Plan: | Buitengebied herziening 2020, Defensie Pijpleiding |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0263.BP1203-ON01 |
Het bestemmingsplan Buitengebied herziening 2020, Defensie Pijpleiding met identificatienummer NL.IMRO.0263.BP1203-ON01 van de gemeente Maasdriel.
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
Een ondergrondse leiding met een diameter van 10 inch en een maximale druk van 96 bar, voor het transport van brandstoffen, in de vorm van K2/K3 vloeibare aardolieproducten, met de daarbij horende voorzieningen, zoals afsluiters en vloeistofvangers, en de daarbij horende belemmeringenstroken.
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
K2 vloeibare aardolieproducten: waarbij de brandbare vloeistof (klasse 2) een vlampunt heeft gelijk aan of boven 294 K (21° C) en ten hoogste 328 K (55° C), volgens de Handleiding Risicoberekeningen Besluit externe veiligheid buisleidingen, RIVM, versie 2.0, 1 juli 2014;
K3 vloeibare aardolieproducten: waarbij de brandbare vloeistof (klasse 3) een vlampunt heeft boven de 328 K (55° C) en ten hoogste 373 K (100° C), volgens de Handleiding Risicoberekeningen Besluit externe veiligheid buisleidingen, RIVM, versie 2.0, 1 juli 2014.
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden en bouwwerken, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming.
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
De voor 'Leiding - brandstof' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en bescherming van een ondergrondse brandstofleiding als bedoeld in in 1.9 en 1.11.
De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming of dubbelbestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.
Op of in de in 3.1 bedoelde gronden mogen, in afwijking van de regels voor de onderliggende bestemmingen, geen bouwwerken worden opgericht, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de in 3.1 genoemde leiding, tot een maximale bouwhoogte van 1,5 m en een maximale oppervlakte van 50 m2.
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.3, voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - brandstof zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk het
Geen omgevingsvergunning als bedoeld in 3.5.1 is vereist voor werken en werkzaamheden:
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.5.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veilige ligging en continuïteit van de brandstofleiding. Voordat wordt beslist op een aanvraag om een omgevingsvergunning, als bedoeld in 3.5.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder (Defensie Pijpleiding Organisatie).
Ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - Leiding buiten gebruik', vervallen, uiterlijk 2 jaar na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan of zoveel eerder als de leidingbeheerder heeft verklaard dat de brandstofleiding buiten gebruik is gesteld, de regels van de dubbelbestemming 'Leiding - Brandstof' uit het bestemmingsplan Buitengebied herziening 2016.
De aanleg van de nieuwe brandstofleiding, zoals beschreven in de artikelen 1.9 en 1.11 en weergegeven op de tekening in bijlage 1 bij deze regels, is uitsluitend toegestaan als geen toename van stikstofdepositie ontstaat in Natura 2000-gebieden door de aanleg van de brandstofleiding, in combinatie met salderingsmaatregelen. Een toename van stikstofdepositie vindt niet plaats als wordt gewerkt in overeenstemming met de uitgangspunten in de Aeriusbijlage bij de vergunning op grond van de Wet natuurbescherming d.d. [...], met kenmerk [...], die als bijlage 2 bij deze regels is gevoegd, dan wel een latere voor dezelfde activiteiten verleende vergunning op grond van de Wet natuurbescherming.
Op de gronden met de dubbelbestemming Leiding - brandstof, voor zo ver gelegen binnen het vigerende ruimtelijke plan bestemmingsplan Buitengebied herziening 2016 met identificatienummer NL.IMRO.0263.BP1134-VG01, zijn de regels van dat plan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 onverkort van toepassing.
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied herziening 2020, Defensie Pijpleiding'.