direct naar inhoud van Toelichting
Plan: BG Zuid, deelplan Brugstraat 101, Nieuwlande
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.2021BP9000005-ON01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Stichting Ambiq heeft het voornemen om een woonzorginstelling te realiseren op de locatie Brugstraat 101 in Nieuwlande. Op deze locatie was voorheen een agrarisch bedrijf gevestigd.

Ambiq biedt specialistische zorg voor kinderen, jongeren en volwassenen met een licht verstandelijke beperking en bijkomende problematiek. Het plan van stichting Ambiq is om deze zorg ook aan te bieden aan de Brugstraat. Het wordt een woonzorginstelling waar 14 (jong) volwassen cliënten verblijven, waarvan 4 in een gezinshuis en circa 4 medewerkers van de stichting.

De voorgenomen ontwikkeling past niet in het vigerende bestemmingsplan voor deze locatie.

1.2 Opgave bestemmingsplan

Voorliggend bestemmingsplan voorziet in het planologisch mogelijk maken van de ontwikkeling zoals voorgenomen door Stichting Ambiq, voor de locatie Brugstraat 101 in Nieuwlande.

1.3 Opbouw toelichting

In het volgende hoofdstuk wordt ingegaan op de huidige situatie van het plangebied. De inrichting van het plangebied en de vigerende bestemmingsplannen worden hier onder andere in beschreven. Hoofdstuk 3 gaat in op het geldende beleidskader voor de locatie. In hoofdstuk 4 worden de gewenste ontwikkelingen beschreven. Hier wordt ook ingegaan op het landschappelijk inpassingsplan dat is opgesteld voor de ontwikkeling. Hoofdstuk 5 beschrijft de verschillende omgevingsaspecten en de toets of deze aspecten leiden tot belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van het plan. Hoofdstuk 6 bevat een beschrijving van hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de regels van dit bestemmingsplan. Tot slot wordt in hoofdstuk 7 ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

2.1 Plangebied

Het plangebied is gelegen in het buitengebied van de gemeente Hoogeveen, ten zuidoosten van Hoogeveen, tussen de dorpen Elim en Dalerpeel. Het perceel ligt aan de Brugstraat. Dit is een doorgaande weg waaraan zowel woonfuncties als bedrijfsfuncties aanwezig zijn. Ten zuiden van het plangebied is een agrarisch bedrijf gelegen. De gronden om het perceel zijn in gebruik als agrarische gronden.

Op onderstaande luchtfoto is het plangebied en de omliggende bebouwing weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2021BP9000005-ON01_0001.jpg"

Luchtfoto plangebied (bron: pdokviewer.nl)

2.2 Vigerend recht

Het vigerende bestemmingsplan is het bestemmingsplan Buitengebied Zuid, herziening 2007 (onherroepelijk 26 maart 2008. De bestemming van het plangebied is Landelijk gebied I met de aanduiding 'agrarisch bedrijf'.

Vanwege beleidswijzigingen over kleinschalig kamperen is op 2 april 2009 het facet bestemmingsplan Buitengebied Zuid, herziening 2007, deelplan herziening vrijstellingsbepaling kleinschalig kamperen onherroepelijk geworden. Daarnaast is op 21 januari 2010 het facet bestemmingsplan Buitengebied Zuid, herziening 2007, deelplan herziening woningbouwvoorschriften onherroepelijk geworden.

Op 3 december 2015 is het bestemmingsplan Buitengebied, parapluherziening aan- en bijgebouwenregeling vastgesteld. Deze parapluherziening is opgesteld om een ruimere aan- en bijgebouwenregeling vast te stellen in het buitengebied ten opzichte van de rest van de gemeente Hoogeveen.

Tevens is op 7 september 2017 het bestemmingsplan Buitengebied, parapluherziening recreatie en toerisme vastgesteld. Hiermee zijn de regels op het gebied van recreatie en toerisme in het buitengebied aangepast en verruimd. Op 21 september 2017 is het bestemmingsplan Buitengebied, parapluherziening externe veiligheid en overige milieucontouren vastgesteld.

Op onderstaande afbeelding is een uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan Buitengebied Zuid, herziening 2007 weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2021BP9000005-ON01_0002.jpg"

Uitsnede verbeelding vigerend bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

De gronden die in het bestemmingsplan de bestemming Landelijk gebied I hebben zijn bestemd voor:

  • behoud en herstel van de landschappelijke waarden;
  • behoud van de natuurlijke waarden;

en de volgende sociaal-economische doeleinden:

  • uitoefening van het agrarisch bedrijf;
  • bosbouw, met uitzondering van de gronden op de toetsingskaart aangeduid met ’open gebied’;
  • dagrecreatie;
  • [en andere functies waar dan een aanduiding voor is opgenomen].

De plannen van Ambiq passen niet in het vigerend bestemmingsplan op gronden van deze doeleindenomschrijving. In het vigerend bestemmings is wel een wijzigingsbevoegdheid opgenomen maar deze geldt alleen voor bestaande bebouwing. Omdat dit plan betrekking heeft op nieuwbouw, is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan voor deze locatie noodzakelijk.

2.3 Ruimtelijke structuur plangebied

Het plangebied wordt ontsloten op de Brugstraat. Dit is een doorgaande weg die in het zuiden, op de grens van de provincies Drenthe en Overrijssel overgaat in de Nieuwlandseweg, waarna deze aansluit op de N377. Richting het noorden loopt de Brugstraat door tot in het dorp Nieuwlande.

Aan de noordzijde van het perceel is een bomenrij aanwezig. De bomenrij die aan de zuidzijde het perceel aanwezig was is inmiddels gekapt. Aan de zuid- en westzijde van het perceel is een sloot.

De aanwezige bebouwing is een voormalige bedrijfswoning met daaraan verbonden een schuur. Achterop het perceel staat nog een voormalige pluimveestal.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2021BP9000005-ON01_0003.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2021BP9000005-ON01_0004.jpg"

Foto's met impressie van huidige situatie plangebied (bron: BügelHajema Adviseurs)

2.4 Functionele structuur plangebied

Op het terrein is één woning aanwezig. De agrarische functie van het perceel is inmiddels beëindigd. Andere functies zijn niet op het terrein aanwezig.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het beleid van Europa en de rijksoverheid is van invloed op het te voeren Drentse omgevingsbeleid. Zo is er op Europees niveau veel aandacht voor het verbinden van economische kerngebieden door vervoersnetwerken, de aansluiting van relatief zwak ontwikkelde regio's, landsoverschrijdende samenwerking, stroomgebieden, ecologische relaties en duurzame ontwikkeling.

Op nationaal niveau zijn de ambities tot 2040 in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR, maart 2012) weergegeven. De ondertitel van het SVIR luidt ‘Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig’. Om dat te bewerkstelligen zijn – voor de middellange termijn (2028) - de volgende drie doelen aangegeven:

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.


Met de hiervoor genoemde rijksdoelen komen dertien nationale belangen aan de orde die in de SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van de ruimtelijke ordening gekregen; het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn.

Gezien de beperkte aard en omvang van de ontwikkeling vormt de SVIR geen concreet beoordelingskader voor het plan. Wel is het Rijksbeleid verder uitgewerkt in het onderliggend beleid.

Ladder voor duurzame verstedelijking

De Ladder voor duurzame verstedelijking (hierna: Ladder) is een instrument voor efficiënt ruimtegebruik, met een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt. Bij besluit van 28 augustus 2012 is de Ladder toegevoegd aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en vervolgens op 1 oktober 2012 in werking getreden. Op 1 juli 2017 is het Bro gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt.

De Ladder staat als instrument niet op zichzelf, maar geeft mede vorm aan de systeemverantwoordelijkheid van de minister van Binnenlandse Zaken voor een goede ruimtelijke ordening. Deze verantwoordelijkheid brengt met zich mee, dat de minister er voor zorgt dat decentrale overheden over de juiste instrumenten kunnen beschikken voor een zorgvuldige benutting van de ruimte. Hieronder wordt begrepen het voorkomen van overprogrammering, het faciliteren van groei, het anticiperen op stagnatie en het leefbaar houden van krimpregio's.

De Ladder is onder andere van toepassing op bouwplannen die worden aangemerkt als nieuwe stedelijke ontwikkeling. Bij het bepalen óf en hoe de Ladder moet worden toegepast zijn de volgende aspecten van belang:

  • 1. Is er sprake van een stedelijke ontwikkeling?
  • 2. Is de stedelijke ontwikkeling nieuw?
  • 3. Wat is het ruimtelijk verzorgingsgebied?
  • 4. Is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling?
  • 5. Ligt de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied?

In het navolgende worden de hierboven genoemde aspecten beschreven en afgewogen.

Ad 1.

Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling, in relatie tot de omgeving. Gelet op de omvang van de zorginstelling, het realiseren van een zorginstelling met maximaal 14 cliënten, in relatie tot de omgeving is het plan aan te merken als een stedelijk ontwikkeling.

Ad 2.

De Laddertoets geldt alleen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Beoordeeld moet worden of sprake is van een nieuw beslag op de ruimte. Daarvan is in het beginsel sprake als het nieuwe ruimtelijke besluit meer bebouwing mogelijk maakt dan er op grond van het voorheen geldende planologische regime aanwezig was, of kon worden gerealiseerd.

Ten opzichte van de vigerende bestemmingsplannen wordt met onderhavig plan niet meer bebouwing mogelijk gemaakt. Voor het plan wordt voormalige agrarische bebouwing gesloopt en hiervoor wordt een deel teruggebouwd. Meer bebouwing dan het huidige oppervlakte bebouwing is niet mogelijk omdat dit in strijd is met de Notitie Ruimte voor bedrijfsruimte van de gemeente Hoogeveen.

Er is wel sprake van een functiewijziging. Het perceel wordt niet meer voor agrarische functies gebruikt maar wordt in gebruik genomen voor een maatschappelijke instelling. Ook wonen de cliënten op de locatie in de nieuwe situatie. Uit jurisprudentie (zie uitspraak ECLI:NL:RVS:2017:3210) volgt dat een bestemmingsplan dat alleen voorziet in een planologische functiewijziging, en niet in nieuw planologisch ruimtebeslag, geen stedelijke ontwikkeling betreft. Dit is wel afhankelijk van de aard en omvang van de ontwikkeling.

Voor de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving, wordt opgemerkt dat uit jurisprudentie volgt dat voor woningbouwlocaties vanaf twaalf woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Voorliggende ontwikkeling is geen reguliere woningbouwlocaties, maar voorziet wel in een woongebouw waarin meerdere bewoners kunnen verblijven. De schaal van deze ontwikkeling is niet groter dan twaalf reguliere woningen.

Er is aldus geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Conclusie

Omdat er geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling hoeft de Ladder verder niet doorlopen te worden.

In het kader van goede ruimtelijke ordening moet wel worden aangetoond dat er sprake is van een behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling. De locatie betreft een vervangende locatie voor de voormalige zorglocatie in Geesbrug. De cliënten uit Geesbrug zijn deels opgevangen in Hollandscheveld. De locatie in Hollandscheveld was echter van tijdelijke aard en niet optimaal. De locatie is inmiddels gesloten. Met de locatie aan de Brugstraat 101 in Nieuwlande wordt een definitieve opvanglocatie gerealiseerd. Er staan op dit moment een aantal cliënten op de wachtlijst. Daarnaast is de verwachting dat er voldoende vraag is naar het type locatie: een kleinschalige locatie in een rustige omgeving met dagbesteding op dezelfde locatie.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie en -verordening Drenthe

Provinciale Staten van Drenthe hebben op 2 juli 2014 de Omgevingsvisie Drenthe geactualiseerd en vastgesteld. De visie is op 20 augustus 2014 in werking getreden. De Omgevingsvisie is doorvertaald naar een verordening, voor zover het planologisch relevante aspecten betreft. De (geactualiseerde) Omgevingsverordening is op 17 oktober 2015 in werking getreden.

De missie uit de Omgevingsvisie is het koesteren van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe passend bij deze kernkwaliteiten. De kernkwaliteiten zijn rust, ruimte, natuur en landschap, oorspronkelijkheid, naoberschap, menselijke maat, veiligheid en kleinschaligheid (Drentse schaal). In de Omgevingsverordening zijn deze kernkwaliteiten doorvertaald als archeologie, aardkundige waarden, cultuurhistorie, landschap, rust en natuur.

Om de missie te bereiken, wil de provincie vier robuuste systemen ontwikkelen. Deze vier systemen zijn: het sociaal-economisch systeem, het watersysteem, het landbouwsysteem en het natuursysteem. Binnen deze systemen staat de ontwikkeling van de hoofdfunctie (respectievelijk wonen en werken, water, natuur en landbouw) voorop. Een robuust systeem wil zeggen dat een verstoring als gevolg van een ontwikkeling geen significante gevolgen heeft voor het functioneren van het systeem.

Ruimtelijke kwaliteit
Daarnaast is voor het bereiken van de missie de ruimtelijke kwaliteit van belang. De provincie wil ontwikkelingen stimuleren die een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit. Deze kwaliteit zit voor de provincie in het zorgvuldig gebruikmaken van de ruimte, het behouden en waar mogelijk versterken van de kernkwaliteiten en het waarborgen van de kwaliteit van het milieu en de leefomgeving.

In de Omgevingsverordening is daarom opgenomen dat in een bestemmingsplan uiteengezet wordt dat met het desbetreffende plan wordt bijgedragen aan behoud en ontwikkeling van de bij het plan betrokken kernkwaliteiten conform het provinciaal beleid en de sturingsniveaus zoals die zijn verwoord in de Omgevingsvisie. Daarnaast mag een bestemmingsplan geen nieuwe activiteiten dan wel een wijziging van bestaande activiteiten mogelijk maken die de kernkwaliteiten significant aantasten.

Kernkwaliteiten
In het navolgende is aangegeven welke specifieke waarden of kenmerken van invloed zijn op dit bestemmingsplan.

Op grond van de kernkwaliteit Landschap ligt het plangebied in het Landschap van de Veenkoloniën. Kenmerkend voor deze hoogveengebieden is de strakke verkaveling, de bebouwingslinten langs kanalen en monden en de grote, weidse ruimtes met wijken. Elke ontginning heeft bovendien zijn eigen specifieke kenmerken, waaraan de tijd en de manier van ontginning is af te lezen. Van provinciaal belang is de samenhang tussen het systematische ontginningspatroon van grootschalige openheid met kenmerkende wijkenstructuur en de bebouwingslinten met daaruit opgaande percelen. Omdat voorliggend plan binnen de grenzen van het huidige perceel blijft en daarmee aansluit bij de huidige structuur van het landschap, is deze kernkwaliteit niet in het geding.

Met betrekking tot de kernkwaliteit Cultuurhistorie onderscheid de provincie drie sturingsniveaus: respecteren, voorwaarden stellen en eisen stellen. Voor het plangebied geldt het sturingsniveau 'beleid respecteren'. Dit betekent dat de initiatiefnemer de verantwoordelijkheid heeft om de cultuurhistorische hoofdstructuur als inspiratiebron te benutten. De provincie beoordeeld het plan hierop. In paragraaf 5.2 van deze toelichting wordt ingegaan op het aspect cultuurhistorie.

Het plangebied is niet gelegen in gebieden die zijn aangewezen voor de kernkwaliteiten Aardkundige waarden, Archeologie, Natuur en Rust. Voor deze kernkwaliteiten is geen aanvullend provinciaal beleid van toepassing.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Hoogeveen 2.0

De gemeenteraad heeft in de vergadering van 13 december 2012 voor het grondgebied van Hoogeveen de Structuurvisie Hoogeveen 2.0 vastgesteld. Dit is een geactualiseerde visie van de fysieke structuurvisie uit 2004, geactualiseerd voor de periode 2015-2030. De visie richt zich op de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente. De thema’s zijn: wonen, voorzieningen, bedrijvigheid, bereikbaarheid, landschap en duurzaamheid.

Wat betreft voorzieningen is in de structuurvisie de volgende ambitie opgenomen: Hoogeveen wil de bestaande voorzieningen voor de eigen inwoners en inwoners uit de regio zo veel mogelijk behouden en daarom inzetten op beheerste groei, verdeeld over stad, dorpen en het landelijk gebied. Hiermee worden ook zorgvoorzieningen bedoeld zoals de voorziening waar voorliggend plan betrekking op heeft.

Visie landelijk gebied gemeente Hoogeveen

In 2008 is de Visie landelijk gebied gemeente Hoogeveen vastgesteld. De visie bestaat uit acht deelvisies voor de thema's landschap, water, natuur, infrastructuur, landbouw, wonen, werken en recreatie & toerisme.

Wat betreft landschap is de visie om kernkwaliteiten te accentueren en verrommeling terug te dringen. Wat betreft het thema wonen is de visie gericht op landschappelijke inpassing, voorzieningen en mobiliteit. Voor woonplannen wordt genoemd dat deze pas ontwikkeld kunnen worden als een landschappelijke inpassing is gewaarborgd.

Verder is in het thema werken opgenomen dat werkgelegenheid een belangrijk speerpunt is in het buitengebied. De gemeente faciliteert ondernemers, bedrijven zijn welkom als ze zich voegen naar het karakter van het gebied en geen afbreuk doen aan het landelijke karakter. De omvang moet beperkt blijven.

Woonvisie Hoogeveen 2017-2020 'waar iedereen een thuis vindt'

Het plan voorziet in een zorgvoorziening en biedt daarmee ook een specifieke woonvorm. In de Woonvisie Hoogeveen 2017-2020 wordt aandacht besteed aan verschillende doelgroepen waaronder zowel jonge als oudere zorgvragers. Ook voor deze doelgroep zijn passende woningen in een passende omgeving nodig. In de Woonvisie is opgenomen dat de gemeente streeft naar een goede balans tussen professionele zorg en mantelzorg. Stimuleren van wonen in eigen omgeving en samenredzaamheid is belangrijk, maar ook een degelijk sociaal vangnet dichtbij is een belangrijk doel van de gemeente. Daarnaast moeten particulieren en corporaties worden uitgenodigd voor bijzondere initiatieven, er zal worden gezocht naar maximale ruimte binnen regels om een dergelijk initiatief mogelijk te maken.

Ruimte voor bedrijfsruimte

De gemeente Hoogeveen heeft op 29 november 2016 de notitie 'Ruimte voor bedrijfsruimte' vastgesteld. Ondernemers in het buitengebied van de gemeente kunnen, in ruil voor de sloop van minimaal 250 m2 oude bedrijfsgebouwen, nieuwe bedrijfsruimte bouwen. De notitie is opgesteld om het buitengebied vitaal te houden en verpaupering tegen te gaan.

In de notitie zijn uitgangspunten en voorwaarden opgenomen waar een ontwikkeling aan moet voldoen. Er wordt bijvoorbeeld als voorwaarde gesteld dat een inrichtingsplan en landschappelijke inpassing moet worden opgesteld en goedgekeurd door de gemeente en dat er sprake moet zijn van een kwaliteitsslag op de locatie. Verder wordt genoemd dat bij afbraak tot 750 m2, de afgebroken oppervlakte één op één mag worden teruggebouwd. Voor afbraak boven 750 m2 mag 60% worden teruggebouwd. Voorliggend plan voldoet aan deze voorwaarden met betrekking tot de oppervlakte van de te slopen en op te richten bebouwing. De bestaande schuur heeft een oppervlakte van 1.224 m2. Hier mag dus 750 + 0,6*474= 1034,4 m2 worden teruggebouwd. Het nieuwe bouwvlak heeft een oppervlakte van 1034 m2. Voor het plan is tevens een landschappelijke inpassing en inrichtingsplan opgesteld. Hier wordt nader op ingegaan in paragraaf 4.1.

Conclusie

Voorliggend plan doet geen afbreuk aan het gemeentelijk beleid. Het plan sluit aan op de visie van de gemeente door het bijdragen aan een degelijk sociaal vangnet, door een woonvorm te bieden met professionele zorg. Wat betreft landschappelijke inpassing is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld. Dit is uitgewerkt in paragraaf 4.1 van deze toelichting.

Hoofdstuk 4 Gewenste ontwikkeling en uitgangspunten

4.1 Ruimtelijke en functionele structuur

Het voornemen is om een zorginstelling voor (jong) volwassenen met een licht verstandelijke beperking te realiseren op een perceel dat voorheen in gebruik was voor een pluimveehouderij.

Om de zorginstelling te realiseren wordt de pluimveestal op het achtererf gesloopt. Op deze locatie wordt een nieuw gebouw gerealiseerd waarin cliënten kunnen wonen. De voormalige bedrijfswoning wordt ook onderdeel van de instelling. In de voormalige bedrijfswoning zal een gezinshuis worden gevestigd. Het gezinshuis is een huis, in een straat, waarin een echtpaar (met of zonder eigen kinderen) samen met maximaal 4 kinderen/jong volwassenen van Ambiq woont. In het huis zijn gezinshuisouders die de kinderen persoonlijk begeleiden. Bijvoorbeeld bij het leren omgaan met anderen, vrijetijdsbesteding en de gewone alledaagse dingen, zoals het helpen in de huishouding. Overdag gaan de kinderen naar een school voor speciaal onderwijs of hebben ze een andere vorm van dagbesteding, op deze wijze is er een duidelijke relatie tussen gezinshuis en woon-werkgemeenschap. Daar waar therapie nodig is, maken de gezinshuisouders gebruik van de mogelijkheden binnen Ambiq. Tevens wordt en nauw samengewerkt met een gedragswetenschapper.

De nieuwbouw is bestemd voor maximaal 10 cliënten en dagbestedingsruimte. Deze 10 cliënten worden begeleid door een team aan zorgmedewerkers, zowel op het gebied van wonen als dagbesteding

Er zullen 14 cliënten op het terrein komen te wonen. Het behoud van hun mate van zelfstandigheid of (langzame) groei naar meer zelfstandigheid van de cliënten staat voorop. Daarnaast zijn er circa 4 personeelsleden van Stichting Ambiq werkzaam op de locatie. Gezinshuisouders en het team geven samen vorm aan het beheer van het erf.

Op het terrein wordt ook ruimte geboden aan dagbesteding. De dagbesteding vindt zowel binnen als buiten plaats. In het nieuwe gebouw en in de voormalige dienstwoning wordt hier ruimte voor gerealiseerd.

De dagbesteding is bedoeld voor de cliënten die op het terrein gaan wonen en voor cliënten die elders wonen en een hulpvraag voor dagbesteding hebben. Op de dagbestedingslocaties kunnen (jong) volwassenen ontdekken welk soort werk/activiteiten aansluit bij hun kwaliteiten, interesses, (prikkel) belastbaarheid, sociale competenties en ontwikkelmogelijkheden. Op basis van zijn/haar individuele behoeften wordt geschikte en zinvolle dagbesteding verstrekt. De cliënten leren de basisvaardigheden van een vak en een goede werkhouding aan. De opdrachten komen o.a. voort uit bestellingen van particulieren en bedrijven.

Qua werkzaamheden kan er gedacht worden aan:

  • houtvoorziening: samen met de cliënten wordt er gewerkt met steigerhout. Er worden steigerhouten meubelen, bloembakken e.d. gemaakt.
  • groenvoorziening: het onderhouden van eigen terrein en ander terreinen. Daarnaast zullen er in het bos bomen worden gezaagd, het hout wordt vervolgens klaargemaakt als brandhout voor de verkoop.
  • creativiteit: zoals sieraden maken, planken branden, kaarsen versieren, sleutelhangers maken.


Naast de activiteiten op het terrein wordt er gekeken of er in de omgeving werkzaamheden uitgevoerd kunnen worden en/of de cliënten elders werkervaring op kunnen doen.

Voor de inrichting van het plangebied en de ruimtelijke en functionele structuur is een erfinrichtingsschets opgesteld, als onderdeel van de landschappelijke inpassing. De landschappelijke inpassing is toegelicht in bijlage 1. Hieronder is de erfinrichtingsschets weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2021BP9000005-ON01_0005.jpg"

Inrichtingsschets (bron: BügelHajema Adviseurs)

Hieronder een aantal concept tekeningen om een idee te krijgen van de (invulling) van de bebouwing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2021BP9000005-ON01_0006.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2021BP9000005-ON01_0007.png"

indeling nieuw gebouw (bron: Architectenbureau Ronald de Baas)

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2021BP9000005-ON01_0008.png"

Aanzichten nieuw gebouw (bron: Architectenbureau Ronald de Baas)

Zoals op hiervoor weergegeven tekeningen is te zien zal het nieuwe gebouw ruimte bieden aan 10 slaapkamers, gemeenschappelijke ruimtes en voorzieningen en een ruimte voor dagbesteding. De dagbesteding kan mogelijk worden uitgebreid op de eerste verdieping. In de voormalige bedrijfswoning worden 4 slaapkamers gemaakt voor cliënten, slaapkamers voor de gezinshuisouders en gemeenschappelijke ruimtes en voorzieningen.

4.2 Beeldkwaliteit

De ambitie van de gemeente Hoogeveen ten aanzien van welstand staat verwoord in de Nota Ruimtelijke Kwaliteit. In deze Nota wordt het gemeentelijk beleid op het gebied van ruimtelijke kwaliteit vertaald naar criteria. Daarnaast zijn criteria opgenomen voor verschillende gebiedstypen.

Het plangebied is onderdeel van een gebied dat is aangewezen als lintbebouwing.

Op een aantal plaatsen in het ontginningslandschap hebben zich, vooral in de noord-zuid richting, bebouwingslinten ontwikkeld. Het gaat hierbij om linten die de hoofdlijnen van de ontginning aangeven. Vanuit deze linten is het gebied grotendeels ontgonnen.

Alle linten hebben ongeveer hetzelfde profiel; een weg met zware boombeplanting aan weerszijden met op enige afstand, in een variërende rooilijn, aan weerszijden bebouwing die de nokrichting overwegend haaks op de weg heeft.

In de Nota Ruimtelijke Kwaliteit staan een aantal toetsingscriteria waarmee de waarde van dit gebied, de afleesbaarheid van de ontstaansgeschiedenis, behouden blijft. De criteria hebben betrekking op de ligging, massa en vorm, gevelopbouw en materiaal- en kleurgebruik. Het voornemen wordt aan deze criteria getoetst.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de relevante omgevingsaspecten. Op grond van artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening dient te worden bezien of het plan uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening verenigbaar is met de eisen die aan de omgeving worden gesteld. Het plan dient een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te waarborgen en de belangen van omwonenden niet te schaden. In dit hoofdstuk wordt het plan hieraan getoetst.

5.1 Bodem

In het kader van het bestemmingsplan moet aangetoond worden of er milieuhygiënische bezwaren zijn tegen de nieuwe functie op deze locatie ten aanzien van de bodemkwaliteit. Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op het bestemmen van gronden voor een zorginstelling.

Het onderzoek is uitgevoerd door Eco Reest BV en betreft een combinatie van een verkennend bodemonderzoek en een asbestnoderzoek. Het rapport van het onderzoek is als bijlage bijgevoegd.

Uit het asbestonderzoek is gebleken dat aan de zuidzijde van de schuur een overschrijding van de helft van de interventiewaarde is ter plaatse van dit terreindeel. Nader onderzoek is niet nodig maar wel wordt geadviseerd om de toplaag van de bodem ter plaatse van de druppelzone van het dak aan de noord- en zuidzijde van de schuur te verwijderen, ter voorkoming van blootstelling aan asbestvezels.

Verder zijn tijdens het verkennend bodemonderzoek in de bovengrond en in het grondwater overschrijdingen van de achtergrond- en streefwaarden uit de Wet bodembescherming aangetoond. Gezien de aard en de concentraties van de bij het verkennend chemisch onderzoek aangetoonde parameters in relatie tot de toekomstige bestemming van het terrein als zorginstelling, concluderen wij dat ten aanzien van de onderzochte lagen verhoogde risico's voor de volksgezondheid en/of het milieu op basis van de aangetoonde milieuhygiënische bodemkwaliteit, niet te verwachten zijn. De resultaten van het huidige verkennend chemisch onderzoek vormen geen aanleiding tot nader onderzoek.

Er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen in relatie tot de toekomstige bestemming van het terrein als zorginstelling.

5.2 Archeologie en Cultuurhistorie

Archeologische waarden en het aspect cultuurhistorie dienen op grond van de Erfgoedwet te worden meegewogen in de besluitvorming over ruimtelijke ingrepen.

Archeologie

Op basis van het gemeentelijk archeologiebeleid is deze locatie gelegen is een veenkoloniale ontginningsvlakte. Voor dit gebied is de archeologische verwachting laag.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2021BP9000005-ON01_0009.jpg"

Uitsnede archeologische verwachtingskaart met plangebied in rode cirkel (bron: gemeente Hoogeveen)

Voor het plangebied geldt volgens de beleidskaart een Waarde - Archeologie 5. Het beleid van de gemeente is dat voor locaties met deze waarde geen archeologisch onderzoek nodig is. Daarom is geen dubbelbestemming voor archeologie in het bestemmingsplan opge

nomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2021BP9000005-ON01_0010.jpg"

Uitsnede archeologische beleidskaart met plangebied in rode cirkel (bron: gemeente Hoogeveen)

Cultuurhistorie

Als hoofdambitie in de Structuurvisie 2004 (met update in 2012) is beschreven dat gemeente Hoogeveen een algehele ruimtelijke kwaliteitsverbetering nastreeft wat betreft cultuurhistorie De gemeente wil de verborgen kwaliteiten en waarden van landschap, dorpen en stad aan de oppervlakte brengen en versterken. Het landschap, de dorpen en de stad zijn gelijkwaardige en complementaire ingrediënten van de Structuurvisie.

De gemeente Hoogeveen kent een groot aantal interessante en in cultuurhistorisch opzicht waardevolle landschappen. In potentie bevatten die grote kwaliteiten. Om deze kwaliteiten te benadrukken en tot hun recht te laten komen, is het van belang de individuele kernkwaliteiten meer te accentueren en de verrommeling terug te dringen. De gemeente moet daarbij de schaaluitersten koesteren (kleinschalig en besloten versus grootschalig en open).

Het plangebied is gelegen in het deelgebied 'open veenlandschap met agrarische functie'. Dit gebied vraagt om grote schaal en robuuste landschappelijke structuren. Richtinggevend voor dit gebied is het behouden van het onderscheid tussen de verschillende ontginningsblokken in het veengebied.

In de landschappelijke inpassing (zie paragraaf 4.1 en bijlage 1) wordt ingegaan hoe in het planvoornemen rekening is gehouden met de cultuurhistorische kenmerken van het landschap. In het kort wordt hierin aangegeven dat het perceel onderdeel is van een cultuurhistorisch bebouwingslint. Het karakter van het perceel wordt versterkt door de langgerekte kavelstructuur weer terug te brengen (structuur overeenkomstig). Hiermee wordt een heldere begrenzing gecreëerd. Het erf krijgt een landelijk karakter met kleinschalige uitstraling (accentverschil invulling).

Op deze manier vormt het voornemen geen belemmering voor de aanwezige cultuurhistorische waarden van het plangebied en omgeving.

5.3 Water

Inleiding

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht de Watertoets uit te voeren. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten.

Op 8 december 2017 heeft waterschap Vechtstromen het verzoek om een wateradvies, via de website www.dewatertoets.nl, ontvangen. Hieruit blijkt dat er een normale procedure van toepassing is. Het toetsresultaat en de samenvatting van de watertoets is als bijlage 3 bij deze toelichting gevoegd.

Uitgangspunten

In kader van de watertoets dient in het plan rekening te worden gehouden met onderstaande uitgangspunten.

Om wateroverlast in gebouwen te voorkomen, adviseert het waterschap om de bovenzijde begane-grondvloer tenminste 30 cm boven de weg aan te leggen.

Bij het realiseren van bebouwing en het aanleggen van de verharding moet rekening worden gehouden met voldoende drooglegging om bijvoorbeeld opdrijven van verharding en schimmelvorming in kruipruimten te voorkomen. Het waterschap adviseert voor bebouwing met kruipruimten een drooglegging van 1,00 meter en voor bebouwing zonder kruipruimte een drooglegging van 0,70 meter.

Om het aantal overstortingen van rioolwater en de belasting van rioolwaterzuiveringsinstallatie te beperken, is een belangrijk uitgangspunt om regenwater (HWA) en afvalwater (DWA) zoveel mogelijk gescheiden af te voeren. Hiermee wordt de belasting op de rioolwaterzuiveringsinstallatie zoveel mogelijk beperkt. Bij uitvoering van het plan wordt gezorgd voor voldoende capaciteit van de riolering.

In de nabijheid van het plangebied ligt in het verlengde van de Brugstraat waterloop WL 04737 van waterschap Vechtstromen. De waterloop heeft een belangrijke aan-, af-, en doorvoer functie. Voor het onderhoud van deze waterlopen is een obstakelvrije zone van 5 meter vanaf de insteek noodzakelijk. In deze obstakelvrije zone mag niet zonder toestemming van het waterschap worden gebouwd.

Binnen het plangebied ligt ook een perceelsloot voor de afwatering van het perceel. Om een goede kwaliteit van het water te realiseren, moet worden voorkomen dat verontreinigd water via de perceelsloot in het oppervlaktewater terecht kan komen. Schoon regenwater van daken en ook het erf, mits deze niet verontreinigd raakt, mag hier wel op worden aangesloten.

Toetsing

Uitgangspunt voor de waterhuishouding is dat het verhard oppervlak afneemt door de ontwikkeling. Het hemelwater wordt geïnfiltreerd in de bodem of afgevoerd naar het oppervlaktewater. In het bouwplan wordt rekening gehouden met bovenstaande uitgangspunten van het waterschap.

Het aspect water vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

5.4 Natuur en Ecologie

In het kader van plannen voor de sloop van de schuur op het erf van Brugstraat 101 in Nieuwlande en het uitvoeren van mogelijke werkzaamheden (verbreding, verlenging) aan de sloot langs de zuidzijde van het erf is op 28 november 2017 ecologisch onderzoek uitgevoerd door BügelHajema Adviseurs (Bijlage 2). Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat in de te slopen schuur verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig kunnen zijn en dat in de sloot geschikt biotoop voor grote modderkruiper is aangetroffen. Om inzichtelijk te maken wat het terreingebruik van vleermuizen en grote modderkruiper is en of als gevolg van de beoogde ontwikkelingen sprake is van overtreding van verbodsartikelen van de Wet natuurbescherming (Wnb), is aanvullend onderzoek (Bijlage 3)uitgevoerd. Uit dit onderzoek is gebleken dat door de sloop van de schuur een jaarrond beschermde paarverblijfplaats van gewone dwergvleermuis verloren zal gaan. Wanneer werkzaamheden uitgevoerd gaan worden aan de sloot aan de zuidzijde van het plangebied gaat leefgebied en gaan mogelijk exemplaren van grote modderkruiper verloren. In beide situaties is sprake van overtreding van verbodsartikelen uit de Wnb, waarvoor het aanvragen van een ontheffing van de Wet natuurbescherming noodzakelijk is. Deze ontheffing zal worden aangevraagd.

5.5 Geur

Het plangebied is gelegen in het buitengebied. In de omgeving is een aantal agrarische bedrijven gelegen. Het betreft een agrarisch bedrijf op het adres Brugstraat 103 en 103a en op het adres Brugstraat 154.

Beide bedrijven zijn in het bestemmingsplan als 'grondgebonden agrarisch bedrijf' bestemd. Binnen deze bestemming is het in werking hebben van een agrarisch bedrijf mogelijk.

Op basis van de vergunde rechten kan wat betreft geur worden getoetst aan de geurnormen en/of richtafstanden die zijn opgenomen in de Wet geurhinder en veehouderij. Voor dieren zonder geuremissiefactoren, die in deze bedrijven worden gehouden, wordt in deze Wet een richtafstand van 50 meter aangehouden voor geur. Het bedrijf op nummer 103 en 103a ligt op een afstand van circa 100 meter vanaf het plangebied. Het bedrijf op nummer 154 ligt op een afstand van circa 200 meter. Van beide bedrijven wordt geen geurhinder verwacht.

De ontwikkeling vormt tevens geen belemmering voor eventuele ontwikkelingen van deze agrarische bedrijven. Indien de bedrijven andere dieren gaan houden waarvoor wel een geuremissiefactor wordt vastgesteld, moeten deze voldoen aan de geurnormen zoals vastgesteld in de Wet geurhinder en veehouderij. De norm in dit gebied is 8,0 odour units per m3. Omdat voor beide bedrijven geldt dat er op kortere afstand dan de zorginstelling geurgevoelige objecten zijn gelegen, is de zorginstelling niet bepalend voor de ruimte die de bedrijven hebben om deze ontwikkeling door te gaan.

5.6 Fijnstof

In de nabije omgeving is een agrarisch bedrijf gevestigd. De meest relevante luchtkwaliteitseisen voor agrarische inrichtingen hebben betrekking op zwevende deeltjes of wel fijnstof, aangeduid als PM2,5 en PM10. In artikel 4 van het ‘Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)’ (Besluit NIBM) en de bijlagen van de ‘Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)’ (Regeling NIBM) is voor bepaalde categorieën projecten met getalsmatige grenzen vastgesteld dat deze ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit worden uitgevoerd.

Voor het beoordelen van fijnstof afkomstig van omliggende melkveebedrijven is de ‘Handreiking fijn stof en veehouderijen’ toegepast. In deze handreiking staat een vuistregel voor de toets aan de luchtkwaliteitseisen voor fijnstof. Wanneer de emissie van fijnstof niet hoger is dan de aangegeven waarden in tabel 1 is sprake van NIBM. Het uitvoeren van een uitvoerige ISL3a-berekening is dan niet nodig. In tabel 2 zijn de totale emissies fijn stof van het agrarisch bedrijf Brugstraat 103 weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2021BP9000005-ON01_0011.jpg"

Het agrarisch bedrijf Brugstraat 103 draagt NIBM bij op 100 meter vanaf de inrichting en wordt door deze ontwikkeling niet beperkt in de (toekomstige) bedrijfsvoering. De werkelijke emissie (34.920 g fijn stof per jaar) van fijn stof is lager dan in tabel 1 opgenomen waarde (581.000 g fijn stof per jaar) bij een afstand van 100 meter en draagt niet in betekenende mate bij. De bijdrage van fijn stof afkomstig van het agrarisch bedrijf Brugstraat 103 op de voorgenomen ontwikkeling is NIBM. Het bedrijf wordt door deze ontwikkeling niet beperkt in de (toekomstige) bedrijfsvoering. Omdat de bijdrage aan de luchtverontreiniging NIBM is, hoeft geen toetsing aan de grenswaarden van de luchtkwaliteit plaats te vinden.

5.7 Geluid

Een akoestisch onderzoek is op grond van de Wet geluidhinder noodzakelijk wanneer een woning of een geluidgevoelig object mogelijk wordt gemaakt dat gelegen is binnen een door deze wet aangewezen geluidzone. De nieuw te realiseren bebouwing is geluidgevoelig en bevindt zich binnen de geluidzone van de Brugstraat. Daarom dient er een toetsing plaats te vinden aan de eisen uit de Wet geluidhinder.

Voor het plan is door BügelHajema Adviseurs een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De rapportage van dit onderzoek is als bijlage 5 bij dit plan gevoegd.

Uit het onderzoek blijkt dat de gevelbelasting op de voormalige bedrijfswoning, waarin in de toekomstige situatie cliënten komen te wonen, niet voldoet aan de wettelijke eisen wat betreft het wegverkeerslawaai. De geluidscontour van 48 decibel is deels gelegen over de voormalige bedrijfswoning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2021BP9000005-ON01_0012.png" 48-decibel contour van Brugstraat ter plaatse van plangebied (bron: BügelHajema Adviseurs)

In het onderzoek is gemotiveerd waarom maatregelen aan de bron of in het overdrachtsgebied niet mogelijk zijn. Om het voornemen mogelijk te maken dient het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Hoogeveen hogere waarden te verlenen. Mogelijk zijn voor het verlenen van een hogere waarde wel aanvullende geluidsisolerende maatregelen aan de betreffende gevels van de geluidgevoelige bebouwing nodig, teneinde te voldoen aan de maximale binnenwaarde van 33 dB. Dit onderzoek dient bij de indiening van het bouwplan mede aangeleverd te worden.

5.8 Milieuzonering bedrijven

Uit de geactualiseerde publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) wordt de richtafstandenlijst voor milieubelastende activiteiten gehanteerd. Bij de ontwikkeling van milieubelastende activiteiten of milieugevoelige objecten wordt aan deze richtafstanden getoetst. Uit de toetsing blijkt of er door de ontwikkeling een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gegarandeerd kan worden.

In de VNG-publicatie wordt uitgegaan van richtafstanden in een rustig buitengebied of rustige woonwijk. Indien er sprake is van een 'gemengd gebied', waarin sprake is van functiemenging, kan gesteld worden dat de milieubelasting in het gebied hoger is dan in een rustig buitengebied of woonwijk. Daarom kan in een gemengd gebied een verkleining van de richtafstanden worden toegepast.

Toetsing

Het plangebied wordt gekenmerkt als rustig buitengebied.

In het gebied worden milieugevoelige objecten gerealiseerd, namelijk een woongebouw ten behoeve van de cliënten. Getoetst moet worden of sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

In de omgeving van het plangebied zijn met name woningen aanwezig maar er zijn ook enkele bedrijven gelegen. Het gaat om de agrarische bedrijven die aan de zuidzijde van het plangebied liggen, aan de Brugstraat 103 en 103a en aan de Brugstraat 154. Daarnaast is ten noorden van het plangebied een autosportwinkel gelegen. De autosportwinkel heeft op basis van het vigerend bestemmingsplan Dalerend 2009 de bestemming 'Gemengd'. Hier is detailhandel toegestaan.

Voor de agrarische bedrijven is in paragraaf 5.5 al ingegaan op het aspect geur. Verder geldt voor de agrarische bedrijven een richtafstand voor geluid en stof van 30 meter. Beide bedrijven liggen op een afstand groter dan 30 meter. Er wordt geen hinder verwacht vanwege deze aspecten.

De autosportwinkel (detailhandel) heeft een richtafstand van 30 meter en ligt op een afstand van circa 190 meter. Ook voor dit bedrijf wordt voldaan aan de richtafstand en wordt geen hinder verwacht.

Op basis van de VNG-publicatie wordt geconcludeerd dat voldaan wordt aan de richtafstanden en dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat in het woongebouw.

Een zorginstelling heeft in de VNG-publicatie ook een richtafstand. Er is geen categorie die volledig aansluit bij de zorginstelling zoals deze gerealiseerd wordt aan de Brugstraat. Voor een zorginstelling wordt een afstand van maximaal 30 meter opgenomen. Hierbij wordt echter geen rekening gehouden met buitenactiviteiten zoals het zagen en bewerken van hout. Het aanhouden van de categorie (3.2) die is opgenomen voor een houtzagerij staat echter ook niet in verhouding met de beperkte mate waarin de buitenactiviteiten plaatsvinden. Voor de instelling is daarom de categorie aangehouden die is opgenomen voor een timmerwerkfabriek (categorie 3.1).

Hiervoor geldt een richtafstand van 50 meter. Binnen 50 meter rondom het plangebied is geen woning aanwezig. Hinder vanwege de zorginstelling op omliggende woningen is niet te verwachten.

Conclusie

Het aspect bedrijven leidt niet tot een belemmering voor voorliggend bestemmingsplan. De omliggende bedrijven worden niet belemmerd door de ontwikkeling en er is sprake van een goed woon- en leefklimaat op de locatie.

5.9 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing) en locaties waartoe leden van het publiek gewoonlijk geen toegang hebben'.

NSL/nibm

Op 15 november 2007 is dit deel van de Wet milieubeheer in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de nor-men (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.

De ministerraad heeft op voorstel van de minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.

Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm.

In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.

Bestemmingsplan

Het plan biedt de mogelijkheid tot omzetten van een agrarisch bedrijf (pluimveehouderij) naar een zorginstelling. Om de zorginstelling te realiseren, wordt de pluimveestal op het achtererf gesloopt. Op deze locatie wordt een woongebouw gebouwd. De voormalige bedrijfswoning wordt ook onderdeel van de instelling.

Op het terrein wordt ook ruimte geboden aan dagbesteding. De dagbesteding is bedoeld voor de cliënten die op het terrein gaan wonen. Het gaat om ongeveer 14 (jong) volwassen cliënten. Daarnaast zullen er circa 4 personeelsleden van Stichting Ambiq werkzaam zijn op de locatie. Aangezien op het perceel reeds een agrarisch bedrijf was gevestigd en de nieuwe ontwikkeling niet van dusdanige omvang is, zal de ontwikkeling niet tot een verkeerstoename van meer dan 1.200 motorvoertuigen per etmaal leiden. Het voornemen kan daarom worden beschouwd als een nibm-project.

5.10 Externe veiligheid

Het aspect externe veiligheid heeft te maken met de gevolgen van ongevallen met gevaarlijke stoffen en de bescherming hiertegen. De veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Verder kunnen de veiligheidsrisico's worden verdeeld in risico's veroorzaakt door bedrijvigheid (inrichtingen) en in risico's veroorzaakt vanwege het transport (weg, spoor, water, buisleidingen) van gevaarlijke stoffen.

Conform het nationale veiligheidsbeleid en de Visie Externe Veiligheid van de gemeente Hoogeveen is onderzoek verricht naar de veiligheidssituatie rondom het plangebied. Dit onderzoek bestaat uit het in beeld brengen van alle relevante risicofactoren met de bijbehorende risico's alsmede het vaststellen van de invloed hiervan op het plangebied.

Stationaire bronnen

Binnen of in de nabijheid van het plangebied zijn geen risicovolle bedrijven aanwezig. Er hoeft niet getoetst te worden aan veiligheidsafstanden op basis van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico, zoals verwoord in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

Transportroutes voor gevaarlijke stoffen

Het plangebied ligt niet binnen een afstand van wegen, spoorwegen of waterwegen waarover gevaarlijke stoffen worden getransporteerd. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.

Buisleidingen

In de nabijheid van het plangebied zijn wel enkele buisleidingen aanwezig. Ten zuiden van het plangebied ligt een aardgasleiding van de Gasunie. De buisleiding ligt op een afstand van circa 140 meter van het plangebied. Ten noorden en oosten van het plangebied zijn ook buisleidingen van de Gasunie gelegen, deze liggen op afstand van respectievelijk 380 en 500 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2021BP9000005-ON01_0013.jpg"

Uitsnede risicokaart met plangebied en omliggende buisleidingen (bron: risicokaart.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2021BP9000005-ON01_0014.jpg"

Uitsnede met plangebied en invloedsgebied buisleidingen

Uit onderzoek blijkt dat het object zich buiten de plaatsgebonden risico contouren van de leidingen bevindt, maar wel binnen het invloedsgebied (1% letaliteitsgrens) van één van de buisleidingen. De veiligheidsregio Drenthe is om advies gevraagd. Er zoueen breuk kunnen ontstaan in deze aardgasleiding met een fakkelbrand als gevolg. De kans hierop is echter klein. Schuilen is in een dergelijk geval de beste optie, derhalve staat dit risico de ontwikkeling niet in de weg. Geadviseerd wordt wel om in het oostelijke gedeelte van het gebouw verblijven te situeren waar minder lang verbleven wordt. Het voornemen is om aan deze kant van het terrein de dagbesteding te situeren en aan de westkant de woonruimten van de cliënten.

5.11 Verkeer en vervoer

De ontsluiting van het plangebied vindt plaats via de Brugstraat. Dit is een doorgaande weg die in het zuiden, op de grens van de provincies Drenthe en Overrijssel overgaat in de Nieuwlandseweg, waarna deze aansluit op de N377. Richting het noorden loopt de Brugstraat door tot in het dorp Nieuwlande.

De parkeerbehoefte van het plangebied moet autonoom en op eigen terrein worden opgelost. De parkeernota van de gemeente Hoogeveen gaat in op parkeren in de stad Hoogeveen en in wijken, dorpen en op bedrijventerreinen. De nota gaat niet in op het buitengebied.

Gebruikmakend van de kencijfers uit de CROW-publicatie 317 - Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie, geldt voor de zorginstelling een parkeerbehoefte van circa 0,7 per wooneenheid inclusief parkeerplaatsen voor personeel. Er wordt uitgegaan van circa 14 (jong) volwassen cliënten. Het aantal parkeerplaatsen dat op het terrein moet worden gerealiseerd is 12.

De nieuwe voorziening genereert verkeer. Deze hoeveelheid verkeer leidt niet tot een verminderde doorstroming of verkeersveiligheid op de Brugstraat.

5.12 Duurzaamheid

Het voornemen houdt op verschillende manieren rekening met het thema duurzaamheid.

Allereerst is voor het thema duurzaamheid bewustwording en gedragsverandering van belang. Samen met medewerkers en cliënten wordt hier een project voor opgestart. Het project gaat onder andere in op energiebesparing, gebruik van water, afvalscheiding, hergebruik van materialen, beheer van flora en fauna en duurzame en gezonde voeding.

Verder worden op het terrein de volgende maatregelen genomen. Op het terrein zijn reeds zonnepanelen aanwezig. Indien voor de toekomst voor eigen gebruik meer elektra nodig is, wordt het aantal zonnepanelen uitgebreid. Verder komt er in het nieuw te bouwen deel geen gasaansluiting. Zowel het koken als verwarmen van het gebouw is elektrisch. Er wordt gebruik gemaakt van ledverlichting en een warmtepomp, het nieuw te bouwen deel wordt hoogwaardig geïsoleerd en er wordt een aansluiting gerealiseerd voor elektrische voertuigen.

Op het terrein wordt het vrijgekomen afval gescheiden. De volgende afvalsoorten worden apart aangeleverd: papier en karton, plastic en metalen, groente, fruit en tuinafval en restafval. Het groente, fruit en tuinafval zal beperkt zijn omdat er een composthoop wordt gerealiseerd. Bij de dagbestedingsactiviteiten wordt tevens geprobeerd zoveel mogelijk materiaal her te gebruiken.

Het hemelwater wordt gescheiden afgevoerd.

Er worden daarnaast maatregelen genomen die de diversiteit van flora en fauna bevorderen. Zo worden er bloemen en planten voor insecten geplant, nestkastjes en andere broedgelegenheden geplaatst en een moestuin aangelegd.

5.13 M.e.r.-beoordeling

Milieueffectrapportage (m.e.r.) is bedoeld om het milieubelang vroegtijdig en volwaardig in de plan- en besluitvorming in te brengen. M.e.r. is altijd gekoppeld aan een besluit, bijvoorbeeld aan de vaststelling van een structuurvisie, aan een bestemmingsplan of aan het verlenen een vergunning.

In het Besluit m.e.r. zijn in de bijlage onderdeel C en D activiteiten opgenomen, waarbij op grond van artikel 7.8b van de Wet milieubeheer besloten moet worden of bij de voorbereiding van het plan of besluit voor die activiteiten een milieueffectrapport (MER) moet worden opgesteld.

De voorgenomen activiteit is niet opgenomen in bijlage I onderdeel C en D van het Besluit m.e.r. Daarom is het opstellen van een milieueffectrapport of het uitvoeren van een vormvrije m.e.r.-beoordeling niet noodzakelijk.

Hoofdstuk 6 Planbeschrijving

6.1 Juridisch systeem

Als opzet voor de planologische regeling van dit gebied, is gekozen voor een verbeelding met flexibele bestemmings- en bouwregels, waarin het door de gemeente vastgestelde beleid wordt omschreven. Hiermee wordt een materiële rechtszekerheid beoogd; alleen activiteiten die in het karakter van het gebied passen zijn toegestaan. De in het plangebied voorkomende stedenbouwkundige kwaliteiten worden door de keuze van de bestemming en de daarin gegeven bouwregels zoveel mogelijk gewaarborgd. Het bestemmingplan valt onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro), die op 1 juli 2008 in werking is getreden. Dit betekent dat het bestemmingsplan is opgezet volgens de nieuwste wettelijke regelgeving en volgens de nieuwste Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012.
Deze nieuwe standaard is per 1 juli 2013 verplicht volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het plan is technisch als een digitaal raadpleegbare versie uitgevoerd en voldoet aan de eisen van DURP (Digitale Uitwisseling in Ruimtelijke Processen). Deze digitale versie is bedoeld om de burger 'online' informatie te verschaffen omtrent het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties. De digitale versie is voor (ontwerp)plannen die na 1 januari 2010 ter inzage worden gelegd verplicht op grond van de nieuwe Wro. Er zal een analoge (papieren) versie van het bestemmingsplan naast het digitale plan blijven bestaan.

6.2 Regels

De regels zijn vervat in artikelen die onderverdeeld zijn in vier delen. In de "Inleidende regels" zijn algemene artikelen opgenomen die voor het gehele plan van belang zijn. In artikel 1 zijn omschrijvingen opgenomen van de in het plan voorkomende relevante begrippen. In artikel 2 is vastgelegd op welke wijze dient te worden gemeten.
Door deze vaste omschrijving van de begrippen en van de wijze van meten wordt eenduidigheid in de bedoelingen van het plan gegeven en wordt de rechtszekerheid vergroot. In de "Bestemmingsregels" zijn de bestemmingen en de gebruiks- en/of bebouwingsmogelijkheden van de betreffende gronden aangegeven. De bestemmingen zijn op alfabetische volgorde benoemd.

Deze bestemmingsregels worden in paragraaf 6.3 nader uitgewerkt. In de "Algemene regels" staan artikelen benoemd die voor alle of meerdere bestemmingen gelden. Het betreffen onder andere de voor alle bestemmingen geldende afwijkingsregels en de algemeen geldende aanduiding regels.
De algemene afwijkingsregels zorgen voor enige verruiming ten behoeve van de flexibiliteit van het plan. Deze afwijkingen zijn niet specifiek op één bestemming gericht. Zij kunnen gebruikt worden ten aanzien van alle bestemmingen.
In de "Overgangs- en slotregels" staan artikelen benoemd die voor alle voorgaande regels gelden. Het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik is hierin geregeld alsmede de slotregel.

6.3 Verklaring van de bestemmingen

6.3.1 Agrarisch

Gronden met deze bestemming zijn vooral gericht op het behoud en herstel van de landschappelijke waarden en behoud van natuurlijke waarden. Het is niet mogelijk om op deze gronden gebouwen te bouwen.

6.3.2 Maatschappelijk

Onder deze bestemming valt het wooncentrum en een gezinshuis. In de begripsbeschrijving van 'wooncentrum' is bepaald dat hier personen met een zorgindicatie kunnen wonen met 24 uurs zorg en behandeling. Zelfstandig wonen is hiermee uitgesloten. Het aantal woonzorgeenheden is begrensd op 10. Het gezinshuis is een kleinschalige woonvorm waarin jongeren en/of jong volwassenen opgenomen worden in het eigen gezin van de gezinshuisouder(s). In het gezinshuis bieden gezinshuisouder(s) 24 uur per dag verzorging, opvoeding en begeleiding aan de jeugdigen. Minimaal één van de beide ouders ontvangt een salaris of vergoeding voor zijn/haar werk als gezinshuisouder. Het aantal inwonende jongeren/jong volwassenen dat geen deel uitmaakt van het eigen gezin bedraagt maximaal 4.

Voor deze voorziening zijn bouwvlakken, een maximale goot- en bouwhoogte en een minimale en maximale dakhelling opgenomen, afgestemd op de bestaande of toekomstige bouwmassa.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een planologische ontwikkeling. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

7.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Voor omwonenden is op 16 november 2017 een informatieavond georganiseerd. Op deze avond zijn de omwonenden geïnformeerd over de plannen van Stichting Ambiq voor deze locatie.

Het voorontwerpbestemmingsplan is voor vooroverleg verstuurd naar de gebruikelijke overlegpartners. Er is één overlegreactie binnen gekomen van de provincie (Bijlage 7, die te kennen geeft dat het plan geen aanleiding geeft tot het maken van op- of aanmerkingen.

Tevens is het voorontwerpbestemmingsplan 6 weken ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn zijn er meerdere inspraakreacties binnengekomen. De reacties zijn samengevat en voorzien van een gemeentelijke reactie in Bijlage 8.

Verder hebben er een aantal bijeenkomsten plaatsgevonden met de omwonenden/belanghebbenden. Naar aanleiding van deze bijeenkomsten is besloten het plan aan te passen in de zin dat er een gezinshuis is toegevoegd waarin maximaal 4 cliënten kunnen worden gehuisvest en het aantal zorgwooneenheden in het wooncentrum is teruggebracht van 16 naar 10.

7.2 Economische uitvoerbaarheid

Het betreft een particulier initiatief. Iniatiefnemer heeft aangetoond dat het plan economisch uitvoerbaar is. Met de initiatiefnemers is een anterieure overeenkomst gesloten. Hiermee zijn de gewenste afspraken in de anterieure overeenkomst opgenomen. Daarom hoeft er geen exploitatieplan te worden vastgesteld en wordt het plan economisch uitvoerbaar geacht.