Inhoudsopgave
Paragraaf i Artikel 1 Artikel 2 Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5 Artikel 6 Artikel 7 Paragraaf II Artikel 8 Artikel 9 Artikel 10 Artikel 11 Artikel 12 Artikel 13 Artikel 14 Artikel 15 Artikel 16 Artikel 17 Artikel 18 Artikel 19 Artikel 20 Artikel 21 Artikel 22 Artikel 23 Artikel 24 Artikel 25 Artikel 26 Artikel 27 Artikel 28 Artikel 29 Artikel 30 Artikel 31 Artikel 32 Artikel 33 Artikel 34 Artikel 35 Artikel 36 Artikel 37 Paragraaf iii Artikel 38 Artikel 39 Artikel 40 Artikel 41 Artikel 42 Artikel 43 Artikel 44 Artikel 45 Artikel 46 |
algemene en technische
bepalingen 3 Begripsbepalingen 3 Wijze van meten 12 Beoordeling van gronden in verband met verstrekte
bouwvergunning 14 Bestaande bouwwerken, afstanden en andere maten 15 Algemene beschrijving in hoofdlijnen 16 Gecombineerde bestemmingen 34 Algemene procedureregels 35 Bestemmingsbepalingen 36 Agrarisch gebied met landschappelijke waarde (AL) 36 Flexibiliteitsbepalingen deelgebied I - De Poel 40 Flexibiliteitsbepalingen deelgebied II - Kleinschalige
nieuwlandpolders 51 Flexibiliteitsbepalingen deelgebied III - Herverkavelde
oudlandpolders 62 Agrarisch gebied met maximale flexibiliteit (AF) 73 Flexibiliteitsbepalingen deelgebied IV - Grootschalige
polders 78 Aanlegvergunningen in de gebruiksruimte 89 Buitendijks natuurgebied (BN) 91 Buitendijks gebied met waterstaatkundige functie en
natuurwetenschappelijke waarde (BWN) 92 Binnendijks natuurgebied (N) 93 Multifunctioneel groengebied 95 Waardevolle dijk 96 Waardevolle dijk met waterstaatkundige functie 97 Agrarisch gebied met bijzondere landschappelijke en/of
natuurwetenschappelijke waarde (ALN) 98 Landgoederen (LG) 99 Archeologisch waardevol terrein (dubbelbestemming) 101 Cultuurmonument (CM) 104 Molenbiotoop (dubbelbestemming) 106 Aanlegvergunningen in het raamwerk 108 Woondoeleinden 111 Maatschappelijke doeleinden (M) 117 Bedrijfsdoeleinden 118 Recreatieve doeleinden (R) 122 Verkeersdoeleinden 125 Water 126 Waterlopen 127 Leidingen (dubbelbestemming) 128 Buisleidingenstrook (dubbelbestemming) 130 Differentiatie “zone aanleg groengebied” 132 Differentiatie "agrarisch gebied met
natuurontwikkelingspotenties" 133 Overige bepalingen 134 Algemene Vrijstellingen 134 Algemene Wijzigingsbevoegdheid 135 Hoogte van bouwwerken 136 Nadere eisen 137 Bepalingen ten aanzien van het bouwen langs wegen en in een
geluidszone 138 Gebruiksbepalingen 139 Overgangsbepalingen 141 Strafbaarheid van overtredingen 142 Slotbepaling 143 |
Bijlagen:
1. Toetsingscriteria bij de flexibiliteitsbepalingen
2. Tabel overzicht bedrijvigheid
3. Positieve lijst Nieuwe Economische Dragers (NED)
4. Lijst cultuurhistorisch waardevolle boerderijen
5. Voorschriftenkaarten:
Voorschriftenkaart 1: Optisch vrij veld
Voorschriftenkaart 2: Geluidsniveaukaart
PARAGRAAF I
In deze voorschriften wordt verstaan onder:
1. plan: bestemmingsplan "Borsels Buiten";
2. plankaart: de bij het plan behorende en
als zodanig gewaarmerkte tekeningen waarop de bestemmingen
3. afgewerkt maaiveld: de gemiddelde
hoogte
4. agrarisch bedrijf: een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen of (veredelen) van gewassen en/of het houden of fokken van dieren. Hieronder worden de volgende typen bedrijven begrepen:
- grondgebonden agrarische bedrijven (32);
- glastuinbouwbedrijven (31);
- niet-grondgebonden agrarische bedrijven (53);
5. agrarisch bouwblok: een op de plankaart aangegeven aaneengesloten stuk grond waarop een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing ten behoeve van één (bijzonder) agrarisch bedrijf is toegestaan;
6. agrarische herberg: een aan het plattelandstoerisme gerelateerde inrichting bestemd voor het bedrijfsmatig verstrekken van logies met eventuele maaltijd;
7. ander bouwwerk: een bouwwerk geen gebouw zijnde;
8. archeologisch deskundige: een
provinciaal archeoloog of de rijksarcheoloog
9. archeologische waarde: de aan het gebied toegekende waarde, gekenmerkt door voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen direct onder het aardoppervlak;
10. bebouwing: één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken;
11. bedrijfsgebouw: een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;
12. bedrijfsmatig gebruik van een woning:
het, met behoud
13. bedrijfswoning: een woning in of bij
een gebouw, die dient voor de huisvesting van een huishouden wiens huisvesting
daar, gelet op de bestemming
14. beroepsmatig gebruik van een woning:
het, met behoud
15. bestaand:
-
bij bouwwerken: bestaand ten tijde
- bij gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod;
16. bestemmingsgrens: een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens aanduidt van een bestemming;
17. bestemmingsvlak: een op de plankaart aangegeven vlak met eenzelfde bestemming;
18. bijgebouw: een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie of afmetingen en gebruik ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
19. bijzonder agrarisch bedrijf: een aan het agrarisch buitengebied gelieerd bedrijf, nader te onderscheiden in:
a. agrarisch hulp- en nevenbedrijf:
een niet-industrieel bedrijf gericht op het opslaan en leveren van goederen aan agrarische bedrijven en/of het opslaan, bewerken en verwerken van producten, die afkomstig zijn van agrarische bedrijven;
b. agrarisch loonbedrijf:
een niet-industrieel bedrijf dat met behulp van
verplaatsbare landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur, uitsluitend of
overwegend diensten verleent aan agrarische bedrijven ten behoeve
20. bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
21. bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan;
22. bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
23. burgerwoning: een niet tot enig (agrarisch) bedrijf behorende woning, die dient als verblijf voor de huisvesting van een huishouden;
24. cultuurhistorische waarde: de aan een
bouwwerk of een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het beeld dat is
ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop
25. dakvoet: de snijlijn tussen bovenkant dakbeschot en buitenkant gevel, waaronder hellende dakvlakken met de daarbij behorende topgevels, dakkapellen en liftopbouwen niet worden begrepen;
26. dunne mest: mest die verpompbaar is en die bestaat uit faeces of urine van landbouwhuisdieren, al dan niet vermengd met mors-, spoel-, reinigings- of regenwater;
27. escortbedrijf: een natuurlijke persoon, groep of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of van een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte (van een seksinrichting) wordt uitgeoefend;
28. extensieve dagrecreatie: die vormen van dagrecreatie die zijn gericht op de beleving van en/of kennismaking met natuur, landschap en cultuur van het platteland, wandelend, per fiets, of te paard;
29. gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
30. geomorfologische waarde: de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door een karakteristieke hogere dan wel lagere ligging, veroorzaakt door de ontstaansgeschiedenis van het grondgebied;
31. glastuinbouwbedrijf: een agrarisch bedrijf waarvan de productie overwegend plaatsvindt in kassen;
32. grondgebonden agrarische bedrijven:
a. akkerbouw, fruitteelt en tuinbouw, waaronder bloem- en boomkwekerij:
het telen (of veredelen) van gewassen in of op de open grond (de teelt onder afdekmateriaal daarbij inbegrepen);
b. veeteeltbedrijf: een agrarisch bedrijf dat zich toelegt op het houden van vee, waarbij de weidegang van essentieel belang is;
c. paardenfokkerij:
het fokken van paarden, de verkoop van gefokte paarden en/of het houden van paarden
ten behoeve
d. grondgebonden aquacultuurbedrijf:
een agrarisch bedrijf dat zich toelegt op de teelt van (zout)watergebonden organismen en zouttolerante gewassen, waarbij de grond als productiefactor wordt gebruikt;
33. horecabedrijf: een bedrijf gericht op het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide en al dan niet ter plaatse te nuttigen dranken en/of etenswaren en/of het exploiteren van zaalaccommodaties en niet zijnde het verstrekken van logies en/of een discotheek/bar/dancing;
34. houtteelt: de aanplant van bomen op
agrarische gronden ten behoeve
35. kampeermiddel: tent, tentwagen,
kampeerauto of caravan, dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of
gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor
ingevolge artikel 40
36. kampeerterrein: terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en zoals blijkt uit die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;
37. kampeerterrein ten behoeve van seizoensgebonden arbeidskrachten: een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van het nachtverblijf van het tijdelijk onderbrengen van seizoensgebonden arbeidskrachten;
38. kassen: bouwwerken van glas of ander
lichtdoorlatend materiaal ten behoeve
39. kleinschalig kampeerterrein: terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en zoals blijkt uit die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van ten hoogste 15 kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;
40. kleinschalige plattelandshoreca: een aan het plattelandstoerisme gerelateerde inrichting van geringe omvang bestemd voor het bedrijfsmatig, voor gebruik ter plaatse, verstrekken van alcoholische en/of niet-alcoholische dranken, eventueel in combinatie met het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren; verblijfsrecreatieve voorzieningen hieronder niet begrepen;
41. koffie- en theeschenkerij: een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van zwak- en niet-alcoholische dranken, met als nevenactiviteit het verstrekken van ter plaatse bereide etenswaren;
42. landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige: een door het college aan te wijzen onafhankelijk deskundig adviesbureau op het gebied van landschap en natuur;
43. landschappelijke waarde: de aan een
gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het
aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding
44. leidingbelang: de belangen vanuit een oogpunt van een ongestoorde nuts- en energievoorziening en de veiligheid met betrekking tot de leiding;
45. logies met ontbijt: het verhuren van één of meerdere kamers in een woning en het aanbieden van een ontbijt, waarbij de woonfunctie in overwegende mate in stand blijft;
46. manege: een bedrijf dat is gericht op
het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden en/of pony’s houdt,
zulks in combinatie met een of meer
47. mestbassin: een reservoir bestemd en geschikt voor het bewaren van dunne mest, dat niet geheel of gedeeltelijk is gelegen onder een stal (bijvoorbeeld mestsilo, mestzak);
48. mestplaat: een opslagplaats bestemd en geschikt voor het bewaren van vaste meststoffen;
49. milieudeskundige: een door het college aan te wijzen onafhankelijke deskundige op het gebied van milieu;
50. molendeskundige: een door het college aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake molens;
51. N.A.P.: Nieuw Amsterdams Peil;
52. natuurwetenschappelijke waarde: de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;
53. niet-grondgebonden agrarische bedrijven:
a. intensieve veehouderij:
een niet aan de grond gebonden agrarisch bedrijf of bedrijfsonderdeel dat zich toelegt op het houden of mesten van melkvee en/of slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen zonder of nagenoeg zonder weidegang (zoals een kalvermesterij, kippenfarm, varkensfokkerij en –mesterij);
b. intensief tuinbouwbedrijf in gebouwen:
een agrarisch bedrijf gericht op het telen van gewassen in gebouwen, niet vervaardigd van glas of ander lichtdoorlatend materiaal, zoals een champignonkwekerij, witlofkwekerij.
c. niet–grondgebonden aquacultuurbedrijf:
een niet aan de grondgebonden bedrijf of bedrijfsonderdeel dat zich toelegt op teelt van (zout)watergebonden organismen en zouttolerante gewassen, waaronder begrepen vis, zagers, schaal- en schelpdieren en andere aquatische producten;
54. nieuwvestiging agrarisch bedrijf: de
vestiging van een grondgebonden agrarisch bedrijf op een nieuw agrarisch
bouwblok als gevolg
55. nutsvoorzieningen (voorzieningen ten behoeve van openbaar nut): voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, duikers, gemaalgebouwtjes etc.;
56. paardenhouderij: een bedrijf dat is gericht op het houden, stallen of africhten van paarden, alsmede de handel in paarden, niet zijnde een paardenfokkerij;
57. plattelandstoerisme: alle vormen van kleinschalige recreatie en toerisme (met de nadruk op dagtoerisme en klein verblijfstoerisme), die plaatsvinden op en gebonden zijn aan het platteland;
58. perceelsgrens: de eigendomsgrens van een perceel;
59. peil: voor gebouwen, waarvan de
hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan een weg: de hoogte van die weg ter plaatse
60. prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
61. raamprostitutie: een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostitué/prostituee tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen met als doel het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
62. restaurant: een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;
63. samenhangend straat- en bebouwingsbeeld:
1. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
2. een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;
3. een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
4. de
cultuurhistorische samenhang
64. seksautomatenhal: een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door middel van automaten filmvoorstellingen en/of live-shows van erotische en/of pornografische aard kunnen worden weergegeven;
65. seksbioscoop/-theater: een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin vertoningen van erotische en/of pornografische aard worden gegeven;
66. seksinrichting: de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotisch massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
67. semi-agrarisch bedrijf: een bedrijf gericht op de handel in bloemen en planten en/of de bewaring van en/of sportbeoefening met dieren, zoals een tuincentrum, hoveniersbedrijf, hondenkennel en -africhtstation, dierenasiel en -pension, paarden-houderij, manege;
68. shed: een (open) constructie ten
behoeve
69. siertuin: een tuin met sierplanten, geen volkstuin zijnde, die toegankelijk is voor publiek;
70. standplaats: een ruimte voor het plaatsen van een kampeermiddel;
71. stenge: mast ten behoeve van een schietvereniging;
72. straatprostitutie: het zich op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimte bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
73. teeltondersteunende voorzieningen:
overkappingsconstructie als ondersteunende voorziening ten behoeve
a. plastic boogkas: een constructie vervaardigd van lichtdoorlatend materiaal, geen glas zijnde;
b. regenkap: een open constructie zonder wanden overtrokken met lichtdoorlatend materiaal anders dan glas;
c. paalconstructie met fijnmazige netten: een open constructie zonder wanden overtrokken met netten;
74. toevoegen: het op het bouwblok van een agrarisch bedrijf toevoegen van een andere activiteit, naast de agrarische hoofdtak;
75. vaste meststoffen: dierlijke meststoffen en andere meststoffen van organische oorsprong en samenstelling, voor zover de meststoffen niet verpompbaar zijn;
76. verkeersvoorzieningen: wegen, voet- en fietspaden, rabatten, parkeerterreinen, straatmeubilair, geluidwerende voorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van het openbare nut;
77. verkoop agrarische producten: het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van agrarische producten aan particulieren;
78. vlindertuin: een gebouw met bijbehorende buitenruimte waarin de kweek en de leefsituatie van vlinders wordt getoond en die toegankelijk is voor publiek;
79. volwaardig agrarisch bedrijf: een
agrarisch bedrijf, dat duurzaam werkgelegenheid biedt aan ten minste één
volledige arbeidskracht die een hoofdberoep en hoofdbestaan in het bedrijf
vindt (afhankelijk van het aantal dieren, aard
80. voorgevellijn: denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen;
81. voorgevel van een gebouw: het meest naar de wegzijde gekeerde deel van een hoofdgebouw;
82. voormalig agrarisch bedrijf: een oorspronkelijk agrarisch bedrijf waar geen bedrijfsmatige productie meer plaatsvindt;
83. waterbassin: een reservoir bestemd en geschikt voor het opslaan van water ten behoeve van het agrarische bedrijf;
84. waterdeskundige: een door het college aan te wijzen onafhankelijke deskundige op het gebied van water;
85. waterkeringbeheerder: de instantie aan
wie bij wet het beheer
86. Wed: de Wet op de economische delicten,
zoals die luidde ten tijde
87. windturbine: een bouwwerk ter opwekking
van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van
bemalingsinstallaties ten behoeve
88. Woningwet: de Woningwet, zoals die
luidde ten tijde
89. woonunit: een gebouw bestaande uit één
bouwlaag, geschikt en ingericht ten dienste
90. woonzorgboerderij: een qua architectonische
vormgeving als boerderij aan te merken gebouw of gebouwencomplex waar
collectieve voorzieningen aanwezig zijn gericht op de verzorging, op medisch,
therapeutisch of daarmee gelijk te stellen gebied,
91. WRO: de Wet op de Ruimtelijke Ordening,
zoals die luidde ten tijde
Bij het toepassen van deze voorschriften gelden de volgende aanwijzingen:
1. afstanden van bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot de perceelsgrens worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn;
2. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens wordt gemeten vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw en haaks op de perceelsgrens;
3. de hoogte van een gebouw wordt gemeten vanaf de bovenkant van het gebouw, met uitzondering van antennes, schoorstenen, liftopbouwen en andere ondergeschikte bouwdelen, tot het peil;
4.
de hoogte
5. de hoogte van andere bouwwerken wordt gemeten vanaf de bovenkant van het bouwwerk tot het peil;
6.
de
oppervlakte van een gebouw of ander bouwwerk wordt gemeten tussen de
buitenste verticale projecties
7.
de
breedte en diepte van een gebouw of ander bouwwerk wordt gemeten tussen de
buitenwerkse gevelvlakken en/of tot het hart
8. het bebouwd oppervlak van een bouwperceel/bouwblok of een ander terrein wordt bepaald door de oppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen en andere bouwwerken bij elkaar op te tellen (regenkappen, paalconstructies met fijnmazige netten en plastic boogkassen hierbij niet begrepen), tenzij in de voorschriften anders is bepaald;
9. de inhoud van een gebouw wordt gemeten buitenwerks en boven het peil;
10. de inhoud van een ander bouwwerk: wordt gemeten binnenwerks en zowel boven als onder peil;
11. de (bedrijfs)vloeroppervlakte wordt
gemeten binnenwerks, op de vloer
1.
voor intensieve veehouderijen geldt dat de
gezamenlijke oppervlakte van alle dierplaatsen bij de bedrijfsvloeroppervlakte
wordt inbegrepen (bij het houden van pluimvee, pelsdieren en/of konijnen in
gestapelde hokken c.q. batterijen geldt, in afwijking van het voorgaande, dat
uitsluitend de oppervlakte
2. tot de (bedrijfs)vloeroppervlakte tevens wordt gerekend de onder afdaken aanwezige oppervlakte die wordt of kan worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.
Bij de beoordeling van een verzoek om een bouwvergunning blijft buiten beschouwing de grond die tenminste in aanmerking is of moest worden genomen bij een eerder verleende bouwvergunning, waarvan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven.
1.
Indien afstanden op de datum
2.
In die gevallen dat hoogten, inhoud, aantallen
en/of oppervlakten van bouwwerken, die legaal gebouwd zijn of kunnen worden
gebouwd op de dag
3. De bestaande bouwwerken die legaal gebouwd zijn en, voor zover niet geregeld in paragraaf II, zijn toegestaan met dien verstande dat:
a.
met betrekking tot het vernieuwen of veranderen
de bestaande maatvoeringen ten tijde
b.
het gebruik
Bij het opstellen
Uitgangspunt bij het beleid gericht op natuur en landschap
is het behoud en de versterking
Het beleid
Het beleid ten aanzien van water, zoals beschreven in
vigerend beleid van andere overheden, wordt door de gemeente als streefbeeld
gehanteerd. De gemeente volgt indirect tevens het beleid ten aanzien
In aansluiting op beleid
Gemeente en waterschap gaan bekijken waar geconcentreerde
berging ter compensatie
De bestaande natuurlijk-landschappelijke zwaartepunten in De
Poel zijn de Heggengebieden bij Nisse en het Ganzengebied bij Sinoutskerke. Het
Ganzengebied staat op dit moment onder druk van verstoring en vermesting. De
landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten
De dynamiek van natuur en landschap en de andere activiteiten moeten met elkaar in overeenstemming worden gebracht. Het streefbeeld voor De Poel en zijn natuurlijk-landschappelijke zwaartepunten is dan ook gericht op behoud en waar mogelijk een gedeeltelijk herstel van de van oorsprong kenmerkende overgangen van zoet naar zout, van hoog naar laag en van besloten naar open.
Op lange termijn (meer dan 10 jaar) zouden de twee kleine
kreekruggen waar Nisse op ligt meer geprononceerd kunnen worden. Deze
kreekruggen zijn nu slechts gedeeltelijk terug te vinden in het landschap. Het
benadrukken van het hoogteverschil tussen de kreekrug en de poelgronden, door
bijvoorbeeld de aanleg van struikgewas, is een middel om de kreekrug meer te
benadrukken in het landschap. Verder kan mogelijk door het opzetten van het
waterpeil op de overgang
Omdat het lange termijnbeleid betreft, is een conserverend
aanlegvergunningenstelsel ter voorkoming van zandafgravingen uit de kreekrug
voldoende. De oorspronkelijke tegenhangers
Uit het karakter van het gebied
Op sommige plaatsen zijn relicten van kleine kreekrestanten
herkenbaar in het landschap. In tegenstelling tot het oudland, waar de kreken
als hoger gelegen ruggen (reliëfinversie) kenbaar zijn, zijn de kreken in het
nieuwland herkenbaar als laagten. Ook de kreken en kreekresten maken deel uit
van het raamwerk, omdat zij "stepping stones" kunnen vormen in de
ecologische hoofdstructuur. Het streefbeeld natuur en landschap is gericht op
behoud en gedeeltelijk herstel
Het oorspronkelijke oudlandkarakter van deze polders is als gevolg van een ingrijpende verkaveling geheel verdwenen. De wegbeplanting vormt een belangrijke landschapskarakteristiek. De hydrologische zoutzoete gradiënten met daaraan gekoppeld de waardevolle en gevarieerde vegetatie behoren echter tot het verleden. Natuurwaarden zijn slechts incidenteel aanwezig.
De potenties van dit gebied zijn gelegen in de zone langs de Westerschelde. De zoute kwel vanuit de Westerschelde schept mogelijkheden voor de ontwikkeling van een nat, binnendijks gebied. Niet elk gebied leent zich namelijk voor de ontwikkeling van een nat ecologisch waardevol milieu. Het idee is om een keten van natte “stepping stones” te vormen. Naast de bestaande natuurgebieden, de inlagen en karrevelden bij Ellewoutsdijk en Hoedekenskerke en de buitendijkse schorren, zullen de natuurontwikkelingsgebieden daar deel van uitmaken. Mogelijk kan dit hand in hand gaan met de ontwikkeling van nieuwe (extensieve) marine cultures.
Dit deelgebied wordt gekenmerkt door grootschaligheid, landschappelijke openheid, een lineaire en efficiënte inrichting en een industriële horizon (het Sloegebied). Belangrijke natuurlijke waarden zijn in de Grootschalige polders niet aanwezig.
De gemeente wenst de karakteristieke grootschaligheid en
openheid te behouden. De
landschappelijke kwaliteit rond het Sloegebied wordt vergroot door de
ontwikkeling van het Groenproject ‘t Sloe. Voor het vergroten
Specifiek voor de Borsselepolder, die ook onderdeel uitmaakt van het Nationaal Landschap, wordt gestreefd naar behoud en versterking van het karakter van renaissancepolder. Dit karakter zal als uitgangspunt voor ontwikkelingen moeten worden meegenomen, zoals in het kader van het Groenproject ’t Sloe. De ontwikkeling van “Sloegroen” schermt het Sloegebied immers en af.
Het is belangrijk voor het behoud van het karakter
Steekwoorden voor het beleid voor de Westerschelde zijn het
duurzaam veiligstellen
Het landelijke gebied wordt gezien als een publieke groene ruimte, waarbinnen de landbouw een verbrede maatschappelijke functie vervult en binnen de maatschappelijke randvoorwaarden dient te produceren. Maar ook staat de landbouw voor de opgave te produceren voor de wereldmarkt en zal daarvoor in staat moeten worden gesteld om volgens economische principes te werken.
Het stimuleren van aanpassing en verandering
Met betrekking tot de gewenste ontwikkelingsrichting voor de
landbouw ligt het accent in De Poel op grondgebondenheid en extensivering. De
natuurlijke en landschappelijke kwaliteiten van het gebied zijn immers zo hoog,
dat een toename
Daarnaast verdraagt de landschappelijke openheid geen toename van het aantal bedrijfslocaties c.q. agrarische bouwblokken.
Vanwege het streven naar behoud van kwaliteiten op het terrein van milieu en landschap, is in het gehele deelgebied De Poel nieuwvestiging van agrarische bedrijven uitgesloten.
Het accent op extensivering in De Poel geeft aan dat bijzondere potenties worden gezien voor verbrede landbouwontwikkelingen. Gedacht kan worden aan het verwerven van aanvullende inkomens uit beheersvergoedingen. Daarnaast kan de agrariër inhaken op de dagrecreatieve potentie van het gebied door zijn producten zelf te verwerken en aan huis te verkopen. Ook het bieden van overnachtingsmogelijkheden binnen boerderijen of andere gebouwen in het buitengebied is hier een voorbeeld van.
In aanvulling op het accent extensivering wordt perspectief
gezien in de teelt van fruit zonder het gebruik van teeltondersteunende
voorzieningen. De ontwikkeling van fruitteelt op de kleine kreekrug en in de
richting van 's-Gravenpolder kan bijdragen aan de lange termijnplannen gericht
op herstel van het besloten karakter
In de gebieden met de bestemming “Agrarisch gebied met
landschappelijke waarde, open landschap (ALo)”, is het beleid in principe
gericht op het zoveel mogelijk behouden
In het noordelijke deel van De Poel wordt in aansluiting op het karakteristieke open landschap en de aanwezige natuurgebieden gestreefd naar een toename van het areaal grasland ten opzichte van akkerland. Dit kan bijvoorbeeld vorm krijgen door de toevoeging van een melkveehouderijtak aan de bestaande akkerbouwbedrijven of omschakeling van bestaande akkerbouwbedrijven naar melkveehouderij.
De mogelijkheden en onmogelijkheden voor de landbouw in de
Kleinschalige nieuwland-polders worden in de eerste plaats door de dijken
bepaald. Behoud en versterking
Ook nieuwvestiging van glastuinbouwbedrijven is uitgesloten. Bestaande bedrijven kunnen wel eenmalig uitbreiden.
De gewenste agrarische ontwikkeling binnen dit deelgebied
loopt uiteen van extensieve veehouderij tot relatief grootschalige, intensieve
akkerbouw en fruitteelt. In de Kleinschalige nieuwlandpolders zal de
nieuwvestiging van grondgebonden agrarische bedrijven worden toegestaan.
Hierbij is de landschappelijke schaal
De zandige ondergrond en de beschikbaarheid en winbaarheid van zoet water maken de zandkernen tot goede vestigingsplaatsen voor vollegrondgroenteteelt en fruitteelt. De winning van zoet water mag echter niet leiden tot een slinkende zoetwaterbel en de daarmee samenhangende verdrogingproblemen. De bestaande zoetwatervoorraad moet worden gewaarborgd. Een evenwicht tussen onttrekking en infiltratie is van groot belang.
De in vergelijking met de Kleinschalige nieuwlandpolders
open en grootschalige landschappelijke structuur
De gewenste agrarische ontwikkeling daarentegen, kan
getypeerd worden als teelten waarbij zij zich onderscheid door de
diversificatie en schaalvergroting ten opzichte
Het streefbeeld voor de Grootschalige polders kan worden omschreven als een werklandschap, gericht op het bieden van kansen voor nieuwe of aanvullende agrarische bedrijfsvormen in combinatie met versterking van landschappelijke structuur. Landschapsbouw met behoud van bestaand karakter dus.
In de Grootschalige polders ligt het accent op intensieve grootschalige grondgebonden landbouw. Er wordt in dit deelgebied geen belemmering gevormd door de aanwezigheid van bijzondere natuurlijke waarden, waardoor in de Grootschalige polders ruimere ontwikkelingsmogelijkheden aan de landbouw worden geboden. Daarnaast wordt in de Grootschalige polders ruimte opengehouden voor Groenproject ‘t Sloe.
Het grootschalige en open karakter
Onderzoek naar de ontwikkelingsmogelijkheden voor de buiten-
en binnendijkse teelt
Ter verheldering van het vigerende beleid, is het
uitgangspunt om ieder agrarisch bedrijf in principe een bouwblok toe te kennen
van één hectare. Vorm en maat van een bouwblok kunnen echter wisselen, onder
invloed van bijvoorbeeld de maat of ligging
De oprichting van tweede bedrijfswoningen op agrarische
percelen wordt niet gewenst geacht omwille
Ten opzichte van het vorige bestemmingsplan zijn de
inzichten betreffende de locaties voor glastuinbouw gewijzigd. De
projectlocaties voor
Het beleid ten aanzien
De gemeente onderschrijft in grote lijnen het beleid voor TOV’s, zoals is opgenomen in het omgevingsplan en daarmee een verruiming van de agrarische ontwikkelingsmogelijkheden. Tijdelijke afdekmaterialen, tijdelijke voorzieningen en minder in het oog springende grofmazige netten zijn toegestaan. Ingrijpender voor landschap en beeldkwaliteit zijn voorzieningen als plastic boogkassen, regenkappen en fijnmazige hagelnetten. Hiervoor geldt een specifieke regeling. Deze houdt in dat deze soorten voorzieningen toelaatbaar zijn:
§
Als er sprake is van een goede landschappelijke
inbedding. Landschappelijke inbedding wordt, in navolging
§ Als er geen lichtuitstraling plaatsvindt.
§ Als de bijzondere karakteristieke openheid van het betreffende landschapstype niet wordt aangetast. Dit betekent dat TOV’s niet zijn toegestaan buiten agrarische bouwblokken in deelgebied I, De Poel.
§
Voor boogkassen geldt een maximum oppervlakte
per bedrijf van
Tot aquacultuur wordt de kweek van schaal- en schelpdieren, vis, zouttolerante gewassen en andere aquatische producten gerekend. Het gaat hierbij niet alleen om voedingstoepassingen, maar ook om industriële en energietoepassingen van gekweekte aquatische organismen. Waar de veranderingen in het klimaat, de voorziene bodemdaling in met name de kustprovincies en de toenemende verzilting een bedreiging lijken te vormen voor de gangbare landbouw, bieden ze kansen voor een omschakeling naar aquacultuur.
In tegenstelling tot hetgeen in het omgevingsplan is
aangegeven zijn in het plangebied geen zones aangewezen waar aquacultuur
toelaatbaar wordt geacht, daar het beleid
Daarnaast wordt onderscheid gemaakt in grondgebonden vormen
en niet-grondgebonden vormen van aquacultuur. Vanwege het feit dat de
niet-grondgebonden aquacultuurtakken niet perse afhankelijk zijn
Ten behoeve van niet-grondgebonden aquacultuurtakken is het
mogelijk om foliebassins met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal
Het oprichten van bedrijfsgebouwen ten behoeve
Het primaat van het buitengebied ligt bij de landbouw. Bij
wonen in het buitengebied hoort daarom een zekere acceptatie
In de zone tussen Heinkenszand en het recreatiepark Stelleplas wordt ruimte geboden voor de ontwikkeling van een meer landschappelijke vorm van wonen. Binnen dit woonmilieu dient nadrukkelijk ruimte geboden te worden voor particuliere initiatieven, die verder gaan dan alleen wonen. De landschappelijke inrichting en inpassing van deze initiatieven is hierbij richtinggevend. Dit dient ertoe dat er uiteindelijk een landschappelijk verdichte, aantrekkelijke zone ontstaat, die de overgang verzorgt tussen de kern Heinkenszand en het recreatiepark Stelleplas. Het opstellen van een totaalvisie voor deze ontwikkeling geldt hierbij als voorwaarde.
Dit project vloeit voort uit de Regiovisie Stedelijke Ontwikkelingszone Goes. Voorliggend bestemmingsplan speelt in deze ontwikkeling evenwel geen rol. Om tot de aanleg van dit woonmilieu te kunnen komen, zal een afzonderlijk traject bewandeld moeten worden.
In het vigerende bestemmingsplan voor het landelijk gebied (1998) is nog onderscheid gemaakt tussen burgerwoningen en zomerwoningen. Voor zomerwoningen is het bebouwingsregime strenger dan voor burgerwoningen. Tevens geldt voor zomerwoningen dat permanente bewoning wordt uitgesloten.
In het plangebied zijn thans 46 woningen gelegen, die in het
bestemmingsplan “Landelijk gebied” als zomerwoning zijn aangeduid. De woningen
die als zomerwoningen worden gebruikt, betreffen overwegend voormalige
arbeiderswoningen die destijds als permanente woningen zijn vergund en gebouwd,
maar door de loop der jaren, gezien de beperkte gebruiksmogelijkheden, als
vakantie- c.q. zomerwoning zijn aangewend. Dit is een wezenlijk andere situatie
dan de zomerwoningen in de kuststreek, die als (niet-permanent bewoonde)
vakantiewoning zijn vergund en gebouwd. In dit bestemmingsplan vervalt daarom
het onderscheid tussen burgerwoningen en zomerwoningen. Vanuit ruimtelijk
oogpunt is er sprake van reeds aanwezige (woon)bebouwing. Daar de provincie
beide gebruiksvormen als gevoelige functie aanmerkt zullen er geen beperkingen
optreden voor eventueel in de directe omgeving aanwezige agrarische bedrijven.
Daarnaast zijn er geen nadelige consequenties
De verruiming
Bestaande schuren en bijgebouwen, voorzover ze één aaneengebouwd geheel vormen met de woning, mogen binnen het bestaande volume tot woning worden verbouwd. In bijzondere situaties, waar aantoonbaar sprake is van kwaliteitswinst, kunnen ook reeds gesloopte opstallen worden meegerekend.
Nieuwbouw van burgerwoningen in het landelijke gebied wordt slechts aanvaardbaar geacht ingeval van vrijkomende vrijkomende agrarische bebouwing/bouwkavels.
Het omzetten van een vrijgekomen agrarische bedrijfswoningen in burgerwoningen is middels een wijzigingsbevoegdheid aanvaardbaar, mits de agrarische productiefunctie van omliggende bedrijven niet wordt geschaad.
Bij het omzetten van vrijkomende agrarische bebouwing in een woonfunctie wordt op basis van een provinciale inventarisatie onderscheid gemaakt in beeldbepalende, cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en niet beeldbepalende bebouwing. De mogelijkheden die geboden worden voor beeldbepalende, cultuurhistorisch waardevolle vrijkomende agrarische bebouwing hebben betrekking op de categorieën A en B uit deze inventarisatie (opgenomen als bijlage bij de voorschriften). Ook voor niet-beeldbepalende panden geldt dat omzetting naar burgerwoningen mogelijk is.
▪ Beeldbepalende, cultuurhistorisch waardevolle vrijkomende agrarische bebouwing.
Wonen is een geschikte vorm van
(her)gebruik van vrijkomende beeldbepalende cultuurhistorisch waardevolle
agrarische bebouwing, waarmee behoud
§ Niet-beeldbepalende vrijkomende (agrarisch) bebouwing/bouwkavels.
Het gemeentelijk beleid is, in navolging van het provinciaal beleid, gericht op het stimuleren van onderhoud en vernieuwing van voormalige (agrarische) bedrijfsgebouwen. Dit geldt voor zowel vrijkomende (agrarische) bebouwing als voor reeds tot woondoeleinden bestemde voormalige (agrarische) bebouwing. Hierbij is het evenals bij bestaande burgerwoningen mogelijk om huis en schuur met elkaar te verbinden ten einde het woonvolume te vergroten. Indien het volume daarvoor groot genoeg is (meer dan 1000 m) mogen huis en schuur binnen het bestaande volume tot maximaal 2 woningen worden verbouwd. Als huis en schuur of een van beide een detonerend karakter heeft, mag dit gesloopt en vervangen worden door een compensatiewoning mits het totale bouwoppervlakte vermindert met 50%. In de regel gaat het hierbij om één hoogwaardige compensatiewoning.
Alleen in uitzonderingsgevallen, wanneer het gaat om een uitzonderlijke omvang van te slopen bedrijfsgebouwen (80%) kan het gaan om twee of maximaal drie woningen. Voorwaarden voor de toepassing van deze mogelijkheden zijn:
§ Sloop en het voorkomen van heroprichting dienen te worden gewaarborgd;
§ Het betreft in principe compensatie op dezelfde locatie, tenzij daardoor aantasting zou plaatsvinden van landschappelijke, natuur- of cultuurhistorische waarden. In dergelijke gevallen wordt in gezamenlijk overleg gezocht naar een vervangende locatie;
§ Er mogen geen belemmeringen ontstaan voor de agrarische bedrijven in de omgeving;
De Zak van Zuid-Beveland is een gebied met een sterke eigen identiteit. Deze identiteit kenmerkt zich door landschappelijke, cultuurhistorische, geologische en ecologische waarden. Een belangrijk onderdeel van deze waarden zijn de typische Zuid-Bevelandse bebouwingskarakteristieken dan wel de cultuurhistorische waardevolle bebouwing. In het gebied heerst er een zeker samenspel tussen de (kleinschalige) bedijkingpatronen en de (kleinschalige) bebouwing.
De bebouwing, zoals monumenten, beeldbepalende gebouwen,
Zeeuwse schuurboerderijen, boerenbedoeninkjes, boerenhofsteden, Zeeuwse
arbeiderswoningen, woningen met mansardekap (jaren ‘20/’30) en woningen met
zadeldak (jaren ’30) bepalen voor een belangrijk gedeelte deze identiteit,
waardoor het landelijk gebied van Borsele zeer in trek is als woon- en/of
recreatiegebied. De cultuurhistorische (beeld) kwaliteit
Binnen Nationale Landschappen is “Behoud door ontwikkeling”
het uitgangspunt voor het ruimtelijk beleid. Beleid van Borsele is ook dit
uitgangspunt te hanteren voor uitbreidingen of vernieuwbouw van burgerwoningen
in het landelijk gebied. Dat wil zeggen dat karakteristieke (kleinschalige)
bebouwing omwille
Bij boerderijvormen is behoud van het ensemble van belang.
Niet alleen het lang gerekte ensemble
In de nabije toekomst zal een groei van het aantal ouderen
plaatsvinden, als gevolg waarvan een grotere vraag naar geschikte zorgwoningen
ontstaan. Ook in de geestelijke gezondheidssfeer spelen vergelijkbare ontwikkelingen.
Eén
Daarnaast onderschrijft de gemeente het provinciaal beleid
ten aanzien
Een verdere uitbouw van een goede toeristische
infrastructuur door ontwikkeling van kleinschalige verblijfsaccommodaties,
zoals logies met ontbijt, verkoop van agrarische producten en kleinschalige
horeca (tot
De gemeente Borsele beschikt over een bijzonder landschap en
streeft behoud en versterking
De Poel leent zich niet voor intensieve recreatie. Verdichting van het netwerk is om redenen van verstoring niet aan te bevelen. Het gebied is het meest geschikt voor recreatief medegebruik, zoals fietsen, wandelen, huifkarritten, paardrijden en bezoek van cultuurhistorische locaties of evenementen.
In het agrarische streefbeeld wordt gewezen op het betrekken van recreatie bij de agrarische bedrijfsvoering. Het gaat dan bijvoorbeeld om de combinatie van extensieve landbouw en verkoop van producten aan huis. Agrarische ondernemers die willen extensiveren, moet de gelegenheid worden geboden om neveninkomsten te verwerven. Kleinschalig kamperen (voorheen kamperen bij de boer) daarentegen, is slechts aanvaardbaar buiten de karakteristieke open gebieden (ALo). Uiteraard biedt het NED-stelsel ook diverse mogelijkheden.
Ook in de Kleinschalige nieuwlandpolders staat recreatief
medegebruik centraal. Het aangeven van aantrekkelijke fiets-, ruiter- en
wandelroutes kan het recreatieve medegebruik stimuleren. Daarnaast kan ook
kleinschalige recreatie zoals hoevetoerisme en kleinschalig kamperen een
financiële peiler voor de bewoners in de Kleinschalige nieuwlandpolders worden.
Een recreatieve invulling van (agrarische) bebouwing is een mogelijkheid om
leegstand en verpaupering te voorkomen. Daarnaast ligt een kans in het
recreatief uitbouwen
Voor dit gebied gelden eveneens recreatief medegebruik en
kleinschalige verblijfsrecreatie als speerpunten van beleid. De recreatieve
aantrekkingspunten zijn beperkt tot de dorpen Baarland, Ellewoutsdijk en Hoedekenskerke.
Bij de eindpuntvoorziening
Het sterke accent op de landbouw maakt recreatieve ontwikkelingen in de Grootschalige polders minder aantrekkelijk. Een actief beleid voor recreatieve ontwikkeling (met uitzondering van kleinschalig kamperen en NED’s) wordt voor dit gebied niet gevoerd.
De voormalige agrarische havens en veerhavens aan de Westerschelde en de aanwezige strandjes (bij bijvoorbeeld Baarland en Borssele) bieden recreatieve en natuurlijke ontwikkelingsperspectieven. Ontwikkelingen die in en rond de Westerschelde plaatsvinden, moeten er rekening mee houden dat de Westerschelde aangewezen is als Vogelrichtlijngebied (gedeeltelijk), Habitatgebied en Wetland. De lokale natuurontwikkeling langs de Westerschelde biedt op termijn mogelijkheden voor natuur- en landschapsbeleving. De recreatieve ontwikkelingen langs de Westerschelde moeten worden afgestemd op bijzondere natuurwaarden.
In een aantal gebiedsdelen
Het beleid voor kleinschalig kamperen is er op gericht geen onderscheid te maken naar de deelgebieden. Het zoneringsbeleid komt hiermee te vervallen. Ten einde evenwel sturing aan deze ontwikkeling te kunnen geven wordt er een quoteringsstelsel gehanteerd. Voor Borsele betekent dit dat er een maximum geldt van 14 kleinschalige kampeerterreinen; deze zijn overigens niet toegestaan in ALo-gebieden.
Ten aanzien van het aantal toe te laten kampeerplaatsen per
kleinschalig kampeerterrein wordt, vanuit het principe van kleinschaligheid,
uitgegaan van 15 kampeerplaatsen per kleinschalig kampeerterrein. Via
vrijstelling kan dit aantal worden verhoogd tot 25 kampeereenheden, waarbij het
principe van verevening wordt toegepast. Ten aanzien
Inherent aan het plattelandstoerisme is een zekere
acceptatie
Naast enkele grootschalige en kleinschalige verblijfsterreinen kent Borsele ook enige adressen met logies- en ontbijt en de verhuur van woningen. Daarnaast staat de gemeente positief tegenover het oprichten van een landschapscamping. De Borselse kwaliteiten vormen het vertrekpunt voor de ontwikkeling van plattelandstoerisme, waarvoor het Omgevingsplan Zeeland 2006-1012 een prima aanzet geeft.
De dagrecreatieve structuur, zoals de ontwikkeling van
uitspanningen, wandel-, ruiter- en fietsstructuren, hoevetoerisme, recreatieve
ontwikkeling
Bijzonder aandachtspunt bij de ontwikkeling van recreatieve functies is dat de op zichzelf staande projecten klein van schaal blijven. Het omgevingsplan geeft ook voor dagrecreatieve initiatieven een handvat voor de vorming van beleid.
In het streefbeeld overige functies komen de punten aan bod
die niet direct geassocieerd worden met de streefbeelden die behandeld zijn in
de vorige paragrafen. Gedacht kan worden aan niet-agrarische bedrijven, verkeer
en de algemene uitgangspunten
Buiten het Sloegebied (incl. Sloepoort) wordt beheerste
economische ontwikkeling voorgestaan, gericht op diensten. De versterking
Voor alle bedrijven geldt dat duurzame bedrijvigheid wordt geambieerd. Hierbij dient het juiste bedrijf op de juiste plek gelegen te zijn en moet er maatwerk geleverd worden op het gebied van water, milieu en omgevingskwaliteiten zoals rust, ruimte en openheid. De in het plangebied aanwezige semi-agrarische bedrijven zijn wat betreft karakter in beginsel toelaatbaar in het landelijke gebied en mogen hun huidige bedrijfsvoering ter plaatse voortzetten en beperkt uitbreiden.
Daarbij is nieuwvestiging van niet-agrarische bedrijvigheid, anders dan op grond van het NED-stelsel, in het landelijke gebied in principe niet gewenst. De thans aanwezige niet-agrarische bedrijven mogen gehandhaafd blijven en hebben een eenmalige uitbreidingsmogelijkheid van 20%. Dit percentage geldt voor zowel de (bebouwde) bedrijfsvloeroppervlakte als de onbebouwde oppervlakte van het bestaande bedrijf.
In gebieden waar sprake is van linten of clusters van
bebouwing (3 woningen of meer) worden ruimere uitbreidingsmogelijkheden worden
geboden. In deze gebieden is een uitbreiding tot 50% mogelijk. Aan de
uitbreiding
In het voormalig WCL-gebied (deelgebieden I, II en II) wordt
gestreefd naar behoud en accentversterking
Het algemene streven is erop gericht het gebruik
Ook het aspect verkeer is in alle streefbeelden verweven,
maar wordt in geen enkel streefbeeld echt benoemd. In het kader van het
optimaal toeristisch-recreatief medegebruik
De ontwikkeling van toeristisch-recreatieve fiets-, ruiter- en wandelroutes is in het kader van het recreatieve medegebruik een tweede uitgangspunt. In De Poel is, zoals eerder vermeld, geen verdere uitbreiding van toeristische fietsroutes wenselijk.
De ruimtelijke consequenties
De ongunstige economische situatie in de Zeeuwse landbouw in het algemeen en die in de akkerbouwsector in het bijzonder leiden tot aanzienlijke veranderingen op het platteland. Verbreding van de plattelandseconomie met nieuwe economische dragers is noodzakelijk, in combinatie met noodzakelijke investeringen in de kwaliteit van het landschap en in de recreatieve infrastructuur.
In de rapportage van de werkgroep “Nieuwe economische dragers” (2000) is een uitwerking van het beleid inzake nieuwe economische dragers op bestemmingsplanniveau opgenomen. Het rapport bevat een concrete handreiking aan de gemeenten voor een positieve lijst van in het landelijk gebied in principe toegestane niet-agrarische bedrijvigheid, met een aantal modelvoorschriften en een modelcontract, dat wordt afgesloten met de ondernemer voordat de planologische procedure wordt gestart.
In de rapportage wordt gemotiveerd welke selectiecriteria aan de positieve lijst ten grondslag liggen. Ook andere niet in de positieve lijst genoemde bedrijfsvormen kunnen - als aan die criteria wordt voldaan – planologisch inpasbaar zijn. Bij elke aanvraag voor een nieuwe economische drager wordt de locatie op geschiktheid getoetst. Als die locatie in principe geschikt is, wordt van de ondernemer gevraagd een plan over te leggen tot verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.
Het rapport bevat een aantal concrete aanbevelingen om te komen tot een goede implementatie op provinciaal en op gemeentelijk niveau van het selectieve ontwikkelingsmodel.
De basis voor het gemeentelijk beleid ten aanzien
▪ Een NED kan ervoor zorgen dat de levensvatbaarheid van een agrarisch bedrijf behouden blijft;
▪ Een NED kan ervoor zorgen dat beeldbepalende gebouwen in het buitengebied behouden blijven;
▪ Een NED dient ervoor te zorgen dat de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied behouden blijft of versterkt wordt.
De geboden verruiming van het NED-beleid, waarin het omgevingsplan
voorziet, zal door de gemeente worden toegepast. De koppeling naar functies zal
in stand blijven. Dit vanuit de optiek dat een nevenactiviteit middels een
vrijstelling kan worden toegestaan, maar een NED als vervolgactiviteit een
wijziging
In bijlage 3 is de gemeentelijke lijst met nieuwe economische dragers opgenomen, in bijlage 4 een voorbeeldcontract voor de vestiging van een nieuwe economische drager.
Een voorwaarde voor het verkrijgen
1. sanering van (bedrijfs)gebouwen en/of;
2. een goede landschappelijke inpassing van en landschapsontwikkeling bij het betreffende perceel en/of
3. een
verbetering
Als “tegenprestatie” (investeren in ruimtelijke kwaliteit) wordt een vast bedrag gehanteerd, te weten €8.000,--. Indien de toetsingscommissie de onredelijkheid hiervan heeft geconstateerd, dan kan het bedrag worden verminderd. Er geldt echter te allen tijde een minimum bedrag van €4.000,-- dat moet worden geïnvesteerd in de ruimtelijke kwaliteit.
Onderscheid wordt gemaakt in het onderbrengen van NED´s in de bestaande (bedrijfs)bebouwing en het oprichten van nieuwbouw ten behoeve van het starten van een NED.
De gemeente stelt een contract op met hierin opgenomen de voorwaarden waaraan de initiatiefnemer en de gemeente zich binden. De belangrijkste voorwaarde die in het contract wordt opgenomen is dat zowel de initiatiefnemer als de gemeente instemmen met het plan zoals dat is opgesteld door de initiatiefnemer en dat de initiatiefnemer middels het contract zich ertoe verbindt dit plan uit te voeren op de beschreven wijze. In bijlage 4 van de toelichting is een voorbeeldcontract opgenomen.
Om in te kunnen spelen op de behoefte aan de tijdelijke opvang van seizoensgebonden arbeidskrachten is het mogelijk om voor een korte periode (van circa 8 tot 10 weken) hiervoor ruimte te bieden. Voor huisvesting in en buiten gebouwen (waarbij gedacht kan worden aan stacaravans en woonunits) worden hiertoe mogelijkheden geboden.
Kampeermiddelen, die speciaal bedoeld om is in deze tijdelijke behoefte (gedurende de oogstperiode) te voorzien, dienen na de oogstperiode verwijderd te worden.
Voor de locatie ten noorden
Naast windturbines zijn ook hoogspanningsmasten in beginsel
niet gewenst in het landelijke gebied. Bestaande hoogspanningsmasten kunnen
blijven bestaan. Indien het niet meer gewenst is hoogspanningsmasten op te richten
zal de haalbaarheid
De gemeente acht het gewenst om kleinschalige
horeca-activiteiten toe te laten. Dit betekent dat ten behoeve van deze
activiteiten gebouwd mag worden binnen bebouwingsvoorschriften
Wat betreft de vestiging van horeca als hoofdactiviteit zal
de mogelijkheid geboden worden om drie grotere horecavoorzieningen langs en in
de omgeving van het spoorlijntraject
Essentie van de stalletjesregeling is dat medewerking kan worden verleend aan de bouw van een stal als schuilgelegenheid voor het hobbymatig houden van vee/paarden op een weiland (inclusief dijktaluds).
Om “verrommeling” van het landschap tegen te gaan, gelden de volgende randvoorwaarden:
-
De
stalletjes zijn ten behoeve van hobbymatig te houden dieren;
- Ander(e) bouwwerken/werken/gebruik dan stalletjes zijn niet toegestaan. Dit betekent dat onder andere zaken zoals rijbakken, afscheidingen/hekwerken (die als bouwwerk moeten worden aangemerkt), buitenverlichting, buitenopslag/-stalling van materieel/materiaal/hooi/stro/voeder/mest niet zijn toegestaan
- Voor zover noodzakelijk voor het toegestane gebruik dient eventuele opslag van bijvoorbeeld voer in het stalletje plaats te vinden.
Gelet op het karakter en het imago van het landelijk gebied
acht de gemeente de vestiging van een bordeel ongewenst. In de optiek
Wanneer op grond van het plan gronden bestemd zijn voor meerdere doeleinden, zijn de desbetreffende voorschriften gezamenlijk van toepassing voor het toelaatbare gebruik en de toelaatbare bebouwing, met dien verstande dat de in de artikelen 19, 20, 23, 34 en 35 opgenomen voorrangsregeling in acht genomen dient te worden.
Bij toepassing van een vrijstellingsbevoegdheid of wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de navolgende procedureregels in acht te worden genomen:
a. het verzoek tot vrijstelling of wijziging ligt met de bijbehorende stukken gedurende 4 weken ter inzage;
b. het college maakt deze terinzagelegging tevoren in één of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huis-bladen die in de gemeente worden verspreid bekend;
c. de
bekendmaking houdt mededeling in
d. gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij het college zienswijzen naar voren brengen tegen het voornemen om medewerking te verlenen.
Paragraaf II
1.1 De op de plankaart voor "Agrarisch gebied met landschappelijke waarde" (AL) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
de bedrijfsvoering van de op de plankaart als zodanig aangeduide grondgebonden
agrarische bedrijven (Agr);
b.
de bedrijfsvoering
§ bestaande glastuinbouwbedrijven (Agl);
§ bestaande intensieve veehouderijen (Aiv);
§ bestaande intensieve tuinbouwbedrijven in gebouwen (Ait);
§ bestaande bijzondere agrarische bedrijven (Ab);
§ bestaande semi-agrarische bedrijven (As);
c. de op de plankaart als zodanig aangeduide bestaande toegevoegde takken:
§ een tak intensieve veehouderij (Tiv);
§ een tak bijzonder agrarisch bedrijf (Tb);
alsmede voor:
d. het behoud van:
§ landschappelijke openheid op de gronden met de subbestemming "open landschap" (ALo);
§ geomorfologische waarden op de gronden met de subbestemming "geomor-fologische waarde" (ALg).
1.2 Ten aanzien
naast de landbouwkundige kwaliteiten zijn tevens de landschappelijke kwaliteiten en de potenties voor plattelandstoerisme richtinggevend voor de ontwikkelingen in de gebieden met de bestemming AL.
2.1 Op deze gronden mogen, uitsluitend ten dienste en onder lid 1.1 sub a. en sub b. aangegeven
agrarische bedrijven, bijzondere agrarische bedrijven en semi-agrarische
bedrijven worden gebouwd:
a. niet voor bewoning bestemde gebouwen, met dien verstande dat nieuwbouw en uitbreiding van veestallen ten behoeve van intensieve veehouderij (Aiv) niet is toegestaan;
b. één bedrijfswoning per bedrijf;
c. andere bouwwerken.
a. Per agrarisch bouwblok is één bedrijf toegestaan;
b. De gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, en het aanleggen van waterbassins, bassins ten behoeve van aquacultuur, mestbassins en mestplaten vindt plaats op het op de plankaart aangegeven agrarisch bouwblok;
Uitzonderingen:
1. Buiten het agrarisch bouwblok mogen worden gebouwd
§
andere bouwwerken, niet zijnde teeltondersteunende
voorzieningen en bassins ten behoeve van aquacultuur, waarvan de hoogte
maximaal
2. Bij een zelfstandig glastuinbouwbedrijf (Agl) is het toegestaan om de kassen buiten het agrarisch bouwblok te bouwen, aansluitend aan de bestaande bedrijfsbebouwing.
c. De bebouwde oppervlakte van een:
§
semi-agrarisch bedrijf (As) bedraagt maximaal
het bedrijfsvloeroppervlak en het perceelsoppervlak ten tijde
- er mag uitsluitend worden gebouwd achter de denkbeeldige voorgevellijn die in het verlengde ligt van het dichtst naar de weg gelegen gebouw;
-
de afstand van het gebouw tot de perceelsgrens
dient minimaal
§
zelfstandig glastuinbouwbedrijf (Agl) bedraagt
maximaal het bedrijfsvloeroppervlak aan
kassen ten tijde
d. De bedrijfsvloeroppervlakte van een:
§ intensieve veehouderij (Aiv) mag niet worden vergroot;
§
intensief tuinbouwbedrijf in gebouwen (Ait) zal
maximaal
§
bijzonder agrarisch bedrijf (Ab) zal maximaal
§
zelfstandig niet-grondgebonden
aquacultuurbedrijf (Aaq) zal maximaal
e. De gezamenlijke inhoud van mestbassins zal maximaal 1.500 m per bedrijf bedragen (inclusief mestzakken en foliebassins).
f.
De dakvoethoogte van een bedrijfsgebouw of open
hangar zal maximaal
g. De hoogte van:
§
een silo, geen mestsilo zijnde, zal maximaal
§
een mestbassin zal maximaal
§
een waterbassin zal maximaal
§
teeltondersteunende voorzieningen zal maximaal
§
een bassin ten behoeve van aquacultuur zal
maximaal
h. De
inhoud van een bedrijfswoning zal maximaal 750 m bedragen, de
dakvoethoogte maximaal
i.
Bij iedere bedrijfswoning mogen maximaal twee
bijgebouwen worden gebouwd met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 40
m, een dakvoethoogte van maximaal
4.1 Met inachtneming
4.2 Het toevoegen van andere takken dan genoemd in lid 4.1 is niet toegestaan.
Voorzover reeds een andere toegevoegde tak aanwezig is, mag de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van deze toegevoegde tak niet worden vergroot;
4.3 Omschakeling naar een andere bedrijfsvorm is toegestaan in de volgende gevallen:
a. omschakeling van een in lid 1.1, sub b. genoemd bedrijf naar een grondgebonden agrarisch bedrijf;
b. omschakeling van een intensieve veehouderij naar een intensief tuinbouwbedrijf in gebouwen;
c. omschakeling van een intensieve veehouderij naar een niet-grondgebonden aquacultuurbedrijf in gebouwen;
d. omschakeling van een intensief tuinbouwbedrijf naar een niet-gebonden aquacultuurbedrijf in gebouwen;
e. omschakeling van een niet-grondgebonden aquacultuurbedrijf naar een intensief tuinbouwbedrijf in gebouwen;
f. bij omschakeling zoals bedoeld onder sub a.,b., c., d. en e. zijn de van toepassing zijnde bouw- en inrichtingsbepalingen zoals opgenomen in lid 3 overeenkomstig van toepassing.
4.4 Kleinschalig kamperen
Ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein als bedoeld in lid 5.3, sub e. mogen één of meerdere gebouwen ten dienste van sanitaire- en slechtweervoorzieningen op het bouwblok worden opgericht, met dien verstande dat:
§ de gezamenlijke oppervlakte maximaal 100 m bedraagt;
§
de dakvoet- en totale hoogte maximaal 3
respectievelijk
5.1 Aanlegvergunningen
5.2 Verboden gebruik
Tot het verboden gebruik als bedoeld in artikel 43 wordt in ieder geval gerekend:
a. het buiten het agrarisch bouwblok aanleggen van een mestbassin (voor zover geen bouwwerk zijnde);
b. het aanleggen van kleinschalige kampeerterreinen op de gronden met de subbestemming AL(o).
5.3 Toelaatbaar gebruik
Tot het verboden gebruik als bedoeld in artikel 43 wordt niet gerekend:
a. het aanleggen van waterbassins met een aarden wal binnen het agrarisch bouwblok;
b. het gebruik van bestaande agrarische bedrijfsgebouwen voor de verkoop van agrarische producten, mits de totale oppervlakte ten behoeve van deze voorziening maximaal 40m per bedrijf bedraagt;
c. het bieden van logies met ontbijt;
d.
het gebruik van een bedrijfswoning en/of de
agrarische bedrijfsgebouwen ten behoeve van kleinschalige plattelandshoreca tot
een maximum vloeroppervlakte van
e. het aanleggen van een kleinschalig kampeerterrein, met dien verstande dat:
§ in het plangebied maximaal 14 kleinschalige kampeerterreinen mogen worden aangelegd;
§ het aantal standplaatsen per kleinschalig kampeerterrein maximaal 15 bedraagt;
§ de kampeermiddelen geplaatst worden op dan wel aansluitend aan het agrarisch bouwblok;
§
rond het kampeerterrein een strook met een
breedte van minimaal
§ op het kampeerterrein uitsluitend kampeermiddelen zijn toegestaan gedurende de periode van 1 februari tot en met 15 november;
§ het plaatsen van stacaravans als kampeermiddel niet is toegestaan.
Zie artikel 9,10,11 en bijlage 1.
Dit artikel is als volgt opgebouwd:
a. Vrijstellingen deelgebied I;
b. Wijzigingsbevoegdheid deelgebied I.
Bijlage 1 vormt het toetsingskader voor de vrijstellingen en wijzigingsbevoegdheden.
Op onderstaand overzichtskaartje is de ligging van deelgebied I, De Poel, aangegeven.
A. Vrijstellingen - Deelgebied I
De Poel
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om in deelgebied I, De Poel, vrijstelling te verlenen van het bepaalde in artikel 8 (bestemming "Agrarisch gebied met landschappelijke waarde") voor de onderstaande activiteiten, objecten of situaties.
Bij elke vrijstelling is aangegeven aan welke criteria dient te worden getoetst. In bijlage 1 is aangegeven hoe deze criteria moeten worden gehanteerd.
1.1 Toevoeging niet-grondgebonden neventakken
Vrijstelling kan worden verleend van artikel 8 lid 2.1, sub a en artikel 8 lid 4.2 voor het toevoegen van:
a. een tak intensief tuinbouwbedrijf in gebouwen (Tit);
b. een tak intensieve veehouderij (Tiv);
c. een tak niet-grondgebonden aquacultuur (Taq) (zie ook lid 4.4);
aan een op de plankaart aangegeven grondgebonden agrarisch bedrijf, mits dit binnen het op de plankaart aangegeven bouwblok plaatsvindt.
Hierbij dienen de volgende bepalingen in acht te worden genomen:
§ De totale bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van toegevoegde niet-grondgebon-den agrarische bedrijvigheid zal maximaal 1.600 m bedragen (de reeds aanwezige niet-grondgebonden agrarische bedrijvigheid hierbij inbegrepen).
§ Het toevoegen van een tak intensief tuinbouwbedrijf (Tit) en een tak intensieve veehouderij (Tiv) in gebouwen is niet toegestaan in het gebied met de subbestemming "open landschap" (ALo).
Bij het verlenen van vrijstelling gelden de volgende toetsingscriteria:
§ landschapstoets;
§ milieutoets.
1.2 Toevoeging/uitbreiding neventak glastuinbouw
Vrijstelling kan worden verleend van artikel 8 lid 2.1, sub a en artikel 8 lid 4.2 voor het toevoegen/uitbreiden van een tak glastuinbouw (Tgl) aan een op de plankaart aangegeven grondgebonden agrarisch bedrijf.
Hierbij dienen de volgende randvoorwaarden in acht te worden genomen:
§
De gezamenlijke oppervlakte aan kassen zal
maximaal
§ Het toevoegen van een tak glastuinbouw is niet toegestaan in het gebied met de subbestemming "open landschap" (ALo).
Bij het verlenen van vrijstelling gelden de volgende toetsingscriteria:
§ landschapstoets;
§ milieutoets.
1.3 Toevoeging/uitbreiding neventak bijzonder agrarisch bedrijf
Vrijstelling kan worden verleend van artikel 8 lid 2.1, sub a en artikel 8 lid 4.2 voor het toevoegen/uitbreiden van een tak bijzonder agrarisch bedrijf (Tb) aan een op de plankaart aangegeven grondgebonden agrarisch bedrijf.
Hierbij dienen de volgende randvoorwaarden in acht te worden genomen:
§ De totale bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van een bijzonder agrarisch bedrijf zal maximaal 1.000 m bedragen;
§ Deze vrijstelling zal niet worden verleend op gronden met de subbestemming "open landschap" (ALo), tenzij blijkens de plankaart reeds een dergelijke toegevoegde tak (aanduiding Tb) aanwezig was ten tijde van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.
Bij het verlenen van vrijstelling gelden de volgende toetsingscriteria:
§ landschapstoets;
§ milieutoets.
a.
Vrijstelling kan worden verleend van artikel 8 lid 2.1, sub a. voor het vergroten
b.
Indien de bedrijfsvloeroppervlakte ten dienste
van intensieve veehouderij ten tijde
Bij het verlenen van vrijstelling gelden de volgende toetsingscriteria:
§ noodzaak
§ milieutoets.
3.1 Vrijstelling kan worden verleend van artikel
8 lid 2.1, sub a. ten behoeve van een uitbreiding van een neventak
intensieve veehouderij (Tiv) met dien verstande dat de totale
bedrijfsvloeroppervlakte van deze neventak maximaal
3.2 Vrijstelling kan worden verleend van artikel
8 lid 2.1, sub a. ten behoeve van een uitbreiding van een neventak
intensief tuinbouwbedrijf in gebouwen (Tit) met dien verstande dat de totale
bedrijfsvloeroppervlakte van deze neventak maximaal
3.3 Vrijstelling kan worden verleend van artikel
8 lid 2.1, sub a. ten behoeve van een uitbreiding van een neventak
niet-grondgebonden aquacultuur (Taq) met dien verstande dat de totale
bedrijfsvloeroppervlakte van deze neventak maximaal
Bij het verlenen van vrijstelling geldt de volgende toetsingscriteria:
§ noodzaak;
§ milieutoets.
Tevens geldt hierbij dat de totale bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van toegevoegde niet-grondgebonden agrarische bedrijvigheid maximaal 1.600 m zal bedragen (de reeds aanwezige niet-grondgebonden agrarische bedrijvigheid hierbij inbegrepen).
4.1 Kleinschalige bouwwerken
Ten behoeve van grondgebonden
agrarische bedrijven kan vrijstelling worden verleend van artikel
8 lid 3, sub b. voor het bouwen buiten het agrarisch bouwblok van kleinschalige
bouwwerken tot maximaal 50 m, een dakvoethoogte van maximaal
Bij het verlenen van vrijstelling geldt het volgende toetsingscriterium:
§ landschappelijke inpassing.
4.2 Kleinschalig kamperen
Ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein kan, met uitzondering van ALo-gebieden, vrijstelling worden verleend van artikel 8 lid 3, sub b. voor het buiten het agrarisch bouwblok bouwen van één of meerdere gebouwen ten dienste van sanitaire- en slechtweervoorzieningen, mits:
§
de gezamenlijke oppervlakte inclusief de
oppervlakte
§
de dakvoet- en totale hoogte maximaal 3
respectievelijk
Bij het verlenen van vrijstelling geldt het volgende toetsingscriterium:
§ landschappelijke inpassing.
4.3 Waterbassin
Ten behoeve van grondgebonden agrarische bedrijven kan
vrijstelling worden verleend van artikel 8 lid 3, sub b.
voor het aanleggen buiten het agrarisch bouwblok van een waterbassin met een
aarden wal met een hoogte van maximaal
Bij het verlenen van vrijstelling geldt het volgende toetsingscriterium:
§ landschappelijke inpassing.
4.4 Bassins tak niet-grondgebonden aquacultuur (Taq)
Ten behoeve van een tak niet-grondgebonden
aquacultuur (Taq) kan, met inachtneming
§ de foliebassins aansluitend aan het agrarisch bouwblok opgericht dienen te worden;
§
de hoogte maximaal
§
de gezamenlijke oppervlakte maximaal
Bij het verlenen van vrijstelling gelden de volgende toetsingscriteria:
§ landschappelijke inpassing;
§ archeologische toets;
§ watertoets.
4.5 Bassins zelfstandig niet-grondgebonden aquacultuurbedrijf (Aaq)
Ten behoeve van een zelfstandig
niet-grondgebonden aquacultuurbedrijf (Aaq) kan, met inachtneming
§ de foliebassins aansluitend aan het agrarisch bouwblok opgericht dienen te worden;
§
de hoogte maximaal
§
de gezamenlijke oppervlakte maximaal
Bij het verlenen van vrijstelling gelden de volgende toetsingscriteria:
§ noodzaak;
§ landschappelijke inpassing;
§ archeologische toets;
§ watertoets.
Vrijstelling kan worden verleend van artikel 8 lid 3, sub e. voor het oprichten van mestbassins tot een gezamenlijke inhoud van:
§ maximaal 2.500 m per bedrijf,
§ maximaal 5.000 m bij opslag voor 2 tot 5 bedrijven gezamenlijk.
Bij het verlenen van vrijstelling gelden de volgende toetsingscriteria:
§ noodzaak;
§ landschapstoets;
§ milieutoets.
Verder dient in acht te worden genomen dat de hoogte van een
mestbassin maximaal
Vrijstelling kan worden verleend van artikel 8 lid 5.3 sub e. voor het uitbreiden van het aantal standplaatsen tot maximaal 25 standplaatsen per kleinschalig kampeerterrein.
Bij het verlenen van vrijstelling gelden de volgende toetsingscriteria:
§ de kampeermiddelen dienen te worden geplaatst op dan wel aansluitend aan het agrarisch bedrijf dan wel het bestaande kleinschalig kampeerterrein;
§
rond het kampeerterrein dient een strook met een
breedte van minimaal
§ verevening;
§ op het kampeerterrein zijn uitsluitend kampeermiddelen toegestaan gedurende de periode van 1 februari tot en met 15 november;
§ het plaatsen van stacaravans als kampeermiddel niet is toegestaan.
Vrijstelling kan worden verleend voor het realiseren van voorzieningen ten behoeve van:
a.
het bouwen dan wel inpandig verbouwen van een
verblijf, voor zover gelegen binnen het agrarisch bouwblok, ten behoeve
b. het aanleggen van een kampeerterrein ten behoeve van seizoensgebonden arbeidskrachten gedurende een aaneengesloten periode van maximaal 10 weken per jaar, met dien verstande dat:
1. de kampeermiddelen en woonunits geplaatst worden op dan wel aansluitend aan het agrarisch bouwblok;
2.
de kampeermiddelen en woonunits na afloop
3.
de totale hoogte
4. de oppervlakte van een woonunit maximaal 25m² bedraagt. Indien woonunits aaneengesloten worden geplaatst, dan mag de gezamenlijke oppervlakte hiervan ook niet meer bedragen dan 25m².
8.1 Nieuwe Economische Dragers in bestaande (bedrijfs)gebouwen
Vrijstelling kan, met inachtneming
§ de Nieuwe Economische Drager binnen de bestaande bedrijfsbebouwing dient te worden gerealiseerd;
§
voor het toevoegen van een Nieuwe Economische
Drager geïnvesteerd dient te worden in de ruimtelijke kwaliteit
Bij het verlenen van vrijstelling gelden de volgende toetsingscriteria:
§ contract;
§ geen ernstige beperking agrarische functie;
§ geen onevenredige toename automobiliteit;
§ ontsluitingsmogelijkheden;
8.2 Nieuwe Economische Dragers in nieuwe (bedrijfs)gebouwen
Vrijstelling kan, met inachtneming
§
nieuwbouw gepaard dient te gaan met de afbraak
van bestaande bebouwing en/of een investering in de ruimtelijke kwaliteit
§ de nieuwbouw moet passen binnen de bouwblokmogelijkheden van het agrarisch bedrijf.
Bij het verlenen van vrijstelling gelden de volgende toetsingscriteria:
§ contract;
§ geen ernstige beperking agrarische functie;
§ geen onevenredige toename automobiliteit;
§ ontsluitingsmogelijkheden;
9. Vijstelling kan
worden verleend van artikel 8 lid 3, sub h. voor een
dakvoethoogte van maximaal
Bij het verlenen van vrijstelling is het bepaalde in artikel 7 van toepassing.
B. Wijzigingsbevoegdheid -
Deelgebied I De Poel
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om in deelgebied I, De Poel, met inachtneming van het bepaalde in artikel 11 WRO het plan te wijzigen voor de onderstaande activiteiten, objecten of situaties, uitsluitend op de gronden met de bestemming "Agrarisch gebied met landschappelijke waarde" (AL).
Na planwijziging is artikel 8
Bij elke wijzigingsbevoegdheid is aangegeven aan welke criteria dient te worden getoetst. In bijlage 1 is aangegeven hoe deze criteria moeten worden gehanteerd.
Het plan kan worden gewijzigd voor het uitbreiden van het
agrarisch bouwblok van een grondgebonden agrarisch bedrijf tot maximaal
§ indien dit noodzakelijk is voor het realiseren van een mestbassin;
§ indien het agrarisch bouwblok voor de uitbreidingsbehoefte van het grondgebonden agrarisch bedrijf niet toereikend is;
§ indien uitbreiding binnen het agrarisch bouwblok door ongunstige situering van gebouwen onmogelijk is, of uit landschappelijk oogpunt ongewenst is;
§
indien uitbreiding binnen het bestaande
agrarisch bouwblok tot een grotere aantasting
Verder gelden de volgende toetsingscriteria:
§ noodzaak;
§ volwaardigheid;
§ landschapstoets;
§ milieutoets;
§ archeologische toets;
§ flora- en faunatoets;
§ watertoets.
Het plan kan worden
gewijzigd ten behoeve van het vergroten
§ hoofdtak intensieve veehouderij;
§ neventak intensieve veehouderij;
indien een uitbreiding noodzakelijk is ten behoeve van aanpassingen in verband met wettelijke eisen ten aanzien van dierenwelzijn.
De
bedrijfsvloeroppervlakte mag niet verder worden vergroot dan de oppervlakte die
nodig is voor de huisvesting van hetzelfde aantal en soort dieren als die zijn
vermeld in de milieuvergunning zoals die geldt ten tijde
Voor planwijziging geldt het volgende toetsingscriterium:
§ noodzaak.
3.1 Bedrijfswoning en bedrijfsgebouw wijzigen in woondoeleinden
De bestemming van bedrijfswoningen en bedrijfsgebouwen, waarvan de agrarische functie is vervallen kan gewijzigd worden in de bestemming “Woondoeleinden”.
Voor planwijziging geldt het volgende toetsingscriterium:
§ geen ernstige beperking agrarische functie;
Na planwijziging is artikel 27
3.2 Waardevolle boerderij verbouwen tot woningen
In het belang van handhaving van cultuurhistorisch,
landschappelijk en monumentale waardevolle boerderijen kan middels planwijziging
een vrijkomende waardevolle boerderij worden omgezet in meerdere woningen per
complex. Bij toepassing
§ de betreffende boerderij is opgenomen op de van deze voorschriften deel uitmakende lijst cultuurhistorisch waardevolle boerderijen (bijlage 4);
§
er mag geen ernstige aantasting plaatsvinden van
het cultuurhistorisch of monumentale karakter
§
er mag geen vergroting
§ er mogen maximaal twee extra woningen ontstaan.
Voor planwijziging geldt het volgende toetsingscriterium:
§ geen ernstige beperking agrarische functie.
Na planwijziging is artikel 27
3.3 Niet beeldbepalende voormalige agrarische bebouwing tot woningen
In het belang van vernieuwing en onderhoud van voormalige
agrarische bebouwing kan middels planwijziging vrijkomende agrarische bebouwing
worden omgezet in meerdere woningen. Bij toepassing
§
indien de voormalige agrarische bedrijfswoning
en de daarmee één geheel vormende ruimten (schuren, stallen e.d.) een
gezamenlijke inhoud hebben van meer dan
Tevens geldt dat:
§ indien er sprake is van sloop van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen en/of agrarische bedrijfswoning er ter compensatie 1 woning mag worden gebouwd, mits het totale bouwvolume met 50% wordt gereduceerd;
of
§ indien er sprake is van sloop van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen en/of agrarische bedrijfswoning er ter compensatie 3 woningen mogen worden gebouwd, mits het totale bouwvolume met 80% wordt gereduceerd.
Voor planwijziging gelden de volgende toetsingscriteria:
§ de betreffende bebouwing niet op de van deze voorschriften deel uitmakende lijst cultuurhistorisch waardevolle boerderijen (bijlage 4) voor komt;
§ geen ernstige beperking agrarische functie;
Na planwijziging is artikel 27
3.4 Waardevolle boerderij verbouwen tot woonzorgboerderij (Wzo)
In het belang van het realiseren van een woonzorgfunctie in
het landelijk gebied kan middels planwijziging een vrijkomende waardevolle
boerderij worden omgezet in een woonzorgboerderij. Bij toepassing
§ de betreffende boerderij is opgenomen op de van deze voorschriften deel uitmakende lijst cultuurhistorisch waardevolle boerderijen (bijlage 4);
§
er mag geen ernstige aantasting plaatsvinden van
het cultuurhistorisch of monumentale karakter
§
vergroting van het bebouwde oppervlakte ten
dienste
Voor planwijziging geldt het volgende toetsingscriterium:
§ geen ernstige beperking agrarische functie.
4.1 Nieuwe Economische Dragers in bestaande (bedrijfs)gebouwen
Het
plan kan, met inachtneming
- de Nieuwe Economische Drager binnen de bestaande bedrijfsbebouwing dient te worden gerealiseerd;
-
voor het toevoegen van een Nieuwe Economische
Drager geïnvesteerd dient te worden in de ruimtelijke kwaliteit
Voor planwijziging gelden de volgende toetsingscriteria:
§ contract;
§ geen ernstige beperking agrarische functie;
§ geen onevenredige toename automobiliteit;
§ ontsluitingsmogelijkheden;
4.2 Nieuwe Economische Dragers in nieuwe (bedrijfs)gebouwen
Het
plan kan, met inachtneming
-
nieuwbouw gepaard dient te gaan met de afbraak
van bestaande bebouwing en/of een investering in de ruimtelijke kwaliteit
- de nieuwbouw moet passen binnen de bouwblokmogelijkheden van het agrarisch bedrijf.
Voor planwijziging gelden de volgende toetsingscriteria:
§ contract;
§ geen ernstige beperking agrarische functie;
§ geen onevenredige toename automobiliteit;
§ ontsluitingsmogelijkheden;
Zie artikel 37, differentiatie "agrarisch gebied met natuurontwikkelingspotenties".
Bij de toepassing
Dit artikel is als volgt opgebouwd:
a. Vrijstellingen deelgebied II;
b. Wijzigingsbevoegdheid deelgebied II.
Bijlage 1 vormt het toetsingskader voor de vrijstellingen en wijzigingsbevoegdheden.
Op onderstaand overzichtskaartje is de ligging van deelgebied II, Kleinschalige nieuwlandpolders, aangegeven.
A. Vrijstellingen - Deelgebied II
Kleinschalige nieuwlandpolders
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om in deelgebied II, Kleinschalige nieuwlandpolders, vrijstelling te verlenen van het bepaalde in artikel 8 (bestemming "Agrarisch gebied met landschappelijke waarde") voor de onderstaande activiteiten, objecten of situaties.
Bij elke vrijstelling is aangegeven aan welke criteria dient te worden getoetst. In bijlage 1 is aangegeven hoe deze criteria moeten worden gehanteerd.
1.1 Toevoeging niet-grondgebonden neventakken
Vrijstelling kan worden verleend van artikel 8 lid 2.1, sub a en artikel 8 lid 4.2 voor het toevoegen van:
a. een tak intensief tuinbouwbedrijf in gebouwen (Tit);
b. een tak intensieve veehouderij (Tiv);
c. een tak niet-grondgebonden aquacultuur (Taq) (zie ook lid 4.5);
aan een op de plankaart aangegeven grondgebonden agrarisch bedrijf, mits dit binnen het op de plankaart aangegeven bouwblok plaatsvindt.
Hierbij dient de volgende bepaling in acht te worden genomen:
§ De totale bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van toegevoegde niet-grondgebonden agrarische bedrijvigheid zal maximaal 1.600 m bedragen (de reeds aanwezige niet-grondgebonden agrarische bedrijvigheid hierbij inbegrepen).
Bij het verlenen van vrijstelling geldt het volgende toetsingscriterium:
§ milieutoets.
1.2 Toevoeging/uitbreiding neventak glastuinbouw
Vrijstelling kan worden verleend van artikel 8 lid 2.1, sub a en artikel 8 lid 4.2 voor het toevoegen/uitbreiden van een tak glastuinbouw (Tgl) aan een op de plankaart aangegeven grondgebonden agrarisch bedrijf.
Hierbij dient de volgende bepaling in acht te worden genomen:
§
De gezamenlijke oppervlakte aan kassen zal
maximaal
Bij het verlenen van vrijstelling geldt het volgende toetsingscriterium:
§ milieutoets.
1.3 Toevoeging/uitbreiding neventak bijzonder agrarisch bedrijf
Vrijstelling kan worden verleend van artikel 8 lid 2.1, sub a en artikel 8 lid 4.2 voor het toevoegen/uitbreiden van een tak bijzonder agrarisch bedrijf (Tb) aan een op de plankaart aangegeven grondgebonden agrarisch bedrijf.
Hierbij dient de volgende bepaling in acht te worden genomen:
§ De totale bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van een bijzonder agrarisch bedrijf zal maximaal 1.000 m bedragen.
Bij het verlenen van vrijstelling geldt het volgende toetsingscriterium:
§ milieutoets.
a.
Vrijstelling kan worden verleend van artikel 8 lid 2.1, sub
a. voor het vergroten
b.
Indien de bedrijfsvloeroppervlakte ten dienste
van intensieve veehouderij ten tijde
Bij het verlenen van vrijstelling gelden de volgende toetsingscriteria:
§ noodzaak
§ milieutoets.
3.1 Vrijstelling kan worden verleend van artikel 8 lid 2.1, sub
a. ten behoeve van een uitbreiding van een neventak intensieve veehouderij
(Tiv) met dien verstande dat de totale bedrijfsvloeroppervlakte van deze
neventak maximaal
3.2 Vrijstelling kan worden verleend van artikel 8 lid 2.1, sub
a. ten behoeve van een uitbreiding van een neventak intensief tuinbouwbedrijf
in gebouwen (Tit) met dien verstande dat de totale bedrijfsvloeroppervlakte van
deze neventak maximaal
3.3 Vrijstelling kan worden verleend van artikel 8 lid 2.1, sub
a. ten behoeve van een uitbreiding van een neventak niet-grondgebonden
aquacultuur (Taq) met dien verstande dat de totale bedrijfsvloeroppervlakte van
deze neventak maximaal
Bij het verlenen van vrijstelling gelden de volgende toetsingscriteria:
§ noodzaak;
§ milieutoets.
Tevens geldt hierbij dat de totale bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van toegevoegde niet-grondgebonden agrarische bedrijvigheid maximaal 1.600 m zal bedragen (de reeds aanwezige niet-grondgebonden agrarische bedrijvigheid hierbij inbegrepen).
4.1 Kleinschalige bouwwerken
Ten behoeve van grondgebonden agrarische bedrijven kan
vrijstelling worden verleend van artikel 8 lid 3, sub b. voor het bouwen buiten het agrarisch
bouwblok van kleinschalige bouwwerken tot maximaal 50 m, een
dakvoethoogte van maximaal
Bij het verlenen van vrijstelling geldt het volgende toetsingscriterium:
§ landschappelijke inpassing.
4.2 Kleinschalig kamperen
Ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein kan vrijstelling worden verleend van artikel 8 lid 3, sub e. voor het buiten het agrarisch bouwblok bouwen van één of meerdere gebouwen ten dienste van sanitaire- en slechtweervoorzieningen, mits
§
de gezamenlijke oppervlakte inclusief de
oppervlakte
§
de dakvoet- en totale hoogte maximaal 3
respectievelijk
Bij het verlenen van vrijstelling geldt het volgende toetsingscriterium:
§ landschappelijke inpassing.
4.3 Teeltondersteunende voorzieningen
Ten behoeve van grondgebonden agrarische bedrijven kan, met
inachtneming
Bij het verlenen van vrijstelling gelden de volgende toetsingscriteria:
§ inplantingseisen teeltondersteunende voorzieningen;
4.4 Waterbassin
Ten behoeve van grondgebonden agrarische bedrijven kan
vrijstelling worden verleend van artikel 8 lid 3, sub b. voor het aanleggen buiten het
agrarisch bouwblok van een waterbassin met een aarden wal met een hoogte van
maximaal
Bij het verlenen van vrijstelling geldt het volgende toetsingscriterium:
§ landschappelijke inpassing.
4.5 Bassins tak niet-grondgebonden aquacultuur (Taq)
Ten behoeve van een tak
niet-grondgebonden aquacultuur (Taq) kan, met inachtneming
§ de foliebassins aansluitend aan het agrarisch bouwblok opgericht dienen te worden;
§
de hoogte maximaal
§
de gezamenlijke oppervlakte maximaal
Bij het verlenen van vrijstelling gelden de volgende toetsingscriteria:
§ landschappelijke inpassing;
§ archeologische toets;
§ watertoets.
4.6 Bassins zelfstandig niet-grondgebonden aquacultuurbedrijf (Aaq)
Ten behoeve van een zelfstandig
niet-grondgebonden aquacultuurbedrijf (Aaq) kan, met inachtneming
§ de foliebassins aansluitend aan het agrarisch bouwblok opgericht dienen te worden;
§
de hoogte maximaal
§
de gezamenlijke oppervlakte maximaal
Bij het verlenen van vrijstelling gelden de volgende toetsingscriteria:
§ noodzaak;
§ landschappelijke inpassing;
§ archeologische toets;
§ watertoets.
Vrijstelling kan worden verleend van artikel 8 lid 3, sub e. voor het oprichten van mestbassins tot een gezamenlijke inhoud van:
§
maximaal
§
maximaal
Bij het verlenen van vrijstelling gelden de volgende toetsingscriteria:
§ noodzaak;
§ landschapstoets;
§ milieutoets.
Verder dient in acht te worden genomen dat de hoogte van een
mestbassin maximaal
Vrijstelling kan worden verleend van artikel 8 lid 5.3 sub e. voor het uitbreiden van het aantal standplaatsen tot maximaal 25 standplaatsen per kleinschalig kampeerterrein.
Bij het verlenen van vrijstelling gelden de volgende toetsingscriteria:
§ de kampeermiddelen dienen te worden geplaatst op dan wel aansluitend aan het agrarisch bedrijf dan wel het bestaande kleinschalig kampeerterrein;
§
rond het kampeerterrein dient een strook met een
breedte van minimaal
§ op het kampeerterrein zijn uitsluitend kampeermiddelen toegestaan gedurende de periode van 1 februari tot en met 15 november;
§ verevening;
§ het plaatsen van stacaravans als kampeermiddel niet is toegestaan.
Vrijstelling kan worden verleend voor het realiseren van voorzieningen ten behoeve van:
a.
het bouwen dan wel inpandig verbouwen van een
verblijf, voor zover gelegen binnen het agrarisch bouwblok, ten behoeve
b. het aanleggen van een kampeerterrein ten behoeve van seizoensgebonden arbeidskrachten gedurende een aaneengesloten periode van maximaal 10 weken per jaar, met dien verstande dat:
1. de kampeermiddelen en woonunits geplaatst worden op dan wel aansluitend aan het agrarisch bouwblok;
2.
de kampeermiddelen en woonunits na afloop
3.
de totale hoogte
4. de oppervlakte van een woonunit maximaal 25m² bedraagt. Indien woonunits aaneengesloten worden geplaatst, dan mag de gezamenlijke oppervlakte hiervan ook niet meer bedragen dan 25m².
8.1 Nieuwe Economische Dragers in bestaande (bedrijfs)gebouwen
Vrijstelling kan, met inachtneming
- de Nieuwe Economische Drager binnen de bestaande bedrijfsbebouwing dient te worden gerealiseerd;
-
voor het toevoegen van een Nieuwe Economische Drager
geïnvesteerd dient te worden in de ruimtelijke kwaliteit
Bij het verlenen van vrijstelling gelden de volgende toetsingscriteria:
§ contract;
§ geen ernstige beperking agrarische functie;
§ geen onevenredige toename automobiliteit;
§ ontsluitingsmogelijkheden;
8.2 Nieuwe Economische Dragers in nieuwe (bedrijfs)gebouwen
Vrijstelling
kan, met inachtneming
-
nieuwbouw gepaard dient te gaan met de afbraak
van bestaande bebouwing en/of een
investering in de ruimtelijke kwaliteit
- de nieuwbouw moet passen binnen de bouwblokmogelijkheden van het agrarisch bedrijf.
Bij het verlenen van vrijstelling gelden de volgende toetsingscriteria:
§ geen onevenredige toename automobiliteit;
§ ontsluitingsmogelijkheden.
9. Vijstelling
kan worden verleend van artikel 8
lid 3, sub h. voor een dakvoethoogte van maximaal
10. Vijstelling
kan worden verleend van artikel 8
lid 3, sub c. voor het vergroten van het bedrijfsoppervlak tot
Bij het verlenen van vrijstelling gelden de volgende toetsingscriteria:
§ contract;
§ geen ernstige beperking agrarische functie;
§ geen onevenredige toename automobiliteit;
§ ontsluitingsmogelijkheden.
Bij het verlenen van vrijstelling is het bepaalde in artikel 7 van toepassing.
B. Wijzigingsbevoegdheid -
Deelgebied II Kleinschalige nieuwlandpolders
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om in deelgebied II, Kleinschalige nieuwlandpolders, met inachtneming van het bepaalde in artikel 11 WRO het plan te wijzigen voor de onderstaande activiteiten, objecten of situaties, uitsluitend op de gronden met de bestemming "Agrarisch gebied met landschappelijke waarde" (AL).
Na planwijziging is artikel 8
Bij elke wijzigingsbevoegdheid is aangegeven aan welke criteria dient te worden getoetst. In bijlage 1 is aangegeven hoe deze criteria moeten worden gehanteerd.
1.1 Nieuwvestiging
Het plan kan worden gewijzigd voor het projecteren van een
nieuw agrarisch bouwblok ten behoeve
§ Nieuwvestiging is toegestaan indien het een verplaatsing betreft als gevolg van uitkoop (vanwege stads- of dorpsuitbreiding, ruilverkaveling, natuurontwikkeling of het oplossen van een milieuknelpunt);
§ De betreffende nieuwvestiging mag niet tot gevolg hebben dat een ander agrarisch bedrijf zijn volwaardigheid en zelfstandigheid verliest;
§ In het geval dat de nieuwvestiging het gevolg is van een bedrijfssplitsing, geldt voor het afgesplitste én het achterblijvende gedeelte van het bedrijf de voorwaarde dat deze als volwaardige en zelfstandige grondgebonden agrarische bedrijven kunnen worden aangemerkt;
§ Nieuwvestiging is niet toegestaan in de gebieden met de differentiatie “agrarisch gebied met natuurontwikkelingspotenties” (zie artikel 37);
Hierbij gelden de volgende toetsingscriteria:
§ noodzaak;
§ volwaardigheid;
§ geen voormalig agrarisch bedrijf beschikbaar;
§ landschapstoets;
§ milieutoets;
§ past in streefbeeld landbouw;
§ archeologische toets;
§ flora- en faunatoets;
§ watertoets.
1.2 Uitbreiding agrarisch bouwblok
Het plan kan worden gewijzigd voor het uitbreiden van het
agrarisch bouwblok van een grondgebonden agrarisch bedrijf tot maximaal
§ indien dit noodzakelijk is voor het realiseren van een mestbassin;
§ indien het agrarisch bouwblok voor de uitbreidingsbehoefte van het grondgebonden agrarisch bedrijf niet toereikend is;
§ indien uitbreiding binnen het agrarisch bouwblok door ongunstige situering van gebouwen onmogelijk is, of uit landschappelijk oogpunt ongewenst is.
Voor planwijziging gelden de volgende toetsingscriteria:
§ noodzaak;
§ volwaardigheid;
§ landschapstoets;
§ milieutoets;
§ archeologische toets;
§ flora- en faunatoets;
§ watertoets.
Het plan kan worden gewijzigd ten behoeve van het vergroten
§ hoofdtak intensieve veehouderij;
§ neventak intensieve veehouderij;
indien een uitbreiding noodzakelijk is ten behoeve van aanpassingen in verband met wettelijke eisen ten aanzien van dierenwelzijn.
De bedrijfsvloeroppervlakte mag niet verder worden vergroot
dan de oppervlakte die nodig is voor de huisvesting van hetzelfde aantal en
soort dieren als die zijn vermeld in de milieuvergunning zoals die geldt ten
tijde
Voor planwijziging geldt het volgende toetsingscriterium:
§ noodzaak.
3.1 Bedrijfswoning en bedrijfsgebouw wijzigen in woondoeleinden
De bestemming van bedrijfswoningen en bedrijfsgebouwen, waarvan de agrarische functie is vervallen kan gewijzigd worden in de bestemming “Woondoeleinden”.
Voor planwijziging geldt het volgende toetsingscriterium:
§ geen ernstige beperking agrarische functie;
Na planwijziging is artikel 27
3.2 Waardevolle boerderij verbouwen tot woningen
In het belang van handhaving van cultuurhistorisch,
landschappelijk en monumentale waardevolle boerderijen kan middels
planwijziging een vrijkomende waardevolle boerderij worden omgezet in meerdere
woningen per complex. Bij toepassing
§ de betreffende boerderij is opgenomen op de van deze voorschriften deel uitmakende lijst cultuurhistorisch waardevolle boerderijen (bijlage 4);
§
er mag geen ernstige aantasting plaatsvinden van
het cultuurhistorisch of monumentale karakter
§
er mag geen vergroting
§ er mogen maximaal twee extra woningen ontstaan.
Voor planwijziging geldt het volgende toetsingscriterium:
§ geen ernstige beperking agrarische functie.
Na planwijziging is artikel 27
3.3 Niet beeldbepalende voormalige agrarische bebouwing tot woningen
In het belang van vernieuwing en onderhoud van voormalige
agrarische bebouwing kan middels planwijziging vrijkomende agrarische bebouwing
worden omgezet in meerdere woningen. Bij toepassing
§
indien de voormalige agrarische bedrijfswoning
en de daarmee één geheel vormende ruimten (schuren, stallen e.d.) een
gezamenlijke inhoud hebben van meer dan
Tevens geldt dat:
§ indien er sprake is van sloop van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen en/of agrarische bedrijfswoning er ter compensatie 1 woning mag worden gebouwd, mits het totale bouwvolume met 50% wordt gereduceerd;
of
§ indien er sprake is van sloop van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen en/of agrarische bedrijfswoning er ter compensatie 3 woningen mogen worden gebouwd, mits het totale bouwvolume met 80% wordt gereduceerd.
Voor planwijziging gelden de volgende toetsingscriteria:
§ de betreffende bebouwing niet op de van deze voorschriften deel uitmakende lijst cultuurhistorisch waardevolle boerderijen (bijlage 4) voor komt;
§ geen ernstige beperking agrarische functie;
Na planwijziging is artikel 27
3.4 Waardevolle boerderij verbouwen tot woonzorgboerderij (Wzo)
In het belang van het realiseren van een woonzorgfunctie in
het landelijk gebied kan middels planwijziging een vrijkomende waardevolle
boerderij worden omgezet in een woonzorgboerderij. Bij toepassing
§ de betreffende boerderij is opgenomen op de van deze voorschriften deel uitmakende lijst cultuurhistorisch waardevolle boerderijen (bijlage 4);
§
er mag geen ernstige aantasting plaatsvinden van
het cultuurhistorisch of monumentale karakter
§
vergroting van het bebouwde oppervlakte ten
dienste
Voor planwijziging geldt het volgende toetsingscriterium:
§ geen ernstige beperking agrarische functie.
4.1 Nieuwe Economische Dragers in bestaande (bedrijfs)gebouwen
Het
plan kan, met inachtneming
- de Nieuwe Economische Drager binnen de bestaande bedrijfsbebouwing dient te worden gerealiseerd;
-
voor het toevoegen van een Nieuwe Economische
Drager geïnvesteerd dient te worden in de ruimtelijke kwaliteit
Voor planwijziging gelden de volgende toetsingscriteria:
§ contract;
§ geen ernstige beperking agrarische functie;
§ geen onevenredige toename automobiliteit;
§ ontsluitingsmogelijkheden;
4.2 Nieuwe Economische Dragers in nieuwe (bedrijfs)gebouwen
Het
plan kan, met inachtneming
-
nieuwbouw gepaard dient te gaan met de afbraak
van bestaande bebouwing en/of een investering in de ruimtelijke kwaliteit
- de nieuwbouw moet passen binnen de bouwblokmogelijkheden van het agrarisch bedrijf.
Voor planwijziging gelden de volgende toetsingscriteria:
§ contract;
§ geen ernstige beperking agrarische functie;
§ geen onevenredige toename automobiliteit;
§ ontsluitingsmogelijkheden;
Zie artikel 37, differentiatie "agrarisch gebied met natuurontwikkelingspotenties".
Bij de toepassing
Dit artikel is als volgt opgebouwd:
a. Vrijstellingen deelgebied III;
b. Wijzigingsbevoegdheid deelgebied III.
Bijlage 1 vormt het toetsingskader voor de vrijstellingen en wijzigingsbevoegdheden.
Op onderstaand overzichtskaartje is de ligging van deelgebied III, Herverkavelde oudlandpolders, aangegeven.
A. Vrijstellingen -
Deelgebied III Herverkavelde
oudlandpolders
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om in deelgebied III, Herverkavelde oudlandpolders, vrijstelling te verlenen van het bepaalde in artikel 8 (bestemming "Agrarisch gebied met landschappelijke waarde") voor de onderstaande activiteiten, objecten of situaties.
Bij elke vrijstelling is aangegeven aan welke criteria dient te worden getoetst. In bijlage 1 is aangegeven hoe deze criteria moeten worden gehanteerd.
1.1 Toevoeging niet-grondgebonden neventakken
Vrijstelling kan worden verleend van artikel 8 lid 2.1, sub a en artikel 8 lid 4.2 voor het toevoegen van:
a. een tak intensief tuinbouwbedrijf in gebouwen (Tit);
b. een tak intensieve veehouderij (Tiv);
c. een tak niet-grondgebonden aquacultuur (Taq) (zie ook lid 5.5);
aan een op de plankaart aangegeven grondgebonden agrarisch bedrijf, mits dit binnen het op de plankaart aangegeven bouwblok plaatsvindt.
Hierbij dient de volgende bepaling in acht te worden genomen:
§ De totale bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van toegevoegde niet-grondgebonden agrarische bedrijvigheid zal maximaal 1.600 m bedragen (de reeds aanwezige niet-grondgebonden agrarische bedrijvigheid hierbij inbegrepen).
Bij het verlenen van vrijstelling geldt het volgende toetsingscriterium:
§ milieutoets.
1.2 Toevoeging/uitbreiding neventak glastuinbouw
Vrijstelling kan worden verleend van artikel 8 lid 2.1, sub a en artikel 8 lid 4.2 voor het toevoegen/uitbreiden van een tak glastuinbouw (Tgl) aan een op de plankaart aangegeven grondgebonden agrarisch bedrijf.
Hierbij dient de volgende bepaling in acht te worden genomen:
§
De gezamenlijke oppervlakte aan kassen zal
maximaal
Bij het verlenen van vrijstelling geldt het volgende toetsingscriterium:
§ milieutoets.
1.3 Toevoeging/uitbreiding neventak bijzonder agrarisch bedrijf
Vrijstelling kan worden verleend van artikel 8 lid 2.1, sub a en artikel 8 lid 4.2 voor het toevoegen/uitbreiden van een tak bijzonder agrarisch bedrijf (Tb) aan een op de plankaart aangegeven grondgebonden agrarisch bedrijf.
Hierbij dient de volgende bepaling in acht te worden genomen:
§
De totale bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve
van een bijzonder agrarisch bedrijf zal maximaal
Bij het verlenen van vrijstelling geldt het volgende toetsingscriterium:
§ milieutoets.
a.
Vrijstelling kan worden verleend van artikel 8 lid 2.1, sub
a. voor het vergroten
b.
Indien de bedrijfsvloeroppervlakte ten dienste
van intensieve veehouderij ten tijde
Bij het verlenen van vrijstelling gelden de volgende toetsingscriteria:
§ noodzaak;
§ milieutoets.
3.1 Vrijstelling kan worden verleend van artikel 8 lid 2.1, sub
a. ten behoeve van een uitbreiding van een neventak intensieve veehouderij
(Tiv) met dien verstande dat de totale bedrijfsvloeroppervlakte van deze
neventak maximaal
3.2 Vrijstelling kan worden verleend van artikel 8 lid 2.1, sub
a. ten behoeve van een uitbreiding van een neventak intensief tuinbouwbedrijf
in gebouwen (Tit) met dien verstande dat de totale bedrijfsvloeroppervlakte van
deze neventak maximaal
3.3 Vrijstelling kan worden verleend van artikel 8 lid 2.1, sub
a. ten behoeve van een uitbreiding van een neventak niet-grondgebonden
aquacultuur (Taq) met dien verstande dat de totale bedrijfsvloeroppervlakte van
deze neventak maximaal
Bij het verlenen van vrijstelling gelden de volgende toetsingscriteria:
§ noodzaak;
§ milieutoets.
Tevens geldt hierbij dat de totale bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van toegevoegde niet-grondgebonden agrarische bedrijvigheid maximaal 1.600 m zal bedragen (de reeds aanwezige niet-grondgebonden agrarische bedrijvigheid hierbij inbegrepen).
Ten behoeve van een op de plankaart aangegeven zelfstandig glastuinbouwbedrijf (Agl) kan vrijstelling worden verleend van artikel 8 lid 3, sub c. ten behoeve van uitbreiding van het oppervlak aan kassen tot maximaal 20.000 m.
Bij het verlenen van vrijstelling gelden de volgende toetsingscriteria:
§ volwaardigheid;
§ noodzaak;
§ milieutoets.
5.1 Kleinschalige bouwwerken
Ten
behoeve van grondgebonden agrarische bedrijven kan vrijstelling worden verleend
van artikel 8 lid
3, sub b. voor het bouwen buiten het agrarisch bouwblok van kleinschalige
bouwwerken tot maximaal 50 m, een dakvoethoogte van maximaal
Bij het verlenen van vrijstelling geldt het volgende toetsingscriterium:
§ landschappelijke inpassing.
5.2 Kleinschalig kamperen
Ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein kan vrijstelling worden verleend van artikel 8 lid 3, sub b. voor het buiten het agrarisch bouwblok bouwen van één of meerdere gebouwen ten dienste van sanitaire- en slechtweervoorzieningen, mits
§
de gezamenlijke oppervlakte inclusief de
oppervlakte
§
de dakvoet- en totale hoogte maximaal 3
respectievelijk
Bij het verlenen van vrijstelling geldt het volgende toetsingscriterium:
§ landschappelijke inpassing.
5.3 Teeltondersteunende voorzieningen
Ten behoeve van grondgebonden agrarische bedrijven kan, met
inachtneming
Bij het verlenen van vrijstelling gelden de volgende toetsingscriteria:
§ inplantingseisen teeltondersteunende voorzieningen.
5.4 Waterbassin
Ten behoeve van grondgebonden agrarische bedrijven kan
vrijstelling worden verleend van artikel 8 lid 3, sub b. voor het aanleggen buiten het
agrarisch bouwblok van een waterbassin met een aarden wal met een hoogte van
maximaal
Bij het verlenen van vrijstelling geldt het volgende toetsingscriterium:
§ landschappelijke inpassing.
5.5 Bassins tak niet-grondgebonden aquacultuur (Taq)
Ten
behoeve van een tak niet-grondgebonden aquacultuur (Taq) kan, met inachtneming
§ de foliebassins aansluitend aan het agrarisch bouwblok opgericht dienen te worden;
§
de hoogte maximaal
§
de gezamenlijke oppervlakte maximaal
Bij het verlenen van vrijstelling gelden de volgende toetsingscriteria:
§ landschappelijke inpassing;
§ archeologische toets;
§ watertoets.
5.6 Bassins zelfstandig niet-grondgebonden aquacultuurbedrijf (Aaq)
Ten
behoeve van een zelfstandig niet-grondgebonden aquacultuurbedrijf (Aaq) kan,
met inachtneming
§ de foliebassins aansluitend aan het agrarisch bouwblok opgericht dienen te worden;
§
de hoogte maximaal
§
de gezamenlijke oppervlakte maximaal
Bij het verlenen van vrijstelling gelden de volgende toetsingscriteria:
§ noodzaak;
§ landschappelijke inpassing;
§ archeologische toets;
§ watertoets.
Vrijstelling kan worden verleend van artikel 8 lid 3, sub e. voor het oprichten van mestbassins tot een gezamenlijke inhoud van:
§
maximaal
§
maximaal
Bij het verlenen van vrijstelling gelden de volgende toetsingscriteria:
§ noodzaak;
§ landschapstoets;
§ milieutoets.
Verder dient in acht te worden genomen dat de hoogte van een
mestbassin maximaal
Vrijstelling kan worden verleend van artikel 8 lid 5.3 sub e. voor het uitbreiden van het aantal standplaatsen tot maximaal 25 standplaatsen per kleinschalig kampeerterrein.
Bij het verlenen van vrijstelling gelden de volgende toetsingscriteria:
§ de kampeermiddelen dienen te worden geplaatst op dan wel aansluitend aan het agrarisch bedrijf dan wel het bestaande kleinschalig kampeerterrein;
§
rond het kampeerterrein dient een strook met een
breedte van minimaal
§ verevening;
§ op het kampeerterrein zijn uitsluitend kampeermiddelen toegestaan gedurende de periode van 1 februari tot en met 15 november;
§ het plaatsen van stacaravans als kampeermiddel niet is toegestaan.
Vrijstelling kan worden verleend voor het realiseren van voorzieningen ten behoeve van:
a.
het bouwen dan wel inpandig verbouwen van een verblijf,
voor zover gelegen binnen het agrarisch bouwblok, ten behoeve
b. het aanleggen van een kampeerterrein ten behoeve van seizoensgebonden arbeidskrachten gedurende een aaneengesloten periode van maximaal 10 weken per jaar, met dien verstande dat:
1. de kampeermiddelen en woonunits geplaatst worden op dan wel aansluitend aan het agrarisch bouwblok;
2.
de kampeermiddelen en woonunits na afloop
3.
de totale hoogte
4. de oppervlakte van een woonunit maximaal 25m² bedraagt. Indien woonunits aaneengesloten worden geplaatst, dan mag de gezamenlijke oppervlakte hiervan ook niet meer bedragen dan 25m².
9.1 Nieuwe Economische Dragers in bestaande (bedrijfs)gebouwen
Vrijstelling kan, met inachtneming
- de Nieuwe Economische Drager binnen de bestaande bedrijfsbebouwing dient te worden gerealiseerd;
-
voor het toevoegen van een Nieuwe Economische
Drager geïnvesteerd dient te worden in de ruimtelijke kwaliteit
Bij het verlenen van vrijstelling gelden de volgende toetsingscriteria:
§ contract;
§ geen ernstige beperking agrarische functie;
§ geen onevenredige toename automobiliteit;
§ ontsluitingsmogelijkheden;
9.2 Nieuwe Economische Dragers in nieuwe (bedrijfs)gebouwen
Vrijstelling kan, met inachtneming
-
nieuwbouw gepaard dient te gaan met de afbraak
van bestaande bebouwing en/of een investering in de ruimtelijke kwaliteit
- de nieuwbouw moet passen binnen de bouwblokmogelijkheden van het agrarisch bedrijf.
Bij het verlenen van vrijstelling gelden de volgende toetsingscriteria:
§ contract;
§ geen ernstige beperking agrarische functie;
§ geen onevenredige toename automobiliteit;
§ ontsluitingsmogelijkheden.
10. Vijstelling
kan worden verleend van artikel
8 lid 3, sub h. voor een dakvoethoogte van
maximaal
Bij het verlenen van vrijstelling is het bepaalde in artikel 7 van toepassing.
B. Wijzigingsbevoegdheid - Deelgebied III
Herverkavelde oudlandpolders
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om in deelgebied III, Herverkavelde oudlandpolders, met inachtneming van het bepaalde in artikel 11 WRO het plan te wijzigen voor de onderstaande activiteiten, objecten of situaties, uitsluitend op de gronden met de bestemming "Agrarisch gebied met landschappelijke waarde" (AL).
Na planwijziging is artikel 8
Bij elke wijzigingsbevoegdheid is aangegeven aan welke criteria dient te worden getoetst. In bijlage 1 is aangegeven hoe deze criteria moeten worden gehanteerd.
1.1 Nieuwvestiging
Het plan kan worden gewijzigd voor het projecteren van een
nieuw agrarisch bouwblok ten behoeve
§ Nieuwvestiging is toegestaan indien het een verplaatsing betreft als gevolg van uitkoop (vanwege stads- of dorpsuitbreiding, ruilverkaveling, natuurontwikkeling of het oplossen van een milieuknelpunt);
§ De betreffende nieuwvestiging mag niet tot gevolg hebben dat een ander agrarisch bedrijf zijn volwaardigheid en zelfstandigheid verliest;
§ In het geval dat de nieuwvestiging het gevolg is van een bedrijfssplitsing, geldt voor het afgesplitste én het achterblijvende gedeelte van het bedrijf de voorwaarde dat deze als volwaardige en zelfstandige grondgebonden agrarische bedrijven kunnen worden aangemerkt;
§ Nieuwvestiging is niet toegestaan in de gebieden met de differentiatie “agrarisch gebied met natuurontwikkelingspotenties” (zie artikel 37).
Hierbij gelden de volgende toetsingscriteria:
§ noodzaak;
§ volwaardigheid;
§ geen voormalig agrarisch bedrijf beschikbaar;
§ landschapstoets;
§ milieutoets;
§ past in streefbeeld landbouw;
§ archeologische toets;
§ flora- en faunatoets;
§ watertoets.
1.2 Uitbreiding agrarisch bouwblok
Het plan kan worden gewijzigd voor het uitbreiden van het
agrarisch bouwblok van een grondgebonden agrarisch bedrijf tot maximaal
§ indien dit noodzakelijk is voor het realiseren van een mestbassin;
§ indien het agrarisch bouwblok voor de uitbreidingsbehoefte van het grondgebonden agrarisch bedrijf niet toereikend is;
§ indien uitbreiding binnen het agrarisch bouwblok door ongunstige situering van gebouwen onmogelijk is, of uit landschappelijk oogpunt ongewenst is.
Voor planwijziging gelden de volgende toetsingscriteria:
§ noodzaak;
§ volwaardigheid;
§ landschapstoets;
§ milieutoets;
§ archeologische toets;
§ flora- en faunatoets;
§ watertoets.
Het plan kan worden gewijzigd ten behoeve van het vergroten
- hoofdtak intensieve veehouderij;
- neventak intensieve veehouderij;
indien een uitbreiding noodzakelijk is ten behoeve van aanpassingen in verband met wettelijke eisen ten aanzien van dierenwelzijn.
De bedrijfsvloeroppervlakte mag niet verder worden vergroot
dan de oppervlakte die nodig is voor de huisvesting van hetzelfde aantal en
soort dieren als die zijn vermeld in de milieuvergunning zoals die geldt ten
tijde
Voor planwijziging geldt het volgende toetsingscriterium:
§ noodzaak
4.1 Bedrijfswoning en bedrijfsgebouw wijzigen in woondoeleinden
De bestemming van bedrijfswoningen en bedrijfsgebouwen, waarvan de agrarische functie is vervallen kan gewijzigd worden in de bestemming “Woondoeleinden”.
Voor planwijziging geldt het volgende toetsingscriterium:
§ geen ernstige beperking agrarische functie.
`
4.2 Waardevolle boerderij verbouwen tot woningen
In het belang van handhaving van cultuurhistorisch,
landschappelijk en monumentale waardevolle boerderijen kan middels planwijziging
een vrijkomende waardevolle boerderij worden omgezet in meerdere woningen per
complex. Bij toepassing
§ de betreffende boerderij is opgenomen op de van deze voorschriften deel uitmakende lijst cultuurhistorisch waardevolle boerderijen (bijlage 4);
§
er mag geen ernstige aantasting plaatsvinden van
het cultuurhistorisch of monumentale karakter
§
er mag geen vergroting
§ er mogen maximaal twee extra woningen ontstaan.
Voor planwijziging geldt het volgende toetsingscriterium:
§ geen ernstige beperking agrarische functie.
Na planwijziging is artikel 27
4.3 Niet beeldbepalende voormalige agrarische bebouwing tot woningen
In het belang van vernieuwing en onderhoud van voormalige
agrarische bebouwing kan middels planwijziging vrijkomende agrarische bebouwing
worden omgezet in meerdere woningen. Bij toepassing
§
indien de voormalige agrarische bedrijfswoning
en de daarmee één geheel vormende ruimten (schuren, stallen e.d.) een
gezamenlijke inhoud hebben van meer dan
Tevens geldt dat:
§ indien er sprake is van sloop van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen en/of agrarische bedrijfswoning er ter compensatie 1 woning mag worden gebouwd, mits het totale bouwvolume met 50% wordt gereduceerd;
of
§ indien er sprake is van sloop van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen en/of agrarische bedrijfswoning er ter compensatie 3 woningen mogen worden gebouwd, mits het totale bouwvolume met 80% wordt gereduceerd.
Voor planwijziging gelden de volgende toetsingscriteria:
§ de betreffende bebouwing niet op de van deze voorschriften deel uitmakende lijst cultuurhistorisch waardevolle boerderijen (bijlage 4) voor komt;
§ geen ernstige beperking agrarische functie;
Na planwijziging is artikel 27
4.4 Waardevolle boerderij verbouwen tot woonzorgboerderij (Wzo)
In het belang van het realiseren van een woonzorgfunctie in
het landelijk gebied kan middels planwijziging een vrijkomende waardevolle
boerderij worden omgezet in een woonzorgboerderij. Bij toepassing
§ de betreffende boerderij is opgenomen op de van deze voorschriften deel uitmakende lijst cultuurhistorisch waardevolle boerderijen (bijlage 4);
§
er mag geen ernstige aantasting plaatsvinden van
het cultuurhistorisch of monumentale karakter
§
vergroting van het bebouwde oppervlakte ten dienste
Voor planwijziging geldt het volgende toetsingscriterium:
§ geen ernstige beperking agrarische functie.
5.1 Nieuwe Economische Dragers in bestaande (bedrijfs)gebouwen
Het
plan kan, met inachtneming
- de Nieuwe Economische Drager binnen de bestaande bedrijfsbebouwing dient te worden gerealiseerd;
-
voor het toevoegen van een Nieuwe Economische
Drager geïnvesteerd dient te wor-den in de ruimtelijke kwaliteit
Voor planwijziging gelden de volgende toetsingscriteria:
§ contract;
§ geen ernstige beperking agrarische functie;
§ geen onevenredige toename automobiliteit;
§ ontsluitingsmogelijkheden.
5.2 Nieuwe Economische Dragers in nieuwe (bedrijfs)gebouwen
Het
plan kan, met inachtneming
-
nieuwbouw gepaard dient te gaan met de afbraak
van bestaande bebouwing en/of een investering in de ruimtelijke kwaliteit
- de nieuwbouw moet passen binnen de bouwblokmogelijkheden van het agrarisch bedrijf.
Voor planwijziging gelden de volgende toetsingscriteria:
§ contract;
§ geen ernstige beperking agrarische functie;
§ geen onevenredige toename automobiliteit;
§ ontsluitingsmogelijkheden.
Zie artikel 37, differentiatie "agrarisch gebied met natuurontwikkelingspotenties".
Bij de toepassing
1.1 De op de plankaart voor "Agrarisch gebied met maximale flexibiliteit" (AF) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
de bedrijfsvoering de op de plankaart als zodanig aangeduide grondgebonden
agrarische bedrijven (Agr);
b.
de bedrijfsvoering
§ bestaande glastuinbouwbedrijven (Agl);
§ bestaande intensieve veehouderijen (Aiv);
§ bestaande intensieve tuinbouwbedrijven in gebouwen (Ait);
§ bestaande bijzondere agrarische bedrijven (Ab);
§ bestaande semi-agrarische bedrijven (As);
§ bestaande niet-grondgebonden aquacultuurbedrijven (Aaq);
c. de op de plankaart als zodanig aangeduide bestaande toegevoegde takken:
§ een tak intensieve veehouderij (Tiv);
§ een tak bijzonder agrarisch bedrijf (Tb).
1.2 Ten aanzien
de landbouwkundige kwaliteiten zijn primair richtinggevend voor de ontwikkelingen in de gebieden met de bestemming AF.
2.1 Op deze gronden mogen, uitsluitend ten dienste onder lid 1.1 sub a. en sub b. aangegeven
agrarische bedrijven, bijzondere agrarische bedrijven en semi-agrarische
bedrijven, worden gebouwd:
a. niet voor bewoning bestemde gebouwen, met dien verstande dat nieuwbouw en uitbreiding van veestallen ten behoeve van intensieve veehouderij (Aiv) niet is toegestaan, tenzij het een neventak betreft;
b. één bedrijfswoning per bedrijf;
c. andere bouwwerken.
a. Per agrarisch bouwblok is één bedrijf toegestaan;
b. De gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, en het aanleggen van waterbassins, bassins ten behoeve van aquacultuur, mestbassins en mestplaten vindt plaats op het op de plankaart aangegeven agrarisch bouwblok;
Uitzonderingen:
1. Buiten het agrarisch bouwblok mogen worden gebouwd:
§
andere bouwwerken, niet zijnde
teeltondersteunende voorzieningen en bassins ten behoeve van aquacultuur
waarvan de hoogte maximaal
2. Bij een zelfstandig glastuinbouwbedrijf (Agl) is het toegestaan om de kassen buiten het agrarisch bouwblok te bouwen, aansluitend aan de bestaande bedrijfsbebouwing;
3. Ter plaatse van het agrarische bedrijf Korte Zuidweg 12 te Borssele, dat op de plankaart is aangegeven met de aanduiding "Aiv(*)", is het toegestaan om sheds buiten het agrarisch bouwblok te bouwen, aansluitend aan de bestaande bedrijfsbebouwing, met dien verstande dat:
§
buiten het bouwblok een oppervlakte van maximaal
§
de hoogte
c. De bebouwde oppervlakte van een:
§
semi-agrarisch bedrijf (As) bedraagt maximaal
het bedrijfsvloeroppervlak en het perceelsoppervlak ten tijde
- er mag uitsluitend worden gebouwd achter de denkbeeldige voorgevellijn die in het verlengde ligt van het dichtst naar de weg gelegen gebouw;
-
de afstand van het gebouw tot de perceelsgrens
dient minimaal
§
zelfstandig glastuinbouwbedrijf (Agl) bedraagt
maximaal het bedrijfsvloeroppervlak aan kassen ten tijde
d. De bedrijfsvloeroppervlakte van een:
§ intensieve veehouderij (Aiv) mag niet worden vergroot;
§ intensief tuinbouwbedrijf in gebouwen (Ait) zal maximaal 5.000 m bedragen;
§ bijzonder agrarisch bedrijf (Ab) zal maximaal 5.000 m bedragen;
§ zelfstanding niet-grondgebonden aquacultuurbedrijf (Aaq) zal maximaal 5.000 m bedragen;
e. De gezamenlijke inhoud van mestbassins zal maximaal 1.500 m per bedrijf bedragen (inclusief mestzakken en foliebassins).
f.
De dakvoethoogte van een bedrijfsgebouw of open
hangar zal maximaal
g. De hoogte van:
§
een silo, geen mestsilo zijnde, zal maximaal
§
een mestbassin zal maximaal
§
een waterbassin zal maximaal
§
teeltondersteunende voorzieningen zal maximaal
§
een bassin ten behoeve van aquacultuur zal
maximaal
h.
de inhoud van een bedrijfswoning zal maximaal
750 m bedragen, de dakvoethoogte maximaal
i.
bij iedere bedrijfswoning mogen maximaal twee
bijgebouwen worden gebouwd met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal
4.1 Aan een op de plankaart aangegeven grondgebonden agrarisch
bedrijf mag, met inachtneming
a.
een tak intensief tuinbouwbedrijf in gebouwen
(Tit), met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte maximaal
b. een tak glastuinbouw (Tgl), met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte aan kassen maximaal 2.000 m zal bedragen;
c.
een tak bijzonder agrarisch bedrijf (Tb), met
dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte maximaal
d. een tak intensieve veehouderij (Tiv), met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte maximaal 1600 m zal bedragen;
e. een tak niet-grondgebonden aquacultuur (Taq) met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte maximaal 1600 m zal bedragen (zie ook artikel 13, lid 3.5).
4.2 Met inachtneming
4.3 Het toevoegen van andere takken dan genoemd in lid 4.1 of 4.2 is niet toegestaan. Voorzover blijkens de plankaart reeds een andere toegevoegde tak aanwezig is, mag de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van deze toegevoegde tak niet worden vergroot.
4.4 Omschakeling naar een andere bedrijfsvorm is toegestaan in de volgende gevallen:
a. omschakeling van een in lid 1.1, sub b. genoemd bedrijf naar een grondgebonden agrarisch bedrijf;
b. omschakeling van een intensieve veehouderij naar een intensief tuinbouwbedrijf in gebouwen;
c. omschakeling van een intensieve veehouderij naar een niet-grondgebonden aquacultuurbedrijf in gebouwen;
d. omschakeling van een intensief tuinbouwbedrijf naar een niet-gebonden aquacultuurbedrijf in gebouwen;
e. omschakeling van een niet-grondgebonden aquacultuurbedrijf naar een intensief tuinbouwbedrijf in gebouwen;
f. bij omschakeling zoals bedoeld onder sub a., b., c., d. en e. zijn de van toepassing zijnde bouw- en inrichtingsbepalingen zoals opgenomen in lid 3 overeenkomstig van toepassing.
4.5 Kleinschalig kamperen
Ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein als bedoeld in lid 5.3, sub e. mogen één of meerdere gebouwen ten dienste van sanitaire- en slechtweervoorzieningen op het bouwblok worden opgericht, met dien verstande dat:
§ de gezamenlijke oppervlakte maximaal 100 m bedraagt;
§
de dakvoet- en totale hoogte maximaal 3
respectievelijk
5.1 Aanlegvergunningen
5.2 Verboden gebruik
Tot het verboden gebruik als bedoeld in artikel 43 wordt in ieder geval gerekend:
a. het buiten het agrarisch bouwblok aanleggen van een mestbassin (voorzover geen bouwwerk zijnde);
5.3 Toelaatbaar gebruik
Tot het verboden gebruik als bedoeld in artikel 43 wordt niet gerekend:
a. het aanleggen van waterbassins met een aarden wal binnen het agrarisch bouwblok;
b.
het gebruik van bestaande agrarische
bedrijfsgebouwen voor de verkoop van agrarische producten, mits de totale
oppervlakte ten behoeve van deze voorziening maximaal
c. het bieden van logies met ontbijt;
d.
het gebruik van een bedrijfswoning en/of de
agrarische bedrijfsgebouwen ten behoeve van kleinschalige plattelandshoreca tot
een maximum vloeroppervlakte van
e. het aanleggen van een kleinschalig kampeerterrein, met dien verstande dat:
§ in het plangebied maximaal 14 kleinschalige kampeerterreinen mogen worden aangelegd;
§ het aantal standplaatsen per kleinschalig kampeerterrein maximaal 15 bedraagt;
§ de kampeermiddelen geplaatst worden op dan wel aansluitend aan het agrarisch bouwblok;
§
rond het kampeerterrein een strook met een
breedte van minimaal
§ op het kampeerterrein uitsluitend kampeermiddelen zijn toegestaan gedurende de periode van 1 februari tot en met 15 november;
§ het plaatsen van stacaravans als kampeermiddel niet is toegestaan.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, mits zorg wordt gedragen voor een voldoende landschappelijke inpassing, vrijstelling te verlenen van het bepaalde in:
a.
lid 3, sub g. voor een hoogte van een mestbassin
tot maximaal
b.
lid 3, sub g. voor de hoogte van een silo, geen
mestsilo zijnde, tot maximaal
Bij het verlenen van vrijstelling als bedoeld in lid 7, is het bepaalde in artikel 7 van toepassing.
Zie artikel 13 en bijlage 1.
Dit artikel is als volgt opgebouwd:
a. Vrijstellingen deelgebied IV;
b. Wijzigingsbevoegdheid deelgebied IV.
Bijlage 1 vormt het toetsingskader voor de vrijstellingen en wijzigingsbevoegdheden.
Op onderstaand overzichtskaartje is de ligging van deelgebied IV, Grootschalige polders, aangegeven.
A. Vrijstellingen -
Deelgebied IV Grootschalige
polders
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om in deelgebied IV, Grootschalige polders, vrijstelling te verlenen van het bepaalde in artikel 12 (bestemming "Agrarisch gebied met maximale flexibiliteit") voor de onderstaande activiteiten, objecten of situaties.
Bij elke vrijstelling is aangegeven aan welke criteria dient te worden getoetst. In bijlage 1 is aangegeven hoe deze criteria moeten worden gehanteerd.
a.
Vrijstelling kan worden verleend van artikel 12 lid 2.1, sub a. voor het vergroten
b.
Indien de bedrijfsvloeroppervlakte ten dienste
van intensieve veehouderij ten tijde
Bij het verlenen van vrijstelling gelden de volgende toetsingscriteria:
§ noodzaak;
§ milieutoets.
Ten behoeve van een op de plankaart aangegeven zelfstandig
glastuinbouwbedrijf kan vrijstelling worden verleend van artikel
12 lid 3, sub c. ten behoeve van uitbreiding van het oppervlak aan kassen
tot maximaal
Bij het verlenen van vrijstelling geldt de volgende toetsingscriteria:
§ volwaardigheid;
§ noodzaak;
§ milieutoets.
3.1 Kleinschalige bouwwerken
Ten behoeve van grondgebonden
agrarische bedrijven kan vrijstelling worden verleend van artikel
12 lid 3, sub b. voor het bouwen buiten het agrarisch bouwblok van kleinschalige
bouwwerken tot maximaal 50 m, een dakvoethoogte van maximaal
Bij het verlenen van vrijstelling geldt het volgende toetsingscriterium:
§ landschappelijke inpassing.
3.2 Kleinschalig kamperen
Ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein kan vrijstelling worden verleend van artikel 12 lid 3, sub b. voor het buiten het agrarisch bouwblok bouwen van één of meerdere gebouwen ten dienste van sanitaire- en slechtweervoorzieningen, mits:
§
de gezamenlijke oppervlakte inclusief de
oppervlakte
§
de dakvoet- en totale hoogte maximaal 3
respectievelijk
Bij het verlenen van vrijstelling geldt het volgende toetsingscriterium:
§ landschappelijke inpassing.
3.3 Teeltondersteunende voorzieningen
Ten behoeve van grondgebonden agrarische bedrijven kan, met
inachtneming
Bij het verlenen van vrijstelling geldt het volgende toetsingscriterium:
§ inplantingseisen teeltondersteunende voorzieningen.
3.4 Waterbassin
Ten behoeve van grondgebonden agrarische bedrijven kan
vrijstelling worden verleend van artikel 12 lid 3, sub b.
voor het aanleggen buiten het agrarisch bouwblok van een waterbassin met een
aarden wal met een hoogte van maximaal
Bij het verlenen van vrijstelling geldt het volgende toetsingscriterium:
§ landschappelijke inpassing.
3.5 Bassins tak niet-grondgebonden aquacultuur (Taq)
Ten behoeve van een tak
niet-grondgebonden aquacultuur (Taq) kan, met inachtneming
§ de foliebassins aansluitend aan het agrarisch bouwblok opgericht dienen te worden;
§
de hoogte maximaal
§
de gezamenlijke oppervlakte maximaal
Bij het verlenen van vrijstelling gelden de volgende toetsingscriteria:
§ landschappelijke inpassing;
§ archeologische toets;
§ watertoets.
3.6 Bassins zelfstandig niet-grondgebonden aquacultuurbedrijf (Aaq)
Ten behoeve van een zelfstandig
niet-grondgebonden aquacultuurbedrijf (Aaq) kan, met inachtneming
§ de foliebassins aansluitend aan het agrarisch bouwblok opgericht dienen te worden;
§
de hoogte maximaal
§
de gezamenlijke oppervlakte maximaal
Bij het verlenen van vrijstelling gelden de volgende toetsingscriteria:
§ noodzaak;
§ landschappelijke inpassing;
§ archeologische toets;
§ watertoets.
Vrijstelling kan worden verleend van artikel 12 lid 3, sub e. voor het oprichten van mestbassins tot een gezamenlijke inhoud van:
§
maximaal
§
maximaal
Bij het verlenen van vrijstelling gelden de volgende toetsingscriteria:
§ noodzaak;
§ landschapstoets;
§ milieutoets.
Verder dient in acht te worden genomen dat de hoogte van een
mestbassin maximaal
Vrijstelling kan worden verleend van artikel 12 lid 5.3 sub e. voor het uitbreiden van het aantal standplaatsen tot maximaal 25 standplaatsen per kleinschalig kampeerterrein.
Bij het verlenen van vrijstelling gelden de volgende toetsingscriteria:
§ de kampeermiddelen dienen te worden geplaatst op dan wel aansluitend aan het agrarisch bedrijf dan wel het bestaande kleinschalig kampeerterrein;
§
rond het kampeerterrein dient een strook met een
breedte van minimaal
§ verevening;
§ op het kampeerterrein zijn uitsluitend kampeermiddelen toegestaan gedurende de periode van 1 februari tot en met 15 november;
§ het plaatsen van stacaravans als kampeermiddel niet is toegestaan.
Vrijstelling kan worden verleend voor het realiseren van voorzieningen ten behoeve van:
a.
het bouwen dan wel inpandig verbouwen van een
verblijf, voor zover gelegen binnen het agrarisch bouwblok, ten behoeve
b. het aanleggen van een kampeerterrein ten behoeve van seizoensgebonden arbeidskrachten gedurende een aaneengesloten periode van maximaal 10 weken per jaar, met dien verstande dat:
1. de kampeermiddelen en woonunits geplaatst worden op dan wel aansluitend aan het agrarisch bouwblok;
2.
de kampeermiddelen en woonunits na afloop
3.
de totale hoogte
4. de oppervlakte van een woonunit maximaal 25m² bedraagt. Indien woonunits aaneengesloten worden geplaatst, dan mag de gezamenlijke oppervlakte hiervan ook niet meer bedragen dan 25m².
7.1 Nieuwe Economische Dragers in bestaande (bedrijfs)gebouwen
Vrijstelling kan, met inachtneming
§ de Nieuwe Economische Drager binnen de bestaande bedrijfsbebouwing dient te worden gerealiseerd;
§
voor het toevoegen van een Nieuwe Economische
Drager geïnvesteerd dient te worden in de ruimtelijke kwaliteit
Bij het verlenen van vrijstelling gelden de volgende toetsingscriteria:
§ contract;
§ geen ernstige beperking agrarische functie;
§ geen onevenredige toename automobiliteit;
§ ontsluitingsmogelijkheden.
7.2 Nieuwe Economische Dragers in nieuwe (bedrijfs)gebouwen
Vrijstelling kan, met inachtneming
-
nieuwbouw gepaard dient te gaan met de afbraak
van bestaande bebouwing en/of een investering in de ruimtelijke kwaliteit
- de nieuwbouw moet passen binnen de bouwblokmogelijkheden van het agrarisch bedrijf.
Bij het verlenen van vrijstelling gelden de volgende toetsingscriteria:
§ contract;
§ geen ernstige beperking agrarische functie;
§ geen onevenredige toename automobiliteit;
§ ontsluitingsmogelijkheden.
8. Vijstelling
kan worden verleend van artikel
12 lid 3, sub h. voor een dakvoethoogte van
maximaal
Bij het verlenen van vrijstelling is het bepaalde in artikel 7 van toepassing.
B. Wijzigingsbevoegdheid - Deelgebied IV
Grootschalige polders
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om in deelgebied IV, Grootschalige polders, met inachtneming van het bepaalde in artikel 11 WRO het plan te wijzigen voor de onderstaande activiteiten, objecten of situaties, uitsluitend op de gronden met de bestemming "Agrarisch gebied met maximale flexibiliteit" (AF).
Na planwijziging is artikel 12
Bij elke wijzigingsbevoegdheid is aangegeven aan welke criteria dient te worden getoetst. In bijlage 1 is aangegeven hoe deze criteria moeten worden gehanteerd.
1.1 Nieuwvestiging
Het plan kan worden gewijzigd voor het projecteren van een
nieuw agrarisch bouwblok ten behoeve
§ Nieuwvestiging is toegestaan indien het een verplaatsing betreft als gevolg van uitkoop (vanwege stads- of dorpsuitbreiding, ruilverkaveling, natuurontwikkeling of het oplossen van een milieuknelpunt);
§ De betreffende nieuwvestiging mag niet tot gevolg hebben dat een ander agrarisch bedrijf zijn volwaardigheid en zelfstandigheid verliest;
§ In het geval dat de nieuwvestiging het gevolg is van een bedrijfssplitsing, geldt voor het afgesplitste én het achterblijvende gedeelte van het bedrijf de voorwaarde dat deze als volwaardige en zelfstandige grondgebonden agrarische bedrijven kunnen worden aangemerkt;
§ nieuwvestiging is niet toegestaan in de gebieden met de differentiatie “zone aanleg groengebied” (zie artikel 36).
Hierbij gelden de volgende toetsingscriteria:
§ noodzaak;
§ volwaardigheid;
§ geen voormalig agrarisch bedrijf beschikbaar;
§ landschapstoets;
§ milieutoets;
§ past in streefbeeld landbouw;
§ archeologische toets;
§ flora- en faunatoets;
§ watertoets.
1.2 Uitbreiding agrarisch bouwblok
Het plan kan worden gewijzigd voor het uitbreiden van het
agrarisch bouwblok van een grondgebonden agrarisch bedrijf tot maximaal
§ indien dit noodzakelijk is voor het realiseren van een mestbassin of waterbassin;
§ indien het agrarisch bouwblok voor de uitbreidingsbehoefte van het grondgebonden agrarisch bedrijf niet toereikend is;
§ indien uitbreiding binnen het agrarisch bouwblok door ongunstige situering van gebouwen onmogelijk is.
Voor planwijziging gelden de volgende toetsingscriteria:
§ noodzaak;
§ volwaardigheid;
§ landschapstoets;
§ milieutoets;
§ archeologische toets;
§ flora- en faunatoets;
§ watertoets.
1.3 Toevoeging van / omschakeling naar bijzonder agrarisch bedrijf
Het plan kan worden gewijzigd voor het toevoegen van dan wel
omschakelen naar een bijzonder agrarisch bedrijf (Ab) met een
bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal
Voor planwijziging gelden de volgende toetsingscriteria:
§ landschapstoets;
§ milieutoets.
2.1 Uitbreiding agrarisch bouwblok
Het plan kan worden gewijzigd voor het uitbreiden van het
agrarisch bouwblok van een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf tot maximaal
§ indien dit noodzakelijk is voor het realiseren van een mestbassin;
§ indien het agrarisch bouwblok voor de uitbreidingsbehoefte van het bedrijf niet toereikend is;
§ indien uitbreiding binnen het agrarisch bouwblok door ongunstige situering van gebouwen onmogelijk is.
Voor planwijziging gelden de volgende toetsingscriteria:
§ noodzaak;
§ volwaardigheid;
§ landschapstoets;
§ milieutoets;
§ archeologische toets;
§ flora- en faunatoets;
§ watertoets.
2.2 Toevoeging van / omschakeling naar bijzonder agrarisch bedrijf
Het plan kan worden gewijzigd voor het toevoegen van dan wel
omschakelen naar een bijzonder agrarisch bedrijf (Ab) met een
bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal
Voor planwijziging gelden de volgende toetsingscriteria:
§ landschapstoets;
§ milieutoets.
Het plan kan worden gewijzigd ten behoeve van het vergroten
§ hoofdtak intensieve veehouderij;
§ neventak intensieve veehouderij;
indien een uitbreiding noodzakelijk is ten behoeve van aanpassingen in verband met wettelijke eisen ten aanzien van dierenwelzijn.
De bedrijfsvloeroppervlakte mag niet verder worden vergroot
dan de oppervlakte die nodig is voor de huisvesting van hetzelfde aantal en
soort dieren als die zijn vermeld in de milieuvergunning zoals die geldt ten
tijde
Voor planwijziging geldt het volgende toetsingscriterium:
§ noodzaak.
4.1 Bedrijfswoning en bedrijfsgebouw wijzigen in woondoeleinden
De bestemming van bedrijfswoningen en bedrijfsgebouwen, waarvan de agrarische functie is vervallen kan gewijzigd worden in de bestemming “Woondoeleinden”.
Voor planwijziging geldt het volgende toetsingscriterium:
§ geen ernstige beperking agrarische functie.
Na planwijziging is artikel
27
4.2 Waardevolle boerderij verbouwen tot woningen
In het belang van handhaving van cultuurhistorisch,
landschappelijk en monumentale waardevolle boerderijen kan middels
planwijziging een vrijkomende waardevolle boerderij worden omgezet in meerdere
woningen per complex. Bij toepassing
§ de betreffende boerderij is opgenomen op de van deze voorschriften deel uitmakende lijst cultuurhistorisch waardevolle boerderijen (bijlage 4);
§
er mag geen ernstige aantasting plaatsvinden van
het cultuurhistorisch of monumentale karakter
§
er mag geen vergroting
§ er mogen maximaal twee extra woningen ontstaan.
Voor planwijziging geldt het volgende toetsingscriterium:
§ geen ernstige beperking agrarische functie.
Na planwijziging is artikel 27
4.3 Niet beeldbepalende voormalige agrarische bebouwing tot woningen
In het belang van vernieuwing en onderhoud van voormalige
agrarische bebouwing kan middels planwijziging vrijkomende agrarische bebouwing
worden omgezet in meerdere woningen. Bij toepassing
§
indien de voormalige agrarische bedrijfswoning
en de daarmee één geheel vormende ruimten (schuren, stallen e.d.) een
gezamenlijke inhoud hebben van meer dan
Tevens geldt dat:
§ indien er sprake is van sloop van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen en/of agrarische bedrijfswoning er ter compensatie 1 woning mag worden gebouwd, mits het totale bouwvolume met 50% wordt gereduceerd;
of
§ indien er sprake is van sloop van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen en/of agrarische bedrijfswoning er ter compensatie 3 woningen mogen worden gebouwd, mits het totale bouwvolume met 80% wordt gereduceerd.
Voor planwijziging gelden de volgende toetsingscriteria:
§ de betreffende bebouwing niet op de van deze voorschriften deel uitmakende lijst cultuurhistorisch waardevolle boerderijen (bijlage 4) voor komt;
§ geen ernstige beperking agrarische functie.
Na planwijziging is artikel 27
4.4 Waardevolle boerderij verbouwen tot woonzorgboerderij (Wzo)
In het belang van het realiseren
van een woonzorgfunctie in het landelijk gebied kan middels planwijziging een
vrijkomende waardevolle boerderij worden omgezet in een woonzorgboerderij. Bij
toepassing
§ de betreffende boerderij is opgenomen op de van deze voorschriften deel uitmakende lijst cultuurhistorisch waardevolle boerderijen (bijlage 4);
§
er mag geen ernstige aantasting plaatsvinden van
het cultuurhistorisch of monu-mentale karakter
§
vergroting van het bebouwde oppervlakte ten
dienste
Voor planwijziging geldt het volgende toetsingscriterium:
§ geen ernstige beperking agrarische functie.
5.1 Nieuwe Economische Dragers in bestaande (bedrijfs)gebouwen
Het plan kan, met inachtneming
- de Nieuwe Economische Drager binnen de bestaande bedrijfsbebouwing dient te worden gerealiseerd;
-
voor het toevoegen van een Nieuwe Economische
Drager geïnvesteerd dient te worden in de ruimtelijke kwaliteit
Voor planwijziging gelden de volgende toetsingscriteria:
§ contract;
§ geen ernstige beperking agrarische functie;
§ geen onevenredige toename automobiliteit;
§ ontsluitingsmogelijkheden.
5.2 Nieuwe Economische Dragers in nieuwe (bedrijfs)gebouwen
Het plan kan, met inachtneming
-
nieuwbouw gepaard dient te gaan met de afbraak
van bestaande bebouwing en/of een investering in de ruimtelijke kwaliteit
- de nieuwbouw moet passen binnen de bouwblokmogelijkheden van het agrarisch bedrijf.
Voor planwijziging gelden de volgende toetsingscriteria:
§ contract;
§ geen ernstige beperking agrarische functie;
§ geen onevenredige toename automobiliteit;
§ ontsluitingsmogelijkheden.
Bij de toepassing
1. Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de in onderstaand schema met een "A" weergegeven werken en/of werkzaamheden uit te voeren.
Voor de gronden met de subbestemming "open landschap" (ALo) of "geomorfologische waarde" (ALg) geldt dat het vereiste van aanlegvergunning niet geldt voor de bouwblokken van agrarische bedrijven en bijzondere agrarische bedrijven.
2. Het in lid 1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:
a. werken en/of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
b. werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan in uitvoering zijn.
3. Werken en/of werkzaamheden als bedoeld in lid 1 zijn slechts toelaatbaar indien:
a. deze verband houden met de doeleinden die aan de desbetreffende bestemming zijn toegekend;
b.
hierdoor, dan wel door de te verwachten
gevolgen, de landschappelijke, geomor-fologische en/of archeologische waarden
en kwaliteiten
4. Alvorens te
beslissen omtrent een aanlegvergunning die betrekking heeft op een gebied in de
“Molenbiotoop” winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een
molendeskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een aanlegvergunning
de windvang voor de molen of de waarde
Tabel aanlegvergunningen |
|||||||||||
|
aanlegvergunningen |
||||||||||
Bestemmingen |
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
7 |
8 |
9 |
10 |
11 |
AF |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
S |
- |
A |
AL |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
S |
- |
A |
Alg |
- |
- |
A |
- |
- |
- |
- |
- |
S |
- |
A |
Alo |
- |
- |
- |
- |
- |
A |
- |
- |
S |
- |
A |
S = strijdig gebruik
A = aanlegvergunning
- = niet relevant/van gemeentewege geen sturing nodig
1. Het aanbrengen, verleggen en verbreden van paden, wegen en parkeergelegenheden alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen.
2. Het aanbrengen en verleggen van boven- en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.
3. Het
ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren
4. Het
graven, verbreden, dempen van sloten; het geheel of gedeeltelijk dempen van
drinkputten; het aanleggen van gesloten drainagesystemen; het diepploegen (dieper
dan
5. Het wijzigen dan wel verwijderen (vellen, rooien) van houtwalprofielen en houtgewassen.
6. Het beplanten van gronden met houtgewassen.
7. Het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen.
8. Het blijvend omzetten van grasland in bouwland dan wel het scheuren van grasland ten behoeve van graslandverbetering (doorzaaien).
9. Het storten en lozen van bagger en grondspecie; het gebruik van gronden als (tijdelijk/permanent) gronddepot.
10. Het zuigen en baggeren van specie en schelpen; de kokkelvisserij; het op mechanische wijze spitten van pieren.
11. Het
planten van fruitteeltbomen op niet bestaande boomgaarden binnen een zone van
De op de plankaart voor "Buitendijks natuurgebied" (BN) aangewezen gronden zijn bestemd
voor het behoud en de versterking van natuurwetenschappelijke en landschappelijke
waarden en de bescherming
Op deze gronden zijn geen gebouwen en/of andere bouwwerken toelaatbaar.
Artikel 17 WRO is binnen de bestemming "Buitendijks natuurgebied" niet van toepassing.
De op de plankaart voor "Buitendijks gebied met een waterstaatkundige functie en natuurwetenschappelijke waarde" (BWN) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
§ vaar- en waterwegen, havens en oeverrecreatie;
§ het behoud en de versterking van natuurwetenschappelijke waarden;
§
de bescherming
Op deze gronden mogen ten behoeve
§ andere bouwwerken.
Artikel 17 WRO is binnen de bestemming "Buitendijks gebied met een waterstaatkundige functie en natuurwetenschappelijke waarde" niet van toepassing.
De op de plankaart voor "Binnendijks natuurgebied" (N) aangewezen gronden zijn bestemd voor het behoud en de versterking van natuurwetenschappelijke- en landschappelijke waarden.
Ter plaatse
Ns: schaapskooi;
Nn: natuurbeheer- en onderhoud.
Op deze gronden mogen ten behoeve
a.
ter plaatse
b.
ter plaatse
c. andere bouwwerken.
3.1 Voor het bouwen ten behoeve
a.
de totale bebouwde oppervlakte
b.
de dakvoethoogte zal maximaal
c.
de vloeroppervlakte ten behoeve van
kleinschalige plattelandshoreca bedraagt maximaal
3.2 Voor het bouwen ten behoeve
a.
de totale bebouwde oppervlakte zal maximaal
1.200 m bedragen, inclusief de bedrijfswoning met dien verstande dat de
inhoud
b.
de dakvoethoogte
c.
de dakvoethoogte
d.
de afstand tot de perceelsgrenzen zal minimaal
e.
bij iedere bedrijfswoning mogen maximaal twee
bijgebouwen worden gebouwd met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal
Artikel 17 WRO is binnen de bestemming "Binnendijks natuurgebied" niet van toepassing.
6.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te
verlenen van het bepaalde in lid 2, sub c. voor de bouw van niet voor bewoning
bestemde gebouwen met een oppervlakte van maximaal 40 m en een hoogte
van maximaal
6.2 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 3.1, sub a. tot een maximale bebouwde oppervlakte van 1.200 m, met dien verstande dat de volgende randvoorwaarden in acht genomen dienen te worden:
§ de natuurwetenschappelijke- en landschappelijke waarden mogen niet worden aangetast;
§ de maximale toegestane vloeroppervlakte van een gebouw ten behoeve van kleinschalige plattelandshoreca mag niet worden vergroot.
7.1 Bij het verlenen van vrijstelling als bedoeld in lid 6 is het bepaalde in artikel 7 van toepassing.
7.2 Bij het verlenen van vrijstelling als bedoeld in lid 6, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige.
De op de plankaart voor "Multifunctioneel groengebied" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
§ het behoud en de versterking van het groengebied voor natuur en landschap;
§ ontwikkeling van natuurwaarden zowel binnen het groenbeheer als door ontwikkeling van diversiteit in terreintypen;
§ dagrecreatief medegebruik in de vorm van wandelen, fietsen, paardrijden en verpozen.
Op deze gronden mogen ten behoeve
§ andere bouwwerken.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te
verlenen van het bepaalde in lid 2 voor de bouw van niet voor bewoning bestemde
gebouwen met een oppervlakte van maximaal
Bij het verlenen van vrijstelling als bedoeld in lid 4 is het bepaalde in artikel 7 van toepassing.
De op de plankaart voor "Waardevolle dijk" aangewezen gronden zijn primair bestemd
voor het behoud en de versterking
Deze gronden zijn mede bestemd voor verkeersdoeleinden.
Op deze gronden mogen ten behoeve
§ andere bouwwerken.
De op de plankaart voor "Waardevolle dijk met waterstaatkundige functie" aangewezen
gronden zijn primair bestemd voor de waterkering en de waterbeheersing,
en voor het behoud en de versterking
Deze gronden zijn mede bestemd voor verkeersdoeleinden.
Op deze gronden mogen ten behoeve
§ andere bouwwerken.
De op de plankaart voor "Agrarisch gebied met bijzondere landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarde" (ALN) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
§ een op de aanwezige natuurwaarden afgestemd, grondgebonden agrarisch gebruik;
§
het behoud en de versterking
Op deze gronden mogen geen gebouwen en/of andere bouwwerken worden gebouwd.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te
verlenen van het bepaalde in lid 2 ten behoeve van grondgebonden agrarische
bedrijven voor het bouwen van kleinschalige bouwwerken tot maximaal 50
m, een dakvoethoogte van maximaal
Bij het verlenen van vrijstelling geldt het volgende toetsingscriterium:
§ landschappelijke inpassing.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming
Het plan zal slechts worden gewijzigd op het moment dat ten behoeve van natuurontwikkeling de gronden op vrijwillige basis en gebruiksvrij verworven zijn.
Bij het verlenen van vrijstelling
als bedoeld in lid 4 en de toepassing
De op de plankaart voor "Landgoederen" (LG) aangewezen gronden zijn bestemd voor
landgoederen en het agrarisch gebruik
Op deze gronden mogen ten behoeve
a. landhuis
b. niet voor bewoning bestemde gebouwen;
c. andere bouwwerken
Voor het bouwen en inrichten gelden de volgende bepalingen:
a.
de aaneengesloten oppervlakte van het landgoed
zal tenminste
b.
op het landgoed mag één landhuis met de daarbij
behorende bijgebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat de gezamenlijke
bebouwde oppervlakte van het landhuis en de bijgebouwen maximaal
c.
de dakvoethoogte respectievelijk de totale
hoogte
d.
de afstand van ieder gebouw tot de perceelsgrens
zal tenminste
4.1 Waardevolle boerderij verbouwen tot woningen
In het belang van handhaving van
cultuurhistorisch, landschappelijk en monumentale waardevolle boerderijen kan
middels planwijziging een vrijkomende waardevolle boerderij worden omgezet in
meerdere woningen per complex. Bij toepassing
§ de betreffende boerderij is opgenomen op de van deze voorschriften deel uitmakende lijst cultuurhistorisch waardevolle boerderijen (bijlage 4);
§
er mag geen ernstige aantasting plaatsvinden van
het cultuurhistorisch of monumentale karakter
§
er mag geen vergroting
§ er mogen maximaal twee extra woningen ontstaan.
Voor planwijziging geldt het volgende toetsingscriterium:
§ geen ernstige beperking agrarische functie.
Na planwijziging is artikel 27
4.2 Nieuwe Economische Dragers in bestaande (bedrijfs)gebouwen
Het plan kan, met inachtneming
- de Nieuwe Economische Drager binnen de bestaande bedrijfsbebouwing dient te worden gerealiseerd;
-
voor het toevoegen van een Nieuwe Economische
Drager geïnvesteerd dient te worden in de ruimtelijke kwaliteit
Voor planwijziging gelden de volgende toetsingscriteria:
§ contract;
§ geen ernstige beperking agrarische functie;
§ geen onevenredige toename automobiliteit;
§ ontsluitingsmogelijkheden;
4.3 Nieuwe Economische Dragers in nieuwe (bedrijfs)gebouwen
Het plan kan, met inachtneming
-
nieuwbouw gepaard dient te gaan met de afbraak
van bestaande bebouwing en/of een investering in de ruimtelijke kwaliteit
Voor planwijziging gelden de volgende toetsingscriteria:
§ contract;
§ geen ernstige beperking agrarische functie;
§ geen onevenredige toename automobiliteit;
§ ontsluitingsmogelijkheden;
Zie artikel 26.
Bij de toepassing
De op de plankaart voor “Archeologisch waardevol terrein” aangewezen gronden zijn, naast de
daarvoor aangewezen andere bestemming(en), primair bestemd voor het behoud
en de bescherming
2.1 Op deze gronden mogen ten behoeve
andere bouwwerken.
2.2 Bouwwerken ten dienste
a.
het bouwwerk dient ter vervanging van een reeds
aanwezig bouwwerk, waarbij de horizontale en verticale afmetingen
b.
indien de bebouwde oppervlakte van het bouwwerk
niet meer dan
c.
indien het een licht-vergunningplichtig bouwwerk
in de zin
d.
indien het bouwwerk en de fundering, waaronder
begrepen paalfunderingen, niet dieper komen te liggen dan
De andere bouwwerken ten behoeve
de hoogte van andere bouwwerken zal maximaal
a.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 2.2 voor het bouwen of
uitbreiden van bouwwerken ten behoeve
b. Vrijstelling, zoals in lid 4 sub a. bedoeld, zal in ieder geval worden verleend indien:
1.
de aanvrager
2.
de aanvrager
3. de betrokken archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de vrijstelling voorschriften te verbinden, gericht op:
a. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
b. het doen van opgravingen;
c. begeleiding
5.1 Aanlegvergunningvereiste
Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de navolgende werken en of werkzaamheden uit te voeren:
a. het
uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan
b. het
ophogen van gronden met meer dan
c. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
d. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
e. het planten of rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;
f. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
5.2 Uitzonderingsbepaling
Het in lid 5.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:
a. werken en/of werkzaamheden die normaal beheer of onderhoud betreffen;
b. werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn;
c. werken en/of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende bouw- of aanlegvergunning of ontgrondingsvergunning;
d.
werken en/of werkzaamheden waarbij geen
grondbewerkingen plaatsvinden dieper dan
e.
werken en/of werkzaamheden over een oppervlakte
kleiner dan
f. archeologisch onderzoek.
5.3 Aanlegvergunning wordt in ieder geval verleend indien:
a.
de aanvrager
b.
de aanvrager
c. de betrokken archeologische waarden door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de aanlegvergunning voorschriften te verbinden, gericht op:
1. het treffen van maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
2. het doen van opgravingen;
3.
begeleiding
6.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen
in die zin dat de plankaart wordt gewijzigd door de bestemming
"Archeologisch waardevol terrein"
a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in bescherming van deze waarden.
6.2 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de vorm van bouwblokken te veranderen, met dien verstande dat:
1.
wijziging op grond van archeologisch onderzoek
noodzakelijk of gewenst is met het oog op de bescherming of de veiligstelling
2.
zonder verandering
3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
7.1 Bij de toepassing
7.2 Alvorens te beslissen omtrent het verlenen van vrijstelling
als bedoeld in lid 4, het verlenen van een aanlegvergunning als bedoeld in lid
5.1 of de toepassing
Tot het verboden gebruik in artikel 43 wordt in ieder geval gerekend:
het gebruiken van gronden als opslagplaats voor bagger en grondspecie.
De op de plankaart voor “Cultuurmonument” aangewezen gronden zijn bestemd voor het behoud en herstel van cultuurhistorische en monumentaal waardevolle objecten.
Op deze gronden is uitsluitend de handhaving of het herstel toegestaan van het gebouw in de oorspronkelijke uitwendige hoofdvorm, bepaald door de dakvoet- en totale hoogte, de dakvorm en door de specifieke waarden, architectuur en structuur van het gebouw.
3.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 2 voor de vernieuwing en/of verandering van het bestaande gebouw, met dien verstande dat de volgende bepalingen in acht genomen dienen te worden:
-
uitbreiding van het gebouw is slechts toegestaan
binnen de bouwbepalingen
-
vernieuwing en/of verandering mag niet leiden
tot een onevenredige aantasting
3.2 Nieuwe Economische Dragers in bestaande gebouwen
Vrijstelling kan, met inachtneming
- de Nieuwe Economische Drager binnen de bestaande bebouwing dient te worden gerealiseerd;
-
voor het toevoegen van een Nieuwe Economische
Drager geïnvesteerd dient te worden in de ruimtelijke kwaliteit
Bij het verlenen van vrijstelling gelden de volgende toetsingscriteria:
§ contract;
§ ontsluitingsmogelijkheden;
3.3 Nieuwe Economische Dragers in nieuw op te richten gebouwen
Vrijstelling kan, met inachtneming
-
nieuwbouw gepaard dient te gaan met de afbraak
van bestaande bebouwing en/of een
investering in de ruimtelijke kwaliteit
Voor planwijziging gelden de volgende toetsingscriteria:
§ contract;
§ geen onevenredige toename automobiliteit;
§ ontsluitingsmogelijkheden;
4.1 Bij het verlenen van vrijstelling als bedoeld in lid 3, is het bepaalde in artikel 7 van toepassing.
4.2 Bij het verlenen van vrijstelling als bedoeld in lid 3 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de monumentencommissie en bij een molendeskundige indien het een molen betreft.
De op de plankaart voor "Molenbiotoop” aangewezen gronden zijn, naast de daarvoor aangewezen
andere bestemmingen, tevens bestemd voor het beschermen
Bij de bouw van enig bouwwerk binnen de op de plankaart aangeduide “Molenbiotoop” gelden de volgende hoogtebepalingen:
a.
binnen
b.
tussen de 100 en de
maximale bouwhoogte = (0,013 x afstand tot molen) + (0,2 x askophoogte van molen)
waarbij:
§ alle maten in meters worden uitgedrukt;
§ de hoogte van het geplande bouwwerk en de askophoogte beide dienen te worden bepaald ten opzichte van hetzelfde peil.
In afwijking van het bepaalde in lid 2, gelden bij de bouw
van enig bouwwerk binnen de op de plankaart opgenomen aangeduide molenbiotoop
ter plaatse
a. binnen
b. vanaf
een omtrek van
maximale bouwhoogte = 8 + (afstand
molen – 300)
100
waarbij:
§ alle maten in meters worden uitgedrukt;
§ zowel de hoogte van het geplande bouwwerk als de stelling dienen te worden bepaald ten opzichte van het peil.
Zie artikel 26.
5.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 2 en lid 3;
5.2 Alvorens te beslissen omtrent de onder sub 2 en sub 3 genoemde
vrijstelling winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een
molendeskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een bouwvergunning de
windvang voor de molen of de waarde
6.1 Bij het verlenen van vrijstelling als bedoeld in lid 5, is het bepaalde in artikel 7 van toepassing.
6.2 Alvorens te beslissen omtrent het verlenen van vrijstelling winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een molendeskundige.
1. Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van
burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de in onderstaand schema met een "A" weergegeven werken en/of werkzaamheden uit te voeren.
2. Het in lid 1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:
a. werken en/of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
b. werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan, in uitvoering zijn.
3. Werken en/of werkzaamheden als bedoeld in lid 1 zijn slechts toelaatbaar indien:
a. deze verband houden met de doeleinden die aan de desbetreffende bestemming zijn toegekend;
b.
hierdoor, dan wel door de te verwachten
gevolgen, de natuurwetenschappelijke, landschappelijke, cultuurhistorische,
bosbouwkundige, geomorfologische en/of archeologische waarden en kwaliteiten
4. Alvorens te
beslissen omtrent een aanlegvergunning die betrekking heeft op gronden die
blijkens de bestemming (mede) een waterstaatkundige functie hebben, winnen burgemeester
en wethouders schriftelijk advies in
5. Alvorens te
beslissen omtrent een aanlegvergunning die betrekking heeft op een gebied in de
“Molenbiotoop” winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een
molendeskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een aanlegvergunning
de windvang voor de molen of de waarde
Tabel aanlegvergunningen |
||||||||||||||
|
Aanlegvergunningen |
|||||||||||||
Bestemmingen |
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
7 |
8 |
9 |
10 |
11 |
12 |
13 |
14 |
Buitendijks natuurgebied |
S |
A |
A |
A |
- |
- |
- |
- |
- |
A |
- |
S |
A |
S |
Buitendijks gebied met waterstaatkundige functie en natuurwetenschappelijke
waarde |
- |
A |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
A |
A |
S |
Binnendijks natuurgebied |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
- |
- |
- |
A |
A |
S |
- |
S |
Multifunctioneel groengebied |
A |
A |
A |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
S |
- |
- |
Waardevolle dijken en waardevolle dijken met waterstaatkundige
functie |
A |
A |
A |
- |
A |
A |
- |
- |
- |
- |
S |
S |
- |
S |
Agrarisch gebied met bijzondere landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke
waarde |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
- |
- |
- |
A |
A |
S |
- |
A |
Landgoederen |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
- |
- |
- |
- |
A |
S |
- |
- |
Molenbiotoop |
- |
- |
- |
- |
- |
A |
A |
A |
A |
- |
- |
S |
- |
A |
S = strijdig gebruik
A = aanlegvergunning vereist
- = niet relevant / van gemeentewege geen sturing nodig
1. Het aanbrengen, verleggen en verbreden van paden, wegen en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen.
2. Het aanbrengen en verleggen van boven- en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.
3. Het
ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren
4. Het
graven, verbreden, dempen van sloten; het geheel of gedeeltelijk dempen van
drinkputten en welen; het aanleggen van gesloten drainagesystemen; het diepploegen
dieper dan
5. Het wijzigen dan wel verwijderen (vellen, rooien) van houtwalprofielen en houtgewassen.
6. Het beplanten van gronden met houtgewassen.
7. Het
aanbrengen van opgaande beplanting binnen
8. Het
aanbrengen van opgaande beplanting binnen 300 en
9. Het aanbrengen van opgaande beplanting.
10. Het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen.
11. Het blijvend omzetten van grasland in bouwland dan wel het scheuren van grasland t.b.v. graslandverbetering (doorzaaien).
12. Het storten en lozen van bagger en grondspecie; het gebruik van gronden als (tijdelijk/permanent) gronddepot.
13. Het zuigen en baggeren van specie en schelpen; de kokkelvisserij; het op mechanische wijze spitten van pieren.
14. Het
planten van fruitteeltbomen op niet bestaande boomgaarden van
De op de plankaart binnen enigerlei bestemmingen als “Woondoeleinden”” aangeduide woningen met bijbehorende gebouwen, gronden en andere voorzieningen zijn bestemd voor de huisvesting van personen.
Ter plaatse
Wb: burgerwoningen;
Wzo: woonzorgboerderij.
Deze gronden zijn mede bestemd voor tuinen, erven, paden,
water en andere voorzieningen ten dienste
Op deze gronden
mogen ten behoeve
a. Burgerwoningen en woonzorgboerderijen;
b. bijgebouwen;
c. andere bouwwerken.
3.1 Vernieuwen of veranderen van burgerwoningen en woonzorgboerderijen
De in lid 1 bedoelde burgerwoningen en woonzorgboerderijen
mogen binnen het bestaande bouwvolume
a. binnen het bestaande bouwvolume alle woonverblijven en bijgebouwen moeten worden ondergebracht;
b. het uitwendige karakter niet ingrijpend zal worden gewijzigd.
3.2 Uitbreiden van burgerwoningen en woonzorgboerderijen
De in lid 1 bedoelde burgerwoningen en woonzorgboerderijen
mogen, voor zover de onder lid 3.1 genoemde mogelijkheid onvoldoende ruimte
laat, worden uitgebreid tot een bouwvolume met een inhoud van maximaal
a.
de dakvoethoogte en de totale hoogte
b.
de uitbreiding niet gebouwd mag worden vóór de
denkbeeldige voorgevellijn
c.
de afstand van iedere burgerwoning en
woonzorgboerderij tot de perceelsgrens tenminste
d. het uitwendige karakter niet ingrijpend zal worden gewijzigd.
3.3 Indien burgerwoningen zijn ontstaan door toepassing van artikel 9B lid 3.2 en lid 3.3, artikel 10B lid 3.2 en 3.3, artikel 11B lid 4.2 en 4.3, artikel 13B lid 4.2 en lid 4.3 en artikel 27 lid 6.1 en lid 6.2 is de uitbreidingsmogelijkheid, zoals genoemd onder lid 3.2 niet van toepassing.
3.4 Bijgebouwen bij burgerwoningen en woonzorgboerderijen
a. Bij iedere in lid 1 bedoelde burgerwoning en woonzorgboerderij mogen, voorzover niet aanwezig dan wel voor zover niet te realiseren binnen het bestaande bouwvolume, maximaal twee bijgebouwen worden gebouwd met dien verstande dat:
§ de bijgebouwen niet gebouwd mogen worden vóór de denkbeeldige voorgevellijn van de burgerwoning en woonzorgboerderij;
§
de bebouwde oppervlakte maximaal 50% mag
bedragen
§ bij uitbreiding van een bestaand bijgebouw de dakvoethoogte en de dakhelling niet meer zal bedragen dan die van het bestaande bijgebouw;
§
in het geval dat een geheel nieuw bijgebouw
wordt gebouwd, de hoogte
§
de afstand van ieder bijgebouw tot de
perceelsgrens tenminste
b. in afwijking van het bepaalde onder sub
a. mag voor de bijbehorende gronden groter dan
3.5 Kleinschalig kamperen
Ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein als bedoeld in lid 4, sub c. mogen één of meerdere gebouwen ten dienste van sanitaire- en slechtweervoorzieningen worden opgericht, met dien verstande dat:
§ de gezamenlijke oppervlakte maximaal 100 m bedraagt;
§
de gebouwen niet gebouwd mogen worden vóór de
denkbeeldige voorgevellijn
§
de dakvoet- en totale hoogte maximaal 3
respectievelijk
Tot het verboden gebruik als bedoeld in artikel 43 wordt niet gerekend:
a. het bieden van logies met ontbijt;
b. het
gebruik van de burgerwoning en woonzorgboerderij of bijgebouwen ten behoeve van
kleinschalige plattelandshoreca tot een maximum oppervlakte van
c. het aanleggen van een kleinschalig kampeerterrein, met dien verstande dat:
§ in het plangebied maximaal 14 kleinschalige kampeerterreinen mogen worden aangelegd;
§ het aantal standplaatsen per kleinschalig kampeerterrein maximaal 15 bedraagt;
§ het kampeerterrein direct aansluit aan de burgerwoning;
§
rond het kampeerterrein een strook met een
breedte van minimaal
§ op het kampeerterrein uitsluitend kampeermiddelen zijn toegestaan gedurende de periode van 1 februari tot en met 15 november;
§ het plaatsen van stacaravans als kampeermiddel niet is toegestaan.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in:
a. lid 3.1 aanhef: voor vernieuwing anders dan binnen het bestaande bouwvolume, maar wel op hetzelfde perceel;
b. lid 3.2 sub c. en lid 3.4 sub a.:voor een kleinere afstand van burgerwoningen en woonzorgboerderijen en bijgebouwen tot de perceelsgrens;
c.
lid 3.2 sub a.: voor een dakvoethoogte van
maximaal
d. lid 4 sub c. voor het uitbreiden van het aantal standplaatsen tot maximaal 25 standplaatsen per kleinschalig kampeerterrein.
Bij het verlenen van vrijstelling gelden de volgende toetsingscriteria:
§ de kampeermiddelen dienen te worden geplaatst aansluitend aan de burgerwoning dan wel aansluitend aan het bestaande kleinschalig kampeerterrein;
§
rond het kampeerterrein dient een strook met een
breedte van minimaal
§ verevening;
§ op het kampeerterrein zijn uitsluitend kampeermiddelen toegestaan gedurende de periode van 1 februari tot en met 15 november;
§ het plaatsen van stacaravans als kampeermiddel niet is toegestaan.
6.1 Waardevolle boerderij verbouwen tot burgerwoningen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming
van het bepaalde in artikel 11 WRO, in het belang van handhaving van
cultuurhistorisch, landschappelijk en monumentale waardevolle boerderijen het
plan te wijzigen voor het splitsen van een (als woning in gebruik zijnde)
voormalige waardevolle boerderij in meerdere woningen. Bij toepassing
§ de betreffende boerderij is opgenomen op de van deze voorschriften deel uitmakende lijst cultuurhistorisch waardevolle boerderijen (bijlage 4);
§
er mag geen ernstige aantasting plaatsvinden van
het cultuurhistorisch of monumentale karakter
§
er mag geen vergroting
§ er mogen maximaal twee extra woningen ontstaan.
Na planwijziging is artikel 27
6.2 Niet beeldbepalende voormalige agrarische bebouwing verbouwen tot burgerwoningen
In het belang van vernieuwing en onderhoud van voormalige
agrarische bebouwing kan middels planwijziging voormalige agrarische bebouwing
worden omgezet in meerdere burgerwoningen. Bij toepassing
§ indien de voormalige agrarische bedrijfswoning is verbonden met een voormalig agrarisch bedrijfsgebouw en een gezamenlijke inhoud heeft van meer dan 1000 m mogen er binnen het bestaande bouwvolume maximaal 2 woningen ontstaan.
Daarnaast geldt dat:
§ indien er sprake is van sloop van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen en/of agrarische bedrijfswoning er ter compensatie 1 woning mag worden gebouwd, mits het totale bouwvolume met 50% wordt gereduceerd;
of
§ indien er sprake is van sloop van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen en/of agrarische bedrijfswoning er ter compensatie 3 woningen mogen worden gebouwd, mits het totale bouwvolume met 80% wordt gereduceerd.
Voor planwijziging gelden de volgende toetsingscriteria:
§ de betreffende bebouwing niet op de van deze voorschriften deel uitmakende lijst cultuurhistorisch waardevolle boerderijen (bijlage 4) voor komt;
§ geen ernstige beperking agrarische functie.
Na planwijziging is artikel 27
6.3 Waardevolle boerderij verbouwen tot woonzorgboerderij (Wzo)
In het belang van het realiseren
van een woonzorgfunctie in het landelijk gebied kan middels planwijziging een
vrijkomende waardevolle boerderij worden omgezet in een woonzorgboerderij. Bij
toepassing
§ de betreffende boerderij is opgenomen op de van deze voorschriften deel uitmakende lijst cultuurhistorisch waardevolle boerderijen (bijlage 4);
§
er mag geen ernstige aantasting plaatsvinden van
het cultuurhistorisch of monumentale karakter
§
vergroting van het bebouwde oppervlakte ten dienste
Voor planwijziging geldt het volgende toetsingscriterium:
§ geen ernstige beperking agrarische functie.
7.1 Nieuwe Economische Dragers in bestaande gebouwen
Vrijstelling kan, met inachtneming
- de Nieuwe Economische Drager binnen de bestaande bebouwing dient te worden gerealiseerd;
-
voor het toevoegen van een Nieuwe Economische
Drager geïnvesteerd dient te worden in de ruimtelijke kwaliteit
Bij het verlenen van vrijstelling gelden de volgende toetsingscriteria:
§ contract;
§ geen onevenredige toename automobiliteit;
§ ontsluitingsmogelijkheden.
7.2 Nieuwe Economische Dragers in nieuw op te richten gebouwen
Vrijstelling kan, met inachtneming
- het een burgerwoning betreft die als voormalig agrarisch bedrijf is aan te merken;
-
nieuwbouw gepaard dient te gaan met de afbraak
van bestaande bebouwing en/of een
investering in de ruimtelijke kwaliteit
Voor planwijziging gelden de volgende toetsingscriteria:
§ contract;
§ geen onevenredige toename automobiliteit;
§ ontsluitingsmogelijkheden.
8.1 Nieuwe Economische Dragers in bestaande gebouwen
Het plan kan, met inachtneming
- de Nieuwe Economische Drager binnen de bestaande bebouwing dient te worden gerealiseerd;
- er sprake dient te zijn van een voormalig agrarisch bedrijf;
-
voor het toevoegen van een Nieuwe Economische
Drager geïnvesteerd dient te worden in de ruimtelijke kwaliteit
Voor planwijziging gelden de volgende toetsingscriteria:
§ contract;
§ geen ernstige beperking agrarische functie;
§ geen onevenredige toename automobiliteit;
§ ontsluitingsmogelijkheden.
8.2 Nieuwe Economische Dragers in nieuwe gebouwen
Het plan kan, met inachtneming
§
nieuwbouw gepaard dient te gaan met de afbraak
van bestaande bebouwing en/of een investering in de ruimtelijke kwaliteit
§ er sprake dient te zijn van een voormalig agrarisch bedrijf.
Voor planwijziging gelden de volgende toetsingscriteria:
§ contract;
§ geen ernstige beperking agrarische functie;
§ geen onevenredige toename automobiliteit;
§ ontsluitingsmogelijkheden.
Bij het verlenen van vrijstelling
als bedoeld in lid 5 sub d. en lid 7, en bij de toepassing
De op de plankaart voor "Maatschappelijke doeleinden" (M) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
ter plaatse
b.
ter plaatse
c.
ter plaatse
d.
ter plaatse
e.
ter plaatse
Op deze gronden mogen ten behoeve
a. niet voor bewoning bestemde gebouwen;
b. andere bouwwerken.
De gebouwen en andere bouwwerken zullen worden gebouwd met
inachtneming
a.
de hoogte
b.
de hoogte van een gsm-mast zal maximaal
c.
de oppervlakte
d.
de hoogte van een radartoren zal maximaal
e. de ashoogte van een windturbine bedraagt de op de plankaart aangegeven maat;
f.
de afstand
De op de plankaart binnen enigerlei bestemmingen gelegen en met een codering (zijnde een volgnummer) aangegeven bedrijven met de daarbij behorende gebouwen, andere bouwwerken en gronden zijn bestemd voor niet-agrarische bedrijvigheden overeenkomstig de met een volgnummer aangegeven activiteiten in de "Tabel overzicht bedrijvigheden" (zie bijlage 2).
Op deze gronden mogen ten behoeve
a. bedrijfsgebouwen;
b. één bedrijfswoning per bedrijf;
c. andere bouwwerken.
Voor het bouwen en inrichten gelden de volgende bepalingen:
a.
de dakvoethoogte respectievelijk de totale
hoogte
b.
de totale bebouwde oppervlakte van het bedrijf
en de oppervlakte van het bedrijfsperceel bedraagt maximaal de oppervlakte ten
tijde
c.
de afstand
d.
de inhoud van een bedrijfswoning zal maximaal
e.
bij iedere bedrijfswoning mogen maximaal twee
bijgebouwen worden gebouwd met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te
verlenen van het bepaalde in lid 3, sub b. tot een uitbreiding van het
bedrijfsvloeroppervlak en de oppervlakte van het bedrijfsperceel met 50%
§ aangetoond is dat verplaatsing van het bedrijf naar een regulier bedrijventerrein niet mogelijk is;
§ het bedrijf is gelegen binnen een bestaand linten of cluster van bebouwing van 3 woningen en/of bedrijven of meer;
Verder gelden bij het verlenen van vrijstelling de volgende toetsingscriteria:
§ landschappelijke inpassing;
§ milieutoets;
§ verevening.
5.1 Waardevolle boerderij verbouwen tot woningen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming
van het bepaalde in artikel 11 WRO, in het belang van handhaving van
cultuurhistorisch, landschappelijk en monumentale waardevolle boerderijen het
plan te wijzigen voor het splitsen van
een (als woning in gebruik zijnde) voormalige waardevolle boerderij in meerdere
woningen. Bij toepassing
§ de betreffende boerderij is opgenomen op de van deze voorschriften deel uitmakende lijst cultuurhistorisch waardevolle boerderijen (bijlage 4);
§
er mag geen ernstige aantasting plaatsvinden van
het cultuurhistorisch of monumentale karakter
§
er mag geen vergroting
§ er mogen maximaal twee extra woningen ontstaan.
Na planwijziging is artikel 27
5.2 Niet beeldbepalende voormalige agrarische bebouwing tot woningen
In het belang van vernieuwing en onderhoud van voormalige
agrarische bebouwing kan middels planwijziging voormalige agrarische bebouwing
worden omgezet in meerdere woningen. Bij toepassing
§ indien de voormalige agrarische bedrijfswoning is verbonden met een voormalig agrarisch bedrijfsgebouw en een gezamenlijke inhoud heeft van meer dan 1000 m mogen er binnen het bestaande bouwvolume maximaal 2 woningen ontstaan.
Daarnaast geldt dat:
§ indien er sprake is van sloop van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen en/of agrarische bedrijfswoning er ter compensatie 1 woning mag worden gebouwd, mits het totale bouwvolume met 50% wordt gereduceerd;
of
§ indien er sprake is van sloop van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen en/of agrarische bedrijfswoning er ter compensatie 3 woningen mogen worden gebouwd, mits het totale bouwvolume met 80% wordt gereduceerd.
Voor planwijziging gelden de volgende toetsingscriteria:
§ de betreffende bebouwing niet op de van deze voorschriften deel uitmakende lijst cultuurhistorisch waardevolle boerderijen (bijlage 4) voor komt;
§ geen ernstige beperking agrarische functie;
Na planwijziging is artikel 27
5.3 Waardevolle boerderij verbouwen tot woonzorgboerderij (Wzo)
In het belang van het realiseren
van een woonzorgfunctie in het landelijk gebied kan middels planwijziging een
vrijkomende waardevolle boerderij worden omgezet in een woonzorgboerderij. Bij
toepassing
§ de betreffende boerderij is opgenomen op de van deze voorschriften deel uitmakende lijst cultuurhistorisch waardevolle boerderijen (bijlage 4);
§
er mag geen ernstige aantasting plaatsvinden van
het cultuurhistorisch of monumentale karakter
§
vergroting van het bebouwde oppervlakte ten
dienste
Voor planwijziging geldt het volgende toetsingscriterium:
§ geen ernstige beperking agrarische functie.
5.4 Wijziging naar “Woondoeleinden”
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met inachtneming van het bepaalde in
artikel 11 WRO, de bestemming “Bedrijfsdoeleinden” te wijzigen in de bestemming “Woondoeleinden”.
Voor planwijziging geldt het volgende toetsingscriterium:
§ geen ernstige beperking agrarische bedrijfsfunctie.
5.5 Wijziging naar grondgebonden agrarisch bedrijf
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met inachtneming
van het bepaalde in artikel 11 WRO, de bestemming “Bedrijfsdoeleinden” te
wijzigen in de bestemming “Agrarisch gebied met landschappelijke waarde” (AL)
of “Agrarisch gebied met maximale flexibiliteit” (AF) met een bijbehorend bouwblok (Agr) ten behoeve
Voor planwijziging geldt het volgende toetsingscriterium:
§ milieutoets.
6.1 Nieuwe Economische Dragers in bestaande (bedrijfs)gebouwen
Het plan kan, met inachtneming
- de Nieuwe Economische Drager binnen de bestaande bedrijfsbebouwing dient te worden gerealiseerd;
- er sprake dient te zijn van een voormalig agrarisch bedrijf;
-
voor het toevoegen van een Nieuwe Economische
Drager geïnvesteerd dient te worden in de ruimtelijke kwaliteit
Voor planwijziging gelden de volgende toetsingscriteria:
§ contract;
§ geen ernstige beperking agrarische functie;
§ geen onevenredige toename automobiliteit;
§ ontsluitingsmogelijkheden;
6.2 Nieuwe Economische Dragers in nieuwe (bedrijfs)gebouwen
Het plan kan, met inachtneming
-
nieuwbouw gepaard dient te gaan met de afbraak
van bestaande bebouwing en/of een investering in de ruimtelijke kwaliteit
- er sprake dient te zijn van een voormalig agrarisch bedrijf.
Voor planwijziging gelden de volgende toetsingscriteria:
§ contract;
§ geen ernstige beperking agrarische functie;
§ geen onevenredige toename automobiliteit;
§ ontsluitingsmogelijkheden;
Bij het verlenen van vrijstelling
als bedoeld in lid 4 en bij de toepassing
De op de plankaart voor "Recreatieve doeleinden" (R) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
ter plaatse
b.
ter plaatse
c.
ter plaatse
d.
ter plaatse
e.
ter plaatse
Op deze gronden mogen ten behoeve
a. niet voor bewoning bestemde gebouwen;
b. een burgerwoning, uitsluitend op de gronden met de subbestemming “siertuin” (Rt);
c. andere bouwwerken.
3.1 Bouwbepalingen “volkstuin” (Rv)
Voor het bouwen binnen de subbestemming “volkstuin” gelden de volgende bepalingen:
a.
de bebouwde oppervlakte zal maximaal 3 %
b.
de totale hoogte
c.
de afstand
3.2 Bouwbepalingen “sportterrein” (Rs)
Voor het bouwen binnen de subbestemming “sportterrein” gelden de volgende bepalingen:
a.
de bebouwde oppervlakte zal maximaal 3 %
b.
de totale hoogte
c.
de afstand
3.3 Bouw- en inrichtingsbepalingen “siertuin” (Rt)
Voor het bouwen binnen de subbestemming “siertuin” gelden de volgende bepalingen:
a. De gebouwen dienen gebouwd te worden achter de denkbeeldige voorgevellijn die in het verlengde ligt van het dichtst naar de weg gelegen gebouw;
b. De
bebouwde oppervlakte ten behoeve van siertuin zal maximaal
c. de
dakvoethoogte van een gebouw zal maximaal
d. de
totale hoogte van een gebouw zal maximaal
e. de
afstand tussen vrijstaande gebouwen zal minimaal
f. de
hoogte van andere bouwwerken zal maximaal
g. bij toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling minimaal 30° en maximaal 55°;
h. de
inhoud
i.
bij een burgerwoning mogen maximaal twee
bijgebouwen worden gebouwd met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal
3.4 Bouw- en inrichtingsbepalingen “sier- en vlindertuin” (Rsv)
Voor het bouwen binnen de subbestemming “sier- en vlindertuin” gelden de volgende bepalingen:
a. De gebouwen dienen gebouwd te worden achter de denkbeeldige voorgevellijn die in het verlengde ligt van het dichtst naar de weg gelegen gebouw;
b. De bedrijfsvloeroppervlakte:
▪
van een restaurant zal maximaal
▪
van een koffie- en theeschenkerij zal maximaal
c. De
bebouwde oppervlakte van een sier- en vlindertuin zal maximaal
d.
de dakvoethoogte van een gebouw zal maximaal
e.
de totale hoogte van een gebouw zal maximaal
f.
de hoogte van andere bouwwerken zal maximaal
g. bij toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling minimaal 30° en maximaal 55°;
3.5 Bouw- en inrichtingsbepalingen “kampeerterrein” (Rk)
Voor het bouwen binnen de subbestemming “kampeerterrein” gelden de volgende bepalingen:
a.
de bebouwde oppervlakte zal maximaal
b.
de totale hoogte
c.
de afstand
d. het aantal kampeermiddelen zal maximaal 32 bedragen;
e. per kampeermiddel zal tenminste 1,1 parkeerplaats aanwezig zijn;
f.
per kampeermiddel is tenminste
g.
rond het kampeerterrein is een strook met een
breedte van minimaal
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in:
a. lid
3.3 sub a. en lid 3.4 sub a. voor het bouwen van een deel
-
tenminste 50%
- dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de gebruiksmogelijkheden
b. lid
3.3, sub c. en lid 3.4, sub d. mits deze maat met maximaal
c. lid
3.3, sub f. en lid 3.4, sub f. tot een hoogte van maximaal
Bij het verlenen van vrijstelling als bedoeld in lid 4, is het bepaalde in artikel 7 van toepassing.
De op de plankaart voor "Verkeersdoeleinden" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. verkeersvoorzieningen;
b. groenvoorzieningen;
c.
ter plaatse
d.
ter plaatse
Op deze gronden mogen ten behoeve
a. niet voor bewoning bestemde gebouwen;
b. andere bouwwerken.
De gebouwen en andere bouwwerken zullen worden gebouwd met
inachtneming
a.
de hoogte
b.
de hoogte van andere bouwwerken zal maximaal
c.
de afstand van ieder gebouw tot de
bestemmingsgrens zal tenminste
Met betrekking tot de ruimtelijke indeling gelden de terzake op de kaart opgenomen profielen.
De op de plankaart voor "Water" aangewezen gronden zijn bestemd voor waterpartijen en oeverrecreatie.
Op deze gronden mogen ten behoeve
§ andere bouwwerken.
De op de plankaart voor "Waterlopen" aangewezen gronden zijn bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.
Op deze gronden mogen ten behoeve
§ andere bouwwerken.
De op de kaart voor “Leidingen”
aangewezen gronden zijn, naast de daarvoor aangewezen andere bestemmingen, primair
bestemd voor de instandhouding en bescherming van leidingen, met uitzondering
Onder deze dubbelbestemming is mede een strook begrepen met een breedte van:
-
-
-
Op de gronden met de bestemming "Leidingen" mogen
ten behoeve
§ andere bouwwerken.
3.1 Er geldt geen maximum hoogte, met uitzondering
3.2 De hoogte van enig bouwwerk gelegen in de zone "optisch vrij pad" (zoals is aangegeven op de plankaart) zal een denkbeeldige lijn, getrokken tussen de punten die op de plankaart zijn aangegeven door een getal dat een vaste hoogte ten opzichte van N.A.P. aanduidt, niet overschrijden;
3.3 De hoogte van enig bouwwerk gelegen in de zone "optisch vrij veld" (zoals is aangegeven op voorschriftenkaart 1) zal de aangegeven hoogte, aangeduid door een getal dat een vaste hoogte ten opzichte van N.A.P. aanduidt, niet overschrijden.
Binnen het op de plankaart aangegeven stroken is het niet
toegestaan om bouwwerken te bouwen ten behoeve
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 3.2 en 3.3. ten behoeve
van bouwwerken ten dienste
6.1 Het is verboden op of in de gronden als bedoeld in lid 1, met
uitzondering
a. het aanleggen, verleggen of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen en andere verharde en/of te verharden oppervlaktes;
b. het verrichten van graaf-, bagger-, ontgrondings- en ontginningswerkzaamheden;
c. het egaliseren en ophogen van gronden;
d. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
e. het indrijven van voorwerpen.
6.2 Het in lid 6.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen.
6.3 Werken en/of werkzaamheden als bedoeld in lid 6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien en voorzover het leidingbelang hierdoor niet onevenredig wordt geschaad.
7.1 Bij het verlenen van vrijstelling als bedoeld in lid 5, is het bepaalde in artikel 7 van toepassing.
7.2 Alvorens omtrent het verlenen
7.3 Bij het verlenen van vrijstelling als bedoeld in lid 5 winnen
burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder
7.4 Bij het verlenen van een aanlegvergunning, als bedoeld in lid 6.1 wordt advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerders.
De op de kaart voor "Buisleidingenstrook" aangewezen gronden zijn, naast de daarvoor
aangewezen andere bestemmingen, primair bestemd voor ondergrondse buisleidingen,
met uitzondering
Onder deze dubbelbestemming is mede een zone begrepen met
een breedte van 175 ter weerzijden
In de in lid 1 bedoelde gronden liggen de volgende planologisch relevante buisleidingen:
a.
een nafta-leiding met een diameter van
b.
een ruwe olieleiding met een diameter van
c. een waterleiding;
d. een gastransportleiding met een druk van 40 en 67 bar;
e.
een aardgasleiding met een diameter van
In de gronden met de bestemming
"Buisleidingenstrook" mogen nieuwe leidingen aangelegd worden voor
zover deze geen 10-6
contour hebben die groter is dan het veiligheidsgebied van
Op de gronden met de bestemming
"Buisleidingenstrook" mogen ten behoeve
§ andere bouwwerken.
De andere bouwwerken zullen worden gebouwd met inachtneming
§
de hoogte van andere bouwwerken zal maximaal
Binnen het op de
plankaart aangeduide toetsings- en veiligheidsgebied is het niet toegestaan om
bouwwerken te bouwen ten behoeve
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 6 ten behoeve van
bouwwerken ten dienste
8.1 Het is verboden op of in de gronden als bedoeld in lid 1, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:
a. het aanleggen, verleggen of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen en andere verharde en/of te verharden oppervlaktes;
b. het verrichten van graaf-, bagger-, ontgrondings- en ontginningswerkzaamheden;
c. het egaliseren en ophogen van gronden;
d. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
e. het indrijven van voorwerpen.
8.2 Het in lid 8.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen.
8.3 Werken en/of werkzaamheden als bedoeld in lid 8.1 zijn slechts toelaatbaar, indien en voorzover het leidingbelang hierdoor niet onevenredig wordt geschaad.
9.1 Bij het verlenen van vrijstelling als bedoeld in lid 7, is het bepaalde in artikel 7 van toepassing.
9.2 Alvorens omtrent het verlenen
9.3 Bij het verlenen van een aanlegvergunning, als bedoeld in lid 8.1 wordt advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerders.
Binnen de met differentiatie "zone aanleg groengebied" aangegeven gebieden (zoals aangegeven op de plankaart in deelgebied IV) zijn, naast de flexibiliteitsbepaling in artikel 13, de volgende extra bepalingen van toepassing:
1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om in de differentiatie "zone aanleg groengebied", met inachtneming van het bepaalde in artikel 11 WRO, de bestemming "Agrarisch gebied met maximale flexibiliteit (AF)" te wijzigen in de bestemming "Multifunctioneel groengebied".
Hierbij gelden de volgende bepalingen:
a. De aanleg van het (multifunctioneel) groengebied heeft ten doel het creëren van een buffer tussen de industrie van het Sloegebied en de agrarische- en woonfuncties in de Sloerand. Tevens is het groengebied bestemd voor dagrecreatief medegebruik in de vorm van wandelen, fietsen en paardrijden;
b. Bij
de aanleg van het multifunctioneel groengebied worden de uitgangspunten in acht
genomen zoals verwoord in de nota "Bosaanleg in de Sloerand",
vooronderzoek Gapinge/Den Haag oktober 1994. Het beleid is hierbij gericht op
de aanleg van een groengebied van circa
2. Binnen de differentiatie "zone aanleg groengebied" is nieuwvestiging van agrarische bedrijven niet toegestaan.
3. Bij de toepassing
Binnen de met differentiatie "agrarisch gebied met natuurontwikkelingspotenties" aangegeven gebieden (zoals aangegeven op de plankaart in deelgebied I, II en III) zijn, naast de flexibiliteitsbepalingen in artikel 9, 10 en 11, de volgende extra bepalingen van toepassing:
1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om in de differentiatie "agrarisch gebied met natuurontwikkelingspotenties", met inachtneming van het bepaalde in artikel 11 WRO, de bestemming "Agrarisch gebied met landschappelijke waarde (AL)" te wijzigen in de bestemming "Agrarisch gebied met bijzondere landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarde (ALN)" of "Binnendijks natuurgebied (N)".
Het plan zal slechts worden gewijzigd op het moment dat ten behoeve van natuurontwikkeling de gronden op vrijwillige basis en gebruiksvrij verworven zijn.
2. Binnen de differentiatie "agrarisch gebied met natuurontwikkelingspotenties" is nieuwvestiging van agrarische bedrijven niet toegestaan.
3. Bij de toepassing
PARAGRAAF IV
1. Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen
a. het
bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen en andere bouwwerken van geringe
afmetingen ten behoeve van het openbaar nut met een grondoppervlak van maximaal
b. het
oprichten van antennes en masten met een hoogte van maximaal
c. het
bouwen van kleinschalige bouwwerken ten behoeve van schuilgelegenheden of
stallen voor het hobbymatig houden van vee/paarden tot maximaal 25 m
(inclusief overkappingen). Bij toepassing van een zadeldak bedraagt de
dakvoethoogte maximaal
d. het
bouwen van andere bouwwerken tot een hoogte van maximaal
Bij het verlenen van vrijstelling als bedoeld in lid 1 sub a., sub b. en sub d. geldt het volgende toetsingscriterium:
§ landschapstoets.
Bij het verlenen van vrijstelling als bedoeld in lid 1 sub c. dienen de randvoorwaarden, zoals opgenomen in de Beschrijving in Hoofdlijnen (artikel 5) in acht genomen te worden.
2. a. De in lid 1 sub a. en sub b. bedoelde vrijstelling mag niet worden verleend binnen
de bestemming "Binnendijks natuurgebied", en "Agrarisch gebied met bijzondere landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarde".
b. De in lid 1 c bedoelde vrijstelling mag niet worden verleend binnen de bestemming "Binnendijks natuurgebied” en “Agrarisch gebied met landschappelijke waarde”
met behoud van landschappelijke openheid (ALo).
3. Procedureregels
3.1 Bij het verlenen van vrijstelling als bedoeld in lid 1, sub b. is het bepaalde in artikel 7 van toepassing.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming
van het bepaalde in artikel 11 WRO, de plankaart te wijzigen ten aanzien van
geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch
beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband
met de werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen
1. De maximaal toelaatbare dakvoethoogte en totale hoogte van gebouwen wordt aangegeven door de in deze voorschriften genoemde maat.
2. De hoogte van
andere bouwwerken zal maximaal
1. Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd, met inachtneming
De situering en afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken.
2. De in lid 1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, andere bouwwerken en gronden in verband met calamiteiten.
1. Bij het bouwen langs wegen gelden de volgende bepalingen:
a. het
is niet toegestaan om bouwwerken te bouwen binnen een afstand van
b. het
is niet toegestaan om bouwwerken te bouwen binnen een afstand van
c. in
afwijking van het bepaalde onder a. en b. mogen bouwwerken die zijn toegestaan
op grond
2. Voor het bouwen van nieuwe woningen gelden de volgende bepalingen:
a. binnen de 50 dB(A)-contour ingevolge wegverkeerslawaai, zoals aangegeven in tabel 2 bij voorschriftenkaart 2 (geluidsniveaukaart), mogen woningen slechts worden gebouwd indien de terzake door Gedeputeerde Staten vóór de vaststelling van het plan vastgestelde hogere grenswaarde vanwege het wegverkeerslawaai van 55 dB(A) niet wordt overschreden;
b. binnen de zones ingevolge spoorweglawaai, zoals aangegeven in tabel 3 bij voorschriftenkaart 2, mogen geen nieuwe woningen worden gebouwd;
c. binnen de op de plankaart aangegeven zonegrenzen ingevolge industrielawaai mogen geen nieuwe woningen worden gebouwd.
3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 2 sub b. en sub c. voor de bouw van woningen:
a.
nadat uit een akoestisch onderzoek is gebleken
dat de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting
b.
indien uit een akoestisch onderzoek is gebleken
dat de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting
1. Het is verboden gebouwen, andere bouwwerken en gronden te gebruiken of te doen of laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit plan aan de grond gegeven bestemming.
2. Tot het verboden gebruik als bedoeld in lid 1 wordt in ieder geval gerekend:
a. het kleinschalig kamperen, tenzij in deze voorschriften anders is bepaald;
b. het gebruik van bedrijfsgebouwen voor winterstalling van boten en caravans, tenzij in deze voorschriften anders is bepaald;
c. die vormen van gebruik die als “verboden gebruik” zijn aangemerkt in:
§ artikel 8, lid 5.2;
§ artikel 12, lid 5.2;
§ artikel 23 lid 8.
3. Het in lid 1
gestelde verbod is ook van toepassing op het gebruiken, te doen of laten
gebruiken van gronden, gebouwen en andere bouwwerken ten behoeve
Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik dat niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
5. Specifieke vrijstelling
ten behoeve van beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 1:
voor de uitoefening van beroepsmatige en/of bedrijfsmatige
activiteiten in een (bedrijfs)woning en/of bij de (bedrijfs)woning behorende
bijgebouwen, met dien verstande dat bedoeld gebruik geen onevenredige hinder
voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het
karakter
Dit betekent onder meer dat:
- de (bedrijfs)woning moet blijven voldoen aan het Bouwbesluit;
-
het gebruik een kleinschalig karakter heeft en
zal behouden. Dat wil zeggen dat
-
geen vrijstelling wordt verleend voor het
uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond
-
het gebruik de woonfunctie dient te
ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de (bedrijfs)woning
of bijgebouw uitvoert tevens gebruiker
-
het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende
activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding
Bij het verlenen van vrijstelling als bedoeld in lid 5, is het bepaalde in artikel 7 van toepassing.
a. het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond ten tijde van het van kracht worden van het verbod tot gebruik in strijd met de aan die gronden en bouwwerken gegeven bestemming, en dat in enigerlei opzicht afwijkt van het plan, mag worden voortgezet of gewijzigd, zolang en voor zover de strijdigheid van dat gebruik ten opzichte van het gebruik overeenkomstige bestemmingen in dit plan, naar de aard en omvang niet wordt vergroot;
b. het bepaalde in sub a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen.
a. bouwwerken,
die ten tijde
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het tenietgaan tengevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de bouwaanvraag geschiedt binnen 2 jaar na het tenietgaan
b. het
bepaalde in sub a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan
op het tijdstip
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van
het bepaalde in lid 2 sub a. ten behoeve van een éénmalige vergroting
Overtreding van het bepaalde in:
artikel 14, lid 1,
artikel 23, lid 5.1,
artikel 26, lid 1,
artikel 34 lid 6.1,
artikel 35, lid 8.1,
artikel 43, lid 1, lid 2 en lid 3.
is een strafbaar feit zoals bedoeld in artikel 1a onder 2°
Deze voorschriften kunnen worden aangehaald onder de naam:
Voorschriften bestemmingsplan “Borsels Buiten".