direct naar inhoud van Regels
Plan: TAM-omgevingsplan H22B Nierkerkestraat
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.F2402OPSTD-OW02

Regels

Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Algemeen

1.1 Begripsbepalingen
  • 1. In aanvulling op artikel 1.1 van het Omgevingsplan gemeente Amsterdam gelden voor toepassing van dit TAM-Omgevingsplan de volgende begripsbepalingen:

    • a. TAM-Omgevingsplan H22B Nierkekestraat

De onderhavige wijziging van het Omgevingsplan gemeente Amsterdam die volgens de technische standaarden van IMRO tot stand komt.

    • a. Besluitgebied

Het gebied waarop het TAM-Omgevingsplan H22B Nierkerkestraat van toepassing is.

    • a. Besluitgebied van dit TAM-Omgevingsplan

Het besluitgebied waarvan de geometrisch bepaalde begrenzing is vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0363.F2402OPSTD-OW02, zoals vastgelegd op https://www.ruimtelijkeplannen.nl.

  • 2. Voor zover een begripsbepaling opgenomen in het eerste lid, afwijkt van een begripsbepaling, bedoeld in artikel 1.1 van het onderdeel van het Omgevingsplan gemeente Amsterdam dat in het Omgevingsloket vindbaar is onder de naam "Omgevingsplan gemeente Amsterdam", met identificatienummer /akn/nl/act/gm0363/2020/omgevingsplan, is de in het eerste lid bedoelde begripsbepaling van toepassing op dit TAM-omgevingsplan.
1.2 Positie binnen het Omgevingsplan gemeente Amsterdam, toepassingsbereik
  • 1. Dit TAM-Omgevingsplan is onderdeel van het Omgevingsplan gemeente Amsterdam.
  • 2. De regels van dit TAM-Omgevingsplan gelden deels in aanvulling en deels ter vervanging van de regels van het Omgevingsplan gemeente Amsterdam en uitsluitend binnen het besluitgebied van dit TAM-Omgevingsplan.

Hoofdstuk 2 GEBRUIKSDOEL VAN GRONDEN EN BOUWWERKEN, REGELS OVER GEBRUIK

Artikel 2 ALGEMENE REGELS

2.1 Toepassingsbereik

Dit hoofdstuk heeft betrekking op het gebruiksdoel van de gronden en bouwwerken en het gebruik van gronden en bouwwerken.

2.2 Vangnetbepaling strijdig gebruik
  • 1. Het is verboden gronden of bouwwerken te gebruiken op een wijze die niet in overeenstemming is met een aan een locatie gegeven gebruiksdoel en de daarop betrekking hebbende regels, of op een wijze die in strijd is met de regels over gebruik, bedoeld in hoofdstuk 2 en 3.
  • 2. Tot een gebruik dat in overeenstemming is met een aan een locatie gegeven gebruiksdoel, bedoeld in het eerste lid, behoort in elk geval het inrichten en/of gebruiken van gronden en bouwwerken voor:
    • a. groenvoorzieningen en waterpartijen;
    • b. nutsvoorzieningen;
    • c. ontsluitingsinfrastructuur ten behoeve van het gebruiksdoel;
    • d. het voorzien in de eigen parkeerbehoefte.

Artikel 3 GROEN

3.1 Toepassingsbereik
  • 1. Deze pararaaf is van toepassing op het gebruiksdoel ter plaatse van de aanduiding 'gebruiksdoel: GROEN'.
  • 2. Deze paragraaf geldt ter plaatse van de aanduiding 'gebruiksdoel: GROEN'.
3.2 Gebruiksdoel ter plaatse van de aanduiding 'gebruiksdoel: GROEN', toegestaan gebruik
  • 1. De gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'gebruiksdoel:GROEN' heeft als gebruiksdoel het realiseren, in stand houden en gebruiken van groenvoorzieningen in de open lucht, waaronder in ieder geval worden begrepen (bos)parken, plantsoenen, en open speelplekken, met de daarbij behorende waterpartijen.
  • 2. Tenzij elders in dit TAM-omgevingsplan is bepaald zijn de gronden ter plaatse van de aanduiding 'gebruiksdoel: GROEN' mede bedoeld voor het realiseren van de volgende voorzieningen, bouwwerken en andere werken;
    • a. voet- en fietspaden, speelplekken en speelvoorzieningen, straatmeubilair, objecten van beeldende kunst, en overige naar aard en omvang ondergeschikte bouwwerken en verhardingen;
    • b. faciliteiten en bouwwerken in de openbare ruimte ten behoeve van buitensportactiviteiten, zoals skateboarden, panna, freestyle footbal en urban sport parcours;
    • c. vijvers, sloten, waterlopen, waterwegen en overige waterpartijen met bijbehorende beschoeiingen, (aanleg)steigers, bruggen en daarmee vergelijkbare naar aard en omvang ondergeschikte werken en bouwwerken die zich verdragen met het in het tweede lid, gestelde doel;
    • d. nutsvoorzieningen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen;
    • e. waterstaatkundige werken.
  • 3. Bij het realiseren van de in het tweede lid bedoelde voorzieningen, bouwwerken en andere werken worden de bepalingen zoals elders in dit omgevingsplan gesteld, voor zover die op de desbetreffende activiteiten van toepassing zijn, in acht genomen.
  • 4. Gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'gebruisdoel: GROEN' mogen worden gebruikt op een wijze die gelet op die inrichting passend is.
3.3 Specifieke regels over het gebruik van Groen
  • 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 2.2 onder b en 3.2 onder 2 sub d, zijn gebouwde nutsvoorzieningen niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'gebruiksdoel: GROEN':
  • 2. In afwijking van het bepaalde in arikel 3.2 is het volgende gebruik niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'gebruiksdoel: GROEN':
    • a. facaliteiten en bouwwerken in de openbare ruimte ten behoeve van buitensportactiviteiten, zoals skateboarden, panna, freestyle footbal en urban sport parcours;
    • b. waterlopen, waterwegen en overige waterpartijen met bijbehorende beschoeiingen, (aan)legsteigers, bruggen en daarmee vergelijkbare naar aard en omvang ondergeschikte werken en bouwwerken;
    • c. waterstaatkundige werken.

Artikel 4 WONEN

4.1 Toepassingsbereik
  • 1. Dit artikel is van toepassing op het gebruiksdoel ter plaatse van de aanduiding 'gebruiksdoel: WONEN'.
  • 2. Dit artikel geldt ter plaatse van de aanduiding 'gebruiksdoel: WONEN'.
4.2 Gebruiksdoel ter plaatse van de aanduiding 'gebruiksdoel: WONEN', toegestaan gebruik
  • 1. De gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'gebruiksdoel: WONEN' hebben als gebruiksdoel wonen, en mogen worden gebruikte ten behoeve van het bieden van wonen.
  • 2. Een ander gebruik van woonruimte dan voor wonen is uitsluitend toegestaan voor zover dit is aangegeven en met inachtneming van de daarvoor geldende regels;
  • 3. In afwijking van het bepaalde onder 1 zijn gebouwde nutsvoorzieningen toegestaan, voor zover deze inpandig worden gerealiseerd.
4.3 Omvang en situering van wonen

Het maximum aantal woningen bedraagt: 150.

4.4 Specifieke regels over het gebruik van woonruimte
  • 1. Het gebruik van woonruimte voor short stay is niet toegestaan;
  • 2. Het gebruik van woonruimte is uitsluitend toegestaan indien de gevels een isolatiewaarde van ten minste 28 dB(A) hebben.
  • 3. Het gebruik van onbebouwde gronden voor tuinen is toegestaan.
4.5 Het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis
  • 1. Het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis is toegestaan, maar uitsluitend voor zover:
    • a. het gebruik van de woonruimte en het erf ten behoeve van bewoning overheersend blijft; en
    • b. het beroep of bedrijf aan huis door de bewoner zelf wordt uitgeoefend.
  • 2. Het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis dat gepaard gaat met geluidhinder of geurhinder is niet toegestaan.
  • 3. Het uitoefenen van bedrijfsmatige seksuele dienstverlening is niet toegestaan.
  • 4. Op degene die een beroep of bedrijf aan huis uitoefent berust de bijzondere zorgplicht datgene in het werk te stellen wat redelijkerwijze kan worden verlangd om hinder op de woonomgeving als gevolg van de uitoefening van het beroep of bedrijf aan huis te voorkomen.
  • 5. Het bevoegd gezag kan een maatwerkvoorschrift stellen over de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis om onaanvaardbare hinder voor het woon- en leefklimaat tegen te gaan.
4.6 Het gebruik van woonruimte of bijbehorende opstallen voor bed and breakfast
  • 1. Het is verboden woonruimte te gebruiken voor Bed and Breakfast, tenzij daarvoor de op grond van de Huisvestingsverordening benodigde vergunning is verleend, en uitsluitend voor de duur van die vergunning.
  • 2. Het is verboden bij woonruimte behorende bijgebouwen te gebruiken voor Bed and Breakfast.
4.7 Het gebruik van woonruimte of bijbehorende opstallen voor kamerverhuur
  • 1. Woonruimte is uitsluitend toegestaan in de vorm van zelfstandige woonruimte, tenzij:
    • a. de woonruimte is gerealiseerd op grond van een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit voor zover die vergunning voorziet in het realiseren van onzelfstandige woonruimte; of
    • b. de op grond van de Huisvestingsverordening benodigde omzettingsvergunning is verleend.
4.8 Woningvorming

Het is verboden een woonruimte te verbouwen tot twee of meer woonruimten, tenzij daarvoor de op grond van de Huisvestingsverordening benodigde woningvormingsvergunning is verleend.

Artikel 5 MAATSCHAPPELIJKE DIENSTVERLENING

5.1 Toepassingsbereik
  • 1. Dit artikel is van toepassing op het gebruiksdoel ter plaatse van de aanduiding 'gebruiksdoel: MAATSCHAPPELIJKE DIENSTVERLENING'.
  • 2. Dit artikel geldt ter plaatse van de aanduiding 'gebruiksdoel: maatschappelijke dienstverlening'.
5.2 Gebruiksdoel ter plaatse van de aanduiding 'gebruiksdoel: maatschappelijke dienstverlening', toegestaan gebruik
  • 1. De gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'gebruiksdoel: MAATSCHAPPELIJKE DIENSTVERLENING' hebben als gebruiksdoel maatschappelijke dienstverlening, en mogen worden gebruikt ten behoeve van het bieden van maatschappelijke dienstverlening.
  • 2. Een ander gebruik dan voor MAATSCHAPPELIJKE DIENSTVERLENING is uitsluitend toegestaan voor zover dit is aangegeven en met inachtneming van de daarvoor geldende regels.
5.3 Omvang en situering van maatschappelijke dienstverlening
5.4 Specifieke regels over het gebruik ten behoeve van het bieden van maatschappelijke dienstverlening
  • 1. uitsluitend het volgende gebruik is toegestaan:
    • a. voorzieningen voor medische zorgverlening: huisartsenpost, apotheek, tandartsen, fysiotherapie, dierenartsenpraktijk, consultatiebureau;
    • b. voorzieningen op het gebied van maatschappelijke dienstverlening: buurtcentrum, bibliotheek, muziek- en dansschool, oefenstudio.

Hoofdstuk 3 ACTIVITEITEN MET BETREKKING TOT BOUWEN (OMGEVINGSPLANACTIVITEIT BOUWACTIVITEIT)

Artikel 6 GEBOUWEN

6.1 Waar bovengrondse gebouwen zijn toegestaan

Een bovengronds gebouw is, tenzij elders anders is bepaald, uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.

6.2 Waar ondergrondse gebouwen zijn toegestaan en tot welke verticale bouwdiepte
  • 1. Een ondergronds gebouw is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'ondergronds gebouw toegestaan'.
  • 2. De maximale verticale diepte bedraagt 1 bouwlaag;
  • 3. Indien er sprake is van een ondergronds gebouw met een oppervlakte groter dan 300m2 en/ of een diepte van meer dan 4 meter dient, middels geohydrologisch onderzoek aangetoond te worden dat het bouwen niet tot negatieve effecten leidt.
6.3 Bouwhoogte van gebouwen
  • 1. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' is de maximum bouwhoogte van een gebouw in meters de daar bepaalde waarde;
  • 2. In afwijking van het bepaalde onder 1. bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' de maximale bouwhoogte 21 m waar 20 meter staat aangegeven en 18 meter waar 17 meter staat aangeven, indien er geen ondergrondse parkeergarage wordt gerealiseerd.
6.4 Minimale hoogte van de eerste bouwlaag
  • 1. De minimale hoogte van de eerste bouwlaag bedraagt: 3,5 meter;
  • 2. De minimale hoogte van de eerste bouwlaag wordt gemeten vanaf de vloer van de eerste bouwlaag tot aan de bovenkant vloer van de tweede bouwlaag;
  • 3. Indien de vloer van de eerste verdieping onder het aangrenzend maaiveld ligt, wordt in afwijking van het tweede lid gemeten vanaf aangrenzende maaiveld tot aan de bovenkant vloer van de tweede bouwlaag.
6.5 Gevellijn
  • 1. Ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn', dient de bebouwing in de gevellijn gerealiseerd te worden.
6.6 Geluid wegverkeer

Ter plaatse van de aanduiding 'nadere afweging geluid bij bouwplan noodzakelijk' is subparagraaf 4.2.4.7 van de Hoofdregeling van toepassing.

Artikel 7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

7.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • 1. Het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde is niet toegestaan;
  • 2. In afwijking van het bepaalde onder 1 is het toegestaan om ter plaatse van het gebruiksdoel GROEN artistieke kunstwerken te plaatsen;
  • 3. de maximum bouwhoogte van een artistiek kunstwerk als bedoeld onder 2 bedraagt 3 meter;
  • 4. In afwijking van het bepalde onder 1 is het toegestaan om ter plaatse van het gebruiksdoel GROEN lantarenpalen te plaatsen;
  • 5. de maximum bouwhoogte van lantarenpalen zoals bedoeld onder 4 is 5 meter;
  • 6. In afwijking van het bepaalde onder 1 is het toegestaan om ter plaatse van het gebruiksdoel GROEN ondergrondse afvalcontainers te plaatsen;
  • 7. In afwijking van het bepaalde onder 1 is het toegestaan om ter plaatse van het gebruiksdoel WONEN erfafscheidingen te plaatsen;
  • 8. de maximum bouwhoogte van erfafscheidingen als bedoeld onder 7 bedraagt 2 meter;
  • 9. erfafscheidingen als bedoeld onder 7 zijn mee-ontworpen als onderdeel van de architectuur en zijn in hoofdzaak middels beplanting uitgevoerd.

Artikel 8 Bouwwerken, die ruimtelijk zijn toegestaan

  • 1. Het bepaalde in afdeling 5.3 Hoofdregeling, artikel 5.8 inzake bouwwerken die ruimtelijk zijn toegestaan, is niet van toepassing op voorliggend besluitgebied.

Hoofdstuk 4 SLOTBEPALINGEN

Artikel 9 Citeertitel

Dit TAM-omgevingsplan wordt aangehaald als: TAM-omgevingsplan H22B Nierkerkestraat