1. Het
is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken, in gebruik te geven of te laten
gebruiken, op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven
bestemming, de doeleindenomschrijving en de overige voorschriften.
2. Onder
strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken
of te laten gebruiken:
a. als
opslagplaats voor bagger en grondspecie;
b. als
opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen
en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval,
puin, grind of brandstoffen;
c. als
uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor
kampeer- en verblijfsmiddelen;
d. als
sexinrichting en het bedrijfsmatig uitoefenen van
prostitutie.
3. Onder
strijdig gebruik wordt eveneens in ieder geval verstaan gebouwen en
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te gebruiken of te laten gebruiken voor:
a. een
sexinrichting en het uitoefenen van prostitutie;
b. speelautomaten;
c. inrichtingen
ten behoeve van het verstrekken van verdovende middelen vallende onder de
Opiumwet.
4. Onder
strijdig gebruik wordt niet verstaan:
a. vormen
van gebruik als bedoeld in lid 2, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de
grond ingevolge de bestemming, de doeleindenomschrijving
en/of de overige voorschriften mag worden gebruikt;
b. het
opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud,
dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;
c. het
uitoefenen van detailhandel voorzover dit een normaal en ondergeschikt
bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening, zoals ingevolge de voorschriften toegestaan.
5. Burgemeester
en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 1, indien
strikte toepassing van het verbod leidt tot beperkingen in het meest doelmatige
gebruik die niet door dringende redenen worden gerechtvaardigd.