Deel
B. Voorschriften
Inhoudsopgave deel B
Artikel 4 : Centrumdoeleinden I
Artikel 5 : Centrumdoeleinden II
Artikel 7 : Archeologisch waardevol gebied
(dubbel bestemming)
Artikel 8 : Uitsluiting aanvullende
bouwverordening
Artikel 9 : Algemene vrijstellingsbevoegdheid
Artikel 10 : Overgangsbepalingen
In deze voorschriften wordt verstaan onder:
1 het plan:
het bestemmingsplan “Centrum Voorstraat e.o.” van de gemeente Spijkenisse;
2 de plankaart:
de kaart (nr. 02-21-08) met bijbehorende verklaring, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen;
3 de kaart ruimtelijke karakteristiek:
de van het plan onderdeel uitmakende kaart, waarop karakteristieke elementen ten behoeve van de bouwvoorschriften zijn aangegeven;
4 bestemmingsvlak:
een op de plankaart aangegeven vlak met eenzelfde bestemming;
5 bestemmingsgrens:
een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestem-mingsvlak;
6 bouwperceel:
een aaneengesloten
stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende
bebouwing is toegelaten;
7 bouwperceelsgrens:
een grens van een
bouwperceel;
8 bebouwing:
één of meer gebouwen
en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
9 bebouwingspercentage:
een op de plankaart
, kaart ruimtelijke karakteristiek of in de voorschriften aangegeven percentage,
dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwperceel, dat ten hoogste mag
worden bebouwd;
10 bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale
vloeroppervlakte van de ruimte, die wordt gebruikt voor een detailhandels-,
horecabedrijf of (dienstverlenend) bedrijf, inclusief opslag- en
administratieruimten en dergelijke;
11 bestaand:
- bij
bouwwerken: bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan
als ontwerp;
- bij
gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het betreffende
gebruiksverbod;
12 bouwwerk:
elke constructie van
enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct
of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in
of op de grond;
13 categorieindeling:
de indeling van
bedrijven c.q. activiteiten naar de mate van veronderstelde milieubelasting,
welke deze bedrijven c.a. activiteiten veroorzaken, in categorieën. Deze categorie-indeling
is gebaseerd op de volgende reikwijdten van de milieubelasting van bedrijven
c.q. activiteiten:
categorie 1 grootste afstand 0 of 10 meter
categorie 2 grootste afstand 30 meter
categorie 3 grootste afstand 50 of 100 meter
categorie 4 grootste afstand 200 of 300 meter
categorie 5 grootste afstand 500, 700 of 1.000
meter
categorie 6 grootste afstand 1.500 meter;
14 detailhandel:
het bedrijfsmatig te
koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen
en/of leveren van goederen aan personen, die die goederen kopen voor gebruik,
verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of
bedrijfsactiviteit;
15 dienstverlenend bedrijf:
bedrijf waarvan de
werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke
diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken,
schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar de aard daarmee gelijk te stellen
bedrijven, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een
seksinrichting;
16 gebouw:
elk bouwwerk, dat
een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt;
17 hoofdgebouw:
een gebouw dat,
gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan
worden aangemerkt;
18 horecabedrijf:
een bedrijf, waar
bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt
en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;
19 kantoor:
een gebouw, dat
dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden,
die verband houden met het doen functioneren van (semi-)overheidsinstellingen, het bankwezen
en naar aard daarmee gelijk te stellen instellingen;
20 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve,
sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen,
voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten
behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en
horeca ten dienste van deze voorzieningen;
21 molenbiotoop
een
beschermingszone, die de vrije windvang van een molen waarborgt, als bedoeld in
de Nota Regels voor Ruimte van de provincie Zuid-Holland, waarvan de relevante
tekst als bijlage aan de voorschriften is gevoegd;
22 peil:
- voor
een gebouw, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de
weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- in
andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte
maaiveld;
23 prostitutie:
het zich beschikbaar
stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen
vergoeding;
24 raamprostitutie:
een vorm van
prostitutie waarbij de werving van klanten geschiedt door een prostitue(é), die
door houding, gebaren, kleding of anderszins vanuit een vitrine de aandacht op
zich vestigt en waarbij seksuele handelingen in een voor het publiek besloten
ruimte plaatsvinden.
25 seksinrichting:
een voor het publiek
toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in de omvang alsof zij
bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van
erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval
verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een
seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub , al dan niet in
combinatie met elkaar;
26 staat van bedrijfsactiviteiten:
de van het plan
onderdeel uitmakende lijst, waarin de categorie-indeling van bedrijven c.q.
activiteiten is opgenomen;
27 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:
1 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van scheidsmuren);
2 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, bovengrondse bouwonderdelen vanaf 1 m boven peil meegerekend;
3 de vloeroppervlakte:
binnenwerks op de vloer van de desbetreffende ruimte;
4 de hoogte van een gebouw:
vanaf het peil tot aan de horizontale snijlijn van gevelvlak en dakvlak;
5 de nokhoogte van een gebouw:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
6 de hoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde:
vanaf het peil tot aan het hoogste vaste c.q. niet beweegbare punt;
7 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. de bestemmingsgrenzen met niet meer dan 1 m wordt overschreden.
De op de plankaart of in de voorschriften
aangegeven maximum hoogte geeft, voor zover in de voorschriften niet anders bepaald,
de maximaal toelaatbare hoogte van gebouwen in meters aan.
Voor zover in de
voorschriften niet verboden mag de hoogte van gebouwen slechts worden
overschreden door hellende dakvlakken, topgevels, dakkapellen, schoorstenen,
antennemasten, installaties voor de benutting van zonne-energie en andere,
ondergeschikte bouwdelen.
4.1 BESTEMMINGSOMSCHRIJVING
De op de plankaart voor centrumdoeleinden I aangewezen gronden zijn bestemd voor :
a gebouwen ten behoeve van
1 detailhandel;
2 dienstverlenend bedrijf;
3 bedrijven;
4 maatschappelijke voorzieningen;
5 het wonen;
6 kantoren;
7 horecabedrijf, indien de gronden op de plankaart zijn voorzien van de
aanduiding “deelgebied 2”;
8 openbare nutsvoorzieningen;
met daarbij behorende:
b tuinen, erven en terreinen;
c straten, (voet-)paden;
d openbare nutsvoorzieningen;
e parkeervoorzieningen;
f groenvoorzieningen;
g terrassen ten behoeve van een horecabedrijf;
h bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
alsmede:
i archeologisch waardevol gebied als bedoeld in artikel 7.
4.2 BOUWVOORSCHRIFTEN
4.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a gebouwen mogen uitsluitend binnen een op de kaart ruimtelijke karakteristiek aangeduid bouwvlak worden gebouwd;
b het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer dan 80% bedragen;
c in afwijking van het bepaalde onder b geldt dat, wanneer de gronden op de plankaart zijn voorzien van de aanduiding “gebied afwijkend bebouwingspercentage”, het bebouwingspercentage per bouwperceel niet meer dan 60% mag bedragen;
d indien en voorzover op de kaart ruimtelijke karakteristiek een gevelbouwgrens is aangegeven dient (dienen) per hoofdgebouw één (of meer) gevel(s) in de gevelbouwgrens te worden gebouwd;
e uitsluitend voor hoofdgebouwen, die aan de Voorstraat hun hoofdingang hebben, mag de breedte van de voorgevel niet meer bedragen dan het op de kaart ruimtelijke karakteristiek aangegeven aantal meters;
f de hoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 6 m bedragen;
g in afwijking van het bepaalde onder f geldt dat, wanneer de gronden op de plankaart zijn voorzien van de aanduiding “gebied afwijkende hoogte”, de hoogte van een hoofdgebouw niet meer dan 9 m mag bedragen met dien verstande dat, wanneer de gronden op de kaart ruimtelijke karakteristiek zijn voorzien van de aanduiding “zone molenbiotoop”, de nokhoogte van een hoofdgebouw de uit het molenbiotoop voorkomende toegestane bebouwingshoogte niet mag overschrijden;
h de hoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 3,5 m bedragen.
4.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande, dat de hoogte van een erf- of terreinafscheiding vóór een naar de weg gekeerde voorgevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;
b de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 6 m bedragen.
4.3 NADERE EISEN
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van:
a het straat- en bebouwingsbeeld;
b de verkeersveiligheid;
c de sociale veiligheid;
d de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken
nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
4.4 VRIJSTELLING VAN DE BOUWVOORSCHRIFTEN
4.4.1 Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:
a het bepaalde in lid 4.2.1 onder b en c en een volledige bebouwing van het bouwperceel toestaan, mits:
1 het bouwperceel grenst aan de op de kaart ruimtelijke karakteristiek aangegeven aanduiding “representatieve wand gewenst” en
2 de bebouwing wordt aangewend voor de bouw van een hoofdgebouw waarvan de voorgevel grenst aan de hiervoor onder 1 genoemde aanduiding;
b het bepaalde in lid 4.2.1 onder e en toestaan dat een voorgevel een grotere breedte heeft, mits:
1 die gevel uit meerdere verticale geledingen bestaat en
2 iedere geleding niet breder is dan het op de kaart ruimtelijke karakteristiek toegestane aantal meters.
4.4.2 De in lid 4.4.1 genoemde vrijstelling kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
a het straat- en bebouwingsbeeld;
b de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.5 GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN
4.5.1 Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming.
4.5.2 Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 4.5.1, wordt in ieder geval gerekend:
a het gebruik van gronden en bouwwerken als verkooppunt van motorbrandstoffen;
b het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van (dienstverlenende) bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in de staat van bedrijfsactiviteiten onder de categorieën 1 en 2;
c het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen, anders dan die welke zijn genoemd in de staat van bedrijfsactiviteiten onder de categorieën 1 en 2;
d het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van kantoren waarvan de omvang meer bedraagt dan 750 m² per vestiging;
e het gebruik van gronden en bouwwerken in deelgebied 2 voor een horecabedrijf, indien hierdoor het aantal vierkante meters bedrijfsvloeroppervlak voor horecadoeleinden binnen dat deelgebied meer bedraagt dan 3.300.
f het gebruik van gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen;
g het gebruik van het bouwperceel zoals op de plankaart aangeduid met “wonen niet toegestaan” ten behoeve van bewoning.
4.5.3 Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:
a het bepaalde in lid 4.5.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
b het bepaalde in lid 4.5.2 onder b en c en toestaan dat tevens (dienstverlenende) bedrijven of maatschappelijke voorzieningen worden gevestigd, die in een hogere categorie zijn ingedeeld dan toegestaan of die niet in de staat van bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, indien deze bedrijven naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de bedrijven genoemd in die staat onder categorieën 1 en 2, mits
- het niet betreft geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
- vooraf een milieudeskundige hierover is gehoord;
c het bepaalde in lid 4.5.2 onder d en toestaan dat er kantoren met een grotere omvang dan 750 m² worden gevestigd, mits zij hiervoor een verklaring van geen bezwaar van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland hebben ontvangen;
d het bepaalde in lid 4.5.2 onder f en toestaan dat een seksinrichting wordt gevestigd mits:
-de vestiging past binnen het vestigingsbeleid prostitutie van
de gemeente Spijkenisse;
-het geen raamprostitutie betreft;
-het woonklimaat ten gevolge van de seksinrichting niet
onevenredig worden aangetast.
4.6 STRAFBEPALING
Overtreding van het bepaalde in 4.5.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2 van de Wet op de economische delicten.
4.7 PROCEDURE
4.7.1 Bij het verlenen van vrijstellingen als bedoeld in 4.4 en 4.5.3 is het bepaalde in afdeling 4.12 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
4.7.2 Het vrijstellingsverzoek ligt met bijhorende stukken gedurende 2 weken voor een ieder ter inzage. Burgemeester en wethouders geven van de nederlegging te voren in één of meer dag-, nieuws-, of huis aan huisbladen, of op een andere geschikt wijze kennis.
4.7.3 Deze kennisgeving houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van schriftelijke zienswijzen. Gedurende de termijn van twee weken kunnen belanghebbenden bij het college van burgemeester en wethouders schriftelijke zienswijzen indienen.
5.1 BESTEMMINGSOMSCHRIJVING
De op de plankaart voor centrumdoeleinden II aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a gebouwen ten behoeve van
1 horecabedrijf;
2 detailhandel;
3 dienstverlenend bedrijf;
4 maatschappelijke voorzieningen;
6 het wonen, indien de gronden op de plankaart zijn voorzien van de aanduiding “deelgebied 4”;
7 kantoren, indien de gronden op de plankaart zijn voorzien
van de aanduiding “deelgebied 4”;
8 openbare nutsvoorzieningen;
b een openbaar plein.
met daarbij behorende:
c tuinen, erven en terreinen;
d straten, (voet-)paden;
e openbare nutsvoorzieningen;
f parkeervoorzieningen;
g groenvoorzieningen;
h terrassen ten behoeve van een horecabedrijf;
i bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
alsmede:
j archeologisch waardevol gebied als bedoeld in artikel 7.
5.2 BOUWVOORSCHRIFTEN
5.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a gebouwen mogen uitsluitend binnen een op de kaart ruimtelijke karakteristiek aangeduid bouwvlak worden gebouwd;
b het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer dan 80% bedragen;
c in afwijking van het bepaalde onder b geldt dat, mits
- een bouwperceel grenst aan de op de kaart ruimtelijke karakteristiek aangegeven aanduiding “representatieve wand gewenst” en
- de bebouwing wordt aangewend voor de bouw van een hoofdgebouw waarvan de voorgevel grenst aan de hiervoor genoemde aanduiding
het bouwperceel volledig bebouwd mag worden;
d indien en voorzover op de kaart ruimtelijke karakteristiek een gevelbouwgrens is aangegeven dient (dienen) per hoofdgebouw één (of meer) gevel(s) in de gevelbouwgrens te worden gebouwd;
e de breedte van de voorgevel mag niet meer bedragen dan het op de kaart ruimtelijke karakteristiek aangegeven aantal meters;
f de hoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 6 m bedragen;
g in afwijking van het bepaalde onder f geldt dat, wanneer de gronden zijn voorzien van de aanduiding “gebied afwijkende hoogte”, de hoogte van een hoofdgebouw niet meer dan 10 m mag bedragen met dien verstande dat, wanneer de gronden op de kaart ruimtelijke karakteristiek zijn voorzien van de aanduiding “zone molenbiotoop”, de nokhoogte van een gebouw de uit het molenbiotoop voorkomende toegestane bebouwingshoogte niet mag overschrijden;
h de hoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 3,5 m bedragen.
5.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande, dat de hoogte van een erf- of terreinafscheiding vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;
b de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 6 m bedragen.
5.3 NADERE EISEN
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van:
a het straat- en bebouwingsbeeld;
b de verkeersveiligheid;
c de sociale veiligheid;
d de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken
nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
5.4 VRIJSTELLING VAN DE BOUWVOORSCHRIFTEN
5.4.1 Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 5.2.1 onder e en toestaan dat een voorgevel een grotere breedte heeft, mits:
1 die gevel uit meerdere verticale geledingen bestaat en
2 iedere geleding niet breder is dan het op de kaart ruimtelijke karakteristiek toegestane aantal meters.
5.4.2 De in lid 5.4.1 genoemde vrijstelling kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
a het straat- en bebouwingsbeeld;
b de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.5 GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN
5.5.1 Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming.
5.5.2 Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 5.5.1, wordt in ieder geval gerekend:
a het gebruik van gronden en bouwwerken als verkooppunt van motorbrandstoffen;
b het gebruik van gronden en bouwwerken in deelgebied 4 ten behoeve van horecabedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in de staat van bedrijfsactiviteiten onder de categorieën 1 en 2;
c het gebruik van gronden en bouwwerken in deelgebied 4 voor een horecabedrijf, indien hierdoor het aantal vierkante meters bedrijfsvloeroppervlak voor horecadoeleinden binnen dat deelgebied meer bedraagt dan 750 m² bvo;
d het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van (dienstverlenende) bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in de staat van bedrijfsactiviteiten onder de categorieën 1 en 2;
e het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen, anders dan die welke zijn genoemd in de staat van bedrijfsactiviteiten onder de categorieën 1 en 2;
f het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van kantoren waarvan de omvang meer bedraagt dan 750 m² per vestiging;
g het gebruik van gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen;
5.5.3 Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:
a het bepaalde in lid 5.5.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
b het bepaalde in lid 5.5.2 onder b, d en e en toestaan dat tevens horeca-, (dienstverlenende) bedrijven of maatschappelijke voorzieningen worden gevestigd, die in een hogere categorie zijn ingedeeld dan toegestaan of die niet in de staat van bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, indien deze bedrijven naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de bedrijven genoemd in die staat onder categorieën 1 en 2, mits
- het niet betreft geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
- vooraf een milieudeskundige hierover is gehoord;
c het bepaalde in lid 5.5.2 onder f en toestaan dat er kantoren met een grotere omvang dan 750 m² worden gevestigd, mits zij hiervoor een verklaring van geen bezwaar van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland hebben ontvangen;
d het bepaalde in lid 5.5.2 onder g en toestaan dat een seksinrichting wordt gevestigd, mits:
-de vestiging past binnen het vestigingsbeleid prostitutie van de gemeente Spijkenisse;
-het geen raamprostitutie betreft;
-het woon- en leefklimaat ten gevolge van de seksinrichting niet onevenredig worden aangetast;
5.6 STRAFBEPALING
Overtreding van het bepaalde in 5.5.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2 van de Wet op de economische delicten.
5.7 PROCEDURE
5.7.1 Bij het verlenen van vrijstellingen als bedoeld in 5.4 en 5.5.3 is het bepaalde in afdeling 4.12 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
5.7.2 Het vrijstellingsverzoek ligt met bijhorende stukken gedurende 2 weken voor een ieder ter inzage. Burgemeester en wethouders geven van de nederlegging te voren in één of meer dag-, nieuws-, of huis aan huisbladen, of op een andere geschikt wijze kennis.
5.7.3 Deze kennisgeving houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het
indienen van schriftelijke zienswijzen. Gedurende de termijn van twee weken kunnen belanghebbenden bij het college van burgemeester en wethouders schriftelijke zienswijzen indienen.
6.1 BESTEMMINGSOMSCHRIJVING
De op de plankaart voor water aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a waterberging;
b waterhuishouding;
met daaraan ondergeschikt:
c verkeer en verblijf;
d horeca;
met de daarbijbehorende:
e bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen, fonteinen en kunstobjecten;
alsmede:
f archeologisch waardevol gebied als bedoeld in artikel 7.
6.2 BOUWVOORSCHRIFTEN
6.2.1 Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
6.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 8 m bedragen;
b er mogen niet meer dan drie bruggen worden aangelegd;
6.3 GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN
6.3.1 Het is verboden de gronden en gebouwen te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming.
6.3.2 Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 6.3.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
6.4 STRAFBEPALING
Overtreding van het bepaalde in 6.3.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2 van de Wet op de economische delicten.
6.5 PROCEDURE
6.5.1 Bij het verlenen van vrijstellingen als bedoeld in 6.3 is het bepaalde in afdeling 4.12 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
6.5.2 Het vrijstellingsverzoek ligt met bijhorende stukken gedurende 2 weken voor een ieder ter inzage. Burgemeester en wethouders geven van de nederlegging te voren in één of meer dag-, nieuws-, of huis aan huisbladen, of op een andere geschikt wijze kennis.
6.5.3 Deze kennisgeving houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van schriftelijke zienswijzen. Gedurende de termijn van twee weken kunnen belanghebbenden bij het college van burgemeester en wethouders schriftelijke zienswijzen indienen
7.1 BESTEMMINGSOMSCHRIJVING
De op de plankaart voor archeologisch waardevol gebied aangewezen gronden zijn, naast de andere op de plankaart voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemmingen) tevens bestemd voor:
a gronden ten aanzien waarvan een hoge verwachting bestaat omtrent de aanwezigheid van archeologische sporen;
b het herstel, het behoud en de ontwikkeling van de archeologische waarden.
7.2 AANLEGVOORSCHRIFTEN
7.2.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de voorschriften bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
a het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur:
b het graven en dempen van waterpartijen en watergangen;
c het aanleggen van drainage;
d het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecomunicatieleidingen, en daarmee verbandhoudende constructies, installaties of apparatuur;
e het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 50 cm, behalve indien deze in het kader van onderzoek naar mogelijk historische vindplaatsen worden uitgevoerd.
7.2.2 Het in 7.2.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a het normale onderhoud betreffen;
b reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
7.2.3 De in 7.2.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de voorkomende archeologische waarden. Daarnaast kan vergunning worden verleend indien de vindplaats voldoende is onderzocht en eventuele bodemvondsten naar elders zijn overgebracht. Leidraad bij de beoordeling zal de in de toelichting gegeven omschrijving van de archeologische waarden zijn.
Voordat zij de in 7.2.1 genoemde vergunning verlenen, winnen burgemeester en wethouders advies in bij een archeologisch deskundige.
7.3 WIJZIGINGSBEVOEGDHEID
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming “Archeologisch waardevol gebied” van de kaart wordt verwijderd, indien blijkt dat voor archeologisch waardevolle gebieden de waardebepalende elementen niet zijn te handhaven in relatie tot de functie van de gronden en de gebouwen, en/of de aanwezige bodemvondsten naar elders zijn overgebracht.
Burgemeester en wethouders winnen advies in bij een archeologisch deskundige, voordat zij besluiten om het plan te wijzigen.
7.4 WIJZIGINGSPROCEDURE
Op de voorbereiding van het in 7.3 genoemde wijzigingsbesluit van burgemeester en wethouders is de in afdeling 3.4 van de Algemene Wet Bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.
7.5 GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN
7.5.1 Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemmingen.
7.5.2 Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 7.5.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
7.6 STRAFBEPALING
Overtreding van het bepaalde in 7.5.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2 van de Wet op de economische delicten.
7.7 VRIJSTELLINGSPROCEDURE
7.7.1 Bij het verlenen van vrijstellingen als bedoeld in 7.5 is het bepaalde in afdeling 4.12 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
7.7.2 Het vrijstellingsverzoek ligt met bijhorende stukken gedurende 2 weken voor een ieder ter inzage. Burgemeester en wethouders geven van de nederlegging te voren in één of meer dag-, nieuws-, of huis aan huisbladen, of op een andere geschikt wijze kennis.
7.7.3 Deze kennisgeving houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van schriftelijke zienswijzen. Gedurende de termijn van twee weken kunnen belanghebbenden bij het college van burgemeester en wethouders schriftelijke zienswijzen indienen
De voorschriften van de Bouwverordening ten
aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het
gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten
aanzien van de volgende onderwerpen:
a de
richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige
bepalingen;
b de
bereikbaarheid gebouwen voor wegverkeer;
c de
bereikbaarheid gebouwen voor gehandicapten;
d de
parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
e de
ruimte tussen bouwwerken.
9.1 VRIJSTELLING
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, vrijstelling verlenen van :
1 de op de plankaart of in de voorschriften gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages:
2 de bestemmingsbepalingen en toestaan dat kleine bouwwerken, geen gebouw zijnde , onder- of bovengronds worden gebouwd, die noodzakelijk zijn om waterstaatskundige of verkeersredenen, zoals duikers en schakelkasten van verkeerslichtinstallaties, of installaties ten behoeve van (tijdelijke) wegafsluiting en dergelijke;
3 de bestemmingsbepalingen en toestaan dat in geringe mate wordt afgeweken van de plaats en richting van de bebouwings- en bestemmingsgrenzen, indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden van de plankaart ten opzichte van de feitelijke situatie en mits ook daardoor belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
4 de bestemmingsbepalingen en toestaan, dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil hiertoe aanleiding geeft;
5 de bestemmingsbepalingen ten aanzien van hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan, dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
6 de bestemmingsbepalingen ten aanzien van hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan, dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstobjecten, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 20 m;
9.2 PROCEDURE
9.2.1 Bij het verlenen van vrijstellingen als bedoeld in 9.1 is het bepaalde in afdeling 4.12 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
9.2.2 Het vrijstellingsverzoek ligt met bijhorende stukken gedurende 2 weken voor een ieder ter inzage. Burgemeester en wethouders geven van de nederlegging te voren in één of meer dag-, nieuws-, of huis aan huisbladen, of op een andere geschikt wijze kennis.
9.2.3 Deze kennisgeving houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van schriftelijke zienswijzen. Gedurende de termijn van twee weken kunnen belanghebbenden bij het college van burgemeester en wethouders schriftelijke zienswijzen indienen
10.1 OVERGANGSBEPALINGEN TEN AANZIEN VAN BOUWWERKEN
Bouwwerken, welke ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestaan, dan wel worden gebouwd of kunnen worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in of krachtens de Woningwet, en in enigerlei opzicht van het plan afwijken, mogen, mits de bestaande afwijkingen naar de aard en omvang niet worden vergroot:
a gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de bouwaanvraag geschiedt binnen 18 maanden na het tenietgaan.
10.2 VRIJSTELLINGSBEPALING
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in het vorig lid, dat de bestaande afwijkingen naar de omvang niet mogen worden vergroot en toestaan dat een eenmalige vergroting plaatsvindt van de inhoud van de in het vorige lid toegelaten bouwwerken met niet meer dan 10%.
10.3 OVERGANGSBEPALING TEN AANZIEN VAN HET GEBRUIK
Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond ten tijde van het van kracht worden van dit plan, mag worden voortgezet of gewijzigd, zolang en voor zover de strijdigheid van dat gebruik ten opzichte van het gebruik overeenkomstig de bestemmingen in dit plan, naar de aard en omvang niet wordt vergroot.
10.4 UITZONDERINGEN OP HET OVERGANGSRECHT
10.4.1 Lid 10.1 is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, doch zijn gebouwd in strijd met het toen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.4.2 Lid 10.3 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.5 STRAFBEPALING
Overtreding van het bepaalde in lid 10.3 is een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2 van de Wet economische delicten.
Dit bestemmingsplan kan worden worden aangehaald onder de titel:
“bestemmingsplan “Centrum Voorstraat e.o.” van de gemeente Spijkenisse”.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 7 juni 2006
De plv. griffier, De voorzitter,
J.G. Schuur J. Broekhuis
Ruimtelijke karakteristiek (nr.02-21-11)
De staat van bedrijfsactiviteiten
Molenbiotoop
Voor traditionele windmolens, aangemerkt als Rijksmonument, moeten de vrije windvang en het zicht op de molen voldoende zijn gegarandeerd. Daartoe dienen ruimtelijke plannen aan de volgende voorwaarden te voldoen:
A. Binnen de straal van 100 meter, gerekend vanuit het middelpunt van de molen, mag geen bebouwing worden opgericht hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;
B. Binnen de straal van 100 tot 400 meter gerekend vanuit het middelpunt van de molen, moet voor wat betreft bebouwing het volgende zijn geregeld:
De maximale hoogte van bebouwing mag niet hoger zijn dan 1/30 van de afstand tussen het bouwwerk en het middelpunt van de molen, gerekend met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek (1 op 30 regel).
In situaties waarin de vrije windvang en het zicht op de molen reeds zijn beperkt door bebouwing is afwijking van bovengenoemd criterium mogelijk, bijvoorbeeld door plaatsing van een dakkapel of schoorsteen, mits de vrije windvang en het zicht op de molen niet verder beperkt worden.