweken. Ook is hier het afwijken ten behoeve van aan-huis-gebonden bedrijf opgenomen.
Artikel 23 Algemene afwijkingsregels
Dit artikel is een aanvulling op de afwijkingsregels uit de bestemmingen. In het artikel is een aantal algemene afwijkingen opgenomen, dat middels een omgevingsvergunning kan worden verleend. Het betreft een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan bij een omgevingsvergunning mogelijk te maken. Het gaat bijvoorbeeld om een geringe overschrijding van de toegestane bouwhoogte of het mogelijk maken van de bouw van schakelkastjes (nutsgebouwtjes) in het openbare gebied.
Artikel 24 Algemene wijzigingsregels
In dit artikel is een algemene wijzigingsbevoegdheid en een aantal specifieke wijzigingsregels opgenomen.
Artikel 25 Algemene procedureregels
Dit artikel regelt de procedure die burgemeester en wethouders dienen te volgen indien toepassing wordt gegeven aan de in dit plan opgenomen afwijkings-, nadere eisen- of wijzigingsregels.
In dit artikel is een algemene bepaling opgenomen met betrekking tot parkeren.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Het overgangsrecht is conform de regeling in het Bro opgenomen. Voor twee situaties, die zowel in strijd zijn met het vorige bestemmingsplan als dit nieuwe bestemmingsplan is een persoonsgebonden overgangsrecht opgenomen voor afwijkend gebruik. Dit betekent dat uitsluitend de huidige gebruikers de strijdige situatie mogen voortzetten.
In de slotregel is de officiële naam van het bestemmingsplan bepaald. Onder deze naam kan het bestemmingsplan worden aangehaald.
Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening, beschikken de gemeenten over meer mogelijkheden voor kostenverhaal. Bovendien hebben zij meer sturingsmogelijkheden, doordat zij in het geval van grondexploitatie door derden, diverse eisen en regels kunnen stellen. Dit kan gebeuren door middel van het privaatrechtelijke spoor (bijvoorbeeld een anterieure overeenkomst) dan wel door middel van een plan als bedoeld in artikel 6.12 Wro (exploitatieplan). Een combinatie van beiden is ook mogelijk.
Met een anterieure overeenkomst maakt de gemeente met een initiatiefnemer vooraf afspraken. Die afspraken gaan over de verdeling van kosten van het bouwvoornemen. Een exploitatieplan is een plan dat een wettelijke grondslag bied om kosten te verhalen als er geen overeenkomst kan worden gesloten.
Het bestemmingsplan Bentveld is hoofdzakelijk een actualisatie van de bestaande bestemmingen. Het woningbouwplan ter plaatse van het huidige manegebedrijf en de Duinrooslaan 3 is wel een bouwplan waarvan op grond van artikel 6.12 Wro een exploitatieplan zou moeten worden vastgesteld. Het totaal der exploitatiebijdragen dat met toepassing van artikel 6.19 Wro kan worden verhaald is echter minder dan €10.000,-. Een exploitatieplan is dan ook niet noodzakelijk. Met de initiatiefnemer van de ontwikkeling aan de Zuidlaan is wel een planschadeverhaalsovereenkomst gesloten. Hierin is vastgelegd dat eventuele tegemoetkomingen in planschade voor rekening van de eigenaar/ontwikkelaar zijn.
In het bestemmingsplan worden geen grootschalige ontwikkelingen mogelijk gemaakt, waarmee van kostenverhaal sprake zou zijn. De ontwikkeling ter plaatse van de manege en de Duinrooslaan 3 zorgen voor een kostenverhaal van minder dan 10.000 euro. De ontwikkeling van woningbouw ter plaatse van de manege en de Duinrooslaan 3 kan uitgevoerd worden binnen de planperiode van 10 jaar. Geconcludeerd kan worden dat onderhavig bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is.
Een belangrijk onderdeel van de uitvoerbaarheid van het onderhavige bestemmingsplan is de mogelijkheid van de daadwerkelijke handhaving van de regels. Voor de handhaafbaarheid van regelgeving in het bestemmingsplan is een duidelijke formulering van de planregels nodig, vooral om interpretatieproblemen te voorkomen. Ook moet duidelijk zijn hoe de regels worden gehanteerd.
Hierdoor worden interpretatieproblemen voorkomen. Bovendien bevat de toelichting een heldere beschrijving van het plan en van de planregels.
Gemeente, bouwbedrijven en bewoners hebben in dit kader ieder hun eigen verantwoordelijkheid. Zo heeft de gemeente naast de toezichthoudende taak eveneens de taak om alle betrokken partijen van de juiste bestemmingsplaninformatie te voorzien en om een ieder aan te sporen het bestemmingsplan op een juiste manier uit te voeren. Bouwbedrijven dienen de gemaakte afspraken na te komen en ook de bewoners onderling dienen zich aan de spelregels te houden.
Om de geconstateerde strijdigheden met het vigerende bestemmingsplan in beeld te brengen is een retrospectieve toets uitgevoerd. De lijst met strijdigheden is beoordeeld en waar wenselijk is de huidige situatie in overeenstemming gebracht met de regels en verbeelding.
De controle op de naleving van het bestemmingsplan wordt uitgevoerd door de Omgevingsdienst IJmond. Nadat een (niet te legaliseren) feit is geconstateerd wordt, ingevolge het draaiboek, behoudens spoedeisende gevallen, eerst de overtreder benaderd aan de overtreding een einde te maken. Dit kan door middel van het staken en opheffen van de strijdigheid.
Indien de strijdigheid niet wordt beëindigd, wordt aan het dagelijks bestuur van de gemeente voorgelegd met het middel van bestuursdwang of door het opleggen van een dwangsom te bevorderen, dat de situatie in overeenstemming wordt gebracht met de uitgangspunten van het bestemmingsplan. Daartoe wordt aan de overtreder een besluit verzonden, waarin is vermeld binnen welke termijn de overtreding moet worden beëindigd. Tevens staat in het besluit vermeld, welke actie vanwege de gemeente kan worden verwacht indien de strijdigheid niet wordt beëindigd. De kosten van deze handhaving worden op de overtreder verhaald.
Door de gemeente Zandvoort is een handhavingsprogramma vastgesteld, waarin is aangegeven wanneer en op welke wijze handhavend wordt opgetreden. De overtredingen die bij de inventarisatie van het bestemmingsplan 'Bentveld' zijn geconstateerd worden opgenomen in dit reguliere handhavingsprogramma. Het betreft een beperkt aantal gevallen en zal niet leiden tot een substantiële vergroting van de handhavingsopgave zoals die er nu ligt.
Het college van burgemeester en wethouders heeft op 21 november 2017 ingestemd met het voorontwerpbestemmingsplan "Bentveld". Het voorontwerpbestemmingsplan is tegelijkertijd met het wettelijke vooroverleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening met ingang van 1 december 2017 tot en met 18 januari 2018 ter visie gelegd. Gedurende de tervisielegging bestond de mogelijkheid voor bewoners en belanghebbenden om een inspraakreactie in te dienen. De vooroverlegpartners zijn in deze periode tevens uitgenodigd om een reactie op het voorontwerpbestemmingsplan in te dienen.
De beantwoording van de inspraak- en vooroverlegreacties zijn opgenomen in de Inspraak- en Vooroverlegnota, zie bijlage 8 van deze toelichting.