TAM- omgevingsplan hoofdstuk 22b Vreugdevuren
Hoofdstuk 1 Inleiding
Het ontsteken van paasvuren op 1e en 2e paasdag vormen een eeuwenoude traditie die met name in Noord- en Oost-Nederland hoog gehouden wordt en een brede belangstelling kent onder de lokale bevolking.
Door de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024 zijn tientallen wetten en Algemene maatregelen van bestuur samengevoegd tot één wet en vier Algemene maatregelen van bestuur. Door het samenbrengen van diverse regelingen in de Omgevingswet hebben inhoudelijke wijzigingen plaatsvonden. Een van de onderwerpen betreft het verbanden van afvalstoffen in de buitenlucht. DIt heeft effect op de traditionele paasvuren zoals wij deze kennen.
In tabel1 "Verbranden snoeiafvaal voor en na 2024" zijn de wijzigingen in beeld gebracht.
Voor inwerkingtreding van de Omgevingswet kon een gemeente op basis van een ontheffing van het stookverbod op grond van de Wet milieubeheer vreugdevuren (paasvuren) mogelijk maken. Deze ontheffing kan echter onder de Omgevingswet niet meer gebruikt worden ten behoeve van de vreugdevuren en paasvuren. Om die reden is voorliggende regelling opgesteld, zodat het verbranden van snoeifafval bij de bron te reguleren valt.
Wettelijk kader voor 1 januari 2024 |
Wettelijk kader na 1 januari 2024 |
Het verbranden van afvalstoffen is een vergunningplichtige activiteit op basis van de Wet milieubeheer (artikel 10.63 lid 1 Wm). |
Het verbranden van bedrijfsafvalstoffen is een vergunningplichtige activiteit (artikel 3.40e Besluit activiteiten leefomgeving). Onder bedrijfsafvalstoffen worden ook afgegeven of ingezamelde huishoudelijke afvalstoffen verstaan. Snoeiafval dat wordt afgestaan of ingezameld voor een vreugdevuur wordt gezien als een bedrijfsafvalstof. Daarmee is sprake van een vergunningplicht. |
Het college is bevoegd ontheffing te verlenen. |
Een ontheffing is niet meer in de wet opgenomen. |
Voor het verlenen van de ontheffing maakt het college gebruik van lokaal beleid. |
Om een omgevingsvergunning te kunnen verlenen moet getoetst worden aan de beoordelingsregels uit het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl, afdeling 8.5.1). Uitgangspunt daarbij is dat afvalstoffen doelmatig worden beheerd en zoveel mogelijk worden gescheiden en hergebruikt. Het verbranden van afvalstoffen wordt in alle gevallen gezien als niet doelmatig en is daarmee vanuit afvalbeheer en de milieubelastende activiteit niet te vergunnen. Ook kan niet worden voldaan aan de eisen die het Bkl stelt voor luchtkwaliteit. Dat betekent dat de omgevingsvergunning niet verleend kan worden. Uit de toelichting bij de rijksregels en het Landelijke afvalbeheerplan (LAP of LAP3) volgt dat een gemeente in uitzonderlijke gevallen alsnog medewerking kan verlenen aan het verbranden van snoeiafval. Dat doet zij door beoordelingsregels te stellen in het omgevingsplan. Als voorbeeld worden paas- en vreugdevuren genoemd. |
Tabel 1: Verbranden snoeiafvaal voor en na 2024.
Hoofdstuk 2 Lokaal beoordelingskader
Binnen Almelo worden al jaren particuliere en openbare paasvuren ontstoken.
Een aantal zeer droge (voor)jaren, nationale problemen rondom stikstof en aandacht voor beschermde dieren hebben geleid tot aanpassingen aan de paasvuren. De traditie van het paasvuur is daarmee met zijn tijd mee gegroeid en is doorontwikkeld tot het fenomeen zoals we dat nu kennen.
Sinds is 2015 een regionale werkwijze rondom de advisering van paasvuren afgesproken. Deze werkwijze is een belangrijke bron voor lokale beoordelingsregels zoals opgenomen in dit plan.
Een paasvuur bestaat uit snoeiafval. Het is niet toegestaan om andere afvalstoffen te verbranden dan onbehandeld snoei- en takkenhout. Pallets of andere vormen van (voor)bewerkt hout zijn geen snoeiafval.
Naast het begripsmatig vastleggen van wat een paasvuur is worden in voorliggend plan regels vastgeled over bijvoorbeeld windkracht en de bestaande luchtkwaliteit op dag van ontsteken. Dit is vooraf niet vast te leggen omdat op het moment van vergunningverlening het immers veelal niet bekend is wat de weersituatie op de dag van ontsteken.
Dit plan geeft alleen de mogelijkheid om paasvuren/ vreugdevuren op specifieke dagen te ontsteken. Ook is het maximum aantal paasvuren per kalenderjaar vastgelegd. Daarmee wordt voorkomen dat onbegrensde hoeveelheden snoeiafval ondoelmatig aangewend worden en beschrijft het plan wat snoeiafval is.
Naast de bronmaatregelen stelt het plan regels over overdracht in de vorm van afstanden. Door voldoende afstand te houden van brandgevoelige objecten wordt de veiligheid en gezondheid voldoende gewaarborgd. De overzichtstabel in het plan geeft uitdrukking aan de minimale afstanden.
Met deze lokale regels wordt tot uitdrukking gebracht dat het verbranden van snoeiafval met Pasen of eindejaar een bijzondere omstandigheid is. Het plan voorziet alleen in de uitzonderlijke gevallen dat het culturele en het lokale maatschappelijke belang zwaar weegt ten opzichte van de regels bij de milieubelastende activiteit.
Ten overvloede wordt opgemerkt dat dit TAM-plan alleen ziet op het gebruiksactiviteit en de milieubelastende activiteit. Eventuele toestemmingsplan op basis van andere lokale regels uit de Algemene Plaatselijke Verordening of andere regelgeving vallen buiten de reikwijdte van dit plan. Het ontsteken kan alleen doorgaan als voor alle benodigde toestemmingen akkoord is verkregen.