1. het plan:
het bestemmingsplan Het Trefpunt van de gemeente Ermelo;
2. de plankaart:
de plankaart van het bestemmingsplan Het Trefpunt, tek.no. ER0003;
3. aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw
waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden
kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht
ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet
vereist;
4. aan huis verbonden beroep:
een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij
de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke
uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming
is;
5. ander-bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
6. bebouwing:
één of meer gebouwen en/of andere-bouwwerken;
7. bestemmingsgrens:
een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak;
8. bestemmingsvlak:
een op de plankaart aangeven vlak met eenzelfde bestemming;
9. bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden
kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht
ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is
niet vereist;
10. bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen
en het vergroten van een bouwwerk;
bouwgrens:
een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak;
12. bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige,
bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
13. bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
14. bouwvlak:
een op de plankaart aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid
waarop gebouwen en andere bouwwerken zijn toegelaten, indien en voor zover
twee bouwvlakken middels de aanduiding "één bouwvlak vormend" met
elkaar zijn verbonden worden deze aangemerkt als één bouwvlak";
15. bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal,
die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect
steun vindt in of op de grond;
16. dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
17. eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
18. eerste verdieping:
tweede bouwlaag van een hoofdgebouw, een souterrain of kelder niet daaronder
begrepen;
19. gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk
met wanden omsloten ruimte vormt;
20. gesloten verharding:
verharding bestaande uit harde, aaneengesloten materialen zoals tegels, klinkers,
vlonders en dergelijke;
21. half open verharding:
gesloten verharding, waarin ruimtes zijn opengelaten voor plantaardige begroeingen;
22. halfvrijstaande woning:
een woning van het type twee-aan-eengebouwd;
hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op
een bouwperceel kan worden aangemerkt;
24. open verharding:
verharding bestaande uit los, natuurlijk materiaal;
25. peil:
. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan
de weg grenst:
de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct
aan de weg grenst:
de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing
van de bouw;
26. prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met
een ander tegen vergoeding;
27. risicovolle inrichting:
een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen,
zoals dit besluit luidde op het tijdstip van terinzagelegging van het
ontwerp van dit plan;
28. seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de
omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of
vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting
wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische
massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub,
al dan niet in combinatie met elkaar;
29. uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een
hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het
hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het
hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
30. voorgevel:
de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met
meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door het college aan te
wijzen gevel;
woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk
huishouden;
32. woongebouw:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, in welk gebouw of welk gedeelte
twee of meer woningen zijn gelegen die zijn te bereiken door een of meer
gemeenschappelijke verkeersruimten;
33. woonhuis:
een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning
omvat.
Naar vorige |
Niveau omhoog
Naar boven |
Naar volgende |