direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Herontwikkelingslocaties Brugstraat en Beekstraat
Status: concept
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0164.BP0140-0101

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding tot een nieuw bestemmingsplan

Welbions is van plan om de twee locaties aan de Brugstraat en Beekstraat te herontwikkelen tot locatie voor woningbouw. De locatie aan de Beekstraat zal herontwikkeld worden voor 5 drive-in woningen. Op het perceel aan de Brugstraat zullen 29 appartementen worden gerealiseerd.

Deze ontwikkelingen passen niet binnen het geldende bestemmingsplan Centrum 2013. Om deze reden dient het bestemmingsplan te worden herzien. Het voorliggende bestemmingsplan Herontwikkelingslocaties Brugstraat en Beekstraat voorziet in deze herziening.

Het bestemmingsplan Herontwikkelingslocaties Brugstraat en Beekstraat bestaat uit een verbeelding en planregels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de verbeelding zijn de te ondersceiden bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.

1.2 Begrenzing plangebied

De grens van het plangebied Herontwikkelingslocaties Brugstraat en Beekstraat is op de afbeelding aangegeven. Deze grens wordt globaal gevormd door de Marskant, Brugstraat en Beeksteeg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0140-0101_0001.png"

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

Voor de gronden die binnen dit plan zijn gelegen vigeert momenteel het bestemmingsplan Centrum 2013. Dit plan is vastgesteld door de gemeenteraad op 17 december 2014.

In het bestemmingsplan Centrum 2013 is het betreffende perceel aan de Beekstraat bestemd als "verkeer en verblijf" en een gedeelte heeft de bestemming "Centrum" (zie onderstaande afbeelding). Voor het gedeelte waar de bestemming "Centrum" op ligt, geldt ook nog het bestemmingsplan Parapluherziening wonen, vastgesteld door de gemeenteraad op 3 september 2019. Het realiseren van 5 drive-in woningen past niet binnen deze bestemmingen.

Het perceel aan de Brugstraat heeft in het bestemmingsplan Centrum 2013 de bestemming "Centrum". Binnen deze bestemming mag er op de begane grond niet worden gewoond. Het realiseren van het appartementencomplex past om deze reden niet binnen het bestemmingsplan.

Voor beide percelen is het noodzakelijk dat het bestemmingsplan wordt herzien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0140-0101_0002.jpg"

Vigerend bestemmingsplan Beekstraat

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0140-0101_0003.jpg"

Vigerend bestemmingsplan Brugstraat

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het plan

2.1 Geschiedenis van het plangebied

Hengelo is ontstaan als esdorp langs de doorgaande weg Delden-Oldenzaal waar deze de weg Almelo-Enschede kruist en waar drie beken samen komen: de Elsbeek, de Berflobeek en de Drienerbeek. Daar werd een versterkt grachtenstelsel gemaakt voor graanopslag. Deze locatie werd later bekend als Huys Hengelo. Frederik van Twickelo verving het oude graanspieker door een kasteel in vroeg-renaissancestijl en ging er zelf wonen. De kapel op de nu naastgelegen oude begraafplaats uit circa 1350 werd vervangen door een stenen kerkje, bekend als de 1e Lambertuskerk. Na het gereedkomen van de 2e Lambertuskerk in 1839 aan de Enschedesestraat werd het kleine kerkje op de begraafplaats gesloopt in 1841.

Het Huys Hengelo was gesitueerd aan de noordwestkant van de uitvalswegen Bornsestraat richting Almelo en Oldenzaalsestraat richting Oldenzaal. De weg van Deventer naar Munster liep door Hengelo over de Oldenzaalsestraat en Oude Postweg. Het dorp zelf bestond uit een wijdmazig net van straten en paden tussen de drie beken met daartussen boerderijen op ruime erven. De beken zorgden geregeld voor wateroverlast. Nog steeds is dit gebied kwetsbaar voor wateroverlast.

In de 18de eeuw ontstond enige economische bloei dankzij de doopsgezinde fabrikeur Wolter ten Cate, die omstreeks 1750 een eerste bontweverij oprichtte op de plek van Huys Hengelo dat in verval was geraakt. In 1900 verhuisde de firma Hofstede Crull en Wilmink van Borne naar Hengelo waar zij de eerste Twentse Centrale voor Stroomlevering (TCS) in deze regio bouwde. In 1908 ontstond daaruit de Hengelose Elektrische En Mechanische Apparaten Fabriek (HEEMAF). Het gebouw van de TCS is nu gemeentelijk monument. Het kantoor van de HEEMAF op de kop van het toenmalige fabriekscomplex bestaat ook nu nog en is een rijksmonument. In oostelijke richting, langs de Enschedesestraat rond de Lambertuskerk vond enige centrumvorming plaats. Ten noorden daarvan liggen de Afrikaanderwijk en tussen het spoor en de Deldenerstraat de Dichtersbuurt.

Het voormalige creativiteitscentrum Scheppende Handen, beter bekend als pand Markant (Amsterdamse school), uit een latere periode, ligt direct naast de beek als landmark aan de Deldenerstraat. In de vorige eeuw stonden de twee prominente villa's (Berfloborgh en Markant) in een groen park als kopgebouwen langs de Deldenerstraat.

De structuur van de boerenerven op ruime kavels die tot op de dag van vandaag nog terug is te zien in de Pastoriestraat in het centrumgebied, kreeg bebouwde achterkanten waardoor er een voorkant met ontsluiting aan de Marsch ontstond. Deze liep tot eind jaren '40 als T-splitsing tot aan de Willemstraat. Het vermoeden is dat de ontwikkeling van het Marsch-gebied/Marskant met beek en slotensysteem tussen de Dichtersbuurt en de binnenstad lang niet tot stand kwam omdat het zeer drassig was en als waterput voor de omgeving werd gebruikt.

Langs de Marsch, later Marskant, werden tijdens de oorlog een politiebureau en brandweerkazerne gebouwd met daarachter een timmerwerkplaats naast een school aan de Emmaweg. Tussen Marskant, Willemstraat, Brugstraat en Dorpsmatenstraat staat nog steeds het pand van de Amstel brouwerij welke nu in gebruik is als dansschool.

Door de groei van de stad werd rondom de nieuwe binnenstad een binnenstadsring aangelegd die alle uitvalswegen met elkaar verbindt. Ter hoogte van de Marsch werd eind jaren '40 de Marskant aangelegd als deel van de binnenstadsring. De waterloop van de Berflobeek die in een bocht bij het station uitkwam werd met de herverkaveling recht getrokken en parallel langs de Dichtersbuurt met de Marskant verbonden. Dit betekende tevens het einde van de beekloop door de Beekstraat. De naamgeving van de Beekstraat en de Brugstraat verwijst nog naar deze loop van de Berflobeek.

Door de aanleg van de Marskant en sloop van de KWF kregen de gebieden bij het station een hoog stedelijke invulling. Vanaf het station richting Deldenerstraat liggen er nu verschillende bouwkavels uit verschillende bouwperiodes die gezamenlijk een langwerpig perceel vormen dat in noordelijke richting aan dichtheid afneemt en doorsneden wordt door diverse dwarsverbindingen zoals de Willemstraat en Brugstraat.

De Beekstraat is een lange smalle straat die parallel loopt aan de Marskant en Marktstraat. De straat kende veelal historische bebouwing en de aansluiting van de straat op de Brugstraat vormde een nieuwe route voor het autoverkeer. De historische bebouwing maakte plaats voor nieuwe zoals de huidige bioscoop. De roemruchte bar de Nul is een van de historische panden op deze plek.

De Beeksteeg is een kleine steeg die vanaf de Marskant richting de Beekstraat loopt en vormt de begrenzing van het plangebied aan de zuidkant.

De Brugstraat ontstond in de jaren 20 van de vorige eeuw in het centrum van Hengelo. Een aantal oude panden zijn inmiddels vervangen voor meer moderne panden. De historische pandjes die in het plangebied stonden zijn rond 2008 gesloopt. De afgelopen jaren lag het plangebied braak en deed dienst als tijdelijke parkeerplek voor de binnenstad. De structuur met losse panden is kenmerkend voor de Brugstraat.

2.2 Ruimtelijke karakteristiek

Het plangebied bestaat uit twee plandelen die niet ver van elkaar liggen. Het kleine plandeel ligt aan de Beekstraat en biedt ruimte aan een 5-tal drive-inn woningen. Het plandeel aan de Brugstraat-Marskant is ruimer en biedt plek aan 29 appartementen. Toch hebben beide plandelen eigen specifieke kenmerken waardoor ook de invulling van elkaar verschilt.

Woningen Beekstraat

Het plandeel aan de Beekstraat sluit aan bij het karakter van de binnenstad. De woningen kennen een ranke en naar verhouding meer hoge dan brede opbouw. De uitstraling van de woningen doet denken aan stoere stadse woningen in 3 bouwlagen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0140-0101_0004.jpg"

De ligging van de woningen aan de binnenstad en nabij de bioscoop, maakt dat hier drive-inn woningen op zijn plek zijn. Deze typologie past bij wonen in de binnenstad.

Vanuit het Handboek Aantrekkelijke Binnenstad ligt de nadruk voor deze plek op de transformatie van winkels naar wonen. De nieuwe woningen in de Beekstraat zijn hierin trendsetter en sluiten goed aan bij deze nieuwe tendens in dit deel van de binnenstad.

Een tweetal woningen staat aan de Beekstraat en een drietal woningen kijkt uit op de ruimte tussen het plangebied en de bioscoop, ook wel Beekplein genoemd. Door de woningen aan de pleinruimte te oriënteren, ontstaat hier een aangename ruimte met sociale controle vanuit de nieuwe woningen met een stadse woonkwaliteit. De pleinruimte zal opnieuw worden ingericht om deze kwaliteit te bereiken en de woningen te ontsluiten.

In de vormgeving hebben de woningen een gelijke uitstraling die aansluit bij de schaal van de meer geschakelde panden uit de omgeving. Ook in de kleurstelling van het metselwerk is aansluiting gezocht bij de panden uit de omgeving. Het hout aan de gevel draagt bij aan de stoere uitstraling van de woningen. Net als de bioscoop kan het hout een natuurlijke onbewerkte uitstraling hebben.

Appartementencomplex Brugstraat - Marskant

Het plandeel aan de Brugstraat - Marskant betreft een invulling met 29 appartementen. Waarvan 12 stuks aan de Brugstraat en 17 aan de Marskant. Het complex is opgebouwd uit een tweetal volumes, een robuust volume aan de Marskant en een volume met geschakelde appartementen aan de Brugstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0140-0101_0005.jpg"

Het volume aan de Marskant

Het volume aan de Marskant heeft 4 bouwlagen en een stevige uitstraling. De zorgvuldige detaillering in het metselwerk zorgt voor een verwijzing naar het industriële verleden van Hengelo. De inpandige balkons geven het gebouw een vriendelijke uitstraling. In dit deel van het complex zijn ook de bergingen ondergebracht. Door een zorgvuldige vormgeving kent de gevelwand aan de Marskant een open karakter. Hierdoor blijft de levendigheid op de begane grond gewaarborgd.

Entreepartij van het complex

De entreepartij van het complex bevindt zich aan de Brugstraat en scheidt de beide volumes van elkaar. Het zorgt tevens voor de ontsluiting van de woningen vanaf het binnenterrein. Een centrale hal geeft toegang tot de lift en trappenhuis die de hoger gelegen appartementen bereikbaar maakt. Er is bewust gekozen voor een entree aan de Brugstraat en niet aan de Marskant.

De ruimte aan de Marskant is te beperkt om een goede entreepartij te maken en tegelijk ruimte te laten voor de nieuwe fietssnelweg F35 die langs de Markskant wordt ingepast.

Dit maakt dat de entreepartij een belangrijke plek inneemt in het complex. Het scheidt de beide bouwvolumes met ieder hun eigen karakter en vormt tevens de verbinding tussen beiden. Het vormt een belangrijk punt van het complex en wordt in de uitwerking zorgvuldig vormgegeven. Het is belangrijk dat de entree partij als schakelpunt wordt opgepakt zodat deze goed herkenbaar is in het straatbeeld van de Brugstraat en zich voldoende onderscheidt.

De Marskant maakt onderdeel uit van de centrumring en is als zodanig de belangrijkste van de twee straten. Hier geldt dat wandvorming en plaatsing in de rooilijn van belang zijn. De Brugstraat is een ondergeschikte aansluiting op deze centrumring en wordt daardoor ook ondergeschikt vormgegeven. Toch laat de kop van de bebouwing aan de Marskant hier ruimte in het profiel om voldoende daglicht voor de appartementen in de Brugstraat binnen te laten en de entree zichtbaar te maken vanaf de centrumring. De balkons op de kop van de bebouwing vormen een accent van dit hoofdvolume.

Plantvak op de kop

Het groene plantvak op de kop van de Brugstraat heeft een historische verwijzing naar de bomen die hier vroeger stonden en is daarmee authentiek op deze plek. Door het plantvak verhoogd uit te voeren ontstaat er privacy voor het hoekappartement en krijgt het plantvak een stedelijke uitstraling.

Het volume aan de Brugstraat

De bebouwing van het volume aan de Brugstraat is ondergeschikt aan die van de Markskant en is uitgevoerd in 3 bouwlagen. Het individuele karakter van de appartementen komt terug in de vormgeving van de gevelwand. Om de rust in het straatbeeld te bewaren is er bewust gekozen om de individuele appartementen een gelijke uitstraling te geven. Uitkragende balkons geven de appartementen een extra woonkwaliteit en maken de gevels speels.

Aan de achterzijde van het complex bevindt zich de parkeerplaats met 29 parkeerplaatsen. De parkeerplaats is aan de zijde van de Beeksteeg zorgvuldig vormgegeven met een groene erfafscheiding die aansluit op de nooduitgang met wenteltrap vanaf de galerij. De bergingen zijn toegankelijk vanaf dit binnenterrein.

Erfafscheidingen

Het volume aan de Marskant staat strak in de rooilijn met de andere gebouwen langs de Marskant. Aan de Brugstraat is dit anders, hier is ruimte voor een afwisselend beeld met blokken groen en een balkon. Aan de Beeksteeg is een groene erfafscheiding voorzien die het zicht op het binnenterrein en parkeerplaats ontneemt. De erfscheiding in het noorden grenst aan de bebouwing van de Nul.

Hier zal een voorziening moeten worden getroffen om het geluidsniveau van de Nul voldoende te reduceren. De uitstraling van deze voorziening zal een groen karakter krijgen.

Deze voorziening zal worden opgenomen als voorwaardelijke verplichting in de regels van dit bestemmingsplan.

2.3 Verkeer en infrastructuur

Woningen Beekstraat

Ontsluiting

Aan de Beekstraat worden vijf compacte woningen gerealiseerd. Twee woningen ontsluiten aan de westzijde van het perceel op de openbare weg en drie woningen uitsluiten aan de zuidzijde van het perceel op de openbare weg.

De woningen die aan de zuidzijde van het perceel op de openbare weg ontsluiten maken deels gebruik van het autovrije gebied. Bewoners van deze woningen komen in aanmerking voor een ontheffing.

De woningen kunnen per auto alleen worden bereikt vanaf de Willemstraat. Voor het verlaten van het gebied per auto kan gebruik worden gemaakt van de Willemstraat en de Brugstraat. Voor voetgangers en fietsers zijn de woningen te bereiken vanaf de Beekstraat, de Brugstraat en de Marktstraat.

Parkeren

Volgens de parkeernormen, zoals deze zijn vastgelegd in de Nota Autoparkeren Hengelo, dienen er voor woningen (prijsklasse midden-duur) 1,3 parkeerplaatsen per woning te worden gerealiseerd. Het bewonersaandeel van deze parkeernorm betreft 1,0 parkeerplaats en het bezoekersaandeel betreft 0,3 parkeerplaats. In het bewonersparkeren wordt voorzien doordat alle woningen één parkeerplaats op eigen terrein krijgen. Deze parkeerplaats bevindt zich inpandig op de begane grond. Voor parkeren van bezoek is voldoende parkeergelegenheid aanwezig in en rondom het centrum van Hengelo.

Bereikbaarheid door openbaar vervoer

De bereikbaarheid van het perceel met openbaar vervoer is goed. Het treinstation bevindt zich op ca. 400 meter afstand en op 200 meter afstand bevindt zich bushalte De Brink.

Appartementencomplex Brugstraat

Ontsluiting

Het parkeerterrein wordt ontsloten op de Brugstraat. De toegangsweg tussen het parkeerterrein en de Brugstraat heeft voldoende breedte voor twee voertuigen om elkaar te kunnen passeren. Hierdoor ontstaat geen verkeersstremming op de Brugstraat wanneer voertuigen gelijktijdig het parkeerterrein willen oprijden en verlaten.

De Brugstraat betreft een erftoegangsweg (30 km/ uur) met eenrichtingsverkeer in westelijk richting. Dit betekent dat voor het aanrijden van het parkeerterrein gebruik moet worden gemaakt van de route Willemstraat en Beekstraat. Auto's die het parkeerterrein verlaten rijden via de Brugstraat naar de Marskant.

Het eenrichtingsverkeer geldt niet voor fietsverkeer. Voor fietsverkeer is het plangebied zowel vanaf de Marskant als vanaf de Beekstraat te bereiken.

Parkeren

In het plangebied worden 29 appartementen gerealiseerd. Volgens de parkeernormen, zoals deze zijn vastgelegd in de Nota Autoparkeren Hengelo, dienen er voor woningen in dit gebied (op basis van prijsklasse midden-duur) 1,3 parkeerplaatsen per woning te worden gerealiseerd. Het bewonersaandeel van deze parkeernorm betreft 1,0 parkeerplaats en het bezoekersaandeel betreft 0,3 parkeerplaats. In het bewonersparkeren wordt voorzien doordat er per woning één parkeerplaats wordt aangelegd op het achterliggende parkeerterrein. Het parkeerterrein krijgt in totaal minimaal 29 parkeerplaatsen. De afmeting van de parkeerplaatsen bedraagt minimaal 2.50 x 5.00 meter en worden ontsloten door middel van een rijbaan met een minimale breedte van 5.50 meter.

Voor parkeren van bezoek is voldoende parkeergelegenheid aanwezig in en rondom het centrum van Hengelo.

Bereikbaarheid door openbaar vervoer

De bereikbaarheid van het plangebied met openbaar vervoer is goed. Het treinstation bevindt zich op ca. 400 meter afstand en op 100 meter afstand bevindt zich bushalte De Brink.

2.4 Wonen

Voorheen stond op de locatie aan de Marskant een gebouw waar op de begane grond commerciële functies waren gevestigd en op de verdieping wonen. Aan de Brugstraat stonden enkele grondgebonden woningen. In 2008 zijn de panden gesloopt. Sindsdien ligt het perceel braak.
Op deze locatie zullen nu 29 sociale huur appartementen worden gerealiseerd.

Op een gedeelte van het perceel aan de Beekstraat is nu nog één woning aanwezig. Deze zal worden gesloopt. De rest van het perceel is jaren in gebruik geweest als parkeerplaats. De laatste jaren is het in gebruik als tijdelijk evenemententerrein/terras.

2.5 Water

De (deels overkluisde) Berflobeek stroomt in de onmiddellijke omgeving van het plangebied. De beek is in beheer en onderhoud bij het waterschap Vechtstromen. De Berflobeek kan afgekoppeld hemelwater uit het plangebied ontvangen en afvoeren. Voorwaarde is dat het hemelwater eerst wordt geborgen en vervolgens vertraagd wordt afgevoerd naar de beek.

De toekomstige waterhuishouding van het plangebied is beschreven in paragraaf 4.1.

Hoofdstuk 3 Relevant beleid

Dit hoofdstuk beschrijft het voor dit bestemmingsplan relevante rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid van het rijk staat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), welke op 13 maart 2012 is vastgesteld. De SVIR schetst de doelen, belangen en opgaven van het Rijk tot 2028 en de ambitie tot 2040. Uitgangspunt van de SVIR is decentraal wat kan, centraal wat moet. Bij het bepalen van wat centraal moet, zijn 13 rijksbelangen omschreven. Een rijksverantwoordelijkheid is slechts dan aan de orde, als:

  • een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt, of;
  • over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan, of;
  • het een onderwerp betreft dat provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is.

Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. In 2016 is het Barro aangevuld. In het Barro is een aantal nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het gaat om Mainport ontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en Waddengebied, Defensie, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Ecologische hoofdstructuur, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament, IJselmeergebied en Duurzame verstedelijking. Het Barro is gericht op doorwerking van deze nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Per onderwerp worden regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen zullen moeten voldoen.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de SVIR is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd welke als procesvereiste is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd. Op 1 juli 2017 is de nieuwe ladder voor duurzame verstedelijking in werking getreden, en zijn de zogenaamde "treden"komen te vervallen. Artikel 3.1.6, lid 2 Bro luidt nu als volgt:

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Op grond van artikel 1.1.1, lid 1 onder i Bro wordt een stedelijke ontwikkeling als volgt gedefinieerd: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

Brugstraat
Ingevolge het bestemmingsplan zijn voor de locatie aan de Brugstraat reeds woningen en stedelijke voorzieningen toegestaan. Derhalve voorziet het plan niet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

De mogelijkheid voor woningbouw aan de Brugstraat was al voorzien in het voorgaande bestemmingsplan, echter de feitelijke ontwikkeling heeft tot op heden nog niet plaatsgevonden.

Uit jurisprudentie blijkt dat onbenutte planologische mogelijkheden die bij recht waren voorzien in het voorgaande bestemmingsplan niet worden gezien als een nieuwe stedelijke ontwikkeling, waardoor niet hoeft te worden voldaan aan de in artikel 3.1.6, lid 2 Bro genoemde eisen.

Beekstraat
Voor wonen geldt, dat voor woningbouwlocaties vanaf twaalf woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling die ladderplichtig is. De laddertoets moet worden uitgevoerd wanneer de stedelijke ontwikkeling 'nieuw' is. De nieuwe ontwikkeling aan de Beekstraat omvat 4 nieuwe woningen (1 was al juridisch bestaand) en wordt derhalve niet gezien als nieuwe stedelijke ontwikkeling. Deze ontwikkeling is in die zin niet ladderplichtig.

Regionale woonafspraken

De Twentse gemeenten en de provincie Overijssel hebben gezamenlijk afspraken gemaakt over de ontwikkeling van de woningvoorraad. Deze afspraken liggen vast in de Regionale Woonafspraken Twente (RWP Twente). Deze regionale woonafspraken zijn voor het eerst ondertekend op 29 januari 2016 en worden regelmatig geactualiseerd. Het RWP 2019 is op dit moment (11-5-2020) het meest recente afsprakenkader tussen gemeenten en provincie.

In aanvulling op de woonafspraken heeft de gemeente samen met de provincie afspraken gemaakt over de kwalitatieve opgave voor het wonen in de stad. vanuit deze afspraken zetten we (onder meer) in op een onderscheidend Hart van Zuid en binnenstad, waarbij we projecten prioriterendie een vliegwiel zijn voor ambities. Voor de binnenstad is de ambitie te komen tot een aantrekkelijke binnenstad, de huiskamer van Hengelo. Dat betekent het compacter maken van het winkelhart, het terugdringen van leegstand door het toevoegen van nieuwe functies en het aantrekken van doelgroepen die een positieve bijdrage leveren aan de binnenstad. Het toevoegen van woningen in de binnenstad is daarbij essentieel. Dit plan draagt daar aan bij.

Het college heeft op 30 juni 2020 het woningbouwprogramma 2020 vastgesteld. Dit woningbouwprogramma heeft een looptijd van tien jaar en beslaat de periode 2020-2029. Hengelo kent een aanzienlijke binnenstedelijke opgave, met name gericht op de binnenstad en Hart van Zuid. Welbions heeft als 'toegelaten instelling' een belangrijke rol in het bieden van (sociale) huurwoningen. Welbions streeft er naar haar vastgoedportefeuille zo goed mogelijk af te stemmen op wat haar doelgroep nodig heeft. Daarnaast heeft Welbions een belangrijke rol in de ontwikkeling van onze stad als geheel. Op de voorliggende locatie komen die belangen goed samen. Welbions ontwikkelt hier 29 woningen in de sociale huur op een wijze die bijdraagt aan het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van het centrum. Een langdurig braakliggend terrein wordt op passende wijze ingevuld.

Het plan maakt onderdeel uit van de afspraken die zijn gemaakt met Welbions over de omvang van de nieuwbouwproductie en het plan is onderdeel van het gemeentelijk woningbouwprogramma. Daarmee is sprake van een gewenste ruimtelijke ontwikkeling.

3.1.4 Nationaal Waterplan 2016-2021

Het Nationaal Waterplan 2016-2021 (NWP2) geeft het integrale kader voor het waterbeleid van het Rijk voor de komende zes jaar en geeft uitvoering aan de Europese richtlijnen voor waterkwaliteit, de mariene strategie en de overstromingsrisico's. De Stroomgebiedbeheerplannen, het Programma van maatregelen mariene strategie, de Beleidsnota Noordzee en de Overstromingsrisicobeheerplannen maken onderdeel uit van het NWP2. Met het NWP2 zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit, een duurzaam beheer en goede milieutoestand van de Noordzee en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Hierbij wordt gestreefd naar een integrale benadering, door economie (inclusief verdienvermogen), natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie en cultureel erfgoed zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen. Het beleid en de maatregelen in dit Nationaal Waterplan dragen bij aan het vergroten van het waterbewustzijn in Nederland.

Er is voor dit bestemmingsplan een watertoets uitgevoerd waarmee het bestemmingsplan in overeenstemming met dat beleid is opgesteld (zie paragraaf 4.1).

3.1.5 Erfgoedwet (2016)

Het behoud en beheer van het Nederlandse erfgoed was tot en met juni 2016 geregeld in zes verschillende wetten (waaronder de Monumentenwet) en een regeling, waarin roerend, onroerend en archeologisch erfgoed allemaal hun eigen specifieke definities, procedures en beschermingsmaatregelen hadden. Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet ingegaan. Deze wet bundelt bestaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. Voor het eerst is er nu één integrale wet die betrekking heeft op onze museale objecten, musea, monumenten en archeologie op het land en onder water. In de Erfgoedwet is vastgelegd hoe met ons erfgoed wordt omgegaan, wie welke verantwoordelijkheden daarbij heeft en hoe het toezicht daarop wordt uitgeoefend. Samen met de toekomstige Omgevingswet maakt de Erfgoedwet een integrale bescherming van ons cultureel erfgoed mogelijk. Het beschermingsniveau zoals die in de oude wetten en regelingen gold blijft gehandhaafd.

De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze (naar verwachting) in januari 2022 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

3.2 Provinciaal en regionaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Overijssel

De provincie Overijssel heeft het streekplan, verkeer- en vervoerplan, waterhuishoudingsplan en milieubeleidsplan samengevoegd tot één Omgevingsvisie; het provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel, waarbij duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit de leidende principes of ‘rode draden’ zijn. Deze 'Omgevingsvisie Overijssel 2017, Beken kleur' is op 12 april 2017 vastgesteld door Provinciale Staten en sinds 1 mei 2017 van kracht.

De 'Omgevingsverordening Overijssel 2017' (hierna 'verordening') is één van de instrumenten die de provincie daarvoor inzet. Deze verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.

De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

De verordening heeft de status van:

  • Ruimtelijke verordening in de zin van artikel 4.1. Wet ruimtelijke ordening
  • Milieuverordening in de zin van artikel 1.2. Wet milieubeheer
  • Waterverordening in de zin van de Waterwet
  • Verkeersverordening in de zin van artikel 57 van de Wegenwet en artikel 2A van de Wegenverkeerswet.
3.2.2 Sturingsfilosofie, uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de ambities van de provincie, wordt het 'Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel' gebruikt. In dit uitvoeringsmodel staan de stappen of, waar en hoe. afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0140-0101_0006.png"

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel 

3.2.3 Toetsing van het initiatief aan de Omgevingsvisie en -verordening Overijssel (inclusief regeling 'Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving')
3.2.3.1 Generieke beleidskeuzes

In heel Overijssel is een aantal beleidskeuzes van toepassing op nagenoeg alle thema’s en locaties. Dit zijn:

  • integraliteit

De eis van integraliteit houdt in dat alle belangen die bij een ontwikkeling betrokken zijn, zorgvuldig tegen elkaar worden afgewogen. Dit vereiste is wettelijk geborgd in de Wet ruimtelijke ordening en derhalve zal aan deze eis in de toelichting van het voorliggende plan worden voldaan.

  • toekomstbestendigheid

De eis dat gekozen oplossingen voor maatschappelijke opgaven toekomstbestendig moeten zijn, houdt in dat een initiatief de mogelijkheden van toekomstige generaties om in hun behoeften te kunnen voorzien niet in gevaar mag brengen. Initiatieven moeten bijdragen aan een duurzame benadering van ontwikkelingen die voorzien in de behoefte van de huidige generatie, maar die opties openhoudt om ook te voorzien in behoeften van toekomstige generaties. Met de in het voorliggende plan mogelijk gemaakte ontwikkeling wordt voorzien in diverse typologieën woningen. Deze typologieën zijn niet alleen afgestemd met geinteresseerden, maar voldoen ook aan de laatste duurzaamheidseisen. Daarmee is het een toekomstbestendig plan waarbinnen het ook mogelijk is om door te groeien.

  • concentratiebeleid

Het concentratiebeleid van de provincie Overijssel houdt in dat stedelijke ontwikkelingen (wonen, werken en voorzieningen) zoveel mogelijk geconcentreerd worden in de stedelijke netwerken Twente (Enschede, Hengelo, Almelo, Oldenzaal en Borne), Zwolle-Kampen en Deventer Stedendriehoek. Daar mag gebouwd worden voor de (boven)regionale behoefte. Aangezien het voorliggende plangebied voorziet in een stedelijke ontwikkeling die plaatsvindt binnen het stedelijk gebied van Hengelo wordt aan deze beleidskeuze voldaan.

  • (boven)regionale afstemming

De verplichting tot (boven)regionale afstemming is erop gericht om gemeenten gezamenlijk verantwoordelijkheid te laten nemen voor de regionale programmering van woningbouw, werklocaties en stedelijke voorzieningen. Meer informatie hierover is in voorliggend plan opgenomen in paragraaf 3.1.3.

  • zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik
    De eis van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik is erop gericht om onnodig nieuw ruimtebeslag – zowel ondergronds als bovengronds – te voorkomen. De provincie wil het onderscheid tussen het bestaande bebouwde gebied en de onbebouwde groene omgeving scherp houden. De voorliggende ontwikkeling vindt plaats in het bestaande bebouwde gebied van Hengelo en is als zodanig geen nieuwe claim op de Groene Omgeving.
3.2.3.2 Ontwikkelingsperspectieven

Het richtinggevende ontwikkelingsperspectief voor Herontwikkelingslocaties Brugstraat en Beekstraat is hierna in kaart en tekst weergegeven. Het plangebied heeft als ontwikkelingsperspectief 'Woon- en werklocaties binnen de stedelijke netwerken'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0140-0101_0007.jpg"

Uitsnede kaart Omgevingsvisie - ontwikkelingsperspectieven

Woon- en werklocaties binnen de stedelijke netwerken

Rond de binnensteden liggen de diverse woon- en werklocaties, elk met hun eigen woon-, werk- of mixmilieu. Herstructurering en transformatie moeten deze vitaal en aantrekkelijk houden en de diversiteit aan milieus versterken. Herstructurering en transformatie bieden kansen om te anticiperen op klimaatverandering (bijvoorbeeld door ruimte voor groen, natuur of water te reserveren). Van belang is de stedelijke ontwikkeling altijd af te stemmen op de kenmerken van het watersysteem, bijvoorbeeld door in laaggelegen gebieden bij bouw- en evacuatieplannen rekening te houden met risico’s op overstroming of wateroverlast. Herstructurering en transformatie kunnen ook bijdragen aan de energietransitie (door het nemen van energie-efficiënte maatregelen en/of het opwekken van duurzame energie door bijvoorbeeld het aanwezige dakoppervlak te benutten).

Specifieker is het plangebied gekenschetst als 'Steden binnen de stedelijke netwerken met voorkeurslocaties voor logistieke bedrijvigheid met een (boven)regionaal profiel'. Dit houdt in dat op logistieke voorkeurslocaties in Almelo-Hengelo, Zwolle-Kampen en Deventer ruimte is voor bedrijven met een (boven)regionaal logistiek profiel. Aangezien het bij het voorliggend bestemmingsplan een woningbouwontwikkeling betreft, is dit specifieke perspectief niet van toepassing.

Toetsing van het initiatief aan het ontwikkelperspectief

De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend. Dit betekent dat er ruimte is voor lokale afweging. Naast ruimte voor een lokale afweging ten aanzien van functies en ruimtegebruik, is er ruimte voor een lokale invulling van de begrenzing: de grenzen van de ontwikkelingsperspectieven zijn signaleringsgrenzen.

In de huidige situatie is sprake van een 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'. De ontwikkeling moet worden aangemerkt als gelegen binnen het bestaand stedelijk gebied.

De ontwikkeling wordt ook afgestemd op de kenmerken van het watersysteem. Een nadere onderbouwing daarvan is opgenomen in paragraaf 4.1.

3.2.3.3 Gebiedskenmerken

De Omgevingsvisie werkt met een lagenbenadering om verschillende gebiedskenmerken in beeld te brengen. De gebiedskenmerken stellen de kaders waarbinnen het ontwikkelingsperspectief kan worden uitgevoerd. Er wordt onderscheid gemaakt in:

  • een natuurlijke laag;
  • een laag van het agrarisch cultuurlandschap;
  • een stedelijke laag;
  • een laag van de beleving.

Op basis van de natuurlijke laag is er sprake van 'dekzandvlakte en ruggen'. Bij de natuurlijke laag, gaat het voornamelijk om grote gebieden waarvoor de provincie ambities en ontwikkelingsrichting heeft verwoord.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0140-0101_0008.jpg"

Natuurlijke laag: dekzandvlakte en ruggen

Voor dit landschapstype schrijft de provincie een norm voor; Dekzandvlakten en ruggen krijgen een beschermende bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van de hoofdlijnen van het huidige reliëf. Het plangebied is echter gelegen in het bestaand stedelijk gebied. Het natuurlijk reliëf is in het plangebied verdwenen toen het onderdeel ging uitmaken van het bestaand stedelijk gebied. Er zijn dan in het plangebied ook geen hoogteverschillen meer aanwezig die beter zichtbaar en beleefbaar kunnen worden gemaakt

De stedelijke laag is de laag van de steden, dorpen, verspreide bebouwing, wegen, spoorwegen en waterwegen. Het gaat in deze laag om de dynamiek van de steden en de grote infrastructurele verbindingen, maar ook om de rust van de dorpen en de landelijke wegen en paden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0140-0101_0009.jpg" Gebiedskenmerk stedelijke laag, historische centra, binnensteden landstadjes 

In de stedelijke laag is het plangebied aangewezen als historische centra, binnensteden, landstadjes. De historische centra, binnensteden en landstadjes vormen de functionele en emotionele kernen van de steden en dorpen. Ruimtelijk kenmerkend zijn de compacte bebouwingsstructuur, veelal binnen (voormalige) omwalling en veel individuele karakterverschillen op korte afstand. De ontwikkelingen in historische centra en binnensteden staan in het teken van een hoge dynamiek: functieveranderingen, verdichting en inbreiding. De ambitie is om vitale stads- en dorpscentra met een gevarieerd functioneel en ruimtelijk beeld te creëren. Het eigen karakter van het centrum wordt opgezocht en versterkt.

De laag van het agrarisch cultuurlandschap en de laag van de beleving zijn niet van toepassing op het plangebied.

3.2.4 Conclusie ten aanzien van het provinciaal beleid

Geconcludeerd kan worden dat het voorliggende bestemmingsplan volledig in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en het in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Hengelo 2030 (2007)

Op 3 juli 2007 heeft de gemeenteraad de structuurvisie Hengelo 2030 vastgesteld. Het bevat de visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Hengelo voor de lange termijn. In de structuurvisie Hengelo 2030 wordt op basis van een beschrijving van de kernkwaliteiten, de historie, de maatschappelijke tendensen en de ambities een samenhangende en integrale uitwerking van een nieuwe koers voor Hengelo naar 2030 neergezet. De keuzes die daarbij zijn gemaakt zijn het inzetten op de sterke punten van de stad en te gaan van groei naar kwaliteit. Dat betekent nauwelijks meer uitbreiding, maar inbreiding en functiemenging in bestaand stedelijk gebied en het investeren in het omringende landschap. Deze koers brengt een vijftal kernopgaven met zich mee:

  • 1. Versterking van de economische structuur;
  • 2. Een binnenstad voor ontmoetingen;
  • 3. De sociale opgave;
  • 4. Het landschap de stad in;
  • 5. Ruimtelijke kwaliteit;
3.3.2 Woonvisie Hengelo 2016-2026

De gemeenteraad van Hengelo heeft op 22 november 2016 de woonvisie Hengelo 2016-2026 vastgesteld. In de woonvisie geeft de gemeente haar visie op de wijze waarop Hengelo zich de komende jaren verder kan ontwikkelen als prettige woonstad. De woonvisie is er niet alleen voor de gemeente. Welbions en huurdersvereniging Ookbions zijn nauw betrokken geweest bij de totstandkoming van de woonvisie. De woonvisie vormt het kader voor de prestatieafspraken met Welbions.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0140-0101_0010.png"

Het woningbouwprogramma, dat regelmatig door het college van Burgemeester en Wethouders wordt vastgesteld, is een nadere uitwerking van het woonbeleid. Het woningbouwprogramma kijkt steeds tien jaar vooruit en geeft inzicht in de woningbouwplannen die de gemeente in deze periode wil realiseren.

Het college heeft op 30 juni 2020 het woningbouwprogramma 2020 vastgesteld. Dit woningbouwprogramma heeft een looptijd van tien jaar en beslaat de periode 2020-2029. Hengelo kent een aanzienlijke binnenstedelijke opgave, met name gericht op de binnenstad en Hart van Zuid. Welbions heeft als 'toegelaten instelling' een belangrijke rol in het bieden van (sociale) huurwoningen. Welbions streeft er naar haar vastgoedportefeuille zo goed mogelijk af te stemmen op wat haar doelgroep nodig heeft. Daarnaast heeft Welbions een belangrijke rol in de ontwikkeling van onze stad als geheel. Op de voorliggende locatie komen die belangen goed samen. Welbions ontwikkelt hier in totaal 34 woningen in de sociale huur op een wijze die bijdraagt aan het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van het centrum. Een langdurig braakliggend terrein wordt op passende wijze ingevuld.

Het plan maakt onderdeel uit van de afspraken die zijn gemaakt met Welbions over de omvang van de nieuwbouwproductie en het plan is onderdeel van het gemeentelijk woningbouwprogramma. Daarmee is sprake van een gewenste ruimtelijke ontwikkeling

3.3.3 Nota Archeologie 2010

Met het zogeheten Verdrag van Malta, dat Nederland 15 jaar geleden ondertekende, beloofden de lidstaten van de Raad van Europa zich in te spannen om het archeologisch erfgoed in Europa beter te beschermen. Reden voor deze zorg: het archeologisch erfgoed in heel Europa dreigde te worden vernietigd door een steeds grotere economische welvaart. Na ondertekening begon voor Nederland een lange mars naar de vertaling in wetgeving, die uiteindelijk in 2007 werd afgerond met de inwerkingtreding van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Met de vaststelling van de Wamz is formeel het moment aangebroken dat we in ons land niet meer vrijblijvend kunnen omgaan met het archeologisch erfgoed. De Wamz is formeel vastgelegd in de Monumentenwet 1988, die per 1 juli 2016 is komen te vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze (naar verwachting) januari 2022 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De Erfgoedwet introduceert in de archeologie het beginsel van 'de verstoorder betaalt'. De kwaliteit van uitvoerende archeologische werkzaamheden is geregeld door een vergunningenstelsel. Uitgangspunt van de Erfgoedwet is om archeologische sporen van waarde in de bodem te laten zitten. Archeologen spreken dan over 'behoud in situ'. De wet verbiedt het verrichten van opgravingen, tenzij een partij over een opgravingvergunning beschikt. In de Erfgoedwet staat verder precies beschreven wie de eigenaar is van de opgegraven archeologische vondsten, waar vondstmateriaal moet worden opgeslagen en aan wie welke opgravinginformatie moet worden gemeld. Verder kent de wet bepalingen over wanneer er als gevolg van opgravingen schadevergoeding mogelijk is etc.

Door de Erfgoedwet heeft de gemeente extra taken. Zij moet laten zien hoe zij rekening houdt met mogelijke archeologische waarden wanneer een nieuw bestemmingsplan wordt opgesteld of een bestaand bestemmingsplan wordt aangepast dan wel daarvan vrijstelling wordt verleend. Dit geeft de gemeente de mogelijkheid om bij het afgeven van bouw-, aanleg- en sloopvergunningen archeologische eisen te stellen. Dat is overigens alleen mogelijk als daarvoor een juridische basis aanwezig is in het bewuste bestemmingsplan. Met de invoering van de Erfgoedwet zal op veel momenten van de gemeente een oordeel worden verwacht over de omgang met archeologische waarden of vondsten.

Een gemeentelijk beleidsplan biedt de mogelijkheid om al die beslissingen over archeologie in een integraal kader te plaatsen en daar vervolgens op een samenhangende manier een invulling aan te geven. Het voorkomt een reeks dure ad hoc beslissingen en vervelende verrassingen tijdens geplande bodemingrepen.

Verantwoord beheer van het cultuurhistorisch erfgoed in de gemeente Hengelo begint met het inzichtelijk maken waar en wanneer met het bodemarchief rekening dient te worden gehouden. De behoudsdoelstelling staat daarbij in principe voorop. Zijn behoud en bescherming van archeologische relicten niet realiseerbaar dan dienen deze op deskundige wijze onderzocht en gedocumenteerd te worden. Deze uitgangspunten betekenen dat het noodzakelijk is een aantal beleidsregels te formuleren om archeologiegevoelige gebieden in alle ruimtelijke plannen en projecten op te nemen en waar mogelijk te ontzien.

Archeologische beleids- en verwachtingenkaart 2018

Ter ondersteuning van het gemeentelijk beleid heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in opdracht van de gemeente Hengelo in 2010 een archeologische verwachtingen en advieskaart vervaardigd. Deze kaart maakt voor het grondgebied van de gemeente inzichtelijk waar archeologische resten zich (kunnen) bevinden. De kaart biedt inzicht in de bestaande archeologische toestand van zowel het landelijke als het bebouwde gebied van de gemeente Hengelo. Dit inzicht is nodig om in de beleidsuitvoering een weloverwogen omgang met archeologie te bereiken.

Op 13 februari 2018 heeft de raad de geactualiseerde beleids- en archeologische verwachtingenkaart vastgesteld. Aan de op de kaart vlakdekkend weergegeven verwachtingszones zijn beleidsadviezen gekoppeld. Uitgangspunten voor de adviezen zijn de beleidskaders zoals deze op de verschillende overheidsniveaus zijn geformuleerd en het besluitvorming- en archeologisch onderzoekstraject zoals beschreven in het Handboek Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. In deze beleidsnota zijn de aan de verwachtingenkaart gekoppelde beleidsadviezen onverkort overgenomen. De kaart gaat vergezeld van een rapportage (2010), met een methodische en inhoudelijke toelichting op de archeologische verwachtingen en advieskaart van de gemeente Hengelo. Het rapport bevat als bijlage een catalogus van de in de gemeente voorkomende archeologische monumenten alsmede een vindplaatsencatalogus waarmee een zo volledig mogelijk overzicht wordt geboden van archeologische waarnemingen die in het verleden binnen de gemeente zijn gedaan.

Over de wijze waarop in voorliggend bestemmingsplan wordt omgegaan met het aspect archeologie wordt verwezen naar paragraaf 4.3

3.3.4 Erfgoedverordening (2018)

Op 13 februari 2018 heeft de gemeenteraad de 'Erfgoedverordening 2018' Gemeente Hengelo vastgesteld. Met de Erfgoedverordening 2018 kan de gemeente gemeentelijke (archeologische) monumenten, beschermde gezichten en gebieden aanwijzen. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan de gemeenteraad bij verordening regels stellen aan onderzoek in het kader van het doen van opgravingen, of vaststellen in welke gevallen afgezien wordt van nader archeologisch onderzoek of het opleggen van de verplichting daartoe.

Indien de verordening betrekking heeft op een gebied waarvoor een bestemmingsplan is vastgesteld blijft die verordening van kracht voor zover zij niet in strijd is met dat bestemmingsplan. De verordening ontslaat de gemeente niet van de plicht om archeologie en bij wijziging Bro (Besluit ruimtelijke ordening) alle cultuurhistorische waarden integraal te betrekken bij vaststelling van een nieuw bestemmingsplan, alsmede een partiële herziening. Gemeenten hebben daarnaast ook de mogelijkheid met een paraplubestemmingsplan aanvullende regeling inzake de gemeentelijke culturele erfgoedwaarden te treffen op bestaande bestemmingsplannen.

De Erfgoedverordening 2018 is ingegaan op 1 maart 2018.

3.3.5 Groenplan Hengelo 2015

Het Groenplan Hengelo is een integrale benadering van het groen in Hengelo in relatie tot water, duurzaamheid en ecologie, met strategische afwegingen op het gebied van beheerbaarheid en investeringen. Het Groenplan bevat een visie op het groen in Hengelo in relatie tot de omgeving. Het groen in de stad is belangrijk voor gezondheid, ecologie, ruimtelijke vormgeving, beleving, ontspanning en ontmoeting. Doelstelling is het beschermen en versterken van de gezonde groene basis in de stad, ten behoeve van een optimale leefbaarheid nu én in de toekomst.
Het Groenplan biedt uitgangspunten voor inrichting, beheer en uitvoering, zowel intern als extern. Het Groenplan geeft herkenbare kaders voor de bewoners van de stad. Het plan biedt handvatten voor keuzes. De ruggengraat van het groen in de stad wordt gevormd door de hoofdgroenstructuur. De invulling van de hoofdgroenstructuur is tot stand gekomen door een samenwerking tussen de verschillende groene disciplines binnen de gemeentelijke organisatie, en besproken met de externe groene partners. De kaart met de hoofdgroenstructuur is onderdeel van het vastgestelde Groenplan.

3.3.6 Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) (2018-2022)

Op 21 november 2017 heeft de gemeenteraad het GRP 2018-2022 vastgesteld. Hierin wordt de zorg voor afvalwater, hemelwater en grondwater vastgelegd en is veel aandacht geschonken aan duurzaamheidmaatregelen, zoals beekherstel, afkoppelen van hemelwater van de riolering, vegetatiedaken en klimaatadaptatie (het voorkomen van wateroverlast door hevige regenval). Bij dit laatste aspect moet worden gedacht aan tijdelijke waterberging in de openbare ruimte bv in groenstroken.

In plaats van het vervangen van oude rioolbuizen wordt ook gekeken of de riolering niet van binnenuit kan worden gerepareerd door middel van het aanbrengen van een kunststof kous. Hierdoor hoeft de straat niet meer te worden opgebroken. Ook worden voorstellen gedaan om structurele grondwateroverlast te beperken of te voorkomen. Hiervoor is een gemeentelijk grondwaterplan gemaakt. Dit grondwaterplan maakt onderdeel uit van het GRP.

Voor alle inbreidingen en uitbreidingen gelden in principe onderstaande beleidsregels.

  • 1. Het afvalwater (het zwarte afvalwater van toilet, het grijze afvalwater van keuken, wasmachine en douche en het eventuele bedrijfsafvalwater) wordt afgevoerd naar de RWZI middels riolering;
  • 2. Het hemelwater wordt zo min mogelijk verontreinigd en komt ten goede aan het lokale water- of grondwatersysteem. Daarbij heeft zichtbare oppervlakkige afvoer de voorkeur boven afvoer door buizen, vanwege het grotere risico op ongewenst lozingsgedrag en foutieve aansluitingen bij buizen.
  • 3. Infiltratie van hemelwater in de bodem via een graspassage is de beste optie, omdat hiermee zuivering, retentie en grondwateraanvulling worden gerealiseerd. Op kleine schaal kan dit goed middels individuele voorzieningen. Op grotere schaal verdient de toepassing van wadi's de voorkeur. De afvoer van het hemelwater vindt dan plaats via de trits: regenpijp - perceelsgootje - straatgoot - wadi.
  • 4. Bij het ontwerp van het bouwwerk een zodanig samenspel van dakvlakken, dakgoten, regenpijpen en perceelsgoten kiezen dat het water niet in riolen onder de grond hoeft. Bij het stedenbouwkundige plan moet hierbij notie worden genomen van het feit dat water van hoog naar laag stroomt, waarmee water dan een ordenend principe voor het plan is.
  • 5. De afvoerpiek uit het plangebied wordt afgevlakt door berging in de wadi's en/of retentievijvers. Het grondwater wordt zoveel mogelijk aangevuld met schoon infiltrerend water. Te hoge grondwaterstanden in natte winterperioden worden beteugeld met drainage in de openbare weg en eventueel op de kavels zelf. De drainage voert af naar een wadi of naar oppervlaktewater; dus niet naar de RWZI.
  • 6. In de bouwwerken wordt vochtoverlast door hoge grondwaterstanden geminimaliseerd door te bouwen zonder kruipruimten en door eventuele kelders waterdicht te maken.
  • 7. Het oppervlaktewater wordt liefst op fraaie wijze geïntegreerd in het stedenbouwkundig plan, zodanig dat het water beleefbaar is en goed te beheren is.
  • 8. Bewoners en bedrijven zijn zelf verantwoordelijk voor de regenwaterriolering of andere hemelwatervoorzieningen op het perceel. Als de gemeente voor het hemelwater zorgt dan moeten bewoners en bedrijven er zelf voor zorgen dat het hemelwater op de juiste wijze op de perceelsgrens wordt aangeboden. De manier waarop is afhankelijk van het type riolering in de openbare weg. Bij gescheiden riolering moet het afvalwater en het hemelwater ook gescheiden worden aangeboden (aparte buizen). Als er een bovengronds systeem is, dan moet het regenwater ook bovengronds worden aangeboden (bijvoorbeeld via een goot).
  • 9. Bij de aanleg van nieuwe woningen en bedrijventerreinen en bij het opnieuw inrichten daarvan is de initiatiefnemer of projectontwikkelaar verplicht om duurzame hemelwatervoorzieningen aan te leggen. Er moet tenminste gezorgd worden voor gescheiden hemelwatervoorzieningen en voor berging van hemelwater. Voor berging gelden de volgende eisen: bij in- en uitbreidingen moet de berging een een netto inhoud hebben voor tenminste 40 mm neerslag. Bij herinrichting van bestaand stedelijk gebied kan worden volstaan met een inhoud van tenminste 20 mm neerslag.
  • 10. Per project moet in overleg met de afdeling Wegen, Groen en Water van de gemeente en met het waterschap Vechtstromen worden gezocht naar maatwerk.
3.3.7 Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) (2003)

In het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) zijn de hoofdnetwerken voor de fiets, openbaar vervoer en auto vastgelegd. Het doel is een situatie te creëren waarbij de drie vervoerswijzen op een volwaardige wijze met elkaar functioneren en elkaar aanvullen, om zo ook in de toekomst de bereikbaarheid en veiligheid te waarborgen en zelfs te verbeteren. Voor de verkeersstructuur voor het autoverkeer zijn in het GVVP de volgende onderdelen vastgelegd:

  • Doseren van de verkeersstromen die van buiten de stad naar binnen de wijkring gaan; niet meer verkeer toelaten dan in het gebied binnen de wijkring verwerkt kan worden. Dit is mede noodzakelijk voor een vlotte doorstroom van de bussen, zodat er van HOV (hoogwaardig openbaar vervoer) gesproken kan worden;
  • Invoering van een tangentensysteem waardoor onder andere de centrumring oost en de Breemarsweg worden ontlast. De Oosttangent voorziet na een volledige realisatie in de Verlengde Laan van Driene, een tunnel in de Kuipersdijk onder het spoor en een eventuele doortrekking van de Kuipersdijk via het tracé van de huidige Akzo-spoorlijn naar de Diamantstraat. De Westtangent is de huidige route Europalaan, Bornsestraat, Weideweg, Geerdinksweg, Oelerweg en Haaksbergerstraat. Een volledige reconstructie van het tracé van de Westtangent is in 2016 afgerond.
  • Categorisering van wegen volgens het Duurzaam Veilig principe, zie ook het Verkeersveiligheidsplan Duurzaam Veilig (2001).

De gemeente Hengelo wil het gebruik van het openbaar vervoer stimuleren, met name op de doorstroomassen. Zo wordt op regionaal niveau een reëel alternatief voor de auto geboden. De doorstroomassen voor het Hoogwaardig Openbaar Vervoer naar Westermaat en Vossenbelt/Hasseler Es en Medaillon zijn gereed. Aan andere HOV-assen (naar Enschede en door Hart van Zuid) wordt nog gewerkt. Op alle geregelde kruispunten krijgt het openbaar vervoer prioriteit in de verkeersafwikkeling ten opzichte van de overige verkeersdeelnemers.

De Provincie Overijssel is verantwoordelijk voor het openbaar vervoer per bus en de treinverbinding Zutphen - Hengelo - Oldenzaal in de regio. De Provincie Overijssel maakt samen met de 14 Twentse gemeenten het beleid en stelt concessie/contractvoorwaarden op die de vervoerders (Syntus) moeten prikkelen om een zo goed mogelijk vervoersproduct te leveren. De vervoerder zorgt voor de uitvoering, de gemeente Hengelo is alleen verantwoordelijk voor de infrastructuur en probeert zo optimaal mogelijke voorwaarden te scheppen voor goed functionerend openbaar vervoer.

Centrumontwikkelingen vinden plaats bij bestaande en mogelijk nieuwe knooppunten van openbaar vervoer onderling en met de hoofdwegen. Binnen de invloedsgebieden van de vervoersknooppunten is sprake van een verdere verdichting door intensivering, herstructurering en stedelijke vernieuwing. In het GVVP zijn vijf knooppunten van openbaar vervoer genoemd waarvan momenteel twee gerealiseerd zijn:

  • 1. Centraal station Hengelo;
  • 2. Regionale openbaar vervoerhalte Gezondheidspark (spoorlijn Zutphen-Hengelo-Oldenzaal).
3.3.8 Nota Autoparkeren (2008-2012)
3.3.8.1 Beleid

In december 2008 heeft de gemeenteraad de Nota Autoparkeren 2008-2012 vastgesteld. Dit is de visie op het parkeerbeleid zoals deze is vastgesteld. Het parkeerbeleid geldt voor heel Hengelo, dus voor het centrum én in de schil- en overige (buiten)gebieden rondom het centrum.

De gemeente Hengelo wil evenwicht bereiken tussen enerzijds de parkeervraag en anderzijds de optimale combinatie van bereikbaarheid en leefbaarheid. Uitgangspunt hierbij is een leefbare en bereikbare (binnen)stad door middel van sturend (minder blik op straat), vraagvolgend parkeerbeleid (bewoners), locatie beleid en bevorderen van andere (duurzame) vervoerswijzen zoals openbaar vervoer en fiets (verschuiving in de modal split).

De Nota Autoparkeren 2008-2012 heeft de volgende doelen:

  • Bewoners, bezoekers van bewoners en ondernemers en werknemers laten parkeren op de gewenste plaatsen;
  • Een betaalbare en eerlijke verdeling van de schaarse beschikbare openbare ruimte voor elke categorie parkeerder (in de volgorde: bewoner, bezoeker/klant en werknemer);
  • Streven naar geconcentreerde grote parkeerlocaties en dubbel ruimtegebruik waar mogelijk (de juiste plaats voor de juiste prijs voor alle groepen);
  • Oplossingen bieden voor huidige en toekomstige parkeer- en bereikbaarheidsproblemen;
  • Betere geleiding automobiliteit en parkeerdruk beter spreiden;
  • Verminderde groei van de automobiliteit en autogebruik.

Parkeernormering (motorvoertuigen)

Hengelose parkeernormen behoren ook tot het in december 2008 door de gemeenteraad vastgestelde parkeerbeleid. De parkeernormering is gebaseerd op de parkeerkencijfers zoals deze landelijk zijn uitgegeven door het kennis instituut CROW. De parkeerkencijfers zijn gedifferentieerd naar stedelijkheidsgraad/stadsomvang en stedelijke zone. Binnen de beschikbare en relatief grote bandbreedte van deze kencijfers is voor de Hengelose situatie een keuze gemaakt voor parkeernormen per stedelijke zone (centrum, schil of rest kom), functie en aandeel bezoekers. Voor veel functies is binnen die totale bandbreedte de gemiddelde waarde genomen van de CROW parkeerkencijfers en, na de benodigde parkeeronderzoeken, tot Hengelose norm verheven.

De parkeernormering vormt geen onderdeel van de in 2010 door de gemeenteraad vastgestelde nota Evaluatie parkeerbeleid en blijft derhalve gehandhaafd.

Niet alle functies staan vermeld in de Nota Autoparkeren (Bijlage 3, Parkeernormen 2009), alleen de belangrijkste en meest relevante. De lijst voor 'alle functies' zou veel te lang worden en is eigenlijk nooit compleet. Het samenstellen van normen voor specifieke functies en/of bijzondere of afwijkende situaties en/of op bijzondere locaties komt meer voor in Hengelo. Voor de grote en bijzondere functies op bijvoorbeeld meer perifere locaties is een dergelijke maatwerk benadering wenselijk.

3.3.8.2 Evaluatie

Om de hiervoor beschreven doelen te realiseren is destijds aan deze Nota Autoparkeren voor de periode van vijf jaar een groot pakket aan (beleids)maatregelen gekoppeld. Een aantal van die (beleids)maatregelen zijn op verzoek van het college in 2010 reeds (tussentijds) geëvalueerd en op enkele onderdelen beleidsmatig bijgestuurd. In oktober 2010 is de nota Evaluatie parkeerbeleid door de gemeenteraad vastgesteld.

Er is veel discussie geweest over een aantal maatregelen die getroffen zijn uit de in december 2008 door de raad vastgestelde Nota Autoparkeren 2008 - 2012., zoals het betaald avondparkeren en het invoeren van betaald parkeren in de schilwijken. Er is dan ook een evaluatie uitgevoerd naar het parkeerbeleid. Het beleid is met name gewijzigd voor de parkeerregulering in de schilwijken. Uit de evaluatie blijkt dat er weinig draagvlak is voor het invoeren van betaald parkeren in de schilwijken. De verwachting is dat er meer draagvlak is voor blauwe zones als reguleringsvorm in de schil. Een blauwe zone is een reguleringsvorm die redelijk tot goed functioneert in Hengelo en goed zou passen in de schilwijken rondom de binnenstad. In de huidige blauwe zones zijn ontheffingen tegen betaling verkrijgbaar. Met de invoering en het goed laten functioneren van een blauwe zone zijn kosten gemoeid, zoals handhaving en uitgifte van ontheffingen. Het verstrekken van gratis ontheffingen is dan ook niet meer haalbaar. Hengelo kent een vraagvolgend beleid in de schilwijken. Dit betekent dat bewoners zelf initiatief moeten nemen voor het aanvragen van een blauwe zone in hun wijk waarbij een meerderheid voorstander moet zijn. Daarnaast is het betaald avond parkeren afgeschaft. Hiervoor was nagenoeg geen draagvlak. Ook is het straatparkeren op koopzondagen gratis in Hengelo.

In artikel 6.1 van de bij dit bestemmingsplan behorende regels zijn de parkeernormen uit de Nota Autoparkeren vastgelegd. Het plan voldoet aan de parkeernormering (zie paragraaf 2.3).

3.3.9 Uitvoeringsnota Fietsen (2003-2006)
3.3.9.1 Algemeen

Het bevorderen van het fietsgebruik heeft een hoge prioriteit binnen het gemeentelijke verkeers- en vervoersbeleid. In de beleidsnota Fietsen (1993) staat het gemeentelijke fietsbeleid nader omschreven. In de "Uitvoeringsnota Fietsen 2003-2006" zijn beleidsvoornemens nader uitgewerkt tot een breed pakket van concrete maatregelen met als doel het fietsklimaat in Hengelo te verbeteren. Speerpunten hierin zijn: het verbeteren van de belangrijkste fietsroutes naar het centrum van de stad (stadsfietsroutes), het fietsvriendelijker maken van verkeersregelinstallaties en de verbetering van het fietsparkeren.

3.3.9.2 Fietsactieplan (2015-2018)

Om de ingezette koers van bovenvermelde vast te houden en om minder sterke punten in het Hengelose fietsklimaat te verbeteren, is het Fietsactieplan 2015-2018 opgesteld. Maar ook omdat maatregelen uit het uitvoeringsplan inmiddels zijn uitgevoerd, benoemt het Fietsactieplan een vervolg pakket aan acties en maatregelen tot en met 2018. Actuele thema's zoals fietsveiligheid, fietsparkeren in de binnenstad en de nog ontbrekende schakels op de fietssnelweg F35 hebben prioriteit.

3.3.10 Welstandsnota

Op 1 februari 2018 is de aangepaste welstandsnota in de gemeente Hengelo vastgesteld. Deze nota biedt het toetsingskader voor de welstandsbeoordeling van bouwaanvragen met het doel de welstandsaspecten voor de burger inzichtelijker te maken. Het toetsingsniveau is gedifferentieerd, dat wil zeggen: streng waar nodig, soepel waar mogelijk. Waar veel mensen verblijven (bijvoorbeeld de binnenstad) of waar cultureel erfgoed aanwezig is (bijvoorbeeld Tuindorp 't Lansink) daar wordt streng getoetst. In woonwijken en andere delen van de stad waar weinig mensen verblijven wordt soepel of zelfs niet meer getoetst aan de welstandscriteria (sommige industrieterreinen). Om dit te realiseren zijn vier toetsingsniveaus ingevoerd: Behoud door ontwikkeling (voor monumenten), welstandsniveau hoog, welstandsniveau middel en welstandsvrij. De welstandscriteria zijn afgestemd op de stedenbouwkundige typologieën van de bebouwing. Elke bouwstijl heeft zo zijn eigen specifieke karakter en de toetsingsregels zijn hier op afgestemd. De toetsing heeft betrekking op situering hoofdvorm, gevelaanzichten (niveau middel) en materiaal- kleurgebruik en detaillering. Het bestemmingsplan regelt de massa (hoogtes)en de locatie van de massa (rooilijnen). Voor sommige bouwplannen/ locaties worden zogenaamde 'ontwikkelcriteria' vastgesteld (beeldkwaliteitseisen) inclusief toetsingsniveau.

Naast de nota zijn twee verschillende kaarten van toepassing; een met de stedenbouwkundige typologieën en ontwikkelcriteria en een met het toetsingsniveau.

3.3.11 Kadernota Spelen 2016

De kadernota Spelen is opgesteld vanuit de blijvende behoefte aan voorwaarden en criteria voor de aanleg en het onderhoud van speel- en ontmoetingsplekken op stads-, wijk- en buurtniveau. Geregeld komen kinderen, jongeren en volwassenen met verzoeken voor de herinrichting of uitbreiding van speelplekken, of juist het opheffen daarvan. Daarin moeten afwegingen en keuzes gemaakt worden, die het algemeen belang voorop stellen en die goed zijn uit te leggen. In de kadernota worden vanuit een onderbouwde visie de doelstellingen, uitgangspunten en beleidsaanbevelingen op het gebied van spelen voor de gemeente Hengelo vastgelegd. Hiermee kan integrale afstemming plaatsvinden met de andere gemeentelijke disciplines.

3.3.12 Gemeentelijke Nota Geluid (2015)

De doelstellingen van het gemeentelijke geluidbeleid uit de nota zijn:

  • Bijdragen aan het realiseren van een goed woon- en leefklimaat in Hengelo;
  • Handvat voor milieuvergunningen, maatwerkvoorschriften, evenementen en APV-vergunningen/ontheffingen;
  • Handvat voor geluidambities bij ruimtelijke planvorming en het zonodig vaststellen van hogere geluidgrenswaarden;
  • Verantwoording van de inzet van middelen om de geluidsituatie positief te beïnvloeden.

De nota geluid geeft aan hoe de gemeente Hengelo dit gestructureerd, volgens een vaste systematiek, wil aanpakken. Er is een gebiedsgerichte benadering. Hiertoe zijn in Hengelo vijf gebiedstypen onderscheiden; 1) Wonen, 2) Binnenstad en winkelgebieden, 3) Industrie en bedrijven, 4) Buitengebied en stadsparken en 5) Verkeerszones. Per gebiedstype zijn geluidambities (ambitiewaarden) en maximaal toegestane waarden (plafondwaarden) vastgelegd. Geluidsaspecten worden zoveel mogelijk in de initiatieffase van de ruimtelijke planontwikkeling betrokken, waarbij zoveel mogelijk de volgorde wordt aangehouden: eerst bronmaatregelen, dan overdrachtmaatregelen en dan pas maatregelen bij de ontvanger. Dit betekent o.a. dat waar nodig en mogelijk stillere wegdektypen worden toegepast. Als bronmaatregelen en/of overdrachtmaatregelen onvoldoende resultaat hebben, kan geluidbelasting tot maximaal de plafondwaarde voor het betreffende gebiedstype worden toegestaan onder de voorwaarde dat er sprake is van voldoende (akoestische) compensatie. Ook bij verkeersplannen wordt uitdrukkelijk rekening gehouden met effecten van geluid.

Bij functieveranderingen, zoals de omvorming van een kantoorgebouw naar woonfunctie, geldt op grond van het Bouwbesluit 2012 als geluidwerings-eis het "rechtens verkregen niveau". In veel gevallen geeft dit, naar de maatstaven van het geluidbeleid, onvoldoende waarborgen dat een acceptabel woon- en leefklimaat wordt verkregen. Het geluidbeleid geeft criteria om te beoordelen welke geluidwerende maatregelen nodig zijn om wel een goed woon- en leefklimaat te waarborgen.

De effecten van geluid op de herontwikkeling van het de Brugstraat en de Beekstraat zijn opgenomen in paragraaf 4.4.4

3.3.13 Bodembeleid

De (milieuhygiënische) bodemkwaliteit moet geschikt zijn voor de gewenste bestemming. De eisen die aan de bodemkwaliteit worden gesteld verschillen per bestemming. Voor Wonen gelden bijvoorbeeld strengere normen dan voor Industrie. Een bodemverontreiniging hoeft niet altijd belemmerd te zijn voor het opnemen van een (woon)bestemming en het is niet nodig om elke bodemverontreiniging weg te nemen.

Op grond van (bedrijfs)activiteiten in het verleden kan een locatie verdacht zijn op het voorkomen van bodemverontreiniging. Voor de totstandkoming van een bestemmingsplan worden de verdachte locaties geïdentificeerd en wordt geïnventariseerd of er (aanvullend) bodemonderzoek noodzakelijk is. Na vaststelling van het bestemmingsplan kan een bodemonderzoek nog wel nodig zijn bij het aanvragen van een omgevingsvergunning.

Het Hengelose bodembeleid is afgestemd met andere Twentse gemeenten en richt zich op behoud van de goede bodemkwaliteit in de regio. Dit beleid is beschreven in de Nota bodembeheer. De bodemkwaliteitsnormen zijn afgestemd op de locatiespecifieke kenmerken in Hengelo en zijn onderverdeeld in de klassen: Schoon, Wonen met tuin, Stedelijk wonen, Tuindorp en Industrie. Voor elke klasse zijn lokale maximale waarden bepaald die vastliggen in de bodemkwaliteitskaart. De bodemkwaliteitskaart geldt net als meer verordeningen e.d. naast het bestemmingsplan (voor grondverzet met name).

3.3.14 Actieplan Nieuwe Energie Hengelo 2017-2021

Algemeen

Hengelo werkt aan een gezonde, groene en energieneutrale stad. Het Actieplan 'Nieuwe Energie Hengelo 2017-2021' staat daarbij centraal. Hengelo vergroent de stad, verduurzaamt de gebouwde omgeving, zet in op hernieuwbare energie, stimuleert duurzame mobiliteit en kiest voor gasloze wijken en warmtenetwerken. We werken samen met onze ondernemers en inwoners aan innovatie en verduurzaming en vergroening. Zo wordt er gezorgd voor minder fijnstof in de stad en wordt een steentje bijgedragen om de klimaatdoelstellingen van Parijs te halen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0140-0101_0011.png"

Afbeelding 4.8: Nieuwe Energie Hengelo

Hengelose doelstellingen

  • 2% jaarlijkse energiebesparing;
  • 45% bestaande koopwoningen gemiddeld naar energielabel B;
  • 100% energieneutraal in 2050.

Klimaatadaptatie

Naast maatregelen voor energiebesparing en -transitie te stimuleren, werken we tegelijkertijd aan klimaatadaptatie. In het 'Gemeentelijke Rioleringsplan' maken we concrete plannen om klimaatverandering het hoofd te bieden. Hevige buien zorgen ervoor dat rioleringen overbelast kunnen raken. Door rioolverzwaringen te combineren met de herinrichting van openbare ruimte en het innovatief benutten van de Hengelose beken, zorgen we ervoor dat Hengelo zo goed mogelijk wordt voorbereid op klimaatverandering. Hengelo stimuleert de aanleg van groene daken, werkt aan maatregelen om regenwater af te koppelen van het riool en betrekt inwoners bij het vergroenen van de stad. Goed tegen wateroverlast én voor een gezondere omgeving.

3.4 Conclusie

Het bestemmingsplan past binnen de vastgestelde beleidskaders.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden

4.1 Waterparagraaf

Met de ondertekening van de Startovereenkomst 'Waterbeheer in de 21e eeuw' is in februari 2001 de watertoets in het leven geroepen. De watertoets is met ingang van 1 november 2003 wettelijk verplicht voor onder andere bestemmingsplannen. Het Waterschap Vechtstromen streeft ernaar de formele watertoets te vergemakkelijken door al in een vroeg stadium van de planvorming een bijdrage te leveren.

De uitgangspunten voor de waterhuishouding en riolering in het plangebied zijn;

“ De droog weer afvoer (afvalwater) kan worden aangesloten op de bestaande gemengde riolering. Het afvalwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap Vechtstromen.

Het hemelwater wordt afgekoppeld van de gemengde riolering en wordt middels een nader te bepalen blauwe aderstructuur afgevoerd naar de Berflobeek die in de onmiddellijke omgeving van het plangebied ligt.

Het hemelwater dient vertraagd te worden afgevoerd naar de Berflobeek. Waterschap en gemeente eisen een berging op eigen terrein van 30 mm.

Zolang de blauwe ader nog niet is gerealiseerd mag het hemelwater tijdelijk op de gemengde riolering worden aangesloten.

Om hoge grondwaterstanden af te toppen wordt geadviseerd om drainage aan te leggen. Overtollig grondwater kan middels de blauwe ader worden afgevoerd naar de Berflobeek.

In het kader van de watertoets is het waterschap in een vroegtijdig stadium betrokken geweest bij de beoordeling van de waterhuishoudkundige aspecten.

Het waterschap kan instemmen met de inhoud van deze waterparagraaf.”  

4.2 Flora en fauna

De Wet Natuurbescherming richt zich op behoud en herstel van biodiversiteit en het daarvoor benodigde leefgebied. De wet is sinds 1 januari 2017 van kracht en betreft een samenvoeging van de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en Faunawet en de Boswet. De Wet Natuurbescherming vormt het juridische kader voor natuurbescherming in Nederland, op basis van Europese regelgeving.

De doelstelling van de wet bestaat uit drie onderdelen: 1. behoud en herstel van biodiversiteit, 2. doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van natuur, ter vervulling van maatschappelijke functies, en 3. samenhangend beleid gericht op behoud van landschappen, ter vervulling van maatschappelijke functies.

Het uitgangspunt van de wet is 'nee, tenzij'. Dit houdt in dat activiteiten met een (mogelijk) schadelijk effect op beschermde landschappen, gebieden en soorten, in principe verboden zijn. Van het verbod op schadelijke handelingen ('nee') kan alleen onder voorwaarden ('tenzij') worden afgeweken.

In de wet Natuurbescherming is, naast verbodsbepalingen, een plicht opgenomen: de zorgplicht. Deze zorgplicht houdt in dat menselijk handelen geen nadelige gevolgen mag hebben voor alle in het wild levende flora en fauna en hun directe leefomgeving, beschermd of niet. De zorgplicht geldt ook als er een ontheffing of vrijstelling is verleend voor bepaalde activiteiten, of een zogeheten gedragscode wordt toegepast.

Behoud en herstel van biodiversiteit is in de wet via twee sporen uitgewerkt: gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Gebiedsbescherming

Natura 2000-gebieden
Het beschermde areaal beslaat de in Europees verband aangewezen zogeheten Natura 2000-gebieden. Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Het betreft gebieden die worden beschermd vanuit de Habitat- en de Vogelrichtlijn. Volgens deze Europese richtlijnen moeten lidstaten specifieke diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving (habitat) beschermen om de biodiversiteit te behouden. Voor de Natura 2000-gebieden gelden specifiek omschreven instandhoudingsdoelstellingen.

Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied, het Lonnekermeer, is gelegen op ongeveer 3,5 kilometer afstand van het plangebied.

Natuurnetwerk Nederland 

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is het Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. In de wet heet dit de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Provincies hebben hiervoor soms een andere benaming.
Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied. Het Natuurnetwerk is de kern van het Nederlandse natuurbeleid. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing en de ontwikkeling van dit natuurnetwerk. In of in de directe nabijheid van de NNN geldt het 'nee, tenzij'- principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten. Wanneer bij een ontwikkeling mogelijke effecten op de NNN denkbaar zijn, is het noodzakelijk een NNN-toetsing uit te voeren.

Soortenbescherming

Dit onderdeel van de Wet Natuurbescherming regelt de bescherming van dieren en planten. Het betreft beschermde soorten uit de Habitat- en de Vogelrichtlijn en daarnaast soorten die nationaal zijn aangewezen als specifiek beschermde soort.

Naast behoud en bescherming van soorten, regelt dit onderdeel het faunabeheer. Dit betreft schadebestrijding, jacht en bestrijding van overlast. Tevens regelt dit onderdeel de bestrijding van invasieve exoten.

De bescherming van bovengenoemde soorten is uitgewerkt in verbodsbepalingen. Deze houden onder andere in dat beschermde planten niet geplukt mogen worden en dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden. Ook de rust- en verblijfplaatsen van de dieren zijn beschermd.

Ruimtelijke ontwikkeling

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor in dat gebied voorkomende vaste rust- en verblijfplaatsen en/of de leefomgeving van beschermde soorten.

In de praktijk kan van de verbodsbepalingen worden afgeweken wanneer een passend instrument wordt ingezet (juridische borging). De Wet Natuurbescherming biedt voor ruimtelijke ontwikkeling en inrichting de volgende instrumenten: vrijstelling, WABO omgevingsvergunning mét verklaring van geen bedenking, werken met een goedgekeurde gedragscode, of ontheffing.
- Vrijstelling van de verbodsbepalingen wordt verleend door de minister en door de provincie. Een lijst met vrijgestelde soorten is per provincie in de provinciale verordening opgenomen.
- Een WABO omgevingsvergunning met verklaring van geen bedenking houdt in dat in de aanvraag voor de activiteit het onderdeel natuurwetgeving wordt opgenomen (omgevingsvergunning 'met aanhaking Wet Natuurbescherming'). Het bevoegd gezag (de provincie of Omgevingsdienst) moet een verklaring van geen bedenking afgeven, die wordt verwerkt in de vergunning.
- Een gedragscode flora en fauna beschrijft het proces en de richtlijnen voor zorgvuldig handelen tijdens het verrichten van werkzaamheden op locaties met groeiplaatsen en/of (vaste) rust- en verblijfsplaatsen van beschermde soorten. De gedragscode moet zijn goedgekeurd door het bevoegd gezag.
- Een ontheffing moet worden aangevraagd bij de provincie of bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).

Conclusie

In het voorjaar van 2020 is een Quickscan uitgevoerd (Quickscan natuurwaardenonderzoek Brugstraat 3 Hengelo, Natuurbank Overijssel, 4-6-2020). Op basis van deze Quickscan kunnen de wettelijke consequenties van de voorgenomen activiteiten, niet vastgesteld worden. Mogelijk nestelen er verschillende vogelsoorten in het gebouw, waarvan de nestplaats jaarrond beschermd is, en mogelijk bezetten vleermuizen een verblijfplaats in het gebouw.

In het kader van de zorgplicht, is vervolgens aanvullend onderzoek uitgevoerd (Natuurwaardenonderzoek Brugstraat 3 Hengelo, Natuurbank Overijssel, 7-10-2020) naar de functie van het gebouw voor huismus, gierzwaluw en vleermuizen. Uit het onderzoek is gebleken dat vleermuizen, huismussen en gierzwaluwen geen vaste rust- of voortplantingsplaats bezetten in de te slopen bebouwing. Door het uitvoeren van de voorgenomen activiteiten, wordt geen vleermuis verstoord of gedood en wordt geen vaste rust- of voortplantingsplaats van een vleermuis, gierzwaluw of huismus beschadigd of vernield. Om de voorgenomen activiteiten uit te mogen voeren, overeenkomstig wet- en regelgeving voor beschermde soorten, hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden en hoeft geen ontheffing aangevraagd te worden.

4.3 Archeologie en cultuurhistorie

4.3.1 Algemeen

In deze paragraaf wordt aan de hand van inventarisaties ingegaan op de in het plangebied aanwezige archeologische en cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplangebied.

4.3.2 Archeologische verwachting

Voor een uitgebreide beschrijving van het archeologisch beleid van de gemeente, wordt verwezen naar paragraaf 3.3.3. Op de archeologische beleidskaart van de gemeente Hengelo staat aangegeven welke archeologische waarden aanwezig en te verwachten zijn. Een uitsnede van deze kaart is opgenomen in afbeelding 7.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0140-0101_0012.png"

Afbeelding 7: Uitsnede kaart archeologische verwachtingswaarde

Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is het veiligstellen van de aanwezige (en aangetoonde) en de te verwachten archeologische waarden. Conform het verdrag van Valletta dient gestreefd te worden naar het behoud van archeologische resten in de archeologische verwachtingszones. Voor Hengelo is door middel van het maken van een archeologische verwachtingskaart inzichtelijk gemaakt waar zich archeologische resten kunnen bevinden. Ingrepen die kunnen leiden tot verstoring of vernietiging van de archeologische resten binnen de terreinen van archeologische waarde (AMK-terreinen) dienen zoveel mogelijk te worden voorkomen. In het kader van de Erfgoedwet 2016 moet hiervoor een vergunning worden aangevraagd.

Op basis van de te verwachte dichtheden aan archeologische resten binnen de diverse verwachtingszones én de mogelijkheden die archeologisch onderzoek biedt om deze resten aan te tonen, wordt een onderzoeksplicht geadviseerd voor ingrepen met een omvang groter dan 100 m2 binnen de historische kern, 250 m2 binnen de verwachtingswaarde type erf, ingrepen met een omvang groter dan 2500 m2, waarbinnen een hoge verwachtingswaarde geldt en voor ingrepen groter dan 5000 m2, waarvoor een middelmatige of lage verwachtingswaarde geldt. De minimum onderzoekseis voor een archeologisch onderzoek is een archeologisch bureauonderzoek waarin de ingreep op zijn schadelijkheid wordt beoordeeld en wordt geadviseerd over de noodzaak tot het nemen van vervolgstappen in de vorm van veldonderzoek.

4.3.3 Archeologie in het plangebied
4.3.3.1 Verwachtingswaarden

Het plangebied Herontwikkelingslocaties Brugstraat en Beekstraat heeft in beide deelgebieden middelhoge verwachtingswaarde. Deze verwachtingswaarde is gebaseerd op de aanwezigheid van dekzandwelvingen en dekzandvlakten. Dit type ondergrond heeft een middelhoge verwachting voor archeologische resten uit alle perioden. Op de hoogste delen van dekzandwelvingen bestaat een verhoogde kans op archeologische resten uit de steentijd. Langs de randen van de dekzandhoogten en -ruggen (met een plaggendek) bestaat eveneens een kans op de aanwezigheid van archeologische resten uit de Late Prehistorie, de Romeinse tijd en Late Middeleeuwen. De archeologische resten bevinden zich vlak onder het maaiveld en zijn daardoor kwetsbaar voor bodemingrepen. Archeologische resten zijn over het algemeen minder goed geconserveerd.

4.3.3.2 Bekende vindplaatsen en monumenten

Binnen het plangebied zijn in het landelijk datasysteem ARCHIS geen terreinen van archeologische waarde geregistreerd. In de directe nabijheid (<150 m) van het plangebied zijn ook geen archeologische waarnemingen bekend.

4.3.3.3 Uitgevoerde onderzoeken

Het plangebied zelf heeft in het verleden deel uitgemaakt van een archeologisch onderzoek (groen omlijnd, afbeelding 7). In 2007 is door Synthegra een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor een groter plangebied M-kwadraat / B3 te Hengelo. Beide deelgebieden van het huidige plangebied liggen binnen deelgebied 1 van dit bureauonderzoek. Hieruit is het volgende geconcludeerd: Binnen het huidige deelgebied 3 kunnen in de ondergrond (ten oosten van de Beekstraat) nog gebouwsporen of funderingsresten van de bebouwing aanwezig zijn vanaf in ieder geval de 19e eeuw, waarschijnlijk de 18e eeuw en wellicht de 17e eeuw of nog vroeger. De archeologische verwachting voor de middeleeuwen en nieuwe tijd is daardoor in dit deel van het plangebied hoog. Er worden hier dan ook resten van de oude dorpsbewoning verwacht. Het nederzettingspatroon bestond in deze tijd uit verspreid liggende groepjes van kleine boerderijen die vooral gesitueerd waren op of langs de kleine ruggen en kopjes in het dekzandgebied. In de nabijheid van een dergelijke boerderij lag het bouwland (huiskamp), de lagere delen werden als weide- en hooiland gebruikt. Uit de historische gegevens blijkt dat het gebied voor het grootste deel in gebruik was als bouw- en weiland. Daarnaast werd ook geconstateerd dat de bodem binnen de percelen aan de Marskant verstoord is door de aanwezigheid van bebouwing en onderkeldering (huidige deelgebied 2). Binnen dit deel is het bodemarchief verdwenen en hier zal dan ook geen vervolgonderzoek noodzakelijk is. Vanwege de onderkeldering van de voormalige bebouwing en de uitgevoerde saneringen is geadviseerd het deel van het plangebied vrij te geven voor wat betreft archeologie.

Beoordeeld is of de onderzoeken nog actueel zijn omdat ze deels meer dan twee jaar geleden zijn opgesteld. Gezien het laag-dynamische onderwerp en de constatering dat er in de tussentijd geen aanleidingen zijn geweest om aanvullend onderzoek uit te voeren, zijn de onderzoeken nog voldoende actueel.

Sinds het uitvoeren van het archeologisch onderzoek in 2007 is het westelijke deelgebied gesloopt en geëgaliseerd. Hier zullen dan ook geen archeologische waarden meer aanwezig zijn. Deelgebied 2 is in het verleden reeds vrijgegeven en er is geen reden om dit besluit te herzien. Op basis van topografisch kaartmateriaal lijken in het oostelijke deel, deelgebied 3 - ten oosten van de Beekstraat, geen bouwactiviteiten te hebben plaatsgevonden. De hoge archeologische verwachting voor dit deel van het plangebied kan dus worden gehandhaafd.

4.3.3.4 Vertaling naar planregels

Vanwege de aanwezige bodemverstoring is deelgebied 2 in het verleden reeds vrijgegeven. Voor dit deel hoeven geen planregels te worden opgenomen.

In deelgebied 3 kunnen archeologische resten aanwezig zijn die samenhangen met de historische kern van Hengelo. Op de Archeologische Waarden- en Verwachtingskaart van de gemeente Hengelo is deels sprake van een middelhoge archeologische verwachting en sprake van een hoge archeologische verwachting. Deze kaart is een generieke kaart waarbij naar vrij algemene bronnen is gekeken zoals geomorfologische kaarten, bodemkaarten en hoogtekaarten. Het uitgevoerde archeologische bureauonderzoek uit 2007 is een verdere verfijning van de Archeologische Waardenkaart en Verwachtingskaart en geeft een locatie-specifieke verwachting van het plangebied. De verwachting die in het bureauonderzoek is opgesteld is op detailniveau vastgesteld en prevaleert boven de Archeologische Waardenkaart en Verwachtingskaart.

Derhalve is in het oostelijke deel van het plangebied sprake van een hoge verwachting op het aantreffen van resten uit de historische kern. Hiervoor dienen dan ook planregels opgenomen te worden:

  • De historische kern van Hengelo (Waarde - Archeologie Zeer Hoog)

Voor het gebied van de historische kern is archeologisch onderzoek nodig bij bodemingrepen die dieper dan 40 cm en in omvang meer dan 100 m² groot zijn.

4.3.4 Cultuurhistorische waarden

Vanaf 1 januari 2012 is het verplicht om in ruimtelijke plannen rekening te houden met cultuurhistorische waarden. Om een stabiele en meer structurele basis te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening, is per 1 januari 2012 aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegevoegd dat gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen niet alleen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden onder de grond (archeologische waarden), maar ook met waarden boven de grond. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten maken van de cultuurhistorie in een bestemmingsplangebied, en daar conclusies aan moeten verbinden die in het bestemmingsplan verankerd worden.

Cultuurhistorische waarden omvatten meer dan alleen bouwhistorische objecten en monumenten waarop tot voorheen vaak alleen de aandacht lag in bestemmingsplannen. Door middel van een historisch-geografische inventarisatie dienen ook cultuurlandschappellijke structuren en elementen in beeld gebracht moeten worden, zoals oude infrastructuur, verkavelingsstructuren en elementen daarin zoals houtwallen, beeklopen en essen, en moet ook gedacht worden aan het stedenbouwhistorische karakter van wijken en gebieden. Belangrijk is om na te gaan wat het 'eigene' van een gebied is en om dat met al zijn elementen en structuren in beeld te brengen.

De resultaten van de inventarisatie worden gewogen, om een antwoord te geven op de vraag welke ruimtelijke ontwikkelingen in een gebied toelaatbaar worden geacht. Dit wordt vervolgens uitgewerkt binnen het instrument dat de burgers bindt: het bestemmingsplan.

De gemeente Hengelo heeft nog geen specifiek beleid dat de aanpassing van de Bro regelt. In dit bestemmingsplan wordt met de inventarisatie van cultuurhistorische waarden echter voorzien in de eisen volgens het Bro.

4.3.5 Cultuurhistorie in het plangebied
4.3.5.1 Historische ontwikkeling van het plangebied

Tot aan het begin van de 20e eeuw lag het plangebied op de grens van de historische kern van Hengelo en maakte het deel uit van de marke Woolde. Het westelijke deel van plangebied was ingericht als wei- en hooiland, het oostelijke deel lag aan een voorganger van de Beekstraat en was mogelijk reeds bebouwd. Met de verdere ingebruikname van de gronden rondom de historische kern van Hengelo verdween de oorspronkelijke structuur van het gebied. Binnen het plangebied zijn dan ook geen specifieke cultuurhistorische waarden aanwezig.

4.3.5.2 Historisch geografische kenmerken

Zoals vermeld zijn er geen historisch-geografische kenmerken en structuren in het plangebied meer aanwezig.

4.3.5.3 Gebouwde objecten en monumenten

Hengelo heeft 80 rijksmonumenten (RM), ca. 130 gemeentelijke monumenten (GM), 35 beeldbepalende gemeentelijk karakteristieke panden (BGKP) en een beschermd dorpsgezicht, Tuindorp 't Lansink. Daarnaast zijn door het rijk in het kader van de wederopbouw twee aandachtsgebieden aangewezen. Dit zijn de binnenstad en Klein Driene/de Noork. Inmiddels zijn in het buitengebied en in het beschermde Tuindorp 't Lansink ca. 500 karakteristieke objecten aangewezen. Tevens heeft de Erfgoedcommissie een lijst van waardevolle panden opgesteld. Deze objecten hebben geen juridische status, maar zijn bedoeld om de eigenaren bewust te maken van hun waardevol bezit.

Binnen het plangebied zelf zijn geen gebouwde monumenten en objecten aanwezig. Het erfgoed staat op de Cultuur Historische waardenkaart (www.hengelo.nl/cultuurwaarden).

4.3.5.4 Beleid en aanbevelingen cultuurhistorie

Voor wat betreft cultuurhistorische structuren en objecten gelden geen specifieke aanbevelingen.

4.4 Milieu

De gemeente verleent medewerking aan het initiatief om woningbouw mogelijk te maken op het nu braakliggende terrein tussen de Marskant, de Brugstraat, Beeksteeg en de Beekstraat en op een nu nog open terrein aan de Beekstraat naast de bioscoop. Het initiatief voorziet in de realisatie van in totaal ca. 34 woningen.

In het onderdeel vormvrije mer-beoordeling wordt gemotiveerd waarom er bij dit plan geen sprake is van zodanig belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu dat voorafgaand aan het plan een milieueffectrapport moet worden opgesteld.

In het onderdeel milieuaspectenstudie worden de milieuaspecten onderzocht die samenhangen met de inpassing van het plan in de omgeving: de toetsing aan milieuregelgeving en de vraag of sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

4.4.1 Bedrijven en milieuzonering

Om te voorkomen dat bedrijvigheid ter plaatse van woningen en andere gevoelige functies ontoelaatbare overlast veroorzaakt en om te voorkomen dat bedrijven onevenredige inspanningen moeten leveren om aan milieuregels te kunnen voldoen, moet tussen deze functies voldoende ruimtelijke scheiding worden aangehouden (zogenoemde milieuzonering.). De VNG uitgave Bedrijven en Milieuzonering (uitgave 2009; verder genoemd de VNG-richtlijn) geeft algemeen geaccepteerde richtlijnen voor zoneringsafstanden bij nieuwe ruimtelijke plannen.

Naast gewone woongebieden waarvoor de VNG-richtlijn zoneringsafstanden adviseert, worden in de richtlijn ook gebieden met sterke functiemenging onderscheiden, zoals bijvoorbeeld stadscentra of gebieden langs drukke invalswegen. In dergelijke gebieden heerst meer levendigheid en is meer achtergrondgeluid aanwezig. Van bewoners wordt verwacht dat ze deze levendigheid accepteren als onderdeel van het heersende goede woon- en leefklimaat.

Binnen een gebied met functiemenging wordt voor de bij dat gebied passende functies niet gewerkt met richtafstanden, maar wordt de inpasbaarheid beoordeeld aan de hand van drie categorieën:

  • categorie A: activiteiten die zodanig weinig milieubelastend zijn voor hun omgeving, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.
  • categorie B: activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, maar met een zodanige milieubelasting voor de omgeving dat deze bouwkundig zijn afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies.
  • categorie C: activiteiten uit categorie B waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.

Het plangebied ligt aan een drukke invalsweg (de Marskant) en maakt daarnaast deel uit van het centrumgebied van Hengelo. Daarom wordt het plangebied, net als de omliggende gebieden, beoordeeld als een gebied met functiemenging.

Hoe Hengelo het aspect geluid beoordeelt is vastgelegd in de Nota geluid, herziening 2015. Uitgangspunt is dat de geluidbelasting het goede woon-en leefklimaat niet mag verstoren. Voor de binnenstad geldt dat er levendigheid is. Enig hoorbaar geluid op gezette tijden is inherent aan het wonen in de binnenstad. Er mag van worden uitgegaan dat bewoners van de binnenstad over het algemeen bewust hebben gekozen voor wonen in het centrum en voor de levendigheid en voor het wat hogere geluidniveau dat daarbij hoort. En wat hoger geluidniveau op gezette tijden is dan ook onderdeel van het (goede)woon- en leefklimaat. Daarom geldt voor dit gebied, anders dan voor andere gebieden, geen ambitiewaarde maar alleen een plafondwaarde van 55 dB(A) etmaalwaarde (55 dB(A) etmaalwaarde = 55 dB(A)overdag, 50 dB(A) 's-avonds en 45 dB(A) 's-nachts.). Rond het nachthorecagebied wordt voor de geluidbelasting van de gevel geen strafcorrectie voor herkenbaar muziekgeluid toegepast. Voor het binnenniveau in de woning wordt in verband met mogelijke slaapverstoring de straffactor voor herkenbaar muziekgeluid wel in de beoordeling betrokken.

Beoordeling omliggende bedrijvigheid

Het plan betreft het realiseren van ca. 34 woningen; 29 woningen in de Brugstraat-locatie en 5 woningen in de Beekstraat locatie (de groene vlakken in het kaartje hieronder).

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0140-0101_0013.png"

Ligging van de planlocaties (groen) ten opzichte van omliggende bestemmingen/activiteiten.  

De Beekstraat-locatie ligt aanpandig met een pand met de bestemming Centrum. Verder liggen rond de locaties gronden en gebouwen met de bestemmingen Centrum, Maatschappelijk en Bedrijven. Binnen de bestemmingen Centrum en Maatschappelijk zijn slechts categorie A-activiteiten toegestaan. Op de bedrijvenbestemming zijn cat. A, B en C-activiteiten toegestaan. Het zijn dan ook activiteiten die passen binnen een gebied met functiemenging. Het projecteren van woningen in de nabijheid van deze bestemmingen is dan ook niet strijdig met een goede ruimtelijke ordening.

Op de beoordeling van de effecten van de bioscoop en de discotheken Vios en De Nul wordt hieronder verder ingegaan.

Bioscoop

Bij de milieu-melding voor de vestiging van de bioscoop in 2002 is een akoestisch onderzoek gevoegd. Door de woningen aan de Beekstraatlocaties komt het beoordelingspunt voor de geluidnormen dichter bij de bioscoop te liggen. Uit het akoestisch onderzoek kan echter worden afgeleid dat in de representatieve bedrijfssituatie de plafondwaarden uit het gemeentelijk geluidbeleid ook op de geprojecteerde woningen niet worden overschreden. Het toevoegen van de woningen vormt voor de bioscoop dan ook geen belemmering voor de bedrijfsvoering.

Discotheek Vios

Eind jaren 90 is het pand van de discotheek door brand grotendeels verwoest en daarna opnieuw opgebouwd. Bij die nieuwbouw is goed rekening gehouden met de geluiduitstraling en met de geldende normstelling. Bij de milieu-melding voor de nieuwe ingebruikname is een akoestisch onderzoek gevoegd ook uit 1999. Uit dat onderzoek blijkt dat ter plaatse van de voorgenomen nieuwbouw ruimschoots kan worden voldaan aan plafondwaarde van 55 dB(A) etmaalwaarde.

Discotheek De Nul

Van discotheek de Nul was een akoestisch onderzoek uit 2002 beschikbaar. Dit onderzoek gaf evenwel onvoldoende informatie om de effecten op de nieuwbouw te kunnen beoordelen. Daarom is ten behoeve van dit plan een nieuw akoestisch onderzoek uitgevoerd door Munsterhuis Geluidsadvies: Akoestisch onderzoek discotheek De Nul / Appartementen Marskant, nummer 20.049 d.d. 4 juni 2020 (bijlage 4). In het onderzoek is in eerste instantie uitgegaan van een geluidniveau binnen in De Nul van maximaal 100 dB(A). Bij een dergelijk binnenniveau blijkt ter plaatse van de voorgenomen woningen op beide locaties de plafondwaarde uit het geluidbeleid in de nachtperiode met ca. 18 dB wordt overschreden. Een dergelijke geluidbelasting is vanuit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening onaanvaardbaar. Er zijn dan ook maatregelen nodig om de geluidbelasting terug te dringen.

1) Maximaal binnenniveau in de discotheek

Om aan de plafondwaarde op de woningen te kunnen voldoen, zou het binnenniveau moeten worden teruggebracht tot 82 dB(A). Dat is het geluidniveau van een café met achtergrondmuziek; voor een discotheek is dit geen realistisch optie. De Nul is een discotheek met een relatief klein vloeroppervlak. Een geluidniveau van 100 dB(A) lijkt niet nodig. Voor een goede “muziekbeleving” bij het publiek is naar verwachting een niveau van 95 dB(A) voldoende. De bedrijfsvoering wordt door een maximumniveau van 95 dB(A) dan ook niet onevenredig beperkt. Ook gelet op de volksgezondheid, het voorkomen van gehoorschade, is een niveau van 95 dB(A) te prefereren. Daarnaast is de geluidwering van het pand matig. Al deze argumenten maken dat in redelijkheid kan worden gevraagd dat de hinnenniveau wordt beperkt tot een niveau van maximaal 95 dB(A). Dit kan worden vastgelegd in de vorm van een maatwerkvoorschrift. Het terugbrengen van het binnenniveau tot 95 dB(A) is onvoldoende om een acceptabele situatie te creëren. Er zijn meer maatregelen nodig (zie bijlage 1).

2) Geluidwerende muur/wand langs De Nul

Een maatregel met veel effect is een muur/geluidscherm langs het gebouw van De Nul aan de kant van de voorgenomen nieuwbouw op de Brugstraat - locatie. De aanpandige woning aan De Nul, het adres Brugstraat 3, behoort tot het plan en zal worden afgebroken. Ter plaatse van dit pand zal de wand van het pand van De Nul moeten worden hersteld dan wel zal er een nieuwe wand gerealiseerd moeten worden. Voorgesteld wordt om deze wand op hoogte (d.w.z. 6 meter hoog) door te trekken langs het pand van de Nul, in totaal over een lengte van ca. 23 meter. Hierdoor ontstaat een afscherming die de geluidbelasting bij de woningen aanzienlijk terugdringt. De reductie door de muur/geluidscherm echter niet voldoende om een acceptabele situatie te creëren. Ook bij de bron, de Nul, zijn enkele maatregelen nodig.

3) Vervangen houten paneel in de gevel

In de gevel van de Nul aan de Brugstraat bevindt zich een houten paneel. Vermoedelijk was dit voorheen een raam. Vanwege onvoldoende massa is de geluidwering van dit paneel beperkt. Het houten paneel zal moeten worden vervangen door een gemetselde muur

4) Vervangen van een niet gedempte ventilatie-opening

Aan de zuidzijde van het pand bevindt zich in het dak een ventilatieopening zonder enige demping. Dit is een groot geluidlek. Deze ventilatie opening moet worden vervangen door een isolerende unit die (geforceerd) frisse lucht binnenbrengt.

5) Gesloten houden van de deur van de ingang

Voor de Beekstraatlocatie blijkt de voordeur van De Nul de belangrijkste geluidbron. In de huidige praktijk staat de deur vaak open en geeft een relatief hoge geluidemissie aan de kant van de Beekstraat. Het is niet onredelijk om te vragen de deur gesloten te houden en gebruik te maken van een sluis. Dit een bedrijfsvoering die van een discotheek gevraagd kan worden, gelet op de uitstraling naar de omgeving.

Met deze vijf maatregelen kan het geluidniveau op de gevels van de geprojecteerde woningen met ongeveer 15 dB worden teruggebracht. Er resteert dan een geluidbelasting tot maximaal 42 dB(A). Dit is iets lager dan de plafondwaarde uit het geluidbeleid. Daarbij is echter nog geen rekening gehouden met de 10 dB strafcorrectie die op grond van de Handleiding meten en rekenen industrielawaai moet worden toegepast als er sprake is van herkenbare muziek. Bij een niveau van 42 dB(A) is muziekgeluid zeker herkenbaar en zou de strafcorrectie moeten worden toegepast. Op grond van het geluidbeleid hoeft in en om het nachthoreca gebied bij het geluid op de gevel geen rekening te worden gehouden met de strafcorrectie. Bewoners die er voor kiezen om in dit deel van de binnenstad te gaan wonen, zullen over het algemeen een wat grotere tolerantie hebben ten aanzien van geluid en rumoer. Binnen in de woning moet echter wel rekening worden gehouden met de hinderlijkheid van herkenbare muziek en het effect dat dat heeft op slaapverstoring. Omdat dit nieuwe woningen betreft, kan er bij de bouw van de woningen rekening worden gehouden met de hogere geluidniveaus. Het is dan ook wenselijk dat de geluidwering van de woningen wordt gebaseerd op het geluidniveau inclusief 10 dB strafcorrectie voor herkenbare muziek. Voor de hoogst belaste gevels betekent dat een geluidwering van ten minste 27 dB. Met deze geluidwering, zal er in de woning hoogstwaarschijnlijk geen sprake zijn van herkenbaar muziekgeluid en is slaapverstoring niet aannemelijk.

Vanwege de rechtszekerheid is nodig om de voorgestelde maatregelen vast te leggen. Dit zal als volgt gebeuren:

  • De maatregelen die de Nul moet treffen, de maatregelen 1, 3, 4 en 5 en de hogere geluidnormen op de gevels van de nieuwbouw, zullen worden vastgelegd in maatwerkvoorschriften krachtens het Activiteitenbesluit die gaan gelden voor De Nul. De maatregelen vergen geen heel grote investeringen en vormen nauwelijks een belemmering op de bedrijfsvoering. Mede gelet op de matige geluidwering van het pand, zijn dit maatregelen die dan ook in redelijkheid gevraagd kunnen worden.
  • De verplichting om een de geluidwerende muur te realiseren zal in de bestemmingsplanregels worden vastgelegd als een voorwaardelijk verplichting met betrekking tot de functie wonen in het plangebied.
  • Ook de noodzakelijke geluidwering om te kunnen voldoen aan het wettelijk binnenniveau zal als voorwaardelijke verplichting in de regels worden vastgelegd. Bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen voor de nieuwbouw zal een akoestisch onderzoek moeten worden overgelegd waarmee wordt aan getoond dat de geluidwering van de gevels, uitgaande van de geluidnormen die in de maatwerkvoorschriften zijn vastgelegd, voldoende is om aan de binnenwaarde van 35 dB(A) etmaalwaarde te kunnen voldoen.
4.4.2 Beoordeling omgevingslawaai

Beide locaties liggen in de omgeving van het nachthorecagebied. Vooral de woningen op de Beekstraatlocatie liggen aan een straat waar zich de twee eerdergenoemde discotheken en de bioscoop bevinden. Dat betekent dat op uitgaansavonden veel uitgaanspubliek op straat aanwezig is. Het publiek veroorzaakt op uitgaansavonden een relatief hoog achtergrond geluidniveau, met daarbij pieken van veroorzaakt door geschreeuw. De extra geluidwering die nodig is vanwege het geluid afkomstig van De Nul zal er ook voor zorgen dat van het omgevingslawaai door uitgaanspubliek minder hinder wordt ondervonden. En vanwege die extra geluidwering is er ook ten aanzien van dit aspect in de woningen naar verwachting sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

4.4.3 Bodem

In het kader van de ontwikkeling van het plan Herontwikkelingslocaties Brugstraat en Beekstraat te Hengelo is een bodemtoets uitgevoerd. Het ontwikkelgebied Brugstraat (1) is gelegen tussen de Marskant, Brugstraat, Beekstraat en de Beeksteeg. Dit ontwikkelgebied heeft een oppervlakte van circa 1.785 m2 is onderdeel van het kadastrale percelen O1608, O1762, O1858, O1859, O3928, O4487, O4746 en O4747. Ontwikkelgebied Beekstraat (2) is gelegen tussen de Brugstraat en de Beekstraat grenzend aan Brugstraat 5. Dit ontwikkelgebied heeft een oppervlakte van 329 m2 is onderdeel van het kadastrale perceel O5064. Beide gebieden zijn in onderstaande afbeelding weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0140-0101_0014.png"

Bodemonderzoek


Vooruitlopend op de bestemmingsplanwijziging en de geplande nieuwbouw is een bodemonderzoek uitgevoerd (Verkennend en nader bodemonderzoek Beekstraat en Brugstraat te Hengelo; Lycens; 2018-0350; 14 december 2018). Zie bijlage 3 .

Op basis van het bodemonderzoek is gebleken dat in de bodem voornamelijk licht verhoogde waarden met diverse zware metalen, PAK en/of PCB zijn aangetoond.

Ter plaatse van de Beekstraat bevat zowel de aanwezige puinlaag als de daaronder gelegen bodemlaag asbest. De gewogen concentraties benaderen en/of overschrijden de interventiewaarde niet. Op de locatie aan de Brugstraat bevat de puinhoudende bodem geen asbest.

Ter plaatse van de locatie aan de Brugstraat bevindt zich op het oostelijk terreindeel een sterke verontreiniging met lood. De omvang van deze sterke verontreiniging is ingeschat op circa 11 m3. Er is op basis van de beschikbare gegevens geen sprake van een geval van ernstige Bodemverontreiniging. Formeel geldt voor een niet-ernstig geval geen saneringsnoodzaak. Geadviseerd wordt om bij de herontwikkeling van de locatie en verontreiniging te saneren. Voorafgaand aan de sanering dient een plan van aanpak te worden opgesteld en te worden ingediend bij de Bevoegd gezag Wbb (gemeente Hengelo).

Conclusie

Op basis van de onderzoeksresultaten wordt geconcludeerd, dat de locatie geschikt wordt geacht voor de beoogde bestemming en ontwikkeling. Wel wordt geadviseerd om bij de herontwikkeling van de locatie en aangetroffen lood-verontreiniging te saneren.

4.4.4 Geluid

De Wet geluidhinder definieert zones langs industrieterreinen, wegen en spoorwegen. Bij het realiseren van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen een zone moet een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd en moet de wettelijke geluidgrenswaarde in acht worden genomen.

Daarnaast hanteert de gemeente, zoals eerder genoemd, de 'Nota geluid, herziening 2015 om te beoordelen in hoeverre de geluidbelasting het goede woon- en leefklimaat niet verstoord. Daarbij zijn vijf gebiedstypen onderscheiden:

  • Wonen;
  • Binnenstad en winkelgebieden;
  • Industrie en bedrijven;
  • Buitengebied en stadsparken;
  • Verkeerszones.

Per gebiedstype zijn ambitie- en plafondwaarden vastgesteld. De ambitiewaarde is het geluidniveau dat wordt nagestreefd. De plafondwaarde is het maximale niveau dat onder voorwaarden kan worden toegestaan.

Wegverkeerslawaai

De ontwikkelingen vinden plaats binnen de wettelijke zone van de Marskant. Er is daarom een akoestisch onderzoek uitgevoerd: Akoestisch onderzoek Marskant, d.d. 31 maart 2020. Dit onderzoek is als bijlage 5 bijgevoegd.

In onderstaande afbeelding is weergegeven wat de berekende geluidbelasting is op basis van de geprognosticeerde verkeersintensiteit in 2030.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0140-0101_0015.jpg"

De eerstelijns bebouwing langs de Marskant ligt in het gebiedstype 'verkeerszone'. De ambitiewaarde voor een verkeerszone is 58 dB; de plafondwaarde 63 dB. De andere woningen liggen in het gebiedstype binnenstad en winkelgebied; de ambitiewaarde voor dit gebied is 53 dB; de plafondwaarde 63 dB. Uit de berekeningen blijkt dat aan de plafondwaarden kan worden voldaan. Het college is van plan van zijn bevoegdheid gebruik te maken om een hogere grenswaarde van 62 dB vast te stellen voor de eerste lijns-bebouwing langs de Marskant en van 53 dB voor de woningen grenzend aan de Brugstraat. Daarbij is getoetst aan de voorwaarden die zijn gesteld in paragraaf 5.2.2 van de Nota geluid, herziening 2015:

  • De Marskant is al voorzien van geluidreducerend asfalt. In theorie is een wegdektype met een groter geluidreducerend effect mogelijk. Gezien het relatief grote aandeel zwaar verkeer (OV-bussen) is het effect hiervan echter beperkt; ook om onderhoudstechnische redenen is een sterker reducerend wegdektype niet wenselijk.
  • De ontwikkeling vult een open plaats in tussen bestaande bebouwing.
  • De aaneengesloten woningen langs de Marskant geven afscherming voor het achtergelegen gebied.
  • De achtergevels van de woningen en de buitenruimte aan de achterkant is geluidluw (d.w.z. er wordt voldaan aan ambitiewaarde voor binnenstad en winkelgebied = 53 dB).

Zoals hiervoor opgemerkt wil het college voor de woningen langs de Marskant een hogere grenswaarde vaststellen van 62 dB. Op grond van het Bouwbesluit moet de geluidwering van de gevels zodanig worden uitgevoerd dat op grond van de geluidbelasting zonder aftrek (= 67 dB) kan worden voldaan aan een niveau van 33 dB in de woning. Dat betekent dat de gevels aan de kant van de Marskant een geluidwering moeten bezitten van minimaal 34 dB. Dat betekent dat vooral aan ramen en deuren behoorlijke maatregelen moeten worden getroffen. Eventuele ventilatievoorzieningen in die gevels zullen geluidwerend moeten worden uitgevoerd. Voor de woningen die liggen aan de Brugstraat hoeven naar verwachting niet of nauwelijks extra maatregelen worden getroffen. Bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen moet een akoestisch onderzoek worden overgelegd waarmee wordt aangetoond dat de maatregelen en voorzieningen voldoende zijn om de benodigde geluidwering te bereiken.

De andere wegen rond het plangebied, de Brugstraat, de Beeksteeg en de Beekstraat zijn 30 km-wegen en kennen geen wettelijke zone. De verkeersintensiteit op deze wegen is beperkt. De geluidbelasting veroorzaakt door het verkeer op deze straten is daarom buiten beschouwing gelaten.

Industrielawaai

Het plangebied ligt niet in de zone van een geluidgezoneerd industrieterrein. Het aspect industrielawaai is daarom niet van belang.

Railverkeerslawaai

Het plangebied ligt op circa 195 meter van het spoortraject Hengelo – Almelo en daarmee binnen de wettelijke zone van het spoor. Tussen het spoor en het plangebied liggen echter hoge gebouwen. Zonder berekeningen en op basis van de EU-geluidkaart kan zonder verdere berekeningen worden vastgesteld dat het railverkeerslawaai ruim onder de ambitiewaarde van 58 dB blijft.

Luchtvaartlawaai

Het plangebied ligt ruim buiten de zone van het vliegveld Twente. Het aspect luchtvaartlawaai is daarom niet van belang.

4.4.5 Stikstofdepositie

Het plangebied ligt op ruim vier kilometer van het Lonnekermeer, een Natura 2000-gebied. De woningen zullen niet op het aardgasnet worden aangesloten. In de gebruiksfase zal de stikstofemissie als gevolg van stoken en koken op aardgas dan ook nihil zijn. Verder is onderzocht of de verkeersbewegingen van auto's met een verbrandingsmotor van en naar die woningen een significante stikstofdepositie geven op het natuurgebied. Omdat het woningen betreft die in het centrum zijn gelegen is bij berekening is daarom uitgegaan van één auto met verbrandingsmotor per woning.

Een berekening met de rekentool Aerius laat zien dat deze autobewegingen geen significante stikstofdepositie geven op het Lonnekermeer (zie bijlage 6).

De stikstofemissie in de bouwfase is niet in de beoordeling betrokken; dat gebeurt bij de beoordeling van de aanvragen voor omgevingsvergunningen voor het bouwen. Bij het beoordelen van deze aanvragen zal worden nagegaan in hoeverre door deze activiteit significante stikstofdepositie wordt veroorzaakt.

4.4.6 Externe veiligheid

Externe veiligheid omvat het beheersen van de risico's voor de omgeving door de productie, de opslag en het gebruik van gevaarlijke stoffen (binnen bedrijven) en door het transport van gevaarlijke stoffen (via wegen, waterwegen, spoorwegen en buisleidingen). De externe veiligheidsrisico's worden enerzijds bepaald door de mogelijke effecten die een calamiteit met gevaarlijke stoffen kan hebben en anderzijds door de kans dat een calamiteit optreedt.

De normering voor de externe veiligheid rond bedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). De normering voor de externe veiligheid langs rijkswegen en spoorwegen is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Voor buisleidingen is de normering voor externe veiligheid vastgelegd in het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen (Bevb).

Het externe veiligheidsrisico wordt uitgedrukt in twee grootheden, het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Aan het plaatsgebonden risico is een wettelijke contour verbonden waarbinnen geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden geprojecteerd. Het groepsrisico is de kans dat een groep personen dodelijk wordt getroffen door een incident met gevaarlijke stoffen.

Risicovolle bedrijven
In de omgeving van het plangebied bevinden zich geen risicovolle bedrijven.

Vervoer van gevaarlijke stoffen
Het plangebied ligt op circa 195 meter van het spoortraject Hengelo – Almelo. Over dit traject worden gevaarlijke stoffen vervoerd, vooral brandbare vloeistoffen en brandbare gassen. Gelet op de afstand is het plasbrandscenario (brandbare stoffen). Het gebied ligt aan de buitenkant van het explosiescenario (brandbaar gas). Het gebied wordt echter afgeschermd door verschillende hoge gebouwen die liggen tussen het gebied en het spoor. In de praktijk zal dit scenario in het gebied nauwelijks effect hebben. Het plangebied ligt ook binnen de zone waarin een calamiteit met toxische stoffen relevante effecten kan hebben. Van deze stoffen worden slechts heel beperkte hoeveelheden vervoerd; het risico op een dergelijk scenario is dan ook heel klein. De maatregelen bij een dergelijke calamiteit zijn ramen en deuren sluiten en ventilatie uitschakelen. Extra voorzieningen zijn niet nodig; de reguliere brandweerzorg volstaat.

4.4.7 Luchtkwaliteit

In titel 5.2 van de Wet milieubeheer zijn de luchtkwaliteitseisen opgenomen die het bevoegd gezag bij het nemen van ruimtelijke en infrastructurele besluiten in de besluitvorming moet betrekken.
Indien het project:

  • a. niet leidt tot overschrijdingen van de grenswaarden en/of;
  • b. niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit en/of;
  • c. niet in betekenende mate' bijdraagt aan verslechtering van de luchtkwaliteit en/of;
  • d. onderdeel is van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit;\

    is luchtkwaliteit geen belemmering voor het plan. Een woningbouwplan draagt op grond van de ministeriële regeling niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit als minder dan 1500 woningen worden gerealiseerd. Voorliggend plan ligt ruim onder deze grens. Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering.
4.4.8 (Radar)Obstakel- en verstoringsgebieden

Het plangebied ligt op circa acht kilometer afstand van het radarstation Twente. Om een ongestoord functioneren van de radar- en communicatieapparatuur te waarborgen, gelden op grond van artikel 2.4 van de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening in de omgeving van het radarstation beperkingen met betrekking tot de bouwhoogte. Binnen het plangebied wordt geen hoogbouw toegestaan. Dit aspect speelt in de beoordeling daarom geen rol.

4.4.9 Vormvrije mer-beoordeling

Wettelijk kader

Uit de Wet milieubeheer in samenhang met het Besluit milieueffectrapportage (Besluit mer) volgt dat voorafgaand aan de vaststelling van een bestemmingsplan dat voorziet in “de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject” (kolom 1 van onderdeel D 11.2 van de bijlage bij het Besluit mer) beoordeeld moet worden of er zodanige belangrijke nadelige milieueffecten zijn te verwachten dat het nodig is om eerst een milieueffectrapport (MER) op te stellen. Bij de beoordeling moeten de criteria worden betrokken uit bijlage III van de mer-richtlijn.

De omvang van het project ligt ruim onder de drempelwaarden genoemd in kolom 2 van onderdeel D 11.2 van de bijlage bij het Besluit mer waarboven een formele mer-beoordeling nodig is.

Op grond van artikel 7.19 Wet milieubeheer moet het bevoegd gezag voorafgaand aan de ter inzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan beslissen of er vanwege belangrijke nadelige milieugevolgen van het plan een milieueffectrapport nodig is. Bij deze afweging moet rekening worden gehouden met de relevante criteria uit bijlage III van de mer-richtlijn:

  • de fysieke kenmerken van de activiteit;
  • de locatie van de activiteit, met bijzondere aandacht voor de kwetsbaarheid van het milieu in gebieden waarop de activiteit van invloed kan zijn;
  • de waarschijnlijk belangrijke gevolgen die de activiteit voor het milieu kan hebben, met specifieke aandacht, voor zover van toepassing, voor de gevolgen van emissies en productie van afvalstoffen en voor het gebruik van natuurlijke hulpbronnen (met name, bodem, land, water en biodiversiteit);
  • de eventuele maatregelen die zijn getroffen om nadelige gevolgen voor het milieu te vermijden of te voorkomen.

Locatie en kenmerken van het plan

Het plangebied betreft het braakliggende terrein omsloten door de Marskant, de Brugstraat, de Beeksteeg en de Beekstraat. De winkels en woningen die voorheen op dit terrein aanwezig waren zijn jaren geleden gesloopt. Het terrein is een tijdlang in gebruik als parkeerterrein. Het voornemen is om op het terrein ca. 30 woningen (4 bouwlagen langs de Marskant en 3 bouwlagen langs de Brugstraat) mogelijk te maken.

Beoordeling en motivering

Met het plan wordt zoals gezegd de bouw van ca. 30 woningen gefaciliteerd. Voor wat betreft de aspecten verkeer, geluid, luchtkwaliteit, ecologie, bodem en water zijn geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu te verwachten. De (lokale) milieugevolgen worden onderzocht in de milieuaspectenstudie (hoofdstuk 3). De betreffende gronden zijn de laatste jaren, zoals gezegd, in gebruik als parkeerplaats. Ten opzichte van het huidige gebruik, is het dan ook niet te verwachten dat het plan belangrijke negatieve gevolgen heeft voor de biodiversiteit. In de toelichting van het bestemmingsplan worden beschreven:

  • de flora en faunatoets;
  • de watertoets;
  • archeologische aspecten.

Het bouwbesluit stelt in afdeling 5.2 eisen aan de milieubelasting van de toe te passen bouwmaterialen. Om die reden is het niet aannemelijk dat er als gevolg van de toe te passen bouwmaterialen belangrijke nadelige milieugevolgen zijn te verwachten. Op grond van de gaswet is het niet toegestaan om de nieuw te bouwen woningen aan te sluiten op het aardgasnet. In de gebruiksfase zal dan ook weinig verbranding van brandstoffen plaatsvinden en is de emissie van stikstofoxiden gering. In de milieuaspectenstudie wordt beschreven dat een berekening met de Aerius-rekentool laat zien dat er als gevolg van de verkeersbewegingen van en naar de nieuwe woningen geen significante stikstofdepositie op het dichtstbij gelegen Natura 2000-gebied Lonnekermeer plaatsvindt.
Ook de stikstofdepositie tijdens de bouwfase zal zodanig beperkt kunnen worden dat hierdoor geen significante stikstofdepositie plaatsvindt. De uiteindelijke beoordeling hiervan gebeurt bij de beoordeling van de omgevingsvergunningaanvraag voor het bouwen.

Conclusie

Gelet op:

  • de kenmerken en locatie van het plan;
  • de (beperkte) gevolgen die het plan naar verwachting voor het milieu kan hebben;
  • de relevante beoordelingscriteria hierbij uit bijlage III van de mer-richtlijn;
  • voorgaande overwegingen;

wordt geconcludeerd dat het plan naar verwachting geen zodanig belangrijke gevolgen voor het milieu zal hebben dat voorafgaand aan de vaststelling van het plan een milieueffectrapport moet worden opgesteld.

4.5 Economische uitvoerbaarheid

De ontwikkeling van het plangebied betreft een particulier initiatief (van Welbions). De kosten die verband houden met de uitvoering van het plan komen voor rekening van de initiatiefnemer. De ambtelijke kosten die verband houden met de bestemmingsplanherziening zijn verdisconteerd in het onderhandelingsresultaat dat is vastgelegd in een overeenkomst tussen gemeente en initiatiefnemer. In verband hiermee kan worden geconcludeerd dat het plan economisch uitvoerbaar is. Aangezien het kostenverhaal anderszins verzekerd is, hoeft de raad geen exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 Wro vast te stellen.

Hoofdstuk 5 Het bestemmingsplan

5.1 Het digitale bestemmingsplan

Volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt een bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting langs elektronische weg vastgelegd. Het bestemmingsplan wordt in die vorm ook vastgesteld, tegelijk met een volledige analoge verbeelding van het bestemmingsplan op papier. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.

Het Bro laat echter de feitelijke digitale werkwijze voor een groot gedeelte over aan een ministeriële regeling, de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012, met de daarbij behorende standaarden. Het gaat daarbij om de inrichting, de vormgeving, de verbeelding, de beschikbaarstelling, de authenticiteit, de integriteit, de volledigheid, de vaststelling en de bekendmaking van de digitale ruimtelijke informatie. De regeling bestaat uit een set normen (die verplicht zijn voorgeschreven) en een pakket aan praktijkrichtlijnen die uitleggen hoe de verplichte normen toegepast kunnen worden.

Voorliggend bestemmingsplan voldoet aan alle verplichte onderdelen van de standaarden.

5.2 Planopzet

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en bijbehorend GML-bestand waarin de geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat. Het .GML-bestand en de regels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

1. Inleidende regels;

2. Bestemmingsregels;

3. Algemene regels;

4. Overgangs- en slotregels.

In het navolgende worden de regels per hoofdstuk toegelicht.

5.2.1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied.

5.2.1.1 Begrippen

Dit artikel bevat de definities van de in de regels gebruikte begrippen, waarmee een eenduidige interpretatie van deze begrippen is vastgelegd.

5.2.1.2 Wijze van meten

De "wijze van meten" geeft onder meer regels waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

5.2.2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de verbeelding is de bestemming aangegeven. In de regels is onder andere aangegeven welk gebruik is toegestaan, wat er gebouwd mag worden en wat verboden is. Hieronder worden de verschillende bestemmingen en dubbelbestemmingen toegelicht.

5.2.2.1 Wonen

Op de gronden met de bestemming Wonen is het toegestaan om woningen te realiseren.

Op de verbeelding zijn onder andere bouwgrenzen, maximale bouwhoogte en maximaal aantal wooneenheden opgenomen.

Gelet op het feit dat de appartementen aan de Brugstraat dicht bij discotheek de Nul worden gerealiseerd dient het geluid van de discotheek afgeschermd te worden. Om deze reden wordt er een voorwaardelijke verplichting opgenomen om er voor te zorgen dat er een geluidswal van 6 meter hoog wordt gerealiseerd. Naast de realisatie van de geluidswal worden er nog andere maatregelen getroffen. zie paragraaf 4.4.4.

5.2.2.2 Verkeer-Verblijfsgebied

Gronden met de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied zijn veelal bedoeld voor woonstraten, woonerven, voet- en rijwielpaden. Ook pleinen en dergelijke worden onder deze bestemming geschaard. Deze bestemming richt zich met name op langzaam verkeer en draagt het karakter van een verblijfsgebied. Vaak zijn dit wegen waar maximaal 30 km/uur mag worden gereden.

5.2.2.3 Waarde - Archeologie zeer hoog

Op de gronden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie Zeer Hoog zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van archeologische waarden.

5.2.3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze gelden voor het gehele plangebied.

5.2.3.1 Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel is opgenomen om ervoor te zorgen dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing wordt gelaten.

5.2.3.2 Algemene gebruiksregels

Dit artikel regelt enkele aspecten met betrekking tot het gebruik van gronden.

5.2.3.3 Algemene aanduidingsregels

Dit artikel regelt enkele aspecten met betrekking tot de gebruikte aanduidingen.

5.2.3.4 Algemene procedureregels

In dit artikel is de procedure beschreven die gevolgd moet worden bij een uitwerking of wijziging van het plan, dan wel het stellen van nadere eisen.

5.2.3.5 Overige regels

Dit artikel regelt de afstand van bebouwing tot de Rijksweg. Verder zijn aanvullende bepalingen opgenomen met betrekking tot het parkeren, laden en lossen.

5.2.4 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 bevat regels omtrent overgangsrecht en de slotregel. Deze gelden voor het hele plangebied.

5.2.4.1 Overgangsrecht

Dit artikel regelt ten aanzien van gebouwen en van gebruik dat bestaande gebouwen of bestaand gebruik dat afwijkt van het plan, onder voorwaarden mag worden voortgezet.

5.2.4.2 Slotregel

In dit artikel staat de naam van het bestemmingsplan.

5.3 Handhaving van het plan

Het ontwikkelen van beleid en de vertaling hiervan in een bestemmingsplan heeft weinig zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan de regels van het plan niet gehandhaafd (kunnen) worden. Daarom is het belangrijk al tijdens het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de opgestelde regels. Hierbij is een aantal punten in het bijzonder van belang:

  • 1. Voldoende kenbaarheid van en draagvlak voor het bestemmingsplan

Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden, indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund wordt door de gebruikers van het bestemmingsplan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is om die reden wenselijk. Uiteraard zal niet iedereen zich kunnen vinden in elk onderdeel van het plan.

  • 2. Realistische en inzichtelijke regeling

Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn. Dat wil zeggen, dat het plan niet onnodig beperkend of inflexibel dient te zijn. De regels dienen niet meer, maar ook niet minder te regelen dan noodzakelijk is.

  • 3. Actief handhavingsbeleid

Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle op de feitelijke situatie in het plangebied. Indien de regels worden overtreden moeten adequate maatregelen worden getroffen. Indien dit wordt nagelaten ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid.

5.4 Inspraak, vooroverleg en verder verloop van de procedure

5.4.1 Vooroverleg

Ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening plegen burgemeester en wethouders, waar nodig, overleg met de nader in dit artikel genoemde instanties en functionarissen. Van plan tot plan dient te worden beoordeeld met wie dit overleg dient plaats te vinden. Daar er sprake is van een nieuwe invuling van het gebied, zal vooroverleg worden gevoerd met de provincie en andere overleginstanties.

Het onderhavige bestemmingsplan besproken in het zogeheten 'Ruimtelijk overleg met de provincie Overijssel'.

Het plan is in het kader van vooroverleg voorbesproken en afgestemd met het Waterschap Vechtstromen.

5.4.2 Verder verloop van de procedure

Conform de gemeentelijke inspraakverordening en het gestelde in de Wet ruimtelijke ordening zullen de volgende stappen worden ondernomen:

  • 4. van gemeentewege wordt bekeken of het noodzakelijk is om in het kader van art. 3.1.1 Bro vooroverleg te voeren met de provincie Overijssel, instanties en functionarissen;
  • 5. de reacties uit eventueel vooroverleg worden verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan;
  • 6. het ontwerpbestemmingsplan wordt voorgelegd aan het college van burgemeester en wethouders;
  • 7. 1e ter inzage legging: het ontwerpbestemmingsplan komt gedurende 6 weken ter inzage te liggen, zienswijzen kunnen worden ingediend bij de gemeenteraad;
  • 8. het ontwerpbestemmingsplan wordt gezamenlijk met de eventueel ingediende zienswijzen voorgelegd aan de gemeenteraad. Deze stelt het plan eventueel inclusief wijzigingen vast;
  • 9. 2e ter inzage legging: het vastgestelde bestemmingsplan ligt gedurende 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is beroep mogelijk bij de Raad van State; indien geen beroep is ingesteld bij de Raad van State treedt de beslissing van de gemeenteraad in werking daags na afloop van de beroepstermijn.