Plan: | Buitengebied, Deldenerdijk 55 en Wolfkaterweg 31 |
---|---|
Status: | voorontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0164.BP0146-0101 |
De ontwikkelingen in de landbouw gaan verder. Daarbij komen agrarische gebouwen vrij en verliezen hun functie. Door aankoop is Twickel eigenaar geworden van een gedeelte van het erf Deldenerdijk 55. Op Wolfkaterweg 31 (Erve Kerkveld) staakt de agrariër zijn activiteiten. Beide erven liggen in de buurtschap Beckum. Op beide erven staan gebouwen die overtollig zijn. Enkele bevatten asbest. Reden voor Twickel een plan voor de herinrichting op te stellen. Dit voorziet in de sloop van de overtollige gebouwen, de erven opnieuw inrichten met verbetering van de landschappelijke kwaliteiten.
In grote lijnen gaat het om de volgende werkzaamheden:
Met dit bestemmingsplan wordt de bestemming van de percelen Deldenerdijk 55 en Wolfkaterweg 31 gewijzigd.
De bestemming van perceel Deldenerdijk 55 (kadastraal bekend gemeente Hengelo, sectie F, nummers 1879 en 1886 -beide gedeeltelijk) wordt gewijzigd van "Agrarisch met waarden - agrarische functie met natuur- en landschapswaarden" naar "Wonen" en "agrarisch met waarden - agrarische functie met natuur- en landschapswaarden" om zo de realisatie van een compensatiewoning in het kader van Rood voor Rood en de vervanging van een bestaande woning mogelijk te maken.
De bestemming van perceel Wolfkaterweg 31 (kadastraal bekend gemeente Hengelo, sectie H, nummer 1193 - gedeeltelijk) wordt gewijzigd van "Agrarisch met waarden - agrarische functie met natuur- en landschapswaarden" naar "Wonen" en "agrarisch met waarden - agrarische functie met natuur- en landschapswaarden" om zo de realisatie van een compensatiewoning in het kader van Rood voor Rood mogelijk te maken. Daarnaast krijgt de bestaande woonboerderij ook de bestemming wonen en wordt de herbouw van een bestaande kapschuur mogelijk.
Op perceel Deldenerdijk 55 wordt 850 m2 en op perceel Wolfkaterweg wordt 1243 m2 landschapsontsierende agrarische bedrijfsbebouwing gesloopt. Ter compensatie hiervan wordt er op beide percelen één rood voor rood woningbouwkavel gerealiseerd. Uit de financiële onderbouwing blijkt dat er ook nog in landschapplijke verbetering wordt geïnvesteerd.
De bovenstaande afspraken zijn op 3 november 2020 vastgelegd in een Rood voor Rood overeenkomst.
Het bestemmingsplan Buitengebied, Deldenerdijk 55 en Wolfkaterweg 31 bestaat uit een verbeelding en planregels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de verbeelding zijn de te onderscheiden bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.
1.2 Begrenzing plangebied
De grenzen van het plangebied Buitengebied, Deldenerdijk 55 en Wolfkaterweg 31 zijn op de afbeeldingen 1 en 2 aangegeven.
Afbeelding 1: ligging plangebied Deldenerdijk 55 en Wolfkaterweg 31
afbeelding 2: plangebied Deldenerdijk 55 en Wolfkaterweg 31
Deldenerdijk 55
Voor de gronden van perceel Deldenerdijk 55 die binnen dit plan zijn gelegen vigeert momenteel het bestemmingsplan Buitengebied, dat is vastgesteld door de raad op 21 september 2010. Het perceel Deldenerdijk 55 heeft grotendeels de bestemming "Agrarisch met waarden - agrarische functie met natuur- en landschapswaarden" en gedeeltelijk een bestemming "Wonen". Op afbeelding 3 is een fragment van de verbeelding opgenomen.Verder vigeert er op deze locatie het Parapluplan Parkeren Hengelo, dat door de raad is vastgesteld op 22 mei 2018. Dit bestemmingsplan regelt voor nagenoeg het gehele grondgebied van de gemeente Hengelo het parkeerbeleid.
afbeelding 3: roodomlijnd lichtgroene deel huidig agrarisch bouwvlak Deldenerdijk 55 met daarbinnen roodomlijnd een bouwvlak met bestemming "Wonen".
Wolfkaterweg 31
Voor de gronden van perceel Wolfkaterweg 31 die binnen dit plan zijn gelegen vigeert momenteel het bestemmingsplan Buitengebied, Veegplan 2014 dat is vastgesteld door de raad op 19 april 2016. Het perceel Wolfkaterweg 31 heeft de bestemming "Agrarisch met waarden - agrarische functie met natuur- en landschapswaarden". Op afbeelding 4 is de vigerende verbeelding opgenomen.Verder vigeert er op deze locatie het Parapluplan Parkeren Hengelo, dat door de raad is vastgesteld op 22 mei 2018. Dit bestemmingsplan regelt voor nagenoeg het gehele grondgebied van de gemeente Hengelo het parkeerbeleid.
afbeelding 4: het huidige agrarisch bouwvlak van Wolfkaterweg 31 in het vigerende bestemmingsplan Buitengebied, Veegplan 2014 met de bestemming "Agrarisch met waarden - agrarische functie met natuur- en landschapswaarden"
Het project wordt hieronder uitgewerkt. De maatregelen (slopen en bouwen) op perceel Deldenerdijk 55 zijn direct uitvoerbaar. Het slopen van de gebouwen op perceel Wolfkaterweg 31 (erve Kerkveld) en de bouw van een rood voor rood woning in 2020 of later.
Afbeelding 5: roodomlijnd de te slopen opstallen op perceel Wolfkaterweg 31
Afbeelding 6: roodomlijnd de te slopen opstallen op perceel Deldenerdijk 55
De nieuwe bouwlocaties worden verkregen door op de erven overtollige bedrijfsgebouwen te slopen (zie onder 2.1). De jaren 70 bungalow op de Deldenerdijk 55 wordt gesloopt. De vervallen schuur met woonbestemming wordt elders herbouwd.
Voor beide erven zijn plannen uitgewerkt die als bijlage Erve het Slag en Erve Kerkveld bij de toelichting van dit plan zijn gevoegd.
Het dichtstbijzijnde agrarische bedrijf ligt op 440 meter afstand van erve Kerkveld. Er liggen woon en recreatiebestemmingen dichter bij dit bedrijf. Nieuwe belemmeringen door deze wijzigingen zijn niet aan de orde.
Afbeelding 7: Nieuwe ruimtelijke invulling Wolfkaterweg 31
Afbeelding 8: Nieuwe ruimtelijke invulling Deldenerdijk 55
In bijlage Erve het Slag bij de toelichting (Erve Het Slag, Deldenerweg 53, gemeente Hengelo, Een transformatieplanvoor het erf, januari 2018) wordt de beoogde transformatie van het erf op perceel Deldenerdijk 55 uitvoerig beschreven. Daarbij is veel aandacht voor ligging in het landschap, de omgeving en de locatie van de woningen (één rood voor rood woning en één te verplaatsen woning).
In paragraaf 4.1 (Watertoets) worden de wateraspecten beschreven.
Hiervoor wordt voor Wolfkaterweg 31 verwezen naar de Afbeelding 7: Nieuwe ruimtelijke invulling Wolfkaterweg 31. In deze afbeelding is aangegeven op welke wijze wordt geïnvesteerd in het landschap/groen. Voor Deldernerdijk 55 wordt verwezen naar bijlage Erve het Slag bij de toelichting
Bij nieuwe ontwikkelingen waar werkzaamheden aan kabels en leidingen nodig zijn, dient een 'aanvraag kabel- en leidingwerkzaamheden' te worden ingediend bij de afdeling Vergunningen. Daarnaast dient bij de betreffende nutsbedrijven een KLIC-melding te worden gedaan.
Dit hoofdstuk beschrijft het voor dit bestemmingsplan relevante rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid.
Het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid van het rijk staat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), welke op 13 maart 2012 is vastgesteld. De SVIR schetst de doelen, belangen en opgaven van het Rijk to 2028 en de ambitie tot 2040. Uitgangspunt van de SVIR is decentraal wat kan, centraal wat moet. Bij het bepalen van wat centraal moet, zijn 13 rijksbelangen omschreven. Een rijksverantwoordelijkheid is slechts dan aan de orde, als:
Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. In 2016 is het Barro aangevuld. In het Barro is een aantal nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het gaat om Mainport ontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en Waddengebied, Defensie, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Ecologische hoofdstructuur, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament, IJselmeergebied en Duurzame verstedelijking. Het Barro is gericht op doorwerking van deze nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Per onderwerp worden regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen zullen moeten voldoen.
In de SVIR is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd welke als procesvereiste is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd. Op 1 juli 2017 is de nieuwe ladder voor duurzame verstedelijking in werking getreden, en zijn de zogenaamde "treden" komen te vervallen. Artikel 3.1.6, lid 2 Bro luidt nu als volgt:
De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Op grond van artikel 1.1.1, lid 1 onder i Bro wordt een stedelijke ontwikkeling als volgt gedefinieerd: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Gelet op het aantal van twee woningen is er geen sprake van een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening. De ladder van duurzame verstedelijking is daarom niet van toepassing op het voorliggende plan.
Het Nationaal Waterplan 2016-2021 (NWP2) geeft het integrale kader voor het waterbeleid van het Rijk voor de komende zes jaar en geeft uitvoering aan de Europese richtlijnen voor waterkwaliteit, de mariene strategie en de overstromingsrisico's. De Stroomgebiedbeheerplannen, het Programma van maatregelen mariene strategie, de Beleidsnota Noordzee en de Overstromingsrisicobeheerplannen maken onderdeel uit van het NWP2. Met het NWP2 zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit, een duurzaam beheer en goede milieutoestand van de Noordzee en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Hierbij wordt gestreefd naar een integrale benadering, door economie (inclusief verdienvermogen), natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie en cultureel erfgoed zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen. Het beleid en de maatregelen in dit Nationaal Waterplan dragen bij aan het vergroten van het waterbewustzijn in Nederland.
Het Nationaal Waterplan doet geen sprecifieke beleidsuitspraken die van belang zijn voor het bestemmingsplan Buitengebied, Deldenerdijk 55 en Wolfkaterweg 31.
Er is voor dit bestemmingsplan een watertoets uitgevoerd waarmee het bestemmingsplan in overeenstemming met dat beleid is opgesteld (zie paragraaf 4.1).
De provincie Overijssel heeft het streekplan, verkeer- en vervoerplan, waterhuishoudingsplan en milieubeleidsplan samengevoegd tot één Omgevingsvisie; het provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel, waarbij duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit de leidende principes of ‘rode draden’ zijn. De provinciale omgevingsvisie en omgevingsverordening worden actueel gehouden met een jaarlijkse actualisatieronde. Eerder vastgestelde beleidswijzigingen worden dan verwerkt. Provinciale Staten hebben de Actualisatie 2018-2019 op 13 november 2019 gewijzigd vastgesteld. De Actualisatie is 1 december 2019 in werking getreden.
De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.
De verordening heeft de status van:
Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de ambities van de provincie, wordt het 'Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel' gebruikt. In dit uitvoeringsmodel staan de stappen of, waar en hoe.
Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel
In heel Overijssel is een aantal beleidskeuzes van toepassing op nagenoeg alle thema’s en locaties. Dit zijn:
De eis van integraliteit houdt in dat alle belangen die bij een ontwikkeling betrokken zijn, zorgvuldig tegen elkaar worden afgewogen. Dit vereiste is wettelijk geborgd in de Wet ruimtelijke ordening en derhalve zal aan deze eis in de toelichting van het voorliggende plan worden voldaan.
De eis dat gekozen oplossingen voor maatschappelijke opgaven toekomstbestendig moeten zijn, houdt in dat een initiatief de mogelijkheden van toekomstige generaties om in hun behoeften te kunnen voorzien niet in gevaar mag brengen. Initiatieven moeten bijdragen aan een duurzame benadering van ontwikkelingen die voorzien in de behoefte van de huidige generatie, maar die opties openhoudt om ook te voorzien in behoeften van toekomstige generaties. Met de in het voorliggende plan mogelijk gemaakte ontwikkeling wordt voorzien in diverse typologieën woningen. Deze typologieën zijn niet alleen afgestemd met geinteresseerden, maar voldoen ook aan de laatste duurzaamheidseisen. Daarmee is het een toekomstbestendig plan waarbinnen het ook mogelijk is om door te groeien.
Het concentratiebeleid van de provincie Overijssel houdt in dat stedelijke ontwikkelingen (wonen, werken en voorzieningen) zoveel mogelijk geconcentreerd worden in de stedelijke netwerken Twente (Enschede, Hengelo, Almelo, Oldenzaal en Borne), Zwolle-Kampen en Deventer Stedendriehoek. Daar mag gebouwd worden voor de (boven)regionale behoefte. Aangezien het voorligende plangebied voorziet in een stedelijke ontwikkeling die plaatsvindt binnen het stedelijk gebied van Hengelo wordt aan deze beleidskeuze voldaan.
De verplichting tot (boven)regionale afstemming is erop gericht om gemeenten gezamenlijk verantwoordelijkheid te laten nemen voor de regionale programmering van woningbouw, werklocaties en stedelijke voorzieningen. Meer informatie hierover is in voorliggend plan opgenomen in paragraaf 3.1.3.
De twee extra woningen worden opgericht met toepassing van de Rood voor Rood regeling. Om de ontwikkeling mogelijk te maken wordt landschapsontsierende bebouwing gesloopt. Per saldo is geen sprake van extra ruimtebeslag door bouwen en verharden van de groene omgeving, maar juist sprake van een afname.
Het richtinggevende ontwikkelingsperspectief voor Buitengebied, Deldenerdijk 55 en Wolfkaterweg 31 is hierna in kaart en tekst weergegeven. Voor beide percelen van het plangebied geldt het ontwikkelings- perspectief: Wonen en werken in een kleinschalig mixlandschap: Behouden en versterken van de leefbaarheid en diversiteit van het landelijk gebied. Ruimte bieden voor ontwikkelingen binnen een stevig landschappelijk raamwerk die stad en land verbinden.
Uitsnede kaart Ontwikkelingsperspectief "Wonen en werken in een kleinschalig mixlandschap"
Toetsing van het initiatief aan het ontwikkelperspectief
Het ontwikkelingsperspectief Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap richt zich op het in harmonie met elkaar ontwikkelen van de diverse functies in het buitengebied. Aan de ene kant melkveehouderij, akkerbouw en opwekking van hernieuwbare energie als belangrijke vormen van landgebruik. Aan de andere kant gebruik voor natuur, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid. Het initiatief behelst het toevoegen van twee Rood voor Rood woningen. Eén op perceel Deldenerdijk 55 en één op perceel Wolfkaterweg 31. De voorgenomen ontwikkeling heeft betrekking op functies die als passend binnen het ontwikkelingsperspectief worden beschouwd. Er is geen sprake van belemmeringen van het voornemen op omliggende (agrarische) bedrijven. Het voorgenomen plan past, gelet op de ruimtelijke kwaliteitsverbetering en het toestaan van een functie die als passend wordt aangemerkt, binnen het ontwikkelingsperspectief.
De Omgevingsvisie werkt met een lagenbenadering om verschillende gebiedskenmerken in beeld te brengen. De gebiedskenmerken stellen de kaders waarbinnen het ontwikkelingsperspectief kan worden uitgevoerd. Er wordt onderscheid gemaakt in:
Op basis van de natuurlijke laag is er sprake van 'dekzandvlakte en ruggen'. Bij de natuurlijke laag, gaat het voornamelijk om grote gebieden waarvoor de provincie ambities en ontwikkelingsrichting heeft verwoord.
Natuurlijke laag: dekzandvlakte en ruggen
In de occupatiegeschiedenis zijn de dekzandgebieden voor het overgrote deel in cultuur gebracht als essenlandschap, oude hoevenlandschap en heideontginningslandschap. Kenmerkend reliëf is op veel plaatsen vervlakt, b.v. door egalisaties ten behoeve van de landbouw.De ambitie is de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en tussen droog en nat functioneel meer sturend en beleefbaar te maken. Dit kan bijvoorbeeld door een meer natuurlijk watersysteem en door beplanting met ‘natuurlijke’ soorten. En door de (strekkings)richting van het landschap te benutten in gebiedsontwerpen.
Als ontwikkelingen plaats vinden, dan dragen deze bij aan het beter zichtbaar en beleefbaar maken van de hoogteverschillen en het watersysteem. Beiden zijn tevens uitgangspunt bij (her)inrichting.
Bij ontwikkelingen is de (strekkings) -richting van het landschap, gevormd door de afwisseling van beekdalen en ruggen, het uitgangspunt.
Op basis van de laag van het agrarisch cultuurlandschap is er sprake van 'jonge heide en broekontginningslandschap'. Het plangebied ligt in een gebied dat aangemerkt wordt als jong heide- en broekontginningsplandschap. De grote oppervlakte aan (voormalige) natte en droge heidegronden was oorspronkelijk functioneel verbonden met het essen- en oude hoevenlandschap; hier werd geweid en werden de plaggen gestoken voor in de stal; in de stal bemeste plaggen dienden als structuurverbetering en bemesting voor de akkergronden op de essen. Na de uitvinding van kunstmest ging deze functie verloren en werden deze gronden grotendeels in cultuur gebracht.
Ten opzicht van het omliggend essen- en hoevenlandschap zijn de landbouwontginningen relatief grote open ruimtes, deels omzoomd door boscomplex. Erven liggen als blokken aan de weg geschakeld. Een van de ontwikkelingen die plaatsvindt binnen dit landschapstype is de transformatie van landbouwerven tot burgererven en de introductie van het hobby-vrijetijds/woon landschap met de bijbehorende vormen van grondgebruik en dierhouderij.
Ontwikkelingen in het agrarische ontginningsplandschap dragen bij aan het behoud en de versterking van de dragende lineaire structuren van lanen, bosstroken en waterlopen en ontginningslinten met erven en kenmerkende ruimtematen. Ontwikkelingen passen binnen het stevige landschappelijk raamwerk met ontginningslinten, erven en de kenmerkende ruimtematen. Het op twee erven toevoegen van een rood voor rood woning, na afbraak van landschapsontsierende bebouwing, wordt passend geacht binnen de provinciale ruimtelijke kaders.
Laag van het agrarische cultuurlandschap (jonge heide en broekontginningslandschap)
De stedelijke laag en de laag van de beleving zijn niet van toepassing op het plangebied.
Geconcludeerd kan worden dat het voorliggende bestemmingsplan in overeenstemming is met de Omgevingsvisie Overijssel en het in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.
De gemeenteraad heeft op 7 oktober 2020 de omgevingsvisie Hengeloos Buiten vastgesteld.
De omgevingsvisie Hengelo wordt gefaseerd opgesteld. De omgevingsvisie Hengeloos Buiten vormt de eerste fase. De tweede fase wordt gevormd door het visiegebied Binnnenstad en Hart van Zuid. In de derde een laatste fase wordt een omgevingsvisie opgesteld voor het resterende stedelijke gebied.
Voor het opstellen van de omgevingsvisie Hengeloos Buiten is sprake geweest van een open en transparant participatieproces. We hebben de samenleving op verschillende momenten betrokken.
De omgevingsvisie Hengeloos Buiten bestaat uit:
De visie op hoofdlijnen:
Voor de toekomstige ontwikkeling van het Hengelose buitengebied, zetten we vier hoofddoelen centraal die we als ontwikkelprincipe hanteren.
Visie op thema's:
Op basis van de vraagstukken die we met de samenleving hebben bepaald, hebben we een zestal integrale thema's benoemd en daar een gerichte visie op ontwikkel
Visie op gebieden:
De visie op hoofdlijnen en visie op thema's zijn generiek en gelden voor het hele plangebied. Wel kan de visie op een bepaald thema in het ene gebied een groter belang hebben dan in het andere gebied. Zo hebben we de visie per gebied ingekleurd en genuanceerd. Samen met de samenleving hebben we de uitgangspunten vertaald naar de volgende vijf deelgebieden:
Binnen deze deelgebieden hebben we subgebieden bepaald, waarvoor we verschillende doelen nastreven.
Uitvoeringsagenda:
In de uitvoeringsagenda is op basis van de visie en beleid voor de integrale thema's en voor de verschillende deelgebieden aangegeven welke instrumenten we in willen gaan zetten om de visie uit te voeren.
Afbeelding 9: visiekaart omgevingsvisie Hengelo Buiten
In de Omgevingsvisie staat in paragraaf "5.6 Regels voor ruimte" ondermeer het volgende:
"We vinden het belangrijk om in het buitengebied meer mogelijkheden te bieden voor nieuwe activiteiten en functieveranderingen. Dat geldt ook voor bepaalde vormen van bedrijvigheid omdat deze functies kunnen zorgen voor een goede herinvulling van vrijkomende panden/percelen en een goede bijdrage kunnen leveren aan de levendigheid en werkgelegenheid in het buitengebied. Nieuwe functies bieden de kans om het buitengebied levendig en vitaal te houden en bieden nieuwe perspectieven en verdienmodellen. We zien kansen voor extensieve vormen van recreatie, zorg, welzijn, wonen en bedrijvigheid als deze passen bij de aard, schaal en uitstraling van het buitengebied en onze gezamenlijke waarden. Tegelijkertijd willen we ook dat het buitengebied haar open, landelijke en groene karakter behoudt en niet verder versteent, en dat karakteristieke en waardevolle agrarisch bebouwing dat vrijkomt, voor de toekomst zoveel mogelijk behouden blijft. We willen de functionele mogelijkheden die we bieden dan ook zoveel mogelijk benutten om deze bestaande panden een goed tweede, derde of vierde leven te geven op het moment dat deze vrijkomt. Bij herbestemming van vrijkomende en vrijgekomen agrarische bebouwing (VAB) maken we onderscheid in karakteristieke bebouwing, waardevolle bebouwing en landschapsontsierende bebouwing. Nieuwe functies en activiteiten kunnen uitsluitend plaats vinden in karakteristieke en waardevolle bebouwing. Er zijn veel nieuwe functies mogelijk mits deze functioneel en ruimtelijk passen bij het buitengebied en de waarden die we hebben bepaald. Landschapsontsierende bebouwing komt in aanmerking voor sloop en kan worden ingezet voor de nieuwbouw van woningen (rood voor rood regeling). We willen de functionele potenties ook zoveel mogelijk benutten om boeren de kans te geven hun bedrijfsvoering te verbreden. Door deze verbreding kunnen bedrijven ontstaan met een nieuw toekomstperspectief en dat is ook van belang voor de vitaliteit van het buitengebied als geheel. Nieuwe activiteiten hoeven geen directe relatie te hebben met de hoofdactiviteit, maar moeten wel passen bij het buitengebied en de waarden die we hebben bepaald."
Het bestemmingsplan Buitengebied, Deldenerdijk 55 en Wolfkaterweg 31 voorziet in 2 rood voor rood woningen na sloop van landschapsontsierende bebouwing. Een dergelijke ontwikkeling past binnen de ruimtelijke kaders van de Omgevingsvisie.
De gemeenteraad van Hengelo heeft op 22 november 2016 de woonvisie Hengelo 2016-2026 vastgesteld. In de woonvisie geeft de gemeente haar visie op de wijze waarop Hengelo zich de komende jaren verder kan ontwikkelen als prettige woonstad. De woonvisie is er niet alleen voor de gemeente. Welbions en huurdersvereniging Ookbions zijn nauw betrokken geweest bij de totstandkoming van de woonvisie. De woonvisie vormt het kader voor de prestatieafspraken met Welbions.
Voor de toetsing van nieuwe initiatieven in bestaand stedelijk gebied is het 'afwegingskader voor nieuwe woningbouwinitiatieven' van toepassing. Het afwegingskader is gericht op het beoordelen van de bijdrage van een plan aan de ruimtelijke en volkshuisvestelijke opgave van de stad. Voor ontwikkelingen in het buitengebied zijn specifieke beleidskaders van toepassing gericht op het versterken van de ruimtelijke kwaliteit, waaronder het Rood voor Rood beleid. Bij ontwikkelingen in het kader van Rood voor Rood gaat het doorgaans om kleine aantallen woningen. In het woningbouwprogramma is rekening gehouden met dit soort kleinschalige ontwikkelingen onder de noemer 'kruimelgevallen'.
Uitgangspunt en voorwaarde voor rood voor rood is het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied door sloop van landschapsontsierende bebouwing. De realisatie van dit doel wordt nagestreefd door de sloop van landschapsontsierende bebouwing en door overige verbeteringen m.b.t. de ruimtelijke kwaliteit. Om de genoemde doelstelling te bereiken kunnen op planologisch verantwoorde locaties één of meerdere bouwkavels voor een woning toegekend worden, terwijl de deelnemer aan de Rood voor Rood regeling uit de getaxeerde waarde daarvan, het slopen van de bedrijfsgebouwen en de bijdrage voor de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit moet bekostigen.
Bij overige verbeteringen gaat het om aantoonbare verbetering van de ruimtelijke kwaliteit door bijvoorbeeld verbetering van de beeldkwaliteit, de landschappelijke kwaliteit, verbetering van cultuurhistorische waardevolle bebouwing of elementen en de realisatie van nieuw groen. De verbeteringen moeten op de locatie zelf of elders plaatsvinden, een en ander conform het beleid Investering Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (KGO)'.
Het gemeentelijk beleid sluit qua systematiek zoveel mogelijk aan bij de provinciale criteria. Met voorliggend plan wordt voldaan aan de regeling. Er wordt in totaal 2043 m2 aan landschapsontsierende bebouwing gesloopt, waarna twee compensatiewoningen (één op perceel Deldenerdijk 55 en één op perceel Wolfkaterweg 31) van 750 m3 mogen worden gebouwd. Ook wordt er op de percelen in het landschap geïnvesteerd.
Met het zogeheten Verdrag van Malta, dat Nederland 15 jaar geleden ondertekende, beloofden de lidstaten van de Raad van Europa zich in te spannen om het archeologisch erfgoed in Europa beter te beschermen. Reden voor deze zorg: het archeologisch erfgoed in heel Europa dreigde te worden vernietigd door een steeds grotere economische welvaart. Na ondertekening begon voor Nederland een lange mars naar de vertaling in wetgeving, die uiteindelijk in 2007 werd afgerond met de inwerkingtreding van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Met de vaststelling van de Wamz is formeel het moment aangebroken dat we in ons land niet meer vrijblijvend kunnen omgaan met het archeologisch erfgoed. De Wamz is formeel vastgelegd in de Monumentenwet 1988, die per 1 juli 2016 is komen te vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze (naar verwachting) in 2019 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
De Erfgoedwet introduceert in de archeologie het beginsel van 'de verstoorder betaalt'. De kwaliteit van uitvoerende archeologische werkzaamheden is geregeld door een vergunningenstelsel. Uitgangspunt van de Erfgoedwet is om archeologische sporen van waarde in de bodem te laten zitten. Archeologen spreken dan over 'behoud in situ'. De wet verbiedt het verrichten van opgravingen, tenzij een partij over een opgravingvergunning beschikt. In de Erfgoedwet staat verder precies beschreven wie de eigenaar is van de opgegraven archeologische vondsten, waar vondstmateriaal moet worden opgeslagen en aan wie welke opgravinginformatie moet worden gemeld. Verder kent de wet bepalingen over wanneer er als gevolg van opgravingen schadevergoeding mogelijk is etc.
Door de Erfgoedwet heeft de gemeente extra taken. Zij moet laten zien hoe zij rekening houdt met mogelijke archeologische waarden wanneer een nieuw bestemmingsplan wordt opgesteld of een bestaand bestemmingsplan wordt aangepast dan wel daarvan vrijstelling wordt verleend. Dit geeft de gemeente de mogelijkheid om bij het afgeven van bouw-, aanleg- en sloopvergunningen archeologische eisen te stellen. Dat is overigens alleen mogelijk als daarvoor een juridische basis aanwezig is in het bewuste bestemmingsplan. Met de invoering van de Erfgoedwet zal op veel momenten van de gemeente een oordeel worden verwacht over de omgang met archeologische waarden of vondsten.
Een gemeentelijk beleidsplan biedt de mogelijkheid om al die beslissingen over archeologie in een integraal kader te plaatsen en daar vervolgens op een samenhangende manier een invulling aan te geven. Het voorkomt een reeks dure ad hoc beslissingen en vervelende verrassingen tijdens geplande bodemingrepen.
Verantwoord beheer van het cultuurhistorisch erfgoed in de gemeente Hengelo begint met het inzichtelijk maken waar en wanneer met het bodemarchief rekening dient te worden gehouden. De behoudsdoelstelling staat daarbij in principe voorop. Zijn behoud en bescherming van archeologische relicten niet realiseerbaar dan dienen deze op deskundige wijze onderzocht en gedocumenteerd te worden. Deze uitgangspunten betekenen dat het noodzakelijk is een aantal beleidsregels te formuleren om archeologiegevoelige gebieden in alle ruimtelijke plannen en projecten op te nemen en waar mogelijk te ontzien.
Archeologische beleids- en verwachtingenkaart 2018
Ter ondersteuning van het gemeentelijk beleid heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in opdracht van de gemeente Hengelo in 2010 een archeologische verwachtingen en advieskaart vervaardigd. Deze kaart maakt voor het grondgebied van de gemeente inzichtelijk waar archeologische resten zich (kunnen) bevinden. De kaart biedt inzicht in de bestaande archeologische toestand van zowel het landelijke als het bebouwde gebied van de gemeente Hengelo. Dit inzicht is nodig om in de beleidsuitvoering een weloverwogen omgang met archeologie te bereiken.
Op 13 februari 2018 heeft de raad de geactualiseerde beleids- en archeologische verwachtingenkaart vastgesteld. Aan de op de kaart vlakdekkend weergegeven verwachtingszones zijn beleidsadviezen gekoppeld. Uitgangspunten voor de adviezen zijn de beleidskaders zoals deze op de verschillende overheidsniveaus zijn geformuleerd en het besluitvorming- en archeologisch onderzoekstraject zoals beschreven in het Handboek Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. In deze beleidsnota zijn de aan de verwachtingenkaart gekoppelde beleidsadviezen onverkort overgenomen. De kaart gaat vergezeld van een rapportage (2010), met een methodische en inhoudelijke toelichting op de archeologische verwachtingen en advieskaart van de gemeente Hengelo. Het rapport bevat als bijlage een catalogus van de in de gemeente voorkomende archeologische monumenten alsmede een vindplaatsencatalogus waarmee een zo volledig mogelijk overzicht wordt geboden van archeologische waarnemingen die in het verleden binnen de gemeente zijn gedaan.
Over de wijze waarop in voorliggend bestemmingsplan wordt omgegaan met het aspect archeologie wordt verwezen naar paragraaf 4.3.3.
Op 13 februari 2018 heeft de gemeenteraad de 'Erfgoedverordening 2018' Gemeente Hengelo vastgesteld. Met de Erfgoedverordening 2018 kan de gemeente gemeentelijke (archeologische) monumenten, beschermde gezichten en gebieden aanwijzen. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan de gemeenteraad bij verordening regels stellen aan onderzoek in het kader van het doen van opgravingen, of vaststellen in welke gevallen afgezien wordt van nader archeologisch onderzoek of het opleggen van de verplichting daartoe.
Indien de verordening betrekking heeft op een gebied waarvoor een bestemmingsplan is vastgesteld blijft die verordening van kracht voor zover zij niet in strijd is met dat bestemmingsplan. De verordening ontslaat de gemeente niet van de plicht om archeologie en bij wijziging Bro (Besluit ruimtelijke ordening) alle cultuurhistorische waarden integraal te betrekken bij vaststelling van een nieuw bestemmingsplan, alsmede een partiële herziening. Gemeenten hebben daarnaast ook de mogelijkheid met een paraplubestemmingsplan aanvullende regeling inzake de gemeentelijke culturele erfgoedwaarden te treffen op bestaande bestemmingsplannen.
De Erfgoedverordening 2018 is ingegaan op 1 maart 2018.
Het Groenplan Hengelo is een integrale benadering van het groen in Hengelo in relatie tot water, duurzaamheid en ecologie, met strategische afwegingen op het gebied van beheerbaarheid en investeringen. Het Groenplan bevat een visie op het groen in Hengelo in relatie tot de omgeving. Het groen in de stad is belangrijk voor gezondheid, ecologie, ruimtelijke vormgeving, beleving, ontspanning en ontmoeting. Doelstelling is het beschermen en versterken van de gezonde groene basis in de stad, ten behoeve van een optimale leefbaarheid nu én in de toekomst.
Het Groenplan biedt uitgangspunten voor inrichting, beheer en uitvoering, zowel intern als extern. Het Groenplan geeft herkenbare kaders voor de bewoners van de stad. Het plan biedt handvatten voor keuzes. De ruggengraat van het groen in de stad wordt gevormd door de hoofdgroenstructuur. De invulling van de hoofdgroenstructuur is tot stand gekomen door een samenwerking tussen de verschillende groene disciplines binnen de gemeentelijke organisatie, en besproken met de externe groene partners. De kaart met de hoofdgroenstructuur is onderdeel van het vastgestelde Groenplan.
Op 1 februari 2018 is de aangepaste welstandsnota in de gemeente Hengelo vastgesteld. Deze nota biedt het toetsingskader voor de welstandsbeoordeling van bouwaanvragen met het doel de welstandsaspecten voor de burger inzichtelijker te maken. Het toetsingsniveau is gedifferentieerd, dat wil zeggen: streng waar nodig, soepel waar mogelijk. Waar veel mensen verblijven (bijvoorbeeld de binnenstad) of waar cultureel erfgoed aanwezig is (bijvoorbeeld Tuindorp 't Lansink) daar wordt streng getoetst. In woonwijken en andere delen van de stad waar weinig mensen verblijven wordt soepel of zelfs niet meer getoetst aan de welstandscriteria (sommige industrieterreinen). Om dit te realiseren zijn vier toetsingsniveaus ingevoerd: Behoud door ontwikkeling (voor monumenten), welstandsniveau hoog, welstandsniveau middel en welstandsvrij. De welstandscriteria zijn afgestemd op de stedenbouwkundige typologieën van de bebouwing. Elke bouwstijl heeft zo zijn eigen specifieke karakter en de toetsingsregels zijn hier op afgestemd. De toetsing heeft betrekking op situering hoofdvorm, gevelaanzichten (niveau middel) en materiaal- kl eurgebruik en detaillering. Het bestemmingsplan regelt de massa (hoogtes)en de locatie van de massa (rooilijnen). Voor sommige bouwplannen/ locaties worden zogenaamde 'ontwikkelcriteria' vastgesteld (beeldkwaliteitseisen) inclusief toetsingsniveau.
Naast de nota zijn twee verschillende kaarten van toepassing; een met de stedenbouwkundige typologieën en ontwikkelcriteria en een met het toetsingsniveau.
De doelstellingen van het gemeentelijke geluidbeleid uit de nota zijn:
De nota geluid geeft aan hoe de gemeente Hengelo dit gestructureerd, volgens een vaste systematiek, wil aanpakken. Er is een gebiedsgerichte benadering. Hiertoe zijn in Hengelo vijf gebiedstypen onderscheiden; 1) Wonen, 2) Binnenstad en winkelgebieden, 3) Industrie en bedrijven, 4) Buitengebied en stadsparken en 5) Verkeerszones. Per gebiedstype zijn geluidambities (ambitiewaarden) en maximaal toegestane waarden (plafondwaarden) vastgelegd. Geluidsaspecten worden zoveel mogelijk in de initiatieffase van de ruimtelijke planontwikkeling betrokken, waarbij zoveel mogelijk de volgorde wordt aangehouden: eerst bronmaatregelen, dan overdrachtmaatregelen en dan pas maatregelen bij de ontvanger. Dit betekent o.a. dat waar nodig en mogelijk stillere wegdektypen worden toegepast. Als bronmaatregelen en/of overdrachtmaatregelen onvoldoende resultaat hebben, kan geluidbelasting tot maximaal de plafondwaarde voor het betreffende gebiedstype worden toegestaan onder de voorwaarde dat er sprake is van voldoende (akoestische) compensatie. Ook bij verkeersplannen wordt uitdrukkelijk rekening gehouden met effecten van geluid.
Bij functieveranderingen, zoals de omvorming van een kantoorgebouw naar woonfunctie, geldt op grond van het Bouwbesluit 2012 als geluidwerings-eis het "rechtens verkregen niveau". In veel gevallen geeft dit, naar de maatstaven van het geluidbeleid, onvoldoende waarborgen dat een acceptabel woon- en leefklimaat wordt verkregen. Het geluidbeleid geeft criteria om te beoordelen welke geluidwerende maatregelen nodig zijn om wel een goed woon- en leefklimaat te waarborgen.
Het bestemmingsplan past binnen de vastgestelde beleidskaders.
Met de ondertekening van de Startovereenkomst 'Waterbeheer in de 21e eeuw' is in februari 2001 de watertoets in het leven geroepen. De watertoets is met ingang van 1 november 2003 wettelijk verplicht voor onder andere bestemmingsplannen. Het Waterschap Vechtstromen streeft ernaar de formele watertoets te vergemakkelijken door al in een vroeg stadium van de planvorming een bijdrage te leveren. Voor het plangebied is de digitale watertoets doorlopen. Het Waterschap Vechtstromen geeft een positief advies voor beide locaties. De toetssresultaten zijn opgenomen als bijlage Watertoets Deldenerdijk 55, Samenvatting Watertoets Deldenerdijk 55, Watertoets Wolfkaterweg 31 en Samenvatting Watertoets Wolfkaterweg 31 in de toelichting.
Waterbeleid
De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden kwaliteitsdoelen gesteld die in 2015 moeten worden bereikt. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de Nota Ruimte en het Nationaal Waterplan (inclusief de stroomgebiedbeheerplannen).
Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening richtinggevend voor ruimtelijke plannen.
Het Waterschap Vechtstromen heeft de beleidskaders van rijk en provincie nader uitgewerkt in het Waterbeheerplan 2016-2021. De belangrijkste ruimtelijk relevante thema's zijn waterveiligheid, klimaatbestendigheid omgeving en ruimte voor waterberging. Daarnaast is de Keur van Waterschap Vechtstromen een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.
Op gemeentelijk niveau zijn het in overleg met Waterschap Vechtstromen opgestelde gemeentelijk Waterplan en het gemeentelijk Rioleringsplan van belang bij het afwegen van waterbelangen in ruimtelijke plannen.
Watersysteem
In het waterbeheer van de 21e eeuw worden duurzame, veerkrachtige watersystemen nagestreefd. Dit betekent concreet dat droge perioden worden doorstaan zonder droogteschade, vissterfte en stank, en dat in natte perioden geen overlast optreedt door hoge grondwaterstanden of inundaties vanuit oppervlaktewateren. Problemen worden niet afgewenteld op andere gebieden of latere generaties. Het principe "eerst vasthouden, dan bergen, dan pas afvoeren" is hierbij leidend. Rijk, provincies en gemeenten hebben in het Nationaal Bestuursakkoord Water doelen vastgelegd voor het op orde brengen van het watersysteem.
Afvalwaterketen
Het zoveel mogelijk scheiden van vuil en schoon water is belangrijk voor het bereiken van een goede waterkwaliteit. Door te voorkomen dat grote hoeveelheden relatief schoon hemelwater door rioolstelsels worden afgevoerd, neemt het aantal overstorten van verontreinigd rioolwater op oppervlaktewater af en neemt de doelmatigheid van de rioolwaterzuivering toe. Hierdoor verbetert zowel de kwaliteit van oppervlaktewateren waarop overstorten plaatsvinden als de kwaliteit van het effluent ontvangende oppervlaktewater. Indien het schone hemelwater door middel van infiltratie in het gebied wordt vastgehouden alvorens het wordt afgevoerd naar oppervlaktewater, draagt dit bovendien bij aan de duurzaamheid van het watersysteem. Vandaar dat het principe "eerst schoonhouden, dan scheiden, dan pas zuiveren" een belangrijk uitgangspunt is bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Als het hemelwater niet wordt aangekoppeld of wordt afgekoppeld van het bestaande rioolstelsel is oppervlakkige afvoer en infiltreren in de bodem uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst.
Wateraspecten perceel Deldenerdijk 55
Waterhuishouding
Het plan loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is er in of rondom het plangebied geen wateroverlast of grondwateroverlast geconstateerd. De toename van het verharde oppervlak is minder dan 1500m2. Het plangebied bevindt zich niet binnen een beschermingszone of herinrichtingszone langs een waterloop, primair watergebied, invloedszone zuiveringstechnisch werk of een retentiecompensatiegebied.
Voorkeursbeleid hemelwaterafvoer
In het plan wordt het afvalwater en het hemelwater behandeld via (de gekozen optie wordt hieronder bevestigd met ja): een gemengd stelsel
Aanleghoogte van de bebouwing
Voor de aanleghoogte van de gebouwen (onderkant vloer begane grond) wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter ten opzichte van de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG). Bij een afwijkende maatvoering is de kans op structurele grondwateroverlast groot. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Kelders dienen waterdicht te zijn. Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast.
In het plan wordt er naar gestreefd het voorkeursbeleid van het waterschap op te volgen.
Watertoetsproces Deldenerdijk 55
De initiatiefnemer heeft het waterschap Vechtstromen geinformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De digitale Watertoets is bijgevoegd als bijlage 3 Watertoets Deldenerdijk 55 en bijlage 4 Samenvatting Watertoets Deldenerdijk 55 De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de korte procedure van de watertoets is toegepast. De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding.
De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen. Het waterschap Vechtstromen geeft een positief wateradvies.
Wateraspecten Wolfkaterweg 31
Waterhuishouding
Het plan loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is er in of rondom het plangebied geen wateroverlast of grondwateroverlast geconstateerd. De toename van het verharde oppervlak is minder dan 1500m2. Het plangebied bevindt zich niet binnen een beschermingszone of herinrichtingszone langs een waterloop, primair watergebied, invloedszone zuiveringstechnisch werk of een retentiecompensatiegebied.
Voorkeursbeleid hemelwaterafvoer
In het plan wordt het afvalwater en het hemelwater behandeld via (de gekozen optie wordt hieronder bevestigd met ja): een gemengd stelsel
Aanleghoogte van de bebouwing
Voor de aanleghoogte van de gebouwen (onderkant vloer begane grond) wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter ten opzichte van de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG). Bij een afwijkende maatvoering is de kans op structurele grondwateroverlast groot. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Kelders dienen waterdicht te zijn. Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast.
In het plan wordt er naar gestreefd het voorkeursbeleid van het waterschap op te volgen.
Watertoetsproces Wolfkaterweg 31
De initiatiefnemer heeft het waterschap Vechtstromen geinformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. DE digitale Watertoets is bijgevoegd als bijlage 5 Watertoets Wolfkaterweg 31 en bijlage 6 Samenvatting Watertoets Wolfkaterweg 31. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de korte procedure van de watertoets is toegepast. De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding.
De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen. Het waterschap Vechtstromen geeft een positief wateradvies.
Vanaf 1 januari 2017 bestaat de Nederlandse natuurwetgeving uit de Wet natuurbescherming. Deze wet vervangt de drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. De bevoegdheid is geheel bij de betreffende provincie, waarin de activiteit zich plaatsvindt, komen te liggen. De bescherming van soorten is verdeeld in drie categorieën: soorten van de Vogelrichtlijn, soorten van de Habitatrichtlijn en overige soorten.
De Wet Natuurbescherming richt zich op behoud en herstel van biodiversiteit en het daarvoor benodigde leefgebied. De wet is sinds 1 januari 2017 van kracht en betreft een samenvoeging van de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en Faunawet en de Boswet. De Wet Natuurbescherming vormt het juridische kader voor natuurbescherming in Nederland, op basis van Europese regelgeving.
De doelstelling van de wet bestaat uit drie onderdelen:
Het uitgangspunt van de wet is 'nee, tenzij'. Dit houdt in dat activiteiten met een (mogelijk) schadelijk effect op beschermde landschappen, gebieden en soorten, in principe verboden zijn. Van het verbod op schadelijke handelingen ('nee') kan alleen onder voorwaarden ('tenzij') worden afgeweken.
In de wet Natuurbescherming is, naast verbodsbepalingen, een plicht opgenomen: de zorgplicht. Deze zorgplicht houdt in dat menselijk handelen geen nadelige gevolgen mag hebben voor alle in het wild levende flora en fauna en hun directe leefomgeving, beschermd of niet. De zorgplicht geldt ook als er een ontheffing of vrijstelling is verleend voor bepaalde activiteiten, of een zogeheten gedragscode wordt toegepast.
Behoud en herstel van biodiversiteit is in de wet via twee sporen uitgewerkt: gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Natura 2000-gebieden
Het beschermde areaal beslaat de in Europees verband aangewezen zogeheten Natura 2000-gebieden. Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Het betreft gebieden die worden beschermd vanuit de Habitat- en de Vogelrichtlijn. Volgens deze Europese richtlijnen moeten lidstaten specifieke diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving (habitat) beschermen om de biodiversiteit te behouden. Voor de Natura 2000-gebieden gelden specifiek omschreven instandhoudingsdoelstellingen.
Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied, het Buurserzand & Haaksbergerveen, is gelegen op ongeveer 8 kilometer afstand van Deldernerdijk 55 en op ongeveer 7 kilometer afstand van Wolfkaterweg 31.
Natuurnetwerk Nederland
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is het Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. In de wet heet dit de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Provincies hebben hiervoor soms een andere benaming.
Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied. Het Natuurnetwerk is de kern van het Nederlandse natuurbeleid. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing en de ontwikkeling van dit natuurnetwerk. In of in de directe nabijheid van de NNN geldt het 'nee, tenzij'- principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten.
Wanneer bij een ontwikkeling mogelijke effecten op de NNN denkbaar zijn, is het noodzakelijk een NNN-toetsing uit te voeren.
Dit onderdeel van de Wet Natuurbescherming regelt de bescherming van dieren en planten. Het betreft beschermde soorten uit de Habitat- en de Vogelrichtlijn en daarnaast soorten die nationaal zijn aangewezen als specifiek beschermde soort.
Naast behoud en bescherming van soorten, regelt dit onderdeel het faunabeheer. Dit betreft schadebestrijding, jacht en bestrijding van overlast. Tevens regelt dit onderdeel de bestrijding van invasieve exoten.
De bescherming van bovengenoemde soorten is uitgewerkt in verbodsbepalingen. Deze houden onder andere in dat beschermde planten niet geplukt mogen worden en dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden. Ook de rust- en verblijfplaatsen van de dieren zijn beschermd.
Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor in dat gebied voorkomende vaste rust- en verblijfplaatsen en/of de leefomgeving van beschermde soorten.
In de praktijk kan van de verbodsbepalingen worden afgeweken wanneer een passend instrument wordt ingezet (juridische borging). De Wet Natuurbescherming biedt voor ruimtelijke ontwikkeling en inrichting de volgende instrumenten: vrijstelling, WABO omgevingsvergunning mét verklaring van geen bedenking, werken met een goedgekeurde gedragscode, of ontheffing.
Deldenerdijk 55
In het kader van de betreffende ontwikkeling is op perceel Deldenerdijk 55 een ecologische toetsing uitgevoerd (Quickscan natuurwetgeving Nieuwbouw woningen Erve Het Slag te Beckum, 2021, Van Der Molen Groenconsult). Deze toetsing is bijgevoegd als bijlage 8 Natuurtoets Deldenerdijk 55 bij de toelichting. Hieruit komt naar voren dat de voorziene werkzaamheden geen significant negatieve effecten hebben op het dichtstbijzijnde Natura 2000 gebied of op het Natuurnetwerk Nederland.
De voorziene werkzaamheden hebben eveneens geen negatieve gevolgen voor beschermde soorten. Een ontheffing Wet natuurbescherming onderdeel soortbescherming is op basis van het bovenstaande niet aan de orde.
De Wet natuurbescherming vormt derhalve geen belemmering voor het vaststellen van het bestemmingsplan.
Wolfkaterweg 31
In het kader van de betreffende ontwikkeling is op perceel Wolfkaterweg 31 een ecologische toetsing uitgevoerd (Quickscan Natuurwetgeving Sloop schuren Erve Kerkveld te Beckum, 2021, Van Der Molen Groenconsult). Deze toetsing is bijgevoegd als bijlage 7 Natuurtoets Wolfkaterweg 31 bij de toelichting. Hieruit komt naar voren dat de voorziene werkzaamheden geen significant negatieve effecten hebben op het dichtstbijzijnde Natura 2000 gebied of op het Natuurnetwerk Nederland.
De voorziene werkzaamheden hebben eveneens geen negatieve gevolgen op beschermde soorten, mits broedende vogels - met name kerkuil - niet worden verstoord. Er zijn in totaal drie jaarrond beschermde nestplaatsen in de vorm van kerkuilenkasten in het plangebied aangetroffen. De nestkast voor kerkuil in de werktuigenloods zal verdwijnen. Daarvoor in de plaats is een nieuwe kast in de eik naast de boerderij geplaatst.
De Wet natuurbescherming vormt geen belemmering voor het vaststellen van het bestemmingsplan.
In deze paragraaf wordt aan de hand van inventarisaties ingegaan op de in het plangebied aanwezige archeologische en cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplangebied.
Voor een uitgebreide beschrijving van het archeologisch beleid van de gemeente, wordt verwezen naar paragraaf 3.3.4. Op de archeologische beleidskaart van de gemeente Hengelo staat aangegeven welke archeologische waarden aanwezig en te verwachten zijn. Een uitsnede van deze kaart is opgenomen in afbeelding 10 en 11.
Afbeelding 10: Uitsnede kaart archeologische verwachtingswaarde met het plangebied Deldenerdijk 55 globaal zwart omlijnd.
Afbeelding 11: Uitsnede kaart archeologische verwachtingswaarde met het plangebied Wolfkaterweg 31 globaal zwart omlijnd.
Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is het veiligstellen van de aanwezige (en aangetoonde) en de te verwachten archeologische waarden. Conform het verdrag van Valletta dient gestreefd te worden naar het behoud van archeologische resten in de archeologische verwachtingszones. Voor Hengelo is door middel van het maken van een archeologische verwachtingskaart inzichtelijk gemaakt waar zich archeologische resten kunnen bevinden. Ingrepen die kunnen leiden tot verstoring of vernietiging van de archeologische resten binnen de terreinen van archeologische waarde (AMK-terreinen) dienen zoveel mogelijk te worden voorkomen. In het kader van de Monumentenwet moet hiervoor een vergunning worden aangevraagd.
Op basis van de te verwachte dichtheden aan archeologische resten binnen de diverse verwachtingszones én de mogelijkheden die archeologisch onderzoek biedt om deze resten aan te tonen, wordt een onderzoeksplicht geadviseerd voor ingrepen met een omvang groter dan 250 m2 binnen de verwachtingswaarde type erf, ingrepen met een omvang groter dan 2500 m2, waarbinnen een hoge verwachtingswaarde geldt en voor ingrepen groter dan 5000 m2, waarvoor een middelmatige of lage verwachtingswaarde geldt. De minimum onderzoekseis voor een archeologisch onderzoek is een archeologisch bureauonderzoek waarin de ingreep op zijn schadelijkheid wordt beoordeeld en wordt geadviseerd over de noodzaak tot het nemen van vervolgstappen in de vorm van veldonderzoek.
Het plangebied Deldenerdijk 55 ligt grotendeels binnen een zone met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde (zie afbeelding 10). Geomorfologisch gezien ligt het plangebied grotendeels in een gebied met dekzandwelvingen en -vlakten. Het betreft een relatief vlak gebied tussen de hogere dekzandruggen en lage gebieden waar vooral kleinere en wat lagere dekzandopduikingen aanwezig waren. Dergelijke gebieden kennen niet de lange bewonings- en gebruikscontinuïteit van de hogere en grotere dekzandruggen maar werden in tijden van grotere bevolkingsdruk benut. Dergelijke gebieden hebben een middelhoge verwachtingswaarde. De archeologische resten liggen vaak vlak onder het maaiveld en zijn daardoor kwetsbaar voor bodemingrepen. Archeologische resten zijn hierdoor vaak minder goed geconserveerd. In het zuidelijk deel is sprake van een hoge archeologische verwachtingswaarde. Het betreft hier een uitloper van een dekzandrug waarop sinds de middeleeuwen bouwlanden zijn aangelegd en waarop vanaf het einde van de late middeleeuwen dikke enkeerdgronden zijn ontstaan. Dergelijke dekzandruggen met oude bouwlanden blijken van oudsher de meest gunstige condities voor vroege landbouwers geboden te hebben en doorgaans worden op die ruggen, onder een dik plaggendek, sporen van bewoning, landbouw en begravingen gevonden, soms teruggaand tot in het Midden-Neolithicum. Gezien de grote kans op de aanwezigheid van archeologische sporen hebben deze gebieden een hoge archeologische verwachtingswaarde. Bovendien zijn eventueel aanwezige archeologische vindplaatsen door de beschermende werking van een dik plaggendek ook vaak redelijk goed in de bodem behouden.
Voor het plangebied Wolfkaterweg 31 geldt dat deze grotendeels binnen een zone met een hoge archeologische verwachtingswaarde ligt (zie afbeelding 11). Dit komt door de ligging van het plangebied op een dekzandrug met plaggendek. De randen van het plangebied liggen in een gebied van dekzandwelvingen.
Binnen beide plangebieden zijn in het landelijk datasysteem ARCHIS geen terreinen van archeologische waarde geregistreerd. Ook in de directe nabijheid (<400 m) van de plangebieden zijn geen archeologische waarnemingen bekend.
In beide plangebieden heeft nog geen archeologisch onderzoek plaatsgevonden. Tevens zijn er geen onderzoeken in de directe nabijheid uitgevoerd.
Op grond van gemeentelijk beleid bij de Archeologische waarden- en verwachtingskaart geldt een onderzoekplicht indien bij bodemingrepen dieper dan 40 cm wordt gegraven en over een oppervlakte van meer dan 2.500 m2 bij een hoge archeologische verwachting en bij meer dan 5.000 m2 bij een middelhoge verwachting. Vrijstelling van archeologisch onderzoek geldt voor bodemingrepen met oppervlaktes en dieptes die onder de bovengenoemde diepte- en oppervlaktegrenzen liggen. De zones met deze verwachtingswaarden moeten in het bestemmingsplan met de medebestemming "archeologische waarde middelhoog" en "archeologische waarde hoog" worden aangeduid. Voor deze bestemmingen gelden bestemmingsregels. Voor deze bestemmingen dient een omgevingsvergunning aangevraagd te worden indien bodemingrepen boven de vrijstellingsgrenzen uit komen.
Het kan zijn dat van de onderzoekverplichting afgeweken mag worden. Aan de hand van historische gegevens en recente activiteiten en bouwgeschiedenis ter plaatse kan blijken dat onderzoek niet nodig is. Daartoe dient de regio-archeoloog geconsulteerd te worden en kan de initiatiefnemer worden gevraagd om relevante gegevens aan te leveren.
Voorschriften en vrijstellingsgrenzen in verband met archeologische waarden en verwachtingen -
geldend voor het huidige plangebied:
Vanaf 1 januari 2012 is het verplicht om in ruimtelijke plannen rekening te houden met cultuurhistorische waarden. Om een stabiele en meer structurele basis te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening, is per 1 januari 2012 aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegevoegd dat gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen niet alleen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden onder de grond (archeologische waarden), maar ook met waarden boven de grond. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten maken van de cultuurhistorie in een bestemmingsplangebied en daar conclusies aan moeten verbinden die in het bestemmingsplan verankerd worden.
Cultuurhistorische waarden omvatten meer dan alleen bouwhistorische objecten en monumenten waarop tot voorheen vaak alleen de aandacht lag in bestemmingsplannen. Door middel van een historisch-geografische inventarisatie dienen ook cultuurlandschappellijke structuren en elementen in beeld gebracht te worden, zoals oude infrastructuur, verkavelingsstructuren en elementen daarin zoals houtwallen, beeklopen en essen, en moet ook gedacht worden aan het stedenbouwhistorische karakter van wijken en gebieden. Belangrijk is om na te gaan wat het 'eigene' van een gebied is en dat met al zijn elementen en structuren in beeld te brengen.
De resultaten van de inventarisatie worden gewogen om antwoord te geven op de vraag welke ruimtelijke ontwikkelingen in een gebied toelaatbaar worden geacht. Dit wordt vervolgens uitgewerkt binnen het instrument dat de burgers bindt: het bestemmingsplan.
De gemeente Hengelo heeft nog geen specifiek beleid dat de aanpassing van de Bro regelt. In dit bestemmingsplan wordt met de inventarisatie van cultuurhistorische waarden echter voorzien in de eisen volgens het Bro.
Het plangebied Deldenerdijk 55 ligt in de voormalige marke Oele - Deldenerzijde. Tot het ontstaan van de gemeente Hengelo in 1811 behoorde Oele tot het richterambt Delden. Al aan het begin van de 19e eeuw was het bebouwd. Het plangebied stond bekend onder de naam 'Het Slags Veld' en was in eigendom van Gerrit Slag, landbouwer van beroep.
Afbeelding 12: Situatie van het plangebied Deldenerdijk 55 rond 1832 (globaal blauw omlijnd), bron: hisgis.nl.
Het plangebied Wolfkaterweg 31 ligt in de voormalige marke Beckum. Ook dit plangebied kende aan het begin van de 19e eeuw bebouwing. De locatie stond bekend onder de naam 'de Hayinkhoek' en was in eigendom van Huis Twickel.
Afbeelding 13: Situatie van het plangebied Wolfkaterweg 31 rond 1832 (globaal blauw omlijnd), bron: hisgis.nl.
Beide erven worden niet genoemd op de Historische Kaart van Twente ca. 1500. Het is dus aannemelijk dat de oorsprong van de erven ergens tussen 1500 en 1832 gezocht moet worden.
Gezien de ligging van beide plangebieden in het buitengebied hebben er weinig ingrepen plaatsgevonden die afbreuk hebben gedaan op de cultuurhistorische waarden van het landschap. Het wordt aangeraden bij de herinrichting van het gebied rekening te houden met de cultuurhistorische inrichting van het plangebied.
Hengelo heeft 80 rijksmonumenten (RM), 130 gemeentelijke monumenten (GM, waarvan 3 met de status voorgedragen), 35 beschermde gemeentelijk karakteristieke panden (BGKP) en een beschermd dorpsgezicht, Tuindorp 't Lansink. Daarnaast zijn door het rijk in het kader van de wederopbouw twee aandachtsgebieden aangewezen. Dit zijn de binnenstad en Klein Driene/de Noork. Inmiddels zijn in het buitengebied en in het beschermde Tuindorp 't Lansink circa 500 karakteristieke objecten aangewezen. Op de Cultuurhistorische Waardenkaart van de gemeente Hengelo (https://www.hengelo.nl/Welkom-in-Hengelo/Beheer/Overige-pagina-s/Cultuurwaarden.html) is te zien dat de woonboerderij aan de Wolfkaterweg 31 en Deldenerdijk 53 zijn (net buiten plangebied gelegen) aangegeven als karakteristiek panden. Tot slot heeft de Erfgoedcommissie een lijst van waardevolle panden opgesteld. Deze objecten hebben geen juridische status, maar zijn bedoeld om de eigenaren bewust te maken van hun waardevol bezit.
Binnen het plangebied Buitengebied, Deldenerdijk 55 en Wolfkaterweg 31 zijn geen rijks- en gemeentelijke monumenten aanwezig.
Voor wat betreft cultuurhistorische structuren en objecten gelden geen specifieke aanbevelingen.
Er moet voldoende ruimtelijke scheiding worden aangehouden tussen milieubelastende activiteiten en gevoelige functies, zoals woningen, scholen en zorginstellingen. Door voldoende ruimtelijke scheiding moet worden voorkomen dat:
In de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' (uitgave 2009) worden voor een groot aantal bedrijfstakken en milieubelastende activiteiten richtafstanden geadviseerd. Deze VNG-uitgave wordt algemeen geaccepteerd als richtlijn voor de aan te houden richtafstanden in nieuwe situaties. Als wordt voldaan aan de geadviseerde afstanden tussen een bedrijf en een gevoelige functie, mag er in zijn algemeenheid van worden uitgegaan dat een bedrijf in redelijkheid aan de milieuregels kan voldoen en dat ontoelaatbare (milieu)hinder bij woningen en andere gevoelige functies worden voorkomen.
Beoordeling
Het plan betreft het mogelijk maken van één extra (rood voor rood) woning op de percelen Wolfkaterweg 31 en Deldenerdijk 55. Rondom om het plangebied van perceel Wolfkaterweg 31 zijn enkele bedrijven (kwekerij, verblijfsrecreatie) aanwezig. Geen van de bedrijven heeft een invloedgebied tot over het plangebied. Er is ter plaatse dan ook geen sprake van een ontoelaatbare verstoring van het goede woon- en leefklimaat. Evenmin worden door het mogelijk maken van een woning bedrijven in de omgeving in hun bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden beperkt.
Rondom om het plangebied van perceel Deldenerdijk 55 is een agrarisch bedrijf en een aantal woningen aanwezig. Het agrarisch bedrijf (asftand rond 300 meter) heeft geen invloedgebied tot over het plangebied. Er is ter plaatse dan ook geen sprake van een ontoelaatbare verstoring van het goede woon- en leefklimaat. Evenmin worden door het mogelijk maken van een woning bedrijven in de omgeving in hun bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden beperkt.
Deldenerdijk 55
Ten behoeve van de bestemmingswijziging is voor perceel Deldenerijk 55 een bodemonderzoek uitgevoerd (Verkennend bodemonderzoek Deldenerdijk 55 te Hengelo; Terra Agribusiness; 2020-210; 18 jan 2021). Het bodemonderzoek is uitgevoerd op de percelen F1876(ged.), F1877(ged.), F1878(ged.), F1879(ged.), F1884 (ged.), F1886 (ged.) Hengelo. Dit bodemonderzoek is bij de toelichting gevoegd als bijlage 9 Bodemonderzoek Deldenerdijk 55
Op basis van de resultaten van de bodemonderzoek kan de conclusie worden getrokken dat er vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen zijn voor het toekomstige gebruik (wonen) van perceel Deldenerdijk 55.
Wolfkaterweg 31
Ten behoeve van de bestemmingswijziging is voor het plangebied een bodemonderzoek uitgevoerd (Verkennend bodemonderzoek Wolfkaterweg 31 te Hengelo; Terra Agribusiness; 2020-211; 18 jan 2021. Het bodemonderzoek is uitgevoerd op een deel van perceel H1193 gemeente Hengelo. Dit bodemonderzoek is bij de toelichting gevoegd als bijlage 10 Bodemonderzoek Wolfkaterweg 31
Op basis van de resultaten van de bodemonderzoek kan de conclusie worden getrokken dat de locatie niet geheel vrij is van bodemverontreiniging. Ter plaatse van druppelzone DZ2 (geel markering in bovenstaande afbeelding) is asbest in de bodem aangetroffen. Het betreft een beperkte bodemverontreiniging met asbest. Omdat het aangetroffen gehalte (1.600 mg/kg ds.) ter plaatse van DZ2 hoger is dan de interventiewaarde (100 mg/kg ds.) is er sprake van een ernstig geval van bodemverontreiniging. Voordat de locatie gebruikt kan worden voor het beoogde gebruik (wonen) zal deze hiervoor geschikt gemaakt moeten worden. Voor de ingebruikname zal een bodemsanering moeten worden uitgevoerd. Op basis van het uitgevoerde onderzoek en met inachtneming van de saneringsverplichting kan worden verwacht dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Voor aanvang van het gewijzigde gebruik zal het bevoegd gezag Wet bodembescherming moeten instemmen met de uitgevoerde sanering (beschikking op evaluatierapportage). Deze voorwaarde kan zich beperken tot de saneringslocatie zoals deze in het eerdergenoemde bodenonderzoek is weergegeven (DZ2).
Voor perceel Wolfkaterweg 31 zal de sanering van de genoemde locatie op korte termijn worden opgestart. Verwachting is dat deze sanering voor het vaststellen van dit bestemmingsplan is afgerond. Mocht de sanering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan niet zijn afgerond dan zal het bestemmingsplan op dat punt gewijzigd worden vastgesteld met op de verbeelding de te saneren locatie met daaraan gekoppeld (in de regels) een voorwaardelijke verplichting tot sanering. Deze voorwaardelijke verplichting houdt in dat de te saneren locatie niet eerder gebruikt mag worden voor de woonfunctie dan nadat deze gesaneerd is.
De 'Nota geluid' van de gemeente Hengelo heeft als uitgangspunt dat de geluidbelasting het goede woon-en leefklimaat niet mag verstoren. Dit betekent niet voor alle delen van Hengelo hetzelfde. Bewoners van bijvoorbeeld de binnenstad of bewoners langs een drukke invalsweg zullen andere verwachtingen hebben dan bewoners van specifieke woongebieden. Daarom zijn in Hengelo vijf gebiedstypen onderscheiden:
Per gebiedstype zijn ambitie- en plafondwaarden vastgesteld. De ambitiewaarde is het geluidniveau dat wordt nagestreefd. De plafondwaarde is het maximale niveau dat onder voorwaarden kan worden toegestaan.
De Wet geluidhinder definieert zones langs industrieterreinen, wegen en spoorwegen. Bij het realiseren van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen een zone moet een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd en moet de wettelijke geluidgrenswaarde in acht worden genomen.
Wegverkeerslawaai
Deldenerdijk 55
Perceel Deldenerdijk 55 ligt in het gebiedstype 'buitengebied'. Uit de geluidskaart van de gemeente blijkt dat het geluidsniveau op perceel Deldenerdijk 55 ruim onder de voorkeurswaarde van 48 Db ligt. Zonder berekening kan dan ook worden gesteld dat kan worden voldaan aan de ambitiewaarde van 43 dB uit het gemeentelijk geluidbeleid en aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Voor wat het verkeerslawaai betreft is er dan ook sprake van een goede ruimtelijke ordening.
Afbeelding 14: fragment geluidkaart van perceel Deldenerdijk 55
Wolfkaterweg 31
Perceel Wolfkaterweg 31 ligt in het gebiedstype 'buitengebied'. Uit de geluidskaart van de gemeente blijkt dat het geluidsniveau op perceel Wolfkaterweg 31 onder de voorkeurswaarde van 48 Db ligt. De rood voor rood woning wordt ruim achter de voorgevel van de bestaande woning gebouwd zonder berekening kan worden gesteld dat het geluid onder de wettelijke voorkeursgrenswaarde van 48 dB blijft. Voor wat het verkeerslawaai betreft is er dan ook sprake van een goede ruimtelijke ordening.
Afbeelding 15: fragment geluidkaart van perceel Wolfkaterweg 31
Industrielawaai
De percelen van het plangebied liggen niet binnen de invloedsfeer van een industrieterrein. Het aspect industrielawaai is daarom niet van belang.
Railverkeerslawaai
Het percelen van het plangebied liggen niet binnen de zone van één van de spoortrajecten door Hengelo. Het aspect railverkeerslawaai is daarom niet van belang.
Luchtvaartlawaai
Het plangebied ligt buiten de zone van het vliegveld Twente. Het aspect luchtvaartlawaai is daarom niet van belang.
Externe veiligheid omvat het beheersen van de risico's voor de omgeving door de productie, de opslag en het gebruik van gevaarlijke stoffen (binnen bedrijven) en door het transport van gevaarlijke stoffen (via wegen, waterwegen, spoorwegen en buisleidingen). De externe veiligheidsrisico's worden enerzijds bepaald door de mogelijke effecten die een calamiteit met gevaarlijke stoffen kan hebben en anderzijds door de kans dat een calamiteit optreedt.
De normering voor de externe veiligheid rond bedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). De normering voor de externe veiligheid langs rijkswegen en spoorwegen is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Voor buisleidingen is de normering voor externe veiligheid vastgelegd in het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen (Bevb).
Het externe veiligheidsrisico wordt uitgedrukt in twee grootheden, het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Aan het plaatsgebonden risico is een wettelijke contour verbonden waarbinnen geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden geprojecteerd. Het groepsrisico is de kans dat een groep personen dodelijk wordt getroffen door een incident met gevaarlijke stoffen.
Beoordeling
In de omgeving van het perceel Deldenerdijk 55 bevinden zich geen risicovolle bedrijven met een invloedsgebied tot over het plangebied. Ook bevinden zich in de omgeving geen transportassen waarover substantiële hoeveelheden gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De woningen aan de Deldenerdijk 55 bevinden zich niet binnen het invloedsgebied van een buisleiding.
In de omgeving van het perceel Wolfkaterweg 31 bevinden zich geen risicovolle bedrijven met een invloedsgebied tot over het plangebied. Ook bevinden zich in de omgeving geen transportassen waarover substantiële hoeveelheden gevaarlijke stoffen worden vervoerd. In de nabijheid van Wolfkaterweg 31 (ongeveer 250 meter) bevindt zich een gasleiding. De woningen liggen buiten het invloedsgebied van de gasleiding. De extra rood voor rood woning zal dan ook niet bijdragen aan een toename van het groepsrisico.
Afbeelding 16: fragment risicokaart waarop de percelen Deldenerdijk 55 en Wolfkaterweg 31 zijn aangegeven
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor dit plan.
In titel 5.2 van de Wet milieubeheer zijn de luchtkwaliteitseisen opgenomen die het bevoegd gezag bij het nemen van ruimtelijke en infrastructurele besluiten in de besluitvorming moet betrekken.
Indien het project:
is luchtkwaliteit geen belemmering voor het plan.
Een woningbouwplan draagt op grond van de ministeriële regeling niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit als minder dan 1500 woningen worden gerealiseerd. Dit plan maakt de realisatie van 2 exra rood voor rood woningen mogelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering.
Het plangebied ligt binnen het radarverstoringsgebied van het radarstation Twente en, voorzover het perceel Wolfkaterweg 31 betreft, binnen het gebied waar op grond van het luchthavenbesluit Twente Airport beperkingen gelden in verband met de vliegveiligheid:
Het plan laat geen bouwhoogte toe welke in strijd is met de hoogtebeperkingen vanwege de vliegveiligheid en de aanwezigheid van de radar.
Wettelijk kader
Uit de Wet milieubeheer in samenhang met het Besluit milieueffectrapportage (Besluit mer) volgt dat voorafgaand aan de vaststelling van een bestemmingsplan dat voorziet in “de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject” (kolom 1 van onderdeel D 11.2 van de bijlage bij het Besluit mer) beoordeeld moet worden of er zodanige belangrijke nadelige milieueffecten zijn te verwachten dat het nodig is om eerst een milieueffectrapport (MER) op te stellen. Bij de beoordeling moeten de criteria worden betrokken uit bijlage III van de mer-richtlijn.
De omvang van het project ligt ruim onder de drempelwaarden genoemd in kolom 2 van onderdeel D 11.2 van de bijlage bij het Besluit mer waarboven een formele mer-beoordeling nodig is.
Op grond van artikel 7.19 Wet milieubeheer moet het bevoegd gezag voorafgaand aan de ter inzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan beslissen of er vanwege belangrijke nadelige milieugevolgen van het plan een milieueffectrapport nodig is. Bij deze afweging moet rekening worden gehouden met de relevante criteria uit bijlage III van de mer-richtlijn:
Locatie en kenmerken van het plan
De twee locaties van het plangebied liggen in het buitengebied van Hengelo. Het betreft twee agrarische bouwkavels en een deel landbouwgrond. De agrarische bouwkavels en het deel landbouwgrond kennen geen bijzondere natuurwaarden of bijzondere natuurlijke hulpbronnen. Het ligt niet binnen een grondwaterbeschermingsgebied. De percelen van plangebied liggen respectievelijk op ruim 6,5 en 8 km van het Natura 2000 gebied Buurserzand & Haaksbergerveen.
Beoordeling en motivering
Met het plan worden slechts 2 woningen mogelijk gemaakt. De betreffende gronden waren voorheen in gebruik als agrarisch bouwvlak en gedeeltelijk als landbouwgrond. De nieuwe woningen worden grondgebonden woningen met tuin. Ten opzichte van het eerdere gebruik, is het dan ook niet te verwachten dat het plan substantiële negatieve gevolgen heeft voor de biodiversiteit. Bovendien wordt ter compensatie voor de twee woningen 2043 m2 aan stalruimte gesloopt.
Het bouwbesluit stelt in afdeling 5.2 eisen aan de milieubelasting van de toe te passen materialen. Om die reden is het niet aannemelijk dat er als gevolg van de toe te passen bouwmaterialen belangrijke nadele milieugevolgen zijn te verwachten. Op grond van de gaswet is het niet toegestaan om de nieuw te bouwen woningen aan te sluiten op het aardgasnet. In de gebruiksfase zal dan ook weinig verbranding van brandstoffen plaatsvinden en is de emissie van stikstofoxiden gering. De extra verkeersbewegingen ten gevolge van twee woningen zullen geen significante stikstofdepositie geven op het Natura 2000-gebied Buurserzand & Haaksbergerveen.
Conclusie
Gelet op:
wordt geconcludeerd dat het plan naar verwachting geen zodanig belangrijke gevolgen voor het milieu zal hebben dat voorafgaand aan de vaststelling van het plan een milieueffectrapport moet worden opgesteld.
De ontwikkeling van het plangebied betreft een particulier initiatief. De kosten die verband houden met de bestemmingsplanherziening, alsmede de uitvoering van het plan, komen voor rekening van de initiatiefnemer. Dit is in een Rood voor Rood overeenkomst tussen initiatiefnemer en de gemeente Hengelo vastgelegd. In verband hiermee kan worden geconcludeerd dat het plan economisch uitvoerbaar is. Aangezien het kostenverhaal anderszins verzekerd is hoeft de raad geen exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 Wro vast te stellen.
Volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt een bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting langs elektronische weg vastgelegd. Het bestemmingsplan wordt in die vorm ook vastgesteld, tegelijk met een volledige analoge verbeelding van het bestemmingsplan op papier. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.
Het Bro laat echter de feitelijke digitale werkwijze voor een groot gedeelte over aan een ministeriële regeling, de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012, met de daarbij behorende standaarden. Het gaat daarbij om de inrichting, de vormgeving, de verbeelding, de beschikbaarstelling, de authenticiteit, de integriteit, de volledigheid, de vaststelling en de bekendmaking van de digitale ruimtelijke informatie. De regeling bestaat uit een set normen (die verplicht zijn voorgeschreven) en een pakket aan praktijkrichtlijnen die uitleggen hoe de verplichte normen toegepast kunnen worden.
Voorliggend bestemmingsplan voldoet aan alle verplichte onderdelen van de standaarden.
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en bijbehorend GML-bestand waarin de geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat. Het .GML-bestand en de regels dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
1. Inleidende regels;
2. Bestemmingsregels;
3. Algemene regels;
4. Overgangs- en slotregels.
In het navolgende worden de regels per hoofdstuk toegelicht.
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied.
Dit artikel bevat de definities van de in de regels gebruikte begrippen, waarmee een eenduidige interpretatie van deze begrippen is vastgelegd.
De "wijze van meten" geeft onder meer regels waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.
Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de verbeelding is de bestemming aangegeven. In de regels is onder andere aangegeven welk gebruik is toegestaan, wat er gebouwd mag worden en wat verboden is. Hieronder worden de verschillende bestemmingen en dubbelbestemmingen toegelicht.
Op de gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Agrarische functie met natuur- en landschapswaarden is de bestemmingsregeling gericht op:
1. bescherming van het agrarisch grondgebruik;
2. bescherming van de landschappelijke waarden;
3. bescherming van de natuurwaarden;
4. bescherming en behoud van cultuurhistorische waarden;
5. behoud van de waarden voor het gebied voor extensieve recreatieve uitloop.
Een groot deel van het buitengebied van de gemeente Hengelo wordt reeds lang beheerd door het landgoed Twickel. Dat deel van het buitengebied wordt gekenmerkt door een intensieve verwevenheid van natuurgebieden (heide, schraalgraslanden) en bosopstanden, afgewisseld met veelal fraaie landerijen. Grote delen van dit gebied zijn dan ook aangemerkt als provinciale ecologische hoofdstructuur.
Het mag duidelijk zijn dat de binnen dit gebied gelegen agrarische gronden naast agrarische, tevens in bijzondere mate landschappelijke en natuurwaarden hebben. Het geheel is leef- en fourageergebied voor zoogdieren, amfibieën en reptielen en diverse vleermuissoorten. Het gebied is rijk aan dagvlindersoorten, vogelsoorten, bossen en kleinschalige landschappen, droge heiden en vochtige/natte cultuurlanden.
Floristisch herbergt dit gebied een veelheid aan vegetatietypen. De sterke mate van afwisseling tussen deels extensief (vaak grasland) gebruikte landbouwgronden en bos- en natuurterreinen draagt zorg voor een veelheid aan biotopen en waardevolle ecologische overgangssituaties.
Naast de genoemde waarden heeft het gebied ook een grote cultuurhistorische waarde. Tot de cultuurhistorische waarden kunnen behoren ruimtelijke en landschappelijke objecten en elementen, behorend tot de architectuurhistorie, archeologie of historische geografie. De cultuurhistorische waarden gaan dus verder dan enkel de panden aan welke vanuit de Monumentenwet een monumentale waarde is toegekend. Er kan hierdoor gesproken worden van een landschappelijk-agrarisch-ecologisch en cultuurhistorische eenheid, welke door haar (afwisselende) samenhang het geheel aan waarden bepaalt. Een bestemming "Agrarisch met waarden - Agrarische functie met natuur- en landschapswaarden" doet daarmee het meest recht aan de binnen dit geheel gelegen agrarische gronden.
De waarden die hier beschermd worden zijn het agrarisch gebruik, de ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, daarmee samenhangend de als waardevol aangemerkte landschapselementen, de meer of minder waardevolle graslanden en de in het gebied aanwezige onverharde paden en wegen en het relïef dat wordt veroorzaakt door de aanwezigheid van esruggen.
Op de gronden met de bestemming Wonen is het toegestaan om woningen te bouwen. Met daarbij ondermeer erven, tuinen, waterpartijen.
Zoals in ieder buitengebied is ook in Hengelo de situatie zo gegroeid dat plaatselijk sprake is van een grote hoeveelheid burgerwoningen. Er zal terughoudend worden omgegaan met het bouwen van nieuwe burgerwoningen in het buitengebied. De bouw van nieuwe burgerwoningen is daarom uitgesloten, met uitzondering van deelname aan de regelingen "Rood voor rood, VAB, Nieuwe landgoederen".
Woningsplitsing is beperkt toegestaan in situaties waarin bepaalde waarden behouden moeten blijven. Voormalige boerderijen kunnen worden gesplitst: het betreft typisch Twentse en Twickel boerderijen, waar stallen of andere bedrijfsruimten zijn geïntegreerd in de bouwmassa's. Ook woningen die anderszins cultuurhistorisch waardevol -veelal beeldbepalend- zijn, en als zodanig zijn aangemerkt in het bestemmingsplan - komen in aanmerking voor woningsplitsing.
De splitsing is gebonden aan strikte voorwaarden (waaronder het niet hinderen van omliggende agrarische bedrijven en een minimale inhoudsmaat).
Burgerwoningen krijgen uitbreidingsmogelijkheden tot maximaal 750 m3 (inclusief mogelijke inwoning).
Om te voorkomen dat bestaande woningen worden afgebroken en op een andere locatie worden herbouwd, is in de regels aangegeven dat een woning bij algehele herbouw dient te worden teruggebouwd op de bestaande fundamenten. Van deze eis kan ontheffing worden verleend, zij het dat herbouw op een andere locatie (vanzelfsprekend binnen het betreffende perceel) o.a. stedenbouwkundig aanvaardbaar dient te zijn.
In de gebruiksregeling is opgenomen, dat het uitoefenen van een aan-huis-gebonden-beroep mogelijk is binnen de woonfunctie. Vanzelfsprekend dient deze functie ondergeschikt te blijven aan de woonfunctie.
De gronden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie hoog zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van archeologische waarden.
De gronden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie middel zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van archeologische waarden.
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze gelden voor het gehele plangebied.
De anti-dubbeltelregel is opgenomen om ervoor te zorgen dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing wordt gelaten.
Dit artikel regelt enkele aspecten met betrekking tot het gebruik van gronden.
Dit artikel regelt enkele aspecten met betrekking tot de gebruikte aanduidingen.
In dit artikel is opgenomen aan welke voorwaarden moet worden voldaan ingeval gebruik gemaakt wordt van de wijzigingsmogelijkheden.
In dit artikel is de procedure beschreven die gevolgd moet worden bij een uitwerking of wijziging van het plan, dan wel het stellen van nadere eisen.
Hier zijn aanvullende bepalingen opgenomen met betrekking tot het parkeren, laden en lossen.
Hoofdstuk 4 bevat regels omtrent overgangsrecht en de slotregel. Deze gelden voor het hele plangebied.
Dit artikel regelt ten aanzien van gebouwen en van gebruik dat bestaande gebouwen of bestaand gebruik dat afwijkt van het plan, onder voorwaarden mag worden voortgezet.
In dit artikel staat de naam van het bestemmingsplan.
Het ontwikkelen van beleid en de vertaling hiervan in een bestemmingsplan heeft weinig zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan de regels van het plan niet gehandhaafd (kunnen) worden. Daarom is het belangrijk al tijdens het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de opgestelde regels. Hierbij is een aantal punten in het bijzonder van belang:
Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden, indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund wordt door de gebruikers van het bestemmingsplan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is om die reden wenselijk. Uiteraard zal niet iedereen zich kunnen vinden in elk onderdeel van het plan.
Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn. Dat wil zeggen, dat het plan niet onnodig beperkend of inflexibel dient te zijn. De regels dienen niet meer, maar ook niet minder te regelen dan noodzakelijk is.
Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle op de feitelijke situatie in het plangebied. Indien de regels worden overtreden moeten adequate maatregelen worden getroffen. Indien dit wordt nagelaten ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid.
In de Inspraakverordening van de gemeente Hengelo is aangegeven op welke wijze belanghebbende natuurlijke en rechtspersonen bij de voorbereiding van het gemeentelijk beleid - inclusief bestemmingsplannen - worden betrokken.
Ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening plegen burgemeester en wethouders, waar nodig, overleg met de nader in dit artikel genoemde instanties en functionarissen. Van plan tot plan dient te worden beoordeeld met wie dit overleg dient plaats te vinden. In dit geval zal in ieder vooroverleg worden gevoerd met de provincie en het waterschap.
Conform de gemeentelijke inspraakverordening en het gestelde in de Wet ruimtelijke ordening zullen de volgende stappen worden ondernomen: